DE HOER EN DE ANTROPOLOOG
Emma berekende een redelijke fooi. Ze viste een handjevol munten uit haar portemonnee en de bezorger van Het Rode Hert zette met een tevreden glimlach zijn valhelm weer op. Terwijl hij zijn scooter startte en met een behendige slinger de weg opschoot, controleerde ze de bestelling. Voorgerecht: gegrilde Bretonse sardines met mediterraanse tapenade, tussengerecht: gebakken ganzenlever met gedroogde witte druiven en een saus van Pedro Ximenex, hoofdgerecht: een krokant gebakken kalfszwezerik op tortellini’s van kalfswang in een roomsaus en met als dessert: tartelette gevuld met banketbakkersroom en aardbeien. Van het eindbedrag moest ze opnieuw even slikken, maar het was het waard. Al vijf dagen klonk er geen klacht uit de caravan.
Ze haastte zich door het huis naar de tuin, zette de kartonnen dozen in de dekenkist en legde haar oor tegen het deurtje. Hoorde ze Engel niet mompelen? Een kritische opmerking over het viergangendiner van gisteren of toch een blijk van waardering voor de verwennerij? Binnen was het muisstil, het leek wel of hij zijn adem inhield. Ach, waarom zou hij ook? Had ze maar niet, zonder hem voor te bereiden, moeten toegeven aan die opwelling. Maar nog langer aanzien hoe Valenrin op de bloedhete bovenverdieping bleef doorwerken tot in de late avonduren, had ze niet kunnen opbrengen. Toen ze hem ook nog betrapte met twee boterhammen in een plastic zakje, was de maat vol. Ze besliste dat hij voortaan bij haar zou eten. Wat direct problemen opriep. Kon je een Rus wel Hollandse kost voorzetten? Zou zijn maag niet van slag raken? Wat aten Russen eigenlijk? Het antwoord vond ze in de boekhandel, helemaal achteraan op de plank kookboeken. Hoewel Ontdek de geheimen van de Russische keuken voornamelijk bestond uit aantrekkelijke kleurenfoto’s van traditionele gerechten, besloot ze het erop te wagen. Als ze strikt de summiere recepten volgde en de afbeeldingen goed voor ogen hield, kon ze zich moeilijk een buil vallen.
Haar hart sprong op toen ze Valentin ‘s-avonds verbaasd naar de schalen op tafel zag staren. Protesterend stak hij zijn handen in de lucht. Al die extra moeite voor hém…Maar hij schoof wel degelijk aan en ook al leken de tabaka in pruimensaus en de piroshki in de verste verte niet op de foto’s, hij at ervan als een uitgehongerde wolf. Na het stukje malakofftaart, die een wat zoutige nasmaak had, veegde hij zijn mond af, keek haar met zijn vriendelijke blauwe ogen aan en zei dat zelfs zijn eigen moeder niet zo lekker kookte.
In de daaropvolgende dagen zette ze de geheimen van de Russische keuken ook in Engels dekenkist en hoopte stiekem op eenzelfde reactie. Maar niets. Hij zou er wel in stilte van genieten. Net toen ze de slag goed te pakken kreeg, barstte de bom. Ze was diep teleurgesteld, toch begreep ze het wel. Engels ingewanden waren na jarenlang dezelfde kost natuurlijk niet opgewassen tegen het zware Oost–Europese eten. Meteen besloot ze tot een zoenoffer. Inmiddels wist ze bijna zeker dat Engel niet ontevreden was over de exquise Franse maaltijden uit Het Rode Hert: iedere ochtend stonden de borden en kommen leeg in de kist, met in de restanten saus brede sporen van zijn vingers.
Ze betrapte zich erop dat Engel, soms urenlang, uit haar gedachten was, zo werd ze in beslag genomen door het koken en de verbouwing. Valentin vorderde gestaag. De bovenverdieping lag er al kaal bij en een geraamte van balken toonde de eerste contouren van de nieuwe badkamer met toilet. Ze had een verbod afgekondigd op doorwerken na het avondeten. Tegenspraak werd niet geduld en ze stond versteld van haar eigen doortastende optreden. Valentin legde zich erbij neer en begon gewoon nog vroeger. Hij had hulp aangeboden bij het koken, maar dat had ze beslist van de hand gewezen. Liever zag ze hem aan tafel de Russische kranten lezen die hij zaterdags met de bus in Haarlem ging halen. Er groeide een prettig dagelijks ritme met gezellige gewoonten zoals het glaasje ijskoude wodka dat ze hem bij het lezen inschonk. Eén voor het eten, daar hield hij van. Als ze hem zo zag zitten, meende ze soms in zijn gebogen gestalte haar echtgenoot te herkennen met zijn borreltje en avondkrant.
Het gezamenlijke eten stemde haar tevreden, gelukkig bijna. Jarenlang had ze in haar eentje voor het televisietoestel gezeten met een bord op schoot. Nu dekte ze weer met het linnen tafelkleed en bijbehorende servetten. Ze schafte een rechaud en zilveren messenleggers aan en gebruikte haar goede servies. De vaas tulpen stond altijd midden op tafel voor extra sfeer. Valentin wist het te waarderen, alleen aan de lichtgevende tulpen scheen hij een hekel te hebben. Hij schoof ze altijd zo ver mogelijk van zich af.
Op een avond, na de afwas, vroeg ze of hij niet van bloemen hield. Hij kuchte achter zijn hand en vroeg: “Van wie heeft u die vaas gekregen?”
“Van Engel, is er weer iets mis mee?”
“Nee, maar kijk…” Valentin trok de bundel plastic tulpen omhoog. Met zijn zaklampje scheen hij naar binnen, zocht naar een schroevendraaier in zijn jasje, stak die in de vaas en viste iets kleins op. “Dat is een microfoontje…Iemand luistert u af.” Ze werd beslopen door een onheilspellend voorgevoel. “Uw zoon bedoelt het vast niet kwaad. Hij wil er een beetje bijhoren. Zo kan hij de gesprekken in de keuken volgen, ook al zit hij achter in de tuin.”
“Kan hij werkelijk alles horen wat hier…?”
Valentin knikte en ze probeerde zich er iets bij voor te stellen. Ineens herinnerde ze zich beschaamd haar windjes en boertjes die ze de vrije loop had gelaten, ervan uitgaand dat ze alleen was. Ze had ook wel eens hardop lopen vloeken op Engel om stoom af te blazen. Misschien was dit de verklaring voor zijn gedrag, hij wist meer van haar dan zij zich bewust was. Ze had wel een beetje op haar woorden mogen passen, maar aan de andere kant… “Verdorie! Hij had het me eerst wel eens kunnen vragen,” zei ze verontwaardigd, “je luistert mensen toch niet zomaar af? Ook al is het je moeder!” Vol afschuw keek ze naar het microfoontje. Wat geniepig. Ieder normaal gesprek afwijzen, maar wel stiekem de boel afluisteren. Zijn eigen moeder bespioneren! Ze kneep haar ogen dicht. Voor even, een paar dagen maar, was Engels eeuwige onzichtbare aanwezigheid enigszins vervaagd, nu bleek hij nooit te zijn weggeweest en als stille toehoorder vulde hij de keuken zelfs dreigender dan tevoren. “Ik wil dat ding niet meer zien!” zeize. “Weg ermee…!”
Terwijl Valentin het microfoontje demonteerde en de lamp weer in orde bracht, echoden de stemmen van Viola en Sybrand in Emma’s achterhoofd. Engel was wat over de tong gegaan. Geen wonder dat hij hen bij iedere gelegenheid uitschold. Valentin schoof de vaas weer op tafel. “Zet ‘m maar op het dressoir,” zei ze afwezig. Er speelde vaag iets in haar herinnering en ze probeerde het boven te roepen. Ineens haakte het ene beeld in het andere. Ze liep naar het aanrecht, zocht in een keukenlade en trok het ontwerp voor de nieuwe keuken tevoorschijn. Al een paar keer had ze zich afgevraagd waarom dat hoofd met die grote oren door het raam naar binnen keek.
Met een klap legde ze het schetsboek voor Valentin op tafel en tikte nadrukkelijk op het hoofd. “Wist jij het al eerder?” vroeg ze.
Hij glimlachte verontschuldigend, haalde zijn timmermanspotlood tevoorschijn en tekende vele oren rond het hoofd. Het leek nu eerder een reusachtige zonnebloem. “Neem het hem toch niet kwalijk, mevrouw Blazius,” zei hij, “Engel zal zich wel vervelen.”
“Weet jij hoe hij aan die microfoon is gekomen?”
“Dat is niet zo moeilijk, zoiets kun je gewoon kopen…” Hij kwam overeind en liep de keuken uit. De treden van de trap naar boven kraakten onder zijn stappen. Ineens hoorde ze Engel weer: “Moeder, ik ga me verdiepen in de wereld van de elektronica…” Het had haar verbaasd, hij was nooit geïnteresseerd geweest in techniek. Voor zover ze wist, had hij twee linkerhanden en ging zijn interesse uit naar vreemde volken en andere culturen. Maar toen de postbode de pakketten bezorgde, was ze allang blij. En wie weet, misschien had Engel zich wel degelijk verdiept in de elektronica – het microfoontje kon best een experiment zijn geweest – en werkte hij inmiddels aan iets nuttigers.
Valentin was weer beneden. Hij spreidde een krant over de tafel en legde er een plankje en wat gereedschappen op. “Ik zal iets moois voor u maken,” en direct wipte hij met een smalle beitel willekeurige driehoekjes, ter grootte van de wigvormige snede, uit het hout. Hij werkte in een razend tempo en geroerd volgde ze zijn bewegingen. Het was overduidelijk dat hij haar zinnen wilde verzetten. Na een halfuur bestond het hele plankje uit een fraai reliëf. Hij nam het op en hield ‘m tegen een muurkastje. Verrukt sloeg ze haar handen ineen. “Wat prachtig. Ga je zo mijn hele keuken versieren?” vroeg ze.
Hij knikte. “Dan heeft u iets bijzonders, een keuken met een Russisch accent.”
“Een Russisch accent…” herhaalde ze, “waar heb je dat geleerd?”
“Thuis,” antwoordde hij eenvoudig.
‘s-Nachts was Emma op de vlucht. In haar huis was het niet langer veilig. Ze stond op de veranda van een Russische datsja, versierd met prachtig houtsnijwerk. Het huis was aan drie kanten ingesloten door een dicht cederwoud, maar de voorzijde bood onbeperkt uitzicht over een landschap bedekt met sneeuw dat overging in de grillige kammen van een gebergte. Vanaf een top zeilde een adelaar omlaag.
“Het was er zo heerlijk stil…” zei ze.
“Had je een bontjas aan?” vroeg Viola belangstellend. Samen met Sybrand kwam ze de vorderingen op de bovenverdieping bekijken. Ze liepen door de snikhete open ruimte en Sybrand liet zijn handen inspecterend over de eerste gipsplaten glijden. Hij toonde zich tevreden over de hoeveelheid stopcontacten waarmee rekening was gehouden. “Daar kun je er niet genoeg van hebben,” zei hij tegen niemand in het bijzonder.
“Dus je weet niet of je een bontjas aanhad?” probeerde Viola weer.
Ze kon het zich niet herinneren. Ze had zichzelf niet gezien, alleen het huis en de omgeving. En natuurlijk het houtsnijwerk, maar daarover zei ze niets. Straks ging Viola zich ook nog bemoeien met de inrichting van haar nieuwe keuken. Halverwege de trap naar beneden kwam Viola tot de conclusie dat ze in een vorig leven een Russische adellijke dame moest zijn geweest. Want zulke heldere droombeelden vonden hun oorsprong in het onderbewuste en het onderbewuste had een erg goed geheugen.
“Hou alsjeblieft op over bontjassen…” Emma trok haar doorweekte bloes los van haar rug, “laten we buiten gaan zitten. Het is hier om te stikken.” De namiddag was broeierig heet geworden. Je kon de vochtigheid bijna grijpen.
“Kwam Valentin voor in je droom?” Viola gaf niet op toen ze op het terras zaten.
“Nee, ik geloof het niet…” Emma zag een meeuw langzaam over de caravan strijken zonder een landingsplaats te vinden tussen de takken en struiken. Wat was het toch een troep op dat dak. Gelukkig had Engel een raampje op een kier gezet. Zou het hem al zijn opgevallen dat hij haar niet langer kon afluisteren? Wie weet liet hij zich nu makkelijker verleiden tot een gesprek of dreef de eenzaamheid hem zelfs naar buiten. Ze tuurde naar de grijze wolken die snel dichterbij dreven. Boven zee kleurde het al inktzwart. Vanaf het fietspad langs het kanaal, aan de voorzijde van het huis, klonken hoge stemmen van vrouwen en kinderen die het strand waren ontvlucht voor de naderende plensbui.
Valentin verscheen tussen de opengeslagen tuindeuren en wrong zich excuserend achter hen langs. Met twee grote plastic zakken liep hij naar het schuurtje. “Raar eigenlijk dat Russen altijd voor lompe boeren worden versleten,” zei Viola en haar ogen volgden hem op weg naar de afvalcontainer, “die ik ken zijn stuk voor stuk sportieve types.”
“Zeg maar rustig atletisch…” Sybrand hing onderuitgezakt in zijn stoel en knoopte zijn hemd tot halverwege los.
“Precies. Maar deze heeft eerder iets…iets elegants. Hij heeft de sluipgang van een tijger. Nou ja, de beste balletdansers komen ook uit Rusland…Noerejev, Barisnikov…” Viola zuchtte, boog achterover en trok haar topje naar beneden om haar buik te bedekken. “Ja Emmie, het moet gezegd, je hebt een lekkere vent over de vloer.” Ze legde haar handen in haar nek en glimlachte naar Valentin, die met een stoïcijnse blik weer achter hen langs naar binnen liep.
Emma bloosde: “Hè, doe niet zo mal. Zo bekijk ik hem helemaal niet…”
“Nou ik wel,” fluisterde Viola achter haar hand, “wat een verrukkelijke combinatie: een mooie kop, een prachtig lichaam en wie weet flink wat geld achter de hand…”
“Geld achter de hand? Hoe kom je daar nou bij?”
Viola grinnikte: “Ach, vertel mij wat over die tegenwoordige Russen. Bij jou hangt ie de timmerman uit en onderhand regelt ie allerlei zaakjes in de haven. Waarom niet? Die lui zijn zo gewiekst, die ritselen wat af…Straks blijkt ie steenrijk te zijn met een villa in Moskou en een datsja aan de Zwarte Zee…” Ze lachte en stootte Emma met haar elleboog aan. “Daar ging je droom natuurlijk over!”
Er werd een autodeur dichtgeslagen en over het tuinpad kwam Marjoke aanlopen in een strakke olijfgroene jurk met een vestje nonchalant over haar schouders geslagen.
“Aha!” riep Sybrand, “nog een met belangstelling voor onze Rus.”
Marjoke hield haar pas in. Wat bedoelde Sybrand met ‘belangstelling voor onze Rus’? Begon het op te vallen dat ze al vier dagen achtereen langskwam? En dan nog, waarom zou ze geen interesse tonen voor een verbouwing die haar idee was geweest? In tegenstelling tot de anderen moest zij de godsganse dag werken, daarom kon ze pas na vijven. Jammer genoeg ook het uur waarop de buren een borrel dronken bij Emma. De laatste tijd meer dan voorheen, had ze de indruk. Goddank bleef het bemoeizuchtige stel wel steeds op het terras hangen, zodat zij boven alleen kon zijn met Valentin. Helaas had het tot nu toe niets opgeleverd. Hij werkte gewoon door en liet zich niet afleiden, laat staan dat ze een gesprek met hem kon aanknopen. Na iedere mislukte poging was ze gedwongen Engel verslag uit te brengen want hij hield haar van achter de vitrage nauwlettend in de gaten. Omdat ze niets te melden had, werd hij steeds depressiever en haalde zich de vreselijkste dingen in het hoofd. Ze moest Valentin aan de praat krijgen.
Na een vluchtige groet liet ze zich in een stoel vallen en beklaagde zich over de benauwdheid. Direct verdween de zon achter een zware wolk en de eerste spatten vielen. Boven zee kondigden harde donderslagen onweer aan. Viola stormde al naar binnen, Sybrand griste de schaal hapjes mee en Emma haalde vliegensvlug de kussentjes uit de stoelen. Moedeloos keek Marjoke naar de lucht. Verdomme, waarom vertrokken de buren niet naar hun eigen huizen? Nu bleven ze natuurlijk hangen tot het droog werd. Binnen zette ze de meegebrachte fles met een klap op de salontafel. “Nou, wat heb ik je gezegd!” riep Sybrand triomfantelijk, “onze Rus moet worden gelijmd met wodka!”
“Doe niet zo flauw, Sybrand,” zei Emma en om te tonen hoezeer zij de geste waardeerde, ging ze onder aan de trap staan. “Valentin! Kom naar beneden tot het boven is afgekoeld!” Marjoke hoorde hem protesteren. Emma knipoogde tegen haar. “Iemand heeft iets voor je meegebracht!” Zijn antwoord ging verloren in het keiharde geratel van slagregen tegen de ruiten.
Marjoke liet zich naast Viola op de bank vallen. De een na de ander sloegen ze hun lange blote benen over elkaar en zakten onderuit. Langs hun knieën loerden ze naar Valentin, die in de gang zijn overall uittrok en zijn zware werkschoenen op een krant zette. Op zijn sokken kwam hij de kamer binnen en zocht bescheiden een plekje naast het televisietoestel. “Ga toch hier zitten…” Emma wees op de grote fauteuil onder de leeslamp, “gedraag je alsjeblieft niet alsof je tot het personeel behoort.” Maar hij weigerde en droeg een stoel bij de eethoek vandaan.
“Zo zie je maar, Valentin,” Viola liet een goudkleurige slipper aan haar tenen bungelen, “je hoort er al helemaal bij, wat zeg ik: je bent zo ongeveer familie. Emmie biedt niet zo gauw haar lievelingsstoel aan.”
Emma beet op haar onderlip. Ze schonk ieder een glaasje in, nam het hare op en keerde zich naar Valentin. “Na zdorovje…” riep ze uitdagend en gooide in één keer de wodka achterover.
Viola lachte luid: “Niet alleen droomt ze over datsja’s, ze spreekt ook ineens Russisch en zuipt als een Russin!” Valentins blik verstarde. Hij hief zijn glas naar Emma, toen ook naar de anderen en nipte even. Marjoke zag een onverwachte kans opdoemen. “Ach ja, er zijn altijd mensen die moeite hebben met andermans gewoontes…daarom Emma, Valentin, Na zdorovje,” en ze dronk haar glas ook in één keer uit. Emma glunderde. Nu Marjoke zich in een voordelige positie wist, richtte ze zich vol warme interesse tot Valentin: “Woon je eigenlijk in IJmuiden?”
“Vlakbij, in Zeewijk,” antwoordde Emma behulpzaam, “hij woont in bij een vriend, maar die is meestal bij zijn vriendin…”
“Ook een Rus zeker?” ging Marjoke door.
Valentin knikte.
Ze zette haar benen naast elkaar en schoof naar voren ter onderstreping dat zij het gesprek voerde. “Kom je uit Moskou?”
Valentin schudde zijn hoofd.
“Waar kom je dan vandaan, als ik vragen mag?”
Hij kuchte achter zijn hand en zei met duidelijke tegenzin: “Uit Mezjdoeretsjensk…”
“Grote genade!” riep Viola en boog uit Marjokes schaduw, “kun je dat nog eens zeggen…”
Valentin herhaalde de naam en voegde eraan toe dat het een stad in Siberië was.
“Ben je soms opgegroeid in een kamp?” Marjoke legde met gepaste ernst haar hand onder de kin.
“O nee,” riep Emma, “laat het niet waar zijn! Die afschuwelijke kampen…”
“Ik kom uit Zuid–Siberië,” zei Valentin op vriendelijke toon tegen haar, “daar is het heel mooi…” Hij sprak de woorden accuraat en behoedzaam uit, alsof taal iets was waar je beter voorzichtig mee kon zijn.
“Maar ‘s-winters erg koud zeker?” was Sybrand Marjoke voor, die graag nog over de kampen was doorgegaan.
“Ja…het kan wel veertig graden vriezen.”
“Veertig graden onder nul…” Sybrand wuifde zich met twee handen koelte toe. Het huis hield een klamme warmte gevangen en vanwege de regen kon er geen raam open. “Nou, ik zou wel even in de vrieskou door de sneeuw willen rollen…Dat doen jullie toch na de sauna?”
“Soms.”
“Waarom ben je eigenlijk weggegaan?” probeerde Marjoke het heft weer in handen te krijgen. Ze schonk zichzelf nog eens bij.
“Nogal logisch,” riep Viola, “met zo’n klimaat nam ik ook de benen.”
Emma reikte Engels oude schoolatlas aan, waarin Rusland nog Sovjet-Unie heette. “Kun je het aanwijzen?” Valentin zocht tussen de pagina’s, liet zijn vinger over het immense Siberië glijden, zakte via Novosibirsk naar de uitloper tussen Kazachstan, China en Mongolië en tikte toen op het papier: “Mezjdoeretsjensk…” zei hij zacht.
Marjoke was achter hem gaan staan en boog zich over hem heen. Haar borsten raakten even zijn schouder. “O ja…” zei ze bedachtzaam, “ga je regelmatig terug?”
Valentin sloeg de atlas dicht. “Het is een lange reis…”
“Maar naar het land waar je bent opgegroeid blijf je altijd verlangen…” hield Marjoke vol.
“Nou, het is dat ik niet weg kan, anders was ik zo vertrokken,” zei Viola, “mij kan dit kikkerland gestolen worden.”
“Ik hou wel van kikkers,” Valentin glimlachte tegen Emma. Daar moest ze hard om lachen. “Hij houdt wel van kiékkers,” herhaalde ze een paar keer.
Marjoke bestudeerde haar nagels. Ze begon haar humeur te verliezen. Die Rus had een handige manier om vragen te omzeilen. Opnieuw greep ze de fles en hield die naar hem op. Maar hij legde zijn hand over zijn glaasje en maakte aanstalten overeind te komen.
“Ach, blijf nog even…” vroeg Emma, “ik vind het zo gezellig.”
Valentin ging weer zitten en Marjoke wilde opnieuw vragen waarom hij Siberië had verlaten, maar hij was haar voor: “U werkt bij de sociale dienst, heb ik gehoord. Bevalt u dat?”
Wat bedoelde hij daar nou mee? “Ja…nee natuurlijk, waarom niet,” antwoordde ze in verwarring, “het geeft veel voldoening mensen in nood te helpen.”
“Mensen in nood!” Sybrand wierp een verachtelijke blik naar het plafond, “stelletje parasieten, ze zouden die bijstand helemaal moeten afschaffen…”
“Verplichte arbeid…” steunde Viola haar broer, “als je wist hoeveel ik er ken die zwart bijklussen, ze rijden in auto’s rond, dat wil je niet weten…”
Nou, daar kon Sybrand ook wel een paar stuitende voorbeelden van geven. Hij wees links en rechts om zich heen, ze bleken vooral in de Kanaalbuurt te wonen.
Valentin hield zijn ogen neergeslagen en Emma probeerde er vergeefs tussen te komen. Marjoke schonk zichzelf nog maar eens in. Voor vandaag kon ze het wel opgeven. Met de buren erbij kwam ze geen stap verder. Bovendien had die vraag over de sociale dienst haar humeur danig verpest. Klotebaan. Ze voelde hoe Valentin haar tersluiks opnam, misschien verwachtte hij dat ze het voor haar cliënten opnam. “Ach, het is eigenlijk een rotbaan…” zuchtte ze toen er een adempauze viel en sloeg de wodka achterover. “En niet waarom jij denkt!” boog ze zich snibbig naar Sybrand.
“Het valt niet altijd mee naar problemen van anderen te luisteren,” Valentin keek haar begripvol aan, “ineens kan het te veel worden. Misschien moet u er even tussenuit?”
Marjoke kneep haar ogen toe. Er even tussenuit? Waar bemoeide hij zich mee? Wat kon het hem schelen dat die baan haar neus uitkwam?
“Ja, waarom niet?” Het was Emma aan te zien hoe blij ze was met het nieuwe onderwerp van gesprek.
“Ach, waar zou ik heen moeten?”
Nou, Viola en Sybrand zouden het wel weten. Thailand, Mexico, Spanje, daar konden ze uit eigen ervaring heel positief over zijn, maar Schotland en Scandinavië werden eensgezind afgewezen: stugge mensen, muggen en mist. “Waarom zo ver weg? Zoek het toch dichterbij huis, Luxemburg is zó prachtig…” raadde Viola aan. Ze liet haar slipper van haar voet vallen en trok haar been naast zich op de bank. Marjoke werd overspoeld door een golf van zelfmedelijden. Verdomme, door het gedoe met Engel had ze niet eens een vakantie gepland.
“Italië, Spanje…” zei Valentin en trok een splintertje uit zijn hand, “daar zou ik naartoe gaan…zoveel cultuur.”
Marjoke keek naar de regendruppels die langs de ruiten zakten. Italië. Geen gek idee. Ja, dat zou een heerlijke vakantiebestemming zijn. Ze gooide al koffers in de bagageruimte van een trein, zocht een plekje aan het raam en zag buiten het groene platteland geleidelijk overgaan in de heuvels van het Rijndal. Ze reed door dalen en tunnels van de Alpen en dan: benvenuto Italia. Ze drukte haar achterhoofd in het kussen van de bank. Ja Italië…een pittoresk kustplaatsje…Marjoke had geen aanmoediging meer nodig. Weg uit IJmuiden, weg van haar werk, weg van de collega’s, nog geen ansicht zou ze sturen. Maar haar zonnige voornemen werd alweer overschaduwd. In haar eentje was er natuurlijk geen pest aan. Wat zou Engel van Italië vinden? Waarom niet samen een paar weken met vakantie gaan? Verandering van omgeving zou hem goeddoen. Dan kon hij geheel tot rust komen, zich van zijn waanideeën bevrijden en met flink wandelen en zwemmen tevens van het nodige vet. Maar hoe kreeg ze hem in vredesnaam zover? Ze zou wel een heel goede reden moeten geven. Ja, ze moest een paar ijzersterke argumenten bedenken waarom hij nog deze zomer met haar naar Italië moest.
“Je bent bezopen!” stelde Engel vast.
Marjoke hees zich aan de deurspijlen naar binnen en bleef zwaaiend in de opening hangen. “Duvel op, voor jou heb ik wodka zitten tanken!” riep ze beledigd, “hoe denk je anders een Rus aan de praat te krijgen!?” Met een klap trok ze het deurtje achter zich dicht.
“In dat geval zal ik je maar vergeven.” Het overmatig gebruik van alcohol tijdens een belangrijke opdracht keurde hij ten zeerste af, maar hij zou haar bij een andere gelegenheid wel terechtwijzen. Ook een afkeurende opmerking over de afgrijselijke groene jurk slikte hij in. Er waren belangrijkere kwesties.
“Wat ben je te weten gekomen?”
Ze knipperde met haar ogen en nam haar bril af. “Hij komt uit Siberië, de een of andere stad of dorp, de naam is me even ontschoten, maar dat kan ik zo voor je opzoeken in de atlas. Wat ik uiterst verdacht vond is dat het er volgens hem heel prettig is…”
Hij liet zijn gedachten een moment over dit nieuwe gegeven gaan. Siberië…één groot strafkamp. Daar zat je niet voor niets. Die Rus moest wel iets op zijn geweten hebben. Misschien was hij op deze missie gestuurd om zijn straf af te kopen. Ongeduldig sloeg hij met zijn hand op de matras. “Wat nog meer?”
“Ik heb voorzichtig geprobeerd erachter te komen waarom hij is weggegaan. On-voor-stel-baar…” ze schudde haar hoofd als kon ze het nog steeds niet geloven, “zo handig als hij zich daar uit wist te redden…”
“Hoe dan?”
“Nou, door te zwijgen, geen woord kreeg ik eruit…”
Engel peuterde nadenkend in zijn oor. Vreemd. Zwijgen. Je zou toch denken dat hij op zo’n vraag was voorbereid. Misschien vond hij een bezopen Marjoke de moeite van een leugen niet waard en had hij zich er makkelijk van afgemaakt. Was ze er dan wel achter gekomen waar hij woonde?
“In Zeewijk. Met een Russische vriend die altijd bij z’n vriendin zit,” antwoordde ze prompt en onderdrukte achter haar hand een oprisping.
De missie zou wel eens door twee man kunnen worden uitgevoerd…Of zou hij opzettelijk bij een onschuldige zijn ingetrokken die als cover kon dienen? Hij besloot Marjokes benevelde geest hier niet mee te belasten en sloeg een ander pad in: “Hoe schat je de verhouding tussen mijn moeder en hem in?” Hij was gedwongen zijn vraag te herhalen.
“Ehh…Ze is erg aardig tegen hem. Hij wordt behandelt als een vriend,” Marjoke giechelde, “of als de zoon die ze nooit heeft gehad…” Ze schrok zo van zijn giftige blik dat ze snel haar bril weer opzette.
De zoon die ze nooit heeft gehad! Zijn moeder was overduidelijk slachtoffer van een hersenspoeling of verkeerde onder hypnose. Wie weet van welke psychische pressiemiddelen deze Siberiër zich bediende? Mogelijk was ze zelfs behekst…Kwam Raspoetin niet ook uit Siberië? Woedend keek hij Marjoke aan. Dat harteloze loeder. Begreep ze niet hoe kwetsend deze verloochening van hem als zoon wel niet was. “Is dat alles?” vroeg hij bars.
“Nee, natuurlijk niet…” Marjoke nam een flinke slok uit een halfvolle fles Pepsi, “ik heb sterk de indruk dat hij ook elders actiefis geweest. Zo weet hij bijvoorbeeld behoorlijk veel over…Zuid–Europese cultuur.”
“Verbaast me niets…natuurlijk sturen ze niet de eerste de beste. We hebben hier te maken met een routinier, iemand die eerder klusjes voor ze heeft opgeknapt.” Ongerust herinnerde hij zich hoe snel de Rus het microfoontje in de vaas had ontdekt.
“Wie zijn toch die ‘ze’? En wat voor klusjes?” vroeg Marjoke.
Engel ging snel verzitten. Hij had te veel losgelaten. Zelfs die dronken tor was het opgevallen. “Vraag ik je iets voor me te doen,” beet hij haar toe, “moet je meteen weer het naadje van de kous weten! Het is al pijnlijk genoeg voor me…”
Marjoke maande hem tot kalmte. Er schoot haar iets te binnen. “Klusjes, klusjes…” peinsde ze, “dat klopt wel. Volgens Emma knapt hij reuze handig allerlei klusjes op…”
“O god, zie je wel…” Hij voelde het bloed uit zijn gezicht trekken.
“Lieve schat, je moet hier onmiddellijk weg!” riep ze, “laten we samen ergens naartoe gaan waar jij je veilig kunt voelen. Ik ga toch met vakantie naar Italië, naar een rustig vissersdorpje. Ga mee, niemand kent ons daar en je kunt er geheel tot rust komen.”
“Met vakantie? Waar heb je het over, idioot! Mijn leven staat op het spel!”
“Engel, ik heb er genoeg van!” Marjoke leek ineens geheel ontnuchterd. “Ik moet allerlei opdrachten uitvoeren en je weigert me enige verklaring te geven! Je zoekt het verder zelf maar uit!”
Dit was niet de bedoeling. Misschien was hij te ver gegaan. “Marjó…probeer me alsjeblieft te begrijpen. Ik weet het…ik móét praten, ik wil praten, maar er zit een blokkade in mijn hoofd, zoiets breek je niet een-twee-drie af. Toch groeit de behoefte aan ontlading…ik voel het…Heb nog even geduld met me…binnenkort zal ik je alles uitleggen…” Hij strekte zijn armen en sloeg die om haar heupen. Zijn hoofd rustte in haar schoot.
Ze streelde zijn haar en ademde zwaar. “O mijn liefste…” lispelde ze, “wat heerlijk! Je hebt weer vertrouwen in me.” Krachtig masseerde ze zijn hoofdhuid. Ineens barstte hij uit in een wilde hoestbui. Geschrokken liet ze hem los en als een blok beton viel hij opzij. “Grote god, ik stikte bijna…” Marjokes armen zakten langs haar lichaam en haar ontgoocheling ontging hem niet. Uit de stapel dekens trok hij een beduimelde zakdoek en haalde die over zijn gezicht. “Goed, goed…je hebt recht op iets meer informatie.” Hij duwde de lap onder zijn dijbeen. “Zoals je al vermoedde zitten er inderdaad gevaarlijke lieden achter me aan. Die hebben naar alle waarschijnlijkheid Valentin gestuurd om met me af te rekenen. De reden daarvoor is te complex om nu op in te gaan…” Hij pauzeerde even en slaakte een zucht. “Maar ik zal mezelf moeten beschermen, en zonder jouw hulp red ik het niet…” Hij wierp haar een smekende blik toe. “Zodra het gevaar is geweken, gaan we naar Italië om bij te komen…”
Marjoke veerde op. “Zeg maar wat ik doen moet.”
“Je moet me een wapen bezorgen, iets kleins…Een pistool, denk ik.”
Met open mond gaapte ze hem aan: “Een wapen?! Ben je helemaal gek geworden? Daar moet je een vergunning voor hebben!”
Hij maakte een machteloos gebaar. “Marjo, je kent me, ik ben de laatste die de wet wil overtreden. Maar hier is sprake van noodweer. Dus een pistool is wel het minste, misschien zou een automatisch wapen beter zijn, een kleine mitrailleur…” Hij knikte heftig en mompelde, “ja, een kleine mitrailleur.”
“Nee, nee, een pistool lijkt me al erg genoeg,” zei ze snel, “daar moet aan te komen zijn. Maar is dat nou wel nodig? Ik geloof absoluut niet dat…”
“Ik moet ook speciale kleding hebben…” ging hij onverstoorbaar door, “koop een camouflagepak voor me met een muts, zo’n schippersmuts, dan kan ik me indien nodig onopvallend buiten vertonen…”
“Jij, onopvallend in een camouflagepak?”
Engel negeerde haar opmerking. Hij kreeg de smaak te pakken. De volgende dag moest ze maar alvast een paar halters, een springtouw en anabole steroïden brengen. Hij moest zo snel mogelijk met krachtoefeningen zijn conditie zien op te peppen.
Nadat Marjoke met haar boodschappenlijstje was vertrokken, gooide hij opgewonden zijn benen over de rand van het bed. Het vooruitzicht zijn fysieke krachten op peil te brengen, deed zijn strijdlust en vastberadenheid terugkeren. Opnieuw zou hij in z’n eentje het gevecht aangaan. Direct leunde Kloosterman weer met ernstig gezicht naar hem over en trok vragend zijn wenkbrauwen op. Natuurlijk begreep hij het: de democratie, de veiligheid van de staat stonden op het spel. Natuurlijk zou hij deze gevaarlijke groepering van binnen uit observeren en de informatie doorspelen. Hij hoefde er niet eens aan herinnerd te worden dat ook oom Henri vanuit een verschansing de tegenstander had bespioneerd en verwarring had gesticht tot de uiteindelijke overwinning was behaald.
Daarna had het hem niet langer kunnen schelen Marjoke aan de lippen van de grote roerganger te zien hangen. Integendeel. Hij voelde zich ver verheven boven het groepje studenten. Door hen in de gaten te houden wist hij zich superieur. Hij zou ze hun arrogantie betaald zetten. Tijdens vergaderingen maakte hij, op instructie van Kloosterman, cryptische notities en tekende pictogrammen, voor het geval zijn aantekenboekje in vijandelijke handen zou vallen. Gelukkig was het overlegstadium inmiddels voorbij. De discussies over harde acties bewogen zich in de richting van Nederlandse bedrijven die de boycot van de Verenigde Naties negeerden en met hun vestigingen in Zuid–Afrika het Apartheidsregime ondersteunden. Vooral Shell stond hoog op het lijstje. (Hij tekende een sint-jakobsschelp. ) Toen er om voorstellen werd gevraagd, nam tot zijn verbazing niet de Nijmegenaar het woord maar de anders zo zwijgzame Victor van Velzen, een rechtenstudent ook uit IJmuiden. Wilden ze aandacht vragen voor de rol van Shell in Zuid–Afrika, stelde hij, dan moest er een opzienbarende daad worden gesteld, iets waar de kranten over zouden schrijven. Marjoke viel hem bij. Iemand kwam op het geweldige idee een tankstation op te blazen, een actie die zeer zeker de krant zou halen. (Er verscheen een vlam rond de schelp. ) Victor reageerde verontwaardigd, zoiets bedoelde hij niet, hij had meer een symbolische daad in gedachten. De Nijmegenaar daagde hem uit met een beter plan te komen. Een filosofiestudent of een ander, ze vielen elkaar steeds in de rede, kwam met de suggestie benzineslangen van pompstations door te snijden. De benzine zou vrijelijk wegstromen in plaats van de motor in Pretoria draaiend te houden, een symbolische daad die niet te veel schade aanrichtte en toch tot heftige reacties leiden zou; het ging tenslotte om beschadiging aan eigendom van een van de machtigste multinationals. (In de kantlijn kronkelde een doormidden gehakte slang. ) Victor bleef sceptisch. De heftigheid van de daad kon het publiek wel eens van hun overige acties vervreemden. Daarmee bracht hij een aantal mensen aan het twijfelen. De Nijmegenaar riep dat iedereen die te slap was voor een pittige actie maar op de achtergrond moest blijven. Hij was duidelijk op zijn pik getrapt. Engel genoot. De zelfingenomen leider was afgebluft door een onbeduidend lid van de groep, wat direct consequenties had want bij ieder voorstel wilde men steeds Victors mening horen. Hij kon niet voorkomen dat hij een lichte sympathie begon te koesteren voor zijn plaatsgenoot.
Pas in het volgende gesprek met Kloosterman begreep hij hoe juist onopvallende figuren als Victor van Velzen zich op het meest geëigende moment in het centrum van de aandacht wisten te plaatsen en zo een zekere macht over de groep kregen. “Op die manier worden deze mensen door KGB-agenten aangestuurd en gemanipuleerd. Ze leren hun infiltranten te wachten tot zich logischerwijs een kans voordoet.” Victors rechtenstudie maakte hem extra interessant. “Het zal wel niet zijn eigen keus zijn. Als een van hun mensen wordt opgepakt zijn er advocaten nodig die hun ideologische motivatie delen. Hou hem in de gaten, dit soort intellectuelen zijn een groter gevaar voor de democratische rechtsorde dan een communistische havenarbeider.”
Kloosterman wilde weten waar Victor verbleef: hij moest worden afgeluisterd. Engel had zich verzet. Waarom afluisteren? Verschafte hij niet de benodigde informatie? Was hij niet Kloostermans ogen en oren? Had hij hem niet attent gemaakt op het gevaar van Victor? Van Velzen viel onder zijn verantwoordelijkheid, daar hoefde niet aan getwijfeld te worden. Hij beloofde meer inlichtingen. Zijn kortstondige sympathie voor Victor had zich toch al omgezet in irritatie toen die met het afschuwelijke voorstel was gekomen een artikel te schrijven over de gevaren van extreem rechts in Zuid–Afrika. Hij wilde de IJmuidenaar Henri Slegtkamp als voorbeeld nemen omdat deze zelfs na de Tweede Wereldoorlog nog actief was geweest als hoofdgeneraal in de fascistische organisatie Ossewa Brandwag. Een echte nazi dus en nog steeds een inspiratiebron voor Zuid–Afrikaanse én Nederlandse extreem rechtsen. Engels irritatie groeide uit tot haat toen hij tijdens een vergadering gedwongen was, als IJmuidenaar, te erkennen wel eens vagelijk van Slegtkamp te hebben gehoord.
Naarmate de voorbereidingen voor de benzineacties duidelijker vorm kregen, zag hij Kloosterman vaker. Op diens advies kwam hij met aanvullende voorstellen, verdergaand dan de vorige en als het even kon de roerganger overtreffend. “Geweld hoeft niet langer te worden geschuwd!” riep hij tijdens een vergadering. Victor verzette zich heftig, ongetwijfeld uit jaloezie. Teleurgesteld in Victors slappe houding schoof Marjoke weer zijn kant op, als liet ze zich door de sterkste magneet aantrekken. Haar bewondering groeide toen hij voorstelde een communiqué te schrijven met een rechtvaardiging van hun daad, bedoeld voor directe verspreiding na de actie. Voor het eerst bleek zijn schrijftalent. Kloosterman hoefde maar weinig te corrigeren en er slechts drie zinnen aan toe te voegen.
Het doorsnijden van benzineslangen sorteerde inderdaad het beoogde effect. In de kranten verschenen verontwaardigde berichten. Kloosterman was er zeer over te spreken. “Dit moet doorgaan,” moedigde hij hem aan, “let goed op wie met welk volgend initiatief komt…”
Maar tijdens de volgende vergadering bleken de meningen verdeeld. Sommigen vonden dat het slangensnijden moest doorgaan, anderen wilden naar nieuwe actievormen zoeken. Victor zweeg en schudde alleen zijn hoofd. Om de oeverloze discussies een concrete richting in te duwen, kwam Engel met de suggestie een groot levensmiddelenbedrijf met vestigingen in Zuid–Afrika tot doelwit te maken. Alleen een keiharde aanpak kon het slangensnijden overtreffen. Het hoofdkantoor moest in de as gelegd worden. Grootmoedig bood hij aan in de voorhoede te opereren, maar zoals in de lijn der verwachting lag kreeg hij opnieuw opdracht een communiqué te schrijven, daar was hij nu eenmaal het beste in.
Hij had al van het radionieuws begrepen welk een grandioos succes de brandstichting was toen Mar joke in de vroege ochtend bij hem binnenstormde. Ze spreidde de ochtendbladen voor hem uit. “Links-extremistische groepering ontplooit een scala aan terreurdaden!” las ze voor. “Deze zich revolutionair noemende pyromanen zijn er met hun drieste optreden op uit een in hun ogen machteloze overheid onderuit te halen.” Voor de minister van Justitie was de drempel naar terrorisme overschreden. Een klein aantal activisten was erin geslaagd de samenleving te ontwrichten en daarom werd er een opsporingseenheid in het leven geroepen. Alle aandacht van deze eenheid ging zich richten op groepjes in de studentenwereld die zich hadden ontwikkeld tot terreurorganisaties en die, zo werd gevreesd, wel eens verder zouden kunnen gaan dan dreigen of het plegen van een aanslag op zakelijk goed.
Op samenzweerderige toon lichtte Marjoke hem in over een spoedoverleg met de Nijmegenaar, die grieperig te bed lag. Vanwege de grote politieactiviteit in krakers- en studentenkringen was besloten tot een totale onderduik van de groep. Zijzelf zou zich schuilhouden bij de zieke om hem te verzorgen, maar ze beloofde Engel bijtijds te melden wanneer ze voor een evaluatie bijeen zouden komen. Ze liet hem in z’n eentje achter.
Aanvankelijk verkneukelde hij zich erover dat het hele stel zat ondergedoken zonder een clou uit welke hoek het gevaar te verwachten viel. Alleen hij wist hoe het net zich sloot rond dit stel gevaarlijke idioten. Toch durfde ook hij zijn kamer niet meer te verlaten. Hij sloot de gordijnen, barricadeerde de deur en kwam nauwelijks nog zijn bed uit. Langzaam werd hij beslopen door onberedeneerbare angsten. Hij meende de hitte van vuur in zijn matras te voelen, zag vanachter plinten en uit scheuren in het behang vlammen opschieten en de geur van verkoolde levensmiddelen werd zo ondraaglijk dat hij dagenlang niet kon eten. Hij zakte weg in een lethargische staat en toen Marjoke na een week op zijn deur stond te bonken, duurde het lang voor hij haar binnenliet. Buiten adem, geheel in tranen, vertelde ze dat Victor van Velzen was gearresteerd.
&
Rond het middaguur, op het heetst van de dag, stond Emma zorgelijk naar het eitje te kijken. Het schommelde en kraakte in zijn kunststofvoegen. Binnen was een ongebruikelijke activiteit gaande. Het leek wel of Engel zich van de ene kant naar de andere wierp, dan weer hoorde ze zware ploffen alsof hij op en neer sprong. Hij zou het toch niet in z’n hoofd hebben gehaald bij deze drukkende hitte met potdichte raampjes gymnastiekoefeningen te doen? Zoveel plotselinge inspanning kon ernstige gevolgen hebben. Hij zou toch wel genoeg drinken? Met dit weer bezweken mensen om mindere reden. Hoewel…de kans op uitdroging leek aanzienlijk kleiner dan dat de caravan zou omkiepen. Moest ze hem niet waarschuwen? Nee, beter niets zeggen, hij zou haar weer bemoeizuchtig vinden. Als hij iets aan zijn overgewicht wilde doen, verdiende hij juist aanmoediging, ook al was het moment slecht gekozen. Ineens herinnerde ze zich een buurman verderop die het platte dak van zijn uitbouw koel hield door het te besproeien. Ze zou Engel verrassen met onverwachte verkoeling, zodat hij rustig door kon gymmen.
Ze liep naar de schuur en rolde de tuinslang uit. Op de ligusterhaag, die wel een stootje kon hebben, testte ze de kracht van de straal. Ze draaide de sproeier wijd open. Langzaam bewoog ze het watergordijn naar het dak van de caravan. Als een mals buitje sijpelde het water door de takkenbossen op het dak. Dunne strepen zwart roet, overgewaaid van de hoogovens, dropen langs de wanden naar beneden. Ineens drong het tot haar door hoe vuil en brandgevaarlijk die kurkdroge troep bovenop wel niet was. Als ze de sproeier op zijn krachtigste stand zette, kon ze de takken misschien wel wegspuiten zodat ze drie vliegen in één klap sloeg: het werd veiliger, binnen werd het koeler en de hele caravan zou weer eens lekker schoon worden. Ze richtte de harde straal en onder het watergeweld kwamen de takken omhoog en vlogen naar achteren. Eronder zaten metalen dozen gemonteerd, eveneens een en al viezigheid; die kregen meteen ook een beurt. Nu nam ze de voorkant onder handen en ging de zwarte roetstrepen te lijf. Het water gutste langs de raampjes. Ze begon er plezier in te krijgen. De hele caravan lichtte op en zag er zoveel beter uit. Het moest binnen al heerlijk koel worden.
Door het kabaal van het kletterende water hoorde ze het tumult pas toen ze de sproeier dichtdraaide. Heftig dierlijk gebrul drong door de wanden. Hoewel ze geen dankbaarheid van Engel verwachtte, schrok ze toch.
“Wat doe je?!” gilde hij buiten zinnen, “probeer je me te verzuipen!” Grote genade, het water had hem duidelijk niet afgekoeld. “Lelijke heks! I!” hij ramde met iets zwaars tegen zijn deur, “donder op en meld je duivelse opdrachtgever dat ik zelfs een tsunami kan overleven!”
Emma draaide zich abrupt om en sleepte de tuinslang achter zich aan. Lelijke heks had hij haar genoemd. Lelijke heks! Zover was hij nog nooit gegaan. Het werd steeds erger met Engel. Zelfs als hij daarbinnen een zonnesteek had opgelopen, viel dit niet goed te praten. Ze smeet de slang neer en liep kwaad de keuken in. Die rotjongen, zijn moeder zo te beledigen, hij had toch beleefd kunnen vragen te stoppen. Ze wilde hem toch alleen maar helpen? Alsof zij geen last van de hitte had…Ze liep naar de koelkast, haalde een ijsblokje uit de vriezer en streek ermee langs haar nek. Vanuit de schouderbladen kroop een gemene hoofdpijn omhoog en het gesmoorde gehuil van Valentins zaagmachine maakte het er niet beter op. Ze keek op de klok, verdorie, halfdrie al, tijd voor een nieuwe kan ijsthee. Hij had al een uur lang niets meer te drinken gehad.
Op de bovenverdieping, waar oude gordijnen voor de ramen het brandend zonlicht moesten weren, hing een zware geur van opgewarmd stof. Gutsend van het zweet dreef Valentin zijn zaagmachine door een plank. Stil bleef ze naar hem kijken en kon een gevoel van schuld nauwelijks onderdrukken, alsof zij het op haar geweten had dat hij zich hier zo stond af te beulen. Ze moest iets doen voor die arme jongen. Snel zette ze de kan neer en ging de trap weer af. Hij hoorde haar niet toen ze vlak achter hem de grote ventilator uit haar slaapkamer aansloot en op de hoogste stand zette. Het duurde een paar seconden voor de roterende waaiers een luchtstroom op gang brachten. De hele ruimte verduisterde door het warrelende houtzaagsel. Ze zag nog net hoe Valentin bedekt onder een dikke laag zaagsel verstoord omkeek. Beduusd schakelde ze de ventilator uit.
Beneden liet ze zich huilend op bed vallen. Toen waste ze haar gezicht, klom de trap weer op, ging met haar handen in de zij naast Valentin staan en riep: “Nou moet jij eens goed naar me luisteren. Je bent al weken aan het werk. Ik kan het niet meer aanzien. Bovendien word ik stapelgek van Engel. Straks verlies ik nog mijn verstand of doe ik mezelf wat aan. Je houdt onmiddellijk op met werken. We hebben allebei frisse lucht nodig. We gaan een wandeling maken op de pier. Jij en ik! Nu!”
Valentin schakelde de zaagmachine uit, nam de geluidsdempers van zijn oren, trok de stofkap voor zijn mond weg en keek haar vragend door zijn stofbril aan. “We gaan nu een wandeling maken!” schreeuwde ze huilend, “ik wil eruit! Ik heb er genoeg van!” en zonder antwoord af te wachten stampte ze naar beneden.
Een kwartier later haalde Emma haar fiets uit het schuurtje en wees Valentin een oude herenfiets die al jaren ongebruikt stond. Hij kneep in de banden en pompte die op terwijl zij flessen water, zonnebrandolie en handdoeken in de zijtassen pakte. Vlak voor hun vertrek vroeg ze hem nog snel de plaid van de bank te halen.
Het glanzende eitje lag er doodstil bij. Op het dak waren de takkenbossen vol glinsterende druppels weer teruggezakt. Engel had het gymmen blijkbaar opgegeven. Even overwoog ze hem nog een kan ijswater te brengen, maar nee, dat moest hij voor straf maar eens zelf doen. Zijn moeder afluisteren en uitschelden voor lelijke heks! Hij diende te begrijpen dat er grenzen waren, zelfs aan haar incasseringsvermogen.
Valentin kwam met de plaid onder de arm naast haar staan en onder zijn opgetrokken wenkbrauwen schoten zijn ogen van het brandschone eitje naar de neergesmeten tuinslang. Hij glimlachte hoofdschuddend en toen liepen ze met de fietsen aan de hand het tuinpad af.
Emma fietste voorop. Ze was niet zeker of Valentin de weg naar het strand kende. Af en toe keek ze over haar schouder om te zien of hij haar volgde. Ze reden door het havengebied, over de Badweg en trapten omhoog tussen het opengebroken duin met aan beide zijden bunkers. Jarenlang waren ze onder zand aan het oog onttrokken geweest omdat niemand aan de oorlog herinnerd wenste te worden, maar nu waren ze weer uitgegraven opdat de jongere generatie de oorlog niet vergeten zou.
Vanaf het hoogste punt ging het loom trappend tussen de parkeerplaats en de jachthaven naar de opgang van het strand. Daar zetten ze hun fietsen met in elkaar gehaakte sturen op slot en hipten met grote stappen over het gloeiende zand tot ze in de branding verkoeling vonden.
“Heb je een zwembroek meegenomen?” vroeg Emma, “je wilt misschien het water in?” Valentin schudde zijn hoofd. “Ik wil graag mijn eigen voeten kunnen zien…”
Er botste een dikke jongen tegen hem op die nijdig aan een lange nylon draad rukte. Verderop stortte zijn vlieger na een korte duikvlucht weer in het zand. Stampvoetend schold hij een man uit, waarschijnlijk zijn vader. Die zag je heen en weer rennen en de vlieger opnieuw zo hoog mogelijk de lucht in gooien. Terwijl de jongen achteruitlopend de afstand tot zijn vlieger vergrootte, probeerde Valentin hem te omzeilen, maar de draad bleef hem de doorgang versperren. Met een onverwachte zwaai botste de jongen opnieuw tegen Valentin op en riep: “Kijk uit, klootzak!” Even bleef Valentin besluiteloos staan, toen greep hij de jongen krachtig bij zijn schouders en zette hem eenvoudig opzij. Emma knikte instemmend.
Ze hadden de betonblokken naast de pier bereikt en Valentin bood haar zijn hand. Voorzichtig trok hij haar voetje voor voetje omhoog en ze sprong van blok naar blok. Bovenop zoog ze haar longen vol en blies met kracht haar opgekropte ongenoegens uit. Zwijgend liepen ze naast elkaar. Emma ervoer een diep gevoel van bevrijding, dat sterker werd naarmate het strand vol krioelende lichamen verder uit zicht raakte en er aan weerszijden alleen nog zee was. Verder van de bewoonde wereld kon je lopend boven het water niet geraken. Haar hoofdpijn was verdwenen.
Halverwege klom ze op de rand met zicht op de noordpier. Valentin kwam naast haar zitten. Over zijn wangen liepen nog striemen van het stofmasker en tussen zijn donkere krullen zat stof. Ze zag hoe hij de wind langs zijn gezicht liet strijken. Zo steunend op zijn handen, de kin omhoog, zijn lichaam naar voren hellend, had hij iets van een vogel die ieder moment kon wegvliegen. Misschien keek hij, achter zijn zonnebril, naar het patroon van witte lijnen tegen de blauwe lucht? Zijn ogen leken een vliegtuig te volgen. Het vloog in noordelijke richting en zwenkte af naar het oosten. Abrupt boog hij zijn hoofd. Zou hij zich realiseren dat een vliegtuig binnen een paar uur meerdere grenzen in het oosten kan passeren? Hoe lang deed je er eigenlijk over de Russische grens te bereiken? Hoeveel kilometer zou het zijn naar Mezjdoeretsjenk? Zijn aandacht werd al afgeleid door een sportvisser die vanaf een betonblok een lijn uitgooide. Op een blok ernaast draaide iemand venijnig aan zijn molen. Er spartelde een zilveren visje aan de haak. Schuw keek de man om zich heen en moffelde het ondermaatse gevalletje weg. Valentin grinnikte.
“Als jongen ging ik ook vaak vissen…” begon hij zomaar, “in de Mras-Su, een rivier niet ver bij ons vandaan. Ik wilde een grote tajmenzalm vangen voor mijn moeder. Maar ik ving niets of kleine karpertjes. Het kon me niet schelen. Ik zou de grote toch wel te pakken krijgen. Die zwom daar rond. Ik wist het zeker want ik had al twee keer zijn rug en vinnen gezien. Hij was misschien wel anderhalve meter lang. Eén keer sprong hij zelfs hoog boven het water toen ik mijn hengel al had ingepakt. Hij keek me aan met zijn donkere ogen. En weg was hij weer. Ik dacht dat hij me onder water uitlachte. Het was natuurlijk beneden zijn waardigheid gevangen te worden door zo’n kleine jongen. Later begreep ik het. Die tajmenzalm liet zich niet vangen, want dan zou ik het steeds blijven proberen.”
“Hij wilde je leren volhardend te zijn,” zei Emma.
Valentin lachte. “Ja, een vis als leermeester, zo zijn wij Russen.”
Ze haalde een appel en een fruitmesje tevoorschijn. “Denk je vaak aan thuis?” vroeg ze.
Zijn gezicht verstrakte. “Thuis is meer dan zevenduizend kilometer ver weg, zes tijdzones verderop.” Hij zweeg terwijl ze de appel schilde. “Een paar weken geleden gebeurde er iets vreemds,” begon hij ineens weer, “op een avond liep ik langs het kanaal. Aan de overkant spoten vlammen uit de schoorstenen van de hoogovens. Erachterlangs dreven wolken met randen van koper. Mijn hart begon sneller te kloppen. Ik dacht dat ik thuis was. Een staalfabriek, bergen, water, veel lichtjes als van een stad…het zicht uit mijn moeders raam.” Hij pakte een schijfje appel aan. “Maar dat uitzicht bestaat nu niet meer. De fabriek is gesloten en het is nogal donker geworden in mijn stad…”
Emma deelde de rest van de appel in kleine partjes en legde ze op een plastic zakje. “Waarom ben je eigenlijk weggegaan?”
“Om een beter leven te vinden…”
Ze draaide zich naar hem toe. “En heb je dat gevonden?”
“Ikbennogopzoek.”
Licht teleurgesteld vroeg ze zacht: “Maar heb je het hier wel naar je zin?”
“Ach, IJmuiden voelt als een prettige stoel en Siberië is een harde bank, maar wel een waarin mijn naam gekrast staat.”
Daar moest ze even over nadenken. “Dus je zou liever terug willen?” Ze had direct spijt van die vraag, het laatste wat ze wilde was een bevestigend antwoord. “Zeg maar niets,” zei ze snel en wilde haar hand op zijn arm leggen.
“Dank u mevrouw Blazius, ik praat niet graag over thuis…”
Emma keek een beetje beduusd voor zich uit. Hij wilde duidelijk niet praten over zijn verleden, daar had hij alle recht op. Het was te pijnlijk, dat voelde je aan alles. Misschien miste hij zijn familie…
Schuin aan de overkant stegen uit schoorstenen van de hoogovens witte wolken op. Ze probeerde er bergen in te zien. Maar zij zag niet wat hij zag. Hij kwam uit een wereld die zij niet kende.
“Ik heb al heel lang een…toekomstdroom.” Valentin sprak het laatste woord uit alsof hij het had opgezocht in een woordenboek om er zeker van te zijn dat het dezelfde hoopvolle verwachting opriep als in het Russisch.
“Een toekomstdroom?”
Hij nam zijn zonnebril af en draaide die rond in zijn handen. “Ik wil zelf meubels ontwerpen en een eigen timmerbedrijfje beginnen, iets kleins, een eenmanszaak…”
Emma was verrast. Wat geweldig. Hij wilde een eigen bedrijfje, zelf meubels ontwerpen. “Hierin IJmuiden?” vroeg ze behoedzaam.
“Ja, liever wel, ik voel me hier op mijn gemak…”
“Nou, je kunt beginnen mijn keuken helemaal naar eigen ontwerp te verbouwen…!” riep ze enthousiast en greep zijn arm, “dan kunnen we belangstellenden uitnodigen en krijg je zeker opdrachten. Iedereen wil wel zo’n prachtige keuken…Iets origineels, geen standaardgedoe…Een Russische keuken met prachtig houtsnijwerk…Je zult zien, het gaat vast mode worden.” Beduusd hield ze haar mond. Kijk, daar deed ze het weer. “Sorry, je zult me wel bemoeizuchtig vinden…” Uitvoerig rommelde ze in haar badtas en haalde twee flesjes mineraalwater tevoorschijn.
“Nee nee…Bemoeizuchtig betekent je onbescheiden in andermans zaken mengen. Ik denk dat u zorgzaam bedoelt.”
Ze reikte hem een flesje water aan. Wat aardig, hij vond haar zorgzaam. Zorgzaam…ook daarin kon je vast te ver gaan. Je moest natuurlijk wel precies weten wanneer iemand niet langer zorg nodig had, maar uitsluitend belangstelling. “O god, ik was het helemaal vergeten…tegen de tijd dat jij aan de keuken kunt beginnen, zit Engel weer in huis. Hij zal allerlei bezwaren hebben, ik weet het zeker…Ik weet niet eens of hij wel een nieuwe keuken wil.”
Valentin stopte de appelschillen in het zakje. “U houdt erg veel rekening met uw zoon. Misschien bent u wel té zorgzaam voor hem.”
“Ja, hij is altijd in mijn gedachten, zelfs als ik het niet wil. Maar welke moeder zit ook met zo’n akelige toestand, met een zoon die zich jarenlang in een caravan opsluit zonder zich te vertonen? Altijd voel ik zijn ogen op me gericht en ik hoor steeds zijn stem. Ik weet niet waarom maar ik kan er bijna niet meer tegen…”
Valentin keek uit over zee. “Misschien moet u er even tussenuit…een korte vakantie.”
“Vakantie! Welnee, ik kan toch niet weg vanwege…”
“Overal is een oplossing voor te vinden…” hij draaide zijn gezicht naar haar toe en stak de zonnebril tussen zijn krullen. In zijn blauwe ogen verscheen een lichte twinkeling. “Waarom maakt u niet een reisje naar Rusland? U zou Sint Petersburg kunnen bezoeken, de stad van tsaar Peter,” hij trok zijn benen op, sloeg zijn armen eromheen en liet zijn kin op z’n knieën rusten, “de Isaakkathedraal, de Nevski Prospekt, de Hermitage, de rivier de Neva…u kunt het allemaal gaan zien. Er zijn groepsreizen onder leiding van een deskundige gids…”
Sint Petersburg…stel je toch ‘ns voor, bedachtze, een reis maken naar Rusland, al dat prachtigs bekijken. Russen ontmoeten. De keuken beter leren kennen. Misschien zelfs wat van de taal oppikken. Bij thuiskomst zou ze Valentin uitvoerig verslag doen en hij zou genieten van haar ervaringen. Het was natuurlijk dé manier hem beter te leren kennen. Ze zuchtte. “Nee, nee, geen sprake van, ik kan Engel niet alleen laten…”
“Als u tijdens de verbouwing gaat, ben ik er altijd nog. Ik kan voor hem zorgen. Zoveel moeite is het niet, alleen eten en drinken in de kist zetten, zijn wc legen en het waterreservoir vullen. Ik zal ervoor zorgen dat het hem aan niets ontbreekt. Hij zit toch altijd binnen, hij hoeft het niet eens te merken.”
Ja, daar had hij wel gelijk in. Engel hoefde het nauwelijks te merken. “Ik zal erover nadenken…” Ze tuurde opzij naar het strand. De jongen had zijn zin: de vlieger stond eindelijk hoog in de lucht.
&
Het kostte Engel de nodige inspanning zijn geestelijk evenwicht te hervinden. Die ochtend was hij vol energie begonnen met zijn conditietraining, maar de beperkte ruimte hinderde hem behoorlijk. Het verplichte opdrukken kon hij wel vergeten, touwtjespringen moest hij opgeven vanwege de onbetrouwbare vloer en zelfs het gewichtheffen verliep niet zonder problemen. Zodra hij de halters optilde, gingen die met hem aan de loop en slingerden hem van de ene kant van de caravan naar de andere. Juist op het moment dat hij een wankele balans had gevonden, zette zijn moeder het waterbombardement in. Met gewichten en al stortte hij achterover op bed. Ze wist van geen ophouden en hij was gedwongen haar met een krachtige reprimande te verjagen. Na van de ergste schok te zijn bekomen, probeerde hij te doorgronden wat de bedoeling van deze krankzinnige actie kon zijn. De Rus had de microfoon in de keuken ontdekt. Zou hij haar erop uit hebben gestuurd om de camera’s op het dak te verwijderen?
Hij zette de monitors aan en constateerde tot zijn opluchting dat het niet was gelukt die uit te schakelen. Al peinzend over mogelijke andere intenties viel zijn oog op de keukendeur. Alsof er niets gebeurd was verscheen zijn moeder in een fleurige blouse en broek, haar lippen waren weer rood aangezet. Ze liep naar het schuurtje en haalde haar fiets voor de dag. Nu kwam ook de Rus naar buiten. Zijn overall was verwisseld voor een blauw hemd met een kakikleurige broek en zijn ogen gingen schuil achter een zonnebril. Hij haalde een tweede fiets uit de schuur, een degelijke zwarte herenfiets die hem bekend voorkwam. Mijn fiets, bedacht Engel, verdomme mijn fiets! Gespannen volgde hij hoe de Rus de spinnenwebben van het frame veegde, de banden oppompte en daarna die van zijn moeders fiets.
Waar gingen ze heen? Waarom vertrokken ze zo demonstratief met z’n tweeën? Pal voor zijn ogen. Wat een roekeloze stomkoppen. Door hem alleen achter te laten namen ze een groot risico. Hij kon ‘m wel eens smeren. Bij thuiskomst zouden ze een verlaten caravan aantreffen. De Rus zou een fraai figuur slaan tegenover zijn bazen als hij moest melden dat het slachtoffer ervandoor was.
Hoe was het toch mogelijk dat na al die jaren de Russische geheime dienst zijn belangstelling voor hem niet had verloren? Werd hij nog steeds als een gevaar beschouwd? Niet ten onrechte natuurlijk. Hij mocht zich dan hebben teruggetrokken uit het actieve leven, nooit had hij – ook al stond hij alleen – het gevaar van een herrijzend communisme onderschat. Maar hoe waren ze daarvan op de hoogte gebleven? Het manuscript van Gevaren die de Staat der Nederlanden bedreigen en hun oplossingen lag veilig opgeborgen achter het hardboard. Zijn artikelen waren onbekend, niet één was ooit gepubliceerd. Alleen de journalist van Het Kennemer Nieuws had ze onder ogen gekregen. Zou die misschien het lek zijn? Of lag het verraad ervoor, bij zijn moeder? Was zij niet degene die zijn brieven had gepost? Had zij door nieuwsgierigheid gedreven de enveloppen geopend en in haar argeloosheid de inhoud met anderen besproken? Met de buurvrouw bijvoorbeeld, die het op haar beurt weer had doorgekletst aan die Franssprekende kerel in haar bed. Wie zou dat zijn? Een voormalig KGB’er, rijk geworden door slimme transacties na de privatisering van staatseigendommen? Een oligarch die in het buitenland het geld liet rollen? Vanwaar die beloftes van reisjes en dure etentjes? Moest Viola beloond worden? Misschien voor het doorgeven van informatie over hem? Of zou het de buurman zijn? Niets viel uit te sluiten. Het afluisteren moest worden opgevoerd. Het was van levensbelang te achterhalen hoe de Russen op zijn spoor waren gekomen.
Hij volgde de vlucht van een mug die gevaar zocht in de buurt van zijn hand. Het zweet brak hem uit. Ineens drong het tot hem door. De waarschuwing van Kloosterman klonk luid en duidelijk: stille, onopvallende figuren…Was Victor van Velzen niet degene die, slinks via Marjoke, met de Rus op de proppen was gekomen, zomaar opeens, terwijl niemand hem erom gevraagd had?
“Ja verdomme, Victor is gearresteerd!” schreeuwde Marjoke hem weer toe.
“Victor…Victor…” kon hij alleen verdwaasd herhalen, “waarom Victor? Was hij er dan bij?”
“Volgens mij niet, hij was tegen…” Marjoke was woedend. “We moeten zijn onmiddellijke vrijlating eisen…!”
“Maar dan moeten we onze identiteit prijsgeven…” Onwillekeurig dacht hij als eerste aan zijn moeder. Hij voelde het in zijn maag. Haar zoon een brandstichter, een terrorist…Hoe kon hij haar uitleggen dat hij had gehandeld in het belang van de staatsveiligheid en dat het aangeven van een studiegenoot onvermijdelijk, ja zelfs noodzakelijk was geweest?
“Dat heb ik al besproken,” zei Marjoke, “het moet gebeuren door iemand die een alibi heeft, iemand die onmogelijk aangeklaagd kan worden!”
Omdat hij én een alibi had én onbekend was als activist én verbaal het meest begaafd was, werd hij, op voorstel van Marjoke, tot voorzitter en tevens woordvoerder van het comité Eis de vrijlating van Victorl verkozen. De beslissing was al gevallen voor hij bedenktijd kon vragen. Maar beter ook want ze konden zich wel eens gaan afvragen hoe de politie aan Victors volledige naam en het adres van zijn laatste kraakpand was gekomen.
Toch vertrouwde hij het niet. Hoewel hij ervan overtuigd was dat Victor werd beïnvloed door krachten van buiten, zou vast snel duidelijk worden dat hij niet aan de brandstichting had deelgenomen. Het zou zoveel beter zijn geweest als de Nijmegenaar was opgepakt. Toen het eindelijk tot een ontmoeting met Kloosterman kwam, sprak hij zijn twijfels uit. Maar Kloosterman wist hem te overtuigen. Uit de eerste verhoren was overduidelijk gebleken dat Victor wel degelijk als het grote kwaad op de achtergrond opereerde. Hij handelde in opdracht van derden. Tot nu toe weigerde hij nog te bekennen en de namen van zijn contactpersonen te noemen, maar zoiets was een kwestie van tijd en stevige verhoren. Natuurlijk zaten de Russen erachter. Maar KGB-agenten werden meestal in stilte het land uitgewerkt, waarschuwde Kloosterman, dus de kans ze te kunnen aanklagen, achtte hij klein. Toch kreeg Engel het benauwd. Victor kon wel eens de aandacht van zijn Russische connectie willen afleiden door de hele groep te verraden, waaronder hijzelf. Dan was de BVD gedwongen ook hem te laten arresteren. Kloosterman lachte: “Onzin, jij bent een van onze mensen. We hebben deze belangrijke vangst aan jou te danken. Maak je geen zorgen, we beschermen onze mensen en modus operandi altijd heel goed. Het gaat ons vooral om de buitenlandse bemoeienis bij deze terroristische aanslagen en Van Velzen is precies de figuur waar we zo’n bekentenis wel uitkrijgen.”
Engel was geenszins gerustgesteld. Hij hoopte maar dat Victor onder de druk zou zwichten en een volledige bekentenis afleggen, want als hij op vrije voeten kwam, werd het voor hem een stuk gevaarlijker. Een beetje beschaamd biechtte hij op inmiddels voorzitter te zijn van Eis de vrijlating. Kloosterman knikte goedkeurend, beter kon niet, dan viel er geen verdenking op hem en kon hij zijn werk gewoon voortzetten. Die logica temperde zijn vrees: des te harder hij streed voor Victors vrijlating, des te minder verdacht hij zou zijn.
Er volgde een tijd waarin hij boven zichzelf uitsteeg. Hij zat persconferenties voor en het televisiejournaal toonde hem achter een megafoon leuzen schreeuwend over de hoofden van demonstranten, ‘s-Avonds hield hij felle betogen voor medestanders. Tijdens interviews ging hij in op de diepere achtergronden van de politieke activiteit onder studenten en liet zich minachtend uit over de burgerlijke pers die een kwaadwillig beeld schetste van de terechte woede over de Apartheid. In een actualiteitenprogramma op televisie wist hij de gespreksleider en een terrorismedeskundige af te bluffen met een stortvloed aan argumenten waaruit de onzinnigheid van de arrestatie van Victor van Velzen bleek. Overigens wenste hij zich niet uit te spreken over de brandstichting, daar ging het hier niet over: de democratische rechtsorde liep gevaar.
Kloosterman was opnieuw erg tevreden maar drong erop aan de activiteiten tegen Zuid–Afrika niet te veronachtzamen. Engel moest stimulerend te werk gaan, opletten wie er nu weer met gewelddadige initiatieven op de proppen kwam. De buitenlandse krachten werkten zelden met één persoon.
Maar de groep besloot alle krachten te bundelen voor de vrijlating van kameraad Victor, die verdomme onschuldig was. Zijn advocaat drong aan op haast want Victor was geheel gebroken in de politiecel; zijn ouders wilden geen contact meer met hem en hij was erg depressief. Uiteindelijk vond het proces plaats. Victor werd vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. Tijdens de feestelijke bijeenkomst ter gelegenheid van zijn vrijspraak, bleek hij niet langer dezelfde bedachtzame jongen te zijn. Tot Engels ontzetting schreeuwde hij te zijn verraden en niet te zullen rusten voor de infiltrant ontmaskerd was. Daar stemden de anderen, de Nijmegenaar voorop, geestdriftig mee in: de verrader moest hangen!
Plotseling brak hem het koude zweet uit. Zou Victor na al die jaren hebben ontdekt wie destijds zijn achterbakse infiltratie voor de vijand had doorzien? Dan had hij natuurlijk die informatie als wraakneming aan zijn oude Russische contacten doorgespeeld. En die hadden hem de Rus op zijn dak gestuurd…Natuurlijk, waarom had hij het niet eerder begrepen: Victor was de sleutelfiguur. Als hij kon hardmaken dat Victor van Velzen nog steeds connecties met communisten in Moskou onderhield en dus nog altijd het rode gevaar belichaamde dat hij altijd was geweest, dan had hij bewijs in handen waarvoor de geheime dienst hem wel eens zeer dankbaar kon zijn. Niet alleen werd daarmee opnieuw bewezen dat hij destijds gelijk had gehad, ook het gevaar van de Rus zou worden afgewend. Had Kloosterman niet altijd gezegd dat hun informanten heel goed beschermd werden…
In de verte hoorde hij de scheepstoeter van de ferry naar Newcastle. Kwart over zes. Het enorme schip zou zijn draai achteruit rond de kop van de haven maken en tussen de pieren verdwijnen. Zijn moeder en de Rus waren nog niet terug. Misschien bevonden ze zich aan boord van het schip en keerden pas morgenochtend terug? Des te beter. Hij had tijd nodig te bedenken hoe hij Victor alsnog tot een bekentenis kon dwingen.
Bij Marjoke was een sprankje hoop ontstaan. “Als het gevaar is geweken, gaan we direct naar Italië…” Het waren Engels eigen woorden geweest. Eindelijk met vakantie! Als het maar niet te laat was nog te boeken. Misschien een lastminutereis. Emma zou zeker willen meebetalen. Mogelijk dokte ze zelfs voor alles om haar dankbaarheid te tonen. Want wie had tenslotte Engel vrijwillig dat rotei uit gekregen? Aha! Natuurlijk moest ze hem eerst wel zover zien te krijgen. Een niet te onderschatten probleem. “Er zitten gevaarlijke lieden achter me aan…” had hij gezegd. Gevaarlijke lieden, ja ja fantomen die rondspookten in zijn overspannen brein, bedoelde hij. Hoe kon het ook anders. Zo lang opgesloten zitten in je eentje tastte ieders realiteitszin aan. Maar hij had zich in zijn nood tot haar gewend. Een teken dat hij nog enigszins bij z’n verstand was. Ze mocht onder geen beding laten blijken hoezeer ze aan zijn geestelijke vermogens twijfelde, integendeel, ze zou hem erg serieus nemen. Door haar onvoorwaardelijke vertrouwen zou de paranoia vanzelf verdwijnen. En mocht er, het viel niet uit te sluiten, inderdaad een of andere idioot achter hem aan zitten – wie weet wat hij had uitgespookt toen zij in Zuid–Afrika zat – dan was dat reden te meer naar het buitenland te gaan. Misschien kon ze hem een beige zomerkostuum aanpraten en een borsalino. Ze zag hem al zitten op een terras, een glas whisky in de hand, tussen zijn lippen een wilde havanna, zijn ogen verborgen achter een zonnebril met blauwe glazen. Een soort Orson Welles, dik, een beetje excentriek, maar erg, erg boeiend.
Ze moest hem wel eerst een pistool bezorgen, daar was geen ontkomen aan. Even had ze een neppistool overwogen, maar daarmee zou ze zijn vertrouwen kunnen verspelen. Nee, een echt pistool.
Zo’n ding zou hij toch niet durven gebruiken. Het ging om de behoefte aan protectie die bevredigd diende te worden.
Haar beste kansen lagen in het oudste gedeelte van IJmuiden, tussen de vissershaven en het kanaal. Daar in de cafés hingen duistere types rond die handelden in allerlei smokkelwaar: van drugs en sigaretten, tot gestolen auto’s en vrachtwagens aan toe. Een wapen was natuurlijk een andere zaak. Maar dat maakte de opdracht juist tot een uitdaging.
Op vrijdagavond liep ze een aantal kroegen af. Niemand toonde enige belangstelling voor haar en de ongemakkelijke pogingen een gesprek aan te knopen liepen op niets uit. Met afgunst bestudeerde ze andere vrouwen, geanimeerd babbelend met een soort kerels dat er niet voor terugschrok een langeafstandsraket te leveren. Hoe kwamen die wijven aan hun kleren en kapsels? Welke signalen gaven ze af om die mannen voor zich te winnen? Zij ging alleen uit in de trendy eetcafés van een aangrenzend dorp, waar de beter gesitueerden woonden. Hier was ze een buitenstaander. Het viel niet te ontkennen: ze had het voorkomen van een trut uit Bloemendaal. De blikken die ze kreeg toegeworpen, bevestigden dat. Wat heb jij hier te zoeken? Trut uit Bloemendaal! Misschien werd ze wel herkend van haar werk. Een aantal cliënten had ze al zien wegduiken achter gokkasten. Ze konden haar wel eens verdenken van spionagewerk voor de sociale dienst. Jezusmina, straks werd ze nog met geweld verwijderd door dat schorremorrie. Ze rekende snel af.
De volgende poging bereidde ze beter voor. Op de Nieuwendijk in Amsterdam schafte ze zich een zeer korte rok aan, een vijftien centimeter brede zilverkleurige ceintuur, netkousen en elders in de uitverkoop hoge laarzen. Met een push-upbeha en extra vulling kreeg een onschuldig truitje ineens een gewaagd decolleté, gecompleteerd met een halsband die een pitbullterriër niet zou misstaan. Vervolgens bracht ze flink wat make–up aan, spoot met lak haar getoupeerde haardos op tot een keiharde suikerspin, deed lenzen in en besprenkelde zich met zware parfum. Voor de spiegel oefende ze zich in uitdagende houdingen en glimlachte tevreden: hier stond een lange slanke erg sexy vrouw met een magnetische aantrekkingskracht.
Hoezeer ze in haar opzet was geslaagd, bleek direct bij binnenkomst. De Barcelona Bar was een achterafcafé waar ze de vorige avond niet aan toe was gekomen. Vanuit het halfduister zwenkten ogen haar richting uit. Prettig verrast schoof ze op een kruk aan het eind van de bar. Vandaar uit had ze goed overzicht en zat ze in de loop naar de mannenwc. Ze zou haar rol met verve spelen, zonder veel overdrijving, haar outfit was genoeg.
Een barjuffrouw van rijpere leeftijd liet een geroutineerde blik op haar rusten en duwde haar kin vragend omhoog. Prompt bestelde ze een glas witte wijn. O god, witte wijn, wat stom, dat had rum-cola moeten zijn. Ze stak haar vinger op en zei: “Maak ‘r effe een rum-colaatje van.” Twee mannen, waggelend op weg naar de wc, bestudeerden haar lange gelaarsde benen. Ze probeerde hen in te schatten op hun misdadig gehalte, wat niet meeviel, de hele kroeg kwam in haar optiek in aanmerking. Ze vroeg zich juist af hoe je onderscheid kon maken tussen een gewone geile boef en een bruikbare onderwereldfiguur toen er iemand naast haar op een kruk schoof, een stevig uit de kluiten gewassen type met een gemillimeterde kop. Hij negeerde haar. Uit haar ooghoeken zag ze dat zijn enorme onderarmen op de bar vol tatoeages zaten zonder enige onderlinge samenhang, buiten dat ze tezamen een dreigend beeld opriepen. Ongeduldig trommelde hij met zijn vingers op de tap en bestelde een whisky. Strak voor zich uit kijkend vroeg hij: “Moet je ook wat?”
“Welja, waarom niet?” Ze bleef ongeïnteresseerd naar de flessen achter de barjuffrouw staren. Niet te gretig lijken. Enige tijd zaten ze te zwijgen boven hun glas.
“Kom je hiervandaan? Ik ken je niet,” wilde hij ineens weten.
“Ach, ik was toevallig in de buurt en dit leek me wel een gezellige tent.” Geschrokken vroeg ze zich af of ‘tent’ niet een vreselijke studentikoze uitdrukking was.
De man trok één wenkbrauw op en vroeg haar naam. “Marjoke,” antwoordde ze en nam een flinke slok. Verdomme, ze had haar eigen naam gebruikt, met die vraag had ze natuurlijk rekening moeten houden.
Hij knikte alsof haar naam geen verrassing voor hem was. “Tommie,” zei hij. Hij stak een sigaret op en tikte met zijn wijsvinger het pakje haar richting uit. Marjoke trok er een uit. Ze was al jaren geleden gestopt, maar weigeren kon een ongunstige invloed op het gesprek hebben. Hij draaide zich naar haar toe. “Ken ik je van de sportschool?” Marjoke schudde haar hoofd, de stijfgelakte haren vibreerden als één massa. “Van de sauna?”
“Nee, daar kom ik nooit…”
“Dus je bent niet van hier,” stelde Tommie vast en liet de ijsblokjes in zijn glas draaien. Nu was ze alert: “Woon jij hier dan wel?”
Hij knikte en zijn blik gleed langs haar lichaam. “Om de hoek.”
“Lekker dichtbij.” Ze begon het gebruik van korte antwoorden onder de knie te krijgen.
“Als je snel weg moet wel.” Tommie bestelde nogmaals.
Marjoke vroeg zich af hoe het aan te pakken. Ze wrong haar ene been over het andere. Haar knie schuurde langs zijn dijbeen. Ze schoot recht op haar kruk en zei sorry. Hij grijnsde en keek haar schuin aan. “Sorry?”
Ze kreeg het benauwd: “Nou, gewoon sorry.”
Hun stilte werd overstemd door een smartlap met een sombere tekst. In een hoek rond een tafeltje werd luidkeels meegezongen. Dit kon lang duren. “Mag ik je wat vragen?” begon ze en helde naar hem over. De parfum steeg bedwelmend op uit haar truitje.
“Vraag maar raak.”
“Een vriend van me zit een beetje in de problemen. Behoorlijk in de problemen, niet met de politie of zo, maar met een paar gasten die iets van hem moeten.”
“Wat moeten die gasten van ‘m?” Tommie beet op een ijsblokje.
Ineens besefte ze dat in plaats van al die aandacht voor haar uiterlijk ze zich beter had kunnen voorbereiden op een gesprek. Panisch deed ze een slag in de lucht. “Kan ik niet zeggen. Het heeft iets met het fitnesscentrum te maken…”
“O die daar…” Tommie haalde z’n neus op, “ja, kijk dan maar uit…”
Marjoke bestudeerde haar gelakte nagels en vroeg zich af waar dat antwoord op kon slaan. “Nou probeer ik te bedenken hoe hij zich kan beveiligen,” ging ze vlug verder voor zijn aandacht verslapte.
“Honkbalknuppel,” zei Tommie direct, “altijd goed.”
“Ik weet niet, daar is hij geen type voor…”
“Nou, moet ie een hond nemen.”
“Ik dacht zelf aan iets anders…”
“Pepperspray…?” Hij peilde haar borsten.
“Ja, kan…maar volgens mij is dat niet genoeg, daar zullen die lui niet van onder de indruk zijn.”
“Van onder de indruk…?” Tommie keek bedenkelijk. Marjoke kreeg het warm. Hij schoof naar haar toe in een walm van aftershave, whisky en nicotine. “Zeg toch gewoon dat je een pistool zoekt,” zei hij op gedempte toon. Marjoke schonk hem een glimlachje alsof ze betrapt was. “Hoeveel lui heb je ‘t al gevraagd?” wilde hij weten.
“Kom zeg…alsof ik dat hier ga zitten rondblèren.” Ze probeerde haar vingers nonchalant door haar kapsel te halen maar liep vast in de haarlak.
Tommie stak weer een sigaret op. “Nee, daar lijk je me te gehaaid voor…” hij liet de rook in drie ringen uit zijn mond ontsnappen, “wie weet kan ik je vriend wel helpen…”
Marjoke was opgelucht. “Zeg maar wat je ervoor hebben wilt,” zei ze snel.
“Luister ‘s, zaken bespreek ik niet in een kroeg, oké. Ga maar mee naar me huis, dan zullen we wel zien…”
Ze voelde zich onrustig worden. Door met hem mee te gaan raakte ze het initiatief kwijt. Maar aan de andere kant, wat kon haar gebeuren, het ging hier om een zakelijke deal waar ook hij belang bij had.
Een uur later begreep ze precies waarom hij zaken liever thuis besprak. Ze trok de rok naar beneden en duwde haar scheefgezakte kapsel recht. Met een bevochtigde vinger wreef ze op goed geluk doorgelopen eyeliner weg. Ze wilde een beetje fatsoenlijk bij Engel verschijnen. Onder haar arm droeg ze een in pakpapier gewikkelde honkbalknuppel, in haar tas zat een bus pepperspray, een doos munitie en een pistool. “Ik help jou, jij helpt mij, we helpen mekaar…” had Tommie lacherig gezegd en zijn prijs genoemd. Daarna was hij over de mogelijkheid van een korting begonnen en had haar een glas whisky ingeschonken. Al met al kon worden gesteld dat ze geen moment uit haar rol was gevallen. De korting beschouwde ze als zijn betaling aan haar. Bovendien gaf de gedachte weer eens een vent te hebben verleid toch ook voldoening. Al was het dan een getatoeëerde crimineel.
De honkbalknuppel, pepperspray en de doos munitie lagen uitgestald in het opengevouwen pakpapier op het bed. Maar Engel had slechts oog voor het pistool. Hij raakte het niet aan, hij staarde er gefixeerd naar. Het joeg hem angst aan. Nog nooit was hij in de nabijheid van zo’n ding geweest.
“Een FN 7.65, een eersteklas vuurwapen…” hoorde hij Marjoke zeggen, “ik heb er flink voor moeten betalen.”
Hij was zo in beslag genomen door het vuurwapen dat hij haar nog geen blik had gegund. Nu monsterde hij haar van top tot teen. Met stijgende verbazing. “Gadverdamme, je lijkt wel een sloerie uit een achterbuurt!” riep hij vol walging.
“Dank je wel, hoor!” beet Marjoke hem toe, “denk je soms dat een mantelpakje het goed doet in die kroegen!”
Ze had zich dus als prostituee vermomd om aan een wapen te komen. Engel was onder de indruk. Zeer inventief. Zelfs die vreselijke bril had ze afgezet. Wat een inzicht. Zijn belangstelling was weer bij het pistool. Het zag er een beetje versleten uit. Had ze zeker van een louche onderwereldfiguur gekocht?
“Natuurlijk niet, wat denk je wel,” zei ze beledigd, “ik ben heel voorzichtig te werk gegaan en heb net zolang gewacht tot ik een betrouwbare en fatsoenlijke man tegenkwam…”
“Je hebt hem toch niets verteld over…je weet wel?” vroeg Engel angstig.
“Welnee! Daar was Thomas helemaal niet in geïnteresseerd.”
“Thomas?”
“Ja, Thomas. Vrienden noemen hem ook wel Tommie.”
“Als het zo’n fatsoenlijke kerel is, kan het wel eens een politie-in-formant-zijn…”
“Politie-informant?” Marjoke lachte. “Ondenkbaar! Thomas deugt. Ik heb moeten praten als Brugman. Pas toen hij begreep dat een vriend van me in nood verkeert, wilde hij helpen, zó iemand is het…Eerlijk gezegd heb ik een verhaal opgehangen over mijn vriend die iets te weten is gekomen, iets over illegale activiteiten, en nu wordt bedreigd door criminelen. Hij snapte het direct…”
Engel trok achterdochtig zijn wenkbrauwen samen.
Bedachtzaam pulkte ze aan haar onderlip als zocht ze een manier het hem duidelijk te maken. “Kijk, hij zit regelmatig in cafés, maar puur en alleen uit belangstelling voor het volkse leven. Hij heeft ook antropologie gestudeerd, grappig hè. Daarom deed hij me op een bepaalde manier zo aan jou denken. Hoe zal ik het zeggen? Hetzelfde reflecterende denken…dat pijlsnel combineren en deduceren. God, die man heeft niet veel uitleg nodig om tot een afgewogen inzicht te komen. Ik was eigenlijk nogal geïmponeerd doorhem.”
Engel reageerde niet. Hoe kon iemand met zulke bewonderenswaardige eigenschappen tevens belangstelling hebben voor zo’n afschrikwekkend opgeschilderde slet.
“En de vraag om een pistool vond hij niet vreemd?”
“Nee, ook zoiets opmerkelijks: hij weet een verfijnde geest te combineren met een uitgesproken zin voor realiteit. Precies wat ik zeg, hij deed me zó aan jou denken…” Ze greep naar haar glimmende jack.
Interessant persoon die Thomas, bedacht Engel, een antropoloog die in wapens handelde. Een vreemde, maar intrigerende combinatie. Bovendien iemand van zijn eigen intellectuele niveau. Het sprak in Marjokes voordeel dat ze zijn gelijke zo feilloos had weten te herkennen. Mogelijk was dit de juiste persoon om hem van dienst te zijn.
“Marjo…” begon hij op vertrouwelijke toon, “dit heb je fantastisch gedaan, echt waar…” Hij nam het pistool in de hand en pakte het doosje munitie. “Je gaat er toch niet mee oefenen?” vroeg ze. Hij grijnsde om haar verontruste blik. “Nee, nee…een schot zou argwaan wekken. Maar ik wil ermee vertrouwd raken voor het geval er vannacht iets gebeurt…”
“Weet je het nou allemaal wel zeker?” Ze zag er ineens erg afgemat uit.
“Ik laat me toch niet voor niets een pistool bezorgen?” Engel werd nijdig. Ze moest maar snel opdonderen. “Als het niet te veel is gevraagd kun je me nog een laatste dienst bewijzen…” Marjoke kreunde zacht. “Het gaat om Victor…In dit stadium is het belangrijk voor me, zelfs noodzakelijk, hem te spreken.”
Hij zag hoe ze probeerde verbanden te leggen. “Jezus, wat heeft Victor er nou weer mee te maken?” Engel liet het pistool van de ene in de andere hand glijden. “Goed dan, waarom wil je hem ineens spreken? Je gaat me toch niet wijsmaken dat hij ook in gevaar is?” Hij zweeg. “Dus Victor is ook in gevaar.”
Hij moest haar de kans geven verband te leggen tussen de Zuid–Afrika-acties, de beschuldigingen tegen Victor en de komst van de Rus. Engel zuchtte, zo moeilijk was dat nou toch ook weer niet.
“Het is me geloof ik wel duidelijk. Ik zal het hem vragen.” Ze trok haar jasje aan. “Maar ik zeg voorlopig niets over Zuid–Afrika of Russen,” liet ze er vermoeid op volgen, “die jongen heeft al genoeg moeten doorstaan.”
De zon was nauwelijks op maar Emma kon al een uur niet meer slapen. Ze werd geplaagd door een onbestemd gevoel. In haar kamerjas zat ze aan de eettafel en keek door het achterraam. Laaghangende mistflarden kropen over de grond en losten op in het eerste lichtschijnsel. Ze moest hoognodig iets aan de tuin doen, zo verwaarloosd had het gazon er nog nooit bijgelegen. Overal was het onkruid haar de baas geworden. De bloemperken waren overwoekerd en tussen het gras schoten allerlei binnendringers ongecontroleerd uit de grond. Ja, die middag zou ze het onkruid er uittrekken en het gras maaien. Ze zuchtte. Alleen al de gedachte riep grote tegenzin op. Wie zou er toch op het onzalige idee zijn gekomen dat de natuur in een tuin moest worden beteugeld? Steeds maar weer wieden, harken, snoeien en bemesten…Sommig kruid had ze zelfs nog nooit gezien, het werd er altijd met wortel en al uitgerukt voor het tot wasdom kon komen. Kijk toch, al dat ongecultiveerde groen, was het niet prachtig? Ach wat, ze zou de tuin gewoon laten verwilderen…
Haar aandacht verlegde zich weer naar de brochures voor haar. Er werden rondreizen door Rusland in aangeboden. Al twee keer had ze de routes bestudeerd en onderling vergeleken. Hoe dieper de reis het land in leidde, des te aantrekkelijker kwam het haar voor. Vooral de Transmongolië Express had haar belangstelling. Moskou-Perm-Omsk-Novosibirsk…In Engels oude atlas zocht ze langs een dunne zwarte lijn. In Novosibirsk kon ze uitstappen en de trein nemen naar Novokoeznetsk. Ze hield een vergrootglas boven de kaart. Er liep ook een spoor naar de stad Myski en vandaar uit was er vast wel een bus naar Mezjdoeretsjensk. Ze schoof de atlas van zich af. Later misschien, ze had al een tiendaagse excursie naar Sint Petersburg geboekt. Ze schonk een kop thee in. Tot nu toe wist niemand er van, alleen Valentin. Over vijf dagen vertrok ze al, maar ze durfde er nog steeds niets over te zeggen tegen de buren of Marjoke. Waarom begreep ze niet, misschien omdat het leek alsof ze de boel in de steek liet.
Haar ogen dwaalden weer naar de tuin en de caravan. Ze zou op tijd terug zijn voor Engels verhuizing van het eitje naar de bovenverdieping. Maar wanneer moest ze hem laten weten dat ze er even tussenuit ging? Op het laatste moment of juist vandaag al? Hij moest toch aan het idee kunnen wennen. Hoe zou hij reageren? Weer een van zijn aanvallen krijgen om haar te pressen de reis af te zeggen? O nee, geen denken aan. Deze keer werd er doorgezet. Met die dwingelandij moest het maar eens afgelopen zijn. Valentin had groot gelijk: Engel kon best een tijdje zonder haar.
Grote genade, daar gebeurde het weer! Opnieuw schoot er iemand achter de caravan vandaan. Er werd op het deurtje geklopt en pijlsnel verdween de schim naar binnen, net als gisternacht. Toen meende ze in de lange magere gestalte nog Marjoke te herkennen. Nu schrok ze. Een paar seconden was in de lichtbundel van de binnenlamp een vrouw met een wilde haardos en uitdagende kleding zichtbaar geweest. Een vrouw die alle kenmerken had van een prostituee. Emma bleef de klok in de gaten houden, haar hart klopte wild. Er verstreek zeker een uur voor de vrouw in het glimmende jack weer naar buiten kwam en op dezelfde manier achter de caravan wegglipte.
Verstijfd bleef ze zitten. Zou Engel zo diep zijn gezonken dat hij achter in de tuin van zijn moeder publieke vrouwen ontving? Was hij nu echt het laatste stadium van schaamte gepasseerd? Deed hij dit om haar te kwetsen? Nee, nee, zo vulgair was Engel niet. Dat stiekeme gedoe had juist de bedoeling haar te sparen. Kom maar achterom, dan ziet m’n moeder je niet…Arme Engel, hij moest wel erg zijn vereenzaamd om zijn heil te zoeken in betaalde seks.
Ze schoof de brochures van zich af. Boven haar hoofd hoorde ze voetstappen. Valentin was ongemerkt met zijn eigen sleutel binnengekomen en aan het werk gegaan. Om niet achter te raken op zijn schema werkte hij nu ook op zondag. Ze kwam overeind en knipte het koffiezetapparaat aan. Marjoke mocht onder geen beding weten dat Engel prostituees ontving, flitste het door haar hoofd. Het zou haar kunnen afschrikken. Tenslotte was ze Engels belangrijkste huwelijkskandidaat.
Zeulend met twee weekendtassen kwam Marjoke ‘s middags het tuinpad op. Nog voor ze het grasveld kon oversteken, stormde Emma de keuken uit. Handenwrijvend versperde ze haar de weg en vroeg wat er in die zware tassen zat.
“Ehh…Engel wil nieuwe kleren,” antwoordde ze overrompeld en draaide zich alweer in de richting van de caravan.
“Ik ben zo blij dat hij jou zoiets vraagt,” zei Emma en streelde haar arm, “hij heeft een vrouw nodig die voor hem zorgt, ik bedoel een echtgenote, niet zijn moeder. Daar is hij nu echt te oud voor en ik ook…”
Marjoke knikte aangenaam verrast. “Dat ben ik helemaal met je eens. Daarom wilde ik jou alvast een beetje ontlasten.” Ze vroeg zich af waar Emma op afstevende. Die draaide zenuwachtig met haar hiel een kuiltje in het gras.
“Het komt zo goed uit, weet je, heel goed zelfs…” vervolgde Emma, “zie je, ik kan het jou wel zeggen, ik ga…” Verstoord keek ze over haar schouder. Door de schuttingdeur kwam Sybrand op hen af. “Is de koffie klaar?” riep hij opgewekt. O nee, alsjeblieft niet koffiedrinken met de buurman. Ze wilde zo snel mogelijk naar Engel maar niet zonder te weten wat Emma dwarszat. “Je gaat iets doen…?” moedigde ze haar aan. Emma kreeg een hoogrode kleur. “Ik wil een tiendaagse reis naar Sint Petersburg gaan maken. Eerlijk gezegd vertrek ik al over vijf dagen zodat ik op tijd terug ben voor…”
“Ga je met vakantie?” onderbrak ze haar stomverbaasd.
“Waarom ga je nu ineens weg?” vroeg Sybrand.
“Nou, dan ben ik op tijd terug voor Engels verhuizing. Valentin heeft me op het idee gebracht. Ik ben er echt aan toe, de laatste maanden zijn nogal zwaar voor me geweest.”
“Dus je laat Engel alleen achter?”
“O néé, natuurlijk niet. Valentin heeft aangeboden hem te verzorgen.” Emma glunderde. “Hij is zo aardig voor me.” Marjoke had geen haast meer. Het was dus Valentin die haar had aangepraat op reis te gaan. “Misschien kun jij na werktijd voor hem zorgen?” vroeg Emma, “dat is wel zo gezellig voor ‘m.” Ze knikte afwezig.
“Die Rus krijgt het hier wel voor het zeggen,” zei Sybrand, “hij gaat ook al je keuken verbouwen, hoorde ik van Viola. Ben je straks net uit de rotzooi, zit je weer met nieuwe troep,” en voor Emma kon reageren, “het gaat je handen vol geld kosten. Je keuken is toch prima zoals ie is…”
Marjoke raakte geïrriteerd. Waar bemoeide Sybrand zich mee? “Nou zeg, daar oordeelt ze zelf wel over,” zei ze pinnig, “het is toch jouw huis niet.”
“Emma is al zo lang mijn buurvrouw, ik beschouw haar als vriendin. Ik vind het mijn plicht te waarschuwen.” Sybrand keek omhoog. Het raam van de bovenverdieping stond open. Hij had zijn handen achter zijn rug ineengeslagen en een houding aangenomen als was hij weer in zijn oude functie. Hij boog naar Emma en dempte zijn stem. “Zie je het dan niet? Die Rus heeft een eigen agenda. Wie weet waar hij straks weer mee komt? Die heeft zo zijn redenen hier te blijven hangen.”
“En waarom dan wel?” Marjoke poogde onverschillig te klinken.
Sybrand bestudeerde een moment de klimop. “Ik vind het allemaal erg vreemd: de ene na de andere verbouwing en nu Emma het huis uitwerken…Er is iets aan ‘m wat ik niet vertrouw. Hij is zo stilletjes, ik zeg niet dat ie het achter zijn ellebogen heeft, maar een open jongen kun je het niet noemen. Ik hou het daar op de bovenverdieping een beetje in de gaten, die man heeft een grote kennis van elektra, het leggen van leidingen, het bouwen van constructies. Als je ziet hoe handig hij te werk gaat, dan vraag je je toch af, waar heeft ie dat geleerd?”
“Nou zeg!” piepte Emma, “het is z’n vak!” Ze keek wanhopig naar het raam. “Wat heb je tegen hem? Hoe durf je zo over Walja te praten!”
“Welja, Walja…!” Sybrand schudde zijn hoofd, “weet jij trouwens of het echt een Siberiër is? Misschien wil ie alleen ons medelijden oproepen. Ach, arme jongen uit Siberië…je hoeft er maar een baard bij te denken en hij blijkt uit Tsjetsjenië te komen…een broeinest van terrorisme.”
“Terrorisme!?” riep Emma. “Waar héb je het over?”
Marjoke hield haar mond. Als Engel op zijn uitkijkpost zat, kon hij misschien Emma’s hoge stem wel verstaan en raakte nu geheel in paniek.
“Ijmuiden is een gevoelige plek…” fluisterde Sybrand, “een aanslag hier is niet denkbeeldig. Dit huis ligt strategisch gezien op een prima plek. Van hieruit heb je zicht op de hoogovens, de sluizen en het kanaal. Vanaf de bovenverdieping kun je alle bewegingen van schepen en zware transporten naar de haven in kaart brengen. Deze zogenaamde timmerman kan door de ramen aan de voorkant de situatie goed observeren. Weet jij wat ie in de avonduren doet? Waar ie uithangt?”
“Hij is meestal hier, hij wil alles op tijd klaar hebben…”
“Maar hij slaapt hier niet. ‘s-Nachts kan hij heel goed zijn gegevens uitwerken en doorspelen aan…aan zijn contacten.”
“Dat moet je hem dan maar ‘ns in z’n gezicht zeggen!” riep Emma kwaad.
Sybrand kromp een beetje in elkaar van haar schelle stem. Met een sussend gebaar zei hij zacht: “Ik kijk wel uit met zo iemand, een ongeluk is snel gebeurd.”
Er stonden tranen in Emma’s ogen. Nu vond Sybrand blijkbaar zelf dat hij te ver was gegaan. Hij klopte op haar schouder. “Ach meid, zo’n vaart zal het wel niet lopen. Wees gewoon een beetje voorzichtig met Walja. Hij zal je vast niks aandoen, want hij mag je erg graag. Maar ik zou nu niet met vakantie gaan en als je per se een nieuwe keuken wil, dan zorg ik wel voor een andere timmerman…”
Kwaad duwde Emma zijn hand weg. “Je kan me de pot op! Ik wil geen andere timmerman en ik ga wél met vakantie en straks stel ik Valentin aan Engel voor…”
Direct zag Marjoke het pistool voor zich. “Wacht daar nog even mee,” zei ze snel, “laat mij Engel voorzichtig voorbereiden, je weet hoe gevoelig hij is voor vreemden…” Ze kreeg haast. Het was buitengewoon interessant wat Sybrand te berde had gebracht. Valentin een terrorist! Het kon niet beter. Als dit geen doorslaggevende reden was de caravan zo snel mogelijk te verlaten…Misschien kon ze morgenochtend de tickets voor Italië al bestellen.
Een uur later werkte Engel Marjoke, met enige hoffelijkheid, de deur weer uit. Hij moest haar vooral zijn erkentelijkheid tonen. Niet alleen had ze hem braaf de camouflagekleding en alle overige attributen van het lijstje bezorgd, maar afgaande op haar hysterische gefluister was ze inmiddels ook overtuigd van zijn gevaarvolle situatie. Hij had haar zelfs moeten kalmeren en een paar geruststellende kanttekeningen plaatsen. Zijn koelbloedigheid in deze hachelijke toestand had niet nagelaten grote indruk op haar te maken. Overigens was de reden van alle opwinding, het gesprek in de tuin, hem geheel ontgaan. Zijn slechte nachtrust had hem gedwongen een middagdutje te doen.
Direct na haar vertrek haalde hij zijn dossiers tevoorschijn en besloot als eerste de nieuwe gegevens over Sybrand Vogelaar te verwerken. Diens dossier puilde uit van de cassettes met opgenomen gesprekken die nog niet waren afgeluisterd. Dat kwam later wel. Nu was het zaak de belangrijkste informatie uit Marjokes verslag toe te voegen. Niet dat hij er ook maar een jota van geloofde, maar het wierp wel een ander licht op de buurman. Waar bemoeide die schertsfiguur zich mee? Typisch iets voor een uitgerangeerd politiemannetje, jezelf gewichtig maken door je buurvrouw te waarschuwen: Pas op! je timmerman is een terrorist. Alsof je daar je mond niet over hield. Zo’n boute aantijging ging zijn moeder natuurlijk direct aan de Rus melden en die zou dan ogenblikkelijk elders gaan zitten zodat hij niet langer te observeren was…Wat een ontzettende imbeciel! Maar waarom kwam Sybrand met die belachelijke beschuldiging? Daar was een reden voor en die reden moest hij zien te achterhalen. Bovendien kon Sybrand zichzelf wel eens erg au sérieux nemen en zijn verdenkingen bij de aivd gaan spuien. Daar zou informatie van een oud-politieman zeker interesse wekken. De AIVD-analisten werden dan op een verkeerd spoor gezet en zouden verward raken als hijzelf bij hen aankwam met sluitend bewijsmateriaal tegen de Rus, wiens gevaar uit een geheel andere hoek kwam. Het was hem duidelijk: actie tegen de buurman had topprioriteit. Hij moest het slim aanpakken. Een ingezonden brief leek het geëigende middel. Daarin kon hij corruptie onder voormalige politieagenten aan de orde stellen of collaboratie in oorlogstijd. Hoe oud zou Sybrand eigenlijk zijn? Ook viel gepraktiseerde homoseksualiteit tijdens diensttijd te overwegen en de daarmee gepaard gaande chantabele positie. En waarom zou er bij de inbeslagname van harddrugs in de haven niet het nodige zijn achterovergedrukt? Of had hij soms een oogje toegeknepen ten aanzien van de vele hennepplantages in IJmuiden, in ruil voor een substantiële tegemoetkoming? Engel besloot alle beschuldigingen in de strijd te werpen. Die kerel moest toch ergens een fout hebben gemaakt, dus hij zat altijd goed.
Na een halfuur ondertekende hij de brief aan de hoofdredacteur van Het Kennemer Nieuws met ‘In hoogachting verblijvend, een bezorgde burger’. Hij likte de envelop dicht en tuurde naar zijn moeders huis. Ze werd dus naar Sint Petersburg gestuurd. Blijkbaar wilde de Rus zijn handen vrij hebben. Maar eerst moest ze haar zoon op z’n gemak stellen door hen aan elkaar voor te stellen. Typische KGB-praktijken. Eenmaal gewend aan zijn nabijheid zou hij een makkelijke prooi zijn. Maar ver zou hij het niet laten komen. Goed beschouwd restte hem nog maar één dag…in feite niet meer dan enkele uren.
Slechts een paar probleempjes vroegen nog om een oplossing. Zoals de caravan die onbeheerd achterbleef. Wat moest er gebeuren met zijn camera’s, monitors, zijn dossiers en al zijn geschriften? Wat zou hij meenemen en wat kon hij achterlaten? En hoe zou hij in contact kunnen treden met Thomas? Hoe ergerlijk. Het liefst zou hij Marjoke lozen, maar zolang hij zich niet verzekerd wist van Thomas’ onvoorwaardelijke steun, kon hij niet zonder haar. Bovendien lag er een aantal taken voor haar klaar.
Hij liet zich op bed vallen. In zijn buik trokken krampen samen die aandacht vergden. Het nemen van beslissingen werd erdoor bemoeilijkt. Langzaam vonden de pijnscheuten een weg door zijn hele lichaam. Was een vertrek wel verstandig nu zijn gezondheid zo plotseling verslechterde? Wat stond hem te wachten? De buitenwereld kon tijdens zijn afwezigheid geheel zijn veranderd. Misschien was het stratenplan van IJmuiden gewijzigd, had de gemeente inmiddels haar grenzen verlegd, was door de klimaatveranderingen de kustlijn dichterbij gekomen en waren dankzij een verhoogde waterspiegel hele delen van de buitenwijken ondergelopen. IJmuiden zou, geheel geïsoleerd, als een eiland zijn afgesneden van de restvan het land…Overmand door treurigheid gaf hij zich over aan het onvermijdelijke…Kom dan maar, slacht me maar af…
“O wee jij lafaard…” Een krachtige stem riep hem tot de orde. “Grijp je tezamen! Steekt de krijgstrompet! Trek ten strijde! In stormpas vooruit! Aan het eind van de slag wacht je de overwinning. Beste jongen, roem zal je deel zijn, eerbetoon en herstel van het jouw aangedane onrecht…” Tranen van ontroering sprongen hem in de ogen. Dit was een historisch moment. Nooit eerder had oom Henri zo duidelijk gesproken. Zelfs zijn helende krachten hadden hem op mystieke wijze aangeraakt want de darmkrampen vonden een natuurlijke uitweg. Hij kreeg weer grip op zichzelf, de mistroostige somberheid verliet hem en zijn dadendrang kreeg sturing en richting.
Hij ontkleedde zich geheel. In de spiegel aan de binnenkant van het kastje bestudeerde hij tevreden zijn indrukwekkende lichaam. Als herboren zou hij de wereld instappen. Zo naakt voelde hij zich niet kwetsbaar maar krachtig. Hij had zijn oude omhulsel afgelegd en even overwoog hij zijn pyjama in een groots gebaar van onthechting te verbranden, maar dat kon de caravan wel eens in lichterlaaie zetten.
Voor het eerst in lange tijd waste hij zich ook op moeilijk bereikbare plekken en knipte voor de spiegel de vlassige haren op zijn kin en hoofd bij. Om zijn wedergeboorte kracht bij te zetten, besloot hij geen ondergoed aan te trekken en zijn frisse naaktheid in het camouflagepak te hijsen. Hij trok de schippersmuts over zijn hoofd, pakte het pistool en legde dat tegen zijn borst, ter hoogte van zijn hart. Wat hij zag beviel hem zeer. Hier stond een stevig gebouwde man, in de kracht van zijn jaren, klaar voor actie; een moedig mens op zoek naar rechtvaardigheid.