8

Woorden
(Nuala)

“…Hoe kan ik je herkennen?” vroeg hij.

“Ik zie eruit als een broodje met jam,” zei ze.

Hij lachte, dat zachte gnuiven waar ze nu al dol op was.

“Ik hou van broodjes met jam,” zei hij.

“En ik heb een boekje van Yeats bij me.”

“Kijk, dat is wat anders. Goed, ik verheug me er echt op, Nuala.”

“Ik ook, Jim.”

“Om over Yeats te discussiëren. En niet te vergeten de voordelen van broodjes met jam.”

Haar meisjesachtige gegiechel klonk flirterig.

Ze legde de hoorn neer en ging in de leunstoel zitten. Eerlijk gezegd liet ze zich erin vallen. Haar wangen gloeiden. Ze zag het voor zich: twee rode maantjes.

Goh, dat boeken dat hadden kunnen opleveren. Een afspraakje! En zo onverwacht. Uit het niets! Een antropoloog die op het punt stond aan een nieuwe aanstelling in Oxford te beginnen. Met een vriendschappelijke scheiding achter de rug. Zijn referenties zouden wel perfect zijn. En een stem als satijnen lakens.

En hij had manieren, had haar gevraagd waar zij naartoe wilde.

Een rustig plekje, waar ze elkaar konden verstaan, had ze gezegd. Maar ook weer niet zo stil dat ze, als ze waren uitgepraat, konden horen wat er aan het tafeltje naast het hunne werd gezegd.

Daar had hij ook om moeten lachen. Het was duidelijk wat ze in haar achterhoofd had: dat er mensen in de buurt moesten zijn voor het geval hij een maniak bleek te zijn. Maar hij had haar nummer van de vriend van een vriend van een neef gekregen en hij klonk helemaal niet als een maniak, hoewel je dat vandaag de dag maar nooit wist.

Hij had zelfs voorgesteld dat ze elkaar bij haar in de stad zouden ontmoeten. Het was voor hem geen moeite om de twaalf mijl vanaf Oxford te rijden, had hij haar verzekerd. Ze was even in verleiding gebracht omdat het voor haar een stuk gemakkelijker zou zijn. En ze had een bloedhekel aan rijden in het donker. Maar toen had ze gedacht: wat als ze een bekende tegenkwamen? Dat zou meteen tot geroddel leiden. En na afloop zou hij misschien mee naar haar huis willen.

Uiteindelijk hadden ze afgesproken dat ze elkaar halverwege zouden ontmoeten, in een pub die ze kende in een dorp waar een riviertje doorheen stroomde. Niet dat je dat riviertje ‘s-avonds zou kunnen zien.

Maar was het niet aardig dat hij had aangeboden dat hele eind te rijden? Nog een punt in zijn voordeel.

Nuala had zich in geen jaren – ze kon zich niet eens herinneren hoeveel, maar het moesten er heel wat zijn – zo druk over iets gemaakt.

Wat zal ik aandoen?

Sinds ze was aangekomen had ze zich aangewend flodderige dingen te dragen die niets over haar figuur verraadden. Nu haalde ze zich de inhoud van haar kleerkast voor de geest: een stang vol donkere broeken, bezadigde rokken tot halverwege de kuiten, saaie blouses en vormloze vesten. Aankleden was geen genoegen geweest maar pure noodzaak. Ze had vaak gedacht dat ze de ideale kandidaat zou zijn voor een van die metamorfoseprogramma’s op de tv. Ze zou zich wel hebben aangemeld, ware het niet dat je gedwongen werd halfnaakt voor het oog van de wereld rond te paraderen zodat iedereen een lachstuip kreeg. Ze voelde zich daar schuldig om: hoe vaak had ze zelf niet gegild van het lachen om de kandidaten. Zo zie ik er in ieder geval niet uit, had ze dan vol blijdschap gejubeld. En afgezien van haar dijen mochten haar benen er nog steeds zijn.

Ze zou eens in de winkels van de liefdadigheidsinstellingen gaan snuffelen. Ja, dat zou ze doen. Er waren er twee in de stad. Die voor de kankerbestrijding was wat moderner. Misschien vond ze daar iets passends.

O Nuala, je lijkt niet goed wijs. Je weet niet eens hoe hij eruit ziet. Misschien heb je wel op het eerste gezicht een hekel aan hem.

En dan was Liam er ook nog.