Agatha ging hen voor naar binnen. Inspecteur Wilkes stelde de donkere, zwijgzame man naast hem aan haar voor als brigadier Friend en een jonge, mollige Aziaat die eruitzag als een Boeddha als agent Wong.
Agatha ging in een gemakkelijke stoel bij de haard zitten en de drie mannen namen naast elkaar plaats op de bank. “We zijn hier om wat vragen te stellen over uw quiche, mevrouw Raisin,” zei Wilkes. “Ik begrijp dat Cummings-Browne die mee naar huis had genomen. Wat zat erin?”
“Waar gaat dit allemaal over?” wilde Agatha weten.
“Beantwoordt u gewoon mijn vragen,” zei Wilkes onverstoorbaar.
Wat zat er in quiche? vroeg Agatha zich wanhopig af. “Eieren, bloem, melk en spinazie,” begon ze hoopvol.
Agent Wong vuurde de volgende vraag op haar af. Hij had het zachte accent uit Glouchestershire. “Misschien zou het goed zijn als mevrouw Raisin ons meenam naar haar keuken en ons de ingrediënten liet zien.”
De drie rechercheurs stonden meteen op en torenden boven Agatha uit. Agatha stond ook op en merkte dat haar knieën trilden, waarna ze hen voorging naar de keuken.
Onder hun toeziend oog trok ze de keukenkastjes open. “Vreemd,” zei Agatha. “Het lijkt erop dat ik alles heb opgemaakt. Ik ben nogal zuinig ingesteld.”
Wong, die geamuseerd naar haar had staan kijken, zei plotseling: “Als u het recept voor ons zou willen opschrijven, mevrouw Raisin, dan rijd ik even naar Harvey’s om de ingrediënten te halen, zodat u ons kunt laten zien hoe u die quiche hebt gebakken.”
Ze keek hem vol afkeer aan. Ze pakte een kookboek met de titel Frans Provinciaal Koken, sloeg dat open en kromp inwendig ineen door het gekraak van de nooit eerder geopende kaft, waarna ze in de index keek. Ze vond het benodigde recept en pende een lijst ingrediënten op een papiertje. Wong pakte de lijst van haar aan en liep naar buiten.
“Willen jullie me nu vertellen waar dit over gaat?” vroeg Agatha.
“Zo dadelijk,” zei Wilkes onverstoorbaar.
Als Agatha niet zo bang was geweest, zou ze hem hebben toegeschreeuwd dat ze het nu meteen wilde weten, maar in plaats daarvan zette ze met knikkende knieën een pot koffie en stelde ze voor dat ze in de woonkamer zouden gaan zitten terwijl ze op Wong wachtten.
Toen ze van hen af was, bestudeerde ze het recept. Stel dat ze precies zou doen wat er in het recept stond, dan zou het toch moeten lukken. Ze was al van plan geweest om bakken te leren, dus gelukkig had ze schalen en bakvormen en dergelijke. Wong kwam terug met een bruin papieren zak vol boodschappen.
“Ga maar bij de anderen in de woonkamer zitten,” beval Agatha, “dan laat ik wel weten wanneer het klaar is.”
Wong nam plaats op een keukenstoel. “Ik houd van keukens,” zei hij gemoedelijk. “Ik kijk wel toe wanneer u kookt.”
Agatha wierp hem met haar kleine bruine ogen een blik vol pure haat toe toen ze de oven aandeed en aan het werk ging. Er werden door het hele land oude dametjes beroofd, dacht ze woest. Had deze vreselijk vervelende man dan niks beters te doen? Maar hij leek een engelengeduld te hebben. Hij keek nauwkeurig toe en toen ze uiteindelijk de quiche in de oven zette, stond hij op en ging naar de anderen toe.
Agatha bleef waar ze was en peinsde zich suf. Ze hoorde het gemurmel van stemmen uit de belendende kamer komen.
Alsof ze weer op school zat, dacht ze. Ze herinnerde zich nog hoe het schoolhoofd tegen hen zei dat ze allemaal hun kastje moesten opendoen voor een inspectie, zonder er bij te vertellen waarom. Oh, de angst dat er iets in haar kastje zou zitten wat er niet thuishoorde. Een politieagente had stilzwijgend alles doorzocht. Niemand legde uit wat er aan de hand was. Niemand zei iets. Agatha kon zich nog steeds de zwijgende, bange meisjes, de strenge en zwijgende onderwijzeressen en de doelbewust bewegende agente voor de geest halen. En toen werd een van de meisjes meegenomen. Ze hadden haar nooit meer teruggezien. Ze namen aan dat ze van school gestuurd was om wat er in haar kastje was gevonden, maar niemand had het meisje thuis gebeld om naar de ware toedracht te vragen. Ze was veroordeeld door die mysterieuze wereld van volwassenen en ze was uit hun leven weggerukt alsof het een goddelijke vergelding betrof. En voor de rest was het leven gewoon weer zijn gangetje gegaan.
En nu voelde ze zich weer een kind, klem tussen haar eigen schuldgevoelen en een beschuldigende stilte. Ze wierp een blik op de klok. Hoe laat was hij erin gegaan? Ze trok de ovendeur open. Daar stond hij dan, gerezen en goudkleurig en perfect. Ze slaakte een zucht van verlichting en haalde hem eruit op het moment dat Wong de keuken weer in kwam.
“We zullen hem een tijdje laten afkoelen,” zei hij. Hij sloeg zijn opschrijfboekje open. “En nu even over de familie Cummings-Browne. U hebt met hen gedineerd bij de Feathers. Wat hebben jullie gegeten? Hmmm…En toen? Wat hebben ze gedronken?” En dat ging zo even door, terwijl Agatha uit haar ooghoeken de goudbruine quiche langzaam weg zag zinken in zijn bakvorm.
Wong sloeg uiteindelijk zijn schrijfboekje dicht en riep de anderen naar binnen. “We zullen maar één puntje nemen,” zei hij. Agatha pakte een mes en een spatel en haalde er één klein, zompig puntje uit.
“Waar is hij aan gestorven?” vroeg Agatha wanhopig.
“Aan waterscheerling,” zei Friend.
“Waterscheerling?” Agatha staarde hem aan. “Iets in het drinkwater?”
“Nee,” zei inspecteur Wilkes zwaarwichtig. “Dat is een giftige plant, die niet echt veel voorkomt, maar hij wordt gevonden in verscheidene delen van de Groot-Brittannië, inclusief de West Midlands, en daar bevinden we ons nu, mevrouw Raisin. Na het bestuderen van de maaginhoud van de overledene, bleek dat hij vlak voor zijn dood quiche had gegeten en wijn had gedronken. De groene, groenteachtige massa is geïdentificeerd als waterscheerling. En de giftige substantie die dat bevat, is een onverzadigde, hogere alcohol, cicutoxin.”
“Dus u begrijpt, mevrouw Raisin,” klonk de vriendelijke stem van Wong, “dat mevrouw Cummings-Browne denkt dat haar man is vergiftigd door uw quiche…Tenminste, als u die quiche hebt gemaakt.”
Agatha staarde kwaad uit het raam en wilde dat ze allemaal zouden verdwijnen.
“Mevrouw Raisin!” Ze draaide zich met een ruk om. De bruine spieetogen van agent Wong bevonden zich op gelijke hoogte met die van haar. Was hij niet een beetje te klein voor de politie? dacht ze vreemd genoeg. “Mevrouw Raisin,” zei Bill Wong zacht, “volgens mijn bescheiden mening hebt u nooit eerder in uw leven een quiche of een cake gebakken. Uw kookboeken zijn duidelijk nog nooit open geweest. Op sommige onderdelen van uw keukengerei zitten nog steeds de prijsjes. Dus zou u weer bij het begin willen beginnen? Als u onschuldig bent, hebt u geen enkele reden om te liegen.”
“Komt dit voor de rechtbank?” vroeg Agatha, waarbij ze zich afvroeg of ze door het dorpscomité kon worden aangeklaagd voor het feit dat ze met een quiche van de Quicherie aan de wedstrijd had meegedaan.
Wilkes’ stem klonk dreigend. “Alleen als we denken dat dat nodig is.”
Weer zweefden haar gedachten terug naar haar schooltijd. Ze had met twee chocoladerepen en een rood sjaaltje een van de meisjes omgekocht om een opstel voor haar te schrijven. Helaas had het meisje, iemand met een voortrekkersrol in de Young People for Christ beweging, alles aan het schoolhoofd opgebiecht, waarna Agatha op het matje was geroepen en ze met de waarheid op de proppen had moeten komen.
En dus vertelde ze met een klein, bijna meisjesachtig stemmetje, zo heel anders dan haar gebruikelijke harde stem, dat ze de quiche in Chelsea had gekocht. Wong grijnsde van oor tot oor en ze had hem zijn nek wel kunnen omdraaien. Wilkes eiste de rekening van de quiche op en Agatha vond die gelukkig onderin de vuilnisbak, onder verschillende lege verpakkingen van bevroren kant-en-klaar maaltijden. Nadat Wilkes hem in ontvangst had genomen, zei hij dat ze haar verhaal zouden natrekken.
Agatha verborg zich de rest van de dag in haar huis en voelde zich net een misdadiger. En ze zou de volgende dag hetzelfde hebben gedaan, ware het niet dat de schoonmaakster langskwam, mevrouw Simpson, die Agatha eraan herinnerde dat ze haar een lunch had beloofd. Agatha schuifelde schichtig naar Harvey’s toe en kocht wat vleeswaren en salade. Er leek niks te zijn veranderd. De mensen praatten nog steeds over het weer. De dood van Cummings-Browne had net zo goed nooit gebeurd kunnen zijn.
Bij terugkomst zat mevrouw Simpson op haar knieën de keukenvloer te schrobben. Een teken dat Agatha het echt even helemaal had gehad, was het feit dat haar ogen zich bij dat tafereeltje met tranen vulden. Wanneer had ze voor het laatst een vrouw op deze manier de vloer zien schrobben, in plaats van in de rondte te zwaaien met een mop? Ze had in Londen via een bedrijf heel wat schoonmaaksters ingehuurd, meestal buitenlandse meiden of werkeloze actrices, die er expert in waren om je huis er spik en span te laten uitzien zonder echt iets te hebben uitgevoerd.
Mevrouw Simpson keek op van haar werk. “Ik heb hem gevonden, weet u,” zei ze. “Ik heb het lichaam gevonden.”
“Ik wil er niet over praten,” reageerde Agatha snel en mevrouw Simpson glimlachte toen ze de dweil uitkneep. “Blij toe, want om eerlijk te zijn, praat ik er zelf ook liever niet over. Ik werk liever gewoon door.”
Agatha trok zich terug in de woonkamer en toen mevrouw Simpson naar boven verdween, maakte ze een koude lunch klaar, zette die op de keukentafel naast een envelop met het geld voor mevrouw Simpson en riep naar boven: “Ik ben weg, hoor! Ik heb een reservesleutel. Doe de deur maar achter je op slot en gooi dan de sleutel door de brievenbus.” Ze hoorde een zwakke bevestiging, boven het herrie van de stofzuiger uit geroepen.
Agatha stapte in haar auto en reed het dorp uit. Waar zou ze eens heen gaan? Het was marktdag in Moreton-in-Marsh. Goed. Ze moest haar best doen om in het drukke dorp een parkeerplaats te vinden en mengde zich toen in de mensenmassa die zich voor de stalletjes verdrong. De Cotswolds leken een zeer vruchtbaar gebied te zijn. Overal zag ze jonge vrouwen met baby’s en peuters, voortgeduwd in wandelwagentjes, of buggy’s, zoals ze die rampzalige rollende dingen had horen noemen, waarmee onoplettende moeders vaak tegen de benen van mensen zonder kinderen knalden. Ze had ooit een artikel gelezen waarin een jonge moeder had uitgelegd hoe ze acuut last van straatvrees kreeg toen haar koter uit de wandelwagen was gegroeid. Die wagentjes bezorgden moeders een soort agressieve zekerheid, waardoor ze hun karretjes als ware Boadicea’s door de menigte ramden. Agatha kocht een geranium voor in het keukenraam en verse vis, aardappels en bloemkool voor het avondeten. Ze was vastbesloten alles zelf te koken. Geen bevroren eten meer. Nadat ze haar boodschappen in de auto had geladen, ging ze lunchen in het Market House Restaurant, kocht ze een geurtje bij de drogist, een blouse bij een van de stalletjes, en toen de markt ging sluiten, keerde ze onwillig terug naar haar auto en reed ze naar huis.
Mevrouw Simpson had een vaas veldbloemen midden op de keukentafel gezet. De schat. Al Agatha’s schuldgevoelens over het feit dat ze haar had weggekocht bij mevrouw Barr losten op als sneeuw voor de zon. De vrouw was de koningin der schoonmaaksters.
De volgende morgen werd er op de deur geklopt en Agatha kreunde inwendig. Ieder ander mens zou juist blij zijn, in de verwachting een vriendin op de stoep te zien staan. Maar Agatha Raisin niet. Ze besefte dat het alleen de politie maar kon zijn.
En inderdaad, het was agent Wong. “Dit is een informeel bezoekje,” zei hij. “Mag ik binnenkomen?”
“Waarschijnlijk wel,” reageerde Agatha onwillig. “Ik stond net op het punt om een glas sherry in te schenken, maar ik zal u niet vragen met me mee te doen.”
“Waarom niet?” zei hij met een grijns. “Ik heb geen dienst.”
Ze schonk twee glazen sherry in, gooide enkele imitatie-boomstammetjes in de open haard en stak die aan. “En toen?” vroeg ze. “En hoe noem ik je?”
“Ik heet Bill Wong. U kunt me Bill noemen.”
“En hoe zit het nou met die quiche?”
“U bent niet langer verdacht,” zei Bill. “We hebben uw verhaal nagetrokken. Meneer Economides, de eigenaar van de Quicherie, herinnerde zich nog dat u die quiche had gekocht. Hij begrijpt niet wat er gebeurd kan zijn. Hij koopt zijn groente bij de groenteboer aan de overkant van de straat. En die koopt elke morgen zijn spullen bij de nieuwe Convenant Garden in Vauxhall. En die kopen hun groente weer in het hele land en zelfs in het buitenland. De waterscheerling moet met de spinazie zijn meegekomen. Een tragisch ongeval. Natuurlijk hebben we mevrouw Cummings-Browne moeten vertellen waar de quiche vandaan kwam.”
Agatha kreunde.
“Anders zou ze u van moord hebben kunnen beschuldigen.”
“Maar wacht even,” protesteerde Agatha, “ze zou net zo goed zelf haar echtgenoot kunnen hebben vermoord door waterscheerling in mijn quiche te stoppen.”
“Maar ik weet zeker dat ze, net als het overgrote deel van de Britse bevolking, waterscheerling niet eens kan onderscheiden van een palmboom,” zei Bill. “En u had het hoe dan ook niet gedaan kunnen hebben. Toen u die quiche daar achterliet, had u er geen idee van dat hij door Cummings-Browne mee naar huis genomen en opgegeten zou worden. En mevrouw Cummings-Browne kan het ook niet zijn geweest. Iemand op die manier vergiftigen is een koelbloedige, van tevoren beraamde daad. Nee, het was gewoon een vreselijk, ongelukkig toeval. De waterscheerling zat maar in een deel van de quiche.”
“Ik vind het rot voor meneer Economides,” zei Agatha. “Mevrouw Cummings-Browne zou hem aan kunnen klagen.”
“Ze heeft edelmoedig genoeg gezegd dat ze geen aanklacht tegen hem zal indienen. Ze is trouwens een zeer rijke vrouw met eigen vermogen. Zij had eigenlijk het geld. Ze schoot niks op met zijn dood.”
“Maar waarom is Cummings-Browne dan niet doodgegaan bij het proeven van de quiches? Misschien heeft iemand een andere quiche meegegeven. Of…eens kijken…kan er geen waterscheerling in, bijvoorbeeld, het sap hebben gezeten?”
“Ja, daar hebben wij ook aan gedacht,” zei Bill. “Mevrouw Cummings-Browne zei dat haar man zich na het proeven een beetje misselijk voelde, maar dat had ze toegeschreven aan alle drankjes die hij voor de proeverij had achterovergeslagen.”
Agatha vroeg hem het hemd van het lijf over de zaak, inclusief alle details die ze nog niet had gehoord. Hij was ‘s-morgens dood aangetroffen. Maar waarom, zo vroeg Agatha, was mevrouw Cummings-Browne dan rechtstreeks naar bed gegaan?
“Oh, dat was omdat haar man meestal laat thuiskwam, recht bij de Red Lion vandaan.”
“Maar dat schattige stel – of was het nou mevrouw Cummings-Browne – vertelde me dat ze nog niet dood gevonden wilden worden in de Red Lion. En let wel, dat was voor ze me in de Feathers lieten opdraaien voor een smerig dure bak varkensvoer.”
“Goed, hij mag dan in de Red Lion drinken, maar mevrouw Cummings-Browne is voor vijfentwintig procent eigenaar van de Feathers.”
“Het varken! Niet te geloven. Maar even iets anders. Hoe wist jij dat ik die quiche niet zelf had gemaakt? Want dat wist je al voor ik er een had gebakken.”
“Op het moment dat ik totaal geen bakbenodigdheden in uw keuken zag, wist ik het zeker.” Hij moest lachen. “Ik heb u gevraagd om er een te maken om absoluut zeker van mijn zaak te zijn. U had uw eigen gezicht moeten zien!”
“Ja, erg leuk.”
Hij keek haar nieuwsgierig aan. Wat een vreemde vrouw, dacht hij. Haar glanzend bruine, goed verzorgde haar was niet gepermanent, maar kort geknipt in een bob kapsel dat op de een of andere manier goed bij haar vierkante, strijdlustige gezicht paste. Ze had een hoekig, gedrongen lichaam en mooie benen. “Wat,” vroeg Bill, “was er voor een zeer kortgeleden nog invloedrijke zakenvrouw zoals u nou zo speciaal aan het winnen van een dorpswedstrijd?”
“Ik voelde me buitengesloten,” zei Agatha zwakjes. “Ik wilde indruk op het dorp maken.”
Hij lachte hartelijk en zijn ogen knepen zich samen tot spleetjes. “Nou, dat is u dan gelukt. Mevrouw Cummings-Browne weet nu dat u de kluit hebt belazerd en Fred Griggs, de dorpsagent, weet het ook, en dat is net een wandelend roddelblad.”
Agatha voelde zich te erg vernederd om iets te zeggen. Daar ging haar droom. Ze zou haar huis moeten verkopen. Hoe kon ze iemand uit het dorp nog in de ogen kijken?
Hij keek haar vriendelijk aan. “Als u indruk op het dorp wilt maken, mevrouw Raisin, zou u eens kunnen proberen om populair te worden.”
Ze keek hem verbijsterd aan. Beroemdheid, geld en macht waren de enige dingen die je nodig had om je stempel op deze wereld te drukken.
“Het gaat niet snel,” vervolgde hij, “maar het enige wat u hoeft te doen, is beginnen met mensen aardig te vinden. Als ze u dan ook aardig vinden, zie dat dan als een bonus.”
Tjonge, wat liepen er tegenwoordig toch vreemde types rond bij de politie, dacht Agatha verbaasd. Had ze dan een hekel aan andere mensen? Natuurlijk niet. Nou ja, de enige mensen die ze tot nu toe niet mocht in Heikneuter Land, dacht ze woest, was die schetenbek hiernaast en mevrouw Cummings-Browne en haar dierbare overledene.
“Hoe oud ben jij?” vroeg ze.
“Drieëntwintig,” antwoordde Bill.
“Chinees?”
“Half. Mijn vader is een Hongkong Chinees en mijn moeder komt uit Evesham. Ik ben opgegroeid in Glouchestershire.” Hij stond op om te vertrekken, maar om de een of andere reden wilde Agatha dat hij zou blijven.
“Ben je getrouwd?” vroeg ze.
“Nee, mevrouw Raisin.”
“Nou, ga nog even zitten,” zei Agatha op dringende toon, “en vertel me iets over jezelf.”
Weer een vriendelijke glinstering in die ogen. Hij ging zitten en begon te praten over zijn korte carrière bij de politie. Agatha luisterde en voelde zich getroost door zijn air van zelfverzekerdheid en kalmte. Ze wist het nog niet, maar het was het begin van een vreemde vriendschap. “Zo,” zei hij ten slotte. “Ik moet nu echt gaan. De zaak is afgehandeld. Vervelend ongeluk. Het leven gaat door.”
Om de beschuldigende blikken van het dorp te ontlopen, dat ondertussen moest weten dat ze de boel had genept, reed Agatha de volgende ochtend naar Londen. Ze maakte zich zorgen over meneer Economides. Agatha, een regelmatige afhaaleter, was de afgelopen jaren heel wat keren bij meneer Economides in de zaak geweest. Misschien hadden bepaalde opmerkingen van Bill Wong een gevoelige snaar geraakt, maar ze had zich gerealiseerd dat meneer Economides nog het meest leek op wat ze een vriend zou willen noemen, hoewel hun relatie niet meer was dan die tussen een verkoper en een klant. Er stonden twee kleine tafeltjes in de zaak voor klanten die een kop koffie wilden drinken en wanneer het rustig was, had meneer Economides haar vaak op een bak koffie getrakteerd en haar ontelbare verhalen verteld over zijn omvangrijke familie.
Maar toen ze daar arriveerde, was het druk in de zaak en beantwoordde meneer Economides behoedzaam haar vragen, terwijl zijn vaardige, harige handen quiche inpakten en punten sneden voor zijn klanten. Ja, mevrouw Cummings-Browne had hem hoogstpersoonlijk gebeld om hem ervan te verzekeren dat ze hem niet zou aanklagen. En ja, het was een tragisch ongeval. En als mevrouw Raisin hem nu wilde excuseren…?
Agatha vertrok en voelde zich leeg. Londen, dat haar tot voor kort nog had omsloten als een veelkeurige mantel, was veranderd in een verzameling eenzame straten vol vreemden. Ze ging naar Foyle’s boekenwinkel aan de Charling Cross Road en vond een boek over giftige planten. Ze bestudeerde een foto van waterscheerling. Het was een onbenullig plantje met een rimpelige stengel en met trosjes kleine witte bloemetjes. Ze stond op het punt om het boek te kopen, toen ze plotseling dacht: wat kan het me eigenlijk schelen? Het was een ongeval geweest, een tragisch ongeval.
Ze scharrelde wat rond in enkele andere winkels voor ze terugkeerde naar haar auto en ze zichzelf in het drukke verkeer wierp dat zich over de overvolle wegen Londen uit wrong. Omdat ze niet bepaald zin had om voor het donker door het dorp te moeten, verliet ze de snelweg en reed ze richting Oxford. Ze parkeerde haar auto in St. Giles en liep naar het Randolph Hotel voor een kop thee. Ze was de enige klant, wat op zich vreemd was in dit zeer populaire hotel. Ze liet zich achterover zakken op een enorme sofa, dronk thee en at beschuitbollen die werden geserveerd door een jonge dame met een zeer klassiek gezicht. Van buiten klonk gedempt de herrie door van het verkeer dat zich door Beaumont Street langs het Ashmolean Museum perste alsof het werd achtervolgd door de ijle zielen van de daar opgeslagen mummies. Ze speelde wat met de laatste beschuitbol en had geen trek meer. Ze had een doel nodig in haar leven, dacht ze, iets om zich op te richten. Zou het niet geweldig zijn als Cummings-Browne uiteindelijk toch bleek te zijn vermoord? En dat zij, Agatha Raisin, de zaak zou oplossen? Ze zou in de hele Cotswolds faam genieten. De mensen zouden naar haar toe komen en haar respecteren. Was het echt een ongeval geweest? Wat voor huwelijk had het stel in werkelijkheid gehad, dat zij thuiskwam en naar bed ging terwijl haar echtgenoot dood achter de bank lag? Waarom gescheiden slaapkamers? Dat had Bill Wong haar verteld. Waarom bevatte de uitstekende en beroemde quiche van meneer Economides plotseling waterscheerling, hoewel hij al die jaren nooit een klacht had gehad? Misschien zou ze hier en daar eens wat vragen kunnen stellen. Zomaar een paar. Dat kon toch geen kwaad?
Ze voelde zich opeens een stuk opgewekter dan ze zich in tijden had gevoeld, betaalde de rekening en gaf de vriendelijke serveerster een vette fooi. De zon begon al achter de bomen te verdwijnen toen ze door het dorp reed en afsloeg bij Lilac Lane. Ze viste de reservesleutel uit haar tasje en hoorde op dat moment de telefoon schel en indringend overgaan.
Ze stond zachtjes te schelden en moest moeite doen de sleutel in het slot te krijgen. Dit was de eerste keer dat haar telefoon ging. Ze struikelde naar binnen en liep op de tast haar huis in.
“Met Roy,” klonk de vertrouwde, geaffecteerde stem van haar voormalige assistent vanaf de andere kant van de lijn.
“Wat leuk om iets van je te horen!” riep Agatha uit op een manier waarop ze nooit eerder tegen de jonge man had gepraat.
“Wat ik wilde vragen, Aggie, is of ik dit weekend bij je langs kan komen.”
“Natuurlijk. Je bent van harte welkom.”
“Ik heb een Australische vriend op bezoek, Steve, die graag het platteland eens wil zien. Vind je het erg als hij ook mee komt?”
“Des te gezelliger. Kom je met de auto?”
“Ik was eigenlijk van plan vrijdagavond de trein te nemen.”
“Wacht even,” zei Agatha. “Ik heb hier een dienstregeling.” Ze rommelde wat in haar tasje. “Ja, er gaat om tien voor half negen ‘s-avonds een intercity vanuit Paddington. Dan hoef je nergens over te stappen. Hij stopt in Moreton-in-Marsh – ”
“Waar?”
“Moreton-in-Marsh.”
“Veel te Agatha Christie, lieverd.”
“Ik zie jullie daar op het station.”
“Er zijn dit weekend meivieringen, Aggie, en Steve wil graag meibomen en volksdansen en dat soort dingen zien.”
“Ik heb geen tijd gehad om naar aanplakbiljetten te kijken, Roy. Ik ben betrokken geweest bij een sterfgeval.”
“Heeft een van die boerenkinkels geprobeerd je te verleiden, lieverd?”
“Daar heeft het niks mee te maken. Ik vertel je de rest wel wanneer je hier bent.”
Agatha floot zacht een deuntje toen ze een van haar kookboeken opensloeg en ze de vis begon klaar te maken die ze op de markt had gekocht. Er leken zoveel exotische recepten te zijn. Volgens haar kon je hem het beste maar gewoon bakken. En dat deed ze dus. Maar tegen de tijd dat de vis klaar was, realiseerde ze zich dat ze vergeten was de aardappels en de bloemkool op te zetten. Ze gooide een zak magnetronfrietjes in de magnetron en trok een blik erwten open. Het smaakte Agatha allemaal fantastisch toen ze uiteindelijk achter haar bord zat.
De volgende dag ging ze naar Harvey’s en bekeek ze de posters. Ja, er zou die zaterdag een volksdans, een meiboom en een markt zijn. Mensen knikten en glimlachten naar haar. Niemand nam het woord ‘quiche’ of dat soort vreselijke dingen in de mond. Agatha liep opgewekt weer naar huis, maar werd onderschept door mevrouw Barr voor ze haar tuinhekje wist te bereiken.
“Ik dacht dat u gisteren wel bij de hoorzitting in Mircester zou zijn,” zei mevrouw Barr met kille en afwachtende blik.
“Niemand heeft me dat gevraagd,” reageerde Agatha. “Het was een ongeval. Ik vermoed dat het bewijs dat de politie had verzameld, genoeg was.”
“Maar niet voor mij,” zei mevrouw Barr koeltjes. “Er is niks gezegd over de manier waarop u de boel in de maling hebt genomen bij de wedstrijd.”
Agatha’s nieuwsgierigheid won het van haar afkeer. “Waarom niet? Er is waarschijnlijk wel gezegd dat de quiche was gekocht in een winkel in Chelsea?”
“Dat wel, ja, maar geen woord over het feit dat u de boel in de maling had genomen. De arme mevrouw Cummings-Browne kreeg een inzinking. We zitten in dit dorp niet op uw soort te wachten.”
“En wat was de mening van de rechtbank?”
“Een ongeval. Maar u hebt hem vermoord, mevrouw Raisin. U hebt hem vermoord met die smerige quiche van buitenaf. U had hem net zo goed aan een mes kunnen rijgen.”
Agatha’s ogen spuwden vuur. “Ik zal jou vermoorden, ouwe tang, als je niet opzout.”
Ze beende naar haar eigen cottage en knipperde haar tranen weg, ontsteld door haar geschoktheid, ontzetting en zwakheid.
Gelukkig kwam Roy. Die lieve Roy, dacht Agatha sentimenteel. Ze vergat voor het gemak even dat ze hem altijd had beschouwd als een vermoeiend vrouwelijke jongeman die ze zo zou hebben ontslagen, als hij niet dat fingerspitzen-gefühl had gehad voor die eigenaardige wereld van de popmuziek.
Er werd op de deur geklopt en Agatha schrok. Ze dacht dat het een dorpsbewoner was die haar aan het hoofd kwam zeuren. Maar toen ze de deur opendeed, bleek Bill Wong op de stoep te staan.
“Ik kwam u even bijpraten over het gerechtelijk onderzoek,” zei hij. “Ik heb u gisteren nog proberen te bellen, maar u was er niet.”
“Ik was op bezoek bij vrienden,” zei Agatha op voorname toon. “Er komen er dit weekend zelfs twee logeren. Maar kom binnen.”
“Wat wilde die vrouw van Barr van u?” vroeg hij nieuwsgierig toen hij Agatha de keuken in volgde.
“Ze beschuldigde me van moord,” mompelde Agatha terwijl ze de boodschappen wegruimde in de keukenkastjes. “Trek in koffie?”
“Ja, graag. Goed, het gerechtelijk onderzoek is dus afgesloten, meneer Cummings-Browne wordt gecremeerd en zijn as wordt uitgestrooid op Salisbury Plain, ter nagedachtenis aan zijn tijd in het leger.”
“Ik hoorde dat mevrouw Cummings-Browne tijdens de zitting is ingestort?” zei Agatha.
“Ja. Ja, inderdaad. Twee schepjes suiker graag en een klein scheutje melk. Heel ontroerend.”
Agatha draaide zich naar hem om. Haar interesse was gewekt. “Denk je dat ze de boel voor de gek hield?”
“Misschien. Maar het verbaasde me dat er zoveel om hem werd gerouwd. Er zaten daar heel wat dames in hun zakdoek te snotteren.”
“Met hun echtgenoten? Of alleen?”
“Alleen.”
Agatha zette hem een mok koffie voor zijn neus, schonk er voor zichzelf ook een in en ging tegenover hem aan de keukentafel zitten.
“Er zit jou iets dwars,” zei Agatha.
“Ach, het onderzoek is afgesloten en ik heb nog een hoop werk liggen. Ze hebben in Mircester een hoop last van joy-riders.”
“Hoe laat ging mevrouw Cummings-Browne naar bed op de avond dat haar man stierf?” vroeg Agatha.
“Net na middernacht.”
“Maar de Red Lion sluit precies om elf uur en het is maar een paar minuten lopen.”
“Ze zei dat hij vaak tot zeer laat wegbleef, omdat hij dan met wat vrienden zat te drinken.”
Agatha kneep haar ogen tot spleetjes. “Aha! En huilende vrouwen op de zitting. Ga me nou niet vertellen dat die beste flapoor een rokkenjager was.”
“Daar is geen enkele bewijs van.”
“En toch won mevrouw Cartwright altijd de wedstrijd. De vraag is: waarom?”
“Misschien omdat zij de lekkerste quiche maakte?”
“Niemand bakt lekkerder quiches dan meneer Economides,” zei Agatha overtuigd.
“Maar u bent een nieuwkomer. Het is logischer om de prijs aan een van de plaatselijke bewoners te gunnen.”
“Maar toch…”
“Ik zie aan de blik in uw ogen, mevrouw Raisin, dat u graag zou zien dat het uiteindelijk toch een moord blijkt te zijn, zodat u uw geweten kunt zuiveren.”
“Waarom kom je eigenlijk langs om me te informeren over die zitting?”
“Ik dacht dat u wel geïnteresseerd zou zijn. Er staat een artikel over in de Glouchestershire Telegraph.”
“Heb je die bij je?” wilde Agatha weten. “Laat zien.”
Hij viste een verkreukelde krant uit zijn binnenzak. “Pagina drie.”
Agatha zocht pagina drie op.
In de rechtbank van Mircester werd gisteren de uitspraak dood door ongeval na het eten van een giftige quiche gedaan. Het slachtoffer was de heer Reginald Cummings-Browne, achtenvijftig jaar, van Plumtrees Cottage in Carsely. Naar aanleiding van het bewijs heeft inspecteur van politie Wilkes gezegd dat er per ongeluk waterscheerling in een spinaziequiche terechtgekomen is. De quiche was gekocht door een nieuwkomer in het dorp, mevrouw Agatha Raisin. Ze had de quiche gekocht bij een Londense delicatessenzaak en hem als haar eigen baksel ingezet bij een plaatselijke quichewedstrijd, waarvan wijlen meneer Cummings-Browne de jury was.
De eigenaar van de delicatessenzaak, de heer Economides, heeft tegenover de politie verklaard dat de waterscheerling per ongeluk moet zijn vermengd met de spinazie. Er werd benadrukt dat de onfortuinlijke meneer Economides, een Griekse emigrant van vijfenveertig die eigenaar is van de Quicherie in World’s End in Chelsea, geen enkele blaam treft.
Mevrouw Vera Cummings-Browne, tweeënvijftig, stortte in de rechtszaal in.
Meneer Cummings-Browne was een bekende figuur in de Cotswolds…
“En bla-bla-bla,” zei Agatha terwijl ze de krant neerlegde. “Nauwelijks meer dan een kolom.”
“U hebt geluk gehad,” zei Bill. “Als er geen opstootjes met twee doden waren geweest in Mircester, weet ik zeker dat de een of andere ondernemende journalist zou zijn afgereisd naar Carsely om onderzoek te doen naar de frauderende nieuwkomer. U hebt geluk gehad.”
Agatha zuchtte. “Ik zal me nooit kunnen rehabiliteren als ik niet kan bewijzen dat het toch moord was.”
“Ga nou niet nog meer problemen zoeken. Daar hebben we de politie voor. Laat iedereen nou maar zo snel mogelijk uw aandeel in dit ongeval vergeten. Economides is er ook gelukkig vanaf gekomen. Met alles wat er momenteel in Rusland aan de gang is, heeft geen enkele krant in Londen zin gehad om er een artikel over te schrijven.”
“Ik vraag me nog steeds af waarom je eigenlijk bent langsgekomen.”
Hij goot het laatste slokje koffie naar binnen en stond op.
“Misschien wel omdat ik u aardig vind, Agatha Raisin.”
Agatha bloosde voor zo’n beetje de eerste keer in haar leven. Hij wierp haar een geamuseerde blik toe en deed zichzelf uitgeleide.