34

Dapper volhouden
(Nuala en Frankie)

Eerlijk, zei Nuala tegen haar nieuwe vriendin Frankie, ze wist niet hoe lang ze dat flikkerlichtgedoe waarmee de liefde gepaard ging nog kon volhouden.

“En dan heb ik het niet over mij, maar over Liam,” zei ze.

“Maar het was toch weer goed tussen hem en Sally?”

“Tot de volgende keer dat de hormonen weer beginnen op te spelen.”

Ze zaten op het kleine, van onkruid vergeven terrasje in Nuala’s tuin dat maar net genoeg plaats bood aan de twee ligstoelen waarin ze zaten. Ze had er handdoeken in gelegd, om te voorkomen dat je ribbels in je kont krijgt, had ze gezegd. Liam en Bonnie lagen languit op het ongemaaide gazon. Ze konden horen dat hij haar uitlegde hoe zijn nieuwste speelgoed werkte.

“…Hij heet Robosapien. Hij is een menselijke robot met twee soorten grijparmen en hij werkt op een afstandsbediening waarmee je hem allerlei dingen kunt laten doen en hij…”

“Wat voor dingen?”

“Hij kan gooien en fluiten en dansen en holbewonertaai spreken en scheten laten en boeren…”

“Het is onbeleefd om scheten en boeren te laten.”

“Nou en hij kan je sokken oppakken en potloden en hij kan karate en…”

“Wat is ka-ra-te?”

“Dat is een soort…ehh…Ik zal hem wel op tafel zetten dan kun je het zelf zien.”

“Ja, graag!”

De twee vrouwen keken elkaar even aan en hielden hun lachen in.

“Och, wat schattig,” zei Frankie.

“Ja, hè? Liam vindt het heerlijk om met zijn speelgoed te pronken.” Nuala keek met samengeknepen ogen naar de late middagzon. Het was belachelijk warm. Haar blote huid had een pijnlijk roze tint, met witte strepen op de schouders waar de bandjes van haar topje hadden gezeten. “Het probleem is dat als er weer iets misgaat – met zijn liefdesleven of met zijn baan – hij opnieuw doordraait en er gehakt van maakt. Het zijn altijd zijn lievelings-dingen die eraan moeten geloven.”

“En hij is zo sterk. Ben je nooit bang?”

“Niet dat hij mij iets aandoet, nee. Hij is de liefste knul ter wereld. Maar wel dat hij zichzelf pijn doet. Zijn woedeaanvallen zijn altijd op hemzelf gericht. Het is echt vreselijk om aan te zien, Frankie. Je kunt niets beginnen, alleen maar toekijken hoe hij alles aan gruzelementen slaat. En hij is weer begonnen zijn hoofd tegen de muur te bonken.”

“Wat afschuwelijk. Ik snap niet hoe je dat aankunt.”

“Dat doe je toch gewoon? Je knuffelt hem. Maakt hem weer schoon…Maar dat wil niet zeggen dat ik niet af en toe…” Ze haalde haar schouders op en beet haar tanden op elkaar. Iedere keer als ze aan het laatste voorval dacht, kon ze wel onder de grond kruipen van schaamte.

“En met jou en Jim?”

“Hij blijft dapper volhouden, de engel. Ik weet niet wat hij in me ziet. Of liever, in ons samen.”

“Ik wel.”

“O, dank je wel. Wat lief om dat te zeggen…Maar weet je, het probleem is dat ik gewoon zit te wachten tot alles misgaat, als je snapt wat ik bedoel. Ik ben doodsbang dat hij me laat zitten.”

“Dat zal hij echt niet doen, Nuala. Uit wat je me hebt verteld blijkt wel dat hij vastigheid zoekt. Je moet eens ophouden met dat gepieker en je niet druk maken over de toekomst.”

“Wat ben je toch een verstandige meid, Frankie.”

“Nee, niet altijd,” zei ze.

De zielige toon die in haar stem doorklonk, zorgde ervoor dat Nuala haar scherp aankeek. Ze ging verzitten om haar gezicht te kunnen zien.

“Hoe zit het eigenlijk met jou?” vroeg ze. “Je hebt me wel iets verteld, maar lang niet alles. Ik zit hier maar mijn hart uit te storten, terwijl jij…Je doet me denken aan zo’n ouderwetse dokterstas, vol geheimen. Waarom ben je uit Londen weggegaan?”

“Omdat ik…” Frankie ging iets rechterop zitten. “Dit zou je wel eens een schok kunnen bezorgen…”

“Mij?” Nuala wees op zichzelf. “Van z’n levensdagen niet. Niet deze dame.”

“Ik heb wraak genomen op mijn baas nadat hij…”

Een paar maanden geleden had ze het nog niet kunnen vertellen zonder een sigaret bij de hand te hebben, maar nu voelde ze zich kalm toen ze over het voorval praatte. Alsof ze het over iemand anders had.

“Ik zou precies hetzelfde hebben gedaan,” zei Nuala ferm. “De schoft.”

“Echt waar, of bedoel je dat bij wijze van spreken?”

“Helemaal niet bij wijze van spreken. Als iemand ook maar aanmerkingen zou hebben op mijn Liam…Als puntje bij paaltje komt, hebben ze immers niemand anders die voor hen opkomt? Dus je bent wel van plan om een tijdje bij je ouders te blijven, Frankie?”

“Ja. Tot na de zitting van de tuchtraad, want dan kan ik pas besluiten wat ik verder wil gaan doen. Overigens gaat het alleen om mijn vader. Mijn moeder is dood.”

“Lieve hemel, je hebt het wel voor je kiezen gekregen, hè? Is dat pas gebeurd?”

“Een jaar en vier maanden geleden. Ze is aangereden en de auto is niet gestopt. Ze was in het donker naar buiten gegaan om een brief op de bus te doen.”

Nuala keek haar met grote ogen aan. “Maar dat is ronduit verschrikkelijk!” Tranen van medeleven glinsterden in haar ogen. “Heeft de politie niet…”

“Nee. Daar is mijn vader ziedend over. Maar eerlijk gezegd hadden ze vrijwel geen aanknopingspunten. Een veeg groene verf op de brievenbus, meer niet. Er waren geen getuigen. Niet zo lang geleden kregen we weer wat hoop, maar we hebben net te horen gekregen dat het niets was.”

“Wat erg voor jullie.”

“Nou ja, het is inderdaad niet gemakkelijk geweest. Ik mis haar ontzettend. En het was ook zo plotseling. Het ene moment was ze er nog en een moment later…Maar het is veel erger voor hem, voor mijn vader, dan voor mij. Hij heeft er vreselijk onder geleden. Maar de laatste paar maanden…We hadden jaren geleden ruzie gehad, hij en ik, en we praatten niet eens meer tegen elkaar, maar inmiddels hebben we vrede gesloten. Ik heb je al verteld dat ik zijn assistente ben geworden.”

Nuala legde haar hand op Frankies blote arm. “Daar ben ik blij om.”

Ze hoorden gelach en keken om naar de kinderen. Liam had de robot geprogrammeerd om te dansen en het ding hopste nu over de tafel.

“Hij is helemaal gek van Bonnie,” zei Frankie met een tedere blik op haar dochter. “Ik geloof echt dat ze zijn leven heeft gered.”

Op hetzelfde moment zag Nuala ineens een gelijkenis tussen het kind en haar moeder. Niet iets dat meteen in het oog sprong, maar iets in de gezichtsuitdrukking.

“Ik wou dat we gerechtigheid konden krijgen voor mijn moeder,” zei Frankie peinzend, “maar ik denk dat je wel kunt stellen dat we ermee hebben leren leven. Ja…in feite klopt dat precies. We hebben ermee leren leven en nu zijn er weer af en toe momenten…Fijne momenten.”

Fijne momenten.

De woorden hadden een prettige klank die opbeurend werkte en daarom herhaalde ze ze in gedachten nog eens.

Fijne momenten.

Ze vormden weer een gezin.