17

Ik bel Anton op de zaak.

Op de achtergrond hoor ik praten, het geluid van een telefoon, voetstappen. Een druk baasje, die Anton.

“Ik wil je spreken,” zeg ik.

“Werkelijk?” Zijn stem klinkt beschaafd geamuseerd.

“Ik denk dat het je wel interesseert wat ik te zeggen heb,” zeg ik.

“Nu maak je mij toch echt nieuwsgierig, Marg. En wanneer moet dat gesprek plaats vinden?”

“Op korte termijn.”

“Lieve schat, het is hier op het moment heel erg druk, maar misschien heb ik een gaatje voor je, wacht even…vrijdagochtend. Elf uur hier op de zaak, lukt dat?”

“Als ik jou was zou ik het niet op de zaak doen, er zou eens iemand mee kunnen luisteren.”

“Ah, het moet een geheime bespreking worden!”

Hij probeert luchtig te doen maar ik hoor dat er iets veranderd is in zijn stem.

“Wat mij betreft hoeft het niet geheim te blijven,” zeg ik, “ik zeg het meer in jouw belang.”

“Ben je thuis?” Zijn stem is ineens kortaf en zakelijk.

“Ja.”

“Dan kom ik over een uurtje langs.”

Hij legt neer voordat ik nog iets kan zeggen.

Gelukkig is Flor een uur geleden vertrokken met de mededeling dat ik niet op haar hoef te rekenen met het eten. Een van haar geheime missies waar ik achteraf alleen maar iets over te horen krijg als ze denkt mij ermee te kunnen raken.

Het is alweer een wolkenloze dag.

Zo’n gruwelijk schuifpui als er in dit huis zit is wel handig met dit weer, moet ik toegeven. Het maakt je kamer groter en de tuin toegankelijker, al heb ik er nog steeds een hekel aan om urenlang in de zon te zitten.

We zouden buiten kunnen zitten, Anton en ik, maar ik wil niet de indruk wekken dat het een gemoedelijk onderonsje gaat worden.

Ik leg de envelop met kopieën op de eettafel. De reserveset ligt boven in de linnenkast, ik ben niet helemaal op mijn achterhoofd gevallen, al zal het mij benieuwen of ik een accountant zo ver kan krijgen dat hij gejat geld terugstort.

Antons gezicht staat strak als ik de deur voor hem opendoe.

Hij ziet er aantrekkelijk uit in zijn Italiaanse maatpak, het goede leven heeft hém in elk geval geen extra kilo’s opgeleverd.

Van zijn handgemaakte schoenen tot zijn net niet te modieuze haar komt hij als de geslaagde zakenman over, een imago waaraan hij volgens Tess veel tijd en aandacht besteedt.

Hij komt hier voor het eerst en er glijdt iets van geringschatting over zijn gezicht als hij meeloopt naar de eetkamer. Als hij de grote envelop ziet met de naam van zijn kantoor erop, fronst hij zijn wenkbrauwen, maar hij zegt niets, gaat zitten op de stoel die ik hem aanbied en kijkt mij van over de tafel afwachtend aan.

Ik schuif de envelop naar hem toe en hij maakt hem open en trekt de bundel fotokopieën eruit. Hij kijkt vluchtig naar de bovenste kopie en dan naar mij.

“En?”

Ik haal mijn schouders op.

“Het lijkt me duidelijk genoeg.”

Hij legt het stapeltje kopieën op tafel en legt er met een klap zijn hand op.

“In de eerste plaats, wie heeft die kopieën gemaakt en waarom zijn ze hier?”

“Daar gaat het nu niet om. Belangrijk is dat ze er zijn.”

“Heeft Tess hieraan meegewerkt?”

Ik hoor het ongeloof in zijn stem.

“Wat denk je zelf? Dat ik bij jou ingebroken heb?”

“Godverdomme,” zegt hij zacht. En met ingehouden woede: “Wat is de bedoeling van die kopieën? Het zijn normale bankafschriften, ik zie het probleem niet. Als je eens gewoon zegt wat je van mij wilt, dan kan ik tenminste terug naar mijn werk.”

“Bekijk de laatste afschriften maar,” zeg ik. “Ondertekend door een vrouw die in coma lag. Wonderlijk, vind je zelf ook niet, om dan evengoed een enorm bedrag aan jou over te maken.”

De kleur trekt weg uit zijn gezicht. De kopieën raakt hij niet aan, hij weet ook zo wel wat er staat.

“En?” vraagt hij.

“Terugstorten op de rekening van Tess. Plus wat je allemaal achterover hebt gedrukt van de erfenis van haar vader.”

“Je hebt heel wat te bewijzen.”

“En jij hebt heel wat lastige vragen te beantwoorden als het een rechtszaak wordt. Maar zover hoeft het niet te komen. Ik kan ook gewoon naar het NIVRA gaan met deze afschriften. En naar een krant.”

Hij staat op.

“Dit is chantage.”

“En wat jij hebt gedaan is diefstal.”

Hij loopt naar de deur, net zo rechtop als hij binnen is gekomen. Anton krijg je niet zo gauw klein, en terwijl ik naar zijn verdwijnende rug kijk vraag ik me af wat zijn volgende move zal zijn.

De vage geur van een dure aftershave hangt nog in de kamer als zijn Lexus allang uit de straat verdwenen is.

Ik loop een eind met Barber, in een verrukkelijk sloom tempo, met af en toe een kleine time-out op een bankje. Vreemd genoeg denk ik nauwelijks aan de confrontatie met Anton die ik een paar uur geleden aan ging.

We hebben hem klem, Tess en ik, en hij weet het. Liever dan dat zijn goede naam eraangaat zal hij met geld over de brug komen. Of dat het hele bedrag zal zijn is natuurlijk de vraag, maar hoe dan ook zal ze zich verder geen geldzorgen hoeven te maken.

Flor is een ander verhaal.

Terwijl ik naar Barber kijk, die als een dolle heen en weer rent met een Friese stabij, dringt het tot me door hoeveel beter ik mij voel op dagen dat zij niet om mij heen is. Het wordt tijd om een streep onder het verleden te zetten, en dat lukt alleen maar als wij elkaar niet langer kunnen beschadigen.

Voortbordurend op de vredige stemming waarin ik verkeer, fantaseer ik dat wij een laatste glas wijn drinken, haar enorme weekendtas in de gang, de taxi al gebeld.

No hard feelings, een kus in de lucht bij het afscheid en daarna de rust die ik zo lang heb moeten missen.

Het is laat als Flor thuiskomt.

Ik zit naar een talkshow te kijken omdat ik het verdom voor de zoveelste keer naar bed te gaan om haar te ontlopen, als ik een taxi hoor en haar snelle lichte voetstappen op het pad naar de voordeur.

“Oh my God!” Ze laat zich naast mij op de bank vallen, onverschillig voor de mogelijkheid dat ik misschien naar iets zit te kijken wat ik graag wil zien.

“Wat is dat dodelijk vermoeiend! Een babyuitzet kopen, schat, je weet niet hoe je boft dat die beker aan jou voorbij is gegaan. Je zou het ook niet eens gekund hebben met jouw conditie. De keuzes die je moet maken…Al die combiwandelwagens, en allemaal even duur. Gelukkig had ze een zak geld van Max meegekregen. Dat is het voordeel van een oudere man, die hebben meer geld te besteden dan jongetjes van haar eigen leeftijd.”

Ze rekt zich uit, zie ik vanuit mijn ooghoeken. Haar aankijken wil ik niet, bang dat ze in mijn ogen kan lezen hoe ze mij met elk woord raakt.

De babyuitzet! Ik heb het tot nu toe met succes uit mijn gedachten gebannen. Als ik langs een etalage liep met mollige babypoppen in aandoenlijke kleertjes dwong ik mijzelf door te lopen.

Ik heb niet gehoopt, zelfs niet in mijn meest gedurfde fantasieën, dat Gees mij zou vragen met haar mee te gaan. Maar dat ze het Flor wel zou vragen is niet in mij opgekomen, en ik staar naar het beeldscherm terwijl Flor opstaat en voorstelt een glas wijn te drinken om deze bijzondere dag te vieren, want voor mij als aanstaande oma is het toch ook een heuglijk feit dat mijn kleinkind in zo’n beeldige maxicosi rondgereden zal worden.

Ik raap de scherven van het vredige gevoel waarmee ik de avond ben ingegaan, bij elkaar, sta op om de televisie uit te doen en zeg dat een glas wijn mij een goed idee lijkt. “En wat aardig van je, Flor, om met Gees mee te gaan, zoiets is in je eentje zoveel minder leuk.” Ze bekijkt mij wantrouwend. Op deze reactie heeft ze duidelijk niet gerekend. Ik ga bij haar aan de eettafel zitten, en hef mijn glas naar haar, beschermd door de ijskoude klont midden in mijn lijf.

“Je wilt toch zo graag weten waarom moeder bang voor mij was?” zeg ik kalm.

Haar ogen verwijden zich. Ik zie dat ze worstelt tussen nieuwsgierigheid en angst voor wat ik ga zeggen.

En zeggen ga ik het, niemand die mij ervan kan weerhouden om eindelijk aan mijn zuster te vertellen wat er gebeurde die nacht dat ma mij uit bed belde omdat vader het weer zo te kwaad had.

Het was de vierde keer in dezelfde week en ik kon het scenario dromen. Vader rochelend en hijgend in bed, kermend om een dokter, om lucht, om hulp. Het telefoongesprek met de doktersdienst. De belofte dat er iemand langs zou komen. De zuurstof, de injectie, de diepe slaap waarin vader wegzonk. Het betekende weer een nacht waarop een dag zou volgen die ik stuk van vermoeidheid door moest zien te komen.

Ik zei dat ik eraankwam, en tien minuten later stond ik in hun slaapkamer met ma handenwringend naast mij. Kijkend naar de man die in zijn benauwdheid het laken van zich af had getrapt, zijn lange, gelige teennagels hakend in de verfrommelde plooien, zijn handen aan zijn pezige, gerimpelde hals, besloot ik dat het genoeg was geweest.

Ik pakte ma bij haar arm en dirigeerde haar de gang op, de trap af en de keuken in.

“Je moet de dokter bellen!”

Ze had nog steeds de toon van iemand die de regie heeft, maar haar stem klonk onzeker.

“Er wordt niemand gebeld,” zei ik. “En u blijft op die stoel zitten totdat ik zeg dat u op mag staan.”

En ze bleef zitten toen ik theezette en twee bekers volschonk terwijl zij met paniek in haar ogen naar mij keek en door het plafond heen het geroep om hulp zachter werd en ten slotte wegstierf.

“Dat,” zeg ik tegen Flor, “is hoe vader aan zijn end is gekomen, en het enige waarvan ik spijt heb is dat ik niet eerder op die gedachte ben gekomen.”

Ze zit sprakeloos tegenover me. Aan het bewegende oppervlak van de wijn in haar glas zie ik dat haar handen beven.

En ik wacht, ik heb alle tijd van de wereld, op de vragen die ze ongetwijfeld zal stellen, de antwoorden liggen al jaren klaar.

“Heeft ma het niet verteld aan de huisarts?”

“Dat was ze van plan. Totdat ik zei dat ik haar zou laten opnemen als ze dat zou doen. Dat ik haar hoe dan ook zou laten opnemen, als ze zich niet heel goed zou gedragen. Na wat ik met pa had gedaan zag ze me overal toe in staat. Werkelijk, ik had geen kind meer aan haar.”

“Hoe kon je,” zegt Flor. “Pa was degene die jou de hand boven het hoofd hield. Terwijl je niet eens zijn kind was.”

“Maar dat had niemand nog aan mij verteld, remember? Bovendien, ik vond dat ik langzamerhand wel genoeg had gedaan. En nu we het er toch over hebben, waar was jij als zijn luiers verschoond moesten worden? Als er pilletjes en tabletjes in zijn mond geduwd moesten worden? Ik zou mij, als ik jou was, maar verdomde stilhouden.”

Ze staat op en houdt zich aan de leuning van haar stoel vast.

“En nog steeds ben jij het grootste slachtoffer, is het niet, Marg? Uitgebuit en gebruikt door haar ouders. Maar zo ligt het niet helemaal. Mijn hele leven heb ik nooit zo’n weerzinwekkende uitslover gezien als jij. Als jij maar dacht dat er iets gedaan moest worden, deed je het al. Ik vond het best en ma ook. Wij waren niet zo dol op de klussen waar jij je op stortte. Maar al had ik iets willen doen in huis, dan nog was jij me voor geweest. Marg die altijd klaarstaat. Marg voor alle kutklussen! Niemand heeft jou gedwongen. Niemand heeft jou ooit bevelen gegeven. Want dat hoefde niet, je deed het allemaal uit jezelf, met die hondenblik in je ogen van ‘hou alsjeblieft een beetje van me!’ Kotsmisselijk werden we van je!”

Ze is allang naar boven, zelfs al klaar in de badkamer als ik nog aan tafel zit.

De fles is bijna leeg terwijl ik mij niet kan herinneren iets gedronken te hebben.

De misselijkheid komt in een onverwachte vlaag, ik haal de wc niet en kots op de tegels in de gang.

Als ik op mijn knieën bij mijn braaksel lig, hoor ik iets op de trap.

Halverwege, haar hand op de leuning, staat Flor met een glimlach om haar mond naar mij te kijken.