9

Half verdoofd voelde Agatha haar aanvaller eerder dichterbij komen dan dat ze hem zag, en op de een of andere manier wist ze al haar krachten te verzamelen om weg te rollen over het harde wegdek, toen er een soort wapen met een klap terechtkwam op de plek waar ze zojuist had gelegen.

“Stop!” schreeuwde een stem. Agatha’s aanvaller ging ervandoor op het moment dat ze zich duizelig wist op te richten op een elleboog. Ze ving een glimp op van een duistere figuur die door een gat in de heg aan de andere kant van de weg sprong en werd toen verblind door het licht van een fietslamp.

De stem van Bill Wong klonk luid en duidelijk: “Waar ging hij heen?”

“Daarheen,” zei Agatha zwakjes terwijl ze met een arm in de richting gebaarde waarin haar aanvaller was gevlucht. Bill liet zijn fiets achter in de berm en dook toen ook door de heg heen.

Agatha bewoog langzaam haar armen en haar benen, waarna ze rechtop ging zitten en versuft haar helm af deed. Haar eerste samenhangende gedachte was: Die verrekte Roy. Waarom heeft hij me niet gewoon met rust gelaten?

Ze stond langzaam op en voelde zich opeens kotsmisselijk. Trillend over haar hele lichaam schuifelde ze de weg over tot ze haar fiets had bereikt. Ze raapte hem op en bleef bevend staan. Er zeilde een uil voor haar langs en ze gaf een gilletje van angst. De drukkende stilte van het platteland maakte dat ze het benauwd kreeg. Plotseling besefte ze dat ze niet kon wachten tot Bill zou terugkeren. In de hoop dat haar fiets niet was beschadigd, stapte ze op en liet ze zich voorzichtig Carsely in rollen. Het dorp was uitgestorven. Ze sloeg af, Lilac Lane in, en zag dat er in de cottage van mevrouw Barr geen lichten brandden.

Ze ging haar eigen huis binnen en deed de deur achter zich op slot. Wat zag dat Yaleslot er opeens nietig uit. Ze zou door een beveiligingsbedrijf een alarmsysteem laten monteren, met van die grote lampen die aanfloepen wanneer iemand ook maar in de buurt van het huis kwam. Ze ging haar woonkamer binnen, schonk een flink glas cognac voor zichzelf in en stak een sigaret op. Ze probeerde na te denken, maar haar gedachten leken verdoofd van angst. Geklop op de deur liet haar opschrikken zodat ze cognac morste. Ze had niet eens een kijkgaatje. “Wie is daar?” vroeg ze met trillende stem.

“Ik ben het. Bill Wong.”

Agatha deed de deur open. En daar stond Bill Wong. Met achter hem Fred Griggs, de dorpsagent. “Er komt zo versterking,” zei Bill. “Fred, jij kunt maar beter terug gaan om dat stuk weg af te zetten waar de aanval heeft plaatsgevonden. Het is me finaal ontschoten. Ik had er aan moeten denken. Wilkes gooit me voor de leeuwen.”

Bill en Agatha gingen naar de woonkamer. “God zij dank dat je langskwam,” zei Agatha. “Wat deed jij trouwens op de fiets?”

“Ik ben te dik,” zei Bill. “Ik zag u op de fiets en heb uw goede voorbeeld gevolgd. Ik wilde u even spreken. Goed, ik weet toevallig dat u in Upper Cockburn was en hebt gevraagd waar Maria Borrow woont. En Maria Borrow was de vrouw op de foto die u mij gegeven had. En dat niet alleen, u hebt ook geluncht in de pub waar John Cartwright als parttime kok werkt.”

“Je hebt me in de gaten gehouden,” zei Agatha verhit.

“Ik niet. Maar er blijft hier niet veel geheim.”

Agatha huiverde. “Het was die Maria Borrow, zeker weten. Ze is stapelgek. Ze zei dat Cummings-Browne had beloofd dat hij met haar zou trouwen.”

“Ik begin te vermoeden dat Cummings-Browne ze zelf ook niet allemaal op een rijtje had,” zei Bill droog. “Hoe dan ook, Wilkes komt zo hierheen en die zal u het hemd van uw lijf vragen. Maar ik denk dat ik u al kan vertellen wie u te grazen heeft willen nemen.”

“Barbara James? Maria Borrow?”

“Nee. Ik denk dat het John Cartwright was. Weet u waarom?”

“Omdat hij Cummings-Browne heeft vermoord.”

“Nee, omdat u weer hebt lopen rondneuzen. Ik weet bijna zeker dat hij weet dat zijn vrouw een affaire had met Cummings-Browne en dat hij niet wil dat dat bekend wordt.”

“Maar dan zou de meest logische actie om er een eind aan te maken, de moord op Cummings-Browne zijn!”

“Maar hij denkt niet bepaald logisch. Zijn denkvermogen stijgt niet ver boven dat van een aap uit. Goed, begin bij het begin en vertel me wat er allemaal is voorgevallen.”

En dus vertelde Agatha hem over de draad die over de weg was gespannen, over hoe iemand haar ergens mee had willen raken.

“Maar luister,” eindigde Agatha haar verhaal, “die vreselijke familie Boggle, een stel gepensioneerden dat ik een dagje mee uit heb genomen, wist van die affaire, dus moet vrijwel het hele dorp van de relatie tussen Ella Cartwright en Cummings-Browne hebben geweten.”

“U moet het zo zien. Cartwright heeft misschien vermoed dat er iets gaande was, maar hij heeft het nooit kunnen bewijzen. En zij heeft het natuurlijk ontkend. En toen overleed Cummings-Browne, dus was het probleem opgelost. Maar toen dook u op en begon vragen te stellen, dus werd hij bang. Dat type man kan het idee dat zijn vrouw een affaire heeft niet verkroppen – nee, ik bedoel het idee dat iemand anders het weet. Trots behoort niet alleen toe aan de bovenlaag van de bevolking, weet u.” Wong keek naar buiten. “Oh, daar komt de rest. U zult alle vragen opnieuw moeten beantwoorden.”

Inspecteur Wilkes en brigadier Friend kwamen binnen. “We zijn naar aanleiding van jouw verdenking direct naar het huis van Cartwright gegaan,” zei Wilkes. “Hij is verdwenen. Volgens zijn vrouw is hij naar binnen gestormd, heeft hij wat kleren bij elkaar gegraaid en in een tas gepropt, en is hij vertrokken in die oude roestbak van hen. Ze zei dat ze niet weet wat er aan de hand is. Ze zei ook dat hij gek werd van mevrouw Raisin hier en dat hij haar het zwijgen zou opleggen. Hoe dan ook, we hebben het huis doorzocht. Ze zei dat we een bevel tot huiszoeking moesten hebben, maar ik heb haar verteld dat ik die zonder problemen zou krijgen en dat ze ons daarom net zo goed de moeite kon besparen. Boven, in de slaapkamer, vonden we een stapel bankbiljetten in een doos, een geweer met afgezaagde loop en zo’n enorme fles met muntjes, die ze in cafés gebruiken voor een goed doel. Deze was bedoeld voor spastische kinderen. Er was afgelopen maand een overval in de Green Man, in Twigsley. Een gemaskerde man met een geweer met afgezaagde loop leegde de kassa en griste die fles van de bar. Het lijkt er dus op dat Cartwright het heeft gedaan. Ella Cartwright sloeg door. Haar man dacht dat mevrouw Raisin daar achteraan zat en dat dat de reden was dat ze rondneusde. Dus daar gaan alle theorieën over de bedrogen echtgenoot. We hebben een opsporingsbevel voor hem uitgevaardigd, maar ik wed dat die auto ergens in de buurt verlaten zal worden aangetroffen. Hij heeft tien jaar geleden in Chelmsford, in Essex, vastgezeten voor een gewapende overval en aangenomen werd dat hij voor het rechte pad had gekozen. Grappig, we zouden hem nooit hebben gegrepen als dit niet was gebeurd.”

“Maar toen meneer Cummings-Browne overleed,” riep Agatha uit, “hebben jullie toch zeker wel nagetrokken wie er in het dorp een strafblad hadden?”

“Dan zou ons dat nog steeds niks verder hebben geholpen. Voor we wisten dat het een ongeval was, zouden we toch meer hebben gekeken naar iemand die dichter bij hem stond.”

Agatha staarde hem aan. Het was alsof de klap op haar hoofd haar helderder had gemaakt. “Natuurlijk,” zei ze. “Vera Cummings-Browne heeft het gedaan. Ze greep haar kans toen ik mijn quiche bij de wedstrijd achterliet. Ze heeft hem mee naar huis genomen, hem weggegooid en er een andere voor in de plaats gezet.”

Wilkes keek haar meewarig aan. “Dat was het eerste waar we aan dachten. We hebben haar vuilnis doorzocht, haar kookgerei, elk oppervlak in haar keuken en zelfs elke afvoer. De dag voor Cummings-Browne dood werd gevonden, is er niks in die keuken gebakken. Maar goed, zou u nu zo vriendelijk willen zijn om te beschrijven wat er vanavond is gebeurd, mevrouw Raisin?”

Met vermoeide blik vertelde Agatha nogmaals haar verhaal.

Uiteindelijk wist Wilkes genoeg. “We zijn blij dat u ons naar Cartwright hebt geleid, mevrouw Raisin. Hij had u wel kunnen vermoorden, hoewel ik vermoed dat hij u alleen maar flink wilde toetakelen.”

“Nou, bedankt,” zei Agatha bitter.

“Aan de andere kant ben ik ervan overtuigd dat we hem vroeg of laat toch wel te pakken zouden hebben gekregen. U moet de onderzoeken toch echt aan de politie overlaten. Iedereen heeft wel iets te verbergen en als u uw neus blijft steken in zaken die u niet aangaan, gaat u daar op een gegeven moment een prijs voor betalen. Maar goed, moeten we u naar een ziekenhuis brengen om u te laten onderzoeken?”

Agatha schudde haar hoofd. Ze haatte ziekenhuizen en was er bang voor, wat onlogisch was omdat ze er nooit in had gelegen.

“Goed dan. Als we verder nog vragen hebben, komen we morgen nog even bij u langs. Hebt u vrienden die vannacht bij u zouden kunnen blijven?”

Weer schudde Agatha haar hoofd. Ze wilde Bill vragen om te blijven, maar of hij nou wel of geen dienst had, zijn meerderen wilden duidelijk dat hij tegelijk met hen vertrok. Hij wierp haar een meelevende blik toe toen hij vertrok.

Toen ze weg waren, deed ze alle lampen in het huis aan. Ze voelde zich zwakjes. Ze zette de televisie aan en toen weer uit, bang dat het geluid ervan de geluiden zou maskeren van engerds die om het huis slopen. Ze ging bij de open haard zitten, greep de pook stevig vast en was te bang om naar bed te gaan.

En toen dacht ze aan mevrouw Bloxby, de vrouw van de dominee, en belde de pastorie. De dominee nam op. “Met mevrouw Raisin. Zou ik uw vrouw even kunnen spreken?”

“Het is nogal laat,” zei de dominee, “en ik weet niet…oh, hier komt ze.”

“Mevrouw Bloxby,” zei Agatha met een timide stemmetje, “ik vroeg me af of u me zou kunnen helpen.”

“Dat hoop ik,” zei de vrouw van de dominee met haar vriendelijke stem.

En dus vertelde Agatha haar over de aanval en barstte uiteindelijk in tranen uit.

“Och arme,” reageerde mevrouw Bloxby. “U moet nu niet alleen zijn. Ik kom er zo aan.”

Agatha legde de telefoon neer en droogde haar tranen. Ze voelde zich plotseling nogal stom. Wat was er met haar aan de hand, dat ze had zitten grienen als een kind en om hulp had gevraagd? Zij, die nooit eerder iemands hulp nodig had gehad?

Maar al gauw hoorde ze een auto voor haar huis stoppen en onmiddellijk was ze al haar angst kwijt. Ze wist dat het mevrouw Bloxby was.

De vrouw van de dominee kwam binnen en had een koffertje bij zich. “Ik blijf vannacht bij u,” zei ze kalm. “U moet wel erg geschrokken zijn. Waarom gaat u niet lekker naar bed? Dan breng ik u een beker warme melk en blijf ik bij u zitten tot u slaapt.”

Dankbaar nam Agatha het aanbod aan. Al snel lag ze in bed, tot mevrouw Bloxby de slaapkamer in kwam met een warmwaterkruik in de ene hand en een glas warme melk in de andere. “Ik heb meteen maar een warme kruik meegenomen,” zei ze. “Want als je erg geschrokken bent, word je zelfs met een centrale verwarming vaak niet meer warm.”

Met een warme kruik in bed, een glas warme melk in haar buik en mevrouw Bloxby naast haar voelde Agatha zich gerustgesteld en veilig. Ze vertelde de vrouw van de dominee alles over John Cartwright en hoe ze het geld van de overval in zijn huis hadden gevonden. “Arme mevrouw Cartwright,” zei mevrouw Bloxby. “We moeten haar morgen even bellen om te zien wat we voor haar kunnen doen. Ze zal nu een baan moeten zien te vinden. Hij gaf haar nooit veel geld, maar het zou goed voor haar zijn om iets omhanden te hebben in plaats van bingo spelen. We zullen wel zien. En probeer nu maar te slapen, mevrouw Raisin. De weersvoorspellingen zijn goed en alles ziet er een stuk ongecompliceerder uit wanneer de zon schijnt. We hebben morgenavond in de pastorie een bijeenkomst van de vrouwenvereniging. Daar moet u ook bij zijn. Meneer Jones – u kent hem niet, maar het is een charmante man en een begenadigd fotograaf – gaat een diaserie verzorgen over verleden en heden van ons dorp.”

Agatha’s ogen begonnen dicht te vallen en met de vriendelijke stem van mevrouw Bloxby in haar oren was ze al snel diep in slaap.

Ze werd die nacht één keer wakker en werd meteen gegrepen door haar angst. En toen herinnerde ze zich dat de vrouw van de dominee in de logeerkamer lag te slapen, aan de andere kant van de overloop, en de angst en de spanning vloeiden meteen uit haar lichaam weg. De goedheid van mevrouw Bloxby was een glanzend wapen tegen de duistere dingen van de nacht.

De volgende dag ging Agatha naar mevrouw Cartwright, indachtig haar belofte aan mevrouw Bloxby die ochtend dat ze zou meehelpen een oplossing te vinden. Maar in het heldere licht van een warm zonnetje had ze het vermoeden dat Ella Cartwright meer in geld zou zijn geïnteresseerd dan in wat medeleven.

“Kom binnen,” zei Ella vermoeid. “Boven krioelt het van de smerissen. Drink een borrel van me.”

“Dit moet een flinke klap zijn geweest,” zei Agatha, die het niet gemakkelijk vond om de juiste woorden te vinden na een heel leven aan desinteresse.

“Het is een verrekt grote opluchting.” Mevrouw Cartwright stak een sigaret op en rolde toen de mouw van haar katoenen jurk op. “Ziet u deze blauwe plekken? Die zijn van hem. Hij heeft me nooit in mijn gezicht gemept, die sluwe lamstraal. Ik hoop dat de politie hem grijpt voor hij hier weer komt rondneuzen. Ik heb tegen hem gezegd dat u alleen maar iets over Reg wilde weten, maar hij dacht dat u lucht had gekregen van die overval. Hij was echt paranoïde.”

Agatha pakte een roze gin aan. “Ik voelde me alleen maar schuldig over de dood van meneer Cummings-Browne, meer niet,” zei ze. “En dan had je nog dat gerucht dat u en hij…bevriend waren.”

Mevrouw Cartwright produceerde een grijns. “Och, Reg hield wel van wat geflirt. Daar steekt verder geen kwaad achter, of wel? Hij heeft me een paar keer mee uit genomen naar chique restaurants. Hij zei dat hij met me zou trouwen. Ik lachte me rot. Hij wilde dat vrouwen gek op hem waren, dus meestal probeerde hij oude vrijsters en weduwen aan de haak te slaan. Hij wist in eerste instantie niet wat hij met me aanmoest. We waren goede vrienden, omdat hij wist dat ik geen woord geloofde van wat hij zei.”

“Was u niet bang dat zijn vrouw er achter zou komen?”

“Neuh. Ik vermoed dat ze het wel wist. Maar volgens mij kon het haar geen reet schelen.”

“Maar u zei dat ze elkaar haatten.”

“Ik probeerde u waar voor uw geld te geven, maar ik zal u vertellen dat je nooit weet wat een getrouwd stel van elkaar vindt. De een zegt dit en de ander zegt dat. Feit is dat ze het eigenlijk best met elkaar konden vinden. Ze waren uit hetzelfde hout gesneden.”

“U bedoelde dat zij ook affaires had?”

“Neuh. Zij hield ervan om de grote dame uit te hangen en hij de pias. Wat wedstrijden jureren, een beetje aanpappen met de aristocratie, dat soort dingen. Je had ze moeten zien wanneer ze iemand met een titel tegenkwamen. De goede man had geen leven meer.”

“En wat gaat u nu doen?”

“Ik denk dat ik een baan moet gaan zoeken. Mevrouw Bloxby komt me straks ophalen om naar Mircester te gaan. Er zit daar een nieuwe Tesco supermarkt en die hebben mensen nodig. Ik ga liever niet, maar of je nou wilt of niet, uiteindelijk doe je toch wat mevrouw Bloxby wil.”

Agatha leegde haar glas en vertrok. Wat Ella had gezegd over het huwelijk van de familie Cummings-Browne leek op een of andere manier te kloppen. Er was geen reden meer voor verder onderzoek. Agatha realiseerde zich dat ze ergens diep in haar hart moest hebben gedacht dat Vera Cummings-Browne de moordenaar was. Er was dus niemand vermoord. Deze keer zou ze echt het advies van Bill Wong opvolgen.

Maar toen ze terug naar huis liep, zag ze tot haar verrassing dat er een bordje met ‘te koop’ erop voor de cottage van mevrouw Barr stond. Mevrouw Barr zag haar komen en stond haar bij haar tuinhek op te wachten.

“U hebt me weggejaagd,” zei mevrouw Barr. “Ik kan niet naast een moordenaar blijven wonen.”

“Lekker veel kans om dat huis te verkopen,” zei Agatha. “Niemand koopt op het ogenblik een huis en wie wil er nou in vredesnaam een cottage die New Delhi heet?”

Ze beende verder naar haar eigen cottage, ging naar binnen en knalde de deur dicht.

Maar Agatha voelde zich akelig. Ze had met een stok in de dorpsvijver lopen roeren en heel wat smerige gevoelens wakker gemaakt.

Die avond, voor de bijeenkomst van de vrouwenvereniging, ging ze dineren in de Red Lion. De waard, Joe Fletcher, wenste haar op vrolijke toon een goede avond en vroeg haar toen wat er nou eigenlijk allemaal aan de hand was met dat John Cartwright haar had proberen te vermoorden. Onmiddellijk kwamen er enkele dorpsbewoners om hen heen staan om het verhaal te horen. Agatha vertelde hun alles – over de draad die over de weg was gespannen en hoe Bill Wong haar had gered en dat de politie het geld van de overval in het huis van Cartwright had gevonden – terwijl ze steeds dichterbij kwamen staan en ervoor zorgden dat haar glas gevuld bleef. “Zover ik weet, heeft hij zijn laatste misdaad in Essex gepleegd,” zei Agatha. “Wil dat zeggen dat hij niet van hier was?”

“Hij is hier geboren en getogen,” zei een grote boer die naar de naam Jimmy Page luisterde. “Zijn ouders waren fatsoenlijke mensen. Ze woonden in de wijk met gemeentewoningen en zijn een tijdje geleden overleden. Er was geen land met hem te bezeilen. In elk geval niet wanneer hij high was. Op een gegeven moment kreeg hij Ella horizontaal, waarna haar vader hem achterna kwam met een geweer, en zo zijn ze dan ook getrouwd. Hij zei dat hij fortuin ging maken. Soms kwam hij terug met een dikke portemonnee en soms ook niet. Geen beste.”

Agatha realiseerde zich dat ze nog niet had gegeten, maar ze had geen zin om dit gezelschap en de bar te verlaten. Ze realiseerde zich ook dat ze een ongebruikelijke hoeveelheid alcohol achterover had geslagen.

“Ik zag dat mevrouw Barr haar huis te koop heeft gezet,” merkte ze op.

“Tja, ze heeft een groter cottage gekregen aan de weg naar Ancombe,” zei de boer. “Er is een tante van haar gestorven.”

“Wat!” riep Agatha met grote ogen uit. “En ze liet mij geloven dat het was omdat ze niet naast mij wilde wonen.”

“Ik zou me daar maar niet druk om maken,” zei boer Page opbeurend. Het hoofd van een kleine man gluurde over de vlezige schouder van meneer Page heen. “Sinds dat toneelstuk is ze niet meer dezelfde.” Hij zette een kopstemmetje op. “Oh, Reg, Reg, kus me!”

“Zo is het wel weer genoeg, Billy,” zei een andere man vermanend. “Bij tijd en wijle zetten we onszelf allemaal voor gek. Het heeft geen zin om stenen te gaan gooien. Maar even iets anders, het begint een behoorlijk warme zomer te worden, of niet?”

Tevergeefs probeerde Agatha nog meer informatie los te krijgen over mevrouw Barr, maar het roddeluurtje was voorbij. Mededelingen voor land- en tuinbouw waren nu het credo. De oude staartklok in de hoek van de pub kuchte een keer verontschuldigend en maakte toen luidkeels duidelijk hoe laat het was.

“Och, heden!” Agatha klom van de barkruk. “Ik ben laat.”

Ze voelde zich behoorlijk aangeschoten toen ze zich naar de pastorie haastte. “Zo verschrikkelijk laat bent u nou ook weer niet,” fluisterde mevrouw Bloxby toen ze de deur voor haar had opengedaan. “Miss Simms heeft net de notulen van de vorige keer voorgelezen.”

Agatha pakte een kop thee en twee heerlijke sandwiches aan, en ging zo dicht mogelijk bij de rest van de etenswaren zitten.

“En nu,” zei mevrouw Mason, “onze gast van vanavond, meneer Jones.”

Er klonk een beleefd applaus op toen meneer Jones een scherm en een diaprojector opzette.

Hij was een kleine, levendige man met grijs haar en een bril met hoornen montuur.

“De eerste dia,” zei hij, “is van de kruidenierswinkel van Bailey, in de jaren twintig.” Er verscheen een onscherp plaatje dat al gauw scherper werd: een winkel met gestreepte luifeltjes en enkele grijnzende dorpsbewoners ervoor. Verheugde uitroepen van de oudere leden. “Zeker weten dat dat mevrouw Bloggs is. Zie je dat kleine meisje, daar rechts?”

Agatha onderdrukte een geeuw en reikte in de schemerige gloed naar een groot uitgevallen stuk pruimentaart. Ze had slaap en verveelde zich. Alle angsten die de afgelopen paar weken haar adrenalinestroom op gang hadden gehouden, ebden weg. De aanvallen op haar waren gepleegd door een dief die nu op de vlucht was. Maria Borrow was een dwaas oud mens. Barbara James was een lastpost. Er was iets vervelends gebeurd in het kolenhok van mevrouw Barrs verleden. Wie interesseerde dat nou? En waarom zat zij, de invloedrijke Agatha Raisin, pruimentaart te eten in een pastorie en zich dood te vervelen?

De ene dia volgde na de andere. Zelfs toen er foto’s van ‘de prijswinnaars van ons dorp’ op het scherm verschenen, bleef Agatha verzonken in een verdoofde verveling. Daar had je Ella Cartwright, die een biljet van tien pond uit handen van Reg Cummings-Browne ontving, die er al net zo lang geleden overleden uitzag als de dorpsbewoners die op andere oude dia’s stonden. En toen kreeg Vera Cummings-Browne een prijs voor haar bloemboeket. En toen mevrouw Bloxby die een prijs voor haar jam kreeg. Mevrouw Bloxby? Agatha keek naar de dia waarop de vrouw van de dominee naast Reg Cummings-Browne stond en zakte toen weer weg in haar staat van apathie. Mevrouw Bloxby? In geen honderdduizend jaar!

En toen viel ze in slaap en in haar dromen fietste ze heuvelafwaarts naar Carsely toe. Maar midden op de weg stond mevrouw Barr op haar te wachten, met een dubbelloops jachtgeweer in haar handen. Agatha werd met een gilletje wakker en zag dat de diavoorstelling voorbij was en dat iedereen naar haar keek.

“Sorry,” mompelde ze.

“Maakt u zich niet druk,” zei miss Simms, die naast haar zat. “Het komt gewoon door die nare ervaring die u hebt gehad.”

Toen Agatha thuiskwam, besloot ze dat ze de volgende dag het een of andere alarmsysteem zou laten installeren en vroeg zich toen af waarom eigenlijk. Ergens in haar achterhoofd had ze eigenlijk al besloten om uit het dorp weg te gaan.

De volgende dat belde ze een beveiligingsbedrijf en plaatste ze een bestelling van het beste wat ze in huis hadden op het gebied van inbraakbeveiliging. Daarna liep ze het huis rond en deed ramen en deuren open om wat frisse lucht te krijgen. Het werd steeds warmer. Een tijdje geleden, toen alles nog koek en ei was, had je zonnige dagen en koele nachten, maar nu kleurde de lucht diepblauw en beukte de zon neer op de huizen. Tegen lunchtijd was het niet meer uit te houden van de hitte. Ze nam een thermometer mee naar buiten en keek toe hoe hij bijna naar de veertig graden Celsius klom. Mevrouw Simpson was boven druk aan het stofzuigen. Ze had haar schoonmaakdag verschoven omdat ze naar de tandarts moest. Agatha herinnerde zich het gesprek over mevrouw Barr en liep de trap op. “Kunnen we even praten?” schreeuwde ze boven de herrie van de stofzuiger uit. Mevrouw Simpson zette onwillig het apparaat uit. Ze was er trots op dat ze haar werk goed deed en had het gevoel dat ze al teveel tijd had verknoeid met het luisteren naar de avonturen van Agatha.

“Ik vroeg gisteravond in de pub waarom mevrouw Barr haar cottage verkocht en ik hoorde dat er een tante van haar was gestorven en dat die haar een groter cottage had nagelaten aan de weg naar Ancombe.”

“Ja, dat klopt.” De hand van Doris Simpson zweefde verlangend boven de knop van de stofzuiger.

“Waarom kom je niet even in de keuken een lekkere kop koffie drinken, Doris?”

“Ik moet nog veel teveel doen, Agatha.”

“Sla maar een keer over. Ik heb nog steeds de bibbers en ik wil graag met iemand praten,” zei Agatha vastberaden.

“Ik wilde de ramen nog lappen.”

“Veel te warm. Ik huur wel een ramenwasser in, Doris!”

“Goed, goed,” zei Doris op mopperende toon.

Agatha vroeg zich verbaasd af waar je tegenwoordig nog meemaakte dat je een schoonmaakster moest smeken om te stoppen met werken.

Eenmaal in de keuken en met twee mokken koffie op tafel, zei Agatha: “Goed, vertel me nu eens iets over mevrouw Barr.”

“Wat valt er te vertellen?”

“Iemand in de pub zei iets over dat ze zichzelf voor gek had gezet en zei toen met een hoog stemmetje, alsof hij haar imiteerde: “Reg, Reg, kus me.””

“Oh, dat!”

“Oh, wat, Doris? Ik brand van nieuwsgierigheid.”

“Ja, en de duivel heeft het vragen uitgevonden,” zei Doris aforistisch. “Nou, er woonde een jonge vent in Campden en die had een toneelstuk geschreven, zo’n ouderwets ding, weet je, over de tijd dat ze nog van die lange sigarettenhouders hadden en praatten zoals in oude Britse oorlogsfilms. Hij was een beschermeling van Vera Cummings-Browne. Hoe dan ook, mevrouw Cummings-Browne zei dat ze het door haar toneelgroep zou laten uitvoeren. Twee delen gingen over een stel van middelbare leeftijd die terugdachten aan de passie van hun jeugd, zo stond het tenminste in het programmablad. De hoofdrollen werden vertolkt door mevrouw Barr en meneer Cummings-Browne. Een dodelijk saai stuk.

Maar goed, het moest lijken alsof ze zich op een oceaanstomer bevonden en daar zaten ze dan, op ligstoelen met reisdekens over hun knieën, en ze zeiden dingen als: ‘Herinner je je India nog, schat?’”

“Een beetje à la Noël Coward?”

“Ik denk het. Geen idee. Hoe dan ook, mevrouw Barr draait zich plotseling naar hem toe en zegt: “Reg, Reg, kus me.” Nou, dat stond dus niet in het script en wat nog erger was, het karakter dat meneer Cummings-Browne speelde, heette Ralph. Hij mompelde iets en ze wierp zich op hem, waardoor zijn ligstoel kantelde. We stikten van het lachen en vonden het de eerste leuke scène van die avond. Maar de toneelschrijver schreeuwde moord en brand en probeerde op het podium te klimmen, en mevrouw Cummings-Browne sloot de gordijnen. We hoorden een hoop gescheld vanachter het podium komen en toen verscheen mevrouw Cummings-Browne van tussen de gordijnen, die ons vertelde dat de rest van het toneelstuk was geschrapt.”

“Dus mevrouw Barr moet een relatie hebben gehad met Cummings-Browne!”

“Weet je, ik heb me vaak afgevraagd of dat mens meer met hem heeft gedaan dan gezellig uit eten. Ik bedoel, neem nou Ella Cartwright. Hoewel ze eruitziet als een slet, is ze eigenlijk alleen maar geïnteresseerd in geld om mee naar de bingo te gaan. Kan ik nu weer verder gaan met mijn werk?”

Het beveiligingsbedrijf arriveerde en Agatha betaalde hun een onbeschoft hoog bedrag, waarna ze begonnen met het monteren van lampen en sensoren en toetsenbordjes.

“Het wordt hier net Fort Knox,” gromde Doris.

Agatha liep naar buiten en ging in de tuin zitten om de monteurs niet in de weg te lopen, maar de zon was te fel. De lucht in de Cotswolds is nogal vochtig en die dag leek de zon alle zuurstof opgebrand te hebben. Ze voelde zich al net zo geïsoleerd als wanneer ze op een onbewoond eiland zou hebben gezeten, zelfs met Doris en al die monteurs in de buurt. Ze zette haar tuinstoel in de schaduw. Ze zou geen overhaaste beslissingen nemen. Ze zou even kijken hoe snel mevrouw Barr haar huis zou verkopen en er dan achter proberen te komen hoeveel ze ervoor gevangen had. Als zij er een goede prijs voor zou maken, zou ze haar eigen cottage in de verkoop doen. Ze zou teruggaan naar Londen en weer helemaal opnieuw beginnen in de pr-business. Ze zou proberen Roy weg te halen bij Pedmans. Hij ontwikkelde zich uitstekend.

Hoewel het journaal met de mededeling kwam dat in Londen door de verzengende hitte het asfalt van de straten smolt, zag zij de stad in de regen, met glinsterende trottoirs en kleurrijke etalages. Ze was gewend geraakt aan de internationaal geschakeerde bevolking van Londen, aan de in alle tinten gekleurde gezichten en de exotische restaurants. Hier werd ze omringd door Angelsaksische gezichten en Angelsaksische gewoontes. Het schandaal met John Cartwright was voorbij, besefte ze. Er werden al plannen gemaakt voor het jaarlijkse concert van de dorpsfanfare, deze keer om geld in te zamelen voor Mensen in Nood.

Buiten nu en dan geld naar de minder bedeelden van de buitenwereld sturen, zaten de dorpsbewoners niet op dingen uit die buitenwereld te wachten die inbreuk maakten op de lome gang van zaken in dit gebied. Verstikkend! Dat was het. Verstikkend, dacht Agatha, die een klap op de armleuning van haar stoel gaf.

“Hier is iemand voor u!” riep een van de monteurs.

Agatha liep het huis in. Bill Wong stond voor de deur. “Kom binnen!” riep Agatha. “Hebben ze hem al te pakken?”

“Nog niet. Ik zie dat u elk mogelijk alarmsysteem hebt aangeschaft.”

“Nu ze toch bezig zijn, kunnen ze het maar beter meteen goed doen,” reageerde Agatha. “Laten we hopen dat het de waarde van het huis een beetje opschroeft, omdat ik van plan ben weer te vertrekken.” Hij volgde haar de keuken in en ging zitten. “U wilt hier weg? Hoezo? Zijn er nog meer die hebben geprobeerd u te vermoorden?”

“Nog niet.” Agatha ging tegenover hem zitten. “Ik verveel me.”

“Er zijn waarschijnlijk genoeg mensen die vinden dat u een nogal enerverend leven leidt op het platteland.”

“Ik pas hier niet,” zei Agatha. “Ik wil terug naar Londen om weer een eigen bedrijf op te starten.”

Zijn amandelvormige ogen bestudeerden uitdrukkingloos haar gezicht. En toen zei hij: “Weet u, u hebt het niet bepaald lang de kans gegeven. Het duurt ongeveer twee jaar voor je ergens bent ingeburgerd, waar dan ook. En trouwens, u bent al veranderd. Minder prikkelbaar, gevoeliger.”

Agatha snoof. “Zwak, bedoel je. Nee, niets kan me meer van gedachten doen veranderen. Waarom ben je trouwens hier?”

“Gewoon om even naar uw gezondheid te informeren.” Hij viste iets uit de zak van zijn jasje, dat hij over de rugleuning van zijn stoel had gehangen. Het was een pot eigengemaakte jam. “Van mijn moeder,” zei hij ongemakkelijk. “Ik dacht dat u het wel lekker zou vinden. Aardbeien.”

“Oh, wat lief,” zei Agatha. “Die neem ik mee naar Londen.”

“U bent toch niet van plan om meteen uw biezen te pakken?”

“Nee, maar terwijl jij praatte, bedacht ik me dat het me goed zou doen om een korte vakantie te nemen. Even weg uit Carsely. Hotelletje in Londen.”

“Voor hoe lang?”

“Ik weet het niet. Een week of zo.”

“Dus dat betekent dat uw leven als amateurdetective voorbij is.”

“Het is nooit echt begonnen,” zei Agatha. “Ik dacht dat alle heisa die ik hier veroorzaakte, werd aangezwengeld door het feit dat er een moordenaar in het dorp woonde. Maar het enige wat ik deed, was de mensen op stang jagen.”

Bill bestudeerde haar even en zei toen: “Misschien komt u er wel achter dat u bent veranderd en dat Londen niet meer bij u past.”

“Dat betwijfel ik ten zeerste,” lachte Agatha. “Ik zal je vertellen wat ik ga doen wanneer ik weer terug ben. Dan ga ik je uitnodigen voor het eten.” Ze keek hem aan en werd plotseling verlegen. “Tenminste, als je dat leuk vindt.”

“Dat zou ik zeker leuk vinden…als we tenminste geen quiche eten.”

Toen hij was vertrokken, betaalde ze Doris en vertelde ze haar dat ze er de volgende week niet zou zijn, maar gaf haar wel een reservesleutel, waarna ze de hoofdmonteur opdracht gaf hen beiden in te wijden in de mysterieuze werking van het inbraakalarm. Daarna belde ze een duur hotelletje in Londen en boekte ze voor een week een kamer. Ze had geluk dat het hotel net een afzegging had gekregen, hoewel dat wel betekende dat ze een tweepersoonskamer moest boeken.

En toen begon ze haar koffers te pakken. De avond bracht maar weinig verlichting van de verzengende hitte en behoorlijk wat irritatie. Het nieuws dat alle lichten rondom Agatha’s cottage aangingen wanneer iemand op straat voorbij kwam, verspreidde zich al snel over de kinderen van het dorp. Ze schoten als zwaluwen heen en weer langs Agatha’s huis, tot de plaatselijke politieagent opdook om hen weg te jagen.

Agatha was het zat en ging naar de Red Lion. “We hebben hier allemaal airconditioning nodig,” zei ze tegen de waard.

“U hebt helemaal gelijk,” zei hij. “Maar wat levert het uiteindelijk op? Zo’n zomer als deze zul je in Engeland in geen jaren meer zien. Feit is dat we grote kans hebben op een strenge winter. De oude Sam Sturret was hier zojuist en die beweerde dat het een smerig koude winter wordt. We zitten straks wekenlang ingesneeuwd, zei hij.”

“Komen hier dan geen sneeuwschuivers?”

“Nee, mijn beste mevrouw Raisin, we zijn hier afhankelijk van de boeren met hun tractoren om de wegen sneeuwvrij te houden.”

Agatha wilde al gaan protesteren dat ze, gezien de belasting die ze betaalden, recht hadden op een fatsoenlijke sneeuwploeg met een schuif- en pekelwagen. En ze was zelfs van plan om te zeggen dat ze een petitie ging opstellen om aan de gemeente te overhandigen, toen ze zich opeens herinnerde dat ze tegen de winter waarschijnlijk alweer in Londen zou wonen.

Een voor een kwamen de vaste klanten de pub binnen druppelen. De waard zei tegen iedereen dat hij wat tafeltjes in de tuin had gezet en dus verhuisden ze naar buiten en vroegen ze Agatha om bij hen te komen zitten. Een van de mannen had een accordeon meegenomen en begon te spelen. Al snel kwamen er nog meer dorpelingen op de muziek af en iedereen zong mee. Op het moment dat de laatste bestellingen werden opgenomen, realiseerde Agatha zich verbaasd dat ze de hele avond in de tuin van de pub had gezeten.

Toen ze naar huis liep, voelde ze zich verward. Die middag nog had ze de vurige ambitie waarmee ze zolang had geleefd op volle kracht voelen terugkomen en had ze zich weer haar oude zelf gevoeld. Maar nu begon ze zich af te vragen of ze nog wel haar oude zelf wilde zijn. Haar oude zelf zat niet in de pub te zingen en, dacht ze toen ze mevrouw Bloxby onder de schijnwerpers voor haar voordeur zag staan, kreeg ook geen bezoek van de vrouw van de dominee.

“Ik hoorde dat u morgen naar Londen vertrekt,” zei mevrouw Bloxby, “en wilde nog even gedag zeggen.”

“Wie heeft u dat verteld?” vroeg Agatha terwijl ze haar voordeur van slot deed.

“Die vriendelijke jonge agent, Bill Wong.”

“Hij lijkt nooit ver uit de buurt te zijn. Heeft hij geen werk in Mircester?”

“Och, hij komt vaak langs in de dorpen,” zei mevrouw Bloxby vaag. “Hij zei ook iets heel verontrustends, dat u ons voorgoed gaat verlaten.”

“Ja, ik ben van plan weer in zaken te gaan. Ik had nooit zo vroeg met pensioen moeten gaan.”

“Nou, dat zou echt een verlies voor Carsely zijn. We waren vast van plan om gebruik te maken van uw organisatietalent. Bent u zaterdagmiddag over een week weer terug?”

“Dat betwijfel ik,” zei Agatha toen ze plaatsnamen in de woonkamer. “Hoezo zaterdagmiddag?”

“Dat is de jaarlijkse dag van de dorpsfanfare. Mevrouw Mason doet de thee. Een hele gebeurtenis.”

Agatha wierp haar een meelevende glimlach toe en dacht dat het toch wel erg triest was als een concert van de dorpsfanfare het hoogtepunt van het jaar was.

Ze praatten nog wat en toen vertrok mevrouw Bloxby weer. Agatha pakte een koffer in en stopte de pot aardbeienjam veilig in een hoekje. Ze lag nog lang wakker, met de slaapkamerdeuren wijd open, hopend op een vleugje frisse lucht, maar opgemonterd door de gedachte aan Londen en de ontsnapping aan het graf dat Carsely heette.