Nooit meer slank

Precies twintig jaar geleden kwam mijn eerste boek uit. Ik schreef voordien van alles: een televisieserie voor de Ikon: De pomp, een theatershow: Moeder en haar jongens en talloze hoorspelen voor radiokinderprogramma’s, zoals de Hutsgeklutste van de KRO en schoolradiohoorspelen voor Avro en Vara, uitstekende vingeroefeningen voor het grotere werk. Toen ik Jeroen Krabbé tegenkwam tijdens de repetities van de dramaserie De fabriek en onze conversatie zich vooral bewoog rond het thema ‘wat eten wij vanavond, wat aten wij gisteren en wat gaan we morgen eten’, besloten wij samen een kookboek te schrijven. Maar dan niet zo’n ingewikkeld receptenboek. Ik met mijn grote gezin (vijf kinderen, waar ook nogal eens flink wat kinderen meeaten) had een soort kazernevoedsel ontworpen, lekker maar vlug klaar, want ik speelde ‘s-avonds in het land, dus alles moest in de oven kunnen, of eenvoudig worden opgewarmd. En Jeroen, die in 1980 nog maar twee zoons had, at wat kleinschaliger. We schreven alles op wat wij zelf aten en noemden ons kookboek Het bezuinigingskook boek, want in 1980 moest er van regeringswege flink bezuinigd worden. Jeroen en ik verdeelden de recepten eerlijk en ik schreef de inleiding en de hoofdstukken aan elkaar. Dat kookboek werd een succes, het is vorig jaar voor de zoveelste keer uitgebracht, hoewel het van naam is veranderd. Het heet tegenwoordig Het eenvoudige kookboek!

Na het verschijnen moedigde de uitgever mij aan: ‘Jij hebt een leuke pen!’

En mevrouw Renalda van boekhandel Van Rossem om de hoek animeerde mij ook: ‘Schrijf nou eens een boek voor vrouwen!’ Ik dacht na, waar moest dat dan over gaan? En plotseling schoot het door mij heen: De slanke lijn. En vooral MIJN slanke lijn! Wat had ik kwellingen doorstaan met al die stomme diëten, die dan wel eventjes resultaat hadden, maar na zeer korte tijd weer leidden tot vetaangroei! Het jojo-effect, ik weet er alles van. En, aangemoedigd door mijn uitgever en de boekwinkelme-vrouw, zette ik mij (‘s-nachts, dan slapen je vijanden!), aan de keukentafel en schreef in een week mijn egodocument Nooit meer slank.

 

Het bleek een schot in de roos. Velen herkenden zich in mijn speurtocht naar de wortels van mijn persoonlijke vraatzucht, die ergens in de hongerwinter is ontstaan. Peter van Straaten maakte de omslag: een zeer mollige dame, gekleed in bikini, met een blik in haar ogen van: bruine vetrollen zijn altijd leuker dan witte! En ik mocht mijn boek presenteren in een show van Mies Bouwman, waarbij het cliché ‘met dikke mensen valt te lachen’ weer voor honderd procent werd bevestigd.

Nooit meer slank werd vele malen herdrukt en zelfs in het Duits vertaald, zodat ik ook in Duitsland moest opdraven om gezeten achter grote mokkapunten te worden gefotografeerd en in mijn ellendige Duits (door mijn oorlogservaringen was dat niet bepaald mijn favoriete taal!) uit te leggen waarom ik in mijn boek ten strij de trok tegen de dieetwaanzin.

 

Nu, twintig jaar na het verschijnen, gebeurden er een paar dingen die mij duidelijk maakten dat je van een echte eetverslaving nooit helemaal afkomt. Verdriet, veroorzaakt door de dood van twee van mijn liefste vrienden, leidde ertoe dat ik mijzelf betrapte op een onstuitbare behoefte mij vol te proppen met zakken vol eierkoeken. Ik was weer als vanouds bezig de leegte, ontstaan door dat verlies van mijn twee dierbaren, vol te proppen met deeg!

Na enig nadenken bedacht ik dat er in die twintig jaar na het verschijnen van de eerste druk van Nooit meer slank niet wezenlijk iets is veranderd, ondanks alle vooruitgang in de manier van denken over verslavingen. En dat bracht mij ertoe er nog een stuk aan te schrijven. Zodat Nooit meer slank nu voor de zoveelste keer is herdrukt onder de titel: Nooit meer slank, nu iets dikker! Want voor alle verslavingen geldt hetzelfde: slechts zelfinzicht maakt het probleem enigszins hanteerbaar. Dat is mijn stellige overtuiging, uit ervaring geboren.