“Berlijn,” zegt Yvo Prewatalis, “is een zeer blindvriendelijke stad. Dat zul je met me eens zijn, Sikko. Zullen we nog een biertje nemen?”
“Nog een biertje voor de heren,” zegt de attente ober die net voorbijloopt met een blad met volle glazen. “Ik breng het zo.”
Mijn baas leunt achterover. De zon beschijnt zijn gezicht.
“Ik stoot nergens meer mijn kop,” zegt hij, “de stoepen zijn breed, goed Duits breed en de mensen zijn aardig. Aardiger dan bij ons.”
Ik ben het volledig met hem eens. Dat geldt ook voor de honden overigens, honden gaan immers op hun bazen lijken. In Nederland bestonden er veel vooroordelen over Duitse honden. Ze zouden agressief zijn, autoritair, een hekel hebben aan Joodse herders. Niets is minder waar. Hier heeft men van de geschiedenis geleerd. De geschiedenis ligt hier op straat. Alles hier getuigt van een verleden waarin men, om met een groot Nederlands historicus te spreken, “van de waan de werkelijkheid had gemaakt.”
Nu is de werkelijkheid de werkelijkheid, we zitten op een terras in de zon en de ober brengt bier en water voor mij. We zijn vluchtelingen, maar toch voelen we ons niet zo. Het was met een gevoel van trots dat we Nederland verlieten. Niet op Nederland, ook niet op Holland, op onszelf. Ik ben de eerste hond in de geschiedenis die een kabinet ten val heeft gebracht. Mijn baas heeft Nederland verlost van Pieter K. de Groot. Suzanne is zwanger van mijn baas, Blista van mij. We zijn hier met zijn allen gelukkig. Binnenkort krijgen we leuke geleidehondjes en een leuke blinde baby. Dat is goed, ook voor de honden, dat houdt ze aan het werk.
Suzanne heeft nieuw werk. Ze werkt op de Nederlandse ambassade. En mijn baas, hij is eindelijk zichzelf weer. Zijn woede heeft hij in Nederland achtergelaten. Dagenlang spreekt hij met Prewatalis, met de nieuwe Prewatalis. Ook hij is veranderd. Samen zullen ze de wereld gaan veranderen. Inzicht, is hun nieuwe toverwoord. Geen uitzicht, maar inzicht, dat is de voorlopige titel van het werk waaraan ze bezig zijn. Nelson Mandela is hun grote voorbeeld.
“Mandela,” zegt Prewatalis, zwaaiend met zijn glas bier, “dat was nog eens een ziende. Hij was gevangengezet door de überblanken, die heersten in Zuid-Afrika, omdat hij zwart was. Hij heeft, in de gevangenis, nagedacht, heel veel en heel lang nagedacht, daar werd hem ruim de tijd voor gegeven. Hij kwam vrij, omdat de spiegels van de blanke heersers besloegen, waardoor ze zichzelf niet meer zagen. Ze gingen nadenken. Ze zagen alle mensen om zich heen en ze snapten plotseling niet meer waarom ze zwarten onderdrukten. Toen lieten ze Mandela vrij. Hij werd de eerste zwarte president van Zuid-Afrika. Hij maakte niet de fout die al zovelen gemaakt hadden. Hij werd niet verblind, hij zag de blanken, en hij besloot ze niet te straffen. Mandela is de ziendste ziende die ik ken. Hij gebruikte de tijd in de gevangenis met doen wat niemand hem kon verbieden: nadenken. Hij kwam erachter dat iemands kleur geen aanleiding mag zijn hem te vervolgen. Hij wist, toen hij de gevangenis verliet, dat je kwaad niet met kwaad moet vergelden. In de gevangenis heeft hij ontdekt wat echte vrijheid is. Hij heeft de zienden veel geleerd, hij heeft ze minder blind gemaakt. Op die weg moeten wij doorgaan, Sikko.”
Branji, de Ottomaanse herder van Prewatalis, en ik zullen hen daarbij helpen. Wij zullen de mensheid leiden naar een betere toekomst. Dat klinkt hoogdravend en dat is het ook. En waarom niet? We zijn weg uit de Lage Landen, met de lage luchten die ons zo nederig maken. We leven! We zijn in het hier en nu voor altijd bij elkaar. Alleen de dood kan ons nog stoppen. Maar dat zal hij voorlopig niet doen, dat weten Branji en ik zeker. Op ons kun je bouwen, ook al zijn we maar honden.
EOF