23

Stukjes van de legpuzzel
(Frankie)

Ze kwam thuis nadat ze haar dochter naar school had gebracht, hing haar jas over de trapleuning en veegde de nattigheid eraf. Het was stil in huis. Ze trof Josef in een verkreukelde boxershort en een hemd aan in de keuken waar hij doelloos rondscharrelde.

De laatste paar dagen was hij anders dan anders geweest: stil en stuurs, en hij had haar niet aan willen kijken. Toen ze hem had gevraagd wat er aan de hand was, had hij met een slap excuus gereageerd, hij was moe, meer niet. Wat niet onredelijk leek als je bedacht hoeveel uren hij maakte en hoe onregelmatig hij sliep. Maar ze was bang dat het in werkelijkheid om haar ging, dat haar problemen invloed op hem begonnen te krijgen en dat hij er genoeg van had haar voortdurend achter de vodden te moeten zitten. Hoewel ze omwille van hem en Bonnie haar uiterste best deed zich opgewekt voor te doen was dat niet meer dan een heel dun laagje fineer dat nauwelijks standhield. Dus nu begon hij er genoeg van te krijgen en wie kon hem dat kwalijk nemen?

“Ben je net opgestaan?” vroeg ze terwijl ze naar hem toe liep.

“Ja. Walgelijk weer.” Hij wees met zijn kin naar het raam. “Wanneer ik wakker ben, denk ik dat het nog nacht is.”

Hij klonk net zo somber als de duistere hemel waarnaar hij wees.

Hij had de waterkoker gevuld en de stekker in het stopcontact gestoken maar was vergeten het apparaat aan te zetten. Ze deed het zelf en pakte een blik verse koffie en melk uit de koelkast.

“Zal ik ontbijt voor je maken? Roerei? Zou je dat lekker vinden?”

“Nee. Ik heb geen honger. Ik heb gisteravond laat gegeten.”

“Was het druk in de club?” Ze moest naar woorden zoeken.

“Zoals altijd.” Hij haalde weer eens zijn schouders op. “Is altijd hetzelfde. De meisjes worden dronken. Ze vloeken, ze schreeuwen, ze kussen jongens die ze net hebben ontmoet. Ik vind dat jammer.”

“Ja, ik ook.”

Ze zette een kannetje koffie, waarna ze aan het klaptafeltje gingen zitten.

Ze stak een sigaret op. “Josef, wat is er aan de hand? Ik heb je nog nooit zo meegemaakt. Gaat het om mij?”

“Niet om jou. Ik mis Stephan,” zei hij. “Ik ben…hoe heet dat als een hond met zijn baasje weg verdrietig wordt?”

“Wegkwijnen? Ik denk dat je wegkwijnen bedoelt.”

“Misschien. Wegkwijnen. Dan ben ik aan het wegkwijnen.”

“O, arme Josef. Wat erg. Dat moet vreselijk zijn. Je moet hem wel vreselijk missen.”

Maar hoewel ze het onachtzaam van zichzelf vond dat ze die mogelijkheid over het hoofd had gezien, was ze toch blij dat zijn stemming niets met haar van doen had.

Josef keek met toegeknepen ogen in zijn mok. “Hij komt in Engeland wonen. Hij heeft baan in Londens ziekenhuis als dokter.”

“Maar dat is toch prachtig? Of niet dan? Ben je dan niet opgetogen?”

“Natuurlijk.”

“Wanneer komt hij?”

“In april…maar ik maak me zorgen…”

Hij trok aan zijn oorlelletje, dat met het knopje erin; ze vroeg zich af wat er nu zou komen en ze had het gevoel dat ze het niet prettig zou vinden.

“We willen samen huis hebben.”

“O. Ja. Ik begrijp het.”

Ze kon hem niet aankijken, maar nam een slok van de hete koffie en snakte naar adem toen de gloeiendhete vloeistof door haar keel gleed. Hij stond op om een glas water voor haar te pakken en keek toe hoe ze het opdronk.

“Ik weet niet wat ik moet doen…En ze hebben mij nieuwe baan aangeboden.”

“Bedankt voor het water…Een nieuwe baan? Bij een andere club?”

“Nee. Lassen. Is groot bedrijf. Veel geld.”

In één klap zou ze een onderhuurder, een oppas en een vriend kwijtraken. En op dat moment haatte ze de onbekende Stephan met heel haar hart.

“Dat is fantastisch. Dat wilde je al vanaf dat je hier kwam. Ik bedoel…” Ze haperde. “O shit. Fuck.”

Ze begroef haar hoofd in haar handen.

“Het spijt me. Ik ben blij voor je. Natuurlijk. Alleen is het…”

Zo onverwacht. En ze was zo bang en zo moe.

“Ik ga niet weg voordat dingen beter zijn. Ik help een nieuwe onderhuurder vinden.”

“Ik wil geen nieuwe onderhuurder. Ik wil jou,” zei ze.

Maar terwijl ze die woorden uitsprak, kwam er een idee bij haar op. Een mogelijke oplossing.

Ze hief het hoofd en ging langzaam rechtop zitten.

Even later verwierp ze het idee. Nee, zei ze tegen zichzelf, dat was belachelijk. Het zou nooit werken. Het was de moeite niet waard er zelfs maar over na te denken.

Maar toch.

Het zou logisch zijn. Haar financiële problemen zouden wat minder groot worden. Bonnie zou het heerlijk vinden…Maar wat zou hij zeggen?

Hij zou haar knettergek maken.

Een halfjaar. Het was maar voor een halfjaar.

Alles hing af van de uitkomst van de rechtszitting morgen.

Beste Frankie, prettige verjaardag. Veel succes voor de zitting. Van pap.”

Hij had eraan gedacht!

Ze las de kaart nog eens. Er stond een merrie met haar veulen op. Die moest hij speciaal hebben uitgekozen. En zich toen een hele tijd hebben zitten afvragen wat hij erop moest zetten.

Alleen maar ‘van’. Niet ‘liefs van’.

En wat die prettige dag betrof, nou, dat stond nog te bezien.

Maar hij had eraan gedacht. En de moeite genomen.

Ze stopte hem in haar jack. In de andere zak zat een tekening op gelinieerd papier van haar dochter. Daarop stond een rode kater die op bed lag te slapen, eigenlijk best goed gelukt.

Hier is Loopy lukkig jaardag ik hou van mam-mie ik wil dat je lacht.

Ze liep door de ontvangsthal. Haar voeten waren in houten blokken veranderd zodat het plaatsen van de ene voet voor de andere iets onnatuurlijks werd. Haar rubberzolen piepten op de vloer en ze had het idee dat iedereen dat moest horen.

Ze trof Kareem in een ander privékamertje. Toen ze binnenkwam zat hij een document te lezen.

“Hoe is het?” vroeg hij terwijl hij haar hand greep.

“Prima.”

Hij knikte op de ernstige manier die hem eigen was. “Het is me opgevallen dat vrouwen dat altijd zeggen wanneer het tegenovergestelde het geval is. Of niet soms?”

“Is dat zo? Ja, misschien heb je wel gelijk. Het klinkt waarschijnlijk.”

“Ga alsjeblieft zitten.” Hij wees naar de stoel tegenover hem. “Dus ik vermoed dat je je gek hebt zitten piekeren. Volgens mij is het juist belangrijk om optimistisch te zijn.”

“Dat ben ik ook. Goed, dat probeer ik tenminste.”

“Mooi. En hoe is je gesprek met de reclasseringsambtenaar verlopen?”

“Niet al te slecht. Het heeft ongeveer een uur geduurd. Eigenlijk denk ik zelfs dat het vrij goed is verlopen.”

De vrouw had haar op een gevoelige manier ondervraagd en leek veel begrip te tonen. Iemand die onder andere omstandigheden een vriendin had kunnen zijn.

“Mooi. Dat is belangrijk. En je hebt natuurlijk nadrukkelijk je spijt betuigd.”

Een glimpje van een glimlach.

“Dat spreekt vanzelf…Schande. Spijt. Intense wroeging. Berouw. Zeg het maar.”

Ze lachte terug.

Ze mocht hem. Wel verdomme…ze voelde zich tot hem aangetrokken!

Geen schijn van kans, Frankie. Geen Schijn Van Kans.

Kareem zei: “Ik weet dat de kans groot is dat ik je verveel, maar ik wil toch het verloop van de dag met je doornemen.”

Ze leunde met haar ellebogen op de tafel en probeerde te doen alsof ze luisterde. Maar het enige wat ze nog wilde, was in de rechtszaal zitten en haar lot onder ogen zien. Zou Andrew er zijn? vroeg ze zich af. O god, alsjeblieft niet.

Ze concentreerde zich niet op Kareems woorden maar op de vorm van zijn mond terwijl hij sprak en op het timbre van zijn stem. Afgemeten, sonoor. Onder het praten gebruikte hij vaak zijn handen en zijn lange bruine vingers voerden een welsprekende dans uit. Hoe zou het voelen als die over haar rugwervels omlaag dansten?

Ze werd net na tweeën opgeroepen.

“Kop op,” mompelde hij toen ze elk huns weegs gingen.

Daar stond ze dus weer in het strafbankje als een robot haar naam en adres op te geven.

De rechter zette haar vuist onder haar kaak. Hoe moest het voelen om zoveel macht te hebben, om iemands toekomst in je hand te hebben, alsof het een muis was die je had gevangen?

De publieke tribune was goed bezet. Vrienden. Familie. Anderen die gewoon voor de lol kwamen. Dat waren de mensen die bij een ongeluk bleven toekijken. Vroeger waren ze vast gaan kijken als iemand in het openbaar werd opgehangen. Ze kromp ineen onder de druk van hun blikken. Met het gevoel alsof ze zich op een buitenaardse plek bevond.

Ze zag Andrew nergens. Godzijdank…Maar…

Tussen al die gezichten zag ze hem ineens. Tom. Knipperend achter zijn bril.

Hij besefte dat ze hem had gezien en stak bemoedigend zijn duim op. Ze grinnikte dankbaar terug.

Mensen die er toe doen, maakt het niet uit. Mensen die het wel uitmaakt, doen er niet toe, zei haar moeder vroeger altijd.

De openbare aanklager opende de zaak.

“Edelachtbare,” zei hij tegen de rechter, “…op de ochtend van 20 december heeft de beklaagde, zelf meester in de rechten, volgens zeggen toevallig een gesprek opgevangen tussen twee compagnons in de zaak, onder wie meneer Andrew Cartwright, een van haar superieuren. Mevrouw Walters beweert dat er in dit gesprek kwaad van haar werd gesproken. Dit wordt echter door beide partners met klem ontkend. Zij houden vol dat ze in een algemeen gesprek waren verwikkeld en dat omdat de deur van mr. Cartwrights kantoor vrijwel gesloten was hun woorden verdraaid en verkeerd moeten zijn overgekomen…Desondanks besloot mevrouw Walters – die als een assertief type wordt omschreven – wraak te nemen, waarvoor ze een plan uitbroedde. Tijdens een feestje op kantoor die avond stelde ze zich ten doel de heer Cartwright dronken te voeren, in de wetenschap dat hij, onbewust van zijn toestand, naar huis zou rijden en aldus…”

Bla-bla-bla…

Je kon aan hem zien dat hij dol op zichzelf was. Een toneelspeler die van geestige spelletjes hield.

“…sloeg zijn koplamp kapot. De bedoeling van beide handelingen was dat als hij in zijn auto naar huis reed…”

Was ze echt een assertief persoon? Ze vermoedde van wel. Wat was daar mis mee? Maar ze zou liever als een lief, vrouwelijk persoontje worden gezien…

“De volgende dag kwam dankzij de waakzaamheid van getuigen de waarheid aan het licht. Zonder hen zou de heer Cartwright zijn bestraft voor iets wat hij niet had gedaan, een forse boete hebben opgelopen en zijn rijbewijs zijn kwijtgeraakt, wat voor hem als vader van een gezin op zijn minst lastig zou zijn geweest. Dat alles nog afgezien van de smet op zijn persoon. Wat hier is voorgevallen heeft hij als traumatisch ervaren…”

Traumatisch! Hou toch op!

De manier waarop hij elk woord articuleerde, met venijnig scherpe precisie, blies de ijzingwekkende omvang van haar misdaden op. En ze werden zo onomwonden uitgesproken dat ze moest toegeven dat het echt slecht klonk wat ze had gedaan.

Ze werd bevangen door een moedeloos gevoel.

En hij had twijfels opgeroepen over het opgevangen gesprek.

Journalisten krabbelden hun aantekeningen in steno. Zou haar zaak in de krant komen?

Meester in de rechten, rood van woede, ziet groen van nijd wanneer ze wraak neemt op haar baas…

Nu was de verdediger aan de beurt en ze keek naar Kareem toen hij zich gereedmaakte voor zijn pleidooi. Hij maakte een rustige, autoritaire indruk.

“Edelachtbare, hoe zou een van ons zich voelen als we een gesprek opvingen dat ons hele leven overhoop gooit?” vroeg hij op een kalme toon die vertrouwen wekte en waarin warmte en menselijkheid doorklonken. “Op de ochtend van de twintigste december ving mijn cliënte, zoals u weet meester in de rechten en toegewijd alleenstaand moeder van een negen jaar oude dochter met leerproblemen, een schokkend gesprek op. Daarin…”

In zorgvuldig gekozen bewoordingen omschreef hij het incident, waarbij hij de dialoog woord voor woord herhaalde. Tot twee keer toe liet hij zijn ogen op de rechter rusten om de feiten goed tot haar te laten doordringen.

“Die opgevangen woorden hebben zich onuitwisbaar in het geheugen van mijn cliënte vastgezet en ervoor gezorgd dat haar leven en de carrière waarvoor zij zo hard heeft moeten vechten in puin liggen. Tot aan die ochtend had mevrouw Wakers haar werk zo goed mogelijk en met de voor haar gebruikelijke toewijding verricht. Ze was tevreden met haar carrière en geloofde een goede toekomst bij de maatschap te hebben. Na de dood van haar partner” – en hier, zag ze, ging de rechter wat meer rechtop zitten – “heeft mevrouw Wakers hard moeten werken om te bereiken wat ze wilde en haar ambitie was om doelbewust carrière te maken. Die ambitie vloeide alleen voort uit de behoefte om voor haar geestelijk gehandicapte dochter een zo ‘normaal’ mogelijk leven te scheppen. Het kwam niet in haar hoofd op dat er personen waren die naar mogelijkheden zochten om haar ‘kwijt te raken’ op grond van het feit dat haar afkomst niet in het imago van de maatschap paste. Mevrouw Wakers ging ervan uit dat ze een vaste baan had en had geen flauw vermoeden dat er vooroordelen over haar bestonden en ook geen moment gedacht dat ze het doelwit van hatelijke opmerkingen zou kunnen worden. Ze had beslist niet verwacht een gesprek tussen twee van haar superieuren op te vangen waarin wrede opmerkingen over haarzelf werden gemaakt, haar dochter werd bespot, en een racistische opmerking over haar overleden partner, een zwarte man, werd gemaakt.”

Hij hield opnieuw op, dit keer om naar Frankie te kijken en daarna weer naar de rechter.

“Edelachtbare, na het opvangen van dat gesprek voelde mevrouw Walters zich verraden door mensen die ze had vertrouwd en raakte ze in een toestand van shock en bedroefdheid. Het was in die toestand dat ze de daden bedreef die ze weliswaar heeft bekend, maar die totaal in tegenspraak met haar karakter waren. Ze heeft er bijzonder veel spijt van en ik zou u derhalve willen verzoeken rekening te houden met de feiten die ik zojuist heb omschreven en die in de strafmaat te laten meetellen.”

Hij ging zitten. Ze glimlachte flauwtjes naar hem. En naar Tom, maar die had vast niets gezien omdat hij zijn bril had afgezet en druk bezig was hem aan zijn manchet op te poetsen.

Ze had het ijskoud en toch druppelde de transpiratie van haar oksels langs de binnenkant van haar armen. Ze kon haar eigen zweetlucht ruiken.

Ze kreeg opdracht te gaan staan. Oncontroleerbaar trillen. Knieën die letterlijk als luiken in de oostenwind tegen elkaar klapperden. Ze was zo slap als een vaatdoek. En ze moest er wel verschrikkelijk uitzien – alsof ze elk moment flauw zou kunnen vallen – want de griffier vroeg haar of ze weer wilde gaan zitten. Ze wees het met een hoofdschudden af. Haar lippen voelden aan alsof ze verschrompeld waren, bloedeloos, alsof ze ze had weggeknauwd. Haar eigen lippen had opgegeten.

De barbaarse blik van de rechter op haar troon.

“Ik heb de bewijsstukken aangehoord en de verklaringen en de sententie gelezen,” zei ze. “Uw gedrag is een schande, vooral gezien in het licht van uw beroep als iemand die de wet vertegenwoordigt, iemand die geacht wordt een voorbeeld te zijn voor anderen. Niet alleen hebt u getracht de loop van het recht te misbruiken en vandalisme gepleegd, maar u hebt ook levens in gevaar gebracht door ervoor te zorgen dat meneer Cartwright meer dan de toegestane hoeveelheid alcohol binnenkreeg voordat hij achter het stuur ging zitten. Bovendien zou de reputatie van meneer Cartwright in diskrediet zijn gebracht als niet was ontdekt dat u daaraan schuldig was. Uw daden van die avond waren afkeurenswaardig en de ernst ervan dient in de opgelegde straf te weerspiegelen. Voor het misdrijf van het beïnvloeden van de loop van het recht of een poging daartoe is onmiddellijke opsluiting gebruikelijk. Ik overweeg die op te leggen…”

Ze wachtte. Frankie wachtte.

Haar hart sloeg op hol.

Stuur me alsjeblieft niet naar de gevangenis. Alsjeblieft niet. Alsjeblieft niet. Alsjeblieft, alsjeblieft…

Ze stak haar handen in haar zak. Haar vingers klemden zich om de twee kaarten.

“Maar…” zei de rechter.

De zaal verstilde.

“Maar vanwege de omstandigheden en omdat u zichzelf al gestraft hebt door uw carrière te verwoesten…en vooral omdat u een dochter hebt die haar moeder nodig heeft, heb ik besloten u een voorwaardelijke straf van elf maanden opsluiting op te leggen met een looptijd van een jaar. Die zal worden gecombineerd met een taakstraf van honderd uur. Op de naleving van alle taakstraffen wordt streng toezicht gehouden. Als de termijn en de voorwaarden van het bevel worden gebroken zal dat betekenen dat u weer voor de rechtbank dient te verschijnen waar kan worden bekeken of het vonnis ten uitvoer wordt gebracht, een boete zal worden opgelegd, extra uren aan de taakstraf zullen worden toegevoegd, of dat het oorspronkelijke vonnis en de straf die daarbij was opgelegd moeten worden uitgevoerd…”

Tom zocht haar op. Emotioneel kuste ze hem op beide wangen.

“Fantastisch dat je bent gekomen.”

“Helemaal niet. Het was me een ge-genoegen. Nou ja, n-niet direct een genoegen, maar je weet wel wat ik b-b-bedoel.” Hij stamelde als een gek en wist zich geen houding te geven.

Kareem kwam ook naar haar toe. Ze stelde hen aan elkaar voor.

“Bedankt,” zei ze tegen Kareem. “Vreselijk bedankt,” zei ze nog eens hartstochtelijk. Ze wilde hem het liefst knuffelen, maar dat zou verkeerd kunnen worden opgevat.

“Zie je wel!” zei hij terwijl zijn toga om hem heen wervelde. Hij lachte breeduit.

“Ik hoop niet dat het in de krant komt.”

“Wat kan jou dat nu schelen, Frankie?”

En hij had gelijk. Wat kon haar dat schelen! Na alles wat ze had doorstaan.

“En nu moet ik jullie verlaten.”

“Natuurlijk, dat begrijp ik wel. Dat is prima.”

“Prima?” Hij trok ironisch een wenkbrauw op.

Lachend zwaaide haar hand voor zijn gezicht heen en weer.

“Ik méén het. Het is echt prima!”

Alleen had ze verwacht dat ze samen een kopje koffie zouden gaan drinken, of misschien zelfs wel een glas wijn, dus dat was wel teleurstellend. Wat stom was.

“Geniet maar van je schattige dochter,” zei Kareem.

“O, dat zal ik zeker doen.”

Hij nam de trap naar beneden en zij wendde zich tot Tom.

“Dit is echt een verrassing.”

“O ja? Nou, dat zal best. Het spijt me vreselijk, Frankie, maar ik heb ook geen tijd meer. Het is mijn lunchpauze. En ik hoef niet te zeggen dat ik niét heb aangekondigd waar ik naartoe ging.”

“Dat spreekt vanzelf, maak je maar geen zorgen. Het trof me gewoon dat je de moeite hebt genomen om te komen.”

“Dat wilde ik per se. Ik heb aan je gedacht, me afgevraagd…Hoor eens, vijf minuutjes. Ik heb nog wel vijf minuutjes,” zei hij terwijl hij zijn mouw omhoog schoof en op zijn horloge keek.

Ze gingen buiten de rechtszaal zitten.

“Hoe gaat het met je?”

“Niet slecht. Ik heb je gemist.”

“Och…Ik heb nooit de kans gekregen je te bedanken. Je was die dag zo lief…En hoewel je wist wat ik had gedaan en niet eens waaróm, stond je toch aan mijn kant.”

“Het had eerlijk niets te betekenen. En nu ik het wel weet, maakt me dat godvergeten kwaad. Het is niet te geloven wat Andrew en Robin hebben gezegd. God, je moet door een hel zijn gegaan.”

“Ik ben blij dat je niet denkt dat ik de zaak buiten proporties heb opgeblazen.”

“Absoluut niet!”

“Er zal wel druk worden gekletst.”

“Nou, eerst wel, maar nu bijna niet meer.”

“Ik kan me voorstellen dat Louisa, dat rund…”

“Eerlijk gezegd w-weet ik niet of ik wel voor zulk soort mensen wil blijven werken,” viel Tom haar in de rede.

Ze staarde hem aan. “Je denkt er toch niet over weg te gaan?”

“Ik weet niet wat ik denk! Ik weet alleen dat ik op dit moment w-witheet ben.”

“Doe alsjeblieft niets overhaast,” zei ze. Toen begon ze te lachen en om geen enkele andere reden dan dat ze het zich ineens had herinnerd gooide ze eruit: “Ik ben vandaag jarig.”

“Echt waar? Nou, wel gefeliciteerd. En Frankie, ik hoop echt dat het een goed jaar voor je wordt…Luister, ik moet nu gaan, maar we blijven toch wel contact houden, hè? Als vrienden, bedoel ik.”

“Dat spreekt vanzelf.” Ze stompte hem zachtjes op zijn borst. “Ga nu,” zei ze, “voordat ze je ontslaan.”

Hij duwde zich omhoog uit zijn stoel. “Nou, tot kijk dan maar.” Op zijn magere gezicht verscheen een verlegen trek. “En nog gefeliciteerd. Je kunt het nu wel een beetje vieren, toch?”

Ja, dat kon ze inderdaad.

Haar carrière mocht dan naar de bliksem zijn, maar dat was voor nu even irrelevant.

Ze hoefde niet naar de gevangenis, NIET NAAR DE GEVANGENIS!

Ze kon doen wat ze wilde. Wanneer ze maar wilde.

Gewone dingen, belangrijke dingen.

In haar eigen bed slapen.

Een heuvel af rennen.

Wan haar schat van een dochter genieten.