Bevalling

Er zijn verschillende soorten stiltes. Zo is er de stilte van een vroege ochtend in Overijssel langs de waterkant. Vochtige dampen stijgen op als de zon opkomt, het is doodstil. Ik loop op zachte sloffen de tuin in. Bertus de teckel achter me aan, ook hij houdt z’n blaf binnen. Het is of alles nog heel even de adem inhoudt voordat de zomerdag losbarst. Er is ook de stilte van een verlaten kerk in Frankrijk, waar ik het op vakantie niet kan laten naar binnen te glippen om een kaarsje op te steken voor al mijn kinderen en vrienden. Zo’n lege kerk, waar alleen hier en daar wat kaarsen branden. Een oud vrouwtje zit te bidden en maakt daarbij geen geluid.

 

Stilte maakt dat je op je tenen gaat lopen, opkomend gekuch of keelgeschraap uitstelt. En de allerstilste stilte mocht ik zojuist meemaken bij de geboorte van mijn vijfde kleinkind. Ik beschouw het als een voorrecht dat mijn zoon en zijn vrouw mij uitnodigen erbij te zijn. Want er is weinig zo fascinerend als het ogenblik dat een vrouw zich als het ware splijt en leven schenkt aan een nieuw mensje. Je weet het al maandenlang en toch…Als het zover is, houdt iedereen zijn adem in.

‘s-Ochtends vroeg word ik gebeld: ‘De vliezen zijn vannacht gebroken, kom je?’ Vliegensvlug sop ik mijzelf, ren met de hond door de straten en breng hem naar een goeie vriend, die graag een dagje voor Bertus zorgt. Dan vliegensvlug naar Almere, waar de kraamvrouw nog opgewekt rondscharrelt, af en toe een wee wegpuffend. Mijn kleindochter van drieënhalf weet dat als mama pijn in haar buik krijgt, ze naar buurvrouw Toos en buurman Theo zal gaan. En daar verheugt ze zich op, want Toos heeft croissantjes en daar kun je mijn kleindochter mee verleiden!

Er valt voor deze oma weinig te doen. De vroedvrouw komt eens even langs. Er is nog geen ontsluiting van betekenis en wij moeten geduld oefenen, is de boodschap. Ik besluit maar boodschappen te gaan doen, en haal ingrediënten voor een enorme pan klassieke omasoep – soep met veel ballen en soepvlees en groenten – die de hele dag zachtjes staat te trekken en hoopvolle geuren in het huis verspreidt.

Dan, tegen zes uur, wordt het menens. De weeën zetten door, de kraamvrouw gaat maar eens een uurtje onder de warme douche zitten en de spanning begint te stijgen. De kraamverzorgster treedt aan en gaat een warme kruik maken, zet emmers klaar en legt doeken op de verwarming. De vroedvrouw (een van het Al-meerse team van achttien vroedvrouwen en één vroedman) heeft het heel druk, de jonge stad Almere is nogal vruchtbaar. Maar nu de persweeën zich aankondigen, blijft ze op haar post. En daar zijn de stiltes. Iedere perswee wordt door mijn dappere schoondochter benut, de wee ebt weg en dan is het stil. Een stilte van een intense sereniteit, waarbij de barende licht dommelt en kracht verzamelt en wij, de omstanders, onze adem inhouden. De vroedvrouw luistert door de stethoscoop naar het hartje, nu nog binnen in zijn veilig hol. Versterkt horen wij het vrolijk en opgewonden kloppen, zich naar het leven vechtend. En wij zijn stil. Tot zich weer een wee aandient. De finale is begonnen. Wij zien het hoofdje, wij moedigen aan. De gebeurtenis lijkt een beetje op een voetbalwedstrijd waarbij moet worden gescoord.

Dan het adembenemende ogenblik waarop het kindje de duik naar het leven maakt. Gejuich! Een jongen! Wij vallen elkaar in de armen. Ik knuffel de vroedvrouw en de kraamverzorgster, mijn zoon en mijn schoondochter, en haar zusje, opgelucht en dankbaar en vrolijk met natte ogen van emotie en spanning. En gelukkig.

 

Mijn kleindochter zegt de volgende ochtend, als ze naar haar broertje kijkt: ‘Ik had toch gezegd, dat ik een zusje wou?’ Maar inmiddels heeft ze zich ten volle verzoend met de nieuwe man in de familie. Haar broer!