HET GESPREK
“Wanneer moet ie eigenlijk beginnen?” vroeg Viola. Ze zat op haar knieën en hielp Engels geschriften, gedroogd en verspreid over de vloer, bijeen te rapen en te sorteren.
“Geen idee…” Emma wreef hard over een vel papier, het oppervlak was verschrompeld als de schil van een oude appel, “na de zomer, denk ik.” Gelukkig was de inkt niet uitgelopen, op een paar plekken na waar de tekst was vervloeid tot een grijze brij. Zou het belangrijk zijn? Ze hield een willekeurige pagina op armlengte, maar de typelettertjes haakten in elkaar en dansten voor haar ogen. Haar leesbril lag beneden.
“En hij zit nog in Den Haag?”
“Ja, hij moet dringend een of ander rapport afmaken. Dan komt hij naar huis.” Hopelijk had Engel zijn papieren niet nu al nodig, anders zou hij razend op haar zijn. “Misschien moeten we ze op volgorde leggen,” stelde ze voor, “het is al vervelend genoeg dat hij ze in deze toestand terugkrijgt…”
Viola bladerde snel door haar stapel. “Sommige zijn genummerd, andere niet…dat wordt een hele klus.”
Emma kroop over de vloer. “Valentin heeft ze voorzichtig losgemaakt en toen achter elkaar gelegd, dus moeten de opeenvolgende pagina’s op rij liggen.” Ze duwde de mouwen van haar blouse tot boven de ellebogen. Het was bloedheet, maar ze durfde de ramen niet tegen elkaar open te zetten, dan zou de boel ook nog verwaaien. En de tijd drong. Niet alleen kwam Marjoke straks alles ophalen, maar de bovenverdieping moest ook nog leeg want er zouden een nieuw bed, een bankstel en nog wat andere meubels bezorgd worden. Tot zijn verhuizing zou Engel wel bij haar intrekken en dan moest het er toch een beetje gezellig uitzien.
“Laten we het zo doen…jij legt van iedere stapel alle genummerde pagina’s op volgorde,” stelde Viola voor, “dan kijk ik op de ongenummerde waar de tekst op elkaar aansluit…” Ze boog naar voren, pakte twee naast elkaar liggende velletjes en ging snel met haar vinger langs de onderste regel van de een en de bovenste van de volgende. “Goddank heeft hij een typemachine gebruikt, zijn handschrift is totaal onleesbaar.” Ze graaide de bruine dossiermappen bijeen. “Alles moet weer in het juiste mapje…” Aandachtig las ze de opschriften, liet haar billen op haar voeten zakken en mompelde: “Dit maakt wel wat duidelijk…”
Op de trap klonk een voorzichtige stap. Valentin kwam boven en zette een dienblad met een kan water en glazen op de vloer. Hij was de keukenkastjes aan het slopen en voorzag hen nu van verfrissingen vanwege het stof en de rotzooi beneden. Hij keek rond en vroeg of hij kon helpen.
“Nee, niet nodig,” was Viola Emma voor. Zonder een woord draaide hij zich om en ging weer naar beneden.
Emma zat met beide handen op een stapeltje geleund in de hoop de papieren met haar volle gewicht weer vlak te drukken. Hè, waarom deed Viola nou zo kortaf tegen Valentin? Nu haar reis niet doorging voelde ze zich toch al schuldig tegenover hem. Ze wilde er iets over zeggen, maar zag hoe Viola op haar gemak zat te lezen, de ene pagina na de andere. Nou ja zeg, dit waren Engels privépapieren, er kon wel iets heel persoonlijks in staan, daar ging je toch niet in lezen. “Zullen we doorgaan…” zei ze en Viola sloeg direct de map dicht. Er stond in grote letters V Vogelaar op. Vreemd, misschien bestond een gedeelte uit een soort dagboek met Engels gedachten en observaties over mensen in zijn omgeving. Hopelijk had hij niets akeligs over Viola geschreven. Nou ja, dan moest ze er ook maar niet haar neus insteken. Ze keek op haar horloge. Nog anderhalf uur voor het meubilair werd bezorgd. Marjoke kwam pas tegen de avond. Een korte pauze om iets te drinken kon er wel vanaf. Ze strekte haar benen en leunde tegen het lage muurtje waarachter de studeerhoek was gepland. Viola maakte het zich eveneens gemakkelijk en stak een sigaret op.
“Vertel ‘ns over je weekendje in Luxemburg?” Voor alle zekerheid wilde ze het gesprek wegleiden van Engels dagboeken.
“O heerlijk…Even bijkomen van alle drukte hier…” Viola streek langs haar nek. “Trouwens, voor ik het vergeet, ik sprak eergisteren mijn kennis, je weet wel die makelaar. Het toeval wil dat hij een leuk huis te koop heeft staan in Den Haag. Met een kleine verbouwing valt het prima te bewonen door twee personen. Hij is bereid het te verkopen voor een redelijke prijs, zodat je quitte speelt als je dit verkoopt.”
Aarzelend zette Emma haar glas water neer. “Maar…maar ik heb helemaal nog niets besloten, hoor…Ik weet niet eens of Engel wel samen met mij…Volgens mij wil hij liever met Marjoke…”
“Marjoke?” Viola snoof verachtelijk, “dat heb je vast maar van één kant gehoord. Weet jij hoe Engel erover denkt? Die relatie houdt toch geen stand. Hoe lang kennen die twee elkaar al niet? Welnee, als hij eenmaal die baan heeft kan hij wel wat beters krijgen dan Marjoke Beenhouwer…”
“Nou, hij gaat anders wel met haar op vakantie…”
“Wacht dan maar rustig af. Een vakantie is meestal de nekslag voor een relatie.” Emma liet haar blik door de ruimte dwalen. “Ik denk erover deze verdieping te verhuren zodra Engel vertrokken is. Het is toch zonde als dit leegstaat?”
“Jeetje, Emmie, zou je dat nou wel doen?” Viola doofde haar sigaret op het dienblad. “Je weet hoe Engel is…hij zal pisnijdig worden…Je laat ‘m straks aan z’n lot over in Den Haag en verhuurt ook nog zijn bovenverdieping aan een wildvreemde…”
Ja, daar had ze natuurlijk gelijk in. Misschien moest ze een verhuizing niet zomaar van de hand wijzen. Het zou een breuk betekenen met de laatste tien jaar, die niet bepaald de gelukkigste in haar leven waren geweest. Ze droeg dan nog wel steeds de zorg voor Engel, maar je mocht toch verwachten dat hij langzaam zelfstandiger werd, misschien wel degelijk samen met Marjoke. O grote genade, verhuizen, waar begon ze aan? Hoe lang woonde ze hier al niet? Engel was hier geboren en opgegroeid…En Valentin? Wat moest er met Valentin? “Ik weet het niet…” zei ze, “de gedachte aan vreemden in mijn huis…”
Viola glimlachte begripvol. “Nou, daar hoef je niet over in te zitten. Als we het eens worden over de prijs willen Sybrand en ik het graag kopen…we zitten allebei met ruimtegebrek. Er is nooit genoeg plaats voor loges. Misschien halen we een deel van de tussenmuren eruit zodat het één geheel wordt. We hebben er altijd van gedroomd als broer en zus onze oude dag samen te slijten.”
Emma zei niets. Maar dat was toch volstrekt belachelijk, die huizen waren eigenlijk al te groot voor één persoon en sinds wanneer konden Viola en Sybrand zo goed met elkaar opschieten, ze deden niets dan bekvechten.
“Natuurlijk bieden we je een heel fatsoenlijke prijs, een meer dan fatsoenlijke prijs…” Viola streek langs haar gladgeschoren kuiten. “Denk er maar rustig over na, je hebt nog de tijd. En vergeet niet…wij zijn geen vreemden. Het is zoveel prettiger je huis te verkopen aan vrienden…Je huis blijft op een bepaalde manier je huis en je kunt altijd komen logeren, wanneer je maar wilt…”
Wat bedoelde Viola in godsnaam met geen vis zonder graten… Nu alle cassettebandjes waren afgeluisterd, zat Engel al een halve nacht de uitgetypte gesprekken door te lezen. Keer op keer. Zonder enige grip te krijgen op de inhoud. In feite tastte hij volkomen in het duister. Maar uit het raffinement waarmee ze hun bezigheden verhulden bleek wel dat dit geen amateurs waren, ondanks hun kinderachtige gekibbel en het totale gebrek aan ernst. Hij had een overzicht gemaakt van de vermoedelijke hiërarchie van hun organisatie, want zo kon je het wel noemen. Sybrand prijkte dubbel onderstreept bovenaan. Hij onderhield dan wel het contact met de aivd, maar sprak daar niet openlijk over met zijn companen. Mogelijk slechts met een enkele hint: Daar zullen ze niet erg over te spreken zijn… Viola was een uitvoerster, maar zeker geen onbelangrijke: buitenlandse connecties, vermoedelijk andere geheime diensten, vielen onder haar, en daar schermde ze meeja, daarmoet je bij die lui in Duitsland mee aankomen! Ze wist ook precies hoe haar broer onder druk te zetten als er weer een meningsverschil was. Hé, het gebeurt op mijn manier of je kunt verder de boom in! Het was hem een raadsel hoe Viola zich zo’n belangrijke positie had weten te verwerven. Zou ze een vooraanstaande AIVD’er in de tang hebben na een bizarre seksuele escapade? Wat hem de meeste zorg baarde was een nogal duistere opmerking. Volgens mij loopt ie over anderhalve week binnen… Zijn afluisterapparatuur had die de avond voor zijn vertrek uit de caravan opgevangen. Dertien dagen geleden. Binnenlopen in deze context kon slechts duiden op een schip. Omdat het meerdere keren werd herhaald, ging hij ervan uit dat het belangrijk was, dat binnenlopen…Hij moest achterhalen hoe Sybrand hem in de val wilde laten lopen. Inozemtjev kon wel eens snel tot actie willen overgaan nu Marjoke hem zijn dossier had laten inzien. Er was maar één manier om de aanslag te verijdelen: in de openbaarheid treden…Uit puur lijfsbehoud zou hij met zijn gegevens naar de media stappen. Op televisie zou hij volledige openheid van zaken geven: vanaf het door hem verijdelde verraad door Victor van Velzen, het buitensluiten door de BVD, de onwil van de geheime dienst de zaak te heropenen en natuurlijk de samenspanning tussen aivd en zijn buren die hem als lokaas wilden gebruiken bij een aanslag door de Rus. Hij twijfelde er niet aan dat iedere nieuwsrubriek zou vechten om een uitgebreid interview. Daarna kon hij een aantal artikelen over dit onderwerp schrijven en uiteraard alles verwerken in De gevaren die…
Hij controleerde nogmaals het transcript van de laatste opnames. Sybrand merkte op dat de…onverstaanbaar… om halftien binnenliep. Er volgde geruzie met Viola of het wel zo’n geschikte dag was. Maar Sybrand hield voet bij stuk. Beter kon niet. Over de ontmoetingsplek waren ze het direct eens. Zoals altijd… werd afgesproken. Na beëindiging van het gesprek zei Sybrand lacherig tegen iemand in de kamer dat 9 juni juist héél goed uitkwam.
Zoals altijd leverde geen problemen op. Hij wist inmiddels uit eerdere gesprekken dat de buren afspraken maakten op de kop van de haven, even voorbij de terminal waar de ferry naar Engeland aanlegde. Een slimme plek, moest hij hun nageven, daar stonden altijd veel auto’s geparkeerd met dagjesmensen die het de moeite waard vonden urenlang de in- en uitvarende schepen gade te slaan. Daartussen konden ze zich ongezien wanen.
Morgen was het 9 juni. Hij besloot een paar uur te rusten.
De volgende ochtend om negen uur rolde Engel zijn muts op tot een hoofddeksel zoals vissers in de zomer wel droegen. Hij had de broek van het zomerkostuum gecombineerd met een gebatikt hemd uit de vakantiecollectie van Marjoke. Vervolgens zwaaide hij de rugzak gevuld met notitieblokken en drie flessen mineraalwater over zijn schouders en om de gelijkenis met dagjesmensen te vervolmaken hing hij zijn verrekijker op de borst en zette een zonnebril op.
De hemel was wolkeloos en tussen de pakhuizen hing al een aangename warmte; een uitstekende dag dus voor een liefhebber van vissersschepen om op de kop van de haven de nieuwste hektrawlers te bewonderen. Tien minuten later boog hij voor het benzinestation af naar de Halkade en werd onverhoeds overvallen door een geweldige trek. Zijn neus leidde hem naar een viswinkel, voor de deur stond een sandwichbord met uitnodigende aanbiedingen. Met een zak patat en gebakken vis vervolgde hij zijn weg langs rijen containers van zeevisgroothandels en garnalenbedrijven.
Voor een moment vergat hij zijn missie: de zoute wind, de kreet van een kokmeeuw, het gedreun van de hoogovens en de prima gefrituurde kibbeling brachten diep weggestopte sentimenten boven. Hij was weer terug in zijn geliefde IJmuiden. Hoe lang had hij zich niet onzichtbaar gehouden in het hart van zijn woonplaats? Hoe lang had hij zich niet de geneugten van de havenplaats ontzegd? En waarom? Omdat hij zich geroepen voelde zijn krachten ten dienste te stellen van het algemeen belang. Zijn oog viel op de plek waar ooit het station had gestaan, het dode eindpunt van de spoorrails lag er nog altijd. In geen jaren was er een trein overheen gereden. De lijn was opgeheven. Hoe anders was dat geweest in de dagen van oom Henri. Toen kon IJmuiden zijn dappere zonen na lange afwezigheid nog een glorieus welkom bereiden. Reeds in de verte zag een opgewonden menigte de trein naderen, het gejuich zwol langzaam aan en kwam tot uitbarsting in het puffend afremmen van de locomotief. Portieren zwaaiden open en ogen zochten verwachtingsvol tussen de uitstappende reizigers. Hij zag zichzelf, als laatste, het perron betreden waar burgemeester, wethouders en de voltallige gemeenteraad hem opwachtten. Ook de vroede vaderen wisten het: IJmuiden beleefde een historisch moment. Na zijn succesvolle optreden in verschillende televisieprogramma’s haalde IJmuiden niet alleen een verloren gewaande zoon binnen, maar tevens een held die het vissersdorp aanzien ging geven.
Dit bemoedigende vooruitzicht had hem opgepept. Hij smeet de lege zakken weg. Voor hem, aan het einde van de Halkade, lag het reusachtige cruiseschip de King of Scandinavia aangemeerd, die als ferry naar Newcastle dienstdeed. Zo te zien was het net uit Engeland teruggekeerd, er kwamen passagiers van boord en uit de wijd geopende snavel reed een stoet voertuigen naar buiten. Achter hoge hekken, niemandsland tussen kade en douanepost, stonden trucks en personenwagens in de wacht voor de laatste formele afhandeling. Uit de autoramen staken vrolijke vlaggen met rode kruizen tegen witte achtergronden. Hij zwenkte over de parkeerplaats en voor de terminal in het havengebouw hield hij zijn pas in. Tussen de schuifdeuren verschenen vreemd uitgedoste lieden. Sommigen droegen wonderlijke hoofddeksels, anderen waren gekleed in kilts en witte kniekousen. Wie waren deze lui? In ieder geval werden ze scherp in de gaten gehouden: er patrouilleerden nogal wat politieagenten. Overal stonden surveillancewagens. Het drong tot hem door dat hij was omringd door zwarte en blauwe uniformen. Hij zag hun pistolen, nog in de holster, handboeien, walkietalkies en bussen pepperspray, klaar voor gebruik. Met hun vingers duwden ze tegen oortjes. Waarom was er zoveel politie op de been? Er stonden zelfs arrestantenbusjes klaar.
Weggedoken achter een groepje wachtenden bij een touringcar, probeerde hij de situatie in te schatten. Was dit misschien het verwachte schip? Had Sybrand de AIVD getipt dat Inozemtjev gebruik maakte van de ferry, zoals hij al eerder had geconstateerd toen de Rus met zijn moeder op de fiets was vertrokken? Bestond het vermoeden dat Inozemtjev hulptroepen verwachtte uit Engeland waar het stikte van dissidente Russische spionnen in ballingschap? Dan was het gevaar verdrie-viervoudigd.
Zo snel als hij kon bewoog Engel zich naar het eind van de smalle landtong tussen vissershaven en kanaal en posteerde zich in de schaduw van een visrestaurant, buiten het blikveld van de politie. Zelfs op deze tochtige plek was het inmiddels warm geworden. De muts was diep over zijn zonnebril gezakt en ontnam hem bijna het zicht, dat ook nog werd gehinderd door weerkaatsend zonlicht in de bumper van een cabriolet. Op tijd zag hij kans weg te schieten.
Viola en Sybrand waren druk in gesprek, hun hoofden naar elkaar gebogen. Naast de sportwagen slenterden jongemannen in mouwloze T–shirts rond zware motoren op de standaard. Ze wisten natuurlijk wat er gaande was aan de andere kant van de terminal. Stonden ze hier om niet op te vallen?
Er kwam een donkere auto aangereden. De T–shirts startten hun motoren, stuurden achteruit en reden weg. De auto gleed de vrijgekomen parkeerplaats op. Engel zette de verrekijker voor zijn ogen, bestudeerde even een trawler tussen de pieren en draaide langzaam naar de donkere wagen. Naast de bestuurder, die hij niet kon waarnemen, zat een man half naar achteren gedraaid op zijn stoel. Engel stelde scherp op twee vierkante koppen achterin. Ze zaten onderuit en bewogen niet, als waren het etalagepoppen.
Het raampje werd opengedraaid en hoewel ze allemaal strak voor zich uit bleven kijken, vond er overduidelijk een gesprek plaats tussen Viola en de passagier voorin. Sybrand legde, met een gebaar van onverschilligheid, zijn arm op het portier, maar hield de omgeving nauwlettend in de gaten. Slechts vijftien meter scheidden hen. Schielijk trok Engel zich terug achter het restaurant. Bij ontdekking zat hij vast op deze landtong…
Na twintig minuten vond hij de moed zich weer om de hoek van het restaurant te wagen. Zowel de sportwagen als de donkere auto waren verdwenen. Het maakte niets uit, hij had nu de bevestiging dat er wel degelijk ontmoetingen plaatsvonden tussen de buren en de aivd.
Voor de uitgang van de terminal was de rust weergekeerd. De touringcars waren weg, evenals de meeste politiewagens. Een enkele kilt stond nog met wild gegesticuleer iets uit te leggen aan een politieagente. Engel stak door naar de haven, langs de aangemeerde vissersschepen. De smalle kade was glibberig van de visafval, stukken sleepnet en olie, maar er konden geen auto’s komen en als hij werd gevolgd zou dat meteen opvallen. Aan het eind van de haven maakte hij een lus naar de Trawlerkade, de snelste weg terug naar het pakhuis. Maar de inspanningen van de tocht begonnen hun tol te eisen. Hij bleef even staan om op adem te komen en terwijl hij de rugzak van zijn schouders liet glijden voor een slok water, passeerden hem vier mannen die goedgevulde tassen uit een supermarkt sjouwden. Niet ver voor hem beklommen ze de loopplank van een roestige vrachtvaarder. De naam van het schip op de voorsteven, in cyrillisch schrift, kon hij niet ontcijferen. Tegen de onbewolkte hemel wapperde de vlag: wit-blauw-rood. Opnieuw werd hij ingehaald en zelfs een moment ingesloten door een ander ploegje. De mannen lachten luid en riepen elkaar van alles toe. Godallemachtig, het wemelde van de Russen in IJmuiden! Hij aarzelde geen moment, rende weg en sleurde de rugzak met zich mee.
Het duizelde hem. De vrachtvaarder lag op nog geen tien minuten van het pakhuis. De Russische zeelui hadden hem zeer zeker gesignaleerd. Hij moest er zo vlug mogelijk vandoor, weg uit het pakhuis, weg uit IJmuiden, verdwijnen, zonder iemand te informeren…
Maar toen hij de hoek omsloeg zag hij Marjoke tegen de motorkap van haar auto leunen, voet op de gebutste bumper, het hoofd in de nek. Haar geitachtige lach schalde door de straat. Schuin voor haar stond een man, zijn hand lag op haar heup.
De hand werd snel weggeduwd. Verbaasd, maar met een stralende glimlach, riep Marjoke hem toe: “Wat doe jij op straat? Ben je naar de aankomst van de Engelsen gaan kijken?” Engelsen? Engelsen? Wat nu weer? Waar had ze het over? “De voetbalhooligans waar iedereen zo bang voor is…” lachte ze. “Vanavond begint het wereldkampioenschap…wist je dat niet?”
“Ik zou niet willen zeggen dat ik niets weet,” zei Engel en wierp een blik over zijn schouder. Maar zijn angst voor het schip werd verdrongen door wat zich voor zijn neus afspeelde. Thomas had zich omgedraaid en naast Marjoke op de motorkap laten zakken. Hun dijen raakten elkaar. Wat hadden die twee met elkaar? “Wat komen jullie hier eigenlijk doen?”
Thomas schoot een peuk tussen zijn nagels weg: “Luister, ik vind ‘t vervelend, maar wil je de boel hier ontruimen want mijn vriend heeft het pakhuis onverwachts weer zelf nodig. Over vier dagen moet je wegwezen, oké.”
Wat zei Thomas? Vier dagen…Hoezo vier dagen? Wist hij dat er over vier dagen iets te gebeuren stond? Moesten voor die tijd zijn sporen in het pakhuis zijn uitgewist?
“Had je dat niet eerder kunnen zeggen?” Marjoke gaf Thomas een nijdige por.
“Ja hé ehh…daar kan ik ook niks an doen, oké.” Thomas rolde een nieuw shagje. Plotseling vielen Engel de kleine snijwondjes op zijn kaak op. Van het scheren, van een vechtpartij, of had hij opnieuw iemand een paar vragen gesteld? Hij probeerde zijn paniek onder controle te krijgen. “Nee, nee, laat maar,” zei hij met koortsachtige kalmte, “ik vertrek hoe dan ook. Ik moet…ik moet zo snel mogelijk naar mijn nieuwe appartement in Den Haag…”
“Komt dat effe goed uit.” Thomas klopte op zijn broekzakken. “Nou, ik zie jullie nog wel…” Hij hield een vlammetje bij zijn sigaret en liep naar zijn auto.
Marjoke stond al bij de deur te wachten met een doos op haar armen die ze van de achterbank had gehaald. Engel begon met loodzware tred aan de lange klim omhoog. Het viel niet langer te ontkennen: Thomas had de kant van de vijand gekozen. Zie toch hoe hij verraden was. En Marjoke, zijn zelfverklaarde verloofde, had zich aan deze judas te grabbel gegooid. Gevallen was ze voor een gespierd lichaam, opgepompte bovenarmen, tatoeages en een ruig voorkomen. Opnieuw bedroog ze hem op een cruciaal moment in zijn leven.
Hij hoorde haar hijgen. “Waarom heb je niets gezegd over dat nieuwe appartement?” begon ze halverwege de trap. Hij gaf geen antwoord en trok zich aan de leuning omhoog. “Jeetje Engel, hoe kan ik nou op zo’n korte termijn een verhuizing regelen? Weet je hoe het er vanbinnen uitziet?” drong ze aan. “Moet er worden geschilderd of behangen?”
“Straks, straks…” steunde hij en vervolgde zijn klimpartij.
“En hoe zit het met de inrichting?” ging ze nu vooral tegen zichzelf door, “jij hebt nauwelijks spullen en mijn oude troep kan zo bij het grofvuil. We kunnen toch niet in een kaal appartement gaan zitten…moet dat ook allemaal in vier dagen worden aangeschaft?” Ze zweeg. Hij keek om en zag hoe de zware doos uit haar armen dreigde te glijden. “Nee, nee…” besloot ze en kreeg de doos weer in haar macht, “meubels moet je op je gemak uitzoeken. Misschien is het beter als je voor korte tijd bij mij in huis komt…” Terwijl hij de deur naar zijn ruimte opende, vroeg ze: “Wanneer gaan we trouwens op vakantie? Ik moet toch boeken…het zou ook handig zijn als je me vertelt wanneer je bij het Instituut gaat beginnen. Hangt het ervan af wanneer je rapport klaar is? Of is het al klaar?”
Engel liep meteen door naar de wc, de enige plek om de ontstane situatie te overdenken. Vier dagen, had Thomas gezegd, en nu drong zij er plotseling op aan in die flat van haar te gaan zitten. Waarom? Wat hadden die twee daar buiten staan bespreken? Eén ding stond vast: ze wilden hem uit het pakhuis verjagen…Maar waarom? In Mar jokes flat zou hij geheel aan haar zijn overgeleverd en ze was absoluut niet te vertrouwen. Had ze niet moedwillig de Rus inzage gegeven in zijn dossier? Ze kon wel eens een deal met hem hebben gesloten. Vier dagen…en het Russische schip lag al klaar…
Marjoke stond hem vol ongeduld op te wachten. Met een nijdig gebaar legde hij haar het zwijgen op. Zijn gezag diende hersteld te worden. “Het enige wat ik je over mijn appartement in Den Haag kan zeggen, is dat het aan zware veiligheidsvoorschriften voldoet,” sprak hij op autoritaire toon, “ik heb het aangeboden gekregen van mijn werkgever. Ik kan en mag het niet weigeren, anders kunnen ze niet instaan voor mijn veiligheid. Wat het onderzoek betreft…geef me eerst eens een glas water, ik verga van de dorst.”
Terwijl Marjoke haastig op zoek ging naar een fles mineraalwater viel zijn oog op de dichtgeplakte doos. “Heb jij m’n dossiers zo netjes ingepakt?” vroeg hij langs z’n neus weg. Vrijwel zeker had ze alle dossiers doorgelezen en was op die van haarzelf gestoten. Ze was dus op de hoogte van zijn verdenkingen jegens haar.
Marjoke reikte hem een bekertje water aan. “Nee, je moeder had alles al ingepakt. Kijk hoeveel cellotape ze heeft gebruikt,” zei ze lacherig, “ze was zeker bang dat ik erin zou kijken.” Erg verstandig, bedacht Engel, zoiets kon je wel aan moeder overlaten. Ze had natuurlijk intuïtief begrepen welk een schat aan informatie de dossiers bevatten. “Trouwens, ze blijft maar zeuren over wanneer je nu thuiskomt,” ging Marjoke door, “ik zal haar vertellen over je appartement want Viola probeert haar aan te praten dat ze mee moet naar Den Haag…”
“Viola?”
“Ja, Sybrand en zij willen jullie huis kopen…”
Engel draaide zich abrupt om en liep naar het raam. Dus Sybrand en Viola wilden nu ook zijn moeder het huis uit hebben. Zouden ze op het idee zijn gekomen dat zij heimelijk betrokken was bij zijn onderzoek? Hadden ze de dichtgetapete doos gezien, de zorg die ze droeg voor zijn onderzoeksmateriaal? Wellicht was de reis naar Rusland in werkelijkheid een vlucht. “Wanneer vertrekt ze eigenlijk naar Sint Petersburg?” vroeg hij over zijn schouder.
“O sorry, moest ik je nog vertellen. Die reis gaat niet door vanwege je baan en de verhuizing.” Marjoke was begonnen een berg afval in vuilniszakken te proppen.
Engel knikte en keek weer uit het raam. Natuurlijk, natuurlijk, ze zou hem nooit in de steek laten in deze belangrijke fase van zijn leven. Haar moederinstinct was te sterk. Even werd hij overweldigd door warme gevoelens. Hij moest haar te hulp schieten. Hij keek naar Marjoke. Ze had al drie volle zakken dichtgebonden. “Dus volgens jou zou het beter zijn als mijn moeder niet meegaat naar het appartement in Den Haag?” vroeg hij op heel wat prettiger toon.
Marjoke draaide zich aangenaam verrast om. “Ja, natuurlijk…Wanneer kunnen we er eigenlijk in?”
“Al heel snel,” hij aarzelde, “vandaar…”
“Vandaar wat?” Ze liet de zak voor wat ie was en kwam bij hem staan.
“Ik zit erg in over mijn moeder. Ik wil haar niet teleurstellen, na alles watze voor me gedaan heeft…” hij zuchtte diep, “maar je hebt gelijk. Ze kan onmogelijk mee naar Den Haag, dan staat ze ieder moment voor de deur.” Daar was Marjoke het helemaal mee eens. “Het probleem met haar is…ach, je weet het onderhand beter dan ik…Ze zal per se mee willen, al was het maar voor een halfjaar. Ze wil natuurlijk het appartement schoonmaken, de boel inrichten naar haar smaak, je kent het wel, al die onzin waar een moeder zich druk over maakt…met geen tien paarden zal ze tegen te houden zijn.”
Opnieuw zag Marjoke het probleem haarscherp voor zich. “Maar ik kan het haar toch uitleggen, ze is niet echt onredelijk…” probeerde ze.
“Lieve schat, je bent belanghebbende, jij bent haar toekomstige schoondochter. Ze laat zich door jou niet de les lezen. Het tragische is dat ze naar mij al helemaal niet luistert. Er is op dit moment maar één persoon die grote invloed op haar heeft. Dat hebben we samen al een tijd geleden geconstateerd…” Hij sloeg zijn arm om haar schouders. “Wat ik nu ga zeggen, zal je vreemd in de oren klinken…Ik heb er dan ook lang, heel lang over nagedacht, liefste, maar zonder jouw hulp wil en durf ik er niet aan te beginnen.” Hij trok nadenkend aan de vlashaartjes op zijn kin en zocht naar de juiste woorden. “Ik denk erover mijn houding tegenover Inozemtjev radicaal te veranderen. Geen afwijzing meer, niet langer agressie…Nee, als een vriend zal ik hem benaderen, als een zoon die hem dankbaar is voor zijn hartelijkheid jegens mijn moeder. Ervan uitgaand dat hij slechts het beste met haar voor heeft, zal ik hem ervan overtuigen hoeveel beter het voor haar is, voor iedereen trouwens, als ze gewoon in IJmuiden blijft…schrik niet…” hij keek Marjoke diep in de ogen, “ik ga hem uitnodigen voor een gesprek.”
“Jezus, Engel, ben je stapelkrankzinnig geworden? Wekenlang heb je in doodsangst geleefd, je hebt wapens aangeschaft…”
“Welnee…” Hij produceerde een besmuikt lachje. “Ik weet dat er maar één manier is om die Rus op andere gedachten te brengen…Ik kan het jou wel zeggen: ik heb besloten hem een schriftelijke garantie te geven dat hij als persoon buiten mijn onderzoek naar oud-KGB’ers blijft. In ruil daarvoor moet hij mijn moeder overtuigen.”
“Een schriftelijke garantie…?” Marjoke was duidelijk geheel in verwarring.
“Ik begrijp het, je vindt het niet erg principieel van me…maar lieve schat, onze toekomst gaat voor.”
Een moment was ze met stomheid geslagen, toen vloog ze hem om de hals en had moeite haar tranen te bedwingen. “O Engel, ik schaam me zo. Ik dacht dat je een vreselijke egoïst was die me alleen gebruikte als boodschappenmeisje om me uiteindelijk te dumpen en alleen naar Den Haag te gaan…”
Hij schraapte zijn keel en maakte zich van haar los. Zijn gekwetstheid ontging haar niet. “Waar wil je Valentin ontmoeten?” vroeg ze direct op zakelijke toon.
Daar had hij nog niet over nagedacht. Het hele idee was spontaan boven komen drijven. “Hier! Dit is mijn territorium!” riep hij uit, “…tenminste voorlopig nog. Ik zal hem een brief schrijven met een vriendelijke uitnodiging.”
“Engel, je bent een genie!” riep Marjoke.
Ja, inderdaad, bedacht hij en zag zich gedwongen de afstand tot haar te vergroten voor ze hem weer om de hals vloog. Niet alleen was ze een verraadster en een hoer, maar wat een actrice school er in die vrouw! Binnen een uur liet ze zich door haar minnaar betasten en drong zich vervolgens schaamteloos aan hem op. En dan die zogenaamde oprechtheid: een egoïst, een manipulator en een leugenaar, daar hield ze hem dus voor! Nee, het was een uitstekend plan. Hij zou de Rus duidelijk maken dat hij achter de verkeerde persoon aan zat. Inozemtjev had zijn tijd verdaan door zich op hem te concentreren. Op overtuigende wijze zou hij hem in een persoonlijk gesprek duidelijk maken dat niet hij, maar zij destijds de infiltrant Victor van Velzen had verraden. Niet hij, maar zij diende met het schip te worden afgevoerd om in Moskou te worden gestraft voor deze lafhartige daad. Ja, er zat niets anders op dan haar uit te leveren aan de Rus.
Emma liep vanuit de keuken naar het eitje en verheugde zich opnieuw over de metamorfose van haar tuin. De aangeharkte perkjes waren inmiddels overwoekerd. Het onkruid had het gevecht om licht en vocht van haar kweekplanten definitief gewonnen. Ongeremd schoten de meest wonderlijke gewassen uit de grond. Aan de rand van het gazon kwam het al tot kniehoogte. Er rezen grote witte kronen op die ze nooit eerder had gezien. Groene uitlopers met een veelvoud aan bloemetjes slingerden zich overal tussendoor. Ieder jaar had ze deze schoonheid de kans tot bloei ontnomen. Bij het eerste ontkiemen greep ze al naar de schoffel. Ze had niet beter geweten of al dat eigenzinnige, niet gecontroleerde leven in de tuin moest worden vernietigd. Nu heerste er onbeperkte vrijheid en zo moest het blijven.
Ze was in een vrolijke stemming. Het besluit niet naar Den Haag te verhuizen, stond eindelijk vast. Ze liet zich niet uit haar huis verdrijven, ook niet door Viola. Bovendien had ze geen enkele behoefte Engel op zijn lip te gaan zitten. Dat was niet goed voor hem en niet voor haar. Hij kon beter samen met Marjoke een woning zoeken. Ja, die baan was een ware zegen: hij een nieuw leven, zij een nieuw leven.
Voor een laatste maal controleerde ze of de caravan helemaal leeg was. Engel kon iedere dag thuiskomen en tijdelijk intrekken op de bovenverdieping. Dan hoefde hij, in deze nieuwe fase van zijn leven, niet steeds te worden herinnerd aan de trieste jaren in het eitje. Dat akelige hoofdstuk diende voorgoed te worden afgesloten. Valentin was het met haar eens geweest. Hij had aangeboden het ei in stukken te hakken, de bruikbare delen waren altijd nog goed voor de open haard. “Maar ik heb helemaal geen open haard,” had ze gezegd. “Als u wilt kan ik er een voor u bouwen, nog voor de winter,” was zijn voorstel. Direct doemde een aangenaam beeld op: samen voor een knapperig vuurtje, hij met zijn Russische kranten, kruiswoordpuzzels en wodka, zij met een boek en een glas sherry…Het vooruitzicht van zulke prettige avonden had het besluit niet te verhuizen, versneld. En ze nam ook nog een andere beslissing: de bovenverdieping was voor Valentin.
Terwijl ze de haven uitreed, bedacht Marjoke hoe gedurfd, ja bijna briljant, Engels plan wel niet was…Ze sloeg de Kennemerlaan in, schepte bijna een fietser en stak nijdig een vinger tegen hem op. Onze toekomst gaat voor, had Engel gezegd. Ja, ja, zo makkelijk liet ze zich geen rad voor ogen draaien. Natuurlijk beschikte hij allang over voldoende keiharde bewijzen. Hij ging uiteraard voor de kopstukken van het voormalige Sovjet-spionnennetwerk en niet voor zo’n ondergeschikt uitvoerdertje als Inozemtjev. Wellicht wilde hij ook voorkomen dat de naam van zijn moeder werd genoemd in deze smerige geheimedienstzaak. Uiteindelijk had Emma toch verregaande medewerking verleend, grenzend aan medeplichtigheid.
Haar onnozelheid gold zeker niet als excuus. Dan maar Valentin uit het rapport werken, gelijk had ie. Opmerkelijk toch hoe Engel aan zelfvertrouwen had gewonnen sinds hij zekerheid had over die functie in Den Haag, vooral als je bedacht welk een angstig mens hij nog maar een paar weken geleden was geweest.
Ze reed snel door naar het gemeentehuis, de lunchtijd was al voorbij. Maar ze konden de pot op bij de Sociale Dienst. Binnenkort trouwde ze een man van aanzien en verhuisde ze naar Den Haag. Engel had vast en zeker een exclusief appartement gekregen. Zo’n grote organisatie als het Internationaal Instituut kon zich wel wat veroorloven voor zijn werknemers.
Met een triomfantelijk lachje schreed Marjoke het kantoor binnen. De collega’s keken nauwelijks op of om. Ze nam plaats achter haar bureau en ineens werd ze overvallen door de bevrijdende gedachte ontslag te kunnen nemen. Wat was haar opzegtermijn? Eén of twee maanden? Straks bleek ze al met een week weg te kunnen. Dat zou niet slecht uitkomen want ze had veel te doen. Er moest dringend een tijdschema worden gemaakt. Het leek verstandiger de vakantie naar het Krugerpark uit te stellen tot Kerstmis. Dan kreeg zij het hele najaar de tijd het appartement in te richten. Zodra zijn rapport klaar was, werd Engel natuurlijk bij het Internationaal Instituut verwacht. Dat kon wel eens op korte termijn zijn, gezien de snelle beschikbaarheid van het appartement…Hij wilde zeer zeker zijn hele papierwinkel in één keer rechtstreeks naar Den Haag overbrengen, met zulk gevoelig materiaal ging je niet rondslepen…Grote genade, ze moest hoognodig de verhuizing gaan regelen! Wachten kon tot een hoop problemen leiden. Ja, er zat niks anders op: ze moest nu haar ontslag indienen, daarna Engels brief met de uitnodiging aan Valentin geven, zodat die zaak kon worden afgewikkeld en dan ging ze een betrouwbare verhuizer zoeken. Wat vervelend toch dat ze niet wist wanneer Engel de sleutel kreeg. Voor een verhuizing moest ze toch de precieze datum weten. Misschien kon ze hem even bellen op zijn mobiel? Of zou ze zelf het nummer van het Internationaal Instituut opzoeken en het bij personeelszaken navragen, dat kon ze toch wel doen als aanstaande echtgenote van een belangrijke medewerker?
Met een Russische krant opengeslagen voor zich zat Valentin aan de keukentafel. Maar hij las niet. Hij vroeg zich af hoe zijn probleem het beste opgelost kon worden. Dat probleem was hem die middag per brief aangereikt door Marjoke. Terwijl hij de caravan aan het slopen was, had hij haar plotseling zien staan, op de stoep schuin achter de ligusterhaag. Hij verwachtte haar ieder moment op het tuinpad, maar ze verscheen niet. Misschien had ze zich bedacht en was ze weer vertrokken. Maar toen hij opkeek, stond ze daar nog steeds. Ze kwam niet voor mevrouw Blazius, ze wilde iets van hem. Hij negeerde haar wenken, verborg zich achter het gedeelte van het karkas dat nog overeind stond en zette zijn breekijzer tussen twee spanten. Opeens dook ze voor hem op. Alle beminnelijkheid was verdwenen, zelfs uit haar woorden. Zonder omhaal zei ze dat Engel op zeer korte termijn een afspraak met hem wilde maken. Ze stak hem een brief toe, zo’n brief als hij eerder had gezien. Maar hij nam hem niet aan. “Hierin legt Engel je alles uit. Kan ik hem zeggen dat je vanavond komt?” drong ze aan. Hij had haar geantwoord die avond niet te kunnen. Waar het ook over ging, hij wilde er niets mee te maken hebben. “Nou, dan maak je je maar vrij, dit is erg belangrijk, vooral voor Emma!” zei ze kribbig. Zijn verzet smolt al voor de helft weg maar hij gaf zich nog niet gewonnen. Engel moest met zijn moeder praten, niet met hem…Ze keek hem hooghartig aan. “Dit is een verzoek van een mens in nood. Hier in Nederland is het gebruik elkaar in moeilijkheden bij te staan.”
Hij proefde de chantage, voor veel Nederlanders golden fatsoensregels alleen als die nuttig waren, als er iets te behalen viel. Maar toch werd het lastig te weigeren. Hij bleef staan dralen, nog steeds zoekend naar een manier eronderuit te komen. Maar zonder zijn instemming af te wachten, legde Marjoke uit waar hij Engel kon vinden en hoe laat hij verwacht werd.
Voor ze vertrokken was, had ze de envelop in de zak van zijn jas gestoken. Daar was de brief de hele middag blijven zitten.
Snel sloeg Valentin een krantenpagina om en liet zijn ballpoint boven de kruiswoordpuzzel zweven. Mevrouw Blazius zette een glaasje wodka naast hem neer en keerde zonder iets te zeggen terug naar het aanrecht. Ze wilde hem nooit storen bij het oplossen van zijn puzzels. Hij sloeg het glas in één keer achterover, de brief spookte door zijn hoofd. Het Nederlands was ingewikkeld, maar de opmerkingen over mevrouw Blazius had hij wel begrepen. Die bevielen hem niet. Alsof niet Engel, maar zij het probleem was. Deze zoon was toch wel een ondankbare hond en erger: een idioot die zich gedroeg als een spion met zijn afluisterpraktijken. Vanaf de dag dat die zonderling in zijn caravan zijn aanwezigheid kenbaar had gemaakt, had hij hem zowel geërgerd als geïntrigeerd. Daarom was de verleiding groot geweest toen hij met Engels klamme papieren op de bovenverdieping zat. Hij had geen weerstand kunnen bieden en een paar losse velletjes gelezen. Uit iedere regel walmde de stank van aanklachten en beschuldigingen. Dat maakte slechte herinneringen los. Hij had niet verder willen lezen. Vooral niet het dossier met in grote letters De Rus op de omslag. Nu had hij spijt. Misschien was het beter te weten wat die paranoïde gek zich in het hoofd haalde. Al was het maar om mevrouw Blazius te kunnen waarschuwen. Want dat hij haar niets mocht zeggen over de afspraak had iets conspiratiefs. Hij wierp een blik over zijn schouder. Ze stond met haar rug naar hem toe en kookte. De hele dag was ze zo vrolijk geweest. Misschien moest hij toch gaan en Engel wijzen op de gevaren van verdachtmakingen, hoe zoiets buiten je controle kon raken, welke onbedoelde rampen je ermee kon aanrichten…
Hij kwam overeind, zette de borden op tafel en legde het bestek en de servetten ernaast. Gedurende het eten zweeg hij en knikte alleen af en toe. Mevrouw Blazius praatte aan één stuk door. Het leek wel of ze hem iets wilde vertellen maar het voor later bewaarde. Tijdens het gezamenlijke afruimen, versperde ze hem ineens de weg naar het aanrecht, greep hem bij de bovenarmen en zei opgewonden: “Zodra Engel naar Den Haag is vertrokken, krijg jij de bovenverdieping…” Verwachtingsvol, bijna smekend, zag ze hem in de ogen en toen ze niet vond wat ze zocht, voegde ze eraan toe: “En je mag ook de schuur verbouwen, dan kun je vast beginnen met het ontwerpen van meubels.”
Hoewel het een geweldig aanbod was kon hij het niet opbrengen blijdschap of zelfs maar dankbaarheid te tonen. Het probleem zat hem te veel dwars.
Maar toen ze zich in de huiskamer voor de televisie installeerde om samen met hem naar de wedstrijd Polen-Ecuador te kijken, bleef hem geen keus. Hij moest haar de brief laten lezen.
Het was aangenaam buiten. Uit de stoeptegels steeg nog warmte op en langs zijn nek streek een droge oostenwind die hem herinnerde aan een Siberische zomer. De straten van Oud-IJmuiden waren verstomd. Geen scooters en auto’s, zelfs geen enkele kinderstem. Huis na huis flikkerde achter de ramen het caleidoscopische licht van televisietoestellen en door openstaande bovenlichten drong de commentaarstem naar buiten. De huiskamergeluiden op de achtergrond waren nog ingetogen. De wedstrijd kwam blijkbaar rustig op gang. Het speet hem dat Rusland dit jaar niet meespeelde. Verleden jaar had CSKA Moskou nog de UEFA-CUP met 3-1 van Sporting Portugal gewonnen. Alexei was die avond naar zijn vriendin gegaan. Hij bleef liever in de flat en moedigde in z’n eentje CSKA Moskou aan. Eerst zacht, daarna schreeuwend en bij het eindsignaal brulde hij het uit, sprong op en greep in het luchtledige naar uitgestrekte armen van vrienden, familie, buren. Zonder partner danste hij door de kamer tot hij zich zo belachelijk en eenzaam voelde dat er een halve fles wodka aan moest geloven. Hij had zitten janken, voor het eerst sinds zijn vertrek uit Mezjdoeretsjensk.
Laat op de avond was hij naar een café gegaan. Niemand sprak met hem, hij sprak met niemand, beter voorzichtig te zijn. Hij luisterde naar de gesprekken aan de bar, wachtend op een negatieve opmerking. Russen konden en mochten nu eenmaal geen overwinning behalen, of het nu op het slagveld van de Tweede Wereldoorlog was of op het voetbalveld. In hun achterhoofden sudderde nog de Koude Oorlog. Als hij al eens moest toegeven Rus te zijn, waren er altijd die weifelende blikken. Hoe zat het ook alweer met die lui? Wat was er ook weer met dat land?
Valentin doorkruiste de haven. Zelfs vanaf een binnenvarend vissersschip klonk boven de pruttelende motor uit het voetbalcommentaar. Engel was vast geen liefhebber, anders zou hij hem niet hebben uitgenodigd op dit tijdstip. Of wilde hij gezamenlijk naar de wedstrijd kijken, ter afleiding? Mogelijk zag ook hij op tegen het gesprek. Er was iets wat Engel bang maakte. Hij verstopte zich niet voor niets in een caravan of een pakhuis en achter een barricade van choquerend gedrag. Vluchtgedrag. Hij herkende het. Dat zouden ze wel eens gemeen kunnen hebben. Verbonden door angst. Misschien konden ze daarover praten…
Hij bevond zich op de Trawlerkade en probeerde zich Marjokes aanwijzingen te herinneren. Was het nu de tweede of derde afslag? Nee, ineens wist hij het zeker. Het was de tweede straat naar links.
Engel ijsbeerde door de ruimte. Nijdig tikte hij op zijn horloge. Liep de secondewijzer niet te langzaam? Wat als net nu de batterij leegliep? Wanneer had hij die de laatste keer vervangen? In de afgelopen maanden moest ook nog de zomertijd zijn ingegaan. Mijn god, hij bevond zich in een tijdloos vacuüm met als enige zekerheid dat hij ongeveer een kwartier geleden de benedendeur van het slot had gehaald en het zijstraatje er nog steeds doodstil bij lag. Marjoke was nergens te bekennen geweest. Ze had toch beloofd in de buurt te zullen blijven? Waar hing ze uit? Misschien thuis? Op haar dooie gemak douchen en een leuke jurk uitzoeken? Of werd ze opgehouden door onverwachts bezoek of een dringend telefoontje? Hij had haar nooit mogen laten vertrekken. Ze was er natuurlijk gewoon vandoor. En hij wist niet eens hoe laat het precies was…
Zijn hemd plakte aan zijn huid, het zweet stond in zijn handen. Zou Inozemtjev wel bereid zijn te luisteren? Straks bleek hij niet voor rede vatbaar. Hoe moest hij het aanpakken? In welke bewoordingen ging hij zich tot de Rus richten? Het was van groot belang eerst overwicht te krijgen. Hij legde zijn oor tegen het horloge, maar hoorde niets. Ja, ja, met superieure overtuigingskracht zou hij hem wijzen op zijn dwalingen en waanideeën die tot het misverstand hadden geleid. IJzig kalm zou hij inpraten op deze achterkleinzoon van Djenghis Khan…
Hij luisterde. In de zijstraat kwam de razende motor van een auto tot stilstand. Er werd drie keer kort getoeterd. Engel besloot een moment te gaan liggen om zijn strategie verder uit te werken. Achter zijn gesloten oogleden kwam er iemand op hem af. Vanuit het verblindende licht van een sneeuwlandschap reisde een man naar hem toe, niet groter dan een dwerg, die zich gedwee liet toespreken tot hij onverwachts uitgroeide tot een boosaardige gigant die niet wilde luisteren. Naast hem verdrongen zich nu vele koppen met van woede vertrokken monden die hem in het gezicht sputterden en spuugden om uiteindelijk samen te smelten tot het strenge gelaat van Josif Stalin die brullend uit naam aller Russen wraak eiste.
Hij schrok wakker en een koude rilling schoot langs zijn ruggengraat. Als verlamd bleef hij liggen. Door alle spanningen was hij lichamelijk geradbraakt. Een normaal mens zou allang bezweken zijn. Hij werd overvallen door een intense melancholie: zijn einde was ophanden. Het was allemaal de schuld van de Rus, als die niet ten tonele was verschenen zou hij niet herinnerd zijn aan de gebeurtenissen destijds. Dan had hij in alle rust kunnen doorschrijven aan zijn boek. Maar bovenal was het Marjoke aan te rekenen, zij had die zogenaamde timmerman naar zijn moeders huis gelokt. Zij diende gestraft te worden!
Misschien moest hij Inozemtjev imponeren met zijn krachtige verschijning, fysieke overmacht uitstralen, zijn viriliteit doen gelden. Hier gold slechts het recht van de sterkste. Haastig gooide hij het dekbed van zich af, zocht tussen de plastic zakken en vond het camouflagepak verfrommeld in een hoek naast de honkbalknuppel. Hij kleedde zich geheel uit, hees zich in het verkreukelde pak en trok zijn legerkistjes aan. Conditietraining! Hij had geen moment te verliezen en moest ogenblikkelijk beginnen met oefeningen, zichzelf zowel lichamelijk als geestelijk opkrikken.
Halverwege zijn derde kniebuiging hoorde hij de benedendeur opengaan. Het kwam als een totale verrassing. Hoe kon hij er zo snel zijn? Hoe durfde Inozemtjev hem te overvallen terwijl hij nog niet gereed was? De traptreden kraakten onder een dreunende stap. Met ingehouden adem probeerde hij zich de Rus voor de geest te halen. Hoe zag hij er ook alweer uit? Was het niet een boomlange kerel met een gespierd lichaam? Zou hij hem wel herkennen? Mijn god, wat als hij hem niet herkende? De aderen in zijn nek stonden op springen. Zijn hoofd barstte bijna. Hij greep de honkbalknuppel. De deurkruk bewoog en langzaam werd de deur geopend. In een bundel laag zonlicht verscheen een gestalte. Zonder enige aarzeling sloeg Engel toe.
Met de knuppel in zijn hand bleef hij gebogen over de Rus staan. Uit een wond achter het oor sijpelde bloed. “Het komt allemaal weer goed…een schrammetje van niks,” herhaalde hij steeds. Met de neus van zijn laars duwde hij tegen het bovenlichaam, maar er kwam geen beweging in. “Het is je eigen schuld…een beschaafd mens klopt eerst aan en vraagt permissie binnen te komen. Je kunt nu eenmaal niet zomaar iemand op z’n dak vallen. Misschien in Rusland, maar hier zeer, zéér zeker niet. Er zijn nu eenmaal fatsoensregels en als je je daar als buitenlander niet aan houdt moet je ook niet op beleefdheid van onze kant rekenen.”
Hij ging weer op bed liggen. Boven hem was een uitgestrekt grijs landschap waarin niets bewoog. Zijn ogen volgden een scheur in het plafond die hem langs een pad leidde naar een gesloten ruimte zonder ramen: een ei zwevend boven de aarde…
Opnieuw sloeg de buitendeur dicht. Hij trok de slaapzak op tot onder zijn kin en sloot zijn ogen. Toen hij opkeek herkende hij binnen het oranje aureool van de zon het magere silhouet. Marjoke nam geen enkele notitie van hem maar stond roerloos naast het lichaam op de vloer. Hij hoorde haar onverstaanbaar murmelen. Ineens kwam ze op hem af. “Wat is er in godsnaam gebeurd!?” riep ze over haar toeren. Hij nam haar verbaasd op. Hoezo? Was het niet duidelijk? In ieder geval was het niet tot een gesprek gekomen. “Engel! Zie je niet dat ie buiten bewustzijn is?” Haar gezicht was tot een vreemde grimas vertrokken.
“Welnee, hij wacht zijn kans af…schiet op!” Hij wees op de honkbalknuppel, “zodra hij bijkomt geef je hem nog een tik.”
Ze reageerde niet en liep terug naar het lichaam. Hij zag hoe ze voorzichtig het hoofd draaide, de wond bekeek en even de nek van de Rus aanraakte. “O wat vreselijk, hij is dood.”
“Best mogelijk,” zuchtte hij, “dat heeft ie dan mooi aan zichzelf te danken.” Het verbaasde hem hoe makkelijk je iemand kon doodslaan. Je haalde uit en het was gebeurd. Alsof je je van een lastige vlieg bevrijdde. Hij voelde niets. Als je in je recht stond hoefde je natuurlijk geen enkel gevoel te hebben. Een soldaat aan het front schoot op een vijand omdat hem was gezegd dat hij in zijn recht stond. Niemand vroeg hem later wat hij gevoeld had.
“Wat heb je gedaan, wat heb je gedaan…” Marjoke wreef hard haar handen.
Hoezo, wat had hij gedaan? Had zij niet de Rus uitgenodigd voor een gesprek? Niemand had haar gedwongen. Integendeel. Je kon wel stellen dat door haar gezeur over verhuizing en vakantie hem geen andere keus was gebleven dan de brief te schrijven! Dit was een overduidelijk geval van uitlokking! “Denk je soms dat de politie gek is,” schamperde hij. “Er komt een diepgaand onderzoek…”
“Maar dit is een geval van zelfverdediging door jou…Ik stond alleen aan de overkant…” kreunde Marjoke.
Alsof dat er wat toe deed. Hij wees haar er fijntjes op dat er zich getuigen zouden gaan melden. Die zouden elkaar tegenspreken. Hij zag ze al voor de balie van het politiebureau staan en hoorde ze door elkaar schreeuwen. Ja, ik heb haar aan de overkant zien staan wachten, ik herken haar meteen. Nee, er stond iemand anders, een klein oud vrouwtje met een boodschappentas. Onzin, het was een lange magere vrouw in een blauwe broek, ze was trouwens de hele tijd boven. Op het laatst doet het er niet meer toe hoe lang die vrouw aan de overkant stond of hoe lang ze boven was. Ze wist ervan en heeft waarschijnlijk de dodelijke slag toegebracht… “Ik zeg niet dat het zo gegaan is,” zei hij, “maar het is wel een voor de hand liggende conclusie. Je weet hoe graag de politie een onduidelijk sterfgeval snel oplost. Ze zullen direct begrijpen dat een ernstig verzwakte man als ik niet in staat is tot het uitdelen van zo’n knal…”
Marjoke huilde. “Wat kraam je toch een walgelijke onzin uit. Je hebt een shock opgelopen. Je lijdt aan verstandsverbijstering!” Ze beet op haar vuist. “Hoe heeft dit kunnen gebeuren. Die arme Valentin! Dit was toch niet nodig!”
Hij voelde zich razend worden. “Wat! Die arme Valentin! We hebben hier te maken met een huurmoordenaar, een terrorist, een communist, een geheimedienstagent, een bedreiging voor de wereldorde. Een gevaar…”
“Hou je kop!” schreeuwde Marjoke.
In grote verslagenheid drukte hij zijn hoofd dieper in de kussens. “En wat denk je dat een politieonderzoek voor m’n functie in Den Haag betekent…?” lispelde hij zacht, “die toppositie kan ik wel vergeten…” Ineens schoot hem het prachtige beveiligde appartement te binnen. “Ons appartement, ons nieuwe huis…” huilde hij, “maar wat kan het jou allemaal schelen…”
“Het kan me wel schelen!” Marjoke drukte zich tegen de muur. Ze staarde naar de vloer en probeerde tot zichzelf te komen.
“Daar gaat onze toekomst…Het Internationaal Instituut…Ik had me er zoveel van voorgesteld. Ik moet ze direct schrijven en openingvan zaken geven…”
Marjoke kwam lijkbleek op de rand van het bed zitten. “Laten we liever bedenken wat we met hém doen!” Ze wees.
“Ik wil nu op vakantie…” steunde hij, “ik ben uitgeput…Je weet niet hoe ik verlang naar de rust van het Krugerpark…”
“Ja ja…anders ik wel.” Marjoke kwam langzaam tot haar positieven. “We moeten hem op de een of andere manier wegwerken…” zei ze nadenkend. “We dumpen hem in de haven, daar ligt een Russisch schip, als de politie erachter is dat het om een Rus gaat zullen ze aan een criminele afrekening denken. Zodra het helemaal donker is gaan we kijken. Iedereen zit vanavond voor de televisie, er is geen mens op straat, ook in de haven is het vast stil…”
Goddank, eindelijk begon ze weer in alle redelijkheid na te denken. Hij zond haar een dankbare blik toe. Dit kon hij wel aan haar overlaten. “Ik leg me bij al je beslissingen neer,” zei hij berustend, “jij bent altijd de daadkrachtige geweest.” Hij probeerde zich op zijn zij te draaien, maar viel terug. “Ik heb nog een probleem…Mijn rug—door deze bovenmenselijke inspanning is er iets misgegaan met mijn ruggenwervels. Zou je me willen masseren, hopelijk is er alleen een spier verkeerd geschoten…”
Bij terugkomst trof ze Engel luid snurkend aan, zijn mond hing halfopen. Wat was er toch aan de hand met die man? Hoe kon hij liggen slapen naast een lijk? Ze tikte hem wakker: “Engel, we moeten hem wegbrengen voor de wedstrijd is afgelopen. Ik weet nu hoe en waar dat kan.”
Op zijn ellebogen drukte hij zich een beetje overeind en slaakte een kreet. “Ooo…het zit helemaal verkeerd in m’n rug. Straks moet ik voor een jaar plat in een gipscorset en dan kunnen we naar het Krugerpark, die topfunctie en het appartement wel fluiten…”
Marjoke was ervan overtuigd dat hij simuleerde maar dit was niet het moment daarover in discussie te gaan. “Blijf jij maar liggen,” zei ze kwaad, “de auto staat voor de deur. Ik heb de kofferbak al opengezet.” Engel had zich inmiddels van het bed laten glijden en duwde zich vanuit een knielende houding omhoog. “Ga liggen!” siste ze.
“Nee, ik red het wel, ik kan je nu niet in de steek laten…” fluisterde hij en stond, zij het wankel, overeind. Ze haalde diep adem en ging op haar hurken naast Valentin zitten. Zijn hoofd lag in een glanzende vuurrode poel die aan de randen al in het droge beton trok. Ze draaide hem om, vermeed naar zijn gezicht te kijken en strekte zijn armen naar achteren. Engel stak haar de honkbalknuppel toe. Natuurlijk, daar moesten ze ook vanaf. Ze duwde hem tussen haar riem en gaf Engel opdracht de voeten te pakken. Samen zeulden ze het lichaam naar de deur. Boven aan de trap schatte ze het diepe gat in. De zwaartekracht zou hen helpen. Zodra ze vier treden lager was, gebeurde dat in een mate die ze niet had voorzien. Het lichaam zakte tegen haar aan en nam haar mee in een snelle glijvlucht over de trap, waarbij ze hard langs de muur schuurde. Engel had de voeten aan zijn greep laten ontsnappen. Beneden, tegen de voordeur worstelde ze zich onder het lijk vandaan. Woedend was ze, tot ze Engel in een vreemde houding gespreid over vijf traptreden zag liggen. Hulpeloos als een gestrande walvis. Zijn onnatuurlijk verdraaide rechterbeen steunde met de hiel tegen de muur. “Wat is er?” vroeg ze. Er kwam geen antwoord. “Engel, we hebben geen tijd voor onzin!”
“Mijn rug is gebroken…” mompelde hij, “mijn ruggengraat is er voorgoed aan…”
Wanhopig keek ze van het lijk tegen haar benen naar boven. “Kun je je nog bewegen?”
“Nee, laat me hier maar liggen, breng eerst hem weg…” zei hij zacht, “ik ben alle gevoel in het onderste gedeelte van mijn lichaam kwijt…” Hij draaide zijn ogen naar haar toe, er stonden tranen in: “Kijk toch wat een wrak ik ben, juist nu je me nodig hebt…”
Engel lag nog steeds in de ongemakkelijke houding op de trap toen hij beneden de motor van Marjokes auto hoorde starten. Een hele opluchting. Ze had dus kans gezien de Rus in de kofferbak te duwen. Hij wist het wel, ze kon het best in haar eentje af. Verdomme, waarom had ze niet direct begrepen dat zijn aanbod slechts beleefdheid was geweest. De hele zaak had trouwens wel een vervelende wending genomen: van Inozemtjev zou hij verder geen last meer hebben en het Russische schip zou onverrichter zake het zeegat kiezen, Marjoke daarentegen stond straks weer gewoon voor zijn neus…Maar dat was van later zorg, eerst moest hij zich concentreren op zijn fysieke toestand. Voorzichtig boog hij zijn vingers en bewoog zijn tenen. Hij verschoof een beetje en strekte zijn benen. Tot zijn niet geringe opluchting bleek zijn bloed weer vrijelijk te gaan stromen en het gevoel in zijn onderlijf keerde terug. Maar hij durfde niet te denken aan de vele blauwe plekken en schaafwonden waarmee hij overdekt moest zijn. Alleen op bed kon zijn lichaam zich enigszins herstellen. Hij greep naar de treden boven hem en hees zich omhoog naar de deur, die goddank openstond want reiken naar de kling behoorde niet tot de mogelijkheden. Eenmaal boven kroop hij op handen en voeten naar de matras en liet zich erop rollen…
Hij ontwaakte pas toen een felle ochtendzon op zijn oogleden brandde. Zijn slaap was diep en droomloos geweest. Verbaasd keek hij in het rond. Het duurde even voor hij zich het pakhuis herinnerde en de gebeurtenissen van de voorbije nacht. Zijn blik viel op een ontsierende vlek bij de deur. Het bloed van de Rus was helemaal in het beton getrokken. Waarom had Marjoke dat nog niet weggeboend? Waar bleef ze trouwens? Ze was al zo lang weg. Zou ze gewoon naar huis zijn gegaan terwijl hij toch was achtergelaten in het trappenhuis met een ernstig beschadigde rug. Dacht ze dan werkelijk alleen aan zichzelf?
Tegen de avond was Marjoke nog steeds niet terug en een onvermijdelijke conclusie drong zich op: ze had zich definitief tegen hem gekeerd en was op de vlucht geslagen. Hij was weer op zichzelf aangewezen. Hij had nog maar twee dagen in het pakhuis en een ontmoeting met Thomas, die wel eens vragen kon stellen over zijn maïtresse, leek hem niet verstandig. Het werd tijd zich uit de voeten te maken. Waar kon hij heen? Zou hij tijdelijk zijn intrek nemen in Marjokes flat, nu ze waarschijnlijk voorgoed het land had verlaten? Maar hij had geen sleutel…en beschuldigd worden van wederrechtelijke toegangverschaffing tot haar woning kwam slecht uit. Nee, hij zou terugkeren naar zijn moeder. Nu Inozemtjev was verdwenen, had ze hem nodig, meer dan ooit. Gelukkig had de Rus net op tijd de bovenverdieping afgemaakt. Hij moest er maar op vertrouwen dat die een beetje naar zijn smaak was. Hij speurde om zich heen. Alles wat hij niet langer nodig had, het camouflagepak, het pistool, de pepperspray, de slaapzak en het luchtbed, zou hij in een afvalcontainer aan de overkant van de straat deponeren tussen de troep van een bedrijf. Zijn oog viel weer op de bloedvlek. Daar moest Thomas tegenover de politie maar een verklaring voor geven.
Hij besloot niets te overhaasten. Zijn rugzak en de weekendtas met daarin de typemachine, dossiers, cassettebandjes en papieren stonden klaar. Marjoke had ze, zonder enig overleg, met het oog op de verhuizing die middag ingepakt. Hij kon ook morgen gaan.
Het viel niet uit te sluiten dat Mar joke in een sentimentele opwelling toch nog langskwam. Dan kon ze eerst alles in de afvalcontainer storten en hem daarna met de auto naar zijn moeders huis rijden. Hij zag ertegen op zijn zware bagage over straat te zeulen.