17

Een heel gezin

In december, nadat pappa was weggegaan en een paar maanden voordat mamma Anton ontmoette, waren Sal en Sam – een schrijver en zijn vrouw – met vier van hun zeven kinderen bij ons in komen wonen. De schrijver was een oude studievriend van pappa. Zijn romans hadden nog geen succes en hij zat aan de grond, dus bood mamma hem een deel van ons huis aan om zo samen de kosten te drukken.

Ze waren in een afgetrapte oude gele stationcar komen aanzetten en namen bezit van het huis. Een baby, twee meisjes – eentje iets jonger dan ik en eentje van Jane’s leeftijd – en een jongen van Julia’s leeftijd. De twee meisjes, Belva en Sala, kregen mijn kamer en ik trok bij Julia in. De ouders en de baby, Saki, veranderden de studeerkamer in een slaapkamer en de jongen, Pursey, sliep op een matras in de eetkamer. Het huis werd overstroomd door dozen en koffers en een vreemde lucht van kruiden en moedermelk. Mamma lag veel in bed, om over pappa heen te komen, maar ze was blij met hun komst. Ze zei dat ze een ‘heel gezin’ in huis wilde hebben, geen ‘gebroken gezin’. Ze zei dat het huis zonder ‘heel gezin’ geen echt thuis was.

De schrijver had droevige hangogen en zat de hele tijd te kniezen terwijl hij probeerde te werken maar eigenlijk niet erg hard werkte. Hij staarde uit het raam, ijsbeerde, at, sliep, en soms huilde hij. Zijn hoofd werd kaal en de paniek straalde uit zijn lichtbruine ogen. Soms hoefde je maar naar hem te kijken om de bibbers te krijgen. Hij had een indroevige stem, alsof de hele wereld het op hem gemunt had. Ik had met hem te doen. Er was niets ergers dan een volwassene zien huilen. Hij was klein van stuk. Hij liep altijd in kaki broeken en lage veterschoenen, net als pappa.

Sam, van Samantha, was precies het tegenovergestelde: groot en zwaargebouwd, met lang zwart haar dat ze samenbond met elastieken die ze van de kranten trok. Ze had gitzwarte ogen. Haar handen stonden altijd in haar zij en algauw begon ze ons rond te commanderen alsof wij haar eigen kinderen waren, keukencorvees en huishoudelijke taken over ons verdelend alsof we die nog nooit hadden gehad. Ze had een enorme voorraad macrobiotisch eten ingeslagen en probeerde ons van sojamelk en tofu te leren houden. We mochten niet naar mamma als ze sliep, en mamma sliep altijd. “Verboden terrein,” zei Sam, die mamma’s deur bewaakte. Bij het praten ging haar mond zo ver open dat je al het roze binnenin kon zien. Haar dikke tong gleed over haar grote grijze tanden. Alleen Jane mocht naar mamma wanneer ze dat wilde.

“Jane heeft alleen jullie moeder,” zei Sam. Het was alweer een paar maanden geleden dat Jane het contact met pappa had verbroken. Omdat zij mamma’s kant had gekozen had Sam het meest op met Jane.

Julia wipte mamma’s slot open met rechtgebogen klerenhangers en breinaalden. Ze zat op haar knieën voor mamma’s deur en werkte hard door. Ik stond op de uitkijk, over de trapleuning gebogen om het beneden in de gaten te houden. De koperen kroonluchter hing vlak voor me, neerbungelend van het plafond, dik onder de spinnewebben. Mamma gaf niet meer om schoonmaken. We waren duizelig van de zenuwen. Ik begon opgewonden te fluisteren elke keer als ik dacht dat ik Sams zware voeten beneden door de gang hoorde marcheren. Julia concentreerde zich, liet haar gereedschap door het slot heen en weer glijden tot het openwipte en wij de kamer binnenvielen.

“Doe iets, mamma,” klaagde Julia. In het begin kon Julia Sam niet luchten of zien. Ze verdeelde de ijskast in tweeën met een stuk karton. Eén kant voor onze runderragout en ons normale eten. Eén kant voor het rare eten van Sam. Julia zei dat ze Sam de poep van haar baby van haar vinger zag likken als ze zijn luiers verschoonde. Wij piekerden er niet over ook maar iets te eten wat zij had gekookt, onder geen beding. Jane maakte elke avond runderragout voor ons. Sam zei dat ons eten vol zat met nitraten en conserveringsmiddelen waar onze maag van weg zou rotten.

“Ze bedoelt het goed,” zei mamma en hees zich op om tegen het hoofdeind te gaan zitten. Haar haar was één grote ragebol en ze rook uit haar mond. Grote donkere kringen zaten als halve-maantjes onder haar ogen. Er hing een bedompte lucht in de kamer. De ramen zaten dicht. Buiten goot het van de regen. Mamma kon het niet uitstaan als het ‘s-winters regende. Dan vond ze dat er haar sneeuw werd ontfutseld. Met sneeuw werd de hele wereld volmaakt – door de manier waaróp hij neerdwarrelde, zo zacht en loom, kreeg ze het gevoel dat ze alle tijd had. De regen stroomde langs de ramen alsof we in een aquarium zaten.

“Ze is moe. Ze is aan de beterende hand,” zei Sam. “Ze heeft een zware tijd achter de rug door die scheiding. Jullie vader heeft haar niet zo best behandeld.” Ze deed niets liever dan verhalen over pappa vertellen. Haar lichaam zwol op en boog zich naar ons over terwijl ze al zijn misdaden opsomde. ‘Misdaden’, zo noemde ze ze. Dan zat ze uren te praten, aan de eettafel. Mamma in bed. Sams grote zwarte ogen straalden. Ik voelde me alleen. Ik ging op mijn handen zitten en schommelde heen en weer op mijn stoel. De etensrestjes lagen te verdrogen op onze borden. Haar kinderen maakten allerlei opmerkingen en vielen hun moeder bij, hoewel ze pappa nog nooit hadden gezien. Saki jengelde en Sam tilde hem van de vloer op schoot om hem haar enorme borst te geven. Hij lag luidruchtig te sabbelen en liet een boer.

“Jullie vader en Camille neukten al ruim een jaar.” Neukten. Ze sprak dat ‘neukten’ met zo’n nadruk uit dat het ontzettend hard klonk. “Ze hadden het tot in de puntjes geregeld, die vlucht van ze,” zei Sam. Toen Saki klaar was gaf ze haar borst aan Pursey. Hij was elf, drie jaar ouder dan ik. Zijn ruige bos haar hing over haar heen. Je hoorde hem slurpen alsof hij door een rietje dronk.

“Jij ook wat?” vroeg Sam, toen ze me zag staren.

“Eet jij de poep van je baby?” vroeg ik.

“Dat is het lekkerste aan hem,” zei ze met een glimlach.

‘s-Ochtends verscheen pappa’s kleine witte Volkswagen op de oprit voor het keukenraam. Julia en ik vlogen naar buiten met onze lunchpakketten en schooltassen. Volgens de uitspraak van de rechter mocht pappa ons drie dagen in de week naar school brengen.

“Dag Ian,” zei Sam, uit de keukendeur leunend. Half binnen, half buiten. Het was koud, maar ze had een nachtpon zonder mouwen aan. Haar vlezige armen lilden van onderen en ze kreeg geen kippenvel. Uit haar oksels staken dikke bossen zwart haar. Uit haar mond kwam wasem. Haar handen stonden in haar zij. Wij tweeën gaven pappa een zoen en kropen in de auto. Jane was al weg met de bus. Pappa vroeg ons altijd hoe het met haar was. Hij vroeg Julia wat hij moest doen om haar ook mee te krijgen.

Sams kinderen verdrongen zich, tuk op een lift, bij de keukendeur. Wilde dieren, dacht ik. Ze waren een en al haar, dat van Pursey nog langer dan het mijne. En al hun kleren waren afdankertjes, nog lorriger dan de kleren die wij aan het Leger des Heils gaven. Ik kon het niet uitstaan dat ze naar mijn school gingen en dat de kinderen en de onderwijzers zouden weten dat ze bij ons woonden. Mamma zei tegen Jane, Julia en mij dat we net zo met hen om moesten gaan als we met elkaar deden, alsof het onze eigen zusjes en broertjes waren. Het enige zusterlijke wat ik ooit heb gedaan was Belva’s haar afknippen, met een grote schaar, zodat ze er leuker uit zou zien. Knipte het er in de badkamer helemaal af, totdat ze superkort haar had. “Een jongenskopje,” zei ik tegen haar. Ze was een half jaar jonger dan ik.

“Zou je de kinderen een lift naar school willen geven? Ze hebben de bus gemist,” vroeg Sam aan pappa. Ze hadden de bus gemist omdat ze er zo lang over hadden gedaan om zich klaar te maken. Ze konden nooit hun eigen spullen vinden en leenden aldoor van ons, en nu kon ik mijn eigen spullen niet meer vinden. Sam had een krachtige stem. Ze probeerde nooit met flirten haar zin te krijgen, zoals mamma, die glimlachend naar mannen omhoogkeek met haar blonde krullen en dat spleetje tussen haar tanden. Mamma flirtte zelfs met Sam. Soms dacht ik dat Sam dacht dat zij mamma’s man was. “Jaloerse man,” voegde Julia daar dan aan toe.

Pappa’s gezicht betrok. Sam staarde hem strak aan, zonder met haar ogen te knipperen. De kinderen stoven naar buiten en kropen bij ons in de auto. Eentje voorin naast Julia, twee achterin geperst naast mij. De hele weg naar school zei pappa geen woord, terwijl wij allemaal zaten te praten en te schreeuwen.

De volgende keer zei pappa er iets van tegen Sam. “Ik rijd vijfenzeventig kilometer om een paar minuten samen met mijn kinderen te zijn voor ze naar school moeten.” De woorden kwamen bijna zichtbaar met zijn warme adem de koude lucht in. Haar kinderen stonden achter haar bij de deur en gluurden om haar heen, grote gezichten vol hoop. Belva deed me aan een rat denken, met haar korte haar. Ik was blij dat ik het had afgeknipt. Julia en ik zaten in de auto terwijl Sam tegen mijn vader stond te tieren. “Je bent een uitgekookte man, Ian Cooper.” Ze somde op wat hij allemaal had gedaan – zijn ‘misdaden’ – maar ik luisterde niet. Ik sloeg mijn handen voor mijn oren en begon te zingen, en Julia zong mee. Maar zelfs tussen het zingen door wist ik dat Sam en haar kinderen pappa nu haatten en ik wist dat ze het tegen mamma zouden zeggen en dat die pappa straks nog erger zou haten dan ze al deed, en daarna Jane dus ook. Iedereen zou pappa haten. Ik vroeg me af of ik pappa ooit zó zou kunnen haten.

Een laag sneeuw van de vorige avond bedekte de grond en alle boomtakken. Aan de dakrand van het huis hingen ijspegels. De ramen waren berijpt. De rolgordijnen van mamma’s slaapkamer waren neer. Ik vroeg me af of ze Sam had gehoord. De temperatuur lag ver onder het vriespunt. In pappa’s auto was het warm. De motor stond te trillen. Sam stormde het huis in en kwakte de keukendeur achter zich dicht. Een paar ijspegels vielen omlaag en boorden zich in de grond. Pappa leunde met zijn hoofd op het stuur. Ik keek naar het huis, ons grote witte huis in het bos. Pappa en mamma hadden dat huis gebouwd. Ze hadden het stuk grond samen gekocht en waren hier uit New York naartoe verhuisd toen ik net was geboren.

Na een tijdje raakten we aan Sam gewend en begonnen we haar zelfs wel te mogen. Het is een heel aparte ervaring als een gemeen iemand lief tegen je gaat doen. Geeft je het gevoel dat je bijzonder bent, alsof je iets hebt overwonnen, jij alleen, omdat je een kanjer bent. Ze leerde ons naaien in het souterrain en ging met ons naar textielwinkels om stof te kopen. Ik maakte vijf halter-topjes voor de zomer en nog een rokje. Soms kwam Sal in het souterrain een potje kniezen en dan kwam mamma ook beneden een potje kniezen en dreven ze de spot met elkaars geknies. Wij sloten weddenschappen af en hielden wedstrijdjes wie het langste kon kniezen. Sal en mamma staarden elkaar net zo lang aan, met lange gezichten en hangogen, tot een van beiden in lachen uitbarstte. De naaimachine snorde en Jane legde de patronen op de stof en knipte die uit. Er was niets heerlijkers dan mamma zien lachen, haar hele lichaam springlevend, schuddend onder haar nachtpon. Soms knuffelde ik haar alleen maar, me aan haar vastklemmend tot ze zei dat ik nou op moest houden. Sam zorgde voor ons allemaal door enorme hoeveelheden volkorenbrood en warme havermoutpap te maken. Een tijdje waren we net een gezin. De vloer van het souterrain was vuil en krioelde van de zwarte duizendpoten.

Aan het eind van de oprit hing Sam een ijzeren ketting, strak tussen twee bomen gespannen. Op de ochtenden dat pappa ons kwam halen voor school beende ze de oprit af om de ijzeren ketting vast te maken.

“Jullie vader is geen goed mens.” Aan de eettafel vertelde Sam ons verhalen over slippertjes van vóór Camille. Slippertjes met zijn secretaressen en eenmaal met een hoer. Ik stelde me een hoer voor en schoot in de lach.

“Een hoer?” vroeg Julia, die ook in de lach schoot, en toen schoot Sam in de lach en toen zat de hele tafel te lachen. Zelfs Jane zat te lachen. Die was altijd zo serieus. Mamma zei vaak tegen haar dat ze rimpels om haar lippen zou krijgen als ze niet wat vrolijker keek.

Soms dramde Sam zo door dat we in de war raakten, het gevoel kregen dat ze het over iemand anders had, zin kregen ons bij haar aan te sluiten, zin kregen pappa ook te haten.

“Jullie moeder raakt te veel van streek als ze hem ziet, als ze weet dat hij jullie komt halen. Het brengt haar achterop,” onderbrak Sam het gelach.

Sam stond aan het eind van de oprit, in haar nachtpon, met grote plompe laarzen aan. Om haar vlezige armen hing een omslagdoek. Haar neus was roze en drupte. Julia en ik stonden naast haar, warm ingepakt in duffelse jassen. Onze wangen vuurrood. Julia kreeg nooit een rooie neus, en daar was ze trots op.

“Dag meneer Cooper,” zei Sam opgewonden tegen pappa toen hij aankwam. Uit een moedervlek bij haar lippen groeiden zwarte haren. De hele lucht rook naar uitlaatgas. Ik haalde een paar keer diep adem, want ik was verzot op dat luchtje. Ik had mijn neus wel vlak voor de uitlaat willen steken, zoals ik weleens bij de tuit van een benzinepompslang deed, om het lekker lang op te snuiven. De sneeuw was gesmolten en weer opgevroren, en glinsterde hier en daar in de felle zon. Sommige boomtakken waren bedekt met een laag ijs en vormden zo een luifel van ijspegels over de weg. Ik dacht aan sleetje rijden. ‘s-Middags ging Sam vaak met ons naar de roetsjbaanheuvels. Zo noemden we die. Heuvels in de Sourlands. Enorm steile heuvels, en vanwege die ijslaag sjeesden de sleeën met een noodgang naar beneden. Als je plat bleef liggen kwam je soms wel halverwege de volgende helling.

“Waar is die ijzeren ketting voor, Sam?” vroeg pappa geduldig.

“Om te zorgen dat jij de oprit niet opkomt,” zei ze vriendelijk. Haar zwarte ogen schitterden.

Hij dacht even na. Bekeek de gehandschoende rug van zijn hand, kromde en strekte die een paar keer.

“Wat probeer je me te flikken?” vroeg hij, en de woorden kwamen er langzaam uit.

“‘Wat heb ik geflikt?’ Dat zou je je eens moeten afvragen,” zei Sam.

“Hoe was jullie weekend?” vroeg Sam. Zondag aan de eettafel. Sal zat erbij met een treurige blik, een blik die me deed denken aan een soort treurigheid die ik in mijn vaders ogen zag. Sals roman schoot totaal niet op. Hij had geen rooie cent meer, geen enkel vooruitzicht dat hij gauw iets ging verdienen met zijn werk. Het zag ernaaruit dat ze voorgoed bij ons zouden blijven wonen. Ik bedacht dat hij beter een andere baan kon zoeken.

“Waarom zoek je geen andere baan?” vroeg ik.

“Stil, Kate,” zei Sam. Ik hield mijn mond, maar het sloeg nergens op dat hij aldoor ongelukkig was vanwege een baan waar hij niets mee verdiende en waar hij helemaal niet mee door hoefde te gaan. “Maar hoe was jullie weekend, meisjes?” zei ze tegen Julia en mij.

“Leuk,” zeiden wij, bang om iets verkeerds te zeggen. Het was elke keer hetzelfde liedje als we thuiskwamen van een weekend bij pappa.

“Nou, wat hebben jullie gedaan?”

Dan vertelden we waar pappa ons mee naartoe had genomen, of wat hij ons had voorgelezen of wat Camille had gemaakt voor het eten.

“Camille?” zei Sam dan, terwijl haar ogen oplichtten en ze haar hoofd naar ons overboog. “Vertel eens wat over Camille.”

Dan vertelden we over Camille, dat ze mooi was, met lang honingkleurig haar, en gul. Dat ze in het huis rondliep in haar onderbroek.

“In haar onderbroek?” vroeg Sam.

Dat ze zo ordelijk was en zoveel van alles in huis had. We zochten naar iets wat Sam zou interesseren, we wilden het Sam naar de zin maken, alsof we het mamma daarmee naar de zin maakten.

“Camille zegt dat ze neuken als konijnen,” flapte ik eruit, zenuwachtig lachend terwijl ik me neukende konijnen zat voor te stellen.

“Ze zei dat ze vrijen als konijnen,” verbeterde Julia. Julia had Camille uitgehoord over seks en over baby’s. Camille had gezegd dat de dokter je vagina helemaal tot aan je poepgaatje openknipte als je een baby kreeg. Ik had mijn oren dichtgehouden. Julia wilde altijd dolgraag dat soort bijzonderheden weten. Camille zat er vol mee.

“Zo, dus ze praat met jullie over seks, hè?” vroeg Sam en kneep haar lippen samen.

Overal om ons heen lagen, als eilandjes drijvend in de woestijnvlakte, kleine zwarte bergketens met spits gekartelde kammen. Jane, Julia en ik waren alleen in de camper. Nu Anton zijn kinderen had meegedeeld dat hij met mamma ging trouwen deed ze meer dan ooit haar best met ze, haar best om hun liefde te winnen. Wij werden er meestal doodziek van, zo overdreven lief als ze tegen ze deed. Vooral tegen de jongens. Sofia zei dat dat kwam doordat ze zelf geen jongens had. De laatste tijd waren wij soms liever alleen met zijn drieën, en als de anderen naar de stad gingen bleven wij weleens achter.

Julia kamde de klitten uit mijn haar. Haar vingers zochten ernaar, draaiden eraan, trokken eraan, bestudeerden ze. Jane las.

“Au,” zei ik.

“Je haar is al in geen dagen meer gekamd,” zei Julia. Ze had een kam en een borstel op tafel liggen en er een kommetje water bij gezet om haar vingers in te dopen. Ze hing over me heen en speurde mijn hoofdhuid af. Haar knieën drukten tegen mijn rug en ik kon haar schone kleren ruiken en voelen. Die voelden stevig en roken flauw naar citroen, heel anders dan de mijne, die slap hingen van het vuil. Het was stil. Ze ging er helemaal in op. Het enige wat ik hoorde waren Julia’s vingers die mijn haar zachtjes uit elkaar schoven op mijn hoofdhuid en buiten het geflapper van de wind in de lakens die mamma had gewassen en te drogen had gehangen.

“Ik vind het fijn dat het stil is,” zei ik. Jane legde haar boek neer en strekte haar ronde rug.

“Ik vind het ook fijn dat het stil is, Kitty,” zei Jane.

“Ik ook,” zei Julia.

Achter het raam verdween een eindeloze rij hoogspanningspalen over het land in de verte. Ik dacht aan al mijn telefoontjes en aan al mijn brieven. Ik dacht weer aan die dwaze hoop dat pappa het spoor daarvan dwars door Amerika zou volgen tot hij ons had gevonden. Zijn kleine witte Volkswagen die aan de horizon opdoemde.

“Ik haat pappa,” zei ik.

“Welnee,” zei Jane.

“Wel waar,” hield ik vol. “Wel.” Ik kon het niet uitstaan als zij me vertelde wat ik voelde, en al helemaal niet nu ik iets zei waarvan ik dacht dat ze het graag zou horen.

“Goed dan, wel.” Ze keek me aan. “Waarom?”

“Om dezelfde reden dat jij hem haat.” Ik wist eigenlijk niet waarom zij hem haatte. Ik bestudeerde mijn hand, de littekentjes van het gepulk aan mijn vingers. Ik sloeg mijn ogen op naar Jane en ik bedacht dat ze net zo las en kookte en deed als mamma en ik bedacht: zo ben ik niet. Ik bedacht dat Julia alles wist en daarmee geurde. Ik bedacht dat ze flirtte met Nicholas en Anton en ik bedacht: zo ben ik ook niet. Ik voelde me opeens eenzaam.

“Ik ga hier weg,” zei Jane. Haar hele gezicht werd rood en ze drukte haar hand tegen haar wang.

“Welnee,” zei Julia en haalde haar vingers uit mijn haar. Ze plofte neer in het eethoekje.

“Heb jij nog wat van dat geld over?” vroeg Jane aan mij.

“Nee,” loog ik automatisch. Ik wilde geen cent van mijn geld afstaan. “Ja bedoel ik, ja.”

“Je mag niet weggaan,” zei Julia. Het vloerkleed-voor-binnen-en-buiten zat vol oude etensvlekken, hier en daar met korstjes. Ik rook zure melk. De hordeur klapperde in de wind.

“Ik kan mamma niet langer beschermen,” zei Jane, terwijl ze opstond om de deur vast te zetten, zodat hij niet meer kon klapperen. “Anton zou zelf niemand zijn zonder al die mensen. Hij verzamelt ze om zich heen om ze te commanderen en zich iemand te voelen. James is het met me eens. James en ik hebben het erover gehad. Hij gaat ook gauw weg.”

“Anton is alleen maar slap,” zei Julia. Jane wierp haar een boze blik toe.

“Mamma zegt dat je rimpels krijgt als je aldoor zo serieus kijkt,” zei ik tegen Jane. Ik wilde niemand beschermen, alleen Finny.

“Kan ik wat van dat geld van jou lenen?” vroeg Jane. Nu voelde ik me niet meer eenzaam maar bang.

“Waar wil je dan naartoe?” vroeg Julia achterdochtig.

“Naar Anna.” Anna was haar beste vriendin. Ze was een halfbloed, met lang, zijdezacht zwart haar waar ze op kon zitten. Haar ogen waren groen – groener dan die van mamma of mij – en amandelvormig. Haar huid was net zo bleek als die van Jane. Ze was het mooiste meisje dat ik ooit had gezien. “Hoeveel heb je?”

Ik trok mijn pistool uit de holster en liet het om mijn wijsvinger draaien. Ze waren niet onder de indruk. Ik haalde mijn pak geld eruit. Toen waren ze wel onder de indruk.

“Wat een moorddadige smak geld, Kate,” zei Julia terwijl ze het telde. “Je hebt meer dan driehonderd dollar.” Ze telde het nog eens. Het geld zag er prachtig uit tussen haar vingers. “Hiermee kun je naar de maan, Jane. Hoe kom je aan al dat geld?” vroeg ze me opeens, achterdochtig. Haar linkerwenkbrauw ging langzaam omhoog.

“Gestolen.” Dat gaf ik liever niet toe, maar ik had geen zin meer om te liegen. Ze schoten in de lach. Ze kwamen niet meer bij van het lachen en toen begon ik ook te lachen en ik vertelde ze hoe ik het had gestolen en al vertellend werd ik opgewonden van trots, waardoor ik er nog een schepje bovenop deed. Ik zei tegen Jane dat ze dat geld wel mocht hebben, omdat ik nog wel meer te pakken kon krijgen als het moest, en bij dat idee moesten ze ook lachen. Toen hoorden we de Eldorado eraankomen en werden weer ernstig. Ik stopte het geld vliegensvlug weg.

“Ik haat hem niet. Ik haat pappa niet,” zei Jane. “Het is alleen dat hij ons heeft opgezadeld met zoveel zorgen.” Ik wist dat ze ‘mamma’ wilde zeggen en daar werd ik verdrietig van. Op dat moment vond ik Jane zo volwassen. Haar haar zat keurig gevlochten en ze had een gele boerenblouse aan met allerlei kleuren bloemen om de halsopening geborduurd. Volgens mij leek ik niet op haar, maar ik wilde wel op haar lijken. Zij was bijna dertien.

“Waarom komt hij ons niet halen?” Dat had ik al eeuwen willen vragen en ik wist dat het nu kon. Er waren wel een miljoen dingen die ik mijn zusjes wilde vragen.

“Dacht je dan dat je echt met hem mee terug zou willen? Zou je echt ooit weg kunnen gaan bij mamma? Dat weet hij toch, Kate.”

“Ik hou van je, pappa,” zei Julia. “Wat er ook gebeurt, ik hou van je.” Ze gaf hem een dikke zoen terwijl ze bij school uit de auto stapte. Overal om ons heen kinderen die zich gillend uit schoolbussen stortten. Het sneeuwde hard. Ik had Julia’s Doctor Scholl-laarzen aan, met wollen sokken. Ik had mijn laarzen niet kunnen vinden en wist dat ik ze op school wel terug zou vinden, aan Belva’s voeten. Mijn voeten waren nat en koud. Na die ochtend ging Julia niet meer met pappa mee.

Sam had gezegd dat het beter voor mamma zou zijn als we pappa niet zo vaak zagen, vooral Jane en Julia niet, omdat die ouder waren en meer wisten, meer doorhadden. Mamma raakte overstuur door de verhalen over Camille’s seksleven. Sam zei ons telefoonnummer op en nam een geheim nummer, zodat pappa niet kon bellen. Telkens wanneer pappa het te weten kwam nam ze een nieuw nummer. Keer op keer op keer. Zo vaak en in maar zo weinig weken dat we het zelf niet konden onthouden.

Ik liep in mijn eentje de oprit af. Eind februari. De lente was in aantocht en de forsythia’s begonnen net uit te botten. In het bos verscholen zich crocussen, laag aan de grond, hier en daar een glimp paars. De oprit bruiste van het leven, al was het een sombere dag. Pappa’s Volkswagen stond te wachten, met draaiende motor, en pappa’s gretige gezicht keek naar me uit. Mijn voeten slipten in Julia’s laarzen. Mijn jurk zat krap. Ik was eruit gegroeid. Ik had een wollen maillot aan, waar mijn benen warm van werden. Mijn haar was ongekamd, maar dat wilde ik juist. Ik vond dat het dan leek of ik krullen had. Er waren ontzettend veel geuren, bittere en zoete, en een luid koor van vogels.

“Komt Julia eraan?” vroeg hij.

“Volgende keer,” loog ik. Ik kon het niet goed hebben dat hij zo graag wilde dat zij ook kwam. Ik wilde naar de Chocolate Shoppe en een kop warme chocola drinken, daar blijven tot ik te laat was voor school. De raampjes waren open en de lucht was zacht en fluwelig en vol met al die geuren. Overal stonden groepjes kinderen aan het eind van hun oprit op de bus te wachten en ik voelde me eenzaam zo met pappa toen ik aan mijn zusjes en Sams kinderen dacht, met zijn allen in de bus. Ik was bang dat ik iets misliep. Langs de weg lagen hier en daar sneeuwhopen. Pappa zei niet veel. Als hij wél wat zei barstte hij soms uit. “Jullie zijn gewoon marionetten van je moeder,” schreeuwde hij dan. Ik dacht aan de marionetten die we uit Spanje hadden gekregen, in rood met zwarte kanten Spaanse japonnen. Ik staarde recht voor me uit. Pappa’s voorruit zat vol vlekken van insecten en blauw dooraderde vogelpoepjes. Zo gingen er twee weken voorbij.

Ik stond te wachten aan het eind van de oprit. Toen pappa er was stapte hij uit de auto en deed rustig het portier dicht. Rustig liep hij naar de ijzeren ketting. Hij had een canvas tas bij zich, die hij op de grond zette. Hij morrelde aan de strakke ketting, die met hangsloten vastzat aan ringen die uit bomen aan weerszijden van de oprit staken.

“We gaan er eens even lekker tegenaan vanochtend,” zei hij. Zijn stem klonk een beetje eng. “Reken maar van yes.” Hij haalde een kleine bijl uit de canvas tas en hakte om de plek waar de ring zat een hoekje uit de boom. De spaanders vlogen in het rond en de zware ketting landde met een ploink op de grond. Hij tilde de ketting op en smeet hem opzij van de oprit. Hij tilde zijn canvas tas op, gooide het bijltje erin, bracht de tas terug naar de auto en zei dat ik in moest stappen.

“Het is een mooie dag,” zei hij. Toen zei hij dat hij weer terug naar het stadje verhuisde. Hij ging bij Camille in huis wonen en ze zouden er een stuk aanbouwen zodat wij ieder een kamer zouden hebben. Tegen de herfst was het klaar en dan trok hij erin. Hij wilde dichter bij ons zitten om ons vaker te kunnen zien. Hij rook naar zweet en koffie. “Reken maar van yes.”

“Dit mag niet, hoor,” waarschuwde ik. Ik dacht aan Sam en begon aan mijn knokkels te pulken.

“O nee, mag dat niet?” Hij zette de auto stil en boog zich naar me over. Hij greep me stevig bij mijn armen en ik was bang dat er iets raars met hem was, maar toen knuffelde hij me. Een onhandige knuffel, die pijn deed.

We reden voetje voor voetje de oprit op. Ik dacht weer aan Sam en wist dat ze kwaad zou zijn. Toen dacht ik aan de Chocolate Shoppe en ik vroeg pappa of we daarnaartoe gingen. “Ja hoor, Katy, zodra we je zusjes hebben gehaald.”

“Denk je dan dat ze meekomen?” vroeg ik en werd blij vanbinnen. Pappa had een mosgroene wollen trui en een kaki broek aan. Zijn dikke zwarte haar werd grijs. Ik zag dat het vel op zijn handen rimpelig was en dacht aan mamma die klaagde over de rimpeltjes om haar ogen, rimpeltjes die je nauwelijks zag. Maar dan kneep ze het vel bij haar ooghoek samen en trok het op. “Eén steekje,” zei ze dan. Dat deed ze als ze gelukkig was, als haar ogen het enige waren waar ze zich druk om maakte. Pappa’s handen knelden zich om het stuur, zijn knokkels waren rood, zijn vingers wit van de druk. Er stroomde zonlicht tussen de bomen door.

Pappa stapte uit en liep door de keukendeur het huis in. Julia en Jane zaten met Sams kinderen aan tafel. Sam stond voor het fornuis iets te brouwen dat afgrijselijk rook, naar lever. Alle ramen waren omhooggeschoven en er wervelde een briesje door de keuken. Julia keek op van haar papkom en glimlachte en toen schoot haar iets te binnen waardoor haar glimlach verdween en haar gezicht betrok.

Sam draaide zich om van het fornuis. Haar baby hing op haar heup. “Kom mee, meisjes,” zei pappa. “We gaan naar de Chocolate Shoppe.”

“De rechtbank heeft je verboden dit huis te betreden,” zei Sam. “Ga onmiddellijk het huis uit, meneer Cooper, of ik bel de politie.” Jezus, ik kréég er wat van dat ze meneer Cooper tegen hem zei, alsof hij een vreemde was. De baby gaf een brede, tandeloze lach ten beste en toen Sam hem op zijn rug klopte liet hij een boer. Pappa liep naar de tafel en zei tegen Jane en Julia dat ze zich klaar moesten maken.

“Over mijn lijk,” zei Sam. Ik kon haar plezier bijna ruiken, alsof ze het uitzweette. Ik wou dat Jane zich voor deze keer nou maar gewonnen gaf.

Pappa legde zijn hand op Jane’s arm. Haar eerst nog verbouwereerde gezicht betrok nu. “Ik moet me voor school gaan klaarmaken,” zei ze zacht. Haar stem trilde. Even dacht ik dat ze bedoelde dat ze met ons mee zou komen. Maar toen voelde ik een afstand tussen mij en Jane, alsof ik niet meer bij die kant van het gezin hoorde omdat ik wel met pappa meeging. Het was nu zo anders in huis. Dit was Sams wereld. Niets was nog vertrouwd. Weer rook ik dat leverluchtje.

Jane schudde pappa’s hand van haar arm. Haar gezicht kreeg zenuwblosjes. Haar hele borst zat nu vast vol vlekkerige rode en witte plekken. Sams kinderen hielden op met eten. De baby lachte. Ik wou dat pappa Jane maar uit zijn hoofd zette. Ik durfde te wedden dat ik Julia wel meekreeg en ik dacht dat hij daar ook wel blij mee zou zijn. Ik zou Julia kunnen omkopen met mijn neus, haar er zo vaak in laten bijten als ze wou.

“Ik ga niet met je mee, Ian,” zei Jane. Mijn maag kromp. Het was donker in de keuken en iedereen leek wel een schim.

“Ik ben je vader en je komt wel mee. Ga je spullen maar halen. Vooruit, Julia.” Pappa greep Jane weer bij de arm, stevig. Julia stond op en Sam pakte de telefoon.

“Laat me los,” zei Jane.

“Ik bel de politie, meneer Cooper.” Pappa liet Jane los, liep naar de telefoon, trok hem met een ruk uit Sams hand en daarna uit de muur. De baby begon te huilen. Pappa’s gezicht bleef onbewogen en vastberaden, met een flauw glimlachje om zijn lippen. Jane stond een moment beduusd stil.

En toen, van het ene moment op het andere, zat pappa Jane achterna, door de gang de trap op naar haar kamer. Jane’s kamer was vrolijk en gezellig, geel geverfd, en haar beddensprei was geel met een patroon van teunisbloemen. Ze hield alles altijd ontzettend netjes, zoals mamma het graag had.

“Ik wil je alleen maar naar school brengen,” zei pappa. “Gun je me dat dan niet? Moet je dat ook al van me afpakken?” Nu klonk zijn stem wanhopiger, maar ingehouden, in een poging geduldig te blijven, met die griezelige, beheerst boze toon, die reken-maar-van-yes-toon.

“Ik ga niet mee,” zei ze en probeerde de deur voor zijn neus dicht te doen, maar hij duwde hem zo hard open dat zij tegen de muur viel en zo de weg vrijmaakte. “Straks kom ik nog te laat, pappa. Laat me met rust.” Ze vloog naar het bed.

“Laten we dan tenminste even praten,” zei hij. “Gun me dat dan tenminste.” Hij trok haar van het bed af, maar zij weigerde iets te zeggen. “Ik hou van je, Jane,” zei hij. Hij begon haar door elkaar te schudden. “Ik hou van je,” schreeuwde hij. Zijn gezicht liep rood aan en nu werd dat van Jane wit. Haar grote ogen wijdopen. Ze rukte zich met een zwaai los, maar hij greep haar weer vast en schudde haar nog eens door elkaar, alsof hij haar daarmee kon dwingen om van hem te houden, en toen nam hij haar in zijn armen en knelde haar stijf tegen zijn borst.

“Ik haat je,” siste ze. Toen viel er een diepe stilte. Hij hield haar een eindje van zich af en staarde haar aan en zij staarde hem aan, trillend, en ik dacht dat het op de een of andere manier allemaal wel goed zou komen, maar in een oogwenk was het allemaal weer mis en pappa tilde Jane op en smeet haar op bed. Julia zat meteen boven op hem, maar hij schudde haar van zich af en wierp zich op Jane.

Ik kroop onder het bed en stopte mijn oren dicht en begon te zingen. Ik voelde de springveren boven me en stofvlokken onder me. Het was hier donker, er piepte maar net licht onder de rand van het bed door, en het was een bende. Ik wilde lachen en dacht: dus zo speelt ze het klaar om haar kamer zo netjes te houden. Ouwe proefwerken, boeken, plaatjes, troep, en toen zag ik een heel stel Wendy-poppen liggen, zoals wij de Madame Alexander-poppen noemden, een hele massa. Ik speelde dolgraag met die poppen. Ik had er ontzettend veel, een rieten mand vol. Het waren mooie poppen, met van die kleine oogleden die omhoog en omlaag glijden en die buitenlandse klederdrachten. Tussen de poppen lag een nieuwe doos met een nieuwe pop erin, waar maar een keer of twee mee was gespeeld of geknuffeld, eentje uit Spanje. Het was de pop die pappa in augustus had gestuurd. Ze had hem niet weggegooid. Ik zag Jane nooit als iemand die met poppen speelde. Het kwam nooit bij me op dat er een tijd was geweest dat Jane zo oud als ik was en de dingen deed die ik nu deed. Toen bedacht ik dat pappa en mamma nog bij elkaar waren toen zij zo oud was als ik.

“Ian,” hoorde ik mamma’s vermoeide stem zeggen. Het bed bewoog niet meer en er werd niet meer geschreeuwd. Er viel een stilte. Ik was opgelucht dat het Sam niet was. Ik hoorde pappa huilen en ik kroop onder het bed uit. Jane zat bij het hoofdeind van het bed en drukte haar lichaam tegen de muur. Julia boog zich over haar heen en streek haar haar uit haar gezicht. Mijn wollen maillot zat nu erg warm, er kleefden stofvlokken aan en het kruis was tussen mijn bovenbenen gezakt. Ik dacht aan school en hoe laat we zouden komen en dat de onderwijzers me weer vragen zouden stellen. Ze vonden het heerlijk me mee naar hun kamer te nemen en vragen over thuis te stellen. Toen vroeg ik me af hoe we nou naar school moesten. Ik vroeg me af: als pappa ons bracht, zouden Sams kinderen dan meerijden?

“Ian,” zei mamma weer. Dat ‘Ian’ leek pappa wel een miljoen dingen te zeggen. Hij liet zijn armen zakken. Zijn gezicht was lelijk, vlekkerig van de tranen, en er zat kwijl bij zijn mond. Ze kwam door de deur, in die nachtpon die ze nu al maanden aanhad. Het vel om haar ogen was rimpelig van al dat slapen en ik dacht eraan hoe ze het altijd samenkneep. Ik hoopte maar dat ze niet vies rook. Ze stak haar armen uit naar pappa terwijl ze langs mij naar hem toe gleed. Ze omhelsde hem en hij knelde haar tegen zich aan, krampachtig. Jane zat met een kussen tegen haar buik trillend toe te kijken terwijl Julia haar aaide. Mamma streek pappa’s haar glad en hij bleef huilen, omhelsde haar, klampte zich stijf aan haar vast alsof ze anders zou verdwijnen.

Sam gunde ons dit. Ze bleef uit de buurt. Het was moeilijk voor haar, o ja, maar toch gunde ze ons dit.

Begin maart persten Sal en Sam en die vier van hun zeven kinderen zich in hun gele stationcar en reden weg. Ze verhuisden naar Engeland, waar Sal een uitgever had gevonden, en hun leven gleed weg uit het onze. Tegen die tijd was zelfs mamma blij dat ze vertrokken, en een poosje voelde ze zich sterk.