In de Desert Princess
Ik was dol op VVV-kantoortjes om dezelfde reden waarom ik dol was op pompstations. Het waren huisjes vol comfort ergens midden in een duf stadje aan een brede stoffige straat, met toiletten, informatie en kleine traktaties – viskommen vol gekleurde lolly’s, waarvan ik er altijd een hele vuistvol pakte en in de zak van mijn jurk stopte voor later, als het etensuur al voorbij was en we nog niet hadden gegeten. In die huisjes was het koud, de air-conditioning werkte op volle toeren. Er hing een sterke geur van koffie en er zat altijd een zwaarbewimperde dikke vrouw een sigaret te roken met aan het roodgloeiende uiteinde een wankele lange askegel. Je wist wat je kon verwachten in die hutten: menu’s en brochures van recreatieoorden, kranten met uitgaansagenda’s vol fiedelfestivals en bonte avonden met dansen na. Gratis ansichtkaarten. Strooibiljetten en pamfletten, landkaartjes en folders met reclame voor Indianenreservaten en de verkoop van handgemaakte sieraden van de Havasu, de Hopi, de Hualapai, met reclame voor de onlangs opgetrokken London Bridge, voor ballonvaarten over de woestijn bij avondschemer, voor tripjes langs tipi’s. Al die informatie verzamelde ik, hele stapels, zodat ik wist wat je daar allemaal had langs die verlaten wegen, wat het was waar we doorheen reden terwijl het leek of we nergens doorheen reden.
Bij één zo’n VVV-kantoortje zag ik een folder van de FBI ter waarschuwing van vakantiegangers, een bloedrode folder met vette witte letters:
DE OPGEHEVEN DUIM KAN EEN VALSTRIK ZIJN EN TOT EEN CATASTROFE LEIDEN. DIT VAKANTIESEIZOEN ZULLEN TALLOZE BURGERS WORDEN UITGENODIGD VOOR EEN FATAAL KANSSPEL MET LIFTERS – MET LEVEN EN DOOD ALS MOGELIJKE INZET.
Op de achterkant stond een lijstje met moorden door lifters. Bij één bestuurder was de keel doorgesneden, één was er verkracht en toen opgehangen, één was er levend begraven.
∗
Ik vertrouwde Dwayne niet, maar ik had hem wel kunnen zoenen omdat hij ons naar de Desert Princess had gebracht. Zo’n mooi hotel had ik nog nooit gezien: in piramides verrijzend te midden van kokospalmen en groene gazons die golvend overgingen in het zachte beige van duinen. Aan weerszijden van de oprijlaan stonden fakkels en over het gazon schreden pauwen. Er waren elf zwembaden en zeven restaurants met buffetten waarvan je mocht eten zoveel je kon. Modderbaden en warme bronnen. Water, massa’s water, neerruisend uit fonteinen en door sproeiers in nevels verstoven over het terrein. Door een netwerk van kanalen gleden bootjes die de gasten van het ene gebouw naar het andere brachten.
Ik schaamde me voor de camper en zelfs voor de Eldorado, zo dik onder het stof. En ook voor ons, smerig, stinkend, met ongekamde haren. Dwayne in zijn oranje gewaden. Mijn handen waren plakkerig. Ik keek naar het hotel en snakte ernaar om schoon te zijn. In de fontein voor de lounge hield een marmeren Venus zich op één voet in evenwicht terwijl ze water uit haar mond spoot, en vlug boog ik me onder haar voorover, boende mijn handen in het water, spatte mijn gezicht nat. In het koude water loste de plakkerigheid op. Er glinsterden me daar een hoop muntjes toe, kwart dollars en halve dollars en er lagen vast ook zilveren dollars bij en ik had er wel een heleboel van willen stelen, maar ik kreeg alleen een kwart dollar te pakken.
Aan de balie bladerde de receptioniste een boek door, waarbij ze elke keer voor ze een bladzij omsloeg aan haar vinger likte. Ze zocht de reservering van Dwayne en zijn ouders. Het was herfst. Het hoogseizoen was begonnen. Ze monsterde Dwayne en daarna ons, die kriskras door de lounge verspreid stonden. “Dwayne Dyer de Derde?” vroeg ze met geheven kin toen ze op Dwayne’s reservering stuitte. “Dwayne Dyer de Derde, bent u dat?” Ze leek er niet van overtuigd. Nicholas kwam naar voren en bevestigde dat Dwayne inderdaad Dwayne Dyer de Derde was.
“De Derde,” benadrukte Nicholas en hij legde zijn hand op Dwayne’s schouder. Dat ‘de Derde’ zei hij een paar keer achter elkaar, om die naam belachelijk te maken. Nicholas zat altijd iedereen te plagen. Wedden dat Dwayne Dyer de Derde niet zijn echte naam was. De vrouw keek naar Nicholas, die zijn rafelige rokjasje aanhad, en toen naar Dwayne. Boven haar linkerborst stak een gouden naamplaatje, dat op haar goudkleurige japon was gespeld. Ze heette Candice en Dwayne noemde haar aldoor Candice en dat kon Candice niet goed hebben. Ze kneep haar lippen samen en om haar mond zat een waaier van rimpeltjes van al dat geknijp. “Ik ben bang dat uw ouders er niet zijn,” zei Candice met een flauwe glimlach, opgelucht. Ze wilde van ons af. “Heeft u zich misschien in het hotel vergist?” Dat was stom, want er was kilometers lang geen ander hotel te bekennen geweest. Ze monsterde ons nog eens, in een poging ons met haar ogen onder controle te krijgen. James stond sigaretten te rollen en Timothy riep aldoor: “Uit de kunst, man, uit de kunst.” Die uitdrukking had hij net geleerd en hij vond hem prachtig. Jane was buiten in de schaduw gebleven om te lezen. Ze zat tegenwoordig de hele tijd te lezen, ineengedoken boven romans. Ik kon geen romans lezen. Ik probeerde het wel, maar ik kon de woorden niet in me opnemen. Ik kon me niet concentreren. Er waren te veel andere dingen om over na te denken.
Er liepen gasten door de lounge. Vrouwen in bikini zwikten langs op hoge hakken. Hun huid glom van de kokosolie en de lucht rook zoet, alsof je ervan kon drinken. Er rinkelden belletjes en door de open deuren kwam het gedempte geroezemoes van luxe binnenzweven: hakken klakkend op marmer, het gekletter van water, vorken en messen en het ‘proost’ van aangestoten glazen uit het zwembadcafé. Ik wilde hier blijven. Bedienden laadden auto’s uit en reden koffers op karretjes de liften in, op weg naar weelderige kamers die ik zo voor me kon zien. Ik wilde dat er voor me gezorgd werd. Ik keek naar mamma en die zag er helemaal niet mooi uit. Haar ogen stonden moe, een beetje verdrietig, en daar werd ik verdrietig van. Ze had rust nodig. Anton bestudeerde een menu.
“Ik zou echt niet weten wat er met ze kan zijn gebéurd,” zei Dwayne, met gebogen hoofd. “Hoe kunnen ze me dit aandoen?” Hij stopte zijn gezicht in zijn handen. Ik dacht dat hij misschien wel ging huilen. Toen dacht ik aan die FBI-folder en voelde aan mijn zak of mijn briefje van honderd er nog wel zat. Ik zég gewoon dat hij stond te liegen.
“Wat dachten jullie van een glaasje?” stelde Anton voor, zonder zich iets van Candice aan te trekken. Hij liet zijn vingers door mamma’s haar glijden. Ze schonk hem een vermoeide glimlach. Hij gaf haar een zoen op haar voorhoofd. “Je bent moe, kindje. We nemen even de tijd om te besluiten wat we zullen doen.” Ik wist inmiddels wel dat een ‘glaasje’ zou uitlopen op een ‘hapje’ en daarna op een ‘etentje’. Even dacht ik aan de twee-dollarlimiet, maar ik had het opgegeven om erachter te komen hoe Anton met geld omging. Op de een of andere manier leken we het altijd te hebben als we het nodig hadden. Dan ging hij naar een bank en schreef een cheque uit of hij liep een ex-patiënt tegen het lijf en gaf die therapie.
Net op dat moment werd Julia ziek.
Haar gezicht werd lijkbleek en haar ogen rolden zo ver naar achteren dat je in de oogholten alleen nog het wit zag. Ze zei de hele dag al dat ze zich niet lekker voelde, maar daar had niemand veel aandacht aan geschonken. Haar lichaam trilde en ze greep haar hoofd vast alsof ze daar steun zocht. “Ik voel me vreselijk,” zei ze tegen mamma, die haar onderzoekend aankeek. Julia kon van alles wat ze deed iets moois maken. Ze sidderde over haar hele lichaam en kreeg kippenvel. “Ik kan niet goed zien,” zei ze. “Alles is zo raar. Ik kan niet goed horen.” De tranen sprongen haar in de ogen en toen begon ze te kokhalzen, braakte eerst goor groen en daarna lucht, kokhalzend tot ze niet meer kon. Anton tilde haar met een zwaai in zijn armen en mamma, die niets anders kon verzinnen, bedolf haar onder de kusjes. Ik zat in angst om Julia.
“Dat speelt ze,” zei Sofia. Ze had haar badpak al aan. Ze kende haar vader. Ze wist dat we hier hoe dan ook wel even zouden blijven. “Ze wil gewoon aandacht van pappa.”
Maar ik dacht dat Julia misschien wel doodging. Ik had in Giftige woestijnbewoners gelezen over insecten die je ene oor in en het andere uit kruipen en onderweg je hersens opeten. Ik dacht aan de amoebes in die zwavelbronnen, wat me weer deed denken aan wat Nicholas had gezegd – dat er wel gauw een van ons dood zou gaan.
“Is er hier ook een dokter?” vroeg Anton aan Candice, die ontzet was over alle commotie. Er stonden mensen naar ons te kijken. James was erbij gekomen en hurkte neer om te zien hij soms ergens mee kon helpen. Anton streek met zijn grote handen Julia’s krullen opzij en veegde met zijn zakdoek het braaksel uit haar mondhoek. Ze was nu hard aan het huilen en klaagde dat ze niet goed kon zien. “Kunnen we niet een paar kamers krijgen?” vroeg Anton, ongeduldig. Zijn gezicht zette uit, zwol op. Even maakte ik me zorgen om Candice. Hij trok een paar briefjes van honderd uit zijn portefeuille en stak ze Candice bruusk toe, waarop zij zei dat ze die kamer van meneer Dyer had maar dat we daar niet allemaal in konden. Ze sloeg het geld af met de opmerking dat ze eerst met de directie moest overleggen, omdat het hotel verder ‘complet’ was. Dat vond ze een mooi woord. Complet. Ze zei het wel een paar keer. De bankbiljetten zwabberden slap tussen Antons vingers. Zijn blik ving de mijne op en ik kleurde. Ik vroeg me af of hij van mijn briefje van honderd wist. Ik bleef hem aankijken, met zenuwachtig trillend gezicht, bang dat hij het echt zou weten als ik mijn ogen afwendde. Maar hij keek niet naar mij. Hij zag net Cynthia Banks lopen, een miljonaire uit San Francisco die hij nog kende van Esalen. Een klein vrouwtje met een enorme buik en geblondeerd haar, een gebruinde huid en blauwe oogschaduw boven heel erg ronde ogen. Ze was behangen met goud en zij zorgde dat we de kamers kregen die we nodig hadden.
∗
Julia’s kamer had een terras met uitzicht op het zwembad en de duinen. Tussen de glazen schuifdeuren zwierden zachtjes doorzichtige gordijnen, de ijskast stond vol hapjes en drankjes en er hing een bedwelmende geur van bougainvillea. Cynthia Banks regelde een dokter, die Julia een enorme dosis Tylenol inspoot. Hij zei dat ze zich over een paar dagen beter zou voelen. Nu had ze eerst rust nodig.
Anton nam Dwayne’s kamer en nog twee kamers en zei tegen de directie dat de anderen wel op het kampeerterrein in de camper zouden slapen. Maar dat deed niemand. Na al dat reizen was het heerlijk om een bed te hebben, zelfs al moest je er een met zijn drieën of vieren delen.
Dat was nou zoiets van Anton wat het zo moeilijk maakte om niet van hem te houden: net als het ernaar uitzag dat je was gestrand – op een verlaten weg zonder benzine, zonder eten, met een lifter, in de armen van de politie – werd alles anders, waardoor je weer helemaal opveerde en je fantastisch voelde, alsof je iets had gewonnen, de hele wereld had gewonnen.
∗
De lakens waren koud, gesteven en strak over het bed getrokken; toen ik ertussen schoof, bij Sofia en Jane, leek het net of ik weer thuis was, in mijn eigen bed, met de glad getrokken en vakkundig ingestopte lakens. Maar dat was allemaal al zo lang geleden.
Buiten zaten mamma, Anton, Nicholas, James, Cynthia Banks en Dwayne Dyer de Derde bij het zwembad te babbelen en in rap tempo vriendschap te sluiten bij een bijzondere fles wijn. Ik hoorde mamma’s zachte lachje en Antons diepe stem, vanavond heel Texaans, die verhalen over zijn jeugd vertelde, en Cynthia Banks’ hyenagiechels. Op alles wat Anton zei reageerde ze met ‘oh-la-la’ en ‘gewoonweg goddelijk’, en mamma moedigde hem stilletjes aan. Ik zdg haar voor me, glimlachend, knikkend. Anton wilde met Nicholas en James over Vietnam praten, maar James zei dat dat hem niet zo’n goed idee leek. Dwayne had het over foefjes en theorieën om geld te verdienen, wat Anton interesseerde, en hun gesprek werd overstemd door ‘oh-la-la’ en alles was ‘gewoonweg goddelijk’ en ik voelde me gelukkig. Ik was Cynthia Banks dankbaar en wilde dat iedereen het goed met elkaar kon vinden.
Het pepermuntje van op mijn kussen smolt in mijn mond en ik hoorde mijn moeders mooie fluisterstem, waar ik net zo rustig van werd als vroeger toen ik nog klein was van haar slaapliedjes.
“Hoe lang zouden we hier blijven?” vroeg ik.
“Zo lang als we Julia ziek kunnen houden,” antwoordde Sofia.
“Hoe krijgen we dat dan voor elkaar?”
“Ssst,” zei Jane, die bijna sliep.
“Ik bedenk wel wat,” zei Sofia. En ik geloofde haar. Op dat moment hield ik net zoveel van Sofia als van Julia en Jane. Dat maakte me blij en ik wilde het tegen mamma zeggen. Sofia lag tussen ons in. Haar warme huid, droog, kwam tegen de mijne aan. “Hoe lang wil je hier blijven?” vroeg ze, en ze liet haar vingers door mijn haar glijden. Mijn benen tintelden en waren moe. Ik had pijn aan mijn knieën. Ik wou dat ze haar vingers over mijn benen liet glijden.
“Honderdmiljoen jaar,” zei ik. Ik had het gevoel alsof alles op aarde precies was zoals het moest zijn.
∗
Met James en Dwayne kwamen er nog eens twee bij ons achttal, wat ons op tien bracht. “Ga ermee om alsof het je broers zijn,” zei mamma. Tien broers en zussen; dat zei ik tegen sommige van de oude mensen die graag een praatje maakten. “Wij zijn met tien zussen en broers.” Dan gleed er diezelfde verbaasde trek over hun gezicht als wanneer ik zei dat mijn vader Gestalt-therapeut was en jezuïetenpriester was geweest. Eerlijk gezegd was hij nooit priester geweest. Zijn novicenmeester had hem aangeraden de orde te verlaten voor hij priester zou worden, vanwege zijn visioenen van de Heilige Maagd en zijn verhouding met de non. Maar ‘priester’ klonk beter, alsof het méér was. ‘Tien’ klonk beter dan drie, alsof alleen het aantal je al kon beschermen. Wat dat betreft leek ik op mamma. Ik geloofde in méér.
“Al die kinderen uit één huwelijk?” vroeg een oude dame. Ze staken overal hun neus in, die oude dames bij het zwembad. Ze hielden ons in de gaten. Er was altijd wel iemand die ons in de gaten hield.
“Mijn moeder is al eens getrouwd geweest,” zei ik. “Maar mijn eerste vader is gestorven. Hij is gestorven in een goudmijn in Zuid-Afrika. Hij was geoloog, ziet u, en hij is 2070 meter diep de grond in gegaan met een lift en die lift ging stuk en viel omlaag. De kabels knapten. Een vrije val,” zei ik. Mijn ogen stonden wijdopen en vol tranen. Ze keken met een meelevende glimlach op me neer. Ik was dol op jokken. Ik was dol op al die aandacht. “Een utopia,” zei ik dan.
∗
Ik probeerde me mijn vader te herinneren en ik kon het niet. Ik kon zijn gezicht niet zien. Ik zag alleen een veeg wit niets, zoals wanneer je in de zon kijkt en heel even verblind bent. Ik zag ons oude blauwe Volkswagen-busje dat door een hijskraan uit het ruim van een oceaanstomer werd gehesen. Mijn zusjes en ik stonden ernaar te kijken, verbaasd hoe kwetsbaar het was zoals het daar hoog in de lucht tussen de grijpers van de hijskraan hing.
Ik herinnerde me een picknick op een voorjaarsdag, een van die keren dat ik longontsteking had. Mijn zusjes en ouders waren op de fiets en ik zat in het busje met de Ierse au pair, die me naar het ziekenhuis bracht voor een röntgenfoto. Ik zag ze door het achterraampje in de verte verdwijnen. Mamma had de picknickmand op haar fiets, en ze droeg een geruite broek en had een trui om haar schouders geslagen. Een gele wollen trui met witte paarlemoeren knoopjes en leren elleboogstukken, en haar krullen werden door een haarband uit haar gezicht gehouden. Haar hele gewicht steunde op één voet terwijl de andere op een trapper rustte, en ze zwaaide toen wij wegreden en werd kleiner en kleiner, tot ze was opgelost. Pappa was er ook, maar naar hem had ik niet gekeken. Ik bedacht dat je herinnering net een grijzige foto was en dat, als ik naar pappa had gekeken, hij nu op mijn foto zou staan in plaats van mamma.
∗
Na een paar dagen hoorde Cynthia Banks bij het gezin, en ze trakteerde ons nu en dan in ruil voor therapie van Anton. Ze was een grote fan van hem en had in de loop van de jaren een paar van zijn workshops in Esalen gevolgd. Anton zei dat ze niet hoefde te betalen, maar daar stond ze op. “Jij hebt een hoop kinderen en ik heb een hoop geld,” zei ze dan, en gaf haar hyenalachje ten beste. Haar tasje was van krokodillenleer, met een groot gouden slot dat klikte als ze het opendeed en er met die vetgemeste vingers van haar bankbiljetten uit trok alsof het tissues waren.
Ik vond Cynthia Banks aardig. Met Cynthia Banks als vriendin respecteerde het hotel ons, en als ik er rondstapte speelde ik dat ik een prinsesje was. Ik stuurde mijn jurken naar de stomerij en droeg mijn nachtpon als jurk. Hij zat vol tierelantijntjes en was van dun katoen, koeler dan het fluweel en ook sexier. Ik vond het een heerlijk gevoel dat de lucht er dwars doorheen tegen mijn benen aan woei. Maar mijn pistool mocht ik niet om. Wapens waren niet toegestaan in het hotel, geen enkele soort. Dus droeg ik alleen de holster, om iets te hebben waarin ik mijn geld kon bewaren. Ik ontdekte dat ik in de boetieks met een simpele handtekening spullen op rekening van mijn kamer kon kopen en ik kocht me te pletter. Ik had al een bikini gekocht, een handdoek, een stuk of wat T-shirts, een gehaakte omslagdoek en een paar oorclips waarvan mijn lelietjes zwart werden. Toen ontdekte ik dat ik de spullen die ik op rekening had gekocht ook terug kon brengen en er dan contant geld voor terugkreeg, dus ik had een hoop geld, ik bulkte ervan. Ik hoefde alleen maar in de gaten te houden dat ik nooit naar dezelfde winkelbediende terugging. Ik wilde nog eens honderd dollar stelen. Ik was hier nu dan wel gelukkig, maar ik wist wat je aan geld had en als we ooit weer in de woestijn vast kwamen te zitten, wilde ik er klaar voor zijn om ons thuis te krijgen. Finny ging mee als ik op rekening kocht, maar ik maakte me geen zorgen dat hij zou klikken, want hij deed nog steeds zijn mond niet open.
In de namiddag zaten we bij het zwembad van onze Virgin Mary’s te nippen, en bijna elke avond gingen Finny en ik vroeg naar de eetzaal, voordat alle lekkere dingen op zouden zijn, en aten zoveel als we konden van het buffet waarvan je zoveel mocht eten als je kon – bergen garnalencocktail gevolgd door hapjes van een stuk of vier, vijf toetjes. Ik vond het leuk zoals de kelner zich naar ons overboog, zijn gezicht beschenen door de flakkerende kaars op ons tafeltje. Er gleed een vriendelijke glimlach over zijn lippen, hij lachte tegen ons alsof wij net zo belangrijk waren als al die andere mensen, rustig etend aan hun tafeltje.
Laat, als wij al naar bed waren, kreeg Cynthia therapie van Anton, in de warme bronnen onder de sterrenhemel. Mamma was trots op Anton, op zijn reputatie. “Haar man sloeg haar, weet je,” vertelde mamma Jane, Julia en mij in vertrouwen. Haar ogen liepen over van medeleven. “Ze heeft therapie nodig.” Haar duimnagel drukte tegen haar lippen.
“Je hoeft het niet te pikken, hoor,” zei Jane. Jane praatte weer eens niet meer met Anton en sinds kort had ze het over weglopen.
“Wees toch edelmoedig,” antwoordde mamma. Julia lag in een reusachtig bed met heel veel kussens. Mamma liep rond door de kamer en zette ramen en de terrasdeuren open. Julia’s pepermuntjes lagen op een hoop op haar nachtkastje. Ik pikte ervan.
“Alles doet pijn,” zei ze, met gesloten ogen. Ze werd duizelig als ze ze openhield en het deed ontzettende pijn als ze ermee rolde. Ze kreeg geen penicilline, want dat werkte niet bij haar. Op haar vierde had ze acuut reuma gekregen en zoveel penicilline gehad dat ze er nu immuun voor was. Haar krullen waren uitgezakt toen ze die ziekte had, en mamma was bang geweest dat ze ze nooit meer terug zou krijgen. Vandaar dat de dokter Tylenol had moeten gebruiken, maar dat leek niet te werken. Julia zag er lelijk en bleek uit en haar krullen waren uitgezakt en vettig. Ze had over de veertig graden koorts gehad.
“Denk je dat je doodgaat?” vroeg ik.
“Kate,” zuchtte Julia, maar ik zag best dat ze erom moest lachen. Ze wist wel dat ik niet dacht dat ze dood zou gaan. Mamma en Jane zeiden ook ‘Kate’. Ik vond het fijn, zo alleen met zijn viertjes. Het was net of ik dan weer meer mezelf kon zijn.
“Hij gaat met haar naar bed,” zei Jane.
“Tjee, Jane, wat grof,” zei ik. Ik voelde me al vies als ik eraan dacht. Ik keek hoe mamma zou reageren. Ze zweeg en liet die duimnagel weer over haar lip glijden.
“We kunnen ook weggaan,” stelde Jane voor. Haar haar zat nog altijd in die truttige vlechten. Ik wou dat ze haar kop hield. Het leek eindelijk eens zo goed te gaan allemaal.
∗
Dwayne en ik hadden een bondje.
“Jij hebt een F nodig, Kate,” zei Dwayne.
Hij begreep dat ik erg op geld was.
“Wat is dat, een ‘F’?” vroeg ik.
“Een foefje, een slimme vondst,” zei hij. “Zoiets als een vierkant ei. Een F breng je altijd aan de man.” Het licht speelde op zijn witte wimpers en gaf er een glinsterende platinakleur aan. Dwayne mocht mij omdat ik de enige was die naar hem wilde luisteren. Hij vertelde me honderduit over zijn vriendin, die bij hem was weggegaan vanwege een man die ze was tegengekomen toen ze op retraite waren. Ik verdacht hem ervan dat zijn godsdienstigheid eerder met haar te maken had, aangezien hij niet meer rondliep in die oranje gewaden maar in een zwarte spijkerbroek en een zwart overhemd. “Mensen zijn in wezen dom en ze kopen alles zolang het maar net zoiets doms is.”
Ik keek in het zwembad. Het was een soort blauw dat ik nog nooit had gezien, en vredig. De zon stak in mijn rug. Ik zag de weerspiegeling van Nicholas, die weer eens dronken was. Gisteren had hij overgegeven in de bloemen en was Anton kwaad op hem geworden. Niet omdat hij dronken was, maar omdat hij met de auto was gaan rijden zonder toestemming te vragen. Nicholas gaf er niet meer om hoe hij eruitzag. Tegenwoordig gaf hij bijna alleen nog maar om drank.
“Een F is iets wat het goed doet alleen omdat het geinig is, zoals een speciaal ontworpen rietje dat je in een sinaasappel kan steken om het sap op te zuigen. Geen gedoe met persen. Geen kleefvingers.” Hij wapperde met zijn handen ter demonstratie. “Je moet een product uitvinden dat de mensen niet nodig hebben, maar waarvan ze denken dat ze het nodig hebben, en het moet zo goedkoop zijn dat ze het in een opwelling kunnen kopen.” Ik dacht na over wat hij zei.
Overal om ons heen zaten mensen, een paar moeders met heel jonge kinderen, maar vooral oudere mensen, die langzaam door het water waadden met roze badmutsen over hun witte haar. De oudere vrouwen waren allemaal aan de dikke kant, en Sofia zei dat dat kwam doordat ze niet meer ongesteld werden en dat je daar dik van werd. Ze was verliefd geworden op een Engelse dokter, die hier zat voor een artsencongres. Sofia was hem aan Anton en mamma gaan voorstellen, en toen had Anton hem stoned laten worden en hadden ze een hele tijd zitten praten op de patio. De Engelse dokter viel op mamma en nu zaten ze middag aan middag bij het zwembad te kletsen – en ‘s-avonds ook, als Anton het druk had met zijn therapie. De Engelse dokter was lang en verpletterend knap. Zo zei Julia het, ‘verpletterend’. Hij had dik zwart haar met hier en daar een pluk grijs, en heldere lichtbruine ogen. Zijn gezicht was gebronsd en een tikje verweerd. Zijn kaak krachtig. Hij werkte in derde-wereldlanden, waar hij arme mensen en mensen die van honger omkwamen probeerde te helpen. Sofia kon het niet uitstaan dat de dokter zijn tijd zo graag doorbracht met mamma. “Jullie moeder wordt straks niet meer ongesteld en dan zwelt ze op als een ballon.”
“Mijn grootvader heeft de football-helm bedacht, maar dat vond hij geen slimme vondst, want hij heeft er geeneens patent op genomen,” zei ik tegen Dwayne. Zo had mijn grootmoeder ons uitgelegd waarom we geen geld hadden verdiend aan die uitvinding. Eigenlijk had opa niet de football-helm zelf bedacht, maar een veiliger versie ervan. Hij was sportarts en wilde met iets komen dat zijn spelers meer bescherming zou bieden. Maar toch had hij best patent kunnen nemen op zijn uitvinding, en wij wilden altijd allemaal dat hij het wel had gedaan, want dan waren we miljonair geweest.
“Kan jij niet wat voor me doen?” vroeg Dwayne. Die football-helm liet hem koud. “Ik betaal je ervoor. Dan wordt dat ons kleine F. Zie je, K, ik heb een auto nodig voor een GM, een geheime missie, in verband met een F waar ik aan werk. Ik geef jou een vergoeding en jij hoeft alleen maar de sleuteltjes van de E te pakken en dokter A bezig te houden terwijl ik op mijn M ben.”
“Waarom vraag je het dokter A niet gewoon zelf?” zei ik. Zo noemden alle grote kinderen hem achter zijn rug, dokter Anton.
“Maar dokter A is een mafkees. Dat weet je toch? Het is zo’n rare vogel, met al die jezuïetenlulkoek en dat seksgedoe en zijn boek over liefde. En tegelijk is het best wel een toffe peer. Hartstikke edelmoedige man. Heeft me gered, echt waar. Hartstikke EM. Maar zie je, K, ik probeer je een kans te geven om wat poen te verdienen, pegels, slappe was.”
“Waar heeft hij je dan van gered?” vroeg ik. Ik verdacht hem ergens van. Ik verdacht Dwayne ervan dat hij iets ergs had gedaan. “Heb je iemand vermoord?”
“Ja hoor, ik heb iemand vermoord. Maar hoe zit ‘t nou met m’n F?”
“Vraag dokter A zelf maar,” zei ik.
“Jij bent niet erg slim, hè, K?” Ik kon het niet uitstaan als ze zeiden dat ik niet slim was.
“Hoeveel wou je me dan betalen?” vroeg ik.
“Wat dacht je van vijftien per missie?” zei hij. Hij had een opgefokt soort energie en was constant in beweging, alsof hij onder stroom stond, en hij had een lachje dat me bang zou hebben gemaakt als ik hem niet zielig had gevonden en als hij niet dat spierwitte haar had gehad, en die blauwe ogen die zo rood waren.
“Twintig,” zei ik.
“Vijftien.”
“Vraag Anton zelf maar.”
Ik verhuurde Dwayne de Eldorado. Hij nam de sleuteltjes mee en vertrok ‘s-middags voor een uur of wat naar de woestijn en terwijl hij weg was hield ik Anton bezig. Of liever gezegd, ik zorgde dat hij de auto niet nodig had. Eén keer vroeg hij naar Dwayne en toen moest ik een leugen verzinnen. Ik zei dat hij kennis had gemaakt met een serveerster en dat hij daarmee aan het flirten was. Hij had ook echt met een serveerster kennisgemaakt, en die nam hij weleens mee. Hij zei dat ze naar de woestijn gingen om te mediteren. Mij maakte het niet uit wat ze daar deden zolang ik mijn twintig dollar maar kreeg. Ik stal Antons sleutels, een zware bos met minstens dertig sleutels en een piepkleine ivoren cobra in aanvalshouding. Ik vroeg me af waar die sleutels allemaal voor nodig waren terwijl ik keek waar die van de Eldorado zat, waarom hij ze steeds bij zich droeg terwijl we toch maar een paar sloten te openen hadden. Er woei een warm briesje. Dwayne stond op het asfalt, helemaal in het zwart. Vanwege zijn witte wimpers en oogleden lichtte zijn gezicht op. Zijn huid was inbleek, albinoachtig. Overal om ons heen vonkte en blikkerde het chroom van de auto’s in de zon. De serveerster leek nog jong, met een roodgeruit bikini-bovenstukje en een spijkerbroek met lage taille aan. Haar vel was rozig en zacht. Ze was verlegen met mij erbij, zei geen woord. Ik vond het wel leuk dat ze haar gezicht in Dwayne’s armen verstopte om mijn blik te ontwijken, dus bleef ik haar aanstaren.
Ik jatte de sleuteltjes vier dagen achter elkaar, samen tachtig dollar, en als Dwayne en het meisje op hun missie vertrokken ging ik naar het zwembad en spetterde wat met Finny rond terwijl ik een oogje op Anton hield.
Als ze terugkwamen glipte ik naar ze toe. Dan waren ze rood en bezweet van de rit en de hitte. Er vielen zweetdruppeltjes van Dwayne’s neus en de rug van zijn overhemd had zo’n patroon van natte vlekken die je ook op plastic krijgt als je daar een warme pastei mee afdekt. Hun ogen waren groot en schitterden, eng, alsof ze vuur schoten.
Ik vond het stom van dat meisje dat ze in dat foefje van hem trapte, maar Dwayne zei dat mensen meestal stom waren.
Zo brachten we onze dagen door en ik voelde me reusachtig. Ik verdiende een schep geld in dit nieuwe leven van me.
∗
Julia bleek zieker dan we hadden gedacht, wat ik wel fijn vond, want dat betekende dat we langer zouden blijven. Ze had een Mexicaanse ziekte die je oploopt door verkeerd water te drinken en dat leek me raar, want we waren niet in Mexico geweest. Maar de Engelse dokter zei dat de ziekte werd meegebracht door die harde zuidenwinden die elke dag om vier uur opstaken. Een broeierige warme wind waar je de klok op gelijk kon zetten en die ons allemaal in slaap blies, waar we ook zaten.
“Jullie moeten antibiotica,” zei Sofia tegen Timothy, Finny en mij. “Zegt de dokter. Dat is preventief, dan slaat de ziekte niet op jullie over.” Ze keek ons strak aan en kauwde smakkend op haar kauwgum. Tegenwoordig liep ze aldoor kauwgum te kauwen in plaats van te eten. Dat was een dieet, en ze was aan het afvallen. Het leek me wel leuk, maar mijn kaken deden pijn van al dat kauwen en ik kreeg honger van de suiker en toen ging ik juist meer eten.
In haar hand had ze een theelepel vol wit poeder uit een capsule. Ze stak ons de lepel een voor een in de mond. Het poeder smaakte bitter, we moesten ervan hoesten en wilden water om het mee weg te spoelen, maar ze zei nee. “Het is net als met hoestsiroop. Het moet in je keel blijven zitten, anders werkt het niet.”
Dat gold ook voor de Witte Wegmaker, het driehoekje dat Dwayne op onze tong legde. Dat moest in je mond oplossen. Het was net een piepklein papiertje en het viel draadje voor draadje uit elkaar op onze tong. We gingen met ons tienen op weg naar de duinen achter het hotel en de zon verdween in het westen, terwijl de hemel paars en oranje kleurde en de bergen en mesa’s wit als gletsjers en daarna zwart werden, en James rugbyliedjes zong waarvan hij ons de woorden wilde leren.
∗
De burgemeester van Glasgow Die had een mooie vrouw En het haar op haar diedeldiedom Hing tot op haar knieën…
∗
Het zand vloeide tussen mijn tenen door en ik voelde elk korreltje op mijn huid. De hemel was nu helemaal vol sterren gestrooid. “Nog meer sterren,” schreeuwde ik. Ik ging staan en draaide rond en viel weer in het zand. Ik had jeuk. Ik dacht aan de yuccabomen en aan die middag dat we waren verdwaald in dat veld vol yuccabomen, wat alweer zo lang geleden leek. Sofia vond het een afschuwelijk landschap en daar werd mamma boos om, omdat mamma het prachtig vond en we allemaal in hetzelfde moesten geloven om samen sterk en één te zijn. Intussen woei die storm almaar door vanuit het westen en raakten we doorweekt, en Anton, die het heerlijk vond om verdwaald te zijn, hield een preek voor ons onder de yuccabomen, over hoe mooi het geloof was – hoe mooi het was als je je onzekerheid kon accepteren. Opeens werd ik ongerust dat de lekkere dingen van het buffet nu werden opgegeten en ik wilde terug voor alle garnalen op waren. Daarna vergat ik het weer. “Alles zal ons duidelijk worden, man,” zei Dwayne, die weer een nieuwe theorie had. “En dan, als we weten hoe de hele flikkerse kosmos in mekaar zit, dan is er geen plaats meer voor God en dan zal God gaan lachen en grijpt hij in met die grote ouwe hand van hem en vaagt hij ons weg.”
∗
Eén zwarte, één witte En één die het niet zag zitten En één meteen lichtje bij zich Om ons de weg te wijzen…
“Zijn dat nou die kutgedichten van jou, man?” zei Nicholas tegen James.
∗
Alleen met veel moeite en pijn vond de mijnwerker haar vagijn…
∗
“Ja, dat zijn nou die kutgedichten van mij.” James bootste hem na en glimlachte stralend.
“Hoe kom je aan deze shit?” vroeg Nicholas aan Dwayne. Dwayne wierp me een snelle blik toe die ‘niks zeggen’ betekende. Ik had geen idee hoe hij eraan kwam, en toen snapte ik het. Ik dacht aan hem en dat meisje in de Eldorado en toen verdween ook dat weer uit mijn hoofd en vergat ik waaraan ik had gedacht en dat gaf me even een angstig gevoel. Daarop verscheen er een beeld van mamma die zei dat we gezegend waren omdat we in een regenbui in de woestijn in een veld vol yuccabomen zaten en ik geloofde haar. “Heb je ‘t leuk? Heb je ‘t leuk? Heb je ‘t leuk?” beet haar stem me toe. Ik was blij dat mamma er niet was. “Ik haat die regen,” had Sofia tegen mamma gezegd, bijna spugend. “Straks komt G op aarde en dan vernietigt hij ons, roeit hij ons uit,” riep Dwayne, die probeerde te doen of hij Jezus was en zich lang maakte. “En dan zal het hele evolutiegedoe weer van voren af aan moeten beginnen, van microkosmos tot mensheid, en hij zal erom lachen zoals de volgende groep evolueert en doodgaat.”
“Heb je ‘t leuk? Heb je ‘t leuk? Heb je ‘t leuk?”
James speelde op de harmonica en Nicholas zei tegen Dwayne dat hij zijn kop moest houden. Toen zweeg ook James, net als Caroline, die verderop stil in haar eentje naar de sterren zat te kijken. Ik keek er ook nog eens naar, om net als zij te zijn, en werd weer bang. Kijken naar het heelal maakte me bang.
En het haar op haar diedeldiedom
Hing tot op haar knieën
Ze deed het een keer met een Ier
Die had ballen als een stier…
“Hou op,” krijste Jane. “Laat het ophouden.” Ze greep haar hoofd vast en kwam trillend overeind. Caroline gleed naar haar toe en nam haar in haar armen.
“Ik heb je gewaarschuwd,” zei Dwayne, die nu toverkunstjes deed. Er kwamen kwart dollars uit zijn neus en oren. Zijn gezicht was groot en zag er afschuwelijk uit, met die glinsterende witte wimpers. Uit het zand staken wierookstokjes en de nacht glansde in het licht van de grote maan. En toen veranderde zijn gezicht in dat van Cynthia en daarna in dat van Anton. Finny hing tegen me aan en staarde naar de hemel, apathisch. Er prikte zand in mijn hoofdhuid.
“Ik geloof dat er echt meer sterren dan zandkorrels zijn,” fluisterde ik. Jane schreeuwde. Caroline hield haar vast. Ik kon niet naar Jane luisteren of kijken. Haar haar was lang en wild, zonder vlechten. Ik werd bang van haar. Ik schermde mijn oren af met mijn handen en kneep mijn ogen tot spleetjes. Dwayne zei nog eens tegen haar dat hij haar had gewaarschuwd. Ze had er meer van genomen dan hij had aangeraden. Jane had gezegd dat ze wilde verdwijnen. Ik was bang dat dat echt zou gebeuren. Wij vallen uit elkaar, maar verder blijft alles zoals het is, had Julia toen op die lange rechte weg gezegd. Ik dacht aan de ansichtkaart met de atoombom die als een paddestoel uitwaaierde in de hemel, en ik schoot in de lach. Finny gaf me een por en ik viel om in het zand. Nicholas tokkelde op de gitaar en zong een liedje over water. Water, alsmaar weer water. Ik had maar een kwart genomen. Dat piepkleine driehoekje. Jane had een heel vierkant genomen om net als de jongens te zijn. Ze wilde verdwijnen. Iedereen zat door elkaar te praten en al die stemmen verstopten mijn oren. Het was net of ik onder water zat. “Van het middel tot de voeten verlamd,” zei Sofia genietend. “Omdat ze in een badkuip van haar stokje ging met zo’n superstrakke spijkerbroek aan. Je weet wel, zo een die je alleen liggend aankrijgt. En van het water kromp hij aan haar lichaam en daardoor werd haar bloedsomloop afgekneld. Verlamd.”
“Ik heb nog een andere theorie,” zei Dwayne. Ik kon de klanken niet uit elkaar houden. “Over zwarte gaten en God.” Ik zong het rugbyliedje en moest lachen en liet een straaltje zand op Finny’s buik sijpelen en toen zoende ik hem met mijn tong in zijn mond. Dat was vreselijk. Zijn tong was zo hard als hout.
“Laat het ophouden. Het is zo eng.” Jane huilde. “Bescherm me. Laat iemand me beschermen. Help.” Ze sloeg zichzelf in het gezicht en rukte zich los van Caroline. James ging naar haar toe, pakte haar vast en streek haar haar glad. Hij zei dat ze langzaam moest ademhalen, zich moest concentreren. “Rustig maar,” zei hij. “Wij zijn bij je. Niemand laat je alleen.” Jane klampte zich trillend aan hem vast. “We gaan niet weg.” Nu wilde ik dat mamma er was, maar zij en Anton en Cynthia waren naar een vriend van Cynthia – een schilder met een atelier in de woestijn, wiens werk Cynthia aan Anton wilde laten zien. Ik stak mijn armen voor me uit naar iets wat ik niet kon zien. Finny probeerde me na te doen, maar ik sloeg hem omver. “Lazer op,” zei ik. Er was iets waarvan ik gemeen werd en daardoor voelde ik me goed. REUSACHTIG. Het hotel lag ver weg, stralend verlicht als Oz. Ik liep maar door, met het gevoel alsof ik er nooit zou komen. Hoe langer ik liep hoe verder het terugweek.
En hoewel er duizenden yuccabomen in dat veld waren geweest leek het net of ze allemaal apart stonden, elk in zijn eigen ruimte. Helemaal alleen. Ik had me toen afgevraagd of hun wortels elkaar soms onder de grond raakten.
∗
Ik belde op kosten van de ontvanger vanuit de lounge, in een privé-cel met een Princess-telefoon. Het duurde een hele tijd voor de telefoniste opnam. Ze zat op de maan en toen ze er eindelijk af kwam begreep ze me niet. Ik legde steeds opnieuw uit wat ik wilde, totdat ze zei: “Juffrouw, ik heb begrepen dat u Katherine heet en ik heb ook begrepen welk nummer u wilt bellen. Op dit moment is dat in gesprek.” Haar stem was net een machine die woorden afvuurde – elk woord een afzonderlijk hard blokje dat verkruimelde als het was uitgesproken.
“Kunt u er niet tussen komen als het een noodgeval is?” Daar had Sofia me over verteld, dus ik wist hoe je dat moest doen. Zij had het geprobeerd met Poona in India, waar haar moeder zat. Maar ze hadden geen telefoon in de ashram. Ik dacht aan de non. De non hoorde bij haar kinderen en man te zijn. Pappa hoorde bij zijn kinderen en vrouw te zijn. Mijn hoofd tolde. Ik schoot in de lach.
“Is dit dan een noodgeval?”
“Ja!” Stroomschokken golfden door mijn lichaam. Ik zweette.
“Had dat dan meteen gezegd, juffrouw.”
Terwijl ik wachtte draaide ik het snoer om mijn hoofd. Het was een kort, recht snoer. De muren waren met groen fluweel bekleed. Het licht zoemde boven mijn hoofd in een kleine kroonluchter met kristaldruppels, zo luid dat het me afleidde. In die zoem hoorde ik het gegil van Jarie nog, haar stem die in mijn oor weergalmde, ons smeekte het te laten ophouden.
“Duifje?” Ik hoorde Camille’s stem en schrok. Ik had haar nog nooit de telefoon horen opnemen. Ik zei niets. “Duifje, ben jij dat? Je vader wil weten waar je zit, duifje.” Ik dacht aan duiven. Mamma en pappa hadden ons eens duiven gegeven met Pasen. Voor ieder een. Dat soort dingen deden ze. Eén keer hadden ze ons lammetjes gegeven. Een tijdje hadden we thuis een echte boerderij. We aten de lammetjes met de volgende Pasen. Toen ik daaraan dacht kreeg ik zin om te lachen. Maar ik hield het in. Ik zag die duiven en vroeg me af waarom zij me duifje noemde. Maar haar stem klonk warm en vriendelijk en ze wist niet zeker of ze mij aan de lijn had. “Mevrouw? Mevrouw?” vroeg Camille aan de telefoniste. Ik hoopte dat pappa de telefoon van haar af zou pakken. “Goed, Kate. Ik weet dat jij het bent en ik wou dat je iets zei. We maken ons zorgen over jullie drie.”
‘We’, dat ‘we’ van Camille was een klap in mijn gezicht. “De school is begonnen. Wanneer komen jullie thuis? Jullie vader is erg van streek.” Ze praatte snel. Ik zag mijn vader in zijn kleine witte Volkswagen, met zijn hoofd over het stuur gebogen. Een deel van me wilde vrijuit tegen haar praten, bedacht dat ze net zo warm kon zijn als haar stem, me kon omhullen, me kip met rijst te eten kon geven. Ik dacht aan mamma in bed en aan de rommelige kamer die we hadden achtergelaten. Ik wilde teruggaan en de deur van die kamer opendoen en mijn vader binnenlaten. Het was benauwd in die telefooncel. “Hoe moet het met school? Hoe moet het met school?” Dat hoorde ik steeds maar ronddraaien door mijn hoofd. Erehwon achterstevoren…had ik willen zeggen.
Camille’s stem veranderde in die van mevrouw Jackson, mijn nieuwe juf op mijn nieuwe school. Na het vertrek van mijn vader was ik van een particuliere naar een openbare school gegaan. Mevrouw Jackson nam me mee naar de onderwijzerskamer en liet me plaatsnemen op een stoel met heel hoge poten en mijn voeten kwamen niet bij de grond en ze vroeg of het goed ging en ik dacht dat ze bedoelde of ik wel aan de school zou wennen. Ik knikte. Ze keek me aan met die grote warme ogen van haar, maar er was iets in die ogen dat ik niet vertrouwde. De manier waarop ze mijn blik vasthielden, me in zich opnamen, alsof mijn knikje haar niet genoeg was, alsof ze wilde dat ik open zou barsten zodat zij kon zien wat er van binnen zat. Ik had Julia’s Jack Purcell-schoenen aan en die waren me te groot en ik schaamde me omdat mevrouw Jackson er alsmaar naar keek en ik wist dat ze best zag dat ze niet van mij waren. Maar ik had mijn schoenen niet kunnen vinden, dus had ik die van Julia wel aan moeten trekken. Ik was opgelucht dat ik op een nieuwe school zat, waar niemand me kende. Mevrouw Jacksons stem veranderde weer in die van Camille en ik hoorde de telefoniste tegen Camille zeggen dat we in de Desert Princess zaten.
“Je vader is weg voor zijn werk, duifje, maar hij wil heel graag weten waar je volgende week bent. Hij wil je heel graag spreken.” Ze zweeg even en zuchtte. Ik kon het niet uitstaan dat ze in zijn flat zat. “Hij mist je, Kate. Hij wil je helpen, Kate.” Toen zei ze nog eens dat hij me miste. “Hij mist je, Kate. Hij heeft je brieven. Ik weet niet of hij je kan komen halen, maar hij…” ze stotterde.
Mijn keel zat verstopt door een dikke brok en mijn ogen begonnen te tranen en toen te branden. “Nou…” Dat ‘nou’ kwam vlug en venijnig als een kogel. Ik zag haar als een soldaat voor pappa staan. “Hij wil beslist dat je thuiskomt, nu de school is begonnen, en het geld kan hij je wel…” En voorzichtig en rustig, terwijl ze nog iets zei wat ik niet goed kon horen omdat ze een miljoen kilometer van me vandaan zat, op een andere planeet, legde ik mijn vinger op de haak waarmee je de verbinding verbreekt, drukte die in en snoerde haar de mond. Ik hield hem een hele tijd ingedrukt, leek het wel, alsof ik extra lang op een vlieg bleef stompen om er zeker van te zijn dat hij dood was.
∗
“Noppes. Neu. Neu,” stotterde Anton. “Neu. Neu.” Zijn lippen waren droog, zoals altijd als hij te veel had gerookt. Hij moest wat te drinken hebben. Hij had wat te drinken in zijn hand. Boven het tafeltje welfde een parasol, die zijn gezicht beschutte. Een waterval kwam klaterend neer in het zwembad. Achter de waterval stond een bar en er speelde een orkestje met Spaanse muzikanten op een podium dat boven het zwembad hing. Cynthia zat rechts van hem. Mamma links van hem. We hadden een familievergadering, zodat Anton het met Dwayne, Nicholas en James over gisternacht kon hebben. Jane was weer beter en lag bij Julia in bed. Anton kwam niet uit zijn woorden, het leek wel of hij er niet zo in geloofde. “Utttuh…” Stilte. “Lijkt me alleen n-n-n-niet zo’n goed idee om de kleine kinderen stuff te geven. D-D-D-Dat trekken ze misschien niet.” Hij schraapte zijn keel en spoog. Hij dacht diep na. “Als jullie de kleine kinderen die stuff geven moet er een volwassene bij zijn.” Ervaring was de basis voor verlichting en reizen was de belangrijkste vorm van onderwijs, dat leerde hij ons, dat het om het hier en nu ging, dat we in het moment moesten leven. Hij at een hors d’oeuvre en likte zijn vingers af. De wereld was een schatkist en hoe verder we die open zouden zetten, hoe meer wij open zouden bloeien. Overal om ons heen lieten oude mensen zich langzaam in het water glijden, nadat ze het eerst met hun handen hadden gevoeld.
Mamma was kwaad. Nu was er geen spoor meer van dat gretige enthousiasme op haar knappe gezicht. Ze was kwaad op iedereen om wat er was gebeurd. Kwaad op Nicholas en James, maar vooral op Dwayne. Er zat iets in mamma’s ogen, een soort kracht, heel even, toen was het weer weg. “Je bent te ver gegaan, Dwayne,” zei ze. Dwayne’s hoofd was gebogen. Ik dacht dat hij wel zou proberen te huilen, maar dat was niet zo. Zonder zijn hoofd op te heffen wierp hij me een snelle blik toe die zei: geen woord of je bent er geweest.
Mamma had haar badpak met de reuzenmadelieven aan en even schoot de dag dat de mannen op de maan waren geland me te binnen en daar werd ik verdrietig van, dus dacht ik er niet meer aan. Haar huid was gebruind. Ogen uitgerust. Er waren te veel mensen. “Dwayne moet weg,” zei ze, en ze staarde Dwayne recht in het gezicht, maar had het tegen Anton. “Er mogen toch nog wel een paar regels gelden.” Toen vroeg ze Anton haar te steunen in haar verzoek aan Dwayne om weg te gaan. Ze vroeg hem Nicholas en James extra onder handen te nemen omdat die dit hadden laten gebeuren. “Die hadden beter moeten weten,” zei ze.
Anton vroeg de jongens stotterend wat ze van deze ervaring hadden geleerd. Nicholas en James probeerden mamma hun excuses aan te bieden, maar ze luisterde niet. Ik dacht dat ze niet meer van hen hield.
“We hadden er geen zicht meer op,” zei Nicholas. Aan hun blik zag ik dat het James en hem speet.
“Ik voel me waanzinnig stom,” zei James. Hij streek zijn haar glad naar achteren en probeerde met mamma te praten. “Soms is het moeilijk om te begrijpen waar je moet stoppen, waar de grenzen liggen.”
“Ik kan het gewoon niet meer aan,” zei mamma. “Het is gewoon te veel.” Maar Anton kon Dwayne niet vragen om weg te gaan en hij wilde Nicholas en James niet extra onder handen nemen. “Ik moet erover nadenken,” zei mamma. Ze schoof haar stoel schurend achteruit over de betonnen patio en stond op. Haar gezicht straalde die kracht uit die daar al heel lang niet meer te zien was geweest, maar toch dacht ik dat ze misschien wel ging huilen. Ze liep weg, woedend, en zweeg Anton dood. Ik vond het zielig voor Anton. Hij had zoiets machteloos over zich terwijl hij mamma nakeek.
Toen dacht ik aan pappa. Het viel me in dat hij wist waar we zaten omdat Camille dat aan de telefoniste had gevraagd. Ik nam aan dat hij wel zou komen als Camille hem dat vertelde. Hij zou willen komen. Ik stelde me voor hoe hij zou komen aanzetten en hoe wij vijven, mamma, Julia, Jane, Kate en pappa in zijn witte Volkswagen zouden stappen en weg zouden gaan en dat niets er dan meer toe zou doen, niet dat mamma Anton doodzweeg, niet wat er gisteravond was gebeurd. Het zou ophouden. Een soort einde zijn. Van een film, een tv-programma of een droom, als je uit de ene wereld weggaat en weer terugkomt in de andere, die van jezelf.