Onbeduidende levens
(Frankie)
Ze maakte de eenzame reis van het noordwesten van Londen naar het zuidwesten met de bus en de ondergrondse, stapte bij London Bridge uit en ging te voet verder. De regen roffelde op haar paraplu en droop van de reliëfletters van het SOUTHWARK CROWN COURT. Door de sombere gevel raakte ze gedeprimeerd. Rijen ramen in de vaalgele bakstenen deden denken aan honderd waakzame ogen. De ogen van de wet die een oordeel over haar zou vellen. De laatste keer dat ze in dit gerechtshof was geweest, studeerde ze nog.
Vol hoop. Barstend van ambitie.
Ze rookte een sigaret en ging naar binnen.
Ze had om halfelf met Eddie afgesproken in de wachtruimte bij rechtszaal zeven. Ze moest om twaalf uur voorkomen. Nu, met alleen haar gedachten als gezelschap – ze had vergeten een boek mee te nemen – kreeg ze een mat gevoel van déja vu. Een oudere vrouw kwam binnen en liet zich bijna in de stoel naast haar vallen. Geagiteerd begon ze met haar vingers te spelen, toen sloeg ze dubbel, haar ogen werden nat en de tranen begonnen te vloeien.
Ze bood een meelijwekkend schouwspel. Frankie raakte haar arm aan.
“Gaat het?” (Zinloze vraag.) “Kan ik iets voor u halen?”
De vrouw schudde haar hoofd. Ze deed duidelijk haar best om op te houden met huilen en haalde onhandig een papieren zakdoekje uit haar mouw waarmee ze haar tranen begon te deppen.
Waarom was ze hier…als getuige of aangeklaagde? Was ze door een ruwe echtgenoot tot het uiterste gedreven en hem daarom met een keukenmes te lijf gegaan? Ze leek iemand die onder de duim werd gehouden. Of had ze na haar jarenlang verzorgd te hebben een door Alzheimer getroffen moeder uit barmhartigheid een kussen op haar gezicht gedrukt?
Er was geen staat op te maken. Als er iets was wat Frankie tijdens haar carrière had geleerd, was het wel dat mensen zelden waren wat ze leken.
Eddie kwam binnen en excuseerde zich gejaagd omdat zij als eerste was gearriveerd.
“Maar je bent precies op tijd,” zei ze. “Ik was te vroeg. Ik wist niet hoeveel tijd de reis me zou kosten.”
“Nou, als ik je maar niet heb laten rondhangen…Ik heb een van de privévertrekken geboekt en dacht dat we daar maar meteen naartoe moesten gaan. Ik heb Kareem verteld – Kareem Kaur, de strafpleiter – waar hij ons kan vinden. Er moet daarna nog wel tijd zijn voor een kopje koffie. Maar als je nu al iets wilt…”
“Nee, ik heb een kan vol gehad voordat ik van huis ging. Laten we maar meteen naar binnen gaan.”
Ze pakte haar aktetas, draaide zich om en keek naar de vrouw met de grijze haren. Die staarde strak voor zich alsof ze catatonisch was.
“Succes,” zei Frankie zacht tegen haar, maar ze kreeg geen antwoord.
In het kamertje gekomen stond Eddie erop de procedure met haar door te nemen.
“Als je dat prettig vindt…” zei ze een tikje verveeld.
Hij fronste. “Ik doe het niet voor mezelf.”
Ze verontschuldigde zich. “Het komt door dat verdomde protocol,” zei ze.
“Tja, zo is de wet nu eenmaal.” Hij klonk nog steeds ontstemd.
“Ik weet er alles van.” Ze verontschuldigde zich opnieuw en probeerde ernstig te blijven.
“Je hebt je dus gerealiseerd dat de zitting van vanochtend eigenlijk alleen maar een herhaling is van de hoorzitting bij de politierechter? Je hoeft alleen maar je identiteit te bevestigen. Vervolgens zul je worden aangeklaagd en verklaar je dat je schuldig bent. Verder hoef je niets te zeggen…O ja, behalve dat je instemt met het voortzetten van de borg.”
“Ja, dat weet ik allemaal,” zei ze gehoorzaam toen hij een blik op haar wierp.
“En hoewel jouw zaak om twaalf uur voorkomt, staat er een hele reeks zaken voor die tijd gepland en het hof werkt die lijst af.”
Ze werd door een dodelijke vermoeidheid overvallen. Eddies nietszeggende gelaatstrekken vloeiden voor haar ogen in elkaar over. Ze wenste dat het hele gedoe al achter de rug was.
“Gaat het?”
“Zo’n beetje.”
De strafpleiter kwam kort daarna binnen.
“Francis Walters, Kareem Kaur,” zei Eddie.
Ze gaven elkaar de hand. Hij was een jongeman met een mager gezicht, dwingende ogen en een strenge manier van doen. Zijn “hoe maakt u het?” klonk beschaafd.
Ze namen alledrie plaats.
Kareem legde een map op tafel. Zonder enige inleiding zei hij: “Eddie heeft mij aangezocht om als uw raadsman op te treden…U hebt recht op rechtsbijstand, klopt dat?”
“Ja. Ja, dat klopt.” Hij maakte haar onverklaarbaar nerveus en vreemd genoeg verlangde ze naar zijn goedkeuring.
“Mooi. En, Eddie, je hebt zeker wel uitgelegd hoe de procedure vandaag zal verlopen?”
“Ja, maar misschien heb je er zelf nog iets aan toe te voegen?” zei Eddie.
Kareem knikte en sloeg de map open. “Goed, mevrouw Walters…”
Ze gooide ongeduldig haar handen omhoog. “Frankie alsjeblieft! Geen onverteerbare formaliteit.”
Hij lachte, een witte-tanden-lachje dat de strengheid van zijn gelaatstrekken deed verdwijnen. “Goed dan…Frankie! Je beseft dat er vandaag geen oordeel over je zal worden uitgesproken, hè? Je zult over ongeveer een maand voor een tweede verhoor voor dezelfde rechtbank moeten verschijnen. Tegen die tijd zal de rechter alle rapporten hebben gelezen. Ik zal dan de gelegenheid krijgen jou te verdedigen en daarna zal je straf worden bepaald.”
“Het is niet eerlijk,” barstte ze los. “Ik heb nooit begrepen waarom het zo lang moet duren.”
“Ik begrijp dat het moeilijk is.”
“Moeilijk? Een maand om je de haren uit het hoofd te trekken, een maand waarin je niets kunt doen. Het is onmenselijk. Hoe kunnen ze een mens zoiets aandoen?” Ze drukte haar vingers tegen haar slapen.
Hij knikte langzaam. Alsof hij haar echt begreep. “Beestachtig,” zei hij en hij klonk zo sprekend als een ouderwetse schooljongen dat ze erom moest lachen.
Hij wreef met zijn duim over zijn mondhoek. “Ik heb de details van jouw zaak gelezen, net als je verklaring, en het staat vast dat er in de ogen van de wet geen enkele twijfel bestaat over de ernst van je overtredingen…Maar…” Hij zag de ontsteltenis op haar gezicht. “Maar,” zei hij nog eens, “volgens mij zorgt de uiterst beledigende aard van het gesprek dat jij hebt opgevangen voor verzachtende omstandigheden. Ik zal met de officier van justitie onderhandelen over de aard van de aanklacht. Dat wil zeggen dat de exacte versie van de feiten voor het hof zullen worden geopenbaard en dat die je straf kunnen verminderen.”
Hij maakte indruk op haar.
“Ik wil dat je eerlijk bent,” zei ze. “Is het mogelijk dat ik tot gevangenisstraf word veroordeeld?”
“Ik doe nooit aan gissen, Frankie.”
“Maak dit keer dan een uitzondering. Alsjeblieft.”
Hij keek haar aandachtig aan. “Ik moet je vertellen dat misbruik van de rechtsgang meestal tot opsluiting leidt. Dat gezegd hebbende,” ging hij snel door, “is een voorwaardelijke veroordeling niet uitgesloten. Een straf van minder dan twaalf maanden kan uitdraaien op twee jaar voorwaardelijk als de rechter het gevoel heeft dat, al is gevangenisstraf gerechtvaardigd, het niet gerechtvaardigd is om ook meteen gevangenisstraf toe te passen. In dat geval kan dat, zoals je wel zult weten, worden gecombineerd met andersoortige straffen, zoals een taakstraf, uitgaansverbod, elektronische vervolging of toezicht. Ik verzeker je, Frankie…” en Kareem stompte met zijn vuist in de lucht om zijn woorden kracht bij te zetten, “…dat ik verdomd hard mijn best voor je zal doen.”
Net als dat ‘beestachtig’ van daarnet maakte het ‘verdomd hard’ haar aan het lachen. Zij het ook vluchtig.
“Maar je weet het niet zeker.”
“Nee. Maar het feit dat je een alleenstaande moeder bent met een kind dat volledig van jou afhankelijk is, dat je verleden smetteloos is en dat je door omstandigheden tot jouw handelingen bent gekomen, dat zal allemaal meewegen en in jouw voordeel werken. Als je het mij vraagt, denk ik dat je een voorwaardelijke straf zult krijgen. Maar dat is alleen mijn mening en ik wil er niet op vooruitlopen. Je moet gewoon geduld zien op te brengen.”
“Er blijft me niet veel anders over, wel?”
Verder viel er niets meer te bespreken, dus namen ze afscheid. Hij ging naar een andere cliënt, zij en Eddie naar de cafétaria twee verdiepingen lager, waar hij een broodje en een Kit-Kat verslond, samen met een cappuccino.
“Iemand zonder zorgen en met een zuiver geweten,” merkte ze op terwijl ze beide handen om haar eigen kop thee hield waaruit ze nauwelijks een slokje kon nemen.
“O jee, mijn eetgewoonten!” zei hij terwijl hij zijn mond met de achterkant van zijn pols afveegde. “Mijn moeder noemt me het Vuilnisvat.”
Aggut, dacht ze; hij woont vermoedelijk nog thuis om geld uit te sparen en ongetwijfeld doet ze alles voor hem.
Ze liepen terug naar boven. De oudere vrouw was nergens te zien. Vlak daarna kwam Kareem opdagen. Zijn pruik maakte hem haast onherkenbaar.
“Wij zijn aan de beurt,” zei hij.
Ze vond het gebruik van het woordje ‘wij’ prettig. Alsof ze allemaal terecht moesten staan.
De zaalwachter opende de deur van rechtszaal zeven voor hen en ze gingen naar binnen. Terwijl zij naar het strafbankje werd verwezen stierf het gemompel weg, net als het gekeuvel vlak voordat een concert zou beginnen.
De rechter was een vrouw van gemengd ras. Frankie vroeg zich af hoe zij zich wel tegen alle verwachtingen in een weg naar boven had weten te klauwen. Het gaf haar moed. Dat was goed nieuws. Ze zou zich vast en zeker sympathiek opstellen, ja toch? Maar ze veranderde van gedachten toen ze naar de harde uitdrukking op het gezicht van de vrouw onder de pruik keek. Nee. Vermoedelijk had ze deze positie gekregen door keihard te zijn. Ze zou beslist geen zusterlijke gevoelens tonen.
Net als de vorige keer moest ze ook hier bevestigen dat ze inderdaad Frances Wakers was, et cetera, et cetera. Ze stond kaarsrecht en in haar vlakke, duidelijke stem was geen spoor van verontschuldiging te horen.
De openbare aanklager, een gedrongen man met een bril met dikke glazen, richtte zich tot de rechter: “Edelachtbare, ik treed op als openbaar aanklager. Mijn geleerde vriend mr. Kaur vertegenwoordigt de aangeklaagde. We zijn gereed om de aanklacht aan te horen.”
De rechter bedankte hem en wierp een blik op de griffier die tegen Frankie zei dat ze weer moest gaan staan. Ineens kwamen de rituelen, de gewichtigdoenerij en het versluierde, stokoude taalgebruik haar belachelijk voor.
De griffier las de aanklacht voor. “Edelachtbare, op de avond van zo december, heeft de beklaagde, mevrouw Francis Walters gepoogd de loop van het recht te misbruiken door opzettelijk…”
Onder het luisteren drukte de rechter haar vinger als een schroef in haar wang.
Frankie beet op haar nagels. Ze wilde dolgraag voor zichzelf opkomen. Maar was er iemand die zich ook maar iets aantrok van wat redelijk was? Vandaag moest ze gewoon zien door te komen.
Ze stond op om verweer in te dienen. Het was een stoelendans, dacht ze. Sta op, ga zitten, sta op…
“Schuldig.”
Het waaierde uit door de zaal. Zweefde verder op radiogolven.
Haar kop eraf!
Kareem vroeg om een rapport voorafgaand aan het vonnis.
De rechter zoog haar wangen in. “Dat keur ik goed,” zei ze met een stem waarin een West-Indische zangerigheid doorklonk.
Haar vernietigende blik richtte zich op Frankie.
“U hebt schuldig gepleit ten aanzien van een zeer ernstig vergrijp. Ik zal opdracht geven tot een rapport voorafgaand aan het vonnis om me te helpen bij het bepalen van de strafmaat. Ik ben bereid in de tussentijd uw borg te handhaven. Maar ik moet u waarschuwen dat dit niet mag worden gezien als een indicatie ten aanzien van de straf die zal worden opgelegd. Alle strafmogelijkheden blijven open. Echter, voor misdrijven van deze aard ligt wat mij betreft gevangenisstraf het meest voor de hand.”
Ze voelde het bloed uit haar gezicht wegtrekken en greep zich vast aan de stoel.
“Dat is alles. Meldt u voor uw vertrek bij de reclasseringsambtenaar.”
Ze liep bijna wankelend de rechtszaal uit. Kareem en Eddie vingen haar op.
“O god, dat is het dan, hè?” zei ze verwilderd tegen Kareem. “Ik moet naar de gevangenis.”
“Heel onwaarschijnlijk,” zei hij.
“Maar de rechter…”
“Het is alleen maar jargon. Dat zou jij toch moeten weten, Frankie.”
“Ik ben meester in de rechten, geen strafpleiter,” zei ze fel. “Dat was ik tenminste in een vorig leven…O, het spijt me, eerlijk.”
“Je reactie is volkomen begrijpelijk,” zei Kareem.
Eddie liet een bescheiden kuchje horen. “Ik heb nog een afspraak, vrees ik.”
“Ja, natuurlijk. Bedankt voor alles,” zei Frankie.
“En op mij wacht ook een andere cliënt,” zei Kareem. “Maar vertrouw me alsjeblieft als ik zeg dat het onwaarschijnlijk is dat je naar de gevangenis zult gaan. Wanneer de rapporten binnen zijn en de rechter de tijd heeft gehad de paperassen door te nemen, hoop en geloof ik dat ze begrip zal tonen. Vergeet niet dat een rechter indien mogelijk nooit een kind van de moeder zal scheiden. Probeer positief te blijven. Voor je dochter.”
Ze bedankte hem en hij wilde zich al omdraaien om weg te gaan. Toen keek hij haar plagend aan. “O, en Frankie,” zei hij grinnikend, “als je bij die reclasseringsambtenaar bent, probeer dan spijt te betonen voor wat je hebt gedaan, ook al is dat niet zo. Dat raad ik je dringend aan!”
Op weg naar huis stopte ze bij de Esporta fitnessclub in Swiss Cottage om even te gaan zwemmen. Dat was een luxe die ze zich niet langer zou kunnen permitteren.
Het was stil in het bad: een oudere man die onhandig de rugslag zwom waarbij zijn armen aan molenwieken deden denken waarvan de zeilen waren versleten, een jongere man die zich aan het ondiepe eind aan de metalen reling vasthield, twee vrouwen die met elkaar babbelden terwijl ze langzaam baantjes trokken, hun stemmen weerkaatsend en hun hoofden boven het water als twee gekapte boeien.
Ze droeg een eenvoudig zwart zwempak dat de nadruk legde op haar lengte, haar volle borsten en haar lange, strakke lijf en de ogen van het viertal volgden haar toen ze haar zwembril op zette, naar de rand van het bad liep en zich in het water liet glijden.
Ze wachtte tot er niemand meer in de weg lag, zwom twee rustige baantjes vrije slag en ging toen over op de schoolslag. Inademen. Hoofd in het water. Omhoog om adem te halen. Benen en armen in perfecte harmonie. Een glimp van de verbleekte voeten van de andere zwemmers.
Ze was alleen gefixeerd op het water en de harmonie met haarzelf. Al snel bewoog ze zich minder bewust; haar armen en benen leken op te lossen en een te worden met het water. Ze was het water.
Haar gedachten dreven weg.
Bonnie was bijna één jaar en kon nog niet zonder steun rechtop zitten.
Op dit moment valt er niet te zeggen wat er mis is met haar, als er al iets mis is. Ze is misschien een trage starter, had de kinderarts – een andere dan degene die ze eerder had gezien – tegen haar gezegd. Wanhoop niet, had hij eraan toegevoegd.
Waarom gaat u ervan uit dat ik wanhoop* had Frankie gezegd. Ik wil gewoon doen wat het beste is voor mijn kind. En weten wat er aan de hand is zodat ik haar de beste kansen kan geven.
Dat was de dag waarop ze haar besluit had genomen.
Ze koos voor een carrière in de rechten, uitsluitend omdat er veel geld in te verdienen viel.
Ze zwom haar mijl – tweeënvijftig baantjes – en eindigde met een extra baantje vrije slag in een razend tempo. Daarna ging ze douchen en zich aankleden.
En vervolgens naar de receptie om haar lidmaatschap op te zeggen.