Opnieuw leren lopen

Ik liep in het Zuid-Afrikaanse reservaat waar ik mijn carrière begon heel stoer met een geweer als ik een wandeltocht leidde, hoewel ik geen idee had hoe het werkte. Ik wist wel dat ik het alleen diende te gebruiken als het echt niet anders kon, als we bijvoorbeeld werden aangevallen door een leeuw, olifant of neushoorn, maar ik kon me niet indenken dat ik echt op een beest zou durven schieten, vooral als ik bedacht dat ik de dieren over het algemeen meer mocht dan de mensen die ik gidste. ‘Klim in een boom,’ heb ik een keer tegen een luidruchtig gezin gezegd dat zich de woede op de hals had gehaald van een normaal gesproken rustige neushoorn met een kapotte hoorn. ‘Als ik moet kiezen, schiet ik op jullie en niet op hem.’ En voor ik het wist, zaten ze in de boom, veel sneller dan je zou verwachten van zulke zware mensen.

Vandaar dat de wandelingen die ik leidde werden gekenmerkt door het ontwijken van wilde dieren, niet het opzoeken ervan. Het was altijd mijn doel om noch mijn onkunde waar het vuurwapens betrof ooit op de proef te stellen, noch de klimvaardigheid van de toeristen die ik onder mijn hoede had.

Toch werd het gevoel van het staal onder mijn arm een veiligheidsdeken en toen ik in Botswana ging werken en hoorde dat ik wandelingen zou gaan leiden met niets dode-lijkers in mijn handen dan een stok, werd ik daar erg nerveus van. ‘Mmm…maar als we dan door een beest worden aangevallen?’ stamelde ik tegen Chris, die me had uitgelegd dat vuurwapens in de wildparken van Botswana uitdrukkelijk verboden zijn. ‘Je moet gewoon een plan hebben,’ zei hij alsof dat doodeenvoudig was als je werd belaagd door een groot, snel en dodelijk dier en de toeristen die je onder je hoede had naar alle waarschijnlijkheid je instructies om niet weg te rennen zouden negeren.

Tijdens mijn eerste wandeling greep ik me vast aan de kromme stok die ik als surrogaatwapen bij me had en vertelde de toeristen over de sporen, bomen, vogels, bijen en andere dingen die je te voet veilig kon bekijken. De toeristen vonden het geweldig en werden helemaal lyrisch over het feit dat deze microwereld net zo fascinerend, gewelddadig en snel was als de macrowereld. Ik begon net een beetje te ontspannen, toen ik hoorde niezen.

Het was geen mensennies, maar die van een impala. Im-pala’s niezen niet omdat ze allergisch zijn, maar om te waarschuwen voor gevaar. Voordat ik tijd had dit belangrijke detail aan de groep uit te leggen, vloog er een kudde impala’s voorbij, hun poten hoog opschoppend terwijl ze vluchtten.

Het was een nieuwe omgeving voor me en ik was betoverd door de dansende bewegingen. Ik kwam er later achter dat die vreemde, hobbelpaardachtige beweging van impala’s is gereserveerd voor als de dieren worden opgejaagd door wilde honden, zodat de honden moeilijker bij hun buik kunnen om hun ingewanden eruit te scheuren. Dat ‘later’ was al snel, aangezien de roedel maar een paar seconden achterlag op de impala’s. Voordat ik tijd had om de doodsbange gasten uit te leggen dat de bruine, zwarte en witte jagers geen gevaar vormden voor mensen, hoorden we de doodsrochel van een antilope.

‘Rustig maar, mensen,’ zei ik terwijl ik mijn stok vastgreep. ‘Laten we teruggaan naar het kamp. Dat gerochel trekt andere, vervelende, roofdieren aan.’ Niemand ging tegen me in, hoewel er wel wat sarcastische opmerkingen werden gemaakt over hoe ik aan het begin van de wandeling had verteld dat we ons niet met groot wild zouden bezighouden.

Chris bracht me toen ik terugkwam tot bedaren en zei dat dit een eenmalig incident was. De volgende dag leidde ik weer een wandeling, en we stuiten op een troep leeuwen. Ze trokken zich beleefd terug, terwijl ze zich misschien afvroegen wie die idioot was die met een stok naar ze stond te wijzen alsof ze daar bang voor moesten zijn.

‘Dit is belachelijk,’ zei ik tegen Chris, die mijn ‘toevalstreffers’ heel geestig vond.

‘Anders moet je doen wat Oude Joe altijd deed als hij ging wandelen,’ zei hij.

‘En dat was?’

‘Zie je die termietenheuvel?’ vroeg hij. Die kon ik niet missen. Het was vanaf de veranda van het kamp het opvallendste wat je zag, een bouwwerk van klei, dat meer dan drie meter hoog was en bijna zo breed als een Land Rover. Ik knikte naar Chris dat ik hem zag, ja.

‘Joe liep er met zijn gasten naartoe en liet ze erachter zitten zodat ze niet zagen hoe dicht ze nog bij het kamp waren. En dan ging hij een uur zitten vertellen over die keer dat hij was aangevallen door een leeuw, liep weer om de heuvel heen en terug naar het kamp. Ze vonden het geweldig.’

Ik vond het te bespottelijk voor woorden. Gidsen was in mijn ogen het delen van je kennis over de wildernis, mensen bewustmaken van het belang van al het leven, niet alleen van leeuwen en olifanten en deze niet tot sensationeel gespreksonderwerp maken. Ik was bovendien nog nooit aangevallen door een leeuw en betwijfelde het of mijn gasten een uur zouden stilzitten terwijl ik zou vertellen over mijn schooltijd of hoe ik was opgegroeid in een buitenwijk.

Tijdens de daaropvolgende wandeling ging ik er dus weer opuit, bleef op de open vlaktes, bestudeerde wantrouwig elke struik en termietenheuvel, en liep met een omzichtige omtrekkende beweging langs de bosjes. Het probleem met deze aanpak was dat mijn kennis over gras beperkt was, evenals de interesse die mijn gasten ervoor konden opbrengen. Ik zag dat ze zich verveelden en besloot op weg terug naar het kamp dan toch maar door dat ene bosje te gaan terwijl ik de dieren die er leefden beschreef en vertelde hoe dat groepje bomen er terecht was gekomen. We proefden van het fruit dat er groeide en ik voerde mijn vervelendste gast een smakelijke zaaddoos waar je de hik van krijgt. We moesten om in het kamp te komen nog één vlakte oversteken, en daarna nog door één stuk lage begroeiing lopen.

Langs de rand van de vlakte was een kudde zebra’s rustig op weg naar de schaduw van de bomen, maar verder bewoog er weinig. We liepen door, de groep blij dat we bijna thuis waren en dat er dan een koel drankje stond te wachten. Op dit soort momenten gebeuren de ongelukken, staat er in de gidsenboeken, dus ik bleef alert. Toen we halverwege de vlakte waren werd mijn oplettendheid beloond door een dreigend schuddende struik. Er stond geen wind, dus het moest een dier zijn, dacht ik. Ik stak mijn hand omhoog en gebaarde de groep tot stilte.

Er kwam een buffel tevoorschijn vanachter de struik, met takken op zijn hoorns, een lachwekkende bloemenkrans op zo’n slechtgehumeurd beest. Hij had om de een of andere reden een slechte dag. De meeste mannelijke dieren reageren hun frustratie als ze van slag zijn af op iets wat niet beweegt, en deze buffel had net een struik te grazen genomen. Ik twijfelde er geen moment aan dat hij als vegetariër er geen enkele moeite mee zou hebben ook nog even iets vlezigs op zijn hoorns te nemen…zoals het groepje mensen dat midden op het open veld stond.

Aangezien het windstil was zou de buffel ons niet ruiken, maar hij zou ons gegarandeerd zien staan. Ik gebaarde dat iedereen moest gaan zitten, wat we van tevoren hadden geoefend. Ik keek niet achter me om te controleren of iedereen deed wat ik opdroeg. Ik hield mijn blik op de buffel gericht, wachtend of hij ons zou opmerken.

Klik. Vrrr. Klik. Vrrr.

Ik geloofde mijn oren niet. Maar toen ik me omdraaide, bevestigden mijn ogen wat mijn oren al hadden gehoord. Iemand uit de groep, een jonge Fransman op huwelijksreis, stond trots rechtop foto’s te maken van de buffel terwijl zijn vrouw hem naar beneden probeerde te trekken. De buffel stond ondertussen met zijn ogen met gele ringen razend naar het nieuwe object in zijn blikveld te staren. Hij deed een stap naar voren; zijn hoorns omhoog en zijn neus glanzend.

Ik twijfelde er geen moment aan dat de stier nog steeds slechtgeluimd was en elk doel met dezelfde agressie zou benaderen als waarmee hij net dat onschuldige struikje te lijf was gegaan. Ik verlangde naar mijn geweer, vooral omdat ik die Fransoos zo graag wilde neerschieten, maar ik wist dat ik moest doen wat Chris had gezegd. Ik moest een plan bedenken. Terug naar de bomen was uitgesloten. Ik keek om me heen over de bijna geheel kale vlakte, trapte de Fransman tegen zijn schenen en gebaarde de hele groep achter me aan te lopen naar een lage termietenheuvel. We liepen er gebukt naartoe en ik fluisterde dat iedereen er stil op me moest wachten. De beschutting stelde weinig voor en de buffel kwam ondertussen op ons af denderen, dus het had me niet verbaasd als ze dachten dat ik hen in de steek liet. Ik had geen tijd om het uit te leggen en rende diagonaal over de vlakte, en daarna richting de bomen waar we vandaan waren gekomen.

Ik keek over mijn schouder om te zien of de buffel erin was getrapt. Hij volgde mijn spoor, kop omhoog en neusvleugels wijd opengesperd, in een hoek die hem langs de toeristen zou sturen. Mijn plan was hem van hen vandaan te lokken, dus ik rende verder de begroeiing in.

Ik had onder het rennen opzettelijk mijn sandalen laten flapperen om mezelf ervan te verzekeren dat ik de volledige aandacht van de buffel kreeg, maar ik liep nu als Donald Duck, zorgvuldig op de zijkanten van mijn voeten om mijn sandalen stil te houden. Ik waggelde het hele bosje door en liet me aan de rand gekomen op handen en voeten zakken.

De zebra’s waren er nog, knabbelden af en toe aan wat gras, maar keken vooral om zich heen of ze veilig waren. Ze hadden me niet zien aankomen, dus ze schrokken toen ik ineens tevoorschijn sprong, schreeuwend en met mijn armen zwaaiend. Ik rende in een boog van de begroeiing weg, in de wetenschap dat ze zich niet tussen de bomen zouden verstoppen, maar op hun snelheid zouden vertrouwen om weg te komen en richting de buffel zouden rennen, die ondertussen vlak bij de termietenheuvel stond waar ik mijn gasten had achtergelaten.

De zebra’s renden fluitend voorbij, een opmerkelijk opgewekt geluid om te waarschuwen dat er gevaar dreigt. De buffel begreep precies wat ze bedoelden, aangezien de verschillende beesten elkaars gevarensignalen kennen. Hij moest een beslissing nemen toen de kudde zebra’s hem naderde. Blijven staan en de confrontatie aangaan met wat er achter de zebra’s aan zat, of de veilige weg kiezen en ervandoor gaan. Ik neem aan dat zijn primitieve en sinistere brein de opties overwoog en met een antwoord kwam.

Shit, zal hij hebben gedacht, of een of ander runderachtig equivalent, en hij zette het op een lopen, met de paardach-tigen in een stofwolk achter zich aan.

Ik liep terug naar de groep en we wandelden vrijwel in stilte terug naar het kamp…het enige geluid was dat van onze voeten en van de knal, die de Fransman af en toe op zijn hoofd kreeg van zijn kersverse vrouw.

Ik was in stilte trots op mijn plan en hoe het had uitgepakt, en nam de dankbare klopjes op mijn rug van de gasten tevreden in ontvangst. Ik had het gevoel dat ik elke uitdaging die wilde dieren in Botswana me konden bieden aankon en dat ik had geleerd hoe ik een veilige wandeling kon maken.

Niettemin ging ik aan het begin van mijn volgende wandeling, en de meeste die erna kwamen, met mijn gasten bij de enorme termietenheuvel zitten om hun te vertellen over die keer dat mijn gasten en ik bijna door een buffel waren gepakt.