Dit is het jaar van de Vrijwilligers. En ik schrijf dit woord met opzet met een hoofdletter, want onze maatschappij zou als een natte soufflé in elkaar zakken zonder de mensen die belangeloos een deel van hun tijd schenken aan…ja, aan wat eigenlijk niet? Want je kunt geen maatschappelijke activiteit bedenken of de vrijwilligers leveren hun bijdrage. In de bibliotheken, in ziekenhuizen, verzorgings- en verpleeghuizen, bij alle soorten sportbeoefening. Nu ja, je komt ze letterlijk overal tegen: de goedge-mutste, toegewijde en deskundige mannen en vrouwen die hun persoonlijke scheutje olie gieten in de reusachtige machine die onze maatschappij soepel draaiend houdt.
Zo hoorde ik van mijn ex-schoonzuster dat zij nu alweer geruime tijd de warme maaltijden rondbrengt voor Tafeltje-dek-je, de maaltijdvoorziening van, in dit geval, de Stichting Ouderenzorg Versa in Hilversum.
‘Mijn oog viel op een oproep in het tenniskrantje: ‘Doe eens iets voor een ander!’’ vertelt Els, en dat sprak mij wel aan.
Samen met een vriendin heb ik me aangemeld. Eerst zijn we als invalsters aan het werk gegaan, ook om eens te zien hoe het allemaal in zijn werk gaat en of het bevalt. En toen – helaas – de mijnheer van de vaste wijk naar het ziekenhuis moest, zijn wij er meteen ingegleden. Wij brengen drie dagen per week de warme maaltijden rond voor zo’n eenentwintig mensen.
Over het algemeen zijn het mensen boven de zestig jaar, maar ook weleens wat jongere personen. Mensen die alleen wonen en na een operatie of ziekte, of bijvoorbeeld een gebroken been, nog niet volledig voor zichzelf kunnen zorgen en geen familie of buren hebben die een helpend handje kunnen uitsteken. Ik doe het nu drie keer per week, van halftwaalf tot half twee. Twee keer alleen en één keer samen met mijn vriendin, voor de gezelligheid. De pannetjes worden vervoerd in dozen van piepschuim, heel licht materiaal waarin het eten ook goed warm blijft.
We lachen heel wat af. Soms waait de wind de piepschuimen deksel weg, of kleddert de vla uit de pan. De mensen zijn blij als we komen, er ontstaat heel vanzelfsprekend een goede band met onze klantjes. We komen ook nog weleens bekenden tegen, zoals kapper Reitstra, de voormalige Avro-kapper, die in Hilversum heel populair is. Hij knipte voorheen ook de man van mijn vriendin. Er is ook een echtpaar waarvan de man boven in de flat op ons staat te wachten. Dan roept hij naar zijn vrouw: ‘Gon! Zijn er nog dozen?’
Waarop Gon antwoordt: ‘Ja! Vandaag zijn er dozen!’
Soms zegt Gon dat er géén dozen zijn. Maar de dozen zijn er altijd. Als de mensen héél oud worden, merk je wel dat ze de ene dag in betere doen zijn dan andere dagen. Maar ze vinden het eten altijd lekker. Niemand klaagt. Er wordt een enkele keer een foutje gemaakt door de keuken, maar dat komt zelden voor. De cliënten kunnen op een lijst zelf uitzoeken wat ze willen eten, iets wat de algehele tevredenheid heel erg bevordert. En natuurlijk zijn er ook de diëten: zoutloos, vetarm. Als er iemand jarig is, krijgt hij of zij een taartje, we feliciteren ze natuurlijk.
We aaien de poes en een echtpaar duwt ons af en toe vijf gulden in onze hand: ‘Zo kind, dat is voor jou!’ Heel schattig en niet nodig, want het werk zelf schenkt ons heel veel voldoening.
Als je ziet hoe blij de mensen zijn als je langskomt, dan zou je iedereen die een paar uurtjes overheeft en in het bezit van een voertuig is, willen toeroepen: meld je aan. In iedere plaats in ons land zitten de stichtingen die Tafeltje-dek-je verzorgen te springen om vrijwilligers. Door deze voorziening zijn oudere en gehandicapte mensen zeer lang in staat zelfstandig te blijven wonen.
Mijn ex-schoonzuster spint van tevredenheid als zij enthousiast vertelt van haar vrijwilligersbaan. En ik beaam maar weer eens de kreet: Vrijwilligers! Zij zijn het zout in de pap van onze maatschappij!