Ik loop naar de slaapkamer, ik word als het ware naar die plek toe gedreven. Ik sta naast mijn bed en al sla je me dood: ik weet absoluut niet meer wat ik hier kom doen. Het moet iets heel dringends zijn, iets van urgente aard, iets noodzakelijks. Maar ik weet het niet meer.
Zo sta ik soms ook bij de slager, bestel iets en kom dan thuis met twee ons ossenworst. Ossenworst? Wat moet ik met ossenworst? Ik had toch een tartaartje besteld voor bij de bloemkool? Ook wil het gebeuren dat ik op weg ben naar een belangrijke bespreking, eentje waar een heleboel aangenaam werk van afhangt, een spannende. Ik heb mij al twee weken van tevoren opgewonden over wat ik zal zeggen, ik heb me deugdelijk voorbereid, een klein dossier aangelegd van dat wat ik ter sprake wil brengen. Kom ik op de plek van bestemming, heb ik alles thuis laten liggen! De hele map met spullen en aantekeningen ligt gewoon thuis op het gangtafeltje, klaar om meegenomen te worden.
Ook kom ik personen op straat tegen die mij buitengewoon hartelijk toeknikken, ja, zelfs hun hand opsteken zodra ik binnen hun gezichtsveld kom. Soms ook toeteren mensen in passerende auto’s en wuiven mij in blij herkennen enthousiast toe. Wie zijn dat? Ik heb weleens een kwartier lang een geanimeerd gesprek staan voeren met een leuke man, zonder dat ik wist wie hij was. Hij noemde ook namen van personen die ik wél kende. Ik wierp mijn hele acteervermogen, opgedaan tijdens jarenlang spelen voor mijn broodje, in de strijd en manipuleerde voortdurend zinnen zodat ik de naam van mijn gesprekspartner niet hoefde te noemen. Ondertussen pijnigde ik mijn krakende hersens af, op zoek naar de identiteit van deze gezellige babbelaar.
Uiteindelijk liep het gesprek af en nam mijn ‘kennis’ afscheid met een ferme handdruk en een ‘de hartelijke groeten aan Bas!’
Bas? Ik ken geen Bas. Nou ja, ik heb een achterneef die Bas heet, maar die zie ik alleen bij begrafenissen en trouwpartijen en verder is Bas nooit in de picture. Nu rees er een donkerbruin vermoeden bij mij. Was ik misschien niet degene die aan geheugenverlies leed? Was die ‘kennis’ misschien een man wiens geheugen niet helemaal fris was en mij voor iemand hield die ik helemaal niet was? Namen bij hoofden, bijpassende namen, daar heb ik iets vreemds mee. Ik mag graag mensen aan elkaar voorstellen met de verkeerde naam.
Dat levert eigenaardige complicaties op, want iedereen is te beleefd om meteen te roepen: ‘Hé meid, je vergist je. Ik ben niet Karel de Klerk, ik ben Piet Groen!’ Nee, mensen blijven beleefd tot op het bot.
Waar ik ook heel erg van in de war raak, is als ik iemand tegenkom die ik heel goed ken maar die uit zijn eigen omgeving weg is. De tandarts bijvoorbeeld. Die ken ik door en door. Maar als ik hem op straat tegenkom, kan ik me maar niet herinneren wie hij nou is. Dat komt door die witte jas die hij niet aanheeft, begrijpt u wel? Dat maakt dat ik mij geheel en al uit het lood laat slaan door dat vriendelijk gedag knikkende hoofd dat ik goed ken maar waarvan ik niet weet van wie het is.
Soms ook kook ik een ei. Dat wil zeggen: ik zet het op. Dan laat ik het bad vollopen en vervolgens gaat de telefoon. Na een heel gezellig gesprek met een goeie ouwe vriendin ruik ik iets eigenaardigs. Ik draai een punt aan de babbel en ren naar de keuken, waar een intens donkergroen ei net aanstalten maakt te ontploffen. Ook hoor ik geruis. Het bad…Enfin, het is maar goed dat ik zo ontzettend goed kan dweilen.