Geluk
(Frankie en Daniel)
“Ik heb je morgenochtend nodig om een Shire te beslaan,” had hij gisteravond gezegd na het avondeten dat hij als ‘thee’ betitelde. “De kans is groot dat ik hem niet alleen aankan.”
Zijn norse toon was in tegenspraak met de uitdrukking op zijn gezicht. Zijn ogen, net zo licht als de hare, waren donker geworden bij die vernederende woorden. Ze vond dat hij eruitzag alsof hij een klap had gekregen.
“Maar ik weet niets van…” begon ze te protesteren.
“Ja, dat weet je wel. Je bent ermee opgegroeid. Toen jij net zo oud was als de dreumes…”
“Maar dat was twintig jaar geleden, pap.”
“Zoiets vergeet je niet. Trouwens, je hoeft me alleen maar te helpen zijn hoeven op te tillen, meer niet. En me het gereedschap aan te reiken. Net als vroeger.”
En dat had natuurlijk de doorslag gegeven.
Dus vanochtend waren ze op pad gegaan, zij met hun drietjes en Wally. Zijzelf voorin naast haar vader. En toen ze bij de klant waren aangekomen had haar dochter op de motorkap gezeten als een afspiegeling van haarzelf.
De eigenaar had het paard naar buiten geleid. Een groot, vriendelijk dier.
Frankie tilde de hoeven van het paard op – loodzwaar – zodat haar vader ze kon onderzoeken en met de nijptang de voorste hoefijzers kon verwijderen. Daarna – een groot eerbewijs – gaf hij haar de hoevenkrabber om de hoeven schoon te maken.
“Eens kijken of je het nog weet,” zei hij.
Ze was toen nog klein geweest. De pony had meegewerkt. En die was ook klein geweest. Deze Shire leek vast van plan zijn hoeven op de grond te planten en te weigeren ze weer op te tillen, zodat haar niets anders overbleef dan hem bij zijn vetlok te grijpen. Ze knelde zijn hoef tussen haar knieën, hield die met haar linkerhand op de plaats en met de hoevenkrabber in haar rechter begon ze tegen zijn lijf geleund de opgedroogde modder en kiezeltjes eruit te peuteren, er goed op lettend de gevoelige hoornstraal te vermijden. In het begin leek het alsof ze zijn hele gewicht moest dragen, maar hoewel haar vader scherp in het oog hield wat ze deed en de eigenaar maar een metertje bij haar vandaan stond, slaagde ze erin kalm te blijven. En al snel begon het paard mee te werken, misschien wel uit dankbaarheid voor haar voorzichtige behandeling en haar zachte stem. Hij verplaatste zijn gewicht en ze voelde dat de voet in haar handen zich ontspande.
Haar vader gaf haar een minuutje rust en vroeg haar toen de linker voorvoet op te tillen zodat hij de hoef kon bijvijlen.
“Zie je hoe die is uitgegroeid,” zei hij, wijzend met zijn schaar. “Die had na zes weken niet zo lang horen te zijn. Daardoor wordt de hoef te ondiep en gaat dan uitzetten. Die is al heel lang niet fatsoenlijk beslagen. Ik ga het een heel eind bijknippen, zo ver als het veilig is en zo snel als ik kan…En hij staat al op zijn hakken zodat ik misschien wiggen moet gebruiken om hem wat meer rechtop te laten staan. En kijk eens naar de hoornstraal…” – hij wees naar de dikke V – “daar zitten allemaal losse stukjes omheen waar wat aan gedaan moet worden.”
Ze zag hoe nauwgezet hij te werk ging, eerst met de kniptang en daarna met het mes. Het kwam allemaal weer boven, alles wat hij haar als klein meisje had geleerd. En ze werd zich bewust van het ritme waarin haar vader, zijzelf en het paard samenwerkten.
Toen beide voorbenen waren gereedgemaakt stond Frankie op, rekte haar armen uit en draaide haar schouders om de spieren losser te maken terwijl haar vader naar de bus liep, een hoefijzer van de smidse nam en die in het water doopte om de roodgloeiende hitte eruit te halen.
Ze wierp een kushandje naar haar dochter die zich nauwelijks had bewogen maar alles in zich opnam, en er verscheen een stralend lachje op haar gezichtje.
“Ben jij Daniels nieuwe assistent?”
De eigenaar was iets dichterbij gekomen. Onder het praten klopte hij het paard op de hals.
“Hij is mijn vader,” zei ze. En ze voelde bij die woorden een golf van trots opwellen.
“Echt waar?” Hij keek haar met hernieuwd respect aan. “Je vader is de beste hoefsmid in heel Oxfordshire. Weet meer dan welke veearts ook. Wat hij niet weet, is het weten niet waard. Hij is nog van de oude stempel.”
“Ja,” beaamde ze. De oude stempel. Dat klonk goed. En het zei eigenlijk alles wat je van hem moest weten.
Haar vader kwam met het hoef ijzer tussen twee tangen naar haar toe. “Klaar?”
“Ja.”
Ze tilde de hoef van het paard nu gemakkelijk op en haar vader legde het hoef ijzer ertegenaan. Toen hij dat deed, steeg dwars door de stoom heen dat unieke rokerige aroma op en haar ogen prikten. Ze hoorde haar vader zwaar ademen toen hij de nagels erin sloeg. Zijn gezicht was rood aangelopen en er lag een laagje zweet op. In zijn overhemd verschenen onder zijn armen donkere plekken. Tot twee keer toe hield hij even op om zijn knobbelige vingers te strekken.
“Het is nu zo gebeurd…Brave knul…” mompelde hij tegen het paard.
Hij keek naar haar om te zien of alles goed met haar was en toen ze bevestigend knikte, glimlachte hij. Ze voelde vanbinnen iets opspringen, iets bevrijdends. En door zo met hem samen te werken, kreeg ze het merkwaardige gevoel dat ze in zijn hoofd kon kijken. Alsof ze alles door de ogen van de perfectionist zag, alsof ze voelde hoe hij alles in zich opnam, alsof ze wist welke hartstocht hem ertoe dreef de pijn in zijn armen en benen te doorstaan. Ze was zich nog nooit zo bewust van hem geweest en had zich nog nooit zo dicht bij hem gevoeld.
Geen wonder dat hij dit niet kan opgeven, dacht ze. Het gaat in je botten zitten.
Toen ze klaar waren en de Shire was teruggebracht naar zijn stal pakte Bonnie de magneet om alle verdwaalde nagels te verzamelen, met haar scherpe ogen aan de grond gekleefd als een ouderwetse detective die naar aanwijzingen zocht.
“Bedankt dat je me vandaag uit de nood hebt geholpen,” zei haar vader een tikje onhandig voordat ze die avond naar bed gingen. “Je hebt het goed gedaan.”
“Ik heb ervan genoten.”
En toen ze in haar smalle bed nog eens terugdacht aan de dag besefte ze dat ze zich gelukkig had gevoeld. Echt gelukkig. Een veel te vaak gebruikt superlatief, had ze altijd gedacht. Een voorbijgaande emotie die vanwege de onwrikbare verwachtingen onmogelijk stand kon houden.
Maar vandaag had ze dat echt gevoeld: de zuiverste vorm van geluk.