12

James Lacey keek ongemakkelijk uit het raam. Daar had je dat mens van Raisin, dat zich terug haastte naar huis. Haar lippen bewogen geluidloos. Hij deed een stapje achteruit, tot achter de gordijnen, maar tot zijn opluchting liep ze door en even daarna hoorde hij haar voordeur dicht knallen.

Hij verwachtte dat ze zo weer bij hem op de stoep zou staan, maar zag haar de rest van de dag niet meer. Aan het begin van de avond hoorde hij haar auto starten en al gauw zag hij haar vanuit zijn voortuin voorbij rijden. Ze keek niet in zijn richting en zwaaide niet.

Hij werkte stug door en ging rechtop staan toen hij iemand de weg in hoorde haasten. En daar was Agatha weer, deze keer te voet. Hij dook weg achter de heg. En ook deze keer liep ze gewoon door en hoorde hij haar deur dichtslaan.

Een uur later, net toen hij op het punt stond om ermee op te houden en naar binnen te gaan, raasde er een politieauto voorbij, die voor Agatha’s cottage stopte. Er stapten drie mannen uit, waarvan hij er één herkende als Bill Wong. Ze bonkten op de deur, maar om de een of andere reden deed de mysterieuze mevrouw Raisin niet open. Hij hoorde Bill Wong zeggen: “Haar auto is verdwenen. Misschien is ze naar Londen.”

Heel vreemd, allemaal. Hij vroeg zich af of ze werd gezocht voor een misdaad, of dat ze eenvoudigweg werd vermist uit het een of andere gesticht.

Binnen hield Agatha zich verborgen tot de politieauto was vertrokken. Ze had expres haar auto op een van de zijweggetjes op de heuveltop aan de rand van Carsely verborgen, voor het geval Bill zou langskomen. Ze wilde hem niet zien voor ze hem overtuigend bewijs kon overleggen van het feit dat Vera Cummings-Browne een moordenaar was. Ze was enigszins geschrokken toen ze alle drie de rechercheurs voor de deur had zien staan, maar ze nam aan dat dat was omdat John Cartwright was opgepakt. Maar dat kon allemaal wachten. Agatha Raisin, de rechercheur, ging helemaal alleen het Grote Quiche Mysterie oplossen.

De volgende morgen merkte James Lacey dat hij zichzelf ervan liep te overtuigen dat zijn voortuin meer aandacht nodig had, hoewel hij al elk plukje onkruid verwijderd had. Maar hij vond dat het kleine lapje gras hoognodig gekant moest worden en haalde de benodigde tuingereedschappen, terwijl hij continu het huis naast hem in de gaten hield.

En al snel werd zijn moeite beloond. Agatha kwam naar buiten en liep de straat uit. Deze keer leunde hij over het tuinhekje.

“Goedemorgen, mevrouw Raisin!” riep hij.

Agatha keek hem aan, trakteerde hem op een kort ‘goedemorgen’ en liep verder. De liefde kon wachten, dacht ze.

Ze kwam bij haar auto en reed via Moreton-in-Marsh, Chipping Norton en Woodstock naar Oxford, terwijl de koperen zon verzengende stralen naar beneden wierp. Ze parkeerde haar auto in St. Giles en liep over Cornmarket naar het Westgate Shopping Centre, tot ze de winkel vond die ze zocht. Ze kocht een kleine, maar dure memorecorder, die ze onder haar kleren zou kunnen dragen en die kon worden geactiveerd met een knopje in haar zak. En toen kocht ze een jasje met steekzakken.

“En nu eropaf,” mompelde ze toen ze terug reed naar Carsely. “Ik hoop dat het kreng nog niet terug is naar Toscane.”

Toen ze na Chipping Norton een heuveltop over ging, zag ze dat zich aan de horizon donkere wolken opstapelden. Ze besloot rechtstreeks naar huis te rijden en het erop te wagen dat de politie bij haar langs zou kunnen komen.

Zodra ze haar cottage binnenging, liep het katje verwelkomend naar haar toe en Agatha besefte dat ze haar voorbereidingen liep te vertragen doordat ze toch even de tijd nam om het wat melk en voer te geven, en het beestje even mee de tuin in te nemen om wat te spelen. Ze gespte de memorecorder om, maakte een gaatje aan de binnenkant van een jaszak en waar ze de snoertjes en schakelaartjes doorheen deed. Ze testte het apparaat om zeker te weten dat het werkte.

Hoog tijd voor een bezoekje aan Vera Cummings-Browne!

Het was eigenlijk een opluchting dat er niet werd opengedaan bij Vera. Ze vroeg bij Harvey’s of iemand haar had gezien en ze kreeg te horen dat Vera het dorp uit was om wat boodschappen te halen. Agatha kreunde. Nu moest ze wachten.

Op het hoofdbureau van politie in Mircester hield inspecteur Wilkes halt bij het bureau van Bill Wong. “Heb je mevrouw Raisin al gebeld, om te vertellen dat we John Cartwright hebben opgepakt?”

“Helemaal vergeten,” zei Bill. “Ik was meer hierin geïnteresseerd.” Hij hield een zwart-wit foto omhoog van Vera Cummings-Browne die de eerste prijs voor haar bloemstuk ontving.

“Wat is dat?”

“Daar zat mevrouw Raisin gisteren achteraan. Ik hoorde dat ze bij meneer Jones was langs gegaan en ik besloot hetzelfde te doen om erachter te komen waar ze nu weer achteraan zat. Ze had een foto van hem meegenomen, maar hij gaf mij het negatief. Ik heb het net laten afdrukken. En dat – ’ Bill tikte met een korte, dikke vinger op het midden van het bloemstuk ‘ – lijkt wel erg veel op waterscheerling, de plant waarvan mevrouw Cummings-Browne beweerde dat ze er niks vanaf wist. Mevrouw Raisin is over iets gestruikeld. Misschien kan ik er maar beter even heen gaan.”

Hoe vaak, vroeg Agatha zich af, was ze nu al in de verstikkende hitte naar de cottage van Vera gelopen, om er elke keer weer achter te komen dat het verlaten was? Ze zweette.

En toen, eindelijk, zag ze dat de Range Rover van Vera voor haar deur geparkeerd stond.

Met snel toenemend gevoel van opwinding klopte Agatha aan.

Het bleef lang stil, benadrukt door een rollende donder boven haar. Agatha klopte nog eens. Er bewoog een gordijn en toen werd de deur open gedaan.

“Oh, mevrouw Raisin,” zei mevrouw Cummings-Browne poeslief. “Ik was net van plan om weg te gaan.”

“Ik moet u spreken,” zei Agatha strijdlustig.

“Nou, wacht dan even tot ik de auto heb weggezet. Ik denk dat het eindelijk gaat regenen.”

Agatha begon te twijfelen. Vera leek heel erg op haar gemak. Maar goed, Vera kon natuurlijk met geen mogelijkheid weten waarom ze langs was gekomen.

Voor de zekerheid volgde ze haar naar de auto en keek ze toe hoe ze die aan het einde van het rijtje cottages in een garage zette.

Vera kwam met kwieke pas terug lopen. “Ik heb alleen even tijd voor een kopje thee, mevrouw Raisin, maar dan moet ik echt weg. Ik ben in Ancombe een bloemschikwedstrijd aan het organiseren en iemand zal die rare dorpsvrouwen toch moeten laten zien hoe ze dat moeten aanpakken.”

Ze liep naar de keuken om thee te zetten. “Zoek maar vast een plekje in de salon, mevrouw Raisin. Ik ben zo klaar.”

Agatha ging in de kleine woonkamer zitten en keek om zich heen. Hier was het dus allemaal gebeurd. Een bliksemschicht liet de donkere kamer oplichten en vervolgens klonk er een enorme donderslag.

“Wat is het hier donker!” riep Vera uit, die binnenkwam met een dienblad met theespullen. Ze zette hem neer op een laag tafeltje. “Melk en suiker, mevrouw Raisin?”

“Geen van beide,” zei Agatha kortaf. “Alleen thee.” Nu het ervan moest komen, voelde ze zich zo ongemakkelijk dat ze bijna niet durfde. Er was iets zo normaals aan Vera toen ze de thee inschonk – van haar goed gekapte haar tot aan haar Liberty jurk toe.

“En, mevrouw Raisin,” zei Vera opgewekt, “wat brengt u hierheen? Gaat u weer een veiling houden? Weet u, ik vind het koud worden. De haard is al klaar. Ik hoef er alleen maar even een lucifer bij te houden. Eigenlijk ligt het al weken klaar. Is het niet verschrikkelijk warm geweest? Maar gelukkig komt er verandering. Moet je die storm toch eens horen.”

Agatha nam nerveus enkele slokjes van haar thee en wilde dat Vera ging zitten, zodat ze snel dit hele gedoe achter de rug zou hebben.

Ze voelde de zweetdruppeltjes langs de binnenkant van haar kleren lopen. Hoe kon Vera het in vredesnaam koud hebben? Het vuur kwam knetterend tot leven.

Vera ging zitten, sloeg haar benen over elkaar en keek Agatha nieuwsgierig aan.

“Mevrouw Cummings-Browne,” zei Agatha, “ik weet dat u uw man hebt vermoord.”

“Oh, echt?” Vera keek geamuseerd. “En hoe had ik dat dan moeten doen?”

“U moet het al een aardig tijdje hebben voorbereid,” zei Agatha ernstig. “U had al een vergiftigde quiche gebakken en hem in de vriezer van de school gezet, samen met de andere lekkernijen die de dames gebruiken wanneer de theesalon draait. U hebt gewacht op de juiste kans om hem te gebruiken. En toen gaf ik u die kans. Natuurlijk wilde u niet dat uw man zou sterven na het eten van een van uw eigen quiches. Toen ik zei dat ik die van mij zou achterlaten, zag u uw kans schoon en nam u hem mee. En toen hebt u hem samen met de rest van het afval van de wedstrijd weggegooid. U hebt uw eigen quiche mee naar huis genomen, hem ontdooid en twee punten achtergelaten voor uw man. Ik weet niet of u hebt gecontroleerd of hij wel echt dood was toen u weer thuiskwam.

En toen hoorde u dat ik die quiche in Londen had gekocht. Ik weet dat u een hebzuchtige vrouw bent, door de manier waarop ik erin geluisd werd met dat dure etentje in dat beroerde restaurant waar u medeaandeelhouder van bent. U zag een mogelijkheid om geld los te krijgen van die arme meneer Economides en dus bent u meteen naar Londen gereden om tegen hem te zeggen dat u hem voor de rechter zou slepen. En wie weet? U hoopte waarschijnlijk dat hij buiten de rechtszaal om iets zou proberen te regelen. Maar toen biechtte hij op dat de bewuste quiche bij zijn neef in Devon vandaan kwam. Zijn neef kweekt zijn eigen groenten en er groeit geen waterscheerling in Devon. En dus vertelde u de politie dat u hem had vergeven en geen aanklacht tegen hem zou indienen. U zei dat u niet wist hoe waterscheerling eruitzag. Maar u hebt een boek met giftige planten uit de bibliotheek geleend en ik vond ook nog een foto van meneer Jones dat u al waterscheerling had verwerkt in een van uw bloemstukken. Dus zo is het gegaan!”

Agatha leegde triomfantelijk haar kop thee en keek uitdagend naar Vera.

Tot haar verrassing was Vera’s enige reactie dat ze opstond om wat kooltjes op het houtvuur te gooien.

Vera ging weer zitten. Ze keek Agatha aan.

“Om eerlijk te zijn, zit u aardig in de buurt, mevrouw Raisin.” Ze ging harder praten om boven het onweer uit te komen. “Waarom moest u nou per se de boel belazeren in die wedstrijd, stom mens? En inderdaad, ik had gehoopt dat die Griek buiten de rechtbank om een financiële regeling zou willen treffen, maar toen liet hij dat over Devon vallen. Ik had hem echter zo bang gemaakt dat hij niet eens de moeite heeft genomen om te controleren of het wel om zijn quiche ging. Ik ben even bang geweest dat hij dat wel zou doen en zou zeggen dat de quiche niet van hem was. Dus alles leek veilig. Ik was het gehoer en gesnoer van Reg zat, maar ik deed of ik gek was, tot die Maria Borrow op het toneel verscheen. Ze stond hier op zekere dag op de stoep en vertelde me dat Reg met haar zou trouwen. Met haar! Zielige oude vrijster. Dat was echt de ultieme afgang. Ik wist dat hij niet van me zou scheiden, maar vroeg of laat zou die meut van een Borrow iedereen vertellen dat hij dat wel zou doen en daar zat ik niet op te wachten. Wist u dat ik dacht dat het niet had gewerkt? Ik kwam thuis en zag dat de lampen en de televisie nog aan stonden, maar zag Reg nergens. Ik was zelfs een beetje opgelucht. Hij was gewoon uitgegaan en had alles aangelaten. En dus ben ik gewoon naar bed gegaan. Toen ze me de volgende morgen vertelden dat hij dood was, kon ik niet eens geloven dat ik dat had gedaan. Ik droomde zo vaak over allerlei manieren om me van hem te ontdoen, en ik dacht even dat dat hele gebeuren met die quiches en zo zich allemaal alleen in mijn gedachten had afgespeeld en dat ze me zouden vertellen dat hij dood was gegaan aan een hartaanval. Wat is er aan de hand, mevrouw Raisin? Voelt u zich een beetje suf?”

Agatha’s hoofd zweefde. “De thee,” piepte ze.

“Ja, de thee, mevrouw Raisin. U dacht dat u zo slim was, toch? Nou, alleen een complete idioot zou iemand beschuldigen van vergiftiging en dan doodleuk thee van diezelfde persoon drinken.”

“Waterscheerling,” hijgde Agatha.

“Och nee, schat. Alleen maar slaappillen. Ik kwam van Jones te weten wat u had gevraagd en ook van de bibliothecaresse. Ik ben u ook naar Oxford gevolgd. Ik had uw auto een nacht eerder in een van die zijwegen op de heuvel geparkeerd zien staan, dus ik stond u op te wachten toen u wegreed. En dus ben ik ook naar Oxford gegaan, naar een kwakzalver van wie ik had gehoord, zo’n arts die alles aan iedereen wil voorschrijven, zolang je hem maar betaalt. Kijk, dit zijn de pillen.” Vera haalde een potje uit een zak van haar jurk en hield die omhoog. “Uw naam staat er zelfs op.”

Ze stond op. “En dus gooi ik gewoon een paar van die folders van de bloemschikwedstrijd op de grond en dan zal ik een kooltje een beetje helpen om uit het vuur te rollen. Oeps! En dan vertel ik aan iedereen dat ik tegen u heb gezegd dat u het zich maar gemakkelijk moest maken tot ik terugkwam. Wat een triest ongeval. Alles is krukdroog van de hitte. U krijgt een flinke crematie. De rest van deze slaappillen gaat in uw handtasje, dat ik in de keuken bij het raam zet, in de hoop dat het de vlammenzee overleeft.”

Het was net een droom over de hel, dacht Agatha. Ze kon zich niet bewegen. Maar haar ogen functioneerden nog. Nog net. Vera verspreidde wat flyers over de vloer, keek er met gefronst voorhoofd naar, liep toen naar de keuken en kwam terug met een fles bakolie. Ze sprenkelde er wat van over het papier en nam hem toen weer mee terug naar de keuken. “Het is maar goed dat deze cottage heel hoog verzekerd is,” zei ze.

Ze pakte met een tang een gloeiend kooltje uit het vuur en bleef geduldig toekijken hoe het op de vloer lag te smeulen. Met een geïrriteerd geklak van haar tong streek Vera een lucifer af en gooide die op de folders, die meteen in brand vlogen. Ze bewoog naar de deur toe. Er lag een stapel tijdschriften in een rekje naast de open haard. Ook dat vatte vlam. En toen deed ze de ramen van de woonkamer dicht. Met een vage glimlach zei Vera: “Tot ziens, mevrouw Raisin,” waarna ze naar buiten liep. Ze wandelde op haar gemak naar de garage en wierp nog een blik over haar schouder. Ze had voor de zekerheid de gordijnen dichtgedaan, maar ze moest nu toch snel maken dat ze wegkwam.

Met bovenmenselijke inspanning duwde Agatha een vinger in haar keel, ging enorm over haar nek en viel op het fel brandende tapijt. Jammerend en snikkend kroop ze bij het bulderende vuur vandaan en sleepte ze zichzelf naar de keuken. Vera had de voordeur op slot gedaan. Het had geen zin om die te proberen. Agatha trapte krachteloos de keukendeur achter zich dicht. De herrie in haar oren was oorverdovend. Buiten donderde het onweer en binnen bulderde het vuur.

Agatha’s zwakke handen grepen omhoog tot ze de rand van het aanrecht te pakken kreeg. Een aanrecht betekende water en achter het aanrecht bevond zich het keukenraam, dat dat vervloekte mens misschien wel was vergeten af te sluiten.

Maar ondanks dat Agatha enorm had overgegeven, had ze een behoorlijke dosis opgeloste slaappillen binnen gekregen. Het werd zwart rond haar blikveld en ze deed een laatste poging om zichzelf op te trekken en uit het raam te kijken. Haar mond produceerde een geluidloze uitroep om hulp, voordat ze buiten bewustzijn terugviel op de keukenvloer.

“Ik snap niet waarom we extra uren draaien voor dat mens van Raisin, Bill,” gromde de inspecteur. “Het feit dat mevrouw Cummings-Browne waterscheerling in haar bloemstuk had zitten, zou net zo goed puur toeval kunnen zijn.”

“Ik ben er altijd van overtuigd geweest dat zij het had gedaan,” zei Bill. “En dat ik tegen mevrouw Raisin heb gezegd dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien, is omdat ik niet wilde dat haar iets zou overkomen. We moeten Vera Cummings-Browne naar die foto vragen. Man, wat een onweer!”

Ze reden langzaam in hun politieauto door de hoofdstraat van Carsely. Bill tuurde door de voorruit. Een bliksemflits verlichtte de straat, inclusief de naderende Range Rover en het geschrokken gezicht van Vera, die achter het stuur zat. Bijna zonder erbij na te denken gaf Bill een ruk aan het stuur en blokkeerde de weg.

“Wat krijgen we nou?” riep Wilkes uit.

Vera sprong uit haar auto en begon een van de laantjes uit te rennen die bij de hoofdweg vandaan leidden. “Dat is mevrouw Cummings-Browne. Achter haar aan!” schreeuwde Bill. Wilkes en brigadier Friend krabbelden uit de auto en gingen achter de vrouw aan, maar Bill rende in plaats daarvan in de richting van Vera’s cottage en vloekte zacht toen hij de felrode gloed van een brand achter de gordijnen van de woonkamer zag.

Het keukenraam zat links van de deur. Hij rende erheen en probeerde het open te wrikken, en was net op tijd om het witte, starende gezicht van Agatha boven het aanrecht uit te zien komen en weer te zien verdwijnen.

Naast de cottage bevond zich een bloembed dat was afgezet met ronde, marmeren keien. Hij greep er een smeet die door het keukenraam. Hij dacht koortsachtig dat waarschijnlijk alleen in films hele ruiten tegelijk sneuvelden, want de kei liet alleen maar een gekarteld gat achterliet.

Hij pakte er nog een en hamerde er woest mee tegen het glas tot het gat groot genoeg was om erdoor te klauteren.

Agatha lag op de keukenvloer. Hij probeerde haar op te tillen. In eerste instantie leek ze te zwaar voor hem. Het vuur aan de andere kant van de deur bulderde oorverdovend. Hij kreeg Agatha uiteindelijk toch overeind en schoof haar hoofd over het aanrecht. Toen kreeg hij haar enkels te pakken en zette kracht, zodat hij haar benen over haar hoofd kon kantelen, zo het raam uit. Hij greep haar bij haar haren en met een hoop wrikken en duwen kreeg hij haar in haar geheel over het raamkozijn heen, zo op het grind van het tuinpad. Daarna dook hij zelf door het raam, precies op het moment dat de keukendeur het begaf en de vlammen door de keuken sloegen.

Hij bleef even bovenop Agatha liggen, terwijl de regen op hen beiden neer klaterde. Er gingen deuren open. Mensen renden naar hen toe. Hij hoorde een vrouw roepen: “Ik bel de brandweer!” Zijn handen bloedden en Agatha’s gezicht vertoonde snijwonden waar hij haar door het gebroken glas had geschoven. Maar ze haalde diep adem. Ze leefde nog.

Agatha kwam in het ziekenhuis weer bij bewustzijn en keek duf om zich heen. Haar ogen stelden zich scherp op de Aziatische gelaatstrekken van Bill Wong, die geduldig naast haar bed zat.

En toen herinnerde Agatha zich de verschrikkingen die ze had doorstaan. “Wat is er gebeurd?” vroeg ze zwakjes.

Vanaf de andere kant van het bed klonk de strenge stem van inspecteur Wilkes op. “U was bijna geroosterd. Dat is er gebeurd,” zei hij. “En dat zou ook echt zijn gebeurd als Bill uw leven niet had gered.”

“U zult iets moeten afvallen, mevrouw Raisin,” zei Bill met een grijns. “U bent zwaar. Maar het zal u verheugen als ik u vertel dat Vera Cummings-Browne is gearresteerd, hoewel het nog niet zeker is dat ze ook voor de rechter zal verschijnen. Ze is helemaal doorgedraaid. Maar u hebt dwaas en gevaarlijk gehandeld, mevrouw Raisin. Ik vermoed dat u naar haar toe was gegaan om haar te beschuldigen en dat u toen doodleuk een kop thee van haar hebt gedronken.”

Agatha worstelde zich omhoog tegen de kussens. “Dankzij mij hebben jullie haar te pakken gekregen. Ik vermoed dat jullie de memorecorder met haar bekentenis op mijn lichaam hebben gevonden.”

“We hebben een memorecorder met een leeg geheugen op uw lichaam gevonden,” zei Bill. “U was vergeten dat verrekte ding aan te zetten.”

Agatha kreunde. “Maar hoe hebben jullie het dan voor elkaar gekregen om haar te laten bekennen?” vroeg ze.

“Dat ging als volgt,” zei Bill. “Ik vroeg me af waarom u naar die meneer Jones was gegaan en kwam erachter dat u die foto had meegenomen. Ik kreeg het negatief van hem mee en toen ik dat had laten ontwikkelen, zag ik de waterscheerling erop staan. We waren op weg naar haar cottage om haar een paar vragen te stellen, toen we haar zagen wegrijden. Ik blokkeerde de straat en toen stapte ze uit en rende ze weg. En toen meneer Wilkes haar inhaalde, sloeg ze door en bekende ze. En ze zei dat het het allemaal waard zou zijn als u bij de brand het leven zou laten. Maar het lukte me om u eruit te krijgen.”

“Hoe kwam het trouwens dat u haar verdacht?” vroeg Wilkes. “Toch zeker niet door wat waterscheerling op een foto?”

Agatha dacht snel na. Ze was dus de recorder vergeten aan te zetten. Ze hoefden niks te weten over het feit dat de quiche eigenlijk uit Devon kwam en dus hoefde ze ook niks over de neef van meneer Economides te zeggen. In plaats daarvan vertelde ze hun over de keuken van de schoolzaal en over het bibliotheekboek.

“U had meteen met die informatie naar ons toe moeten komen,” zei Wilkes humeurig. “Bill heeft zijn handen lelijk gesneden toen hij u redde en u was bijna omgekomen. Voor de laatste keer, laat dit soort dingen over aan de politie.”

“Ik zal me de volgende keer niet zo amateuristisch gedragen,” snoof Agatha.

“De volgende keer!” bulderde Wilkes. “Er komt geen volgende keer!”

“Wat ik alleen niet begrijp,” zei Agatha, “is waarom ik die slaappillen in de thee niet proefde. Als ze die pillen heeft vergruisd, had ik toch wat korreltjes moeten voelen?”

“Ze had gelatinecapsules van Dormaron, een zeer sterke slaappil, bij de een of andere kwakzalver uit Oxford vandaan, die op het ogenblik wordt ondervraagd. Het spul smaakt nergens naar. Ze heeft gewoon de capsules opengesneden en de vloeistof in uw thee gedaan,” zei Wilkes. “Wanneer u weer thuis bent, kom ik langs om u verder te ondervragen, mevrouw Raisin, maar probeer nooit meer de rechercheur uit te hangen. Trouwens, we hebben John Cartwright te pakken gekregen. Hij werkte op een bouwplaats in Londen.”

En toen beende hij naar buiten. “Ik kan maar beter ook gaan,” zei Bill. Agatha zag nu pas zijn verbonden handen.

“Bedankt dat je mijn leven hebt gered,” zei ze. “Het spijt me van je handen.”

“Het spijt me van uw gezicht,” reageerde hij. Agatha hief haar handen op naar haar gezicht en voelde een hele serie plakkerige reepjes pleister zitten. “Er zitten een paar hechtingen in een snee in uw wang. Maar de enige manier waarop ik u naar buiten kon krijgen, was door u door het raam te schuiven. En ik ben bang dat ik ook wat van uw haar heb uitgetrokken.”

“Ach, ik heb het al opgegeven om me druk te maken over mijn uiterlijk,” zei Agatha. “Och hemel mijn katje. Hoelang ben ik hier al?”

“Pas één nacht. Maar ik heb uw buurman gebeld, meneer Lacey, en hij bood aan om voor de kat te zorgen tot u terug bent.”

“Wat lief van je. Maar meneer Lacey? Weet hij wat er is gebeurd?”

“Ik had niet de tijd om het uit te leggen. Ik duwde de kat in zijn handen en zei dat u een ongeluk had gehad.”

Agatha’s handen vlogen weer omhoog naar haar gezicht. “Zie ik er erg vreselijk uit? Heb je veel haar uitgetrokken? Is hier ergens een spiegel?”

“Ik dacht dat u zich niet druk meer maakte om uw uiterlijk?”

“En al die bloemen? Van wie zijn die?”

“Die grote bos is van de vrouwenvereniging van Carsely, die kleine bos rozen van Doris en Bert Simpson, de elegante gladiool van mevrouw Bloxby, het enorme boeket van de waard van de Red Lion en de vaste klanten, en dat bosje onkruid is van mij.”

“Heel erg bedankt, Bill. Eh…zit er nog iets van meneer Lacey bij?”

“Hoe kan dat nou? U kent de man amper.”

“Ligt mijn handtasje hier? Ik moet er vreselijk uitzien. Ik heb poeder en lippenstift en een kam nodig, en er zit ook nog wat Franse parfum in.”

“Rustig aan. U kunt morgen al naar huis en dan kunt u uw gezicht opverven zoveel u wilt. En vergeet die uitnodiging voor dat etentje niet.”

“Hè, wat? Och ja, dat. Maar natuurlijk moet je komen eten. Volgende week. En misschien kan ik je dan helpen met bepaalde misdaden?”

“Nee,” zei Bill vastbesloten. “Haal het niet in uw hoofd om ooit nog een misdaad te willen oplossen.” En toen, op wat vriendelijker toon: “U hebt me trouwens wel een flinke gunst bewezen.”

“In wat voor opzicht?”

“Ik moet bekennen dat ik u in mijn vrije tijd heb gevolgd en de dorpsagent zover heb gekregen dat hij me van alles op de hoogte hield. Net als u heb ik nooit kunnen geloven dat het een ongeval was. Maar Wilkes geeft mij min of meer de eer voor het oplossen van de zaak, omdat hij nog liever sterft dan dat hij toegeeft dat een burger iets heeft kunnen bijdragen. Maar goed, wanneer is dat etentje?”

“Volgende week woensdag? Laten we zeggen, zeven uur?”

“Prima. En ga nu maar weer slapen. Dan zie ik u volgende week.”

“Lig ik nu in Moreton-in-Marsh?”

“Nee, in het Mircester General Hospital.”

Toen hij weg was, voelde Agatha in het kastje naast haar bed en vond haar handtasje. Ze zag dat de pillen eruit waren gehaald. Ze pakte haar spiegeltje, staarde naar haar gezicht en kreunde. Ze zag eruit alsof ze een vliegtuigcrash had overleefd.

“Hé!” Agatha keek naar het andere bed. Daar lag een oudere vrouw in die erg veel op mevrouw Boggle leek. “Wat heb jij uitgespookt?” vroeg ze nieuwsgierig. “Al die politiemensen hier.”

“Ik heb een misdaad voor hen opgelost,” zei Agatha trots.

“Houd je moeder voor de gek,” bromde de oude tang. “De laatste die in dat bed lag, dacht dat ze de koningin was.”

“Houd toch je kop,” snauwde Agatha. Ze keek weer in het spiegeltje en vroeg zich af of die zwaluwstaartjes in haar gezicht er niet heldhaftig uitzagen.

De dag gleed traag voorbij. De televisie aan het uiteinde van het bed knipperde van de ene soap naar de andere. Er kwam verder niemand langs. Zelfs mevrouw Bloxby niet.

Nou, dat was het dan, dacht ze lusteloos. Waarom hadden ze eigenlijk bloemen laten bezorgen? Waarschijnlijk dacht iedereen dat ze dood was.