Ik ben nog van de generatie die als kind op 31 augustus Koninginnedag vierde. In mijn herinnering was het altijd warm op die dag. In de oorlog vierden we de verjaardag van koningin Wilhel-mina stiekem. Mijn moeder deed dan zo’n piepklein oranje strikje aan de binnenkant van de revers van haar jasje. Grinnikend liet ze dat aan haar kennissen zien. De eerste Koninginnedag na de bevrijding werd ontzettend uitbundig gevierd en viel helemaal samen met het gevoel bevrijd te zijn van die marcherende Duitse soldaten en het gekrijs van Hitler en Göring op de radio. Ik herinner me nog dat toen de Duitsers de oorlog aan het verliezen waren, ze het nooit over die verliezen hadden. Er werd uitsluitend gesproken over een zogenaamd elastisch front. Hoe vaak ik die rare term in het laatste jaar van de oorlog niet heb gehoord…Toen de rek uit het elastieken front eindelijk verdwenen was, was daar de bevrijding! Op die eerste naoorlogse Koninginnedag werd er in ons land gigantisch gefeest.
In 1948 deed Wilhelmina afstand van de troon, zij maakte plaats voor haar dochter, Juliana. Ik woonde toen in Amersfoort, maar trok met vrienden naar de hoofdstad. Er was nog geen televisie, je moest het doen met foto’s in de kranten en weekbladen of je zag in de bioscoop op het Polygoonjournaal levensgroot filmbeelden van de kroning. Het waren de dagen dat je bij bijzondere gebeurtenissen met je oor aan de radio hing om maar niets te missen.
Tijdens de rijtoer van de gouden koets door Amsterdam, met daarin de nieuwe koningin, prins Bernhard en de vier prinsesjes, stond ik uren langs de weg om een glimp op te vangen. Maar de drukte was zo gigantisch dat ik, op mijn hurken gezeten tussen de benen van de voor mij staande massa, uitsluitend de wielen van de koets kon waarnemen.
Vanaf dat ogenblik werd Koninginnedag 30 april gevierd. Wat het weer betreft was dat wat minder dan die vaak schitterend warme nazomerdagen waarop we Wilhelmina’s verjaardag vierden. Maar al vlug werd 30 april de nationale feestdag. In de jaren zeventig begon het fenomeen ‘vrijmarkt’ zich te ontwikkelen. Mijn kinderen zochten het huis af naar ouwe troep en gingen daarmee op een met krijt afgebakend stuk stoep zitten (in ons geval in de Amsterdamse Beethovenstraat). Alle ouders kochten van elkaar, om de rommel bij de volgende Koninginnedag weer door hun kinderen te laten verpatsen. Ook werd er muziek gemaakt. De ganse dag speelde mijn zoon het enige liedje dat hij op zijn trompet kon spelen. Aan zijn voeten lag een ouwe hoed, waarin het publiek zijn gaven kon deponeren.
Zelf heb ik nog eens op 30 april mijn hele klerenkast opgeruimd. Een gaaf moment waarop ik ontdekte hoe graag ik winkeltje speelde! Gelukkig heeft onze huidige Majesteit besloten om haar moeders verjaardag voor eeuwig tot Koninginnedag te verklaren, zodat we in ieder geval niet op 31 januari de kou worden ingedreven.
Eén Koninginnedag zal ik nooit vergeten. De reden is niet meer te achterhalen, maar ik had iets te diep in een bierglas gekeken, waardoor ik zo baldadig gestemd raakte dat ik besloot in mijn eentje de stad in te trekken. Ik wilde onderzoeken of ik nog kon stappen. Enigszins wankel van het hoge alcoholpromillage in mijn bloed, dat over het algemeen slechts karnemelk en thee bevat, besloot ik tot mijn solistische kroegentocht. Maar na een jarenlang leven van brave huismoeder viel dat niet mee. Vroeger waren er nog weleens leuke jonge kerels die mij wel zagen zitten, nu kreeg ik slechts aandacht van oudere heren met veel grijs haar aan de slapen.
En toen ik al vrij vlug op een barkruk tot rust kwam, en een vriendelijk jong mens iets welgemeends over mijn benen opmerkte, antwoordde ik hem droevig: ‘Ja, maar ze zijn wel vijftig jaar oud!’
Waarop deze welgemanierde jongeling de opbeurende woorden sprak: ‘Nou, laten we zeggen: ieder been is vijfentwintig jaar!’
Koninginnedag. Wat een heerlijk feest!