Naar de knoppen
(Nuala)
“Waar moet je nu goed aan denken, Liam?”
“Ik moet binnen blijven. Ik mag het fornuis niet aanraken. Ik mag voor niemand de deur opendoen.”
“En wat nog meer?”
“Als ik me ergens zorgen om maak, bel ik jou op je mobiel.”
“En?”
“En als de witte dame komt moet ik haar vertellen dat ze weg moet gaan, want dat ze anders met jou te maken krijgt.”
Nuala lachte en ging op haar tenen staan om hem een knuffel te geven. “Knappe knul. En nu moet ik…”
“En ik mag me geen zorgen maken als je te laat bent omdat je het prettig hebt.”
“Ja. Ja, ik ga nu.”
∗
Jim woonde in een rijtjeshuis, een huurhuis in het chique Jericho in het noorden van Oxford. Een klein stukje lopen vanaf het kanaal, had hij gezegd toen hij haar per e-mail aanwijzingen had gegeven. Ze had het geluk dat ze in Observatory Street kon parkeren, vlak bij de Phoenix-bioscoop, en na een aantal pogingen – ze kon niet inparkeren en begreep nooit wat ze met haar zijspiegels aan moest – was ze erin geslaagd zich in het plekje te wurmen. Ze knipte de binnenverlichting aan, controleerde het beetje dat ze in de achteruitkijkspiegel van zichzelf kon zien, dacht eraan om het lampje weer uit te doen, zocht achterin naar de fles chardonnay die ze in de supermarkt had gekocht en stapte uit. De deur wilde niet op slot, maar ze kon zich niet voorstellen dat iemand de moeite zou nemen om het hoopje oud roest te stelen dat toevallig tussen een Mercedes en een Aston stond geparkeerd.
Nuala stak Walton Street over en sloeg een zijstraat in. De fles was koud en voelde glibberig aan. In haar nervositeit was ze vergeten handschoenen aan te doen. Ze vroeg zich af of ze nog steeds op hem zou vallen. Of hij op haar.
Stond ‘naar bed’ op het programma?
Die angstaanjagende mogelijkheid had haar een groot deel van de afgelopen nacht wakker gehouden.
Haar naakte lijf uitstallen.
Ze belde aan. Wachtte. Hoorde binnen een hond blaffen en dacht dat ze het verkeerde huis had, want voor zover zij wist, had hij geen hond. Ze wilde Jim net gaan bellen toen ze rennende voetstappen hoorde en hem binnen hoorde roepen: “Sorry, sorry, nog even, Nuala…” Ze schoot meteen in de lach. En daar was hij, met in zijn hand de halsband van een gevlekte greyhound. Op het moment dat hij zijn vrije arm om haar heen sloeg, waren haar zorgen op slag verdwenen.
Toen ze veilig binnen was, liet hij de hond los, maar haar niet.
“Jezus, wat fijn om je weer te zien. Je hebt geen idee hoe fijn. O verdorie, nu overdonder ik je weer. Ik heb mezelf nog zo ingeprent dat ik dat niet moest doen. Dat ik je niet meteen na aankomst moest overdonderen.”
“Het geeft niet. Echt niet.” Ze lachte tegen zijn trui aan en sloeg zijn warme frisse geur op in een laatje in haar brein.
“Je bent vroeg en ik was in de keuken. Ik moest iets uit de grill halen voordat het verbrandde, maar ik kon die verrekte theedoek niet vinden. Die dus over mijn schouder bleek te hangen.”
“Arme Jim.”
Geuren van gerechten die stonden te sudderen – knoflook, vlees dat werd gebraden, rozemarijn – dreven door het huis en ze zag hem in haar verbeelding verhit en zenuwachtig in de keuken rondlopen.
Hij hield haar iets van zich af om haar te bekijken en zag hoe vergenoegd ze was.
“Ik kan niet ontkennen dat ik een tikje opgewonden ben, Nuala.” Hij haalde een hand door zijn weerspannige haar.
“Misschien een beetje, Jim. En ik ook, moet ik bekennen.”
“Eerlijk? Echt waar?”
“Absoluut. Ik zal me beter voelen nadat we hebben gepraat. Nadat ik heb uitgelegd waarom ik…”
“Sst.” Hij legde een vinger op haar lippen en hielp haar uit haar jas.
Al die tijd had de greyhound kalmpjes zitten toekijken en toen ze zich bukte om hem te aaien sprong hij op om haar met de poten op haar schouders een lik te geven. Op zijn achterpoten was hij net zo groot als zij.
“Hij is prachtig. Maar ik wist niet dat je een hond had. Ik dacht dat ik bij het verkeerde huis was toen ik hem hoorde blaffen.”
“Nou, ik had ook echt geen hond. Ik heb hem op nieuwjaarsdag gevonden toen hij over Woodstock Road zwierf. Hij had geen halsband om en was duidelijk achtergelaten. Ik heb hem naar de politie gebracht die hem bij een asiel hebben afgeleverd. Daar zeiden ze dat ik hem kon adopteren als hij na een week niet was opgehaald. En moet je hem nou zien. Wie weet waar hij zou zijn beland. Greyhounds worden kennelijk vaak gedumpt. Wanneer ze niet meer kunnen racen hebben ze voor niemand waarde meer.”
Ze vond het heerlijk dat hij zo sentimenteel kon zijn. Een man die zich door zijn gevoelens kon laten leiden.
“Je moet er niet aan denken,” zei ze met haar blik op de glanzende ogen van de hond. Er lag zoveel expressie in, dacht ze.
“Ik weet het. Dus ben ik hem elke dag gaan opzoeken en zo leerden we elkaar kennen. Ik was doodsbang dat iemand hem zou komen opeisen. Maar dat gebeurde niet. Hij heeft een heel goede inborst.”
“Dat zie ik. Hoe heb je hem genoemd?”
“Lucky. Ik weet dat het afgezaagd klinkt, maar…”
“Helemaal niet, het is een perfecte naam. Volgens mij had ik hem ook zo genoemd.”
“Hij is zo aanhankelijk, hij loopt me overal achterna. Zelfs al na een paar dagen. Hoewel ik hem, vrees ik, al wat slechte manieren heb bijgebracht…Hij slaapt op bed…Wat ik hem natuurlijk in uitzonderingssituaties niet zou toestaan.”
Bij die toespeling trok hij zijn wenkbrauwen op. Zijn gezicht vertrok om zijn eigen botte opmerking en hij kneep zijn ogen toe.
“Hoe dan ook, ik laat hem uit op Port Meadow en ik heb een hondenfluitje gekocht. Hij is echt ongelooflijk en komt meteen naar me toe als ik erop blaas, wat hij ook aan het doen is. Je zou eens moeten zien hoe die hond zich kan bewegen. En hij kan heel goed alleen zijn. We hebben een paar ongelukjes gehad, maar hij leert snel. Gelukkig heb ik overal in de flat laminaat liggen. Maar het vloerkleed is inmiddels wel een beetje vies. Ik heb tegen die vent van wie ik dit huis huur gezegd dat ik wel voor een nieuw kleed zal dokken, dus hij zit er niet echt over in…en…Jim, Jim, je praat veel te veel!”
“Dat doe je niet. Ik vind het geweldig wat je hebt gedaan.”
Er lag een deken op de enorme met tweed beklede bank en die was zo verfrommeld dat de hond daar kennelijk ook op had gelegen. In gedachten zag ze die twee ‘s-avonds op de bank, de hond met zijn kop op Jims schoot, en ze glimlachte. Onder de bank lagen een paar afgedragen gympen, een T-shirt, een fototoestel, een archiefdoos en wat losse paperassen en haar lach werd breder toen ze in gedachten zag hoe hij als een gek had geprobeerd om voordat zij kwam alles op te ruimen en uit het zicht te werken.
“Wat is er?” wilde hij met zijn hoofd schuin weten.
“Niets,” zei ze. “Je hebt trouwens een enig huis.” En wees om zich heen in de donkerbruin met crème geverfde zitkamer. Erachter was een eetkamer die iets lager lag en daar was de tafel voor twee personen gedekt, met chic, modern bestek, heel anders dan haar eigen bij elkaar geraapte zooi. Naast een van de borden stond een rode roos en ze wendde zich snel af voordat hij merkte dat ze het had gezien.
“Ik heb echt geluk gehad met dit huis,” zei Jim. “Het is nog maar net opgeknapt. De Victoriaanse haard is origineel. En het beste was dat er genoeg ruimte was voor al mijn boeken en cd’s.”
Ze had nooit eerder zo’n collectie gezien. Die besloeg twee wanden.
“Voor hoe lang heb je het gehuurd?”
“Een halfjaar, wat me de tijd geeft om op zoek te gaan naar een koophuis. Hoewel ik niet verwacht dat het zoiets moois als dit zal worden. Maar wat het ook wordt, het moet groot genoeg zijn voor wanneer de kinderen komen logeren. Al zijn slaapbanken heel handig…Hoor mij nou wauwelen. Ik ga een glas wijn voor je halen. Rood of wit?”
“Wit – dat doet me eraan denken…dit is voor jou.” Ze gaf hem de fles chardonnay die ze op een stoel had gezet.
“Dat was niet nodig.”
“Ik kon niet met lege handen komen. Ik had ook chocolaatjes kunnen kopen, maar die had ik dan allemaal opgegeten…Ik vrees dat het gewone wijn van de supermarkt is.”
“Er gaat niets boven de supermarkt.”
Hij nam haar mee naar een keuken vol intimiderende apparaten en liet haar op een van de barkrukken plaatsnemen. Die waren voor magere billen bestemd, concludeerde ze terwijl ze wat zat te wiebelen om een beetje comfortabel te kunnen zitten. Ze merkte dat de hond Jim overal op de hielen volgde.
“Ongelooflijk, het is net of hij je schaduw is.”
“Ik weet het. Het is heel vleiend.”
“Je kunt kennelijk goed met dieren omgaan.” En met vrouwen, dacht ze.
“Dat arme dier. Hij snakte naar wat genegenheid.”
Hij pakte een fles wijn uit de koelkast en opende de fles tussen zijn knieën met een ouderwetse kurkentrekker. De kurk kwam er met een tevreden klinkend plofje uit (waarom, vroeg ze zich af, klonken sommige geluiden zo aangenaam, terwijl andere je alleen maar ergerden?) en schonk de wijn in. Ze hield haar hand op voordat hij het tweede glas tot aan de rand kon volschenken en hij gaf het met een ‘proost’ aan haar.
“Het eten ruikt heerlijk. Je hebt echt je best gedaan.”
“Ik vind het leuk. Koken. Over twintig minuten is het klaar.”
Toen bukte hij zich en legde zijn hand onder haar kin om haar te kussen. Ze boog haar nek en hij streelde haar hals. Kleine elektrische schokjes zinderden door haar heen.
“Ik ben bang dat ik zo meteen mijn glas laat vallen,” murmelde ze tegen zijn lippen.
“Ik zal me gedragen,” zei hij, terwijl hij een kruk voor zichzelf bij trok.
“Jammer,” zei ze.
Hij bleef een paar seconden naar zijn glas kijken terwijl hij het tussen zijn vingers ronddraaide en ze wist dat hij wachtte tot ze de stilte zou verbreken.
Ze nam een grote slok wijn.
“Jim.”
“Nuala.”
Ze zette haar glas neer en leunde met haar ellebogen op het blad. Haalde diep adem en liet de lucht weer ontsnappen.
“Ik heb tegen je gelogen. Over Liam. Ik…o god Jim. Ik vind het zo erg, maar ik was bang dat je…En dat zou ik best kunnen begrijpen…O hemel…”
De tranen spetterden in het rond alsof haar ogen tuinsproeiers waren.
Hij trok zijn kruk wat dichter naar de hare. “Lieverd, wat…”
“Nee. Niet doen!” Ze tilde haar arm op om hem af te weren. “Ik wil dit verdorie achter de rug hebben…Jim, Liam is geen dertien-en-een-half. Hij is zeventien. Dat zei ik alleen omdat het dan redelijk klinkt dat ik hem niet te lang alleen wil laten. Maar waar het feitelijk om gaat, is dat hij het syndroom van Down heeft. Ik schaam me dat ik die leugen heb verteld, omdat ik eigenlijk heel erg trots op mijn zoon ben. Ik hou intens veel van hem. Het was echt vreselijk van me.”
Ze klonk verdedigend, alsof hij haar om uitleg zou vragen. Toen ze hem eindelijk durfde aankijken maakte het haar van streek dat ze zijn gedachten niet kon lezen. Hij bewoog zich niet en ze ploeterde voort: “Die avond was ik wat later thuis dan ik had beloofd. Liam had met zijn hoofd tegen de muur geslagen. Hij bloedde. Het was verschrikkelijk. Dus besloot ik dat het beter was als ik je niet meer zou zien…”
“Och lieve meid,” viel hij haar in de rede.
Ze zag tot haar verbazing dat zijn ogen vochtig waren.
“Als ik niet zo verdomd had aangedrongen, als ik me niet als een olifant in een porseleinkast had gedragen, was jij nooit gedwongen geweest je anders voor te doen. Dan had je de tijd gehad me leren te vertrouwen…Het probleem was wat ik die avond voor je voelde. Ik wilde geen moment van die kostbare tijd verliezen.”
Nu was het haar beurt om hem te troosten. Uiteindelijk eindigden ze in elkaars armen.
“Zou het niet verstandiger zijn om de oven uit te zetten, Nuala?”
Haar keel kneep samen. Ze knikte.
Via de smalle trap naar boven.
Hitsig als een bronstige merrie. Bang als een maagd.
Ze zag een mannenkamer. Een enorm tweepersoonsbed.
Hij sloeg zijn armen om haar heen en drukte haar tegen zich aan voordat hij haar blouse los knoopte, hem uit trok en alles kuste wat bloot kwam. Ze voelde zich alsof ze in een toneelstuk zat en zichzelf zag spelen.
“Wat ben je mooi. Kijk toch eens hoe mooi je bent.”
Ze wist dat haar borsten met een beha aan indrukwekkend leken, dan vielen de vetrolletjes eromheen niet zo op. Zonder beha leken ze op bengelende meloenen.
Ze rilde toen hij aan de sluiting morrelde.
Hij stopte.
“Doe ik je pijn? Ik ben bang dat ik veel te onhandig ben. Ik heb de ingewikkelde dingen die vrouwen dragen nooit goed begrepen. En daar komt bij dat ik zo nerveus ben als de pest.”
“Maar ik ook, Jim. En als ik mijn beha uitdoe, stort alles naar beneden.”
“Ik ben eens voor research naar Papoea-Nieuw-Guinea geweest,” zei hij. “Sommige vrouwen daar hebben borsten die zijn uitgezakt tot lege hulzen en die gooien ze dan als een sjaal om hun hals.”
Ze gierde van het lachen. “Je maakt een geintje.”
“Nee, echt waar.”
“Nou, van dat idee knap ik meteen op,” zei Nuala. “Vooruit dan maar, meteen in het diepe,” voegde ze er monter aan toe. “Letterlijk.”
Ze deed zelf de twee haakjes open die haar borsten in bedwang hielden.
Hij staarde. “Maar ze zijn schitterend,” zei hij. En aan de uitdrukking op zijn gezicht te zien was het duidelijk dat hij haar niet plaagde. “Echt schitterend.”
Hij drukte haar tegen zich aan en liefkoosde haar borsten tot haar hele lijf in brand stond. Toen kleedde hij zich gehaast uit, op zijn boxershort na die hij aanhield. Om het netjes te houden, zei hij. Maar toen ze omlaag keken, zagen ze dat die in een rechte hoek van zijn lichaam stond.
“Ach, wat dondert het ook.”
Hij trok hem uit.
Hij begon haar verder uit te kleden, maar raakte zo in de war dat ze hem uiteindelijk moest helpen.
Toen waren ze allebei naakt en stonden verlegen tegenover elkaar.
Op middelbare leeftijd en naakt. Op middelbare leertijd en verlegen.
Ze vermeed naar zijn stijve penis te kijken, maar zijn bovenlijf zag er veerkrachtig en gespierd uit. Terwijl zij…
“Feitelijk is dit zo’n pak om je dik te maken,” grapte ze. “Als ik het uitdoe, zie ik er slank en rank uit.”
“Je bent een en al vrouw, absoluut verrukkelijk, mijn vrouw, mijn lief,” zei hij.
Dat mijn lief deed het hem. Ze nam het initiatief, liep naar het bed, sloeg het dekbed terug en ging liggen. Ze ging verliggen, en nog eens, om haar lichaam het best tot zijn recht te doen komen. Ze kon er echter niets aan doen dat haar borsten als grote klodders opzij zakten. Maar als ze plat op haar rug lag, leek haar buik tenminste ook platter.
Jim stapte in bed en trok haar in zijn armen. Ze nestelde zich erin. Zijn borstharen kriebelden in haar neus.
“Ik wil het niet overhaasten. Ik wil je vasthouden, je aanraken,” zei hij. “Ik wil je overal strelen en likken. Alle plekjes van je. En pas dan…”
∗
Na afloop, toen alle geremdheid verdwenen was en hun tongen weer waren losgekomen, praatten ze met elkaar in een nieuwe intimiteit. Haar been lag losjes over het zijne en hij streelde de vochtige haarlokjes op haar voorhoofd terwijl ze hem over Liam vertelde. Over het ultimatum van haar man. Over haar hartstocht voor haar werk.
Hij sprak over zijn uitdagende nieuwe aanstelling en de vreugdeloze relatie die hij het grootste deel van hun huwelijk met zijn vrouw had gehad.
“Ze kon nooit om zichzelf lachen, nooit luchthartig over iets denken. Alles was verschrikkelijk belangrijk. Ze was altijd zo gedreven. Ik begrijp heus wel dat de tweeling haar bezig hield en ik heb echt mijn aandeel geleverd, maar er waren duizenden regeltjes…In een bepaalde periode was ik nogal vaak op reis en het is vreselijk dat te moeten bekennen, maar ik kon niet wachten om weg te komen. Ik weet niet eens meer of we ooit van elkaar hebben gehouden. Ik kan nog steeds niet zeggen wat ons in elkaar aantrok.”
“Was je trouw?” vroeg ze.
Ze voelde hem verstijven maar bleef hem vasthouden zodat hij niet zou denken dat ze hem veroordeelde, hoewel ze in afwachting van zijn antwoord wel even iets van kilte voelde.
“Tot de laatste twee jaar. We deelden een bed maar we hadden al drie jaar niet meer met elkaar gevrijd. Ik had in die periode twee korte bevliegingen. Telt dat als ontrouw?”
“Technisch misschien wel. Wettelijk misschien ook. Maar zo denk ik er niet over.”
Ze was benieuwd naar die twee vrouwen en of ze belangrijk voor hem waren geweest. Of ze aantrekkelijk waren geweest. Wat zou hij precies met ‘bevlieging’ bedoelen? Ze kon zich voorstellen hoe ze er zelf uitzag. Rood aangelopen, doorgelopen mascara, haar in de war. Ze kon zich niet herinneren dat ze zich ooit zo sterk tot een man aangetrokken had gevoeld en dat maakte haar bang.
“Waar denk je aan, Nuala? Vertel op.” Hij legde zijn hand onder haar kin en tilde die iets op.
“Ben ik ook een ‘bevlieging’? Ik bedoel, het is pas de tweede keer dat we elkaar zien, dus…”
“Ach Nuala…Bij hén ging het om een korte affaire. De een was een collega-docent, we zaten samen in een werkgroep. De tweede was een Amerikaanse die ik tijdens een reis naar Borneo ontmoette. Het was alleen een kwestie van het bevredigen van een behoefte. Als je eens wist hoe anders dit is. Wat ik voor jou voel is iets zo…Nee, laat maar, ik wil niet weer te veel zeggen. Maar je moet me geloven: dit is geen losse flirt.”
Het was bijna elf uur toen ze aan tafel gingen.
“Voor wie is die?” vroeg ze terwijl ze de rode roos oppakte.
“Voor een mooie vrouw op wie ik al gevaarlijk verliefd ben,” zei hij.
“Dank je. Hij is prachtig. Niemand…” ze maakte de zin niet af. De emoties van die avond hadden haar huilerig gemaakt.
Hij had een zalmmousse als hors d’oeuvre gemaakt. Daarna sneed hij lamsbout aan en serveerde die. Het vlees was een beetje droog, maar toch smakelijk door de knoflook en de kruidenkorst. En de groenten waren perfect, net als de vliesdunne schijfjes pommes dauphinoise die sappig en romig waren (“net als jij,” zei hij).
Hij bleef zich maar verontschuldigen voor het feit dat de lamsbout te gaar was.
“Hou nu eens op met die zelfkritiek, Jim,” zei ze. “Het is allemaal even heerlijk. Je kookt echt een stuk beter dan ik.”
“Dat geloof ik niet.”
“Dat is je anders wel geraden, want het is gewoon de waarheid en je zult alleen maar teleurgesteld worden als ik je niet van tevoren waarschuw.”
“Ga je me dan uitnodigen?”
“Ja, dat denk ik wel. Beslist. Dit weekend? Dan kun je Liam leren kennen.”
“De tweeling komt vrijdag en zaterdag, maar zondag zou prima zijn.”
“Zorg ervoor dat je Lucky meeneemt. Liam is dol op honden.”
“Die uitnodiging neem ik graag aan.”
Maar ze begon zich meteen zorgen te maken. Wat moest ze hem voorzetten? En dan haar huis met dat sjofele interieur, zonder een greintje stijl.
Liam.
Hij boog zich voorover om haar even in de wang te knijpen. “Ik begin die uitdrukking te begrijpen, Nuala. Je bent je weer zorgen aan het maken.”
“Ik ben bang dat…” Ze schudde het hoofd.
“Gaat het om Liam?”
“Ja. Nou ja, voornamelijk.”
“Hij lijkt me zo te horen een fantastische knul.”
“O, dat is hij ook. Hij wil alleen maar dat de hele wereld van hem houdt. En hij wil altijd helpen.”
“Volgens mij zijn dat goeie eigenschappen.”
“Ja, ja. Dat zijn ze ook. Maar zijn tafelmanieren zijn…tja…En zijn uiterlijk schrikt sommige mensen af. Hij sjokt maar wat rond…Hij is een uit zijn krachten gegroeid kind en heel veeleisend. Af en toe verwacht hij dat het leven alleen om hem draait. Hij bedoelt het niet zo. Hij beseft het niet.”
“Kijk me aan, Nuala. Alsjeblieft?” Zijn hand pakte de hare en hield die stevig vast. “Hij en ik zullen vast prima met elkaar kunnen opschieten. Ik wil dat je je ontspant. Ik wil je beter leren kennen. Met de gemakkelijke en de ongemakkelijke kanten kan en zal ik best om kunnen gaan.”
Zijn bruine ogen zochten de hare met een tederheid en oprechtheid die haar ernaar deed verlangen om alles eruit te gooien wat ze hem eigenlijk nog meer moest vertellen.
Dat zou zo’n opluchting zijn geweest.
“We redden het wel, Nuala.”
We.