Verval
(Daniel)
Nou, zijn leven was zeer beslist veranderd, dacht Daniel terwijl hij over een landweggetje naar de laatste klant van die dag reed. Na rustig op zijn eentje te hebben gewoond moest hij zich nu aanpassen aan een compleet huishouden, inclusief zijn dochter, zijn kleindochter en een chagrijnige kat die de arme oude Wally terroriseerde.
“Maar jullie wennen wel aan elkaar,” zei hij terwijl hij de terriër streelde die op zijn schapenjack naast hem lag.
Het was een opluchting die jongen kwijt te zijn. Hij was blij dat ellendige stuk vreten voor het laatst te hebben gezien. En hij voelde zich veel beter nu ze bij de politie waren geweest. Hij was vanbinnen opgefleurd en deed zijn werk weer met plezier. Zelfs zijn pijntjes waren minder geworden. En dit keer hielden ze hem wel op de hoogte. Ze belden op om te zeggen dat ze het adres hadden bezocht waar die knaap woonde, maar dat hij volgens zijn hospita in Spanje zat, want daar woonde zijn vader kennelijk. Dat had Daniel een beetje dwars gezeten, maar de rechercheur die hij had gesproken had hem verzekerd dat ze het hem meteen zouden laten weten wanneer ze contact met hem hadden gehad. Het zou niet lang meer duren, zei Daniel bij zichzelf, voordat die knul achter de tralies kwam. Daniel was nog nooit zo zeker van iets geweest als van de schuld van zijn ex-leerling.
De hagel en de regen waren opgehouden en laag aan de hemel hing een dubbele regenboog. Hij minderde snelheid en draaide zijn raampje omlaag om die beter te kunnen zien.
“Kijk dat nou, Wally. Moet je zien. Zou de dreumes het niet prachtig vinden om dat te zien? Je reinste tovenarij, hè?”
Hij vond het heerlijk dat ze in de bungalow woonde, zodat hij haar gezichtje elke dag zag. En hij moest toegeven dat het met zijn dochter beter uitpakte dan hij had verwacht. Het was fijn om het huis blinkend schoon te zien en de boterhammen die ze voor zijn lunch inpakte, waren bijna net zo goed als die van Meg. En ook al mopperde hij wel omdat ze geen ander vlees dan kip wilde klaarmaken, ze kon heerlijk koken. Hij kon maar niet begrijpen waarom ze wel kip at en bijvoorbeeld geen lamsvlees. Het meest snakte hij naar Megs gebraden varkensvlees met kaantjes. Braad dan zelf wat lamskoteletten, had ze voorgesteld. Maar daar wilde hij geen moeite voor doen. Nee, dacht hij terwijl hij de lange met bomen afgezette oprit in sloeg, over het geheel genomen had deze verandering in zijn leven meer voordelen dan nadelen.
“Zal ik jou eens iets vertellen? Ik vind het niet erg, helemaal niet,” zei hij tegen de hond die rechtop ging zitten.
Het herenhuis was eigendom van een klant die hij al jaren had, een voormalige jachtmeester die onlangs een nieuw paard had gekocht. Toen Daniel zijn gereedschap uit de bus haalde, kwam hij samen met zijn roodharige setter naar buiten.
“Heb je die jongen niet bij je?”
“Nee, ik ben van hem af. Ik had hem niet nodig.”
“Dat begrijp ik best. Ik kan niet zeggen dat ik hem mocht.”
“Ach ja…Dus je hebt een nieuw paard gekocht?”
“Ja. Wacht maar tot je hem ziet, Daniel.” Hij wreef in zijn handen.
De stal lag binnen in een traditioneel blok van vijf. De eigenaar ging het paard halen. Een minuutje later keek Daniel op en zag hem met het paard het erf op komen.
“Je hebt me niet verteld dat het een Shire was.”
De man fronste zijn voorhoofd. “Dat heb ik wel gezegd, Daniel. Dat moet je je toch nog herinneren…Je zei zelf dat je een speciaal stel hoefijzers voor hem zou maken.”
Ja, nu wist hij het weer. Het was op de donderdag geweest dat hij die aanvaring had gehad met die jongen. ‘s-Avonds. Hij had de afspraak in zijn boek genoteerd maar vergeten de details erbij te zetten. En vervolgens had hij zich die avond een stuk in zijn kraag gezopen.
Hij voelde zich ontzaglijk stom. Zoiets was hem nog nooit overkomen. Hij trok zijn schouders naar achteren. “Ik weet het weer. Er zaten me een paar dingen dwars. Het is een schitterend beest…Morgen, dan maar. Morgen kom ik terug,” beloofde hij, vastbesloten zo zakelijk mogelijk te klinken.
Maar hij kreeg krampen in zijn darmen bij het vooruitzicht. Daniel had in de loop der tijd heel wat Shires van nieuwe hoefijzers voorzien, maar de laatste tijd niet meer. Hij wist uit ervaring dat ze vaak niet al te behulpzaam waren. Nooit vals – het waren echt de spreekwoordelijke goedmoedige reuzen – maar ze hadden de neiging hun hoeven stevig op de grond te planten, alsof het te veel inspanning kostte om ze op te tillen. En god wat waren ze zwaar. Om eerlijk te zijn had hij geen idee hoe hij dat nu nog in zijn eentje klaar moest spelen.
Daniel gooide zijn gereedschap weer in de bus zonder erop te letten waar het terechtkwam.
Onderweg naar huis – een uur eerder dan normaal – verdween zijn goede stemming als sneeuw voor de zon. Zijn zorgen dreigden hem weer te verstikken.
Je hebt het gehad, ouwe lul. Het is werk voor een jonge vent.
En de ellende, de doffe ellende was dat die jongen gelijk had gehad.