29

Verval
(Frankie)

Hoi Frankie, hoe gaat het? schreef Tom in zijn e-mail.

Ik heb je al heel lang een e-mail willen sturen, maar er zijn wat dingen tussengekomen en ondertussen verstreek de tijd…Toen ik er eindelijk aan toe was, belde ik je thuis en kreeg van je onderhuurder te horen dat je bij je vader in Oxfordshire was gaan wonen. Ik hoop dat die nieuwe situatie je bevalt. Een paar dagen na de rechtszitting heb ik de kranten doorgeneusd, ook de sensatiebladen, maar er is niets over jouw zaak gepubliceerd. Er zullen wel belangrijkere zaken zijn geweest! Maar ik weet dat je je daar zorgen over maakte.

Heb je al een datum gekregen voor de disciplinaire zitting? Ik weet dat zoiets eeuwig op zich kan laten wachten – zelfs wel tot een jaar toe. Hoe dan ook, ik hoop dat je het niet erg vindt dat ik voor jou in dit opzicht wat onderzoek heb gedaanhoewel het heel goed mogelijk is dat je dat zelf al hebt gedaan. Maar het lijkt me dat de zaken er misschien niet zo beroerd voorstaan als je denkt.

Ik heb de Orde van Advocaten gebeld en met een zeer behulpzame dame gesproken en het heeft er de schijn van dat je nog steeds als meester in de rechten kunt werken.

Hier volgt kort samengevat wat ze me vertelde.

De Disciplinaire Commissie zou jouw zaak zeer ernstig hebben opgevat en je normaal gesproken je bevoegdheid hebben ontnomen, met alle kosten voor jouw rekening, maar, zei ze, het is goed mogelijk dat de Orde (ook al vanwege de strafvermindering gebaseerd op provocatie en het effect daarvan) bovendien rekening zal houden met het feit dat jij de enige kostwinner van je geestelijk gehandicapte dochter bent. Om die reden zou de Orde er misschien toe kunnen worden gebracht je voor een onbepaalde periode of voor een vaste periode te schorsen. Dat laatste zou dan waarschijnlijk tussen de twee en de vijf jaar liggen.

Wat betreft werkopties: tijdens je schorsing (en zelfs als je bevoegdheid je wordt ontnomen) kun je nog altijd solliciteren bij een advocatenkantoor, niet als meester in de rechten maar wel in andere functies, vooropgesteld dat je je toekomstige werkgever op de hoogte brengt van je situatie en ze schriftelijk toestemming hebben gekregen van de Orde van Advocaten om je in dienst te nemen en van je kennis gebruik te maken. Toestemming daarvoor zou voor een dergelijke periode kunnen worden toegewezen onder voorwaarden die ze daarvoor toepasselijk vinden. Je zou een misdrijf plegen als je werk zoekt of aanneemt bij een advocaat die in verband staat met de betreffende praktijk zonder hem te onthullen dat je bent geschorst of uit je beroep bent gezet. Als de schorsing voor een vaste tijd geldt, bijvoorbeeld twee jaar, dan moet je daarna bij de Orde van Advocaten schriftelijk een nieuw certificaat aanvragen voordat je als praktiserend advocaat weer aan het werk kunt, en er kunnen dan condities aan verbonden worden (hoewel ik me niet kan voorstellen welke condities ze op kunnen leggen om te voorkomen dat dit soort gedrag zich nog eens voordoet). Het certificaat zou beslist worden verstrekt, tenzij er na de rechtszitting nieuw wangedrag aan het licht is gekomen. Als je uit het ambt wordt gezet in plaats van te worden geschorst kun je nooit meer als advocaat gaan werken, maar je zou wel als assistente kunnen werken.

En we weten allemaal hoe onschatbaar die zijn en hoeveel ze kunnen verdienen.

Maar dit soort dingen biedt je op dit moment weinig troost en ik kan me voorstellen dat alles nog steeds behoorlijk wreed overkomt.

Wat mezelf betreft: ik heb een plan dat al een tijdje door mijn hoofd spookt en als ik precies weet hoe dat uitpakt, zou ik er graag met je over willen praten. Maar één ding staat vast: ik blijf niet bij een maatschap die zich zo verachtelijk en oneerbaar heeft gedragen en wanneer mijn idee vaste vormen heeft aangenomen zal ik mijn ontslag indienen.

Ik zou het fantastisch vinden om je weer te zien en om, zoals ik al zei, mijn plan met je te bespreken. Misschien over een paar weken in Londen? Of ergens halverwege? Of als je dat beter uitkomt, kan ik ook naar Oxfordshire komen rijden. Ik ben dol op Oxford. Wist je dat ik nog eens bij de Oxford Brookes heb gezeten, dat studentendispuut? Ik vrees dat ik die kakkineuze troep nooit heb weten te verslaan.

Maar ik ben aan het wauwelen.

Pas goed op jezelf.

Tom

Lieve Tom, schreef ze terug.

Heel erg bedankt voor je e-mail, je bent een echte schat…En nee, nog geen bericht over de disciplinaire zitting, maar daar zit ik ook niet met spanning op te wachten. Ik denk dat ik de laatste paar weken alles wat filosofischer ben gaan bekijken.

Het doet me heel wat dat je hebt besloten bij de maatschap weg te gaan, maar ik hoop echt dat het voor jóú het beste is. Doe niet halsoverkop iets waarvan je later spijt zou kunnen krijgen.

Ja, het zou leuk zijn je weer eens te zien en feitelijk was ik al van plan over een paar weken naar Londen te komen, dus misschien kunnen we elkaar dan treffen en kun je me meer over je mysterieuze plannen vertellen. Je hebt me nieuwsgierig gemaakt.

Liefs, Frankie

“Ik kan niet tegen de stank van oude mensen. Ze ruiken altijd naar pis,” zei Karen. Ze drukte met haar knokkels primulaatjes in de grond en voorkwam zo dat haar nagels met de aarde in contact kwamen. Toen ze zich bukte, werd Frankie getrakteerd op een indrukwekkend decolleté.

Ze vormden een ongelijksoortig stel: zijzelf, Karen van negentien, Dave, een tapijtverkoper van middelbare leeftijd, en Owen, een postbode. Niemand wist welk misdrijf de ander had bedreven hoewel er, toen ze wat vrijer met elkaar aan de praat raakten, wel het een en ander kwam bovendrijven.

Het was de derde donderdag en zij hadden tot taak om de postzegeltuintjes van de bejaarden woningen en het gemeentelijk grondgebied wat meer aanzien te geven. Volkstuintjes waren eveneens in het plan opgenomen. Onder leiding van Harry, beroepshovenier, die de leiding had over het project, bedekten ze de aarde met gras en flagstones, legden borders aan en plantten struiken. Harry was een kleine, energieke jongeman met oren als zeilen en een grenzeloos enthousiasme.

“Voel de aarde tussen je vingers door glijden,” had hij die ochtend geschreeuwd. “Geniet ervan vuil te worden,” had hij met gespreide armen jubelend geroepen. “En wanneer je primula’s plant, druk ze dan zachtjes aan zodat je de wortels niet beschadigt. Tederheid. Alle planten reageren op…o goeie genade, wat zijn dat, Karen?”

“Wat?” Ze keek omlaag.

“Die dingen aan het eind van je vingers.”

“Mijn nagels. Dat zijn mijn nagels. Wat had jij dan verdomme gedacht?”

Owen bulderde van het lachen.

“Denk om je taal, Karen,” waarschuwde Fay, de toezichthoudende reclasseringsambtenaar.

Karen schudde het hoofd.

“Ze zijn me nooit eerder opgevallen. Ze kunnen toch niet in een week zo lang zijn geworden?” zei Harry stomverbaasd. “Zijn ze echt?”

“Nee.”

“Dan geeft het niet. Die zullen eraan gaan, ben ik bang.”

“Ik heb ze net pas laten doen. Ik doe ze niet af. Daartoe kun je me niet dwingen.”

“O. Nou, we zullen weleens zien hoe het je ermee vergaat, hè…Oké dan, aan het werk.”

Frankie begon een stuk grond af te graven. Karens krachttermen die haar vanaf het naastgelegen stukje grond bereikten, maakten haar aan het lachen. Ze vond het werk verrassend bevredigend en het verraste haar hoe snel de tijd verstreek. Af en toe keek ze even op haar horloge en zag dan dat er alweer een halfuur was verstreken sinds ze de laatste keer had gekeken. Maar ze had altijd van lichamelijk werk en de buitenlucht gehouden.

Onder het werken viel het haar ineens op dat het gespannen gevoel in haar borst was verdwenen. Door de weken heen was ze daar zo aan gewend geraakt dat ze het bijna niet meer merkte. Pas nu het weg was, besefte ze dat ze zich vanbinnen veel lichter voelde. Wanneer was dat gebeurd? En ze werd ook niet langer geplaagd door de paniekaanvallen die haar vroeger hyperventilerend en nat van het zweet wakker hadden gemaakt. De laatste twee weken had ze ‘s-nachts lang en rustig geslapen en werd ze uitgerust wakker.

Het had er de schijn van dat haar leven weer een zekere mate van stabiliteit had gekregen. Wat alles voor haar extra moeilijk had gemaakt, was dat ze altijd een vrouw was geweest die een bepaald doel nastreefde en daar was inmiddels helemaal geen sprake meer van. En toch, maar dat kwam nu pas bij haar op, maakten de afwezigheid van structuur en het ontbreken van toekomstplannen haar niet langer bang. Af en toe dacht ze nog wel eens aan het opgevangen gesprek en dan werd ze weer net zo kwaad als op de dag dat het was gebeurd, maar met het verstrijken van de tijd ging ze haar oude leven steeds minder missen. En toen haar gedachten als een meerstemmig muziekstuk door haar hoofd zweefden, kwam er ineens één zo duidelijk bovendrijven dat ze ophield met graven en de spade op de grond liet vallen.

Ze herinnerde zich dat ze die dag in de rechtszaal waar haar vonnis zou worden uitgesproken, plotseling was overvallen door een gevoel van desillusie aangaande het juridisch vak. Dat overkwam haar nu weer. En niet voor het eerst.

Een jaar geleden was ze opgetreden voor een alleenstaande moeder die probeerde alimentatie te krijgen voor haar baby die het gevolg was van een eenmalig seksueel contact, en na heel wat trammelant was de zaak voor de rechter gekomen en was er een overeenkomst getroffen. Andrew had haar gefeliciteerd met de wijze waarop ze de zaak had afgehandeld. Maar in plaats van een overwinningsroes had ze een onbehaaglijk gevoel gehad en medelijden met de jonge vader die de komende achttien jaar verplicht zou zijn een kind te onderhouden dat hij nooit had gewild of er ooit naar had verlangd. Bovendien had hij geen inspraak gehad in het besluit het kind ter wereld te laten komen, want hij had pas achteraf te horen gekregen dat hij vader was geworden. Het beeld van het ontstelde gezicht van de jongen was haar altijd bijgebleven. Het is niet eerlijk, had hij geroepen voordat hij in tranen was uitgebarsten.

En inderdaad, het was ook niet eerlijk geweest.

Toen was de ontnuchtering begonnen. Morele vragen die haar kwelden en zich vermenigvuldigden. Aanvankelijk onderdrukt, omdat ze ongelegen kwamen.

En terwijl ze de spade weer oppakte en de zware grond met hernieuwd vuur begon om te spitten vond ze dat het, als je er even bij stilstond, toch raar was om bizarre hoeveelheden geld te verdienen voor het feit dat je je met andermans leven bemoeide. Dat je deed alsof je je erom bekommerde en ondertussen de bal van de tegenpartij terugsloeg om de haat en nijd tussen beide partijen aan te wakkeren terwijl jij probeerde intieme details boven water te krijgen: een voorliefde voor een bepaald standje, het onvermogen van een vrouw om een orgasme te krijgen, de impotentie van een man, zijn gefluit onder het piesen, het feit dat zij in haar slaap winden liet.

Restanten van relaties die eruit werden gegooid.

En dan waren er normale, fatsoenlijke mensen als Anne voor wie je helemaal niets kon doen.

Hij had gelijk. Pap had gelijk. Ik ben veranderd.

Ze hadden bijna vier uur gewerkt toen, typisch voor april, de lucht zwart werd en het zonder enige waarschuwing begon te hagelen.

“Au verdomme,” riep Dave uit toen een korrel ter grootte van een fikse pinda langs zijn wang scheerde.

Ze renden naar binnen en wachtten in de deuropening van de receptie tot het zou ophouden, of in ieder geval zou afnemen. Vanuit de keuken bereikten hen kookgeurtjes. Tomatensoep uit blik. Stoofpot. Frankie werd er misselijk van.

“Ik ga zo overgeven.” Karen deed alsof ze twee vingers in haar keel stak.

“Op een dag zul jij ook oud zijn, Karen, hoe onwaarschijnlijk dat nu ook mag lijken,” zei Fay.

“O nee. Ik breng mezelf om zeep wanneer ik vijftig ben.”

“Ik ben vijftig.” Dave wachtte af of iemand ervan op zou kijken.

“Nou, dat bewijst Karens standpunt,” zei Owen.

“Gossamme, jij hebt wel lef om zoiets te zeggen. Moet je die buik van jou eens bekijken. Ik dacht dat je een hartaanval zou krijgen toen we die stenen versleepten.”

“Dit is vervelend.” Karen gaapte met veel misbaar. “Ik verveel me suf.”

De hagel was in striemende regen overgegaan. Je kon het op het plaveisel horen kletteren. Na tien minuten stak Harry zijn hoofd naar buiten en keek omhoog.

“Oké luitjes,” zei hij. “Het is tien over een. Aangezien er nog maar twintig minuten overblijven en het er niet uitziet alsof het binnenkort zal ophouden, stel ik voor het vandaag voor gezien te houden. Wat vind jij, Fay?”

Op de terugweg ging ze bij de supermarkt langs en probeerde een winkelwagentje te pakken dat zich echter niet van de andere wilde losmaken. Tegelijkertijd worstelde ze ook nog met haar paraplu die binnenstebuiten was geslagen en op dat moment schoot de jongen van de winkelwagentjes haar te hulp. Hij kreeg het met groot gemak los.

“Ze worden aan elkaar gehaakt. U moet de haak losmaken en dan kunt u hem eruit trekken,” zei hij.

Hij had het syndroom van Down en ze bedankte hem iets te nadrukkelijk. Hij grinnikte en liet daarbij grote, onregelmatige tanden zien. Toen viel haar de vrouw op die vlakbij stond.

“Sorry,” begon ze omdat ze dacht dat die ook een klant was, “het was niet mijn bedoeling om…” En toen herkende ze haar. De lerares van haar dochter, Nuala. “O, hoi. Hoe gaat het?”

“Ik wilde dat ik had leren zwemmen.” Nuala stak haar handen uit naar de regen.

“Ja, het is vreselijk, hè? Al is het natuurlijk wel april.” Ze wilde graag af van dat vervelende geklets over het Engelse weer. “Ik wil je nog voor alles bedanken. Bonnie is zo gelukkig. Ze is helemaal vol van de school.”

“Fijn om te horen. Ze is een zonnetje, echt waar. We zijn allemaal gek op haar. Je kunt er gewoon niet aan ontkomen. En dit is mijn zoon, mijn Liam…Liam?” drong ze aan.

Hij strompelde naar haar toe en gaf haar een hand.

“Hoe gaat het met u?”

“Prima en met jou, Liam?”

“Met mij gaat het heel goed.” Ineens drong tot hem door dat hij nog steeds haar hand op en neer schudde en hij liet haar los. “Ik ga weer mijn werk doen,” vertelde hij hen en sjokte weg. Ze zagen hem de wagentjes verzamelen die de mensen links en rechts hadden laten staan. Zijn capuchon was naar achteren gezakt maar hij leek niet te merken dat de regen van zijn pony op zijn neus druppelde.

Nuala lachte even toegeeflijk. “Moet je hem nou zien.”

“Hij houdt kennelijk van zijn werk,” zei Frankie.

“O ja, absoluut. Het is een enorme opluchting, dat kan ik je wel vertellen.”

“Dat geloof ik graag. Weet je, het mag dan nog ver weg lijken, maar ik maak me vaak zorgen over de toekomst…Of Bonnie zich zal redden en of ze in staat zal zijn ooit iets van werk te vinden.”

Nuala dacht hoe anders ze leek dan die keren dat ze haar op school had ontmoet. Zachter.

“Natuurlijk maak je je zorgen. Dat doe ik ook wat Liam betreft. Heel erg. Maar Bonnie is zo’n schatje, die vindt haar plekje vast wel. Dat weet ik zeker. Ze is echt heel intelligent.”

“Dat weet ik, maar toch bedankt…het is alleen maar dat als mij ooit iets zou overkomen…als ik ziek word…wanneer ik oud en afgeleefd ben…wanneer ik dood ga…”

Ze had die angsten nooit aan iemand toevertrouwd, maar er ging zo’n warmte uit van deze vrouw dat je je meteen tot haar aangetrokken voelde.

“Ik weet het.” Nuala haalde zuchtend haar schouders op. Dit waren exact haar eigen zorgen. En zij had geleerd dat elke moeder van een gehandicapt kind, of dat nu geestelijk of lichamelijk was, hetzelfde voelde.

Ze ging op een wat luchtiger toon verder. “Laten we er nu maar niet aan denken…Je raadt het nooit, maar mijn Liam heeft een vriendinnetje. Ik had nooit gedacht dat hij nog eens een vriendinnetje zou krijgen. Ze heeft ook het syndroom van Down. Werkt op de afdeling huisdieren. Ik weet alleen niet of ze hem op dezelfde manier bekijkt. Dus nu maak ik me vanzelfsprekend zorgen dat ze hem pijn zal doen. Gek hè?”

“Dat hoop ik niet…Nuala, kun je echt niet zwemmen?”

“Huh?” De vraag leek nergens op te slaan. Toen herinnerde ze zich haar eerdere opmerking, en begon te lachen. “Nee. Als kind was ik doodsbang wanneer mijn pa de zwembandjes afdeed. Ze hebben mijn geschreeuw tot in Dublin gehoord.”

“Ik zou het je kunnen leren.”

Nuala gooide met een rauwe lach haar hoofd achterover. “O god, het idee alleen al. Zie je het voor je? Ik, een ploeterende zeekoe. Kinderen die in een deuk liggen van het lachen. Ik zou sterven, eerlijk. Nee dank je, ik wil nog een beetje waardigheid overhouden.”

Toen kreeg ze een idee. “Wat zou je ervan zeggen om bij mij een kopje thee te komen drinken als je Bonnie hebt opgehaald?”

“Dat zou ik heel leuk vinden.”

Je kon aan haar gezicht zien dat het haar plezier deed, dacht Nuala. Het was warmer geworden en haar ogen waren opgelicht. Nuala kon zich indenken dat ze niet gemakkelijk vrienden maakte.

“Mooi. Dat is dan afgesproken,” zei ze.

Ze schreef haar adres en telefoonnummer op een lege decemberbladzij die ze uit haar agenda scheurde en gaf die aan Frankie. Ze keek er nu al naar uit deze ongewone vrouw beter te leren kennen. Ze begon te begrijpen dat ze niet afstandelijk was, zoals ze in het begin had gedacht, maar verlegen. Ze had het gevoel dat ze heel wat hadden om over te praten. Ze zou een pakje zandkoekjes kopen. En misschien wat cakejes als extraatje. En aardbeienjam.

Wanneer had ze voor het laatst een vriendin voor de thee op bezoek gehad?

En Frankie dacht: Wanneer ben ik voor het laatst bij iemand op de thee geweest*