Caravan

Zij is een van mijn allerbeste vriendinnen. We leerden elkaar kennen in de verpleging in de zeer vroege jaren vijftig. Na het behalen van ons diploma trokken we tegelijkertijd naar Amsterdam. Mijn vriendin om aan het conservatorium te studeren en ik ging naar de Amsterdamse toneelschool. Maar ons pad dat naar de toekomst voerde, was nog niet helemaal geëffend. We werden allebei tegelijk zwanger, zodat de studie nog even moest wachten totdat de vruchten van onze dikke buiken veilig in de wieg lagen en wij ons weer met nieuwe energie aan de studie konden wijden. Jarenlang zagen wij elkaar sporadisch, maar het contact bleef altijd warm. En als we elkaar dan weer eens ‘live’ zagen, dan was er geen afstand. We gingen gewoon door waar we waren gebleven. Ik ging scheiden, mijn vriendin verloor haar man…en ziedaar, een nieuwe reden om weer wat meer van elkaars gezelschap te genieten. We reisden samen naar New York, waar we iedere dag vanuit ons hotel in Brooklyn de Brooklynbridge over wandelden, rechtstreeks Manhattan in. Dat weekje beviel zo goed dat er plannen werden gemaakt voor meer gezamenlijke tochten. Echter, het kwam er nog steeds niet van.

Tot vorige week mijn mailbox een bericht bevatte: ‘Laat meteen weten of je met me meegaat naar het Comomeer. Met de caravan.’

 

O nee! Een caravan! Om absoluut onduidelijke redenen heb ik een geweldige afkeer van zo’n huis op wielen. Voor mijn gevoel ruikt het binnen in zo’n ding altijd naar te lang gekookte bloemkool. Hoe moest ik mijn lieve vriendin duidelijk maken dat ik zo’n geweldig intense afschuw van de sleurhut (gemene bijnaam van de caravan) heb dat ik helemaal beroerd werd bij de gedachte om daarmee Europa door te trekken? Zelfs ondanks haar heerlijk gezelschap?

Ik pruttelde en mopperde een hele dag binnensmonds, ik bedacht de gekste argumenten om mijn vriendin duidelijk te maken dat zij maar een andere vriendin moest uitnodigen voor een caravantocht naar Italië. Ten slotte besloot ik haar te bellen, want om nou al die bezwaren van mij zwart op wit in een e-mail te knallen, dat vond ik onaardig.

Goed. Ik belde haar. Ik voerde al mijn ouderdomskwalen tegelijk op, zoals ze daar zijn: versleten nekwervels, versleten heupen, trillende handen, ongeregelde hoofdpijnen, behoefte aan dutjes op de raarste tijden van de dag. Dat ik door lang in een auto zitten vreselijk geconstipeerd word. Of, nog erger, mijn darmen zich op een andere manier verzetten tegen lange ritten! En dat ik soms ook weleens uitslag krijg van reizen. Iedereen die deze staalkaart van kwalen zou hebben gehoord, zou denken dat ik op het punt stond geheel uit elkaar te vallen…Ik riep ook nog dat ik zwaar snurkte! Dat ik hardop droomde, ja, dat ik soms ook weleens slaapwandelde! En dat alles in die vierkante postzegel op wielen die een caravan is. Dat ik niet tegen de lucht van te lang gekookte bloemkool kan.

 

Mijn vriendin liet mij zonder een onderbreking aan het woord tot ik was uitgemopperd.

Toen zei ze kalmpjes: ‘Maar we gaan toch naar Italië? Daar eten ze geen bloemkool. En mijn caravan heeft een luikje, waardoor frisse lucht komt. En je mag zoveel dutjes doen als je maar wilt!’

Plotseling schaamde ik mij diep.

‘Hup Berk,’ riep ik tegen mijzelf. ‘Ga mee! Het avontuur lokt!’ Twee licht bejaarde dames met een sleurhut door Europa. Wie weet wie jullie tegenkomen. En als dat luik open kan, dan zal het daarbinnen ook niet naar bloemkool ruiken.

‘Ik ga mee!’ riep ik vrolijk. Mijn vriendin zweeg beduusd.

Toen sprak zij blij: ‘Geweldig! En als je er nog vanaf wilt, om wat voor reden dan ook, dan gaan we gewoon naar Kalenberg!’