In februari begint het. Het water in de gracht en de vaart wordt wild, de eenden en waterhoenen voelen het ook. Een begin van opwinding, van verwachting. Als het wolkendek scheurt, komen er buitengewoon blauwe stukken hemel te voorschijn. Bij de tramhalte staan een jongen en een meisje te zoenen. Ze zijn totaal in elkaar verdiept. Wat een heerlijkheid om zo gezoend te worden, zo te zoenen! Ik moet echt graven in mijn geheugen om naar boven te halen wanneer ik voor het laatst zo heb gezoend, ben gezoend…
Ik herinner me mijn grootmoeder, even in de tachtig. Ze logeerde bij me en ‘s-avonds stopte ik haar toe. Ik kuste haar welterusten. Ze mikte haar kus op mijn mond.
‘Dag omaatje,’ zei ik en gaf haar een aai over haar grijze bol.
‘Niemand noemt me ooit nog Marie,’ zei ze met een beetje bitterheid in haar stem. Nee, al haar broers waren al dood, opa was al jaren geleden gestorven en ook de ene na de andere vriend viel weg. En niemand noemde haar meer Marie. De toon van gelijkheid was zo zachtjesaan uit haar leven verdwenen. Als je ouder wordt en alleen leeft, wordt het lichamelijke minder. Van je kinderen en vrienden krijg je warmte en hartelijkheid, kleinkinderen willen je nog weleens lekker knuffelen. Maar de kussen die je ontvangt, komen terecht op je wang. Hartelijke kussen, daar niet van, maar hartstocht? Nee.
Ooit gaf ik een lezing bij een vrouwenvereniging ergens diep in de provincie. De voorzitster was vrolijk en allerliefst. Ze wist dat ik net een scheiding achter de rug had. Misschien om er bij mij de moed in te houden, vertelde ze mij het volgende verhaal.
‘Ik heb mijn man verloren op een buitengewoon ellendige manier. Tijdens een uitstapje gingen we naar een hotel, hij nam een douche voor het eten en de volgende dag werd hij doodziek. Dat water in de douche had heel lang stilgestaan, zodat het virus van de zogenaamde veteranenziekte zich erin had ontwikkeld. Die dag moest mijn man naar het ziekenhuis, maar hij stierf…Een afschuwelijke ervaring, van het ene op het andere moment was ik weduwe. Langzamerhand groeide ik over mijn verdriet heen. Ik praatte weleens met mijn vriendinnen over hoe het zou zijn als je weer een relatie zou krijgen. Hoe dat zou zijn in bed en zo. Dat leek ons behoorlijk moeilijk. En toen overkwam het mij. Een buurman, die zelf al een poosje weduwnaar was, vroeg mij of ik op zijn hond wilde passen. Ik schonk hem een kopje koffie enne…hij is niet meer weggegaan! En mevrouw Berk, ik verzeker u, je rolt er zo weer in. In bed, bedoel ik!’
Het was een spontane verklaring van een vrouw die zelf in het eenzame schuitje had gezeten en toch weer een vrijer had gevonden. En ziedaar, het fysieke, het lichamelijke waar ze bij voorbaat tegen op had gezien, was zonder slag of stoot verlopen. Gewoon, natuurlijk, niks aan de hand! Nu is het niet zo dat ik op het vinkentouw reikhalzend naar een vrijer zit uit te kijken. Ik ga nergens van uit, maar ik sluit ook niets uit. En als lichtend voorbeeld is daar mijn lieve ex-schoonmoeder, die nu bijna negentig jaar is. Vijfentwintig jaar leefde zij alleen, zich dapper en vrolijk door het leven slaand. Zij klaverjaste, bridgede; zong in een koor, maakte uitstapjes met de bejaardenclub, kreeg veel vriendinnen over de vloer en breide alles aan elkaar voor haar kleinkinderen.
‘Ik voel me weleens erg alleen,’ vertrouwde ze me toe. ‘Dan vliegen de muren me aan. En weet je wat ik dan doe, kind? Dan ga ik zingen. En dan gaat het weer over!’
En ziedaar, vijf jaar geleden vond zij een nieuwe verloofde. Hevig verliefd werd ze en ze trok bij hem in, in zijn aanleunwoning. Als je ze bezoekt en je gaat weer weg, staan ze samen voor het raam. Haar laatste levensjaren baden zich in een warm najaarszonnetje. Haar vriend is de zorgzaamheid ten top. Samen beleven ze een slotakkoord waar je als toeschouwer met groot plezier naar kijkt! Na die lange eenzame jaren beleeft mijn schoonmoeder nog een laat geluk. Zeg dus nooit ‘nooit’! Want je weet maar nooit…