Eindelijk is het zover: de dag is klaar, het werk gedaan, het bed wacht. Het slaapritueel wordt ingezet. Glaasje water op het nachtkastje, verse kranten en het bekroonde boek van Hugo Claus onder handbereik, de hond goeienacht gewenst en geknuffeld, de tanden gepoetst, het anti-rimpelvet stevig in de groeven gewreven. We stappen de nachtkoets in. Eerst nog even kijken of er op de buis iets aangenaams langs glijdt. Jawel: Paul de Leeuw is goedgemutst bezig iemand onder vuur te nemen, wij liggen aangenaam in de juiste houding gestrekt en dan…de ogen zakken dicht! Paul gaat gewoon door, hij kan niet zien dat wij zijn programma met gesloten ogen volgen, sterker nog, zijn programma brengt ons volledig in de eerste RE M-slaap. Bij de aftiteling schieten we plotseling geschrokken overeind, wat jammer nou! Je zet de televisie niet aan om de aankondiging te zien, vervolgens in slaap te sukkelen en daarna uitgebreid waar te nemen wie er allemaal hebben meegewerkt!
Tja, daar lig je dan. Plotseling klaarwakker. Wat nu? De krant. We nemen de krant ter hand. Ach ach, wat een ellende overal ter wereld. Het is hard, maar wij moeten er vreselijk van geeuwen. We laten de krant zakken en knippen het licht uit. Nu zal de tweede diepe RE M-slaap zich over ons ontfermen. Zo liggen wij daar op onze linkerzij, wachtend op de slaap. Maar die is weer vertrokken naar iemand anders. We gaan maar eens op de andere kant liggen. Nee, dat helpt niet. Nu de rugligging proberen. We proberen de beproefde ontspanningsrituelen: diep ademhalen, alles loslaten, eerst je tenen, je voeten, je kuiten enzovoort. Bij de kruin gekomen zijn we weer helemaal klaarwakker. Energie stroomt door ons lichaam; we zouden bij wijze van spreken de ramen kunnen zemen!
We knippen het licht weer eens aan. Kwart over een. Dat is niet goed. We laten ons uit bed glijden en gaan op weg naar de keuken, op zoek naar de goeie-nachtrusttheezakjes. Die zijn helaas op. Dan maar een kopje galblaasthee, ook heel gezond. De hond is door ons middernachtelijk gestommel weer wakker geworden. Hij kruipt uit zijn sloop en komt eens kijken of we misschien een oud koekje of zo voor hem hebben. Vragend kijkt hij me aan, z’n kop scheef. Goed Bertus, laten we een koekje nemen. Ik smeer twee volkorenbiscuittjes en strooi er bittere chocoladehagelslag op. Bertus krijgt een brokje. Ik drink m’n thee en knaag aan de biscuit. Bertus blijft in hoopvolle afwachting staan…misschien ga ik nog wel veel meer koekjes eten. Ik moet van die galblaasthee erg geeuwen, de slaap zal nu wel toeslaan.
Bertus ziet dat wachten op méér koek geen zin heeft en verdwijnt weer in zijn sloop, ik poets voor de tweede keer m’n tanden, knip het licht uit en sluit de ogen. Aan de binnenkant van m’n oogleden speelt zich nu de thriller af die mijn vriendin in Overijssel laatst beleefde. Ook zij kon de slaap niet vatten, bovendien hoorde ze duidelijk iemand lopen op haar zolder. Paniek steeg in haar op, ze lag verstijfd van angst in bed en besloot uiteindelijk haar overbuurman te bellen.
‘Ik ben zo bang, er loopt iemand hierboven!’ Overbuurman bedacht zich geen moment, wekte een van zijn zoons en stuurde hem in het bootje over de vaart om de buurvrouw te redden van een griezel op zolder! De zoon beklom de zoldertrap en zette iets vast wat ritmisch klepperde.
Eigenlijk had hij willen roepen: ‘Hé, wat moet dat daar!’ Dat was pas echt lachen geweest, maar dan was de buurvrouw misschien van schrik aan een hartstilstand bezweken.
Bij mij kleppert er niets. In Amsterdam woon ik op de bovenste verdieping. En als Bertus niet aanslaat, zitten er ook geen enge mannen op het dak. Die geruststellende gedachte laat mij eindelijk, tegen halfvijf in slaap sukkelen. Morgen halen we de schade wel in door middel van een dutje.