7

Ondanks dat Agatha een gedrongen figuur had, zat er maar weinig vet op. Maar toen ze die morgen haar rok dichtknoopte, realiseerde ze zich dat ze toch wel iets was aangekomen rond haar middel. In Londen had ze veel gelopen, omdat ze dan sneller ergens was dan met een bus die continu vastzat in het verkeer. Maar sinds ze naar Carsely was verhuisd, ging ze overal met de auto naartoe, op de korte stukjes in het dorp na dan. Maar Carsely zou er niet voor zorgen dat Agatha Raisin zich liet gaan!

Ze reed naar een fietsenzaak in Evesham en kocht een lichte vouwfiets, die ze zou kunnen meenemen in de kofferbak van haar auto. Ze had geen zin om in de buurt van het dorp te gaan fietsen voor ze het weer helemaal onder de knie had. Ze had namelijk al sinds haar zesde niet meer gefietst. Na een stukje het dorp uit te zijn gereden, parkeerde ze langs de weg, aan het begin van een wandelpad. Ze haalde de kleine fiets tevoorschijn en duwde hem naar het begin van het met gras overgroeide pad, waarna ze opstapte en het pad af hobbelde. Ze beklom een heuveltje en rolde toen met een uitgelaten gevoel weer heuvelafwaarts, door een mooi bos waar de zon door het bladerdak heen filterde. Na een paar kilometer realiseerde ze zich dat ze in de buurt van het dorp kwam en met een kreun keerde ze om. Haar welgevormde benen waren er niet tegen opgewassen om weer het hele stuk heuvelopwaarts te fietsen, hoewel ze behoorlijk geoefend waren door al die keren dat ze door Londen had gelopen. Ze stapte af en liep verder. Al snel werd de zon aan het oog onttrokken door donkere wolken en begon het te regenen. Het was een zachte motregen, maar ze werd er kleddernat van.

In Londen zou ze een cafeetje in zijn gegaan om te wachten tot de bui zou zijn overgewaaid, maar hier was alleen maar bos en gras, en het gestage druppelen van de bomen boven haar hoofd.

Dankbaar bereikte ze haar auto en legde ze de fiets in de kofferbak. Ze reed net weg toen er een auto voorbijkwam. Ze staarde er verbaasd naar. Ze wist zeker dat het dat roestige bruine ding was dat ze kortgeleden nog in de voortuin van de familie Cartwright had zien staan. In een impuls maakte ze een draai van honderdtachtig graden en ging ze hem achterna. Haar prooi reed over smalle weggetjes in de richting van Ancombe. Agatha probeerde uit het zicht te blijven, maar er waren geen andere voertuigen op de weg. Ze kon nog net zien dat mevrouw Cartwright achter het stuur van het roestige vehikel zat.

Toen Agatha in de buurt van Ancombe kwam, zag ze grote borden die de autobestuurders naar de jaarlijkse bazaar van het dorp verwezen. Het leek erop dat mevrouw Cartwright daar naartoe ging. Er waren nu ook andere auto’s op de weg en Agatha liet zich inhalen door een Mini, zodat die tussen hen in kwam te rijden.

Mevrouw Cartwright parkeerde haar auto op een groot nat veld. Agatha negeerde de zwaaiende arm van een parkeerwachter en parkeerde een flink eind verderop. Zo abrupt als het was begonnen, hield de regen ook weer op en brak de zon door. Agatha stapte uit en voelde zich vochtig en verkreukeld. Geen spoor van mevrouw Cartwright. Haar auto, een Vauxhall, zag Agatha toen ze erlangs liep, was leeg.

Ze wandelde verder naar de bazaar en betaalde het toegangskaartje van tien pence en nog eens tien pence voor een programma. Ze bladerde het door tot ze ergens in het midden van het plattegrondje de tent van de bakwedstrijd vond.

Net op het moment dat ze de tent wilde binnengaan, liep Agatha mevrouw Cartwright tegen het lijf. “Wat doet u hier?” vroeg mevrouw Cartwright achterdochtig.

“Hoe hebt u die auto van u uit de tuin gekregen?” vroeg Agatha.

“Je duwt het hek om, rijdt er overheen en zet dan het hek weer rechtop. Dat doe ik al jaren zo, maar denk maar niet dat die John van mij dat hek maakt. Waarom bent u hier?”

“Ik hoorde dat hier een bazaar was,” zei Agatha vaag. “Doet u ergens aan mee?”

“Quiche,” zei mevrouw Cartwright laconiek. Plotseling begon ze te grijnzen. “Spinaziequiche om precies te zijn. Er zijn hier hogere prijzen te winnen dan in Carsely.”

“Denk u dat u gaat winnen?”

“Dat zit er wel in. Er is niet echt concurrentie.”

“Jureerde meneer Cummings-Browne hier ook de inzendingen?”

“Nee, die deed hier de honden. Het best gefokte exemplaar en dergelijke. Luister…” Mevrouw Cartwright keek heimelijk om zich heen. “Wilt u nog meer informatie?”

“Ik heb u al veertig pond betaald en ben er tot nu toe nog niet veel mee opgeschoten,” beet Agatha haar toe. “En zeg maar tegen die man van u dat hij maar beter kan stoppen met zijn dreigementen.”

“Hij loopt altijd mensen te bedreigen en denkt dat u een nieuwsgierige oude taart bent. Maar goed, als u niet wilt weten wat er in Ancombe is gebeurd…”

Ze begon weg te lopen.

“Wacht,” zei Agatha. “Wat kunt u me vertellen?”

De hebberige ogen van mevrouw Cartwright bleven op Agatha’s handtasje rusten.

Agatha klikte hem open en haalde haar portemonnee tevoorschijn. “Tien, als ik denk dat het dat waard is.”

Mevrouw Cartwright leunde naar voren. “De hondenwedstrijd werd altijd gewonnen door een Schotse terriër.”

“En?”

“En de vrouw van de Schotse terriërs is Barbara James van Combe Farm. Ze was ook bij de hoorzitting en jankte haar ogen uit haar kop.”

“Wilt u zeggen…?”

“Onze Reg wilde wel wat hapklare brokken voor hij iemand jaar in jaar uit een wedstrijd liet winnen, als u begrijpt wat ik bedoel.”

Agatha gaf haar de tien pond. Ze bestudeerde haar programma. De hondenwedstrijd zou bijna beginnen, in een kleine arena in de buurt van de tent. Toen ze opkeek van haar programma, was mevrouw Cartwright verdwenen.

Agatha ging op een bank zitten die vlakbij de met touw afgezette arena stond. Ze deed nogmaals haar programmaboekje open. De hondenwedstrijd zou worden gejureerd door ene Lady Waverton. Ze keek op. Een kloeke dame in tweeds en met een jachtpet op, zat op een zitstok. Haar grote, in tweed verpakte achterwerk hing er aan beide zijden overheen. Ze bestudeerde de honden toen ze langs haar heen paradeerden. Een vrouw van rond de vijfendertig met een fris gezicht en krullend bruin haar liep met een Schotse terriër langs Lady Waverton. Dat moest die Barbara James zijn, dacht Agatha.

Het was allemaal zo saai en Agatha voelde haar ogen dichtvallen. Wat keken de mededingers smekend en zenuwachtig, als ouders bij de een of andere prijsuitreiking van een kind. Lady Waverton schreef iets op een stukje papier en een boodschappenjongen rende ermee naar het podium, waar een man op een stoel een microfoon vasthield. “Mag ik even de aandacht?” zei de man. “De prijswinnaars van de hondenwedstrijd zijn: Derde plaats, meneer J.G. Feathers voor zijn Sealyham Pride of Moreton; de tweede plaats is voor mevrouw Comley, voor haar otterhond Jamesy Bright Eyes. En de eerste plaats is voor…”

Barbara James pakte haar Scottie op, knuffelde hem en keek verwachtingsvol naar de twee fotografen van de plaatselijke kranten. “De eerste prijs gaat naar Miss Sally Gentle voor haar poedel, Bubbles Daventry van de Fosse!”

Miss Sally Gentle vertoonde door haar krullende witte haar een opvallende gelijkenis met haar hond. Barbara James beende bij de arena vandaan, haar gezicht op onweer.

Agatha stond op en volgde haar. Barbara ging recht op de biertent af. Agatha hield zich op de achtergrond tot de teleurgestelde deelnemer achter het bier zat. Agatha walgde van bier, maar uit strategisch belang bestelde ze toch een halve pint en ging bij Barbara aan een van de wiebelige tafeltjes zitten die in de biertent waren neergezet.

Agatha deed alsof ze verrast was. “Nee maar, als dat mevrouw James niet is!” riep ze uit. Ze leunde naar voren en klopte de Scottie op zijn kop, die naar haar hand beet. “Speels, hè?” zei Agatha, die de hond een blik vol walging toewierp. “Een mooie kop. Ik was ervan overtuigd dat hij zou winnen.”

“Het is de eerste keer in zes jaar dat ik verloren heb,” zei Barbara. Ze strekte haar in laarsjes gestoken benen humeurig uit en staarde naar de neuzen.

Agatha slaakte een diepe zucht. “Arme meneer Cummings-Browne.”

“Reg herkende tenminste een goede hond,” zei Barbara. “Hup, ga maar even rondlopen.” Ze zette de hond neer. Het beest drentelde naar de ingang van de tent en tilde zijn poot op bij een van de afvalbakken. “Kende u Reg?”

“Alleen oppervlakkig,” antwoordde Agatha. “Ik ben net voor hij stierf uit eten geweest met de familie Cummings-Browne.”

“Dit had nooit moeten gebeuren,” zei Barbara. “Dat is het probleem met die dorpen in de Cotswolds. Er komen teveel mensen uit de stad wonen. Weet u hoe hij gestorven is? Het een of andere kreng met de naam Raisin had een quiche gekocht en probeerde daarmee met de wedstrijd mee te doen, alsof ze hem zelf had gebakken.”

Agatha deed haar mond al open om te zeggen dat zij die mevrouw Raisin was, toen het plotseling weer begon te regenen. Alsof iemand een schakelaar had omgezet. Het was een hele wandeling naar de plek waar ze haar auto had achtergelaten. Er blies een gure wind de tent in.

“Vreselijk,” zei Agatha zwakjes. “Kende u meneer Cummings-Browne goed?”

“We waren zeer goede vrienden. Reg was altijd in voor een geintje.”

“Hebt u iets ingeleverd voor de thuisbakwedstrijd?” vroeg Agatha.

In Barbara’s blauwe ogen stond opeens achterdocht te lezen. “Waarom zou ik?”

“Er lijken op dit soort shows nogal wat getalenteerde dames rond te lopen.”

“Ik kan niet bakken, maar ik weet wel hoe een goede hond eruit moet zien. Shit, ik had moeten winnen. Wat voor kwalificaties heeft die Lady Paardenkeutel eigenlijk dat ze die hondenshow mocht doen? Ik zal het u vertellen…helemaal niks. De organisatoren hadden een jury nodig en daarom namen ze maar de eerste de beste sukkel met een titel. Ze zou haar eigen achterwerk nog niet eens kunnen beoordelen.”

Toen Barbara haar pul bier oppakte, zag Agatha de rollende armspieren van de vrouw en besloot ervandoor te gaan.

Maar op dat moment wierp Ella Cartwright een blik in de biertent, zag Agatha en riep uit: “Vermaakt u zich een beetje, mevrouw Raisin?”

Barbara zette langzaam haar pul bier neer. “Jij!” siste ze. Ze viel uit naar Agatha en probeerde haar bij de strot te grijpen.

Agatha deed een sprong achteruit en kegelde daarmee haar goedkope plastic stoel achterover. “Nou, maak je niet zo druk,” zei ze geschrokken.

Maar Barbara sprong op haar af en greep haar bij de keel. Agatha was zich vaag bewust van de grijnzende gezichten van de drinkers in de tent. Ze plantte haar knie in Barbara’s maagstreek en duwde uit alle macht. Barbara struikelde achteruit, maar kwam weer op haar af en sneed haar de pas af naar de ingang van de tent. Agatha zocht haar toevlucht achter de bar en gilde om hulp, terwijl de mannen lachten en joelden. Ze greep een groot keukenmes en hield dat voor zich. “Verdwijn,” zei ze buiten adem.

“Moordenaar!” gilde Barbara, maar ze hield afstand. En toen was daar de verblindende flits en de klik van een fototoestel. Een van de plaatselijke fotografen had Agatha met keukenmes op de gevoelige plaat vastgelegd.

Met het mes nog in de hand schuifelde Agatha in de richting van de uitgang. “Kom niet bij me in de buurt, anders vermoord ik je!” krijste Barbara.

Eenmaal buiten de tent liet Agatha het mes vallen en rende ze weg. Toen ze in de auto zat en de portieren op slot had gedaan, bleef ze hijgend zitten. Ze stak snel de sleutel in het contact en bleef zitten balen. Die foto! Ze zag zichzelf in gedachten al op de voorpagina van de een of andere plaatselijke krant staan. Wat als de Londense kranten het oppikten? Och, heden. Ze moest dat fotorolletje te pakken zien te krijgen.

Ze voelde zich beverig en uitgeput toen ze aarzelend weer uitstapte en het doorweekte veld over liep.

Na enkele minuten liep ze weer tussen de kraampjes met oude boeken, folkloristische kleding, droogbloemen, aardewerk en, zoals gewoonlijk, zelfgebakken lekkernijen door, terwijl ze continu oplette of Barbara niet in de buurt was. Buiten de gebruikelijke kraampjes was er ook eentje waar plaatselijk gemaakte wijnen werden verkocht. De fotograaf stond daar samen met een verslaggever vlierbessenwijn te proeven. Agatha’s hart klopte in haar keel. Zijn fotokoffertje stond bij zijn voeten op de grond, maar de camera waarmee hij de foto had genomen, hing nog steeds om zijn nek. Agatha trok zich iets terug, om te voorkomen dat hij haar zou zien. Hij bleef daar maar staan proeven, tot uiteindelijk de terriërrace werd aangekondigd. Hij zei iets tegen de verslaggever en toen verdwenen ze naar de arena. Agatha volgde hen en wachtte tot ze in de arena waren. Ze trok zich terug naar een kraampje en kocht een regenjas en bijpassende zuidwester. Het regende nog steeds pijpenstelen. Dit werd een lange dag. De terriërrace werd gevolgd door een springwedstrijd. Agatha hield zich op aan de rand van de uitdunnende menigte, maar ze had het gevoel dat de regenjas en -hoed haar identiteit redelijk verbloemden.

Aan het einde van de springwedstrijd hield het weer op met regenen en werd de bazaar overspoeld door koel, geel zonlicht. Met bonkend hart keek Agatha toe hoe de fotograaf het filmrolletje uit zijn toestel haalde, het in zijn koffertje stopte en er toen een ander in deed. Ze deed langzaam haar jas uit. De fotograaf en de verslaggever liepen bij de arena vandaan en terug naar de locale-wijnen kraam. “Probeer de berkenwijn eens,” zei de vrouw die achter de kraam stond toen Agatha dichterbij kwam staan. Ze liet haar jas over het fotokoffertje vallen, mompelde iets, boog zich voorover, greep door de jas heen het handvat van het koffertje en haastte zich onopgemerkt om een tent heen. Ze deed het koffertje open en staarde vol afschuw naar de lading fotorolletjes die erin lag. Dat is jammer. Ze deed haar jas weer aan, zodat ze alle filmrolletjes in haar zakken kon proppen.

Ze hoorde in de verte ‘politie!’ roepen en ging ervandoor, waarbij ze het fotokoffertje liet staan waar het stond. Ze wist zeker dat de vrouw achter de wijnkraam haar niet had gezien en dat de fotograaf en de verslaggever zich niet eens hadden omgedraaid. Ze was blij dat ze niet van het een of ander landelijk dagblad waren, anders zouden ze achter haar en Barbara James aan zijn gegaan en uiteindelijk bij de quichevergiftiging terecht zijn gekomen. Maar ze wist dat het de taak van plaatselijke journalisten was om zoveel mogelijk gezichten en prijswinnaars in de krant te krijgen, om de volgende keer nog meer mensen te trekken. Maar als de foto van haar met het grote mes goed was gelukt, was ze ervan overtuigd dat ze hem zouden gebruiken, vrijwel zeker met de opmerkingen van Barbara James erbij.

Ze reed net het parkeerterrein af toen ze werd aangehouden door een politieagent. Agatha draaide haar raampje naar beneden en keek hem nerveus aan. “Er is een fotokoffertje van een journalist gestolen,” zei de agent. “Hebt u misschien iets verdachts gezien?” Hij gluurde in de auto en zijn ogen vlogen alle kanten op. Agatha was zich pijnlijk bewust van de uitpuilende zakken van haar regenjas, die volzaten met fotorolletjes. “Nee,” zei ze. “Wat een rotstreek.”

Vanuit de richting van de bazaar klonk: “We hebben het gevonden!” De agent ging rechtop staan. “Dat is ook weer opgelost,” zei hij met een grijns. “Die fotografen drinken altijd veel teveel. Waarschijnlijk is hij gewoon vergeten waar hij hem had neergezet.”

Hij deed een stap achteruit. Agatha liet de koppeling opkomen en reed weg. Ze kon zich pas weer ontspannen toen ze thuis was en ze een flink vuur in de open haard had gestookt. Toen het eenmaal goed brandde, gooide ze alle filmrolletjes erin en keek met genoegen toe hoe ze verbrandden. En toen hoorde ze een auto stoppen.

Ze keek uit het raam. Barbara James!

Agatha dook achter de bank en bleef daar bevend liggen. Geklop op de deur. Het werd al snel een serie vuistslagen en trappen. Agatha jammerde zacht. Het werd weer stil. Ze stond op het punt om op te staan toen iets het voorraam van haar woonkamer raakte en ze weer ineen dook. Ze hoorde iets waarvan ze hoopte dat het Barbara was die wegreed. Maar ze bleef nog even zitten waar ze zat.

Na tien minuten stond ze langzaam op. Ze keek naar het raam. Er kleefde bruine stront aan, samen met wat stukjes gescheurd keukenpapier. Barbara moest een heel pakket hebben gegooid.

Ze liep naar de keuken om een emmer water te halen, nam die mee naar buiten en gooide het tegen het raam, waarna ze nog meer water ging tappen, net zolang tot het raam schoon was. Op het moment dat ze weer naar binnen wilde gaan, zag ze dat mevrouw Barr bij haar tuinhekje naar haar stond te kijken. Haar bleke ogen straalden boosaardigheid uit.

Agatha’s rammelende maag herinnerde haar eraan dat ze nog niet had gegeten, maar ze had niet de moed om er nog uit te gaan. Ze had in elk geval nog brood en boter in huis en dus maakte ze wat toast voor zichzelf.

De telefoon ging. Ze liep ernaartoe en nam aarzelend op. “Hallo,” klonk de geaffecteerde stem van Roy. “Ben jij dat, Aggie?”

“Ja,” zei Agatha opgelucht. “Hoe is het met je?”

“Ik ben het een beetje zat.”

“Hoe is het met Steve?”

“Die heb ik niet meer gezien. Die is bloedchagrijnig. Heeft iets met mij te maken.”

“Koop een boek over dorpsfolklore voor hem. Dan is hij zo weer opgevrolijkt.”

“Ik heb de Tolly Baby Food portefeuille gekregen,” veranderde hij van onderwerp.

“Gefeliciteerd.”

“Met wat?” De stem van Roy klonk schril. “Babyvoer is niet mijn ding, suffie. Dat doen ze expres, in de hoop dat ik onderuit ga. Het is meer iets voor jou.”

“Wacht even. Is Tolly Baby Food niet dat spul waar de een of andere maniak glas in heeft gestopt om het bedrijf te chanteren?”

“Ze hebben iemand gearresteerd, maar nu zoekt Tolly iemand om hun imago weer op te vijzelen.”

“Gok op groen,” zei Agatha. “Stel aan de reclamemensen voor om een lijn gezondheidsvoeding op de markt te brengen, zonder toevoegingen en met een veiligheidsdop. Verzin een tekenfilmfiguur om het te promoten. Beleg een persconferentie om de nieuwe, vandaalbestendige dop te introduceren. “Alleen met Tolly Baby Food is uw baby veilig.” Dat soort dingen. En drink het niet zelf. Neem elke journalist die een baby heeft persoonlijk mee uit lunchen.”

“Die maken geen kinderen,” klaagde Roy. “Ze produceren alleen maar gif.”

“Er lopen best wel een aantal vruchtbare tussen.” Agatha spitte wat in haar geheugen. “Jean Hammond, bijvoorbeeld, die heeft een baby. En de vrouw van Jeffrey Constable heeft er net een gekregen. Als je je best doet, vind je er nog wel meer. Hoe dan ook, vrouwelijke journalisten zijn geneigd om over baby’s te schrijven om te laten zien dat ze ook normaal zijn. Ze moeten zich blijven identificeren met de huisvrouwen die ze stiekem verafschuwen. Weet je nog hoe Jill Stamp altijd liep te zeuren over haar peetzoon? Die heeft ze niet. Het maakt allemaal deel uit van haar imago.”

“Ik wou dat jij dit op je nam,” zei Roy. “Het was leuk om voor jou te werken, Aggie. Hoe staan de zaken ervoor op het platteland?”

Agatha aarzelde en zei toen: “Best.”

Er viel een lange stilte. Plotseling realiseerde Agatha zich dat Roy misschien wel op een uitnodiging zat te wachten.

“Je herinnert je nog wel al die rommel in mijn woonkamer?”

“Wat, die nepzooi aan de muur?”

“Ja. Ik veil de hele boel voor het goede doel. Juni. De tiende. Heb je zin om hierheen te komen en mij in actie te zien?”

“Dat zou ik hartstikke leuk vinden.”

“Mooi. Ik haal je vrijdagavond de negende van de trein. Ik vraag me af of je Londen wel zolang kunt missen.”

“Londen is net een beerput,” zei Roy bitter.

“Och heden, er stopt een auto voor het huis!” piepte Agatha. Ze keek uit het raam. “Oh, geen probleem, het is de politie.”

“Wat heb je nou weer overhoop gehaald?”

“Dat vertel ik je wel wanneer ik je zie. Doei.”

Agatha deed de deur open voor Bill Wong. “Weer iets aan de hand?” vroeg ze. “Of is dit alleen maar een beleefdheidsbezoekje?”

“Niet echt.” Hij volgde haar naar de keuken en ging aan tafel zitten.

“U was op de bazaar van Ancombe, naar ik vernomen heb,” zei Bill.

“En?”

“U bent in de biertent gezien terwijl u met een mes naar miss Barbara James zwaaide.”

“Zelfverdediging. Die vrouw probeerde me te wurgen.”

“Waarom?”

“Omdat ik ervan overtuigd was dat zij een affaire had met Cummings-Browne. En toen hoorde ze mijn naam noemen en werd ze een beetje boos.”

Hij sloeg een klein notitieboekje open en keek erin. “Fotograaf Ben Birkin van de Cotswold Courier maakte er een foto van en opeens was zijn fotokoffertje verdwenen. De camera’s zaten er nog in, maar alle fotorolletjes waren weg.”

“Vreemd,” reageerde Agatha. “Koffie?”

“Ja, graag. En toen kreeg ik een telefoontje van Fred Griggs, de dorpsdiender hier. Er is aan hem gerapporteerd dat een vrouw die aan de beschrijving van Barbara James voldeed, stront tegen uw raam heeft gesmeten.”

“Ze is gek,” zei Agatha, die met een klap een mok oploskoffie voor zijn neus zette. “Behoorlijk gek zelfs. En jij durft nog steeds te beweren dat de dood van Cummings-Browne een ongeval was. Ik baal van die scène in de biertent en ben blij dat die fotograaf zijn filmrolletje is kwijtgeraakt. Ik heb al genoeg moeten ontberen zonder dat die foto in een van de plaatselijke roddelbladen verschijnt. Lieve help, ze zullen het verhaal waarschijnlijk ook wel zonder foto plaatsen.”

Hij keek haar onderzoekend aan. “U hebt een vrachtwagenlading geluk gehad. De redacteur was zo kwaad op Ben Birkin, dat hij niks wilde horen over een gevecht tussen twee vrouwen in de biertent. En verder is het toevallig ook nog eens zo dat John James, de vader van Barbara, aandelen heeft in het bedrijf dat eigenaar is van de plaatselijke krant. De redacteur is alleen maar geïnteresseerd in zoveel mogelijk namen en foto’s van de plaatselijke inwoners. Er waren gelukkig ook een paar amateurfotografen op de bazaar en Ben heeft die filmpjes kunnen kopen. Wilt u Barbara James aanklagen voor geweldpleging of voor het bevuilen van uw raam met wat waarschijnlijk hondenpoep was?”

Agatha huiverde. “Ik wil die vrouw nooit meer zien. Nee.”

“Ik heb in verband met Cummings-Browne wat dingen nagetrokken,” zei Bill. “Het lijkt erop dat hij nogal een Don Juan was. Dat zou je toch niet denken als je naar hem keek, of wel? Hij had een punthoofd en uitstaande oren. Oh, ik ben trouwens ook achter de identiteit gekomen van de vrouw die u op Warwick Castle zo woest aanstaarde.”

“Wie is het?”

“Maria Borrow, een ongehuwde vrouw uit de parochie van Upper Cockburn.”

“En had zij toevallig ook een relatie met Cummings-Browne?”

“Dat lijkt me niet aannemelijk. Ze is een gepensioneerd onderwijzeres. Een beetje excentriek. Ze houdt zich bezig met hekserij. Ze is tweeënzestig.”

“Tweeënzestig? Tja, zelfs Cummings-Browne zou waarschijnlijk niet…”

“Maar de afgelopen drie jaar heeft ze de jamwedstrijd van Upper Cockburn gewonnen, waarvoor meneer Cummings-Browne als jury fungeerde. Maar kom niet bij haar in de buurt, mevrouw Raisin. Kom nou maar eens tot rust en geniet van uw pensioen.”

Hij stond op, maar in plaats van dat hij naar de voordeur liep, sloeg hij af de woonkamer in en bleef in de open haard staan kijken. Hij greep de lange koperen pook en rommelde wat in het vuur. Er ratelden kleine, zwartmetalen filmrolletjes door de vuurkorf heen en de haard in.

“Ja, u hebt erg veel geluk, mevrouw Raisin,” zei Bill. “Want ik walg toevallig van Ben Birkin.”

“Hoezo?” vroeg Agatha.

“Ik flirtte ooit met een getrouwde vrouw en omhelsde haar een keer achter de kerk in Mircester. Ben nam er een foto van, die werd gepubliceerd met de kop: “Veilig in de armen der wet.” Haar echtgenoot kwam langs en ik heb alle zeilen moeten bijzetten om me daaruit te praten.”

Agatha herstelde zich. “Ik begrijp nog steeds niet helemaal waar je heen wilt. Ik vond een stapel ongebruikte filmrolletjes tussen mijn verhuisspullen en die heb ik verbrand.”

Bill schudde zijn hoofd in gemaakte verbijstering. “Je zou toch denken dat als iemand jarenlang in de public relations heeft gezeten, ze toch beter zou moeten kunnen liegen. Bemoei u in de toekomst met uw eigen zaken, mevrouw Agatha Raisin, en laat recherchewerk aan de politie over.”

De zware regenbuien maakten plaats voor een helderblauwe lucht en de zon scheen weer over de Cotswolds. Geschokt door het gevecht met Barbara James laadde Agatha haar fiets in haar auto, waarna ze een ritje door de Cotswolds ging maken en hier en daar parkeerde om over te stappen op de fiets. Over cottagedeuren heen hingen watervallen van blauweregen en langs de wegen ontstonden hele sneeuwbuien van meidoornbloesem. De goudstenen huizen gloeiden op in de warme zon en Londen leek heel erg ver weg.

Bij Chipping Campden vergat ze haar voornemen om af te vallen en werkte ze een grote biefstuk met lever naar binnen in de antieke gezelligheid van de Eight Bells, voor ze de hoofdstraat van het dorp door slenterde, met zijn groene perkjes en huizen van goudsteen met siergevel, hoge schoorstenen, overdekte straatjes, timpanen, pilaren, schuiframen en grote stenen trappen. Ondanks de onvermijdelijke groepen toeristen hing er een serene, rustgevende sfeer. En mede doordat ze verzadigd was van het eten, begon Agatha zich wat meer op haar gemak te voelen. Middenin het dorp stond de Market Hall van 1627, met zijn korte, stevige pilaren, die zwarte schaduwen over de weg wierpen. Het leven zou zo eenvoudig kunnen zijn. Het enige wat ze hoefde te doen, was de dood van Cummings-Browne vergeten.

De daaropvolgende paar dagen bleef de zon schijnen en Agatha bleef rondtoeren. Soms ging ze fietsen, soms ging ze wandelen, en elke avond keerde ze terug met een nieuw, gezond en voldaan gevoel. Met een onprettig gevoel herinnerde ze zich opeens dat ze de volgende dag met de vrouwenvereniging van Carsely naar Mircester zou gaan.

Maar ze werd niet boos aangestaard toen ze in de bus stapte. Tot verbazing en opluchting was mevrouw Doris Simpson er en dus ging ze naast de schoonmaakster zitten en praatte ze over koetjes en kalfjes. De vrouwen in de bus waren voor het merendeel van middelbare leeftijd. Sommigen hadden hun breiwerk meegenomen en andere zaten te borduren. De oude bus kraakte en piepte de over de landweggetjes. De zon scheen. Het was allemaal zo heerlijk vredig.

Agatha nam aan dat de ontspanning die hun door de dames van Mircester was aangeboden, zou bestaan uit thee met cake. En gezien de lichaamsbeweging die ze de afgelopen dagen had gehad, kon ze zich daar best weer eens aan bezondigen. Maar toen ze bij een zaal van de kerk uitstapten, bleek er een complete lunch met wijn te zijn klaargezet. De wijn was gemaakt door leden van de vrouwenvereniging van Mircester en was nogal koppig. De lunch bestond uit een helder soepje, geroosterde kip met patat, groene erwten en een sherry custard puddinkje, gevolgd door de appelbrandewijn van mevrouw Rainworth. Het applaus voor mevrouw Rainworth, een krom oud besje, was luid en dankbaar toen de brandewijn rondging.

De voorzitster van de vrouwenvereniging van Mircester stond op. “We hebben een verrassing voor jullie.” Ze draaide zich om naar mevrouw Bloxby. “Als uw dames nu met hun bus naar het Malvern Theatre rijden, zullen ze zien dat er stoelen voor hen besproken zijn.”

“En wat gaan we daar zien?” vroeg mevrouw Bloxby.

Er klonken meteen hese uitroepen van de dames van Mircester op. “Geheim! Dat zien jullie vanzelf!”

“Ik vraag me af wat het is,” zei Agatha tegen Doris Simpson toen ze weer in de bus stapten. Het was ondertussen Doris en Agatha. “Geen idee,” zei Doris. “Er was een kindertheater dat een optreden gaf. Misschien is dat het.”

“Ik heb een beetje teveel gedronken,” zei Agatha. “Ik ben bang dat ik halverwege in slaap val.”

“Dat is pas een verrassing!” riep Doris uit toen de bus rammelend tot stilstand kwam voor het theater. “Op de gevel staat: ‘All-American Dance Troupe. The Spangiers’.”

“Waarschijnlijk een van die moderne balletgezelschappen,” kreunde Agatha. “Allemaal mensen in zwarte maillots die over een podium dansen dat sterk op een bomkrater lijkt. Maar goed, ik hoop dat de muziek niet te hard staat.”

Eenmaal binnen maakte ze het zich gemakkelijk, samen met de andere leden van de vrouwenvereniging van Carsely.

Onder aanzwellend tromgeroffel gingen de gordijnen open. Agatha knipperde met haar ogen. Het was een show met mannelijke strippers. De muziek bonkte en pulseerde, en de stroboscooplichten gaven een krankzinnig tintje aan het geheel. Agatha zonk weg in haar stoel, en haar gezicht was vuurrood van schaamte. Mevrouw Rainworth, de uitvinder van de appelbrandewijn, ging op haar stoel staan en gilde hysterisch: “Trek uit!” De vrouwen gilden en juichten. Agatha was blij dat Doris Simpson haar breiwerk tevoorschijn had gehaald en onverstoord zat te breien. Ze was zich blijkbaar niet bewust van wat er op het podium of in het publiek gaande was. De strippers waren gebruind en stevig gespierd. Ze stripten niet helemaal. Gelukkig. Dan bleef het tenminste nog een beetje binnen de perken. Maar het grootste deel van de vrouwen was uitzinnig. Een geblondeerde dame van middelbare leeftijd, een van de dames van Mircester, stormde op het podium af en moest daar weggehaald worden.

Agatha leed in stilte. Maar toen de show voorbij was, was de ellende dat nog niet. Mensen uit het publiek die samen met de strippers op de foto wilden, konden dat laten doen voor niet meer dan tien pond. En op enkele uitzonderingen na wilden alle dames uit Carsely maar al te graag.

“Wat vond u van de show, mevrouw Raisin?” vroeg mevrouw Bloxby, de vrouw van de dominee, toen Agatha wankelend in de bus stapte. “Ik was geschokt,” reageerde Agatha.

“Och,” zei mevrouw Bloxby, “het was een beetje dom vermaak maar op TV zie je tegenwoordig veel erger.”

“Het verbaast me dat u er op zo’n gematigde toon over praat,” zei Agatha.

“Het zijn verder beste jongens, hoor. Wist u dat ze een speciale show hebben gedaan voor Koerdische vluchtelingen en daarmee vijfduizend pond hebben opgehaald? En het geld dat met die foto’s wordt verdiend, schijnt naar de reparatie van het dak van de kerk te gaan.”

“Heel slim,” zei Agatha, die wist wat goede PR was. Door af en toe aan het goede doel te geven, had die groep mannelijke strippers zich een respectabel imago aangemeten, zodat er een soort gelegaliseerde lust ontwaakte in de dames van de Cotswolds, die hen met busladingen tegelijk kwamen toejuichen. Misschien hadden deze Amerikanen wel een nieuwe Engelse traditie in het leven geroepen, dacht Agatha zuur. Misschien zouden er over vijfhonderd jaar mannelijke stripdansers op de dorpspleinen in de Cotswolds optreden, terwijl gidsen hun gevolg verhalen zouden vertellen over het begin van dit oude ritueel.

Ze gingen weer terug naar de kerkzaal en het gewone leven van alledag. Ze waren weer een grote groep serieuze, verantwoordelijke vrouwen, die ijverig discussieerden over het genereren van geld voor het goede doel. Mevrouw Bloxby stond op en zei: “Onze mevrouw Raisin houdt op tien juni een veiling om geld in te zamelen voor het goede doel. Ik hoop dat u allemaal zult komen om te helpen met het opdrijven van de biedingen. We zijn mevrouw Raisin dankbaar en hopen dat u allemaal uw best zult doen om haar te steunen.” Agatha kromp inwendig ineen en wachtte tot er iemand zou zeggen: “Toch niet de mevrouw Raisin die die arme meneer Cummings-Browne heeft vergiftigd?” Maar het enige wat ze te horen kreeg, was een hartelijk applaus. Agatha voelde zich een beetje sentimenteel toen ze opstond en een buiginkje maakte. Bill Wong had gelijk. Haar pensioen zou zeer aangenaam kunnen zijn, zo lang ze Reg Cummings-Browne en die verrekte quiche maar vergat.