‘Verdoof mij!’ roep ik zenuwachtig tegen mijn allerliefste tandarts. Zij is een vrouw en begrijpt mij. Na het baren van vijf kinderen wil ik geen pijn meer voelen. Natuurlijk, af en toe heb ik hoofdpijn, m’n linkerheup trekt soms een beetje en mijn versleten zesde en zevende wervel zorgen er met regelmaat voor dat er een zenuw klem komt te zitten, hetgeen ook overal rare pijn kan opleveren. Maar daartegen kan ik iets inbrengen. Als ik mijn mensendieck-oefeningen trouw doe en regelmatig zwem, ga ik met eigen mankracht dit ongemak te lijf.
Maar bij de tandarts, al is zij een heel kundige en ook nog een dame, moet je je mond wijdopen sperren, je ligt in hulpeloze houding plat op de rug en tegenspraak wordt niet geduld. Al zou je willen, meer dan ongearticuleerde geluiden breng je niet voort. Ik lig daar met gevouwen handen, een beetje zachtjes biddend om steun kracht. Daar komt de spuit waar je van gaat bibberen en dan begint het geduvel! Een drilboor dringt zich in je hoofd, ondanks de verdoving wordt er af en toe een zenuwtje geraakt…Ik knijp mijn ogen maar stijf dicht en hoop er het beste van.
Tandartsen hebben tegenwoordig van die ontzettend moderne apparatuur: het glaasje waar je mee kunt spoelen is al jarenlang verdwenen, de assistente zuigt met een slang je overtollige speeksel af. En dan die spiegel boven je kop! Je wordt geacht ‘t op prijs te stellen dat je mee kunt kijken naar wat ze daar met hamer en zaag in je wijdopen praatorgaan aan het rommelen zijn! Voor geen prijs! Ik wil het niet weten! Ik wil hier weg! Maar, om met Annie M.G. Schmidt zaliger te spreken: vluchten kan niet meer!
Nu verwees mijn tandarts mij naar een specialist voor een zenuwbehandeling. Grrrr! Eerst trok zij nog eventjes een van mijn drie resterende verstandskiezen eruit. Ze schaterde daarbij! Waarom moest ze zo lachen? Omdat ik op m’n ouwe dag nog drie verstandskiezen had en protesteerde tegen de verwijdering van één. ‘Ik voel me zo geamputeerd!’ jammerde ik, terwijl mijn tandarts zich op de dijen sloeg. Ook haar assistente werd heel vrolijk van mijn opmerking. Ze duwden me zachtjes achterover in de stoel, joegen een flinke spuit met verdovingsvloeistof in m’n kaak en hup, daar ging een van mijn lievelingskiezen.
En of dat niet genoeg wreedheid was, moest ik ook nog dóór naar de specialist die niets anders doet dan de hele dag wortelka-nalen openbikken! Ook deze heer is een zachtaardig persoon, geen kwaad woord over zijn karakter. Maar de wellust waarmee hij met minuscuul kleine naaldjes in mijn onderaardse kaakgan-gen peutert doet vermoeden dat hij toch een klein sadistisch trekje uitleeft op zijn patiënten…Zo lag ik daar dan, hij deed ook nog een blauwe rubber lap over mijn zere kies voordat hij begon te peuteren.
‘Wanneer het pijn doet, bijt ik!’ riep ik nog ter waarschuwing naar zijn glimlachend over mijn open mond gebogen hoofd. Daarna sloot ik de ogen en zakte door de verdoving doezelig in een halfslaap. Boven mijn hoofd spraken de specialist en zijn assistente over vakantie nemen en wegwezen. Toen hoorde ik helemaal niks meer.
Ik werd wakker van een schreeuw.
‘Au,’ riep de specialist, ‘u bijt mijn vingers eraf.’ Wat was er gebeurd? In diepe slaap gevallen, had ik mijn kaken als een hongerige krokodil op elkaar geklapt! En daartussen zaten die peuterende specialistenvingers. Gelachen dat we hebben!