Zeventien

 

 

Ineens is het stil en staat Justin te hijgen, terwijl ik de stilte nu nog dreigender vind. Ik zeg geen woord, wat moet ik verder nog zeggen?

‘Rose is jaren ouder maar niet wijzer geworden,’ sist hij met een ineens overwonnen kalmte. ‘Ze is in de inrichting waar ik haar heb gebracht. Ik hoopte op verbetering, maar het heeft niets uitgemaakt. Ze spreekt niet, ze is en blijft in de wereld die ze noodgedwongen ooit gekozen heeft. Ze heeft hulp nodig bij het aan- en uitkleden, wassen en eten. Ze is een zombie.’

‘Ik leef nog,’ zeg ik dunnetjes. ‘Wat ben je nu van plan?’

‘Plastische chirurgie kon ik niet aan. Ik had te veel pijn geleden. Misschien ooit nog eens. Een masker en een paar lenzen doen ook wonderen; je hebt me nooit herkend. Ik wilde eerst met je spelen en kijken of je iets zou vertellen. Eérlijk zou zijn. Ik wist dat je een gratis hoer was voor elke lul die voorbijkwam en ik wilde wel eens weten hoe ver je daadwerkelijk zou gaan. Je zag een kamer vol touwen, ik dwong je me te pijpen en je deed het direct. Je liet je gemakkelijk domineren, vastbinden en op je kop hangen en ik genoot van de controle die ik over je had. Ik kon alles met je doen.’

‘Waarom heb je me vrijgelaten?’

‘Ik dacht dat je bij het stukje geheugen was waar ik wilde dat je kwam. Ik dacht, nee hóópte dat je eerlijk zou zijn als ik je om eerlijkheid vroeg! Ik had het mis.’

‘Eerlijkheid?’

‘Lotte heeft me voldoende verteld. Weet je wat het meest schokkend was? Toen ik erachter kwam dat jij zwanger bent geweest. Van mij.’ Hij klopt op zijn borst. ‘Van Justin.’

Ik slik en besef dat ik toch te veel aan Lotte heb verteld. Lotte had zelf op de praatstoel gezeten en  we hadden wijn gedronken. Ze zat in een emotionele achtbaan en luchtte haar hart bij me. De combinatie van haar emoties en de wijn waren er verantwoordelijk voor dat ik blijkbaar meer heb verteld dan ik wilde.

Het was zo’n klap geweest om erachter te komen dat ik zwanger was. Ik voelde me toentertijd al een beetje anders, maar ik dacht nooit aan een zwangerschap. Ik was sinds die fatale nacht sowieso alleen maar met verdriet bezig en merkte niet dat ik niet langer menstrueerde. Pas toen ik een maandverbandreclame zag, bedacht ik ineens dat ik die lapjes al tijden niet had aangeraakt.

‘Je vertelde Lotte een deel van je ellendige verhaal. Je was nog zo jong en wat moest je met een kind dat geen vader had, want die was verbrand. Toen ik dat hoorde, moest ik antwoorden hebben. Ik was in je huis, Yara, je moet nooit een reservesleutel buiten laten liggen. Je merkte niet eens dat ik je overviel. En toch kreeg ik geen antwoord. Wat heb je met het kind gedaan? Heb je het weg laten halen? Leeft het nog? Heb je het weggegeven aan een ander?’

Nu begrijp ik de achterliggende gedachte van mijn gevangenschap. Maar wat kan ik doen of zeggen om al zijn leed te verzachten? Ik kan hem de waarheid vertellen, maar dan zouden meerdere levens totaal op zijn kop komen te staan en dat wil ik niet. Justin is niet langer de man die ik kende.

‘Ik heb het weg laten halen,’ fluister ik. ‘Ik kon het niet ter wereld brengen toen jij...’

Zijn smaragdgroene ogen bekijken mij zowel smekend als achterdochtig.

‘Ik geloof je niet.’

‘Het is echt waar. Ik kon het niet, Justin!’

‘Jij zou nooit een kind weg laten halen dat van mij was. Je laatste strohalm naar de jongen van wie je zoveel hield.’

Hoe red ik mijzelf hieruit? Ik ben toentertijd verhuisd, nam een nieuwe huisarts en die wist me te vertellen dat ik toen al vijf maanden zwanger was. Dat was een grote schok. Vijf maanden en nooit iets opgemerkt. Volgens de arts kwam dat omdat ik het kind naar binnen droeg. Nu zou ik het nooit hebben aangekund me te laten aborteren, maar het had niet eens meer gekund.

‘Heus, geloof me, het is de waarheid,’ fluister ik en vermijd het om hem aan te kijken. In plaats daarvan kijk ik een beetje over zijn schouder en probeer zo oprecht mogelijk over te komen.

Hij schudt zijn hoofd. ‘Je liegt tegen me, Yara. Jij hebt ons kindje niet weg laten halen.’

Ik voel het prikken in mijn ogen, maar knipper het krampachtig weg. Ons kindje. Hij zegt het zo liefdevol, dat het schokkend, maar tegelijk ook mooi klinkt.

‘Waar is onze zoon of dochter?’

Opvallend dat hij niet míjn zoon of dochter zegt, bedenk ik me. Er is alleen helemaal geen ons. Ons, wij, samen, een stel, dat is iets van jaren geleden.

Justin begint heen en weer te lopen. Hij bekijkt langdurig de muren en blijft stilstaan bij een foto van een Spaans huis. Ik krijg het vreselijk benauwd terwijl ik naar het zonovergoten plaatje kijk. Een groot, wit huis en een mooi gazon ervoor, wat op zich niet zo heel vreemd is. Het kan overal wel zijn. Justin draait zich om en kijkt me met samengeknepen ogen aan.

‘Waar is dit?’

Ik slik. ‘Gewoon een vakantiehuis waar ik ben geweest.’

‘Dat vraag ik niet. Wáár is dit?’

‘Spanje.’

‘En jij bent daar geweest? Wanneer dan wel?’

‘Paar jaar geleden.’

‘En dat heb je gewoon gehuurd? Voor jezelf of was je niet alleen?’

‘Ik, eh, met wat collega’s,’ stamel ik.

‘Aha, en hadden die collega’s soms kinderen? Want ik kan me vergissen, maar ik zie hier heel overduidelijk een stuk van een kinderfietsje. Een roze.’

‘Je vergist je, dat is gewoon...’

Justin begint te grijnzen, waardoor zijn littekens breder lijken en ik de kuiltjes in zijn wangen ontwaar.
‘Ik geloof dat ik het begrijp. Waren jouw ouders niet geëmigreerd, Yara? En is het niet heel toevallig zo dat jij onze dochter met haar roze fietsje aan je ouders hebt gegeven, zodat je haar nooit meer zou zien? Dat past heel goed bij het totaalplaatje, vind je ook niet? Ontkennen, kop in het zand steken en vergeten.’

‘Justin, ik...’ Verdomme! Ik kan mijn tranen niet tegenhouden.

‘Hoe heet ze? Wat is de naam van onze dochter?’

‘Kirsten.’ Ik noem de naam nooit en wat is het raar om de naam uit te spreken in het bijzijn van Justin.

‘En Kirsten is dan nu...’

‘Dertien jaar.’

‘Waarom gaf je ons kind weg? Hoe kon je dat doen?’

Ik weet niet wat ik moet zeggen en zoek naar woorden. Omdat ze jouw ogen had, Justin, en ik kon er niet langer naar kijken zonder de pijn te voelen. Omdat ze zo enorm veel op je leek en dat in de jaren die volgden alleen maar meer is gaan doen. Ze heeft blonde krullen, Justin, net als Rose. Ik heb boven een kamer waar allemaal foto’s van haar hangen. Van baby tot heden. Er hangen tekeningen voor haar papa en mama, die, zo is haar verteld, allebei een sterretje aan de hemel zijn. Die kamer is mijn plekje en daar laat ik niemand komen. Soms voel ik ineens de behoefte om naar Kirsten te kijken en dan zit ik een uur in die kamer, waarin ik alleen de echo van het verleden hoor. En als ik dan besef dat ik het niet langer aankan, stop ik het weer heel diep weg en kom er maanden niet meer.

‘Mijn ouders wilden al jaren naar Spanje vertrekken, maar ik wilde niet mee. Toen ik ze over mijn zwangerschap vertelde, zagen ze direct dat ik het alleen niet aan zou kunnen. Na heel lang praten, besloten ze Kirsten mee te nemen en haar op te voeden. Dat is het enige goede dat ze ooit voor me hebben gedaan. Ik word door middel van brieven op de hoogte gehouden en weet dat ze een gelukkig meisje is dat het heel goed doet op school. Ze heeft vriendjes en vriendinnetjes. Ik heb boven een kamer waarin...’ Verdomme! Waarom zeg ik dat?

‘Brieven? Dus je gaat nooit naar Spanje? Je bezoekt onze dochter niet? Waarom?’

‘Omdat ze... ze denkt...’

‘Dat meen je niet, Yara!’ brult hij zodra het besef van mijn woorden tot hem doordringt.

‘Op die manier zou ze nooit een verlangen koesteren voor ouders die ze toch nooit zou zien. Ze zou geen hoop hebben en een fijn leven leiden, omdat ze niet beter wist. Dat leek mijn ouders het beste, ik wist niet beter of jij was dood en aan mij had ze toch niets. Dan kon ik net zo goed ook dood zijn.’

Justin heeft tranen in zijn ogen blinken. Ik schrik er van, maar ik schrik nog meer van de herinnering die zijn blik oproept. Zijn kwetsbaarheid, zijn emotie. Ik zie het ineens haarscherp.

‘Ik kan het niet geloven,’ zegt hij hees en totaal ontzet. ‘Ik was voor jou dood, dat kan ik begrijpen. Maar jij was niet dood! Jij had mij levend kunnen houden voor haar. Kirsten hoort hier, niet in Spanje bij je ouders. Mijn eigen ouders wisten dit verdomme niet eens! Ze zijn allebei veel te vroeg gestorven, maar ze hadden een kleinkind dat hun heel misschien een beetje vreugde had kunnen geven. Die mensen waren hun zoon kwijt en ook hun dochter. Daar konden ze niets meer mee. Elke dag bezochten ze Rose en elke dag gingen ze een beetje meer kapot vanbinnen. Een kleinkind had hun leven kunnen verreiken, een beetje plezier en liefde kunnen verschaffen. Ik heb ze nooit meer gezien, dat kon ik ze niet aandoen, ik kon het ze niet uitleggen. Dacht je dan echt alleen maar aan jezelf? Onze dochter is opgegroeid met leugens. Haar hele leven is één grote leugen. Alleen hiervoor zou ik je kunnen vermoorden!’

‘Doe maar,’ reageer ik mat. ‘Doe het dan maar, als je je daar beter door gaat voelen. Misschien verdien ik het wel.’

‘Doe niet zo verdomd bekrompen.’

‘Ik meen het, doe het maar. Schiet me dood, steek me dood, wurg me maar, het maakt me niets meer uit, Justin.’ Ik meen wat ik zeg. Ik loop op hem af en zie hem fronsen. Hij staat met zijn armen slap langs zijn zij en ik ga vlak voor hem staan. Ik kijk naar zijn ogen en bemerk een twijfel. Hij is even de controle kwijt. Ik zeg geen woord, ik sta voor hem en wacht af wat hij gaat doen. Ik ruik, gek genoeg, ineens zijn geurtje en het is precies hetzelfde geurtje dat hij vroeger gebruikte. Het duizelt me en laat een oeroud verlangen naar boven komen. Een herinnering, emoties, blijdschap, verdriet. Ik knipper met mijn ogen en haal heel diep adem.  Een moordenaar die gewoon een aftershave gebruikt, schiet het door me heen. Hoe bizar. Maar de moordenaar is uit hem verdwenen.

‘Nee, zo makkelijk krijg je niet je zin,’ fluistert hij in mijn gezicht. ‘Zo makkelijk kom je er niet vanaf. Leef er maar mee, cicaro. Leef maar met wat je hebt gedaan.’