13

Kerstgeheimen
(Nuala)

“Is dit de beste Kerstmis ooit?” vroeg Liam met zijn mond vol kalkoen en vulling.

“Ja, zeker weten,” zei Nuala.

Ze had zelf nauwelijks iets gegeten, maar dat was hem niet opgevallen. Hij was buiten zichzelf van opwinding over de modelauto die ze voor hem had gekocht, een perfecte replica van een Ferrari. Rood natuurlijk. Achtenveertig centimeter lang, met portieren die open konden, een interieur van zwart leer, een dashboard van hout en de instrumenten tot in het kleinste detail nagebouwd. Achter het stuur zat de chauffeur met een leren jack aan en een zonnebril op. Het was eerder een pronkstuk dan speelgoed en werd omschreven als het ‘geschenk voor de man die alles heeft’. Maar Liam behandelde het met de trots van een prille vader. Het grootste deel van de ochtend had hij op het tapijt van de zitkamer gelegen en er binnensmonds mompelend mee gespeeld. Nuala had de auto in een advertentie in een bijlage van The Times zien staan. Daarna zag ze de prijs en ze was zich wezenloos geschrokken. Maar ze bleef die pagina steeds weer opzoeken. Nou ja, waar had je anders creditcards voor? Om geld uit te geven en nog eens uit te geven. Toen ze via de telefoon het nummer van haar creditcard doorgaf, kreeg ze een onwerkelijk gevoel dat dicht bij roekeloosheid kwam. Ineens begreep ze hoe hebzuchtige mensen in een web van schulden verzeild konden raken.

De beste Kerstmis ooit. Allebei met een feestmuts scheef op het hoofd. Liam schrokte afwisselend zijn eten op of blies op het papieren zakje van een knalbonbon. Het waren goedkope knalbonbons van de markt.

Maar iets tussen al die troep sprong eruit. Midden op de eettafel stond een witte orchidee. Drie takken met in volle bloei staande bloemen. Het hart deed aan een zon denken.

Het kaartje dat erbij hoorde, zat tussen de pagina’s van Yeats op haar nachtkastje. The Folly Of Being Comforted. Het gedicht dat altijd al haar favoriet was geweest. Het zat zo vol tederheid.

Time can but make her beauty over again:

Because of that great nobleness of hers

The Tire that stirs about her when she stirs

Burns more clearly. O she had not these ways,

When all the wild summer was in her gaze.

(De tijd kan slechts haar schoonheid doen volmaken:

Van al wat zich ooit loven liet in haar

Vlamt helder nog het vuur waar zij zich toont, daar

Waar zij woont. Nog nooit had zij ons zo bewogen,

Toen heel de wilde zomer vonkte in haar ogen.)

Voor die tederheid zou Nuala alles willen geven. Dat onbevattelijke begrip tussen twee mensen die alle stormen hadden doorstaan en overleefd en elkaar nog meer hadden bemind.

Bijna alles. Maar met die leugen was ze te ver gegaan.

Gelukkig kerstfeest. Ik moet steeds aan je denken. Op naar de zevenentwintigste”, stond er op Jims kaartje.

Dat was gisteren.

Ze had hem op zijn mobieltje gebeld om hem te bedanken. En tegelijkertijd hun afspraak voor de dag na Kerstmis af te zeggen.

“O nee, kun je er niet onderuit?”

Hij had zo teleurgesteld geklonken en ze had niets liever gewild dan hem terug te zien.

“Ik ben bang van niet, Jim.”

“O, ik kan wel janken. Echt waar,” zei hij.

“Het spijt me.”

“Nee, nee, ik begrijp het wel.” En als om te willen bewijzen dat hij dat echt deed, zei hij nog: “Kinderen en hun afspraakjes. Die twee van mij – eerder dat joch dan mijn dochter – kondigen het altijd op het laatste moment aan als hun plannen zijn gewijzigd. Het komt niet eens bij ze op dat hun ouders zelf ook een eigen leven hebben.”

“Ja.” Het kleine lachje was haar achter in de keel blijven steken.

“Maar toch blijven we van hen houden.”

“Ja.”

Ze wilde het gesprek afbreken, want hoe langer het duurde hoe moeilijker het voor haar werd, maar ze had niet de wilskracht om er zelf een eind aan te maken. En ze kon zich er ook niet toe brengen om simpelweg te zeggen: ik kan je nooit meer zien.

Ze hield van zijn stem, van de warmte erin. Ze kon hem zo duidelijk voor zich zien. En zich herinneren hoe zijn lippen hadden aangevoeld.

“Je bent erg stil, Nuala…Is er iets?”

“Alles is in orde, Jim…Misschien een beetje moe, meer niet.”

“Dan zullen we een nieuwe afspraak moeten maken. Zeg maar wanneer.”

Wat haar totaal van streek maakte. Wat voor excuus moest ze nu weer bedenken? “Ik weet het niet precies Jim. Ik…ik heb mijn agenda niet bij de hand.”

“Pak die dan, mens,” zei hij lachend, maar ze hoorde er iets van scherpte in.

“Ik weet niet, Jim. Ik…”

“Wat weet je niet?” Hij klonk nu echt bezorgd, dacht ze.

“Ik weet niet, Jim…” zei ze weer. “Ik bedoel…ik heb op dit moment nogal veel te doen…Ik heb op het werk een achterstand die ik in deze vakantie moet zien weg te werken. En dan thuis…En…ach, je begrijpt het wel.”

De excuses kwamen op onnatuurlijk hoge toon uit haar mond. O, ze vond het vreselijk om die te maken. En toen had hij na een korte stilte treurig gezegd: “Volgens mij begin ik inderdaad te begrijpen hoe het zit, Nuala,” had ze geweten dat hij haar geen moment had geloofd.

Daarna viel er niet veel meer te zeggen. De ellendige zekerheid dat dit het einde was had als een ondoordringbare mist tussen hen in gehangen.

Als hij haar van pijn vertrokken gezicht had kunnen zien zou hij zijn sterke armen om haar heen hebben geslagen. Maar hij kon haar niet zien.

Dus dit was de status-quo. En zo was het maar beter ook, of niet soms?

Liam omhelsde haar met een van die impulsieve knuffels waarbij hij bijna alles van de tafel veegde, ook de orchidee.

Wat had hij toch een onomstotelijk vertrouwen in haar. Hij was het enige wat telde. Ze had haar huwelijk voor hem opgegeven. Wat voor betekenis kon een enkele ontmoeting of een kus dan hebben?

Maar de orchidee was prachtig.