Poppenkast
(Frankie)
Frankie duwde de deuren open en kwam meteen tegenover drie beveiligingsmensen te staan. Ze moest haar tas achterlaten, haar zakken legen – sigaretten, kauwgum, een veiligheidsspeld – en toen door de scanner. Vlak na de bewaking hing een lijst met namen op een bord en ze zocht de hare.
Daar stond het: Frances Walters, Rechtszaal vier.
In rechtszaal vier werden misdrijven afgehandeld.
Misdrijven. Ze was een misdadiger.
Ze was bespottelijk nerveus toen ze naar de lift liep, zeker als je naging dat ze niet meer hoefde te doen dan haar naam en adres te bevestigen, en binnen twee minuten weer buiten zou staan. Maar vandaag was een voorproefje van wat haar te wachten stond. Het begin van haar schande. Ze nam aan dat ze daarom zo nerveus was. En het was hier ook weer zo koud, ze had zoals gewoonlijk geen gevoel meer in haar tenen.
De wachtkamer op de derde verdieping bruiste van het leven. In rijen van vier stonden stoelen aan de vloer geschroefd, kennelijk om te voorkomen dat iemand de neiging zou krijgen ermee te gaan smijten. Een paar kinderen. Een huilende baby. Kinderen waren eigenlijk niet toegestaan, maar van die regel werd afgeweken als er geen andere mogelijkheid bestond. Ze had Bonnie achtergelaten bij Graziella, die haar op die typisch Italiaanse manier onder haar kin had gekieteld.
Ze haalde een kop zwarte koffie uit de automaat, koos een stoel aan het eind van een rijtje en strekte haar benen. Nog niet eens kwart over negen, de deuren waren nog maar een kwartier geleden opengegaan. Het was in de wachtkamer niet zo koud als beneden en de koffie verwarmde haar een beetje. Verlangend dacht ze aan het pakje sigaretten in haar tas. Ze knoopte haar jas open en wierp een blik op de man naast haar. Hij zweette zo dat ze bang was dat hij een hartaanval zou krijgen. Zijn adem stonk naar rauwe uien en ze schoof een eindje bij hem vandaan. Hij las een pocket. Ze herkende de taal als Pools. Ze pakte haar eigen boek. Margaret Atwood. Realisme gekoppeld aan geheimzinnigheid. Frankie was dol op lezen en ze vond het jammer dat ze er maar zo zelden de tijd voor had. Haar avonden waren voor Bonnie, dan werkten ze samen aan lees- en luistertesten en aan het leren schrijven. En wanneer ze eenmaal in bed lag, besteedde Frankie haar tijd aan cliënt-gerelateerd lezen.
Nou, daar zou nu verandering in komen. Binnenkort zou ze veel te veel tijd hebben.
Gisteren had ze Anne Erzerum opgebeld om haar op de hoogte te brengen.
“Ach lieve hemel, arme meid,” had Anne uitgeroepen.
“Ja, het ziet er niet zo goed uit…Enfin, ik wilde het je zelf vertellen. Maar maak je geen zorgen. Wie mijn cliënten ook overneemt, zal echt…”
“Hoe kun je op dit moment aan zoiets denken, Frankie!”
Omdat Annes zaak een persoonlijk tintje had gekregen. Omdat Frankie werd achtervolgd door de benarde positie van die dappere vrouw en het vreselijke idee dat je kinderen van je waren afgepakt.
Omdat, als ze een onvoorwaardelijke straf kreeg, haar hetzelfde zou kunnen overkomen. En dan zou Bonnie in handen van de kinderbescherming vallen.
Pas gisteren had dit vooruitzicht zijn afzichtelijke kop opgestoken.
“Ik wilde je helpen, maar ik heb niets voor je kunnen doen.”
“Wel waar. Je beseft niet half hoeveel steun je me hebt gegeven. Het is niet jouw schuld dat je handen zijn gebonden vanwege die rotwetten in Turkije.”
Het was voor het eerst dat ze Anne had horen vloeken, hoe bescheiden ook.
“Hoor eens, het haalt misschien niet veel uit, maar het zou kunnen helpen als je de vrienden van je kinderen zover krijgt om ze te bellen en met hen te praten, of ze te schrijven. Dat zou je man niet kunnen weigeren en misschien dat hij…”
Ze hoorde een bescheiden kuchje vlak bij haar.
“Neem me niet kwalijk, bent u Francis Wakers?”
Voor haar stond een lange jongeman van wie ze zich kon voorstellen dat hij als kind voortdurend met geschaafde knieën had rondgelopen. Ze nam aan dat hij de pro-Deoadvocaat was aan wie haar zaak was toegewezen, hij zag eruit alsof hij net tandjes had gekregen. Ze had niet gedacht dat hij er al zo vroeg zou zijn. Hij moest de benodigde paperassen de avond tevoren van de officier van justitie hebben gekregen.
“Hoi.” Ze kwam half overeind.
Hij stopte zijn map van zijn rechter- onder zijn linkerarm en gaf haar een slap handje. “Ik ben Eddie Pettit. De advocaat die…”
“Ja, dat begrijp ik.”
Hij leek zijn zelfvertrouwen te hebben verloren. “O. Eh…ik dacht dat we maar beter de gang van zaken konden doornemen, als het…”
“Je doet maar wat je wilt, Eddie,” zei ze, hoewel ze best wist dat ze grof klonk, “maar ik ken de gang van zaken al. Ik bedoel maar, ik wil je tijd niet verknoeien.”
Hij ontspande zichtbaar. “Ja, ik heb in het verslag gelezen dat u ook advocaat bent.”
“Verleden tijd. Was.”
“Bent. U bent het nog steeds.”
“Mij best.”
“Dus er is echt niets dat u zou willen vragen?”
Hij leek teleurgesteld, alsof hij in zijn plicht tekortschoot. Ze schudde het hoofd. “Ik kan niks bedenken. Maar het is mooi dat je zo vroeg bent, want dan kan ik misschien als een van de eersten verhoord worden, hè?”
“Dat hoop ik ook…Nou, als u echt niets…”
“Dan kun je de rest van de ochtend vrij nemen.”
Hij keek haar geschokt aan. “Dat zou ik nooit doen.”
Het had geen zin hem te vertellen dat het een grapje was. Dan zou hij zich alleen maar nog onhandiger voelen.
“Nou, als u het zeker weet,” zei hij.
“Ja, eerlijk. Maar bedankt. En nog bedankt dat je zo vroeg was.”
“Graag gedaan. Tot zo meteen dan.” Hij stapte naar achteren, botste tegen iemand aan – sorry, sorry – en verdween.
De Pool stond ineens op, stopte zijn boek in zijn zak en liep weg. Een gekwelde moeder met een jongetje met een blijf-met-je-handen-van-me-af-kapsel ging op zijn plaats zitten. Hij gaf haar een kopstoot en toen ze hem een dreun verkocht, begon hij te schreeuwen…
Ze probeerde te lezen, maar er bleef niets hangen. Ze beet op haar nagels. Om tien voor tien kwamen de zaalwachters. Ze hadden klemborden bij zich en begonnen de namen en de bijbehorende rechtszalen af te roepen. Ze telde drieëntwintig namen, inclusief de hare, voor rechtszaal vier. Vlak daarop kwam Eddie haar zoeken.
“We moeten naar binnen,” zei hij. “Alles goed? Er is niets…”
“Het gaat prima, Eddie.”
Maar ze was een beetje misselijk.
De zaalwachter deed de deur van de rechtszaal voor hen open. Hij wees naar het beklaagdenbankje en ze liep ernaartoe. Ze had een bittere smaak in haar mond. Droog. Alsof ze zand had gegeten. Ze wenste dat ze thee had genomen in plaats van koffie en keek naar de politierechter. Hij werd geflankeerd door twee vrouwen, de ene blank, de andere Aziatisch. De rechter zelf had zware kaken en grijs haar dat van een hoog voorhoofd achterover was gekamd. Hij kwam haar bekend voor en ze vroeg zich af of hun wegen elkaar misschien professioneel hadden gekruist. Hij keek haar aan en ze zag een blik van herkenning.
De rest van de rechtszaal begon zich af te tekenen. De posities voor die ochtend werden ingenomen. Politie, reclasseringsambtenaren, griffiers. De pers op hun eigen plek. En in de rij van advocaten zag ze Eddie achter zijn hand lachen om iets wat zijn buurman fluisterde.
Verlaten.
De griffier gebood haar op te staan, en automatisch kwam ze overeind. Haar tenen prikten. Hij vroeg haar naar haar naam, adres en geboortedatum. Die gaf ze aarzelend, alsof ze loog, en zo zacht dat de rechter snauwend zei dat ze harder moest praten. De griffier vertelde de rechtbank dat het bij haar om een strafbaar vergrijp ging dat naar de strafrechter moest worden doorverwezen. De drie rechters keken als in een ballet gelijktijdig op.
Eddie stond op. “De gedaagde heeft geen borg. Ik verzoek u dat zo te laten.”
De president van de rechtbank overlegde met de griffier en knikte toen kort. “Toegestaan.”
Hij maakte wat aantekeningen. Waar kende ze hem toch van? Het bleef haar dwarszitten.
Ze verzochten haar opnieuw te gaan staan.
“Uw zaak wordt doorverwezen naar de rechtbank van Southwark,” zei hij op droge toon. Alsof ze een theeblaadje was dat aan zijn anders zo schone kopje was blijven kleven. “U moet op woensdag 6 februari verschijnen om door de strafrechter te worden gehoord. Uw borgstelling blijft gehandhaafd. Mocht u niet verschijnen of zonder redelijk excuus te laat verschijnen, zal dat als een separate overtreding worden beschouwd, waarvoor u een boete of gevangenisstraf of beide kunt krijgen.”
Zijn blik voelde als een verkrachting aan. Toen wist ze het weer.
Volgens mij lust jij er wel pap van…
Reken maar…lul.
De man uit de ondergrondse. Ze kreeg het steeds warmer.
Ingebeelde kwal.
Perverseling. Vrouwenhater!
Maar dat soort mannen was geen verrassing. Ze had in haar leven vaak genoeg zulke ‘steunpilaren van de gemeenschap’ ontmoet. Ze mocht dankbaar zijn dat hij maar een gewone politierechter was en geen strafrechter. Dan zou ze haar kansen niet hoog hebben ingeschat.
Daarna moest de griffier alleen nog het formulier van de borgstelling invullen en aan haar overhandigen. En toen was de volgende boef aan de beurt.
“Geen centje pijn, hè?” zei Eddie buiten de rechtszaal.