Lichtpuntjes
(Frankie)
“En ik dacht dat ik, nadat ze heeft gereden, maar eens een stukje grond moest vrijmaken zodat de dreumes haar eigen groentetuintje kan krijgen. Dan kunnen we daarna naar het tuincentrum gaan om wat zaad te kopen en wat jonge plantjes. Radijsjes leek me wel wat, en worteltjes en sla. En alles wat ze verder wil.”
Haar vader had al plannen voor de hele zaterdag en die klonken zo aanlokkelijk dat ze gewoon jaloers werd. Ze had al een tijdje naar vandaag uitgekeken, maar nu leek het vooruitzicht van een reis naar Londen ineens meer op iets plichtmatigs dan op iets om je op te verheugen. En het zou opnieuw bloedheet worden. Dat kon je zien aan de sluiers die om de zon hingen. Bovendien voelde ze een soort abstracte dreiging die haar om de een of andere onverklaarbare reden een onbehaaglijk gevoel gaf.
Ze zette de auto bij het kleine station, waar sinds kort een tweede traject op was aangesloten, kocht bij de automaat een retourtje en haalde op het nippertje de trein van negen uur naar Marylebone. De trein was niet vol en ze vond een plaatsje bij het raam zonder dat er iemand naast of tegenover haar kwam zitten. Ze zakte onderuit, strekte haar benen en liet haar hoofd tegen de rugleuning rusten. Daarna pakte ze The Independent op.
Vanuit haar ooghoeken zag ze hoe de beminnelijk uitziende man schuin tegenover haar zijn koffertje openmaakte alsof hij naar iets zocht. Maar zelfs vanaf haar plaats kon ze zien dat er behalve een pakje boterhammen en een tube handcrème niets in zat. Ze nam aan dat hij de boterhammen zou pakken, maar het werd de handcrème en met stijgende verbazing keek ze toe hoe hij het dopje eraf haalde, een beetje op zijn handen deed, en vervolgens elke vinger afzonderlijk begon te masseren. Vanaf de onderkant langzaam naar boven, naar de nagelriemen en de taps toelopende nagels. Inmiddels zaten ook andere mensen met grote ogen toe te kijken, maar de man werd volkomen geobsedeerd door zijn bezigheden en leek daar niets van te merken of zich er gewoon niets van aan te trekken. Met zijn hoofd gebogen en in opperste concentratie deed hij nog een beetje crème op zijn handen en bleef ze liefdevol masseren.
Toen keek een van de mensen die naar hem hadden zitten kijken om en Frankie voelde een schok door haar lichaam gaan. Maar ze kon alleen het profiel van de passagier zien en als ze zekerheid wilde hebben moest hij zich nog iets verder omdraaien.
Toe maar, moedigde ze hem zwijgend aan.
Op hetzelfde moment draaide hij zich om en pakte een boek uit zijn weekendtas, waardoor ze kon zien dat hij het echt was. Meteen daarna kruisten hun blikken elkaar en ze dacht dat hij even verbaasd was, alsof hij haar niet direct herkende. Maar toen flitsten de witte tanden op in de glimlach die ze zich nog zo goed herinnerde en hij pakte zijn weekendtas en zijn boek op om bij haar te komen zitten.
“Hé, dat is een verrassing,” zei Kareem terwijl hij zich bukte om haar aan te kijken.
En omdat ze ineens niet meer wist wat ze moest zeggen begon ze te stamelen. “Wat doe jij…Hoe kom jij…”
“Ik was op bezoek bij mijn ouders. Die wonen in Birmingham. Ik ga vrij vaak naar hen toe. En deze treinverbinding is perfect.”
“Ja, hè? Wil je misschien…” Ze knikte naar de lege plek naast haar. Hij knikte, ging naast haar zitten en zette de weekendtas bij zijn voeten.
Hij bekeek haar van top tot teen. Haar korte zomerjurkje, haar gebruinde benen, de teensandaaltjes en de korte pony.
“Ik had je bijna niet herkend. Je ziet er heel anders uit,” zei hij.
In gedachten zag ze ineens welke indruk ze de laatste keer dat ze elkaar ontmoet hadden op hem gemaakt moest hebben: stijf van de spanning, prikkelbaar. En waarschijnlijk onbeschoft.
“Hoezo? In mijn voordeel of in mijn nadeel?” informeerde ze luchtig.
Hij hield zijn hoofd schuin alsof hij daar diep over na moest denken.
“In je voordeel,” zei hij. “Hoewel ik best weet dat dat dubbel kan klinken, dus laten we het er maar op houden dat je er altijd al prima uitzag, alleen anders.”
“De eeuwige advocaat, die zich te allen tijde indekt,” zei ze glimlachend, nu de eerste schok van herkenning voorbij was.
“Ik weet het. Eeuwig verdoemd, hè?”
Hij trok zijn mondhoeken met zijn vingers omlaag en ze schoot in de lach.
En zij mocht er dan anders uitzien, maar hetzelfde gold voor hem. De toga en het nette pak met de stropdas hadden plaatsgemaakt voor een spijkerbroek en een fris gestreept overhemd met opgerolde mouwen. En onwillekeurig viel haar op dat hij precies de juiste hoeveelheid haar op zijn armen had.
“Mag ik misschien vragen waarom je juist deze trein hebt genomen, Frankie?”
“Ja hoor,” zei ze terwijl ze hem ondeugend aankeek. “Eerlijk gezegd wonen Bonnie en ik momenteel bij mijn vader in Oxfordshire. In ieder geval tot ik andere plannen kan maken. Ik ga op bezoek bij mijn onderhuurder, die samen met zijn partner voorlopig mijn huis heeft gehuurd.”
Ze begreep instinctief dat hij te beleefd was om verder te vragen.
De trein reed het station van Princes Risborough binnen en ze keken naar de man met de handcrème die zijn tube weer in het koffertje deed en opstond. Toen de trein stopte, drukte hij op de knop waarmee de deuren bediend werden.
“Raar hoor,” zei ze terwijl ze hem nakeek. “Doodeng. Ik bedoel maar, de manier waarop hij zijn handen zat te masseren deed toch bijna seksueel aan?”
“Misschien is ‘masseren’ wel het woord waar alles om draait. Hij kan best masseur zijn, of osteopaat of zo,” zei Kareem.
“Nee, beslist een wurgmoordenaar.”
“Het een sluit het ander niet uit.”
“Dat is waar. Maar ik vond ook dat hij een echt mediamannetje was. Met dat vierkante sikje.”
“Mij leek hij eerder van de geheime dienst.”
“De geheime dienst in Princes Risborough!” riep ze uit.
“Ideaal toch?” zei Kareem met een uitgestreken gezicht. “Niemand heeft ooit van die plaats gehoord.”
“Maar hoe zit het dan met dat lege koffertje?”
Ze kwamen om beurten met allerlei theorieën, waarvan de een nog maller was dan de andere, tot ze slap lagen van het lachen.
Reclameborden en met graffiti volgekalkte schuttingen flitsten voorbij. Het landschap was vergeven van pakhuizen, torenflats en kantoorgebouwen. Het rare zenuwachtige gevoel dat ze eerder had gehad stak de kop weer op.
Ze waren bijna bij Marylebone en in gedachten repeteerde ze de manier waarop ze afscheid zou nemen van Kareem – vriendelijk maar nonchalant, alsof het haar niets kon schelen als ze hem nooit weer zou zien – toen hij haar een beetje benauwd, alsof er een visgraat in zijn keel zat, vroeg: “Zou je ermee instemmen om elkaar binnen niet al te lange tijd weer te zien?”
De beleefd geformuleerde maar verlegen vraag ontlokte haar een glimlach.
“Daar zou ik wel mee kunnen instemmen,” zei ze.
Hij lachte onwillekeurig mee. “Ik klonk wel ontzettend bekakt, hè?”
“Eerder ongewoon dan bekakt.”
“Goeie genade.” Hij sloeg zijn ogen ten hemel.
Ze schreef haar telefoonnummer en haar e-mailadres op en lette goed op dat de 9 en de 1 niet abusievelijk als een 4 of een 7 konden worden gelezen. Maar hij las alles hardop voor, om te controleren of hij het goed had. En dat zou hij vast niet gedaan hebben als hij niet echt van plan was om weer contact met haar op te nemen, hè? Daarna kreeg ze ook zijn telefoonnummer en e-mailadres, al had ze nog steeds het kaartje dat hij haar bij hun eerste ontmoeting had gegeven. Hoe vaak had ze daar niet mee zitten spelen terwijl ze zich afvroeg of ze hem op zijn zakenadres zou bellen? Maar dat had ze nooit gedurfd.
Ze namen afscheid van elkaar op het station – waar zij de ondergrondse naar Kilburn wilde nemen – en hij kuste haar op haar wang en zei dat hij haar gauw zou bellen.
Ze vroeg zich af hoe snel gauw zou zijn.
Al die bekende plekjes.
Fruitstalletjes, winkelketens, arbeiderscafés en delicatessenzaken. Drukke trottoirs. Honden die in een drafje op weg waren naar het park of naar de slager. Katten die vanaf muurtjes hoogmoedig zaten toe te kijken hoe de rest van de wereld voorbij kwam. Slonzige winkels, Ierse kroegjes, kleurige sari’s, duivenpoep op zonneschermen die het kostelijke zonlicht tegenhielden…En door de openstaande ramen van de flat boven de boekwinkel sijpelde het prachtige gejammer van de viool en kon ze het blonde hoofd van de violiste zien.
Het onrustige gevoel in haar maag werd sterker. Eindelijk begreep ze waardoor het werd veroorzaakt. Ze was bang dat de charmes van Londen haar weer in de greep zouden krijgen en dat ze zou worden verleid om zich weer in het gewoel van de Grote Stad te storten.
Nu liep ze ineens in haar eigen straat. Smerige ramen overgoten met zonlicht. Gore vitrage. Een oude BMW met de motorkap open en daaronder de gebogen gestalte van een man. De stank van diesel. Ergens tussen de rode stenen muren een glimp van wasgoed aan de lijn. De jonge boompjes vol in het blad, triomferend over pies en peuken.
Boven haar voordeur hing een mand met rode geraniums aan een haak. Een wonder dat die niet gejat was.
Stephan en Josef begroetten haar alsof ze te gast was in haar eigen huis.
Kussen. Overdreven knuffels.
“God, wat raar om terug te zijn,” zei ze en voelde zich een indringster toen ze even ronddwaalde en allerlei kleine en grote veranderingen zag. Hun boeken, hun kussens, hun foto’s, kruisbeeldjes en schilderijen…Ze hadden toestemming gevraagd om de deur naar de keuken eruit te halen, waardoor die nu echt deel uitmaakte van de woonkamer, en om het donkere hout van de kasten crème te schilderen en er andere knoppen op te zetten. Daardoor leek alles ineens veel ruimer. Toen ze naar boven liep om naar het toilet te gaan wierp ze een snelle blik in haar eigen kamer: een oranje met bruine sprei in plaats van haar deken van kunstbont (en ze keek automatisch om zich heen of ze Loopy zag, voordat de waarheid tot haar doordrong). Een draagbare tv. Overal mannenkleren. Stephan gebruikte Josefs oude kamer als kantoor. Bonnies slaapkamer was opslagruimte geworden. Ze hadden zich het huis echt toegeëigend. En overal hun stempel op gedrukt.
Toen ze weer beneden kwam, hadden ze echte koffie gemaakt met hun nieuwe espressoapparaat. Stephan schonk drie kopjes in die Josef netjes op de schoteltjes zette. Ze vond de manier waarop ze alles samen deden en haar probeerden te verwennen echt lief. De kopjes en schoteltjes waren nieuw – met een oosters motiefje – maar het dienblad was van haar. Stephan zette er nog een schaal met Poolse roomtoffees – Krowki – naast en daarna droeg Josef alles naar de tuin. Tot haar genoegen zag ze dat haar laurierboom het uitstekend deed.
“En hoe doe je het nu?” informeerde hij.
En omdat ze hem al zo lang niet meer had gezien en de aard van hun relatie logischerwijze veranderd was en omdat Stephan haar zo stralend zat aan te kijken en zijn hand over die van Josef had gelegd, zou het niet aardig van haar zijn geweest om zijn taalgebruik te corrigeren. Onwillekeurig verlangde ze toch een beetje terug naar alles wat ze hadden gedeeld en wat nooit terug zou komen, omdat de omstandigheden waren veranderd.
“Alles is goed met me,” zei ze.
“Graziella zei dat ik je de groeten moest doen toen ik vertelde dat je zou komen. Ze wil je graag zien, maar moest naar haar dochter.”
“Jammer. Ik had haar ook graag willen zien…Maar vertel me eerst maar eens alles over jullie zelf. Alle nieuwtjes. Jullie lijken allebei echt je plekje te hebben gevonden…”
Ze praatten over zijn nieuwe baan en die van Stephan. Ze vertelde hen alles over haarzelf en Bonnie. Stephan deed nauwelijks zijn mond open. Hij zat alleen maar te lachen en bleef constant naar zijn vriend kijken. Ze had nooit eerder twee mensen ontmoet die zo in elkaar opgingen.
Haar huis, maar toch weer niet.
En had het verkeer altijd zoveel lawaai gemaakt? Een niet aflatende herrie op de achtergrond. Klonken er altijd zoveel sirenes?
Ze kon haar tranen nauwelijks inhouden.
En bleef maar van de Krowki eten.
Het was net alsof ze hier nooit had gewoond.
“Het was echt fantastisch om jullie weer te zien,” zei ze een uurtje of zo later, terwijl ze opstond van haar stoel. Ze deed haar best om een ontspannen indruk te maken en niet te laten merken dat ze ernaar snakte om weg te gaan. “Ik kom vast gauw weer langs. En ik zal jullie op de hoogte houden van mijn plannen. Zodra ik zelf weet wat ik wil.”
Weer knuffels. En hoewel ze het echt spijtig vond om afscheid te nemen was ze blij dat ze weg kon.
Ze was vroeg, dus in plaats van de bus of de ondergrondse te nemen, liep ze naar de brasserie op St. Christopher’s Place waar ze met Tom had afgesproken. Het hele West End was naar buiten gekomen en cafés en bars hadden beslag gelegd op de trottoirs waardoor ze af en toe in de goot moest stappen om langs allerlei tafeltjes en benen te kunnen lopen. De geur van latte en flensjes. Meisjes in minieme topjes. Mensen die elkaar in de gaten hielden met passieve blikken die niets zagen en alles tolereerden.
Anonimiteit.
En dat was nou precies wat ze zo fijn had gevonden aan wonen in de stad. Het had haar een geruststellend gevoel gegeven om op te gaan in de massa. In Londen kon je doen en laten wat je wilde. Maar nu voelde ze zich juist geïntimideerd door alles wat haar aanvankelijk had aangetrokken en daardoor raakte ze een beetje ontheemd.
Ze vond een vrij tafeltje dat net door een kelner werd schoongemaakt. Nog even een laatste aanval met de spuitbus en een doekje en ineens zag ze haar eigen gezicht samen met dat van hem. Ondersteboven. Ze bestelde een flesje water met bubbels bij hem, duwde haar zonnebril omhoog en ging aan Kareem zitten denken.
Haar aanvankelijke enthousiasme was al getemperd, ongeveer zoals het volume van een cd-speler teruggedraaid kon worden, en haar praktische instelling kwam weer bovendrijven. Ze prentte zichzelf in dat er weliswaar duidelijk sprake was van een wederzijdse aantrekkingskracht, maar dat de verschillen tussen hun manier van leven, hun persoonlijkheid, hun doelstellingen (en wat zijn die van jou dan wel, Frankie?) veel te groot waren voor iets anders dan een kortstondig avontuurtje. Misschien had er voor die andere Frankie wel een relatie in gezeten, want die was niet alleen succesvol geweest maar had er ook niet over geaarzeld om alleen een bar in te lopen en ze had zich nooit laten intimideren door drukke straten vol lawaai.
Ik ben heel anders dan Nuala, dacht ze. Ik heb geen relatie met een man nodig om me fijn te voelen.
En kijk eens naar alle ellende die Nuala zich op de hals haalde. En dan had ze het nog niet eens over Liam.
Enfin, tikte ze zichzelf op de vingers, het waren toch allemaal maar luchtkastelen. Misschien belde Kareem niet eens.
Met die gedachte zette ze haar gemijmer van zich af en voelde ze zich al bij voorbaat teleurgesteld.
Iemand kietelde haar in haar nek en ze draaide zich met een ruk om.
“Sjonge, m-moet je jou zien,” zei Tom terwijl hij zijn blonde wenkbrauwen optrok.
Ze schoot in de lach en stond op om hem een kus te geven. Hij leek nog jonger in zijn legerbroek en een T-shirt met het opschrift STAP OP DE FIETS. Zijn armen waren mager en meisjesachtig en hij had zijn aluminium laptopkoffer bij zich. Ze moest ineens weer denken aan de dag waarop hij dat ding had gekocht. Hij was er zo blij mee geweest dat hij er in het hele kantoor mee had lopen pronken. Nu zat het vol donkere krassen en er zat een dot rode verf op die deed denken aan een clownsneus.
Ze begonnen meteen te kletsen – er was zoveel in te halen – maar dezelfde kelner bleef maar veelbetekenend om hen heen dralen.
“M-misschien kunnen we maar beter de m-menukaart inkijken,” stelde Tom voor. “Ik denk dat iedereen bij dit weer gewoon lekker blijft zitten en dat hij daardoor minder fooien opstrijkt.”
“Hè, wat zielig,” zei Frankie, maar ze pakte toch een van de twee menu’s die tussen de zout- en pepervaatjes waren gepropt. Hij pakte de andere kaart.
“O, tussen twee haakjes, de lunch is voor mijn rekening,” zei hij tegen haar.
“O, nee, dat kan ik niet accepteren,” protesteerde ze.
“Jazeker wel.”
Ze slaakte een diepe zucht en tuitte haar lippen.
De kelner kwam op hen af snellen. Nadat ze het menu had doorgekeken koos ze voor een salade met tomaat, avocado en mozzarella met deegballetjes. “En een glas Pino Griggio, alstublieft,” zei ze.
Tom bestelde linguini. En een flesje appelsap.
“Dan moet je me in ieder geval voor mijn eigen wijn laten betalen,” zei ze toen de kelner weer weggehold was. “Die had ik nooit besteld als ik had geweten dat jij niets dronk.”
“Doe niet zo maf. Dat heeft er niets mee te maken. Trouwens, ik drink nooit tijdens de lunch, daar word ik alleen maar slaperig van. Ik ben echt een hopeloos geval, ik weet het.”
Nu hij een paar minuten bij haar had gezeten en weer aan haar gewend was geraakt stotterde hij ook niet meer.
“Nee, dat ben je helemaal niet,” zei ze. “Het is heel gewoon. O, tussen twee haakjes, ik rook ook nog maar half.”
“Hoe bedoel je?”
“Ik rook nog maar de helft van wat ik vroeger rookte.”
“O, ik snap het. Nou ja, het is een begin, veronderstel ik.”
“Wat bedoel je met ‘veronderstel ik’? Het is gewoon fantastisch!”
Hij schoot in de lach. “Nou vooruit dan maar, het is fantastisch.”
“Laat maar zitten. Wat was nou dat geweldige idee van jou? Dat zou ik heel graag willen weten.”
Tom legde zijn handen op zijn dijen, met de duimen aan de binnenkant. “Ik ga voor mezelf beginnen, Frankie,” zei hij met een trillende stem. “Ik heb vrijdag ontslag genomen.”
“Maar dat is gewoon geweldig!” zei ze, in de hoop dat ze enthousiast genoeg klonk omdat ze hem geen domper wilde bezorgen. Want eigenlijk had ze haar twijfels over dat plan, gezien het onzekere financiële klimaat.
“Ja, ik weet het. Maar het wordt geen echte advocatenpraktijk. Ik ga een soort inloopkantoor openen. Voor testamenten, het bijleggen van geschillen, juridische adviezen, dat soort dingen. En zonder dat de cliënten van die exorbitante gages moeten betalen. Bovendien heb ik een perfect adresje gevonden. Aan de achterkant zit een tweekamerflatje en het heeft een gezamenlijke ingang met een broodjeswinkel, zodat iedereen ziet waar ik zit als ze naar die winkel gaan.” Na die spraakwaterval hield hij even in.
“Lieve hemel, je bent wel bezig geweest.”
“Ja hè? Als een idioot. En je raadt echt nooit waar het is.”
“Nee,” gaf ze toe. Hoewel ze het eigenlijk wel kon raden uit de manier waarop hij dat zei. En ze wist ook precies waar hij naartoe wilde.
“In Kilburn!” kraaide hij en klapte in zijn handen, zodat het stel dat naast hen zat ineens omkeek.
“Hoe is het mogelijk!”
“Ja hè? Dus natuurlijk moest ik meteen aan jou denken. Nou ja, dat was eigenlijk vanaf het begin al zo. Ik had de ruimte nog niet gevonden toen ik je die eerste e-mail stuurde. Maar het lijkt echt alsof het voorbestemd is.”
“Ja.”
Hij bleef constant pauzes inlassen om haar enthousiast aan te kijken en om net te doen alsof ze gretig zat te luisteren schoof ze iets naar voren op haar stoel en leunde met haar ellebogen op tafel, aan weerszijden van het bord met eten dat inmiddels voor haar was neergezet.
“En ik ben ook van plan om huwelijksbemiddeling aan te bieden. Ik ken iemand die dat doet en die graag met me wil samenwerken. Maar ik dacht…”
Het was zover.
“Nou ja, ik hoopte…dat jij m-misschien…Ik bedoel, m-mis-schien zou j-jij als juridisch medewerker advies kunnen geven op het gebied van scheidingen en huwelijkswetgeving…Wat vind je daarvan?” Hij nam een hap van een vork vol linguini, waarvan het meeste weer terugglibberde naar zijn bord, waardoor hij maar een paar sliertjes binnenkreeg. Daarna veegde hij met een papieren servetje over zijn vettige lippen.
“Het lijkt me een bijzonder interessant plan,” zei ze voorzichtig. En ondanks bepaalde bedenkingen meende ze dat echt. “Dat je meteen ook woonruimte hebt, is echt geweldig.”
“Fantastisch, hè? Maar je hebt het nog niet over jezelf gehad. W-wat denk…”
“Ik heb geen geld om er in te stappen, Tom.”
“Dat maakt niet uit. Je zou toch gewoon salaris krijgen.”
“Maar dat kun je je toch niet veroorloven? Zeker niet in het begin.”
Ze had de indruk dat hij nog niet over de details had nagedacht en zich gewoon door zijn enthousiasme had laten meeslepen.
“Jawel hoor. De flat waarin ik nu zit, brengt veel meer op. Ik heb alles echt goed overwogen.”
En dat leek ook logisch, als je naging hoe voorzichtig en precies hij van nature was. Daar had ze niet aan mogen twijfelen. Ze kon aan zijn gezicht zien dat ze hem gekwetst had.
“Jemig, dat klonk helemaal niet aardig,” zei ze verontschuldigend. “Het was niet mijn bedoeling…maar luister, het is echt een heel interessant voorstel en ik ben bijzonder gevleid dat je aan mij hebt gedacht. Maar ik wil wel graag van tevoren weten of…Ben je afhankelijk van het feit of ik wel of niet mee wil doen?”
“Nee. Maar het lijkt me duidelijk dat ik jou er graag bij wil hebben. Ik ken nog een ander meisje dat het wel zou willen doen als jij niet wilt. Ik dacht alleen…ach, laat maar.” Toen hij achterover leunde, stond zijn gezicht strak.
Ze vond het echt naar dat ze hem teleurgesteld had. En heel vervelend dat hij er nu ineens zo verloren bijzat in tegenstelling tot een paar momenten geleden. Het onderlinge onbegrip dat ineens de kop op had gestoken was afschuwelijk.
Ze begon met een schijfje avocado te spelen. “Je hebt me echt overvallen, Tom. Ik had geen moment verwacht…luister, mag ik er eerst eens een nachtje over slapen? Mijn leven is zo…” Ze maakte haar zin niet af en schokschouderde.
“Ik begrijp het.” Hij leek een beetje vertederd, hoewel hij er nog steeds uitzag alsof zijn wereld ingestort was. Kennelijk had hij echt gedacht dat ze het aanbod met twee handen zou aangrijpen. En dat zou ze ook gedaan hebben.
Maar.
∗
Ze ging met de trein van halfdrie terug. Ze had geen zin om langer in Londen te blijven hangen, hoewel ze dat aanvankelijk wel van plan was geweest. Om naar de Royal Academy te gaan, of naar de National Gallery.
Ze legde haar hoofd tegen de leuning van de stoel en voelde hoe de spanning uit haar wegsijpelde. Toen ging haar mobiele telefoon en ze moest even in haar tas graven voordat ze het apparaat vond. Ze was net op tijd om te voorkomen dat haar voicemail werd ingeschakeld.
“Spreek ik met Frankie?” informeerde een stem die ze wel kende maar die ze niet meteen thuis kon brengen.
“Ja, dat klopt,” zei ze.
“Met Anne. Anne Erzerum.”
“O hoi! Wat een fijne verrassing,” zei ze hartelijk, terwijl ze iets gemakkelijker ging zitten.
“Heb je even tijd om met me te praten?” vroeg Anne.
“Ja hoor, ik zit in de trein.”
“O, neem me niet kwalijk. Ik wil je niet lastigvallen, maar je hebt me zelf dit nummer gegeven en je zei dat als ik ooit…”
“Je hoeft je niet te verontschuldigen,” onderbrak ze haar. “Hoe kon je dat nou weten?”
Dat herinnerde ze zich nog goed van Anne: dat ze zich constant verontschuldigde zonder dat daar reden voor was. Alsof ze altijd bang was om een lastpak te zijn. Een vrouw van wie iedereen altijd misbruik zou maken.
“Hoe gaat het met jóü?” vroeg Anne. “Ik schrok me een ongeluk toen je me belde om te vertellen wat er was gebeurd.”
“Sindsdien gaat het een stuk beter met me,” zei ze. “En met jou?”
“Ik heb mijn kinderen terug, Frankie.” Haar stem trilde van blijdschap.
Ze vertelde dat ze precies had gedaan wat Frankie haar had aangeraden door aan de vrienden van haar kinderen te vragen of ze hun wilden schrijven. Vervolgens hadden ze ontdekt dat een brief van hun moeder niet aan hen was doorgegeven. Daar was ruzie van gekomen, waarna ze door hun grootmoeder in de badkamer waren opgesloten. Toen ze er weer uit mochten, had de jongen haar in het bijzijn van hun vader in het Turks uitgescholden en die had hem een klap in zijn gezicht gegeven…
“En dat was de druppel die de emmer deed overlopen. Daarna is het kennelijk allemaal uit de hand gelopen,” zei Anne. “Daar kwam nog bij dat mijn ex een nieuwe relatie was begonnen met een vrouw die helemaal geen zin had om de zorg voor een stel buitenlandse krengen op zich te nemen en voordat we wisten wat er gebeurde, zaten ze in het vliegtuig terug naar Engeland.”
“Maar dat is echt geweldig nieuws!”
“Ik moet wel bekennen dat het allemaal niet meevalt, Frankie. We moeten elkaar weer helemaal opnieuw leren kennen. Zij zijn veranderd en hetzelfde geldt voor mij. Ze zijn boos op me. Maar ze zijn weer terug en we zullen het best redden. Vast wel.”
“Ja natuurlijk.”
“Ik wilde alleen maar dat jij het ook wist.”
“Dat is ontzettend lief van je.”
“En ik moet je bedanken.”
“Dat hoeft helemaal niet. Ik heb niets gedaan…”
“Wel waar, Frankie. Je zult nooit begrijpen hoeveel je voor me hebt gedaan…”
Nadat ze de verbinding hadden verbroken, zat ze over het gesprek na te denken. Ze had iets belangrijks gedaan, ze had iemand geholpen. Dat was zo’n fijn idee dat ze vanbinnen helemaal gelukkig werd. Het was een volslagen altruïstisch gevoel waarin ze zich genoeglijk kon rondwentelen. Ja, dacht ze, ze was écht een goede advocaat. Dat kon niemand haar afpakken. Haar vakmanschap was nooit in twijfel getrokken, alleen haar karakter.
Maar daardoor raakte ze geestelijk wel weer het spoor bijster. Ze had gedacht dat ze precies wist wat ze met haar leven wilde doen, maar ineens begon ze weer te twijfelen.
Heen en weer wiegend op het ritme van de trein, op het ritme van haar gedachten. Langs dorpjes en door het vlakke groene land. Heen en weer geslingerd tussen voornemens die als de golven van de zee naar haar toe rolden. Wat betekende het meest voor haar? Waar zou ze de meeste bevrediging in vinden?
En, en, en.
∗
Er was niemand te zien toen ze thuiskwam. Alleen de kat. Hij lag opgekruld op het plekje dat hij voor zichzelf had opgeëist, onder het bureau waar de pijpen van de verwarming onder de vloer van de woonkamer door liepen. Zijn staart zwiepte toen ze hem aaide. Ze liep door naar de keuken en pakte de brief op die opvallend tegen de fluitketel was gezet. Haar naam stond op de envelop getypt. Ze wist meteen waar het om ging, nog voordat ze naar de afzender had gekeken.
Zonder de brief open te maken liep ze de tuin in en voelde heel even de paniek opwellen toen ze niemand zag. Maar toen viel haar oog op een flits van oranje in de moestuin. Daar zaten ze allebei, op hun knieën onder de wigwam-achtige steunen van haar vaders boontjes.
Ze liep er rustig naartoe, zonder dat ze iets in de gaten hadden. Ze hadden allebei een schepje in de hand en Bonnie, in haar oranje zonnejurkje en met rubberlaarzen aan, zat de aarde glad te strijken. Haar vlechtjes vielen als een stel hoorntjes naar voren. Haar vader droeg zijn oude bretels om zijn tuinbroek op te houden. Zijn dunne haar was nat van het zweet en zat samen met wat korreltjes aarde op zijn schedel vastgeplakt.
“…En wat gaan we nu doen?” vroeg hij met tedere stem.
En Bonnies hoge stemmetje antwoordde: “We gaan de zaad-jes wa-ter geven.”
“Grote meid.”
Toen keken ze op en zagen haar staan.
“Daar is mam-mie!”
Ze holde naar Frankie toe.
“Hallo, engeltje. Heb je een fijne dag gehad?”
“We waren…we waren…”
Kleine, met aarde besmeurde vingertjes trokken haar mee naar de moestuin.
Haar vader kwam wat langzamer overeind en drukte zijn gebalde hand tegen een onwillige spier in zijn rug terwijl hij naar haar toe liep. Zijn gezicht straalde van genoegen. De zon had het donkerbruin gebrand en zijn ogen staken daar zo bij af dat ze doorzichtig leken. Diepe rimpels plooiden eromheen.
“Wat ben je al vroeg terug,” zei hij.
“Ja. Maar het was ook erg warm en klef in Londen.”
“Is alles goed gegaan?”
“Ja hoor, prima.”
“Er is een brief voor je. Ik heb hem tegen de ketel gezet.”
“Ik heb het gezien. Bedankt.”
Hij beet op zijn lippen en streek over zijn haar. Er viel een takje uit.
“Was het waar je op zat te wachten? Je weet wel…”
“Ja.”
Ze vond dat hij er een beetje bezorgd uitzag en ineens besefte ze dat hij bang was dat ze na de zitting van de tuchtraad weer terug zouden gaan naar Londen.
En dan zou hij weer alleen zijn.
“Ik heb die brief nog niet opengemaakt, pap.”
“O,” zei hij. “Afijn.”
“Wil je nou mijn tuintje zien?” vroeg Bonnie.
“Ja, bijzonder kind van me.”
Ze kreeg een rondleiding langs de radijsjes, de worteltjes en de sla. Elk perkje was met touw afgezet en voorzien van etiketjes die als papieren mutsjes op hun bamboestokjes zaten.
“Ik heb opa gehol-pen die te maken. En nu moet ik ze wa-ter geven.”
Ze keken toe hoe ze de gieter bij de buitenkraan vulde en ermee naar de moestuin liep, waar ze alle nette zwarte regeltjes met een dun straaltje begoot.
“We hebben een fijne dag gehad,” zei hij, terwijl hij zijn bretels losmaakte.
“Daar ben ik echt blij om.”
“En ik heb een nieuwe klant. Hij heeft twee merries. Een daarvan heeft hoefkatrol. Maar nog in het beginstadium en ze krijgt Warfarin.”
“Ik dacht dat dat rattengif was.”
“Dat is ook zo. Maar het werkt bloedverdunnend en wordt ook als medicijn tegen hartafwijkingen gebruikt. Bovendien blijkt het te helpen tegen hoefbevangenheid zolang dat nog in het beginstadium is. Daardoor vloeit het bloed gemakkelijker naar de voet en wordt de afbraak van kraakbeenweefsel tegengehouden. Maar goed, ik heb nog niets toe durven zeggen voordat ik met jou had gesproken. Ik heb voorlopig een afspraak met hem gemaakt voor komende vrijdag. Als jij dat tenminste goed vindt.”
“Ja, natuurlijk.”
“Dan ga ik hem nu maar terugbellen.”
∗
‘s-Avonds. Ze legde haar dochter in de hangmat en las haar voor. Maakte de brief open.
Belde Tom.
Liep naar haar vader die op het terras zat. Hij zat in een van de twee metalen stoelen met Wally aan zijn voeten naar de zonsondergang te kijken.
“Morgen gaat het regenen,” zei hij somber.
Ze vroeg niet hoe hij dat kon weten. Ze wist dat zijn somberheid niets met het weer te maken had.
“Pap.”
“Ik weet wat je me gaat vertellen.”
“Ik wil een opleiding tot hoefsmid volgen.”
Hij gaf geen antwoord. Hij zat recht voor zich uit te kijken, naar de zon die achter de rand van het bos verdween. Ze hoorde het gekef van een muntjak.
Ze dacht dat hij niet naar haar had geluisterd.
“Pap, ik wil dat je me als leerling aanneemt. Officieel. Ik bedoel…”
“Die opleiding duurt meer dan vier jaar,” zei hij, nog steeds zonder haar aan te kijken. “Met inbegrip van zo’n slordige twintig weken op school. En je zou examen moeten doen in smidswerk en je officiële diploma moeten halen.”
“Dat weet ik. Ik heb het opgezocht.”
“Dus je blijft definitief hier.”
“Ja. Definitief.”
“Juist,” zei hij.
Het bleef een hele tijd stil.
“Da’s dan mooi.”
Ze hoorde hoe hij iets weg moest slikken voordat hij zijn keel schraapte. Zijn hand kroop naar de hare en pakte die vast.
Ze schoot vol.
Helemaal.
Bijna tenminste.