‘Nooit, nooit van mijn leven zal ik onder een ladder doorlopen!’ roept een mijner vriendinnen vastbesloten. ‘En verder heb ik nog wel wat bijgelovigheden. Maar daar spreek ik met niemand over, anders werken ze niet.’ Zelf mijd ik ook de ladder, tenzij er geen alternatiefis. Dan prevel ik wat bezweringen en stap er in ‘s hemelsnaam maar onderdoor. Met ‘vrijdag de dertiende’ heb ik geen problemen. Ik heb meerdere malen op die datum gevlogen. Ja, ik meen zelfs dat ik vaak gunstige boodschappen heb ontvangen op vrijdag de dertiende.
Bijgelovigheid, een eigenaardige eigenschap die te maken heeft met het zogenaamde magische denken. Als kind telde ik de stappen van school naar huis; zó oud zou ik in jaren worden! Maar soms waren het zoveel stappen dat zelfs Methusalem die hoge leeftijd niet zou hebben gehaald. Dan deelde ik het aantal stappen door twee. Maar ik regelde het voor mezelf toch wel zo goed dat ik altijd wel meer dan negentig jaar oud zou worden! Het zien van regenbogen, dan mag je een wens doen! Maar nooit aan iemand vertellen wat je wenst, want dan komt die wens gegarandeerd niet uit! Vallende sterren, ook goed voor geheime wensen. Vorig jaar gleed de Leoniden-storm langs onze aardbol. Ik las erover en waarschuwde een van mijn in astronomie geïnteresseerde kleinzonen.
Tot groot ongenoegen van zijn ouders zette hij de wekker op één uur, twee uur en drie uur. Maar tot zijn grote verdriet zag hij maar zeven of acht sterren vallen. Door onzorgvuldige berichtgeving in de media bleek de meteorietenstorm één dag te laat te zijn voorspeld. ‘Steek nooit binnenshuis een paraplu op!’ Dat is ook zo’n bijgelovige waarschuwing. Nu ja, als je met een kletsnatte plu binnenkomt, mag je hem wel even open laten opdrogen. Het gaat er meer om dat je hem nooit of te nimmer binnen moet opsteken vóór je de regen instapt. Brekende spiegels…Die deugen ook niet. Men zegt dat er dan op veel andere vlakken ook breuk ontstaat. Die breuk loopt van het verbreken van relaties tot en met het breken van pols of been.
‘Nooit een pet op bed!’ roept een zoon, bij wie ik navraag doe naar zijn bijgelovige gewoonten. ‘En ook nooit in huis een pet op je kop zetten!’
‘Eenhoedwel?’
‘Daar ga ik niet over!’ roept mijn zoon. ‘Ik weet het alleen van petten. En ik bedoel ook niet dat je niet met een pet op je kop in bed moet gaan liggen, je moet alleen nooit een pet óp je bed leggen!’
‘Waarom niet?’ wil ik toch wel weten. ‘Omdat een beroemde cowboy ooit zijn pet op zijn bed legde. Die pet lag daar nog niet of er kwam iemand binnenhollen met een geweer, die de cowboy neerschoot.’
Zo hoor je nog eens wat, voortaan doe ik de voordeur op slot voordat ik mijn hoed, of pet, of wollen muts op bed leg. Zwarte katten, ook zoiets. Zelf heb ik in mijn leven drie zwarte katten versleten. Heel geestige katten waren dat. Eén had zelfs een staart met een wit puntje en vier witte sokjes. Maar het bijgeloof spreekt meer van zwarte katten die je de stuipen op het lijf jagen omdat ze totaal onverwacht oversteken zodat je van schrik boven op je rem gaat staan en de achterliggende auto boven op je rijdt. Maar als zwarte katten gewoon oversteken, wat ook nogal eens gebeurt, dan heb ik een aardige, bijgelovige manier om het zwar-te-kattenongeluk af te wenden: als de poes van links naar rechts oversteekt, dan is dat een héél goed voorteken. Hoe linker hoe flinker, en hoe rechter hoe slechter. Maar lest best, want die kat gaat van links naar rechts, en rechts komt het laatst, dus…Mocht de kat van rechts naar links oversteken, dan is het gewoon: hoe rechter hoe slechter en hoe linker hoe flinker. En links komt dan het laatst, dus dan is er helemaal niks aan de hand!