De witte dame
(Allen)
Inmiddels was het zes dagen later. Vrijdagochtend. De mensen die een paar weken geleden hadden lopen klagen over de kou en de regen zeurden nu over de hittegolf. Dat je helemaal uitdroogde van dat weer en dat het land erbij lag als een woestijn.
Daniel liet zijn dochter die inmiddels officieel zijn leerling was geworden zien hoe je een paard met hoefkatrol moest beslaan.
“…Kijk, het paard gaat op haar tenen lopen om de druk op de hoornstraal te verlichten, waardoor ze haar voet niet goed neerzet en kan struikelen. Om dat te voorkomen moet je inkepingen maken en…”
De dag sleepte zich loom verder. Daniel zette haar af bij de bungalow, zodat ze Bonnie met haar eigen auto op kon halen terwijl hij naar zijn volgende klus ging. Frankie reed glimlachend naar school. Ze dacht aan het SMS-je dat ze van Kareem had gekregen. Verheug me nu al op zondag. Je ongewone vriend.
Nuala zat in haar kantoor een boodschappenlijstje te maken van de etenswaren die ze voor de volgende dag in huis moest halen, wanneer Jim met zijn kinderen kwam lunchen.
Liam ontfermde zich over de laatste winkelwagentjes voordat zijn dienst erop zat en piekerde over Sally met haar wisselende stemmingen waar hij niets van begreep. En zijn hoofd bonsde van het verlangen om het ergens tegenaan te slaan.
Bonnie blies op haar schilderij dat ze Gevoelens had genoemd om het sneller te laten drogen, zodat ze het aan haar moeder kon geven die haar zo meteen kwam ophalen.
Franse stemmen klonken op. De Franse driekleur wapperde boven het Gemeentehuis. Franse marktlieden brachten hun jaarlijkse bezoek aan het stadje voor een drie dagen durende markt. Die nam de helft van de hoofdstraat in beslag, waardoor er een run op de parkeerplaatsen was ontstaan. Frankie had haar vader beloofd dat ze een cheque voor hem naar de bank zou brengen, die in het drukke gedeelte van de straat was gevestigd, maar nadat ze tevergeefs een rondje had gereden, zette ze de auto bij een dubbele gele streep, bijna aan het eind.
“Ik hol even op en neer, schattebout. Als jij in de auto blijft wachten, kun je tegen de parkeerwachter zeggen waar ik ben,” zei ze tegen haar dochter.
Bonnie had nog maar hooguit een minuut alleen in de auto gezeten toen ze een bekende gestalte voorbij zag slenteren, diep in gedachten verzonken.
“Liam!” riep ze, terwijl ze haar hoofd uit het raam stak.
Hij keek op en zijn ogen begonnen te stralen. Hij kwam naar haar toe en stak zijn grote gezicht dat voorzien was van een beginnend baardje door het open raam.
“Hallo, Bonnie.”
“Mijn mammie is bij de bank…Stap maar in, dan kan je sa-men met mij wach-ten,” zei ze terwijl ze op de stoel van de bestuurder klopte.
“Mij best.”
Hij trok het portier open en stapte in. Met zijn handen op het stuur strekte hij zijn benen waardoor zijn voet op het gaspedaal terechtkwam.
“Ik ga naar Woolworth om een…”
“Hé daar! Maak dat je wegkomt! Je staat in de weg!”
De parkeerwachter keek naar binnen. Zweetdruppeltjes trokken slakkensporen van zijn voorhoofd over zijn rode wangen.
“Maar…” zei Liam.
“Niks te maren. Ik zei dat je weg moest wezen,” zei de man vermoeid terwijl hij met zijn arm het zweet van zijn gezicht wreef en niet de moeite nam om Liam aan te kijken.
“Maar de witte dame…”
“Luister eens goed,” zei hij terwijl hij met veel vertoon zijn bonnenboekje tevoorschijn haalde. “Ik heb er genoeg van. Je rijdt nu onmiddellijk weg, anders krijg je een prent.”
“Vooruit dan maar,” zei Liam.
Hij draaide het sleuteltje om, trapte de koppeling in, maakte de handrem los, zette de auto in de eerste versnelling en…
∗
In de bank liep ze even de rij uit om door het grauwe raam te controleren of alles goed was met Bonnie en slaakte een kreet toen ze zag dat haar auto werd weggereden door een man, terwijl ze naast hem het silhouet van haar dochter kon onderscheiden. Iemand belde de politie.
∗
Liam reed langzaam door de straat, langs de school, de stad uit via de weg die hij kende. Omdraaien met zoveel auto’s om hem heen was veel te moeilijk en hij wist niet wat hij moest doen, of waar hij van de parkeerwacht naartoe moest, dus reed hij maar door, dwars door een rood stoplicht omdat hij helemaal in de war was.
“Ik wil dat je stopt,” zei Bonnie.
“Oké,” mompelde hij, over het stuur gebogen.
Maar hij kon nergens stoppen en net als de vorige keer begon hij weer in paniek te raken en hij trapte het gaspedaal verder in om aan de witte dame te ontsnappen.
“Liam, ikke is bang.”
En zijn eigen angst plus de blauwe zwaailichten en de gillende sirenes achter hem zorgden ervoor dat hij instinctief het pedaal nog dieper intrapte. Inmiddels had hij al een paar kilometer gereden en kwam hij in de buurt van het in onbruik geraakte vliegveld. Waar meneer Harris hem had leren rijden. En vlak bij de plek waar de witte dame ineens voor hem was verrezen. Maar hij reed midden op de weg en miste op een haar na een tegemoetkomende auto…
“Liam, stop alsjeblieft.”
“Dat kan ik niet.”
Slingerend langs auto’s en verkeerspalen en hobbelend over verkeersdrempels waardoor hij met zijn hoofd tegen het dak botste omdat hij geen gordel droeg. Het verstand op nul, een hoofd vol blinde paniek.
Over de een na laatste drempel en door een scherpe bocht.
Die Liam veel te snel nam.
De auto slipte en dook in de greppel tegenover de brievenbus. En Liam vloog door de voorruit alsof hij gelanceerd werd vanaf een trampoline. Voor Bonnie bleef alleen stilte over.
∗
Donker. De bruine zijkant van de greppel.
Lieve mensen die de auto rechtop zetten. Helder daglicht. Hulp bij het uitstappen.
Met een gevoel van verbijstering stond ze daar in de berm, een poppetje tussen een politieagent en een brandweerman. Een mevrouw in een gele jas boog zich over haar heen en vroeg of ze gewond was. Of ze ergens pijn had.
“Nee.”
“Weet je dat zeker, lieverd?”
“Heel zeker.”
Toen zag ze haar moeder en dat halve glimlachje verscheen weer op haar gezicht terwijl ze zich losrukte.
“Mammie!”
∗
Frankie holde met uitgespreide armen naar haar dochter toe terwijl de tranen haar over de wangen biggelden. Ze liet haar tas vallen en greep haar dochter vast. Zakte met haar in de armen op de grond.
“Er is niets met je gebeurd. Je bent veilig.”
Haar handen gleden koortsachtig over Bonnie, strelend en tastend, over haar ogen, haar haar, knepen in haar wangen en in haar kin. Ze knuffelde en kuste haar. En drukte haar in haar blijdschap van opluchting bijna plat.
“Ik dacht…ik dacht…”
Ze had gedacht dat ze haar dochter niet levend terug zou zien.
Terwijl ze langzaam maar zeker tot rust kwam, zag ze ineens hoe een met een laken bedekte gestalte door twee broeders op een brancard naar de ziekenauto werd gedragen en ze draaide Bonnies gezicht de andere kant op, zodat ze niets zou zien. De jongste van de twee politieagenten stond het verkeer te regelen en in zijn radio te praten. Gekraak. Een metalig klinkende stem.
“Waar is Liam?” vroeg Bonnie.
Toen ze dat zei, werd Frankie ineens ijskoud, alsof het bloed niet langer door haar aderen vloeide. De haartjes op haar arm stonden rechtop.
Ze duwde haar dochter van zich af.
“Waar heb je het over, engeltje?”
“Ik heb Liam gevraagd of hij wilde stoppen, maar hij zei dat hij niet kon stoppen en hij ging alsmaar harder en daar-door werd ik bang en…”
“Waarom zat Liam in de auto, lieverd?”
“Ik had hem gezien en vroeg of hij bij me kwam zitten en toen ver-telde de meneer van de meter dat hij de auto weg moest halen en is Liam nou gewond?”
Frankie leunde achterover op haar knieën en drukte haar handpalmen tegen haar ogen om ze dicht te doen. Toen ze haar handen wegnam, zag ze alleen nog de blauwe lucht.
De oudste politieagent had naar het gesprek geluisterd.
“Kent u de chauffeur?”
“Ik denk het wel. O god…” Ze stond op en sloeg haar handen om haar gezicht.
“Is het een jongeman met het syndroom van Down?”
“Ja.”
Het drong vaag tot haar door dat de brandweerauto vertrok.
“Ik vind het vervelend dat ik u dit moet vragen, maar zou u hem kunnen identificeren?”
“Ik…”
“Alstublieft.”
Ze liet Bonnie bij zijn collega achter en volgde hem naar de ambulance. Hij hielp haar de traptreden op. Het vrouwelijke lid van de bemanning sloeg het laken terug. Teder. Vol respect.
Liams beurse met bloed bevlekte gezicht. De kleine, iets scheefstaande ogen waren open.
“Och, arme Liam,” mompelde ze.
O god, die arme Nuala.
∗
Er werd aangebeld. Een stel politieagenten stond met duidelijk onbehagen voor de deur en ze wist meteen dat dit het bezoek was waar ze al bijna anderhalf jaar met angst en beven op zat te wachten.
Ze noemden haar naam en ze bevestigde dat zij de persoon in kwestie was. Liep voor hen uit naar de zitkamer, bijna blij dat het eindelijk zover was. Het geheim dat haar vanbinnen zo had dwars gezeten, dat haar had veranderd in iets dat op een door de hitte bevangen wezen leek, zou nu geopenbaard worden. Het zou een hele opluchting zijn om alles eruit te kunnen gooien.
Ik was bang dat ik hem kwijt zou raken, ziet u…
Maar hun gezichten…Een identiek masker vol medelijden.
En met groeiende ontzetting besefte ze ineens dat ze haar iets heel anders kwamen vertellen.
“Het gaat over Liam,” zei een van de twee.
“Het spijt me ontzettend, maar…”
Ze knipperde met haar ogen toen het tot haar doordrong.
Haar gedachten vlogen terug in de tijd en vervolgens terug naar het heden: Liam als baby…de dokter die haar vertelde dat hij het syndroom van Down had…Liam die met zijn hoofd tegen de muur sloeg. Liam die zijn winkelwagentjes bewaakte. Liam die verliefd was. Liam die haar knuffelde. Liams grote, grijnzende gezicht. Zijn volslagen toewijding. Zijn volslagen afhankelijkheid.
Ze vingen haar op voordat ze viel en zetten haar in de stoel met de gescheurde bekleding. En vertelden haar wat ze te weten waren gekomen.
En zij, op haar beurt, bracht hen eindelijk op de hoogte van wat er een jaar en vijf maanden geleden was gebeurd.
∗
“Ik wist dat hij het was geweest,” zei Nuala op vlakke toon tegen Frankie die haar had opgezocht in het trieste, met bloemen gevulde huis. Jim was tactvol de kamer uitgelopen om hen de kans te geven met elkaar te praten. Nuala drukte haar vingers tegen haar voorhoofd en ademde een paar keer diep in. Haar oogleden waren dik en rood. Vanaf haar wangen liepen diepe lijnen naar haar mondhoeken. “Niet meteen, hoor,” vervolgde ze, “tenminste niet dat er iemand om het leven was gekomen. Maar hij was echt totaal over zijn toeren toen ik ‘s-avonds laat terugkwam van een vergadering op school. Ik begreep uit zijn verhaal dat hij met mijn auto op pad was geweest nadat hij op tv een of ander stuk had gezien over een stel knullen – je weet toch hoe gemakkelijk hij zich laat…liet meeslepen – en Liam was helemaal gek van auto’s. Ik was ontzet toen ik ontdekte dat een van onze buren hem toen hij zestien was op het verlaten vliegveld had leren rijden…” Dat kan toch geen kwaad, had meneer Harris gezegd toen ze boos tegen hem was uitgevallen. “…En daar was hij die avond kennelijk ook naartoe gegaan. Maar natuurlijk had hij nooit in zijn eentje in een auto gezeten, laat staan ‘s-avonds…Maar goed, toen ik terugkwam, had hij een deuk in de auto gereden en hij bleef maar als een gek brabbelen over een witte dame en…”
“Ze had waarschijnlijk haar witte regenjas aan,” mompelde Frankie.
“Ach, dat verklaart veel…nu wel tenminste. Maar het drong geen moment tot me door dat hij iemand had aangereden. Toen las ik in het plaatselijke krantje dat er een ongeluk was gebeurd en ik bezweer je, Frankie, de rillingen liepen me over de rug. Ik werd ijskoud, van top tot teen. God beware me, ik wist gewoon dat mijn joch iets verschrikkelijks had gedaan en ik wist ook dat ik het aan de politie moest vertellen, maar dat kon ik gewoon niet, Frankie. Ik was als de dood voor wat er met Liam zou gebeuren. Waar hij zou belanden. Zonder mij. Dat had hij nooit aangekund. Ik bedoel, ik weet best dat het fout van me was, maar geloof me, het heeft me de laatste anderhalf jaar dag in, dag uit door mijn hoofd gespookt en gekweld…en nu is hij er ook niet meer, mijn Liam is dood en…”
En, en, en.
Hulpeloos trok ze haar schouders op en liet ze weer zakken. Ze was uitgehuild. Er zat geen druppel vocht meer in haar lijf. Uitgedroogd.
Frankie stond op van de leren poef en ging naast Nuala op de bank zitten. Het was halfduister in de kamer – er dreigde onweer – en ze had het liefst voorgesteld om een lamp aan te doen, maar misschien vond Nuala dit wel prettiger. Het paste in ieder geval goed bij haar stemming.
Ze keek haar aan en zei rustig: “Een paar dagen geleden, toen je vroeg waarom ik uit Londen was weggegaan en ik je vertelde wat ik had gedaan, zei je tegen me dat je precies hetzelfde zou hebben gedaan. Nu zeg ik dat ook tegen jou.”
“Het spijt me zo ontzettend. Je koopt er niets voor, maar meer kan ik niet zeggen.”
“Dat weet ik.”
“Er was geen moment dat ik niet over hem in de rats zat,” zei Nuala met een gekwelde stem. “Wat hij zich nu weer in zijn hoofd zou halen, of hem niets zou overkomen als hij alleen was.”
Frankie kneep in haar hand en zei niets.
“In sommige opzichten kon hij zo verstandig zijn, terwijl hij bij andere gelegenheden…Ik wist nooit wat ik zou aantreffen als ik thuiskwam. Wat me te wachten zou staan. En toen de hormonen begonnen op te spelen en hij verliefd werd op die Sally…Ach, wat heeft hij daar toch onder geleden. Ik kreeg er pijn van in mijn hart. Maar nu heeft hij tenminste rust. En ze zeggen dat het op slag gebeurd was,” voegde ze eraan toe en knikte even nadrukkelijk met haar hoofd.
Weer die uitdrukking. Op slag. Frankie moest meteen aan haar moeder denken, Liams witte dame. Die hij, op dezelfde plek, op slag had doodgereden.
Wat een vreemde samenloop van omstandigheden. Je zou bijna in het noodlot gaan geloven.
En ze vroeg zich af of het echt rust zou zijn, zoals Nuala geloofde, of vergetelheid. Ze zou zelf het liefst denken dat het om het eerste ging. Omwille van hen allemaal, met inbegrip van Patrick, zou ze dat graag willen geloven, maar haar gevoel begon meteen tegen te spartelen.
“Kom je naar de begrafenis?”
“Ja, natuurlijk.”
“Ik zie er ontzettend tegenop. Ik denk dat het pas gemakkelijker zal worden als alles achter de rug is. Nou ja, niet gemakkelijker, maar je weet wel…O, Frankie, het huis voelt zo raar aan zonder hem.”
“Ik weet het.”
“Goddank dat Jim er is. Hij is echt een rots in de…”
En toen werd er op de deur geklopt en kwam Jim binnen, met twee veel te volle mokken slappe thee met melk en hij deed de lampen aan zoals Frankie zelf ook al had willen doen, waardoor de natte plekken van de thee op de vloerbedekking zichtbaar werden.
Frankie stond op en pakte de mokken aan. Hij drukte een kus op Nuala’s hoofd en ze leunde heel even tegen zijn arm.
Toen hij weer weg was, zei Nuala: “Hij heeft een huis gevonden dat hij wil kopen. En hij wil dat ik bij hem kom wonen. Dat heeft hij me vanmorgen gevraagd.”
“Wat geweldig.”
“Vind je? Het zou mij zo’n schuldig gevoel bezorgen…Alsof we zaten te wachten tot hij…”
“Hij zou je dat toch gevraagd hebben. Jullie allebei.”
“Dat zei hij ook.”
“Zie je nou wel.”
“Ik wil er op dit moment niet over nadenken. Ik wil nergens aan denken.”
“Natuurlijk niet. En ik weet zeker dat hij dat ook niet verwacht. Maar na een tijdje…”
“Misschien.” Nuala’s intens verdrietige ogen keken Frankie aan. “Misschien.”
∗
Toen ze terugkwam, zag ze dat haar vader de tafel al had gedekt voor het avondeten. Hij had brood en boter op schalen gelegd.
“Hoe was het met je vriendin?”
“Ze is heel verdrietig,” antwoordde ze.
Hij bromde even bevestigend. Gezien de vreemde omstandigheden wist hij niet precies wat hij moest zeggen.
Sinds ze hem de waarheid hadden verteld had hij een stortvloed van emoties ondergaan. Aanvankelijk was hij woedend geworden op de moeder van de jongen. Maar dat ging snel over toen hij zijn gezonde verstand terugkreeg. En nu kreeg die arme vrouw hetzelfde te verduren wat hij anderhalf jaar geleden voor de kiezen had gekregen en dat zou hij haar nooit toegewenst hebben. Bovendien had hij haar ontmoet. Het was een fatsoenlijke vrouw en ze had immers alleen maar haar zoon in bescherming genomen? En kijk nou naar wat zijn eigen dochter had gedaan. En neem zijn vrouw nou, die van alles voor hem verborgen had gehouden alleen maar omdat Frankie dat had gevraagd. Vrouwen hadden gewoon een andere manier om met dingen om te gaan. Het waren net tijgerinnen als ze hun jongen beschermden. En wat dat joch zelf betrof…Nou ja, dat was gewoon tragisch, daar kwam je niet onderuit.
En hoewel Daniels verdriet er niet minder om werd, begonnen zijn bitterheid en de duistere razernij die hem hadden verteerd langzaam af te nemen. Hij kon toch moeilijk boos blijven op een geestelijk gehandicapte jongen die niet verantwoordelijk was voor wat hij deed, hè? En nu was die knul zelf ook dood.
Maar toen alles in zijn hoofd weer langzaam op een rijtje werd gezet zag hij ineens dat die hele tragedie vreemde gevolgen had gekregen.
Meg was er niet meer. Maar hij had zijn dochter terug.
De dreumes.
Een toekomst.
Frankie zag hoe hij alles in gedachten verwerkte. Die rare man, nog steeds niet in staat om hardop te zeggen wat er in hem omging. Kijk alleen maar hoe hij daar stond te klungelen met een mes en een vork voordat hij het bestek weer op dezelfde plek teruglegde en op zijn voorhoofd krabde.
“Misschien moest ik ook maar naar de begrafenis gaan,” zei hij uiteindelijk. “Wat vind jij ervan?”
“Dat zou ik echt lief van je vinden.”
“Goed,” zei Daniel. “Vooruit dan maar.”
∗
En nadat ze haar dochter in haar hangmat had ingestopt en had voorgelezen liep Frankie naar haar eigen kamer en ging boven op het bed uit haar kindertijd liggen. Ze keek strak naar het houten sieradenkistje dat haar vader voor haar had gemaakt toen ze nog een jong meisje was.
Ze leunde met haar hoofd op haar arm. Het zou nu allemaal wel voorbij zijn.
Voor haar vader. Voor haar.
Voor haar moeder. Voor Liam.
Voor Nuala.
Maar voor Nuala waren er ook nieuwe mogelijkheden.
Oorzaak en gevolg, dacht ze.
Stel je nou eens voor.
Dat ze niet dat gesprek had afgeluisterd. Dan was ze haar baan niet kwijtgeraakt. En als haar vader geen ongeluk had gehad, was ze nooit naar hem toegegaan om hem te verzorgen. Dan hadden ze geen vrede gesloten en was ze hier niet komen wonen. Dan had ze nooit kennis gemaakt met Nuala. En met Liam.
Als er geen Franse markt in de stad was geweest, had ze de auto gewoon netjes kunnen parkeren en had ze Bonnie meegenomen naar de bank.
Als Bonnie niet in de auto had gezeten, had ze Liam niet voorbij zien komen.
Als meneer Harris Liam niet had leren rijden…
Hoe ver terug in de tijd moest je gaan met dat ‘als’?
Timing. Het hele leven was een kwestie van timing.
Het was nog geen tien uur, maar ze was doodmoe.
Ze stond op om de gordijnen dicht te doen en zag door het raam haar vader die gebukt de grond in zijn moestuintje stond te schoffelen. Wally zat naast hem, met gespitste oren. Daarna verdwenen ze uit het zicht, op weg naar binnen.
Het was nog niet eens donker toen ze de gordijnen dichttrok.
EOF