Anaconda
Anton prikte geld op onze slaapkamerdeuren. Briefjes van vijf. Van tien. Van twintig. Een keer kregen we er eentje van vijftig. De biljetten roken scherp en heerlijk tegelijk en ze voelden stoffig aan tussen je vingers. Ik was gek op dat luchtje; het ging in mijn handen zitten net zoals knoflook dat doet, en ik zat aldoor aan mijn handen te ruiken alleen om die geur op te snuiven.
Maandagavond was Antons vaste pokeravond en dinsdagochtend vroeg, als het buiten nog grijs en nevelig was, keek ik altijd gauw op mijn deur. Als ik het geld zag schoot er een golf door me heen, zoiets als de opwinding wanneer je een paasei vindt – het goeie soort, volgepropt met geld.
Inmiddels was het lente en mamma was de hele tijd op, omdat Anton vaak langskwam. Hij reed in een turquoise Cadillac met raampjes die zoemden als vliegen wanneer hij ze open en dicht liet gaan. Hij pokerde om grote bedragen, met een eerste inzet van honderd dollar en fiches van duizend dollar. Hij speelde met een groepje geslepen vastgoedmakelaars en een politieagent uit de buurt, die mamma niet bekeurde als hij haar aanhield. Ervaren mannen, die op de Caribische eilanden en in Las Vegas speelden. Sommige van die mannen waren wel driehonderd miljoen dollar waard, vertelde hij ons. “Ik speel met een man, Mickey Eager, die is zoveel waard dat hij de banken niet vertrouwt,” zei Anton, terwijl hij knipoogde met half dichtgeknepen ogen. Hij zat altijd te knipogen met half dichtgeknepen ogen. Dat gaf je het gevoel alsof hij je in iets gewichtigs en ondeugends betrok. “Bewaart al zijn geld in gouden Krugerrands – vijftigduizend stuks, begraven in zijn achtertuin.”
Het had iets overweldigends, een man die zoveel waard was. Mijn vader had me eens verteld dat het lichaam van een mens niet veel waard was. Hij zei dat de onderdelen op zich – hart, longen, lever, nieren – in een wetenschappelijk laboratorium al met al misschien één en een kwart dollar waard waren.
Julia stak haar geld van Anton in balletlessen. Met het mijne kocht ik stenen en mineralen voor mijn verzameling. Jane liet haar geld in één lange kronkelsliert aan haar slaapkamerdeur hangen. Er verdwenen maar een paar biljetten, door mamma geleend voor de boodschappen. Jane vertrouwde Anton niet meer. Ze zei dat hij nooit bij zijn vrouw weg zou gaan. Zijn vrouw was de Texaanse erfgename van een oliefortuin en ze was ook non. Ze was non in de tijd dat Anton priester was en ze werden verliefd op elkaar terwijl ze allebei God dienden. Jane en Julia noemden haar ‘de echtgenote’. Ik noemde haar ‘de non’. Ik vond ‘de non’ leuker klinken. Ik vond het leuk me haar voor te stellen in zo’n zwarte habijt met van die brede, strakke witte boorden om haar gezicht en hals.
Het eerste biljet op mijn deur was een kleinigheid. Een briefje van vijf. Maar toen leek het enorm veel en mooi ook, krullerig versierd met gewichtige vijven, overal vijven. En het monument. Dunne witte lijntjes als een weefsel van kant over het groen. Het briefje van vijf zat met een rode punaise op mijn deur geprikt en toen ik het geld zag voelde ik me plotseling schuldig, omdat ik het wou stelen. Het was stil en koud op de gang. Het kwam niet bij me op dat dat biljet van mij was. Mamma’s deur aan het eind van de gang zat op slot, nu ook met de knip erop, omdat Julia eerst aldoor probeerde het slot open te wippen met breinaalden en rechtgebogen klerenhangers, om zo te bewijzen dat Anton ‘s-nachts bleef slapen. Julia zei dat je het kon ruiken als mamma seks had gehad. Ze zei dat seks naar slechte adem rook.
Niets ontging ons. ‘s-Ochtends zagen we, vanuit de schoolbus, Antons Cadillac staan, verscholen onder een wilg aan het eind van een dichtbegroeid weggetje niet ver van ons huis. Hij deed me denken aan een boot die ik eens verzonken in de zandbank van een meer had zien liggen.
Die ochtend op de gang dacht ik eraan hoe we achter die deur met ons drieën bij mamma in bed naar de nachtfïlms hadden liggen kijken nadat pappa was weggegaan – en dat we dat nu niet meer deden. Het huis kraakte, waardoor ik bang werd. Ik staarde naar het vijfdollarbiljet, met kippenvel over mijn hele lijf. Mijn blik viel op Jane’s deur en daarna op die van Julia, allebei met geld erop geprikt, net als bij mij, dus griste ik het biljet eraf.
∗
“Doe een beetje slim als hij er is,” drukte mamma ons op het hart. “Het is een intellectueel, een denker. Hij is filosoof en hij schrijft de definitieve verhandeling over de psychologie van de liefde.”
Overal in het stadje had Anton met knalblauwe verf EVE IK HOU VAN JE gespoten. Een nevel van verfspatjes slierde langs straatnaamborden, bespikkelde de stoep, tooide de winkelramen en de watertoren die hoog boven het stadje uitrees, EVE IK HOU VAN JE. Hij zat al tien jaar te schrijven aan zijn verhandeling en was nog bezig aan hoofdstuk een.
“Hij is getrouwd,” zei Jane. Daar mochten we eigenlijk niet over praten, maar Jane deed het de hele tijd.
“Niet zo zeuren,” zei mamma. Ze duwde haar duimnagel tegen haar lip en dacht na, terwijl ze haar blik over ons liet glijden. De non zat in Europa, met hun kinderen. Mamma maakte zich zorgen dat ze terug zou komen. Ze zei niet tegen Julia of mij dat ze zich zorgen maakte. Ze zei het tegen Jane, die het tegen Julia zei, die het tegen mij zei. Mamma nam Jane in vertrouwen alsof ze zusjes waren, en soms leek het net of Jane echt geloofde dat ze mamma’s zusje was.
“Als hij bij de echtgenote weggaat heeft hij niets meer, want dan zal ze hem geen cent geven,” zei Jane tegen ons toen we alleen waren. “Al helemaal niet als ze kan bewijzen dat hij een slippertje heeft gehad.” Ik zag mamma liever niet als een slippertje. Camille, pappa’s vriendin, die was een slippertje, met haar lange, honing-kleurige haar. Julia zei over Camille dat ‘de seksualiteit van haar afdroop’, alsof seksualiteit iets vloeibaars was. Ik zei dat dat me deed denken aan de buldogmieren die ik in een natuurfilm had gezien en waar onvruchtbare eitjes, zogenaamde ‘omeletten’, uit dropen als voer voor hun jongen.
“Wat ontzettend onsmakelijk,” zei Julia.
“Als de non weer naar het nonnenklooster gaat,” zei ik, “zal ze Anton haar geld wel nalaten.” Eigenlijk was het een ashram in India waar ze over dacht, maar ik vond ‘nonnenklooster’ leuker klinken. “Je mag geen geld meenemen naar een nonnenklooster, behalve als je het schenkt, en volgens mij gooit geen mens zoveel geld weg.” Dat had Julia gezegd. Ik vond het leuk om Julia’s gedachten te gebruiken. Die gaven me het gevoel dat ik slim was.
“Wij moeten mamma beschermen,” zei Jane en wierp ons haar ernstige blik toe.
De eerste keren dat Anton bij ons thuis kwam eten bracht hij altijd enorme dozen met heerlijke dingen mee – Hydrox-koekjes, ijs, donuts, glibberige entrecotes, zo glimmend rood dat ik bang was dat we ze van mamma niet zouden mogen eten. Mamma gaf niet veel om eten, en sinds pappa weg was aten we elke avond runderragout. Die was papperig en stroperig als metselspecie, in dikke klodders uitgesmeerd over hardgeroosterd brood en heel zout, omdat we altijd vergaten de gedroogde vleessnippers eerst af te spoelen. De lekkernijen die Anton meebracht glansden als verjaarscadeautjes in hun cellofaanverpakking, en wij vielen er gulzig op aan.
Het goeie van Anton en mamma was dat ze samen zoveel lol konden maken. “We hebben dezelfde zin voor avontuur,” zei mamma. En ze lieten ons altijd meedoen aan hun avonturen. In het begin gingen mamma en hij ‘s-middags met ons uit rijden, zodat Anton ons kon leren kennen terwijl hij ons bang maakte met verhalen. Ze reden met ons naar de plek waar het vermoorde kindje van Lindbergh was gevonden. Ze reden met ons naar het huis van een vrouw die haar moeder het hoofd had afgehakt. Het was raar om je door hem bang te laten maken; het gaf ons een beschermd gevoel.
Op een avond vertelde Anton ons onder het eten dat hij uit een familie van moordenaars kwam, in Corsicana, Texas. Zijn grootvader, Johnny Darling, had minstens drie mannen vermoord – twee zwarte mannen, door het voorhoofd geschoten omdat ze voor zijn vrouw aan hun hoed hadden getikt, en een blanke, zijn zwager, midden in de rug geschoten omdat hij voor de Corsicana Star een artikel ter verdediging van de zwarte mannen had geschreven. Voor de eerste twee werd Johnny Darling veroordeeld tot een boete van vijf dollar wegens verstoring van de openbare orde. Na de laatste smeerde hij ‘m uit het stadje.
“Je zou hem niet geloven,” zei mamma stralend. “Maar dat artikel uit de Corsicana Star heeft hij.” Er verspreidde zich een brede glimlach over haar lippen; ze was trots.
“Het is echt waar,” knikte hij. “Echt waar.” Hij zat voorover geleund op zijn stoel, pappa’s stoel, aan het hoofd van onze keukentafel. Zijn ogen twinkelden en hij wreef met zijn vingers over zijn kin terwijl hij allerlei anekdotes en bijzonderheden ophaalde. Ik hoopte maar dat we een beetje slim deden. Julia deed natuurlijk hartstikke slim, daar kon je altijd van op aan. Jane zat onderuitgezakt op haar stoel en mamma wierp haar een snelle blik toe. Voor mamma was het soms net of ons hele wereldje afhing van wat Jane vond, alsof Jane overal verstand van had. “Clairvoyant,” zei Julia.
In het stadje had Anton een naam. De mensen waren verdeeld. Sommigen vonden hem fantastisch. “Uniek,” zeiden ze. “Een man met charisma – hij heeft er zijn ziel en zaligheid voor over om je uit de knoei te helpen.” Anderen wantrouwden hem en wilden niet dat hun vrouw bij hem in therapie ging. Ze zeiden dat hij ‘talrijke’ echtgenotes had. “Talrijke echtgenotes,” herhaalde Julia en trok haar linkerwenkbrauw op. En bij die talrijke echtgenotes had hij talrijke kinderen, over de hele wereld verspreid.
“Ze zijn gewoon jaloers,” zei mamma. Dat zei ze altijd als iemand kritiek op haar had.
Anton was van alles en nog wat, maar voor mij was hij een pokeraar en kaarten vond ik leuk. Ik kon soepel en vlug schudden en met één hand geven. Ik kende een boel spelletjes, maar het pokerspel kende ik nog niet.
∗
Anaconda high and low. Up and down the river. Five-card draw. Seven-card stud. Hold ‘em – een spelletje uit Texas. Op een avond bracht Anton ons onder het eten de verschillende varianten bij. Hij zei dat het goed voor ons zou zijn om te leren pokeren. Van pokeren werd je hard, en wij moesten hard worden en tegelijk vertrouwen hebben.
Anaconda: Eunectes murinus. Die naam had ik geleerd op een gedrochten-tentoonstelling op Coney Island. De slangen konden achtentwintig jaar oud en ruim elfmeter lang worden en de wijfjes konden tweeënzeventig jongen tegelijk werpen. Hoewel ze zo sterk waren dat ze een hert konden fijndrukken aten ze alleen kleine dieren en vogels. “Ze maken hun prooi af met de omhelzing des doods,” dat had het gedrocht dat ons de slang liet zien gezegd.
“Welk spel je ook doet, kinders, het komt op je gezicht aan,” zei Anton tegen ons. “Je moet je gezicht aldoor in de plooi kunnen houden, wat voor hand je ook hebt. Mickey Eager is de enige man die ik ooit heb gekend die consequent zijn gezicht in de plooi houdt.” Ik moest aan de Krugerrands denken en probeerde een onbewogen gezicht te zetten. “Een ondoorgrondelijk gezicht, waaraan je niet kunt zien wat je denkt of voelt.”
De keuken rook naar citroenwas. Mamma’s kerstcactus stond uitbundig te bloeien op een vensterbank, met paarsrode bloemen. De lange stelen golfden over de pot als smalle, met een kartelschaar uitgeknipte groene linten. Het vuur in de haard siste. We zaten met zijn vijven om de tafel entrecote met maïs te eten.
Grote entrecotes, met een rand van dik, glazig kraakbeen. De entrecote deed me aan pappa denken. Pappa was gek op entrecote. Hij zei altijd dat we een feestmaal moesten aanrichten als hij dood was en dikke, sappige entrecotes met hele peperkorrels eten om hulde aan zijn leven te brengen. Ik vroeg me af waar pappa nu was.
Na het eten pokerden we een paar keer met open kaarten om de regels te leren. Julia stelde een heleboel vragen over de regels. Die stelde altijd een miljoen vragen, om slim over te komen. De regels waren een fluitje van een cent. Je gezicht in bedwang houden, dat was het moeilijke eraan, en het mijne trilde nu al.
“Hou je gezicht in de plooi, sukkel,” zei Julia. Ze had haar balletkleren aan. Ze zat naast Anton en flirtte met hem, terwijl hij aldoor aan de stof van haar tutu plukte en zei hoe mooi die was. Mamma vond het leuk als we met hem flirtten.
“Rot toch op,” zei ik. Ik wou dat ik mijn tutu aanhad in plaats van die fluwelen jurk.
“Kate!” zei mamma. Maar haar stem klonk luchtig en ik merkte best dat het haar niets kon schelen. Er waren een hoop dingen die haar niets meer konden schelen. Het kon haar niets schelen of we onze vingers aflikten of met onze ellebogen op tafel zaten. “Ellebogen uit m’n ogen,” zei ze altijd. Maar ik wist dat ze nu liever haar tong zou afbijten dan zoiets stoms zeggen.
Jane had haar koppige gezicht gezet en zei geen woord. Ze hield niet van flirten. Julia zei dat Jane niet wist hoe dat moest.
“Trek je maar niets van Jane aan,” zei mamma glimlachend tegen Anton. “Ze is gewoon verlegen.”
“Als je het goeie gezicht hebt kun je bluffen, en bluffen is ontzettend leuk. Er valt een hoop over te zeggen, maar eigenlijk is het doodsimpel. Kwestie van basispsychologie,” zei Anton.
Hij vroeg of we ons geld bij ons hadden. Mijn gezicht betrok. Hij knipoogde en glimlachte en daarop glimlachte mamma en verbond ons met haar ogen. Anton haalde zijn portefeuille tevoorschijn en gaf ons allemaal een biljet van twintig dollar, wat een hele opluchting voor me was. Het geld was nieuw en schoon en ik klemde het mijne in mijn hand. Geld leek niets te betekenen voor Anton. Pappa gaf ons nooit op die manier geld, dat je het zomaar uitdeelde alsof het niets betekende. Mamma zei dat pappa ‘krenterig’ was en dat ze tegenwoordig alleen nog maar ruzie over geld maakten.
We wisselden de briefjes van twintig in voor stapels fiches in verschillende kleuren. Aan de ene kant glommen ze. De andere kant was zo zacht als een konijnenpootje. We legden de fiches op hoge stapels voor ons, torentjes van goud. De briefjes van twintig lagen op een vorstelijke hoop naast de bak met fiches die Anton had meegebracht. Ik ging het allemaal winnen. Ik was de royaalste van ons drieën. Jane gaf niet om geld en Julia zat boven op het hare. De enige keer dat ze me geld had geleend had ze me rente laten betalen. Julia loerde over haar fiches naar mij en trok haar linkerwenkbrauw op. Ik ga het allemaal winnen, dacht ik opnieuw.
Anton deed het licht uit en de keuken werd fluwelig donker, met alleen nog de twee brandende kaarsen midden op tafel. Al het vertrouwde verdween even en kwam toen weer tevoorschijn in de schemerige grijze schaduwen van het kaarslicht. Het vertrek werd een pokervertrek, een casino. Ik stelde me Las Vegas en de Caribische eilanden voor, en de geslepen vastgoedmakelaars die met hun whisky voor zich om een in rook gehulde tafel zaten, en hun duizend-dollarfiches die tegen elkaar aan klikten. De kaarsvlammetjes bewogen en krinkelden, hoewel de lucht doodstil was. Op een plank stonden wijnglazen neonachtig te schitteren. Ik dacht aan de dertigduizend dollar die Anton jaarlijks met kaarten verdiende en aan wat wij daarmee konden doen. Nooit meer runderragout, dacht ik.
Na drie spelletjes met dichte kaarten waren we verkocht. Ik bleek talent voor gokken te hebben. Je hoefde alleen maar te bluffen en je gezicht in de plooi te houden. Zelfs Jane was verkocht. Ze probeerde het niet te laten merken, met haar ernstige gezicht, maar ze zat net zo aandachtig naar Antons woorden te luisteren als wij. We werden draaierig van opwinding terwijl onze torentjes lager en hoger werden. Zelfs mamma was anders dan anders, hoewel ze had gezegd: “Ik heb geen zin in spelen. Spelen jullie maar voor mij.” Haar groene ogen flirtten glinsterend met de onze. Ze had die magische uitstraling die je krijgt als je wint of bijna wint. We zouden nu wel alles voor haar willen doen.
Met elke verhoging groeide de pot. We zaten als gekken te bluffen. Van dat onbekommerde, eerlijke liegen kregen we een kick, het gaf ons het gevoel dat we een hoop konden flikken, alsof we iets van elkaar wisten. Ik won twee handen met een paar zessen en daarna achten. Stelletje eikels, wilde ik zeggen, maar in plaats daarvan hield ik mijn gezicht in de plooi en gebruikte mijn armen als schuif om de fiches naar me toe te vegen. Bij de volgende hand had ik een paar vijven. Ik zat als een duivel te bluffen, met mijn talent. Ik had een ondoorgrondelijk gezicht. Ik zette in. Anton verhoogde. Ik verhoogde nog eens. Iedereen ging weg. Ik voelde het bloed in mijn aderen.
“Laat kijken,” zei Julia, terwijl ze haar hand uitstak naar mijn kaarten.
“Nee, nee,” zei Anton en hield haar tegen. “Ze hoeft ze niet te laten zien.” Dat was nog het leukste eraan – je kon ongestraft bluffen, niemand zou het te weten komen. Met gokken lag er altijd iets meer, iets beters net binnen je bereik, in die volgende hand, waardoor zelfs verliezen leuk werd.
“Maar je kunt niet de hele tijd bluffen, kindje,” zei Anton, toen hij een spelletje won waarop ik had proberen te bluffen. Hij wierp me een strenge leraarsblik toe en streek de fiches op. “Ook dat wordt een patroon, en ze mogen je niet doorkrijgen.”
Na dat potje won hij een paar keer achter elkaar. Onze torens slonken. Hij liet zijn fiches op een rommelig hoopje liggen. Mamma glimlachte. Ze was aangeschoten. Na een paar glazen wijn kwam de wereld haar voor als het toppunt van volmaaktheid. Pappa plaagde haar altijd omdat ze van één glas wijn al aangeschoten raakte. Ik probeerde me te herinneren hoe hij haar ook alweer plaagde, maar het lukte me niet.
“Zien jullie nu wel, kinders, er komt heel wat subtiliteit kijken bij dit spel,” zei Anton. Zijn ogen twinkelden en het kaarslicht viel op een gouden vulling in zijn mond. Er gleed een prachtige ernstige uitdrukking over zijn gezicht. Hij wilde dat we ervan leerden – dat we leerden hard te worden en tegelijk vertrouwen te hebben. “Als je eenmaal kunt bluffen moet je door bluf heen leren kijken,” zei hij. “Je kunt vaak winnen als je weet hoe je zenuw-tics moet herkennen.” Hij haalde een zilveren sigarettenkoker uit zijn borstzak en trok er een miezerig sigaretje uit, bijna net een lucifer. “Stel, je merkt dat een speler aan zijn ring draait terwijl hij hoog inzet, dan zou het niet dom zijn als je zei dat je hem wilt zien.” Hij raakte zijn ring aan, de turkoois die zo groot was dat hij er gevaarlijk uitzag. Daarna nam hij een lange, diepe trek en hield de rook even binnen. Hij blies uit en schraapte zijn keel.
“En zo zullen de andere spelers ook op jouw tics letten. Het zijn de tics die je verraden.” Hij zweeg weer even en keek ons onderzoekend aan. Zijn grote ronde hoofd leek als een wereldbol op zijn hals te balanceren. Ik vond hem geweldig. “Een vriend van me in Texas, Bobby O’Donnell, die had een tic bij zijn oor die hem verraadde. Het ging onbewust, maar hij hechtte nou eenmaal aan een stevig potje kaarten.”
Antons stem kreeg een opvallend zware, donzige klank terwijl hij aan Texas zat te denken – lange, krachtige, slepende klinkers. Hij glimlachte vaag. Ik keek naar de berg geld. Ik popelde van ongeduld om het spel te winnen. “Is met één potje poker zijn hele ranch kwijtgeraakt, ruim achthonderd hectare. Tot op de laatste hectare kwijtgeraakt, plus het huis, met berenvel en al. Bobby was een hopeloze kaartspeler. Daar kun je ook lering uit trekken. Onthou altijd dat je nooit begint met meer geld dan je tegenspelers wanneer je om een hoge inzet pokert.” Zijn blik verscherpte zich en hij schudde afkeurend zijn hoofd.
“Zie je, Eve,” zei hij. “Als jij zou pokeren was jouw tic je duimnagel tegen je lip.”
Mamma glimlachte, pakte zijn sigaret en nam een minuscuul trekje.
“En Julia.” Anton keek haar aan. “Jij speelt met je haar.” Ze zat een krul tot een Worstje te draaien. Ze stopte ermee en ging op haar handen zitten. Ik hield ook op; ik zat aan mijn knokkels te pulken.
“Kate, jij friemelt met je vingers.” Hij grijnsde tegen me en kneep zijn ogen tot spleetjes. Het was niet tot me doorgedrongen dat we zo’n hoop tics hadden, en mijn jurk leek opeens te knellen.
“En Jane.” Ze staarden elkaar een hele tijd aan en volgens mij kon Jane elk moment gaan glimlachen. Toen veranderde haar gezicht en werd ernstig. Jezus, ik hoopte maar dat ze niet moeilijk ging doen. In Antons ogen lag een glimlach klaar terwijl ze elkaar bleven aanstaren. “Jane,” zei hij, “jij drukt je hand tegen je wang.” Jane bleef hem aan zitten staren, tot hij eindelijk zijn blik afwendde. Ik dacht aan ons vieren met onze tics, allemaal tegelijk tikkend om de tafel. Mamma’s duim wreef over haar lip en Julia draaide aan haar haar. Ik begon te lachen.
“Het is niet grappig, het is triest,” zei Jane. Ze sloeg haar blik neer naar de tafel en staarde naar onze morsige borden met de verdroogde restjes vlees en vet. “Ik vind hier niets aan.” Ze stond op, zei dat ze niet meer meedeed en legde haar fiches terug in de bak zonder er een cent voor te krijgen.
“Laat de moed niet zakken, kindje,” zei Anton vriendelijk, terwijl hij gaf voor nog een spelletje drawpoker. “Je doet het prima. Je bent een goeie speler.” Teder als een vader.
“Morgen hebben we school,” mompelde Jane. “Ik moet nog huiswerk maken.”
“Je kunt beter opletten wat hij zegt,” zei mamma met een glimlach. Ze nam een slokje van haar wijn. “Hij verdient hier zijn brood mee.” Jane deed of ze lucht was en begon lawaaierig de tafel af te ruimen.
“Laat haar toch gewoon weggaan,” zei ik. Ze was dol op scènes schoppen. Ze vond het fijn als wij haar smeekten om dingen te doen. Wedden dat ze wou dat Anton haar ging smeken.
“Trek je maar niets van Jane aan,” zei Julia. “Ze is gewoon asociaal.”
Jane deed een lamp aan en ging toen bij de haard zitten lezen. Wij deden of ze lucht was.
∗
Het pokerspel ging verder. Ik voelde me bijna mooi terwijl ik zo zat te kaarten. Mijn fluwelen jurk zat lekker. Ik bedacht dat ik die fluwelen jurk naar school aan zou doen als ik een paar kinderen zou overhalen om te pokeren. Ik zou de rijke stinkers meenemen naar het beekje achter school. Ik kon het water in de kreek bijna horen kabbelen. De lucht zou blauw zijn, met hier en daar een luie wolk. Billy Keaton schoot me te binnen, met zijn spitskoolhoofd en dat pak geld dat hij altijd in de zak van zijn spijkerbroek had zitten. Hij mocht er graag mee opscheppen, waaierde ermee tussen zijn vingers, flapte ermee tegen zijn handpalm. Dat pak ging ik winnen. Dertigduizend dollar per jaar. Ik wilde hard worden. Mijn handen zweetten. Mijn slapen begonnen al te steken als ik aan al dat geld dacht.
Julia gaf een spelletje Anaconda en ik kreeg een paar tienen. Ze zette in en ik verhoogde haar. Mijn eerste kaart was weer een tien en er schoot een koude rilling door me heen. Ik bestudeerde Anton. Zijn gezicht was onbewogen als graniet. Ik bestudeerde Julia. Haar linkerwenkbrauw ging omhoog. Volgens mij zat ze te bluffen. Het was een grote pot. De volgende twee kaarten waren een eenogige boer en de zelfmoordheer – de hartenheer met de punt van zijn zwaard in zijn schedel. Ze zagen er vorstelijk uit met elkaar – drie tienen met een heer. “Ik doe er vijfenzeventig cent bij,” zei ik, terwijl ik drie rode fiches in de pot liet glijden, waar ze tegen de andere fiches klikten. Dat vond ik een prachtig geluid. Ik wreef over mijn knokkels en hield er meteen weer mee op, in de hoop dat niemand het had gezien. Julia verhoogde. Ik verhoogde nog eens.
“Het is elf uur,” zei Jane. Ze kwam naar de tafel en doemde erboven op. Het kaarslicht viel op haar gezicht, waardoor het spookachtig en mooi werd. Haar grote ogen glansden. “Bedtijd.”
“Donder op,” zei Julia en we begonnen onze hand te laten zien, door onze kaarten één voor één om te draaien en bij elke kaart opnieuw in te zetten.
“Laat ze dit potje even afmaken,” mompelde mamma tegen Jane terwijl ze naar het spel keek. Ik kon het niet uitstaan wanneer ze als moeders onder elkaar gingen doen. Jane ruimde de rest van de borden af en stapelde kletterend schalen op elkaar. Ze zette alles in de afwasmachine. Mijn drie tienen lagen op tafel te pronken met de boer en de heer. “Drie tienen met een heer,” kondigde ik aan en keek Anton glimlachend aan. Hij glimlachte terug, maar zei dat hoge kaarten geen rol speelden bij three ofa kind.
“Ik heb een full house. Ik heb gewonnen,” zei Julia terwijl ze haar laatste kaart omdraaide. Ze had drie tweeën en twee drieën. Dat is niet eerlijk, dacht ik. Julia is de gierige. Zij mag niet winnen. Gauw veegde ze de fiches bij haar stapeltje.
“Bedtijd,” zei Jane weer. Ze knipte de plafondlamp aan. Mijn ogen prikten van het felle licht. Het vertrek werd weer gewoon een keuken, maar dat kon me niet schelen.
“Mooi werk, kindje,” zei Anton tegen Julia. Mijn gezicht betrok en al die gedroomde vooruitzichten waren in één klap verdwenen. Ik had maar een handvol fiches over. Ik voelde me lelijk. Ik dacht ingespannen na. Toen stroomde ik weer vol, want ik bedacht dat ik Jane’s fiches zou nemen. Die gebruikte toch niemand. Ik besloot wat van Anton te lenen. Dat was tenminste eerlijk. Ik ging het terugwinnen. Het volgende spelletje ging ik winnen, dat voelde ik gewoon.
“Anton,” vroeg ik. Hij keek me aan. “Kan jij me voor tien dollar aan fiches lenen?” Ik hield hem vast met mijn blik. Mamma lachte.
“Toe nou, Kate,” zei Jane. Ik haatte haar.
“Ik geloof niet dat gokken zo goed is voor Kate,” zei ze tegen mamma. “Ze wordt er hebberig van.”
“Sekreet,” zei ik. Ik had best door dat ze ruzie zocht. “Kan ik tien dollar lenen?” vroeg ik nog eens.
“Je hebt verloren, Kate. Het spel is afgelopen. Tijd om naar bed te gaan,” zei Jane. Haar handen stonden in haar zij. Haar haar hing los, warrig van de vlechten die erin hadden gezeten. Haar gezicht zag bleek in het felle licht.
“Slaap lekker, schattebouten,” zei mamma tegen ons. De blik die ze me toewierp beval me met Julia en Jane mee te gaan.
Ik zei dat ik nog een spelletje wou doen. Anton legde de kaarten neer en telde Julia’s fiches. Ik haatte Julia.
“Morgenavond doen we weer een spelletje,” zei mamma. Haar gezicht stond opgewekt. Ze vond het fijn dat we wilden spelen.
“Het is niet eerlijk,” zei ik.
“Wat kan jij slecht tegen je verlies,” zei Julia.
“Kom jij nou ook, mamma. Het is al laat,” zei Jane.
“Ik kom er zo aan. Doe nou maar wat ik zeg.”
“Nee. Je hebt beloofd dat je Kate zou voorlezen en het is trouwens al laat ook.” Jane zette de afwasmachine aan. Er was iets mee mis waardoor hij bonkte en sputterde. Iedereen maakte ruzie; iedereen haatte iedereen.
“Anton,” zei Jane. “Volgens mij moet je nu maar naar huis gaan.”
“Waarom doe je zo moeilijk?” zei Julia tegen Jane. “Je weet best dat Anton blijft logeren.” Ik dacht aan Antons Cadillac, verscholen langs het dichtbegroeide weggetje.
“Ze slapen met elkaar,” kondigde ik aan. “Dat weet je best.” Ik zei graag ‘met elkaar slapen’ in plaats van ‘neuken’. Dat klonk volwassener.
“Koppen dicht,” zei Jane tegen ons allebei.
“Rot toch op.”
Een glas dat uit Jane’s hand gleed spatte uit elkaar. Stilte. Ik kon het geluid van glas dat alle kanten opvloog nog horen.
“Genoeg,” zei mamma. Langgerekt en traag. Weer stilte. Ik durfde niet naar haar te kijken.
“Ik heb genoeg van jou, Jane,” zei mamma, traag sprekend. “Je ligt de hele avond al dwars.” Ze stond op. “Zou je Anton niet eens zeggen waarom je je zo onmogelijk gedraagt?”
Jane mompelde dat het morgen weer school was. Haar stem klonk kleintjes.
“Morgen weer school?” zei mamma, terwijl ze naar Anton staarde. Haar gezicht liep rood aan. Ik vond het zielig voor Anton dat hij in zo’n ruzie van ons verstrikt was geraakt. Ik was bang dat hij ons nou niet meer aardig zou vinden. Jezus, ik wou dat Jane zich maar eens gedroeg. Als ze er nu meteen mee ophield zou er niets meer aan de hand zijn.
“Jane,” zei ik, maar mamma liet me niet uitspreken.
“Jane wil niet dat ik ook een leven van mezelf heb, snap je,” zei ze.
“Eve,” zei Anton vriendelijk. “Jane is niet lastig geweest. Je moet haar niet zo op stang jagen.”
Maar mamma dramde door. “Ze is wél lastig geweest. Ik wil dat je hoort wat ze te zeggen heeft. Ze vindt zichzelf toch zo slim, ze denkt dat ze alles doorheeft.”
“Schei nou uit, mamma,” zei Julia en bevochtigde haar vingertoppen om de kaarsen te doven. Ik vond dat ze er stom uitzag in haar balletkleren. Wedden dat ze alleen maar dacht aan het geld dat ze voor haar fiches zou krijgen. Hebberig varken, dacht ik.
“Ik laat me door jou niet vertellen dat ik uit moet scheiden,” snauwde mamma.
“Mamma-a,” zei Jane, het woord lang aanhoudend.
Mamma greep Jane bij haar arm en gaf er een ruk aan. Ik wist hoe dat voelde.
“Jane is bang voor je, Anton,” zei mamma. “Waarom zeg je het niet tegen hem, Jane?”
Mamma herhaalde aldoor haar naam. Je wist dat je zwaar in de nesten zat als ze aldoor je naam herhaalde. Het had iets griezeligs zoals ze dat deed – alsof die naam iets werd dat zij bezat, iets dat niet van jou was. Ik was blij dat ze niet boos op mij was. Meestal deed ik ontzettend mijn best om niet in de nesten te raken.
Mamma trok Jane met een ruk naar zich toe. Opeens leek Jane een klein meisje. Jonger dan ik. Haar schouders hingen naar voren, alsof ze iets droeg, en ik voelde me plotseling verschrikkelijk verdrietig.
“vertel hem maar dat je denkt dat hij toch nooit bij zijn vrouw weggaat, Jane,” zei mamma. Ze duwde Jane naar Anton terwijl ze haar nog steeds bij haar arm hield. “Zie je, Jane vindt zichzelf toch zo slim. Ze heeft tegen me gezegd dat jij toch nooit…”
“Mamma, hou je mond,” zei Jane en trok zich los.
“Eve,” zei Anton weer. Er viel een korte stilte. Ik kon Jane horen ademhalen. Ik dacht aan de non en keek naar Anton. Ik voelde me al afschuwelijk als ik naar hem keek. Zijn ogen waren groot en bang en hij had iets eenzaams zoals hij daar stond. Nu leek zijn gezicht niet meer zo levendig. Hij draaide aan zijn ring.
“Daar kunnen we met elkaar over praten, kindje,” zei Anton zacht tegen Jane. “Het gaat om belangrijke zaken en het is nu al laat, maar we moeten wel over die dingen praten, kindje. Het is goed om erover te praten.”
Anton keek naar Julia en mij. Zijn ogen stonden peinzend en treurig. Ik dacht aan zijn kinderen. Ik nam aan dat hij ze wel zou missen. Ik dacht aan pappa en aan de dag dat hij weg was gegaan en kreeg een dikke keel toen ik me afvroeg wat het voor hem had betekend toen hij besloot om weg te gaan. Ik dacht aan de non en aan de keren dat ze weleens opbelde, wat je kon horen aan de internationale klikjes. Dan drukten we alledrie ons hoofd tegen de hoorn, in de hoop dat we een verklaring zouden krijgen voor wat er aan de hand was, een aanwijzing voor hoe het verder zou gaan. We bleven altijd luisteren tot ze ophing.
“We moeten gauw nog weer eens pokeren,” zei Anton en dronk zijn wijn op. Hij drukte een kus op mijn kruin en zijn vingers wreven over mijn nek. Toen deed hij hetzelfde bij Julia en Jane. Hij omhelsde mamma haastig en ging de keuken uit. Plotseling had ik de indruk dat hij ons echt nodig had, en daardoor voelde ik me dichter bij mamma. Ik had de indruk dat hij haar ook nodig had en dat zij zich nodig wilde voelen. De keuken rook nog naar Anton, een vage lucht van regen en sigaretten.
Het licht van koplampen stroomde de keuken in en verflauwde terwijl Anton achteruit de oprit afreed. Mamma zette de afwasmachine uit en het werd stil in de keuken. “Ben je nou tevreden, Jane?” zei ze, met een harde blik in haar ogen.
“Je bent dronken en stoned,” zei Jane.
“Je bent een snertkind!” fluisterde mamma schel. Haar hele gezicht was roze. “Waarom kan je niet aardig doen tegen mijn gast? Waarom gun je me niet eens één keer dat ik ook een leven van mezelf heb? Wat weet jij ervan! Heb je enig idee wat het betekent als je niemand hebt om je bij te staan? Niemand om je leven mee te delen? Om plezier mee te hebben? Hoe kom ik aan zo’n kind? Kate en Julia zijn heel anders dan jij.”
Julia en ik verroerden geen vin.
“Die gast van jou is een engerd,” zei Jane zacht maar fel. “Een getrouwde engerd.”
De Anaconda-kaarten lagen schots en scheef over tafel. Het geld lag nog altijd op die vorstelijke hoop. Ik was benieuwd of Julia alles zou krijgen of dat mamma het zou houden.
“Uit mijn ogen,” zei mamma.
“Wou je me dan slaan soms?” Jane stormde de keuken uit en kwakte de deur achter zich dicht. “Hij gaat toch niet met je trouwen,” schreeuwde ze. Een liniaal en een vliegenmepper vielen kletterend op de grond. Ik had met Jane te doen. Ik had met mamma te doen. Ik was bang dat ik wel partij zou moeten kiezen.