Agatha was behoorlijk zenuwachtig toen ze stond te wachten tot de Cotswolds Express in Moreton-in-Marsh zou arriveren. Hoe zou die vriend van Roy zijn? Zou ze hem mogen? Maar haar grootste zorg was dat die vriend haar misschien niet zou mogen. Maar ze wilde voor zichzelf niet eens toegeven dat ze dat dacht.
Het weer hield zich koest, maar het was nog steeds koud. De trein, oh, wat een wonder, was wel op tijd. Roy stapte uit en haastte zich naar haar toe om haar te omhelzen. Hij droeg een spijkerbroek en een T–shirt met als opschrift de tekst ‘I Have Been Used’ erop. Na hem kwam een tengere jonge man. Hij had dik zwart haar en een zware snor, en hij droeg een lichtblauw spijkerjack, een spijkerbroek en cowboylaarzen met hoge hakken. Butch Cassidy die naar Moreton-in-Marsh kwam. Dus dit was dan Steve. Hij gaf haar een slap handje en bleef haar met hondenogen aankijken.
“Welkom in de Cotswolds,” zei Agatha. “Roy vertelde me dat je Australiër bent. Met vakantie?”
“Nee, ik ben systeemanalist,” zei Steve met het zorgvuldig Engelse accent van een Elize Doolittle die het nog niet helemaal snapte. “Ik werk in de stad.”
“Kom maar mee, dan,” zei Agatha. “De auto staat voor het station. Ik zat eraan te denken om jullie vanavond mee uit eten te nemen. Ik ben namelijk niet zo’n beste kok.”
“Dat is helemaal waar, pop,” reageerde Roy. Hij keek Steve aan. “We noemden haar altijd de koningin van de magnetron. Meestal at ze op kantoor en had daar dan ook een magnetron staan. Ze warmde vreselijke dingen op, zoals Rajah’s Spicy Curry en dat soort dingen. Waar gaan we eten, Aggie?”
“Ik dacht aan de Red Lion, in het dorp waar ik woon.” Ze deed de auto van slot, maar Roy bleef staan waar hij stond. “Pubvoer?” vroeg hij.
“Ja.”
“Biefstuk met friet, worst met friet, vis met friet of lasagne met friet?”
“Ja. Nou en?”
“Nou en? Mijn gevoelige maagje verkrampt al bij de gedachte alleen. Mijn vriend Jeremy zei dat er een goed restaurant was, de Horse and Groom in Bourton-on-the-Hill. Wat een heerlijke plaatsnamen, hè, Steve? Zie je? Hij staat al te kwijlen.” Steve keek hem uitdrukkingloos aan. “Het zijn Basken en ze bereiden allerlei soorten visgerechten. En ze schijnen ook enig servies te hebben en van die – ”
“Stop maar met wauwelen,” kapte Agatha hem af. “Goed dan. We proberen die tent, hoewel het er wel eens vol zou kunnen zitten als het eten er inderdaad zo goed is.”
Maar het bleek dat de Horse and Groom net voor hun komst een afzegging had ontvangen. Het was een smaakvol, prettig restaurant en het eten was heerlijk. Agatha vroeg Steve om eens iets over zijn werk te vertellen, maar kreeg spijt van haar vraag toen hij aan een lange en saaie beschrijving begon van zijn baan in het bijzonder en computers in het algemeen.
Zelfs Roy werd de monoloog van zijn vriend zat en onderbrak hem met: “Hé, Aggie, wat was dat trouwens allemaal met jou en dat sterfgeval?”
“Dat was een vreselijke vergissing,” zei Agatha. “Ik had een quiche ingeleverd voor een dorpswedstrijd. Een van de juryleden heeft ervan gegeten en is overleden door vergiftiging.”
Er verscheen een lach in Roy’s ogen. “Je hebt nooit kunnen koken, Aggie.”
“Ik had die quiche niet eens zelf gemaakt,” protesteerde Agatha. “Ik heb een quiche bij de Quicherie in Chelsea gekocht en die ingeleverd.”
Steve keek haar ernstig aan. “Maar het is bij dit soort thuisbakwedstrijden juist de bedoeling dat je zo’n ding zelf bakt.”
“Ja, maar – ”
“Maar ze wilde zoals gewoonlijk weer even snel scoren,” verzuchtte Roy. “Wie was dat jurylid en waaraan is hij doodgegaan?”
“Meneer Cummings-Browne. Waterscheerlingvergiftiging.”
“Geveld door wat – iets met het water? Heeft Londen een probleem met de waterleiding?”
“Nee, waterscheerling is een plant. Het moest zijn aangezien voor de spinazie die meneer Economides altijd gebruikt.”
Steve legde zijn vork neer en keek somber naar Agatha. “Je hebt hem dus vermoord.”
Roy lachte zich een breuk. Hij schaterde zo hard, dat hij van zijn stoel af viel en hij over het tapijt van het restaurant rolde terwijl hij zijn buik vasthield. De andere gasten glimlachten naar hem met de beleefde, bevroren lachjes die de Engelsen gebruiken voor bedreigende situaties.
“Oh, Aggie,” piepte Roy toen zijn vriend de stoel had opgeraapt en hem er weer op had gezet, “jij bent me er eentje.”
Agatha legde geduldig uit hoe het was gegaan. Het was gewoon een ongelukkig toeval geweest.
“En hoe denken ze nu over je in het dorp?” vroeg Roy, die de tranen van het lachen van zijn wangen veegde. “Noemen ze je al de Borgia van de Cotswolds?”
“Het is moeilijk te zeggen wat ze denken,” zei Agatha. “Maar ik kan de boel maar beter verkopen. De hele verhuizing naar Carsely is één grote vergissing geweest.”
“Wacht even,” zei Steve. Hij trok voorzichtig een stukje kreeft uit een schaar en stak dat in zijn mond. “Waar groeit die waterscheerling?”
“In de West Midlands. En volgens de politie zijn dit de West Midlands.”
Steve fronste zijn voorhoofd. “Groeit het op boerderijen in de buurt van de gewone groentesoorten?”
Agatha zocht haar geheugen af naar wat ze in het boek bij Foyle’s over waterscheerling had gelezen. “Het groeit op moerasachtige plaatsen.”
“Ik hoorde dat de Cotswolds beroemd zijn om hun asperges en aardbeien…Oh, en ook pruimen en dat soort dingen,” zei Steve. “Dat heb ik toevallig gelezen. Maar spinazie niet. En hoe komt een moerasplant terecht in een spinazieveld?”
“Ik weet het niet,” zei Agatha. “Maar zover ik me kan herinneren, groeit het ook in andere delen van de Britse eilanden. Ik bedoel, het spul bij Covent Garden komt uit heel Groot Brittannië en uit het buitenland.”
Steve schudde langzaam zijn hoofd en liet zijn mond open hangen terwijl hij een volgend stuk kreeft bestudeerde. “Zit je te wachten tot dat stuk kreeft erin springt?” wilde Roy weten. “Je ziet eruit als een van die koppen op de kermis, waar je een bal in de mond moet zien te gooien.”
“Zoiets gebeurt gewoon niet zomaar,” zei Steve.
“Wat?”
“Nou, kijk. Er wordt een veld spinazie geoogst. Om de een of andere reden wordt er een moerasplant mee geoogst. Toch? Hoe komt het dan dat er niemand anders is overleden? Hoe komt het dat het allemaal in één spinaziequiche terechtgekomen is? Alleen die ene. Natuurlijk zou er ook iets in een andere quiche terecht moeten zijn gekomen. En dan zou dus ook een van de andere klanten van die Economides het hoekje om moeten zijn gegaan.”
“Ach, de politie zal daar allemaal wel naar hebben gekeken,” zei Roy enigszins verveeld. Hij vond dat Steve het gesprek teveel overheerste.
Steve schudde nogmaals langzaam zijn hoofd.
“Luister,” zei Agatha. “Als je gewoon even nuchter nadenkt. Wie wist nou dat ik die quiche daarheen zou brengen. En wie zou nou weten dat de familie Cummings-Browne hem mee naar huis zou nemen? Voor hetzelfde geld had de dominee hem meegenomen en hem aan de een of andere bejaarde gegeven. Lord Pendlebury had hem kunnen opeten.”
“Wanneer heb je die quiche meegenomen naar de wedstrijd?” vroeg Steve.
“De avond ervoor,” antwoordde Agatha.
“Hij heeft daar dus de hele nacht onbewaakt in die zaal gestaan? Iemand zou een andere quiche, met waterscheerling erin, gebakken kunnen hebben en die hebben verruild voor die van Agatha.”
“Dan komen we terecht bij het motief,” zei Agatha. “Goed, laten we zeggen dat iemand een giftige quiche heeft verruild voor die van mij. Wie wist dat Cummings-Browne hem mee naar huis zou nemen? Ik wist pas op het allerlaatste moment dat ik hem daar zou laten staan.”
“Maar hij zou ook voor jou kunnen zijn bedoeld,” zei Steve. “Snap je? Ook al had je die wedstrijd gewonnen, dan was er alleen maar een klein puntje afgegaan voor de jurering en dan zou je de rest mee naar huis hebben genomen.” Hij leunde naar voren. “Wie haat jou genoeg om zoiets te doen?”
Agatha dacht met een ongemakkelijk gevoel aan mevrouw Barr en haalde toen haar schouders op. “Dit is belachelijk. Lees jij weleens Agatha Christie?”
“Heel vaak,” reageerde Steve.
“Nou, ik ook, maar hoe grappig die detectiveverhalen ook zijn, geloof me, moorden vinden meestal plotseling en met een hoop geweld plaats en vrijwel altijd in de stad. Vaak een dronken echtgenoot die zijn vrouw verkeerd slaat en niet meer kan stoppen. Snap je het dan niet? Ik wil graag dat het een moord is.”
“Dat begrijp ik, ja,” zei Steve, “omdat je hier nu bekend staat als een bedrieger.”
“Ho, ho, wacht even – ”
“Maar het komt allemaal wel vreemd over.”
Agatha viel stil. Had ze maar nooit geprobeerd om die belachelijke wedstrijd te winnen.
Weer werd ze overspoeld door een gevoel van eenzaamheid toen ze de rekening betaalde en haar gasten naar buiten joeg. Ze had een heel weekend voor zich waarin ze dit stel moest zien te vermaken, maar toch benadrukte hun aanwezigheid alleen maar haar eenzaamheid. Roy’s vriend wilde het platteland van Engeland zien en dus gebruikte hij haar.
Roy neusde door de cottage en bekeek alles. “Wat een lief stulpje, Aggie,” luidde zijn oordeel. “Nephoefijzers! Tss! En dan al die boerderij spullen.”
“Hoe zou jij het dan hebben gedaan?” vroeg Agatha hem recht op de man af.
“Geen idee, lieverd. Maar het ziet eruit als een decor. Er is hier niks van de oude Aggie te vinden.”
“Maar dat is misschien wel begrijpelijk,” zei Steve. “Er zijn nou eenmaal mensen die geen persoonlijkheid hebben die zich laat vertalen naar de inrichting van een huis.”
“Jullie kunnen me wat, mensen,” reageerde Agatha stekelig. “Ga maar liever naar bed. Ik ben moe. De festiviteiten in het dorp beginnen pas rond de middag, dus jullie kunnen lekker uitslapen.”
De volgende morgen nam Roy de scepter in de keuken over toen hij erachter kwam dat Agatha op het punt stond om de worstjes voor het ontbijt in de magnetron te gooien. Hij floot een vrolijk deuntje toen hij aan het werk ging en Agatha zei tegen hem dat hij een prima echtgenote zou worden. “Een betere dan jij, Aggie,” zei hij opgewekt. “Het is een wonder dat je gezondheid het ondertussen niet heeft begeven onder het gewicht van alle magnetroncurry’s.”
Steve kwam naar beneden in een nette ochtendjas, goud met blauwe strepen en met het logo van een cricketclub op een van de zakken. “Die heeft hij op een vlooienmarkt gevonden,” zei Roy. “Doe maar geen moeite om een gesprek met hem aan te knopen, Aggie. Hij wordt pas wakker als hij een mok koffie op heeft.”
Agatha bekeek de ochtendkranten en bladerde ze snel door om te zien of er verder nog iets over de quichevergiftiging geplaatst was, maar ze vond niks.
De ochtend ging in vriendschappelijke sfeer maar wel in betrekkelijke stilte voorbij, waarna ze naar de hoofdstraat liepen. Roy passeerde met enkele radslagen de cottage van mevrouw Barr. Agatha zag de satijnen gordijnen bewegen.
Steve haalde een groot schrijfblok uit zijn tas en begon van alles over de festiviteiten te noteren, die begonnen met het kronen van de meikoningin, een mooi schoolmeisje met een ouderwets slank figuurtje. In principe leken alle schoolkinderen op illustraties uit een lang vergeten boek, met hun onschuldige gezichten en onvolgroeide figuurtjes. Agatha was gewend aan schoolmeisjes met boezems en achterwerken. De koningin werd aangetrokken door de ‘morrisdansers’, de volksdansers met hun gebloemde hoeden en belletjes om hun knieën. Roy was teleurgesteld in de volksdansers, waarschijnlijk omdat ze, ondanks de bloemenhoeden, op een dronken rugbyteam leken en door het dorp werden geleid door een man met grijs haar die verscheidene toeschouwers een tik gaf met een varkensblaas. “Het is de bedoeling dat je daar vruchtbaar van wordt,” zei Steve bedachtzaam. Roy gilde van het lachen en Agatha schaamde zich dood voor hem.
Ze slenterden langs de stalletjes die in de hoofdstraat waren opgezet. Iedereen leek wel iets te verkopen om het een of andere goede doel te ondersteunen. Agatha meed het stalletje met eigengemaakte baksels. Roy won een blik sardientjes bij de tombola en liet zich daardoor zo meeslepen dat hij lootje na lootje kocht tot hij een fles Scotch te pakken wist te krijgen. Er kon ook gekegeld worden, wat ze allemaal probeerden, er werd een aantal nummers gespeeld door de dorpsfanfare en toen waren de volksdansers weer aan de beurt, die hoog de zonnige lucht in sprongen, begeleid door viool en accordeon. “Besef jij niet dat je in een anachronisme leeft?” zei Steve peinzend terwijl hij verder krabbelde in zijn schrijfblok.
Roy wilde nog eens zijn geluk beproeven in de tombola en hij en Steve gingen ervandoor. Agatha zocht door een stapel tweedehands boeken in een marktkraam en keek toen scherp naar de vrouw achter de kraam, mevrouw Cartwright!
Ze was, zoals Agatha al had opgemerkt, een zigeunerachtige vrouw met een wat donkerdere huidskleur tussen alle roze en witte tinten van de dorpelingen. Haar wilde haar hing op haar rug en haar sterke armen waren over een volle boezem geslagen.
“Mevrouw Cartwright?” zei Agatha aarzelend. De donkere ogen van de vrouw richtten zich op haar. “Oh, u moet mevrouw Raisin zijn,” zei ze. “Dat was niet best, met die quiche.”
“Ik begrijp er niks van,” zei Agatha. “Ik had hem natuurlijk niet moeten kopen, maar aan de andere kant, hoe kan er in vredesnaam waterscheerling in een Londense quiche terechtkomen?”
“Londen zit vol slechte dingen,” zei mevrouw Cartwright, die een paar paperbacks rechtzette die waren omgevallen.
“Nou, het gevolg is in elk geval dat ik mijn huis hier weer zal moeten verkopen,” zei Agatha. “Ik kan hier niet blijven na wat er is gebeurd.”
“Het was een ongeval,” zei mevrouw Cartwright onbewogen. “En je kunt er volgens mij niet zomaar vandoor gaan na een ongeval. En trouwens, ik vond het schitterend dat een dame uit Londen vond dat ze er een moest kopen om met mij te kunnen concurreren.”
Agatha wierp haar een vleiende glimlach toe. “Ik hoorde dat u de beste bakker in de Cotswolds bent. Luister, ik zou hier echt even verder over willen praten. Mag ik een keer langskomen?”
“Wanneer u maar wilt,” zei mevrouw Cartwright loom. “Ik woon in Judd’s cottage, voorbij de Red Lion, aan de oude Station Road.”
Roy kwam hun kant op paraderen en Agatha liep snel verder, bang dat zijn houding en zijn gekwebbel mevrouw Cartwright op andere gedachten zou brengen. Agatha begon zich alweer iets beter te voelen. Mevrouw Cartwright had haar niet beschuldigd van bedriegerij en ook niet rot tegen haar gedaan.
Maar goed, toen Roy en Steve haar weer hadden gevonden en ze de markt wilden verlaten, liepen ze mevrouw Barr tegen het lijf. Ze bleef met vlammende ogen recht voor Agatha staan. “Het verbaast me dat u nog het lef hebt om uw gezicht hier te laten zien,” zei ze.
“Waarom doe je zo opgewonden, lieverd?” vroeg Roy.
“Deze vrouw – ’ mevrouw Barr knikte in Agatha’s richting ‘ – is schuldig aan de dood van een van onze meest gerespecteerde burgers door hem te vergiftigen.”
“Het was een ongeval,” zei Roy voor Agatha iets kon tegenwerpen. “Rot op, ouwe tang. Kom op, Aggie.”
Mevrouw Barr stond van woede als een vis op het droge vrijwel geluidloos naar adem te happen, toen Roy Agatha langs haar heen trok.
“Stomme koe,” zei Roy toen ze Lilac Road in liepen. “Heeft ze misschien iets verkeerds gegeten?”
“Ik heb haar schoonmaakster weggekocht.”
“Oh, maar dat is een halsmisdaad. Er zijn moorden gepleegd voor mindere vergrijpen. Neem ons mee naar Bourton-on-the-Water, Aggie. Steve wil het graag zien en na dat overvloedige ontbijt hebben we nog niet echt honger.”
Hoewel Agatha nog steeds een beetje van haar stuk was van mevrouw Barr, liep ze geduldig naar de auto toe. “Stow-on-the-Wold!” gilde Roy toen Agatha een kwartier later langs dat dorp reed. “Dat moeten we zien.” En dus draaide Agatha om, reed naar het dorpsplein en stuurde haar auto snel het laatste lege parkeervak in, waar net een gezin achteruit in wilde parkeren.
Ze had nog nooit zoveel volksdansers gezien. Ze leken het hele dorp te vullen en waren ook nog eens van een wat energieker soort dan die in Carsely. Ze zwaaiden met hun zakdoeken en sprongen in de lucht als een hele serie klonen van Nijinsky.
“Ik vind,” zei Roy, “dat als je een keer een groep morrisdansers hebt gezien, je ze allemaal hebt gezien. Doe alsjeblieft dat schrijfblok weg, Steve.”
“Het is allemaal erg interessant,” reageerde Steve. “Er wordt gezegd dat morris dansen oorspronkelijk Moors dansen was. Wat denk jij?”
“Ik denk…gaap, gaap, gaap,” zei Roy klagerig. “Laten we gaan en iets proeven van de kosmopolitische uitstraling van Bourton-on-the-Water.”
Bourton-on-the-Water is zonder twijfel een van de mooiste dorpen van de Cotswolds, met een heldere kreek die onder stenen bruggen door het centrum stroomt. Het probleem is dat het een beroemd mooi dorp is en dus altijd afgeladen met toeristen. Die meidag waren ze in groten getale aanwezig en Agatha dacht vol verlangen aan de rustige straten van Londen. Overal zag je toeristen: grote families, huilende kinderen, busladingen gepensioneerden uit Wales, gespierde mannen met tatoeages uit Birmingham, jonge Lolita’s in witte rok met split en op hoge hakken, die voort wankelden, ijsjes aten en giechelden om alles wat ze zagen.
Steve wilde alles zien, van kunstgaleries tot musea, wat Agatha nogal deprimerend vond, omdat veel voorwerpen van de dorpsmusea dingen uit haar jeugd waren en ze vond dat alleen zeer oude dingen in een museum thuishoorden. Dan had je nog het motormuseum, ook helemaal volgestouwd met toeristen, en iemand had Steve helaas ook nog over Birdland verteld, aan het eind van het dorp, zodat ze daar helemaal heen moesten lopen om naar de vogeltjes te staren en de pinguïns te bewonderen.
Agatha had zich vaak afgevraagd hoe het zou zijn om in Hongkong of in Tokyo te wonen. Nu wist ze hoe het moest aanvoelen. Overal mensen. Overal etende mensen: ijs, chocoladerepen, hamburgers, patat…Al die Engelse kaken die continu op en neer gingen. En ze leken het prima naar hun zin te hebben in zo’n mensenmenigte, op de kleine kinderen na dan, die zeurend en jankend door hun onbewogen ouders werden meegesleept.
Het begon al flink af te koelen toen Steve uiteindelijk met een zucht van welbehagen zijn schrijfblok dichtsloeg. Hij wierp een blik op zijn horloge. “Het is pas half vier,” zei hij. “We zouden Stratford-on-Avon nog kunnen halen. Ik moet de geboorteplek van Shakespeare zien.”
Agatha kreunde inwendig. Nog niet zo lang geleden zou ze hem hebben verteld dat hij de pot op kon, dat het hele gedoe haar verveelde en dat ze moe was, maar de gedachte aan Carsely en mevrouw Barr deed haar besluiten om gedwee met hen naar de parkeerplaats te lopen en op weg te gaan naar Stratford.
Ze parkeerde in het meerdere verdiepingen tellende parkeergarage en mengde zich samen met Roy en Steve in het strijdgewoel. Zoveel mensen en deze keer met allerlei nationaliteiten. Ze schuifelden met de menigte mee door het huis van Shakespeare. Een vreemde, zielloze plek, dacht Agatha weer. Het huis was gerestaureerd en zo strak afgewerkt, dat ze het gevoel kreeg dat in heel wat oude pubs in de Cotswolds een meer antieke sfeer hing dan hier.
Eenmaal buiten gingen ze op weg naar de rivier de Avon. En toen ging Steve op zoek naar de kaartverkoop van King Lear, uitgevoerd door de Royal Shakespeare Company, die hij helaas voor Agatha nog wist te vinden ook.
In het donkere theater begon Agatha’s maag te rammelen, omdat ze sinds het ontbijt niks meer had gegeten. Haar gedachten dreven weer af naar de…moord? Het zou zeker geen kwaad kunnen om eens wat meer informatie in te winnen over meneer Cummings-Browne. Mevrouw Simpson had het lijk gevonden. Hoe had mevrouw Cummings-Browne gereageerd? Het eerste bedrijf ging ongemerkt aan haar voorbij. En door de twee grote gin-tonics in de pauze was ze niet helemaal helder meer. Opnieuw beeldde ze zich in hoe het zou zijn als zij die zaak zou oplossen en het respect van de dorpelingen zou verdienen. Bij het laatste bedrijf was ze vast in slaap en Shakespeare kon het schudden.
Pas toen ze naar buiten liepen – nog meer mensen – realiseerde Agatha zich dat ze thuis niks te eten had en dat het te laat was om nog naar een restaurant te gaan. Maar Steve, die ergens die dag opeens met een boodschappentas liep te slepen, zei dat hij die avond zou koken en dat hij bij Birdland verse forel had gekocht.
“Je moet hier echt niet weggaan,” zei Roy toen hij voor de cottage van Agatha uit de auto stapte. “Geen mensen. Geen gedoe. Lekker rustig. Je mag blij zijn dat je niet in zo’n toeristisch dorp woont. Komen hier ooit wel eens toeristen?”
“Volgens mij verhuurt de Red Lion enkele kamers,” zei Agatha. “En er zijn mensen die hun cottage verhuren. Maar er komen er niet veel.”
“Laten we iets drinken terwijl Steve aan het kokkerellen is,” zei Roy. Hij keek Agatha’s woonkamer rond. “Als ik jou was, zou ik al die onzin van de muren slopen en wat schilderijen ophangen en hier en daar een vaas bloemen neerzetten. En die vuurkorf met die nepblokken is ook niet echt…Het is de bedoeling dat je echte houtblokken op de stenen ondergrond brandt.”
“Die vuurkorf blijft staan waar hij staat,” zei Agatha, “maar misschien doe ik die andere spullen inderdaad wel weg.” Ze wist dat dit dorp heel wat spullen inzamelde voor het goede doel. Misschien was het een goed idee om al die troep bij de pastorie af te leveren om zich daar weer een beetje te rehabiliteren.
Het eten smaakte uitstekend. Ik moet echt leren koken, dacht Agatha. Veel meer valt hier niet te doen. Steve sloeg zijn schrijfblok open. “Als het niet teveel is, Agatha, zou ik morgen graag het Warwick Castle bezoeken.”
Agatha kreunde. “Warwick Castle is net Bourton-on-the-Water. Het hele jaar door volgepakt met toeristen.”
“Maar hier staat,” zei Steve terwijl hij een gidsje tevoorschijn haalde, “dat het een van de mooiste middeleeuwse kastelen van Engeland is.”
“Nou, dat zal wel zo zijn, maar…”
“Ik zou er echt heel erg graag gaan kijken.”
“Goed dan! Maar dan moeten we wel vroeg vertrekken. Misschien dat we de drukte voor kunnen zijn.”
Warwick Castle is de droom van elke toerist. Je vindt er alles, van kantelen tot torens en van kerkers tot martelkamers. Er zijn kamers waarin zich waspoppen van Madame Tussaud bevinden die een Victoriaans feest uitbeelden. Bij de ingang staat een bord met: Langzaam Rijden. Overstekende Pauwen. Er is een rozentuin en ook een pauwentuin. Het kost je heel wat tijd om alles te kunnen zien en Steve wilde alles zien. Met onverminderde energie en interesse beklom hij de torens en liep hij langs de kantelen, om daarna weer af te dalen naar de kerkers. Zich niet bewust van de toeristen die achter hem aan krioelden, slenterde hij door de staatsiezalen en schreef hij driftig in zijn schrijfblok. “Ga je hier bepaalde artikelen over schrijven of zo?” vroeg Agatha ongeduldig.
Steve zei dat hij er alleen maar brieven over schreef. Hij stuurde elke week een lange brief naar zijn moeder in Sydney. Agatha hoopte dat ze uiteindelijk zouden kunnen ontsnappen, maar de tirannie van het schrijfblok werd vervangen door de tirannie van de videocamera. Steve stond erop dat ze allemaal weer terug zouden klimmen naar een van de torens, waar hij Agatha en Roy filmde, die tegen de borstwering stonden geleund.
Agatha’s voeten deden pijn tegen de tijd dat ze weer in haar auto stapte. Ze lunchten in een pub in Warwick, en Agatha, die verdoofd was van de uitputting, stemde ermee in dat ze nog een rondje zouden maken door de dorpen van de Cotswolds die ze nog niet hadden gezien, vooral de dorpen waarvan de namen Steve intrigeerden, zoals Upper en Lower Slaughter, Aston Magna en Chipping Campden. Hij deed nog wat inkopen in Chipping Campden en zei dat hij die avond weer zou koken.
Agatha was na het avondeten zo moe dat ze het liefst haar bed in wilde duiken, maar het bleek dat je de videocamera van Steve in de televisie kon pluggen, zodat ze ook nog eens alle geschoten filmpjes van die dag moesten bekijken.
Agatha leunde achterover en haar ogen vielen bijna dicht. Ze haatte het hoe dan ook om zichzelf op film te zien. Maar toen hoorde ze Roy uitroepen: “Hé, wacht eens even. Op Warwick Castle. Die vrouw. Kijk, Aggie. Spoel eens even terug, Steve.”
De film flikkerde terug en speelde toen opnieuw af. Daar stond ze met Roy op de kasteeltoren. Roy giechelde en hing de pias uit. En toen draaide de camera langzaam langs de omgeving, centimeter voor centimeter, leek het wel. Steve probeerde duidelijk te voorkomen dat hij een amateuristisch schokkerig beeld kreeg. En toen stelde de camera plotseling scherp op een vrouw die een beetje bij Roy en Agatha vandaan stond. Het was een beetje een type oude vrijster in een tweedjasje, een iets te lange tweedrok en stevige stappers. Maar ze staarde met woeste blik en met handen die tot klauwen gebogen waren naar Agatha. Er stond blinde haat in haar ogen te lezen. De camera bewoog weer terug naar Roy en Agatha.
“Moordenaar Nummer Een Komt Op,” zei Roy. “Ken jij haar, Aggie?”
Agatha schudde haar hoofd. “Ik heb haar nooit eerder gezien, in elk geval niet in het dorp. Laat nog eens zien.”
Weer doemden die van haat vervulde ogen op. “Misschien kijkt ze wel woedend naar iemand anders,” zei Agatha. “Misschien kwam haar man net de trap op.” Steve schudde zijn hoofd. “Er was daar niemand anders. Ik herinner me nog dat alleen die vrouw er was toen ik stond te filmen. En toen ik net klaar was met filmen, kwam er een hele groep toeristen aan.”
“Vreemd.” Roy staarde uitdrukkingloos naar de televisie. “Hoe kan ze je dan goed genoeg kennen om je te haten? Waar hadden we het over?”
“Jij liep gekheid te maken,” zei Agatha langzaam. “Het is jammer dat je er geen geluid bij hebt, Steve.”
“Oh, vergeten. Dat zit er wel op. Ik ben niet zo geïnteresseerd in het geluid en mix er meestal wat muziek bij voor ik het naar mijn moeder stuur.”
“Nou, zet dat geluid dan aan,” reageerde Roy.
De kamer vulde zich met het geluid van de wind die tussen de kantelen door waaide. En toen de stem van Roy. “Wil je dat Aggie over de rand springt, net als Tosca?” En Aggie die reageerde met: “Ach, houd toch op, Roy. Poeh, wat is het koud hier.”
En toen zei Roy met een grafstem: “Zo koud als het graf waarin je meneer Cummings-Browne gedreven hebt met je quiche, Agatha.”
Agatha’s stem reageerde licht geïrriteerd: “Hij ligt niet in een graf. Hij is in rook opgegaan. Ben je al klaar, Steve?”
En toen zei de stem van Steve: “Nog even,” waarna de woest starende vrouw verscheen.
“En jij zei nog wel dat niemand je haatte!” kirde Roy. “Dat mens kijkt alsof ze je wil vermoorden. Ik vraag me af wie dat is.”
“Ik zal een printje van haar maken,” zei Steve. “Dan stuur ik je die nog toe. Misschien goed om daar even achteraan te gaan. Ze moet hebben geweten van de dood van Cummings-Browne.”
Agatha bleef enkele momenten stilzwijgend voor zich uit zitten kijken. Ze was bang dat ze dat gezicht met die starende ogen nooit meer zou vergeten.
“Ik ga naar bedje toe,” zei Roy. “Welke trein zullen we morgen nemen?”
Agatha schudde zichzelf wakker. “Grote kans dat de treinen na de feestdagen niet bepaald op tijd vertrekken. Ik rijd jullie naar Oxford en neem jullie mee uit lunchen, dan kunnen jullie daarvandaan de trein pakken.”
Ze had gedacht dat ze blij zou zijn wanneer ze eenmaal vertrokken, maar toen ze uiteindelijk met hen op het station van Oxford stond om hen uit te zwaaien, wenste ze plotseling dat ze niet weg zouden gaan.
“Kom nog eens langs,” zei ze. “Wanneer jullie maar willen.”
Roy plantte een natte zoen op haar wang. “We komen terug, Aggie. Het was een superweekend.”
De conducteur blies op zijn fluitje en Roy sprong achter Steve de trein in, waarna het lange gevaarte zich in beweging zette en het station uit reed.
Agatha bleef daar even verloren staan en keek toe hoe de trein om de bocht verdween, waarna ze naar de parkeerplaats liep. Ze was een beetje bang en wilde dat ze met hen terug naar Londen had gekund. Waarom had ze ooit haar bedrijf verkocht?
Maar in Carsely, in de valleien van de Cotswolds Hills, wachtte haar cottage, haar thuis op haar, waar ze door eigen schuld in ongenade was gevallen, waar ze niet thuishoorde en ook nooit zou thuishoren.