1

DE DAG DAT HET ONHEIL ZICH AANKONDIGDE

Er stond hem een rampzalige dag te wachten, zoveel was Engel Blazius, nog voor hij zijn ogen opende, wel duidelijk. Zonder dekking had hij in een loopgraaf vlak achter de frontlinie gelegen. Zo’n sinister voorteken mocht niet worden onderschat. Hij opende één oog en ontdekte tot zijn ontsteltenis dat hij inderdaad onbeschermd in bed lag. Door het klapraampje schuin boven zijn hoofd had hij vrij zicht op een stormachtige hemel. Slagregen roffelde op het dak van de caravan. Bij vlagen viel er een gat tussen de zwarte wolken en vuurde de zon lichtflitsen af op zijn oogleden. Hij kreunde. De verduistering, die hij zo zorgvuldig voor het raampje had bevestigd, was losgeschoten.

Met het opslaan van het andere oog zag hij ook dichterbij gevaar loeren. Aan het eind van een kleverige draad zakte een spin omlaag met geen andere keus dan op zijn voorhoofd te landen en boven zijn borstkas cirkelde een zwerm fruitvliegjes. Hij keek naar de wekker. O nee! Elf uur in de ochtend en nu al werd hij van alle kanten belaagd. Hier was geen sprake van toeval. Zijn blik gleed naar een stuk karton dat hij de avond ervoor aan een spijker had geprikt. Hoe kon het hem ontschoten zijn? Het stond er toch duidelijk geschreven: 1 mei – Dag des Onheils!

Hij sloeg de spin tussen zijn handen dood en trapte met de vracht dekens de vliegjes van zich af. Moeizaam drukte hij zich overeind, zocht naast zijn bed tussen rondslingerende papieren naar een doosje pleisters en plakte daarmee het verduisteringspapier vast. Ook de aanval van het licht was afgeslagen. Hij liet zich weer achterovervallen in de kussens. Nu de fruitvliegjes nog. In groten getale waren ze teruggekeerd. Waar kwamen ze vandaan? Waren het de overlevenden van de zomer ervoor? Hadden ze zich de hele winter schuilgehouden om juist vandaag een offensief in te zetten tegen zijn zwakke zenuwgestel? Hij zon op een plan ze allemaal in één klap uit te roeien. Vergeefse moeite, hij wist het. Ze opereerden volgens de regels van de Romeinse krijgstactiek: vielen de eerste honderden, stonden er duizenden andere klaar. Achter de linies werd hevig gecopuleerd om nieuwe legioenen in stelling te kunnen brengen. Ontleenden fruitvliegjes niet enige faam aan hun snelle voortplanting? Met een paar wilde slagen in de lucht verjoeg hij de hele wolk en brulde: “Vermenigvuldigt u elders!”

Vanuit een ooghoek zag hij hoe de vliegjes het nu op de afvalemmer hadden gemunt. Om die naar buiten te werken was hij gedwongen de deur van zijn caravan te openen. Daarmee liep hij een risico. Zijn onverwachte verschijning kon worden opgevat als een uitnodiging. Zijn moeder lag vast al uren op de loer, klaar om toe te slaan en zich aan hem op te dringen. Huiverend bij de gedachte sloot hij zijn ogen weer en gaf zich over aan zijn bespiegelingen. 1 mei. Sinds hij in de caravan bivakkeerde, was er geen dag in het jaar waarop zijn teruggetrokken bestaan meer werd bedreigd dan juist op deze dag. De aanvallen van de parende vliegen onder dekking van verblindend licht en het bombardement op zijn dak waren slechts voorboden geweest van de kwellingen die hem vandaag te wachten stonden. Hij haatte de meimaand, maar ook april vanwege het onaangename vooruitzicht en zelfs juni, wanneer hij de opgelopen trauma’s moest zien te verwerken.

Twaalf uur. Engel trok de dekens over zijn hoofd. De inspanningen van het ontwaken dwongen hem rust te nemen. Maar wederom was hem dat niet vergund. Vanuit de flats achter zijn caravan galmde een bariton. Een man zong uit volle borst. Klonk er niet het straffe ritme van een mars in door? Een parademars? Natuurlijk, deze achterbuurman bezong de strijd der arbeiders. Straks zou hij stoelen klaarzetten in een met leuzen behangen zaaltje waar een socialistische voorman een ophitsende toespraak ging houden. Hoeveel linkse arbeiders woonden er eigenlijk nog in het oude rode nest IJmuiden? Een groot deel ervan huisde zonder twijfel in de flats achter hem, afgaande op het onbeschaamde openbare gezang. Hij kon slechts hopen dat de autoriteiten, via hun veiligheidsdiensten, dit kwaadaardig rood gezwel in de gaten hielden. De man zong niet langer. Mogelijk was hij in stilte afgevoerd door de politie, aangeklaagd wegens geluidsoverlast. Een hele geruststelling.

Godlof hoefde hij dankzij de verduistering niets waar te nemen van het leven achter de caravan. Met opzet had hij zijn gezichtsveld beperkt tot de achtergevel van zijn moeders huis. Dat was voldoende. Alles wat zijn directe aandacht eiste, speelde zich daar af.

Hij bevrijdde zich van de dekens. De grote wijzer van zijn wekker stond loodrecht: een uur. Hoogste tijd zijn uitkijkpost in te nemen. Hij schoof zijn benen over de rand van het bed en manoeuvreerde zijn zware lichaam op de kruk onder het tafeltje voor het enige niet afgeplakte raam. Ook al was hij daar voor blikken van buiten slechts beschermd door vitrage, zolang het interieur van de caravan donker bleef, wist hij zich onzichtbaar. Hijzelf kon daarentegen door een gat in de vitrage, groot genoeg voor zijn verrekijker, de hele tuin en achtergevel observeren. Hij hield het huis een tijdlang in de gaten.

Het lag er doodstil bij. In de verte klonken alleen de vertrouwde geluiden van de hoogovens en de scheepstoeters op het kanaal, aan het oog onttrokken door het hoge dak. Tussen de klimop, die zijn moeder maar niet wist te beteugelen, verscholen zich bovenin, als spiedende ogen, de twee slaapkamerramen. Eronder bevonden zich de tuindeuren. Daar hoefde hij voorlopig geen aandacht aan te schenken; zolang er regen dreigde, bleven ze gesloten. Naast een clematis lag de achteruitgang, de entree tot de keuken. Die deur was de focus van zijn waakzaamheid; dat was de belangrijkste verkeersader van het huis. Verder naar rechts werd zijn blikveld beperkt door de overhangende takken van een kastanjeboom, waarachter de woning van de buurvrouw, Viola Vogelaar, schuilging. Tegen de andere kant van zijn ouderlijk huis leunde het hoekpand van Sybrand Vogelaar, ook al grotendeels verborgen achter groen. Drie onder één kap. Zijn moeder werd in een wurggreep gehouden door broer en zus Vogelaar.

Zelfs hij ervoer dagelijks die beklemming want zijn caravan, achter in de tuin, stond ingesloten tussen schuttingen die de drie tuinen, zo’n vijftien meter diep, gescheiden hielden. De buren hadden die zo laten plaatsen dat de grof afgewerkte achterkanten zich als een afgewende rug naar zijn moeders tuin keerden. Die schuttingen waren hem een doorn in het oog. Het was duidelijk wat ze te zeggen hadden: Je denkt toch niet dat we hier voor niets staan. Het gaat je geen barst aan wat hierachter wordt uitgespookt. Maar daar had hij een tijd geleden al iets op gevonden.

Even na twee uur activeerde de bewegingsmelder van een van de bewakingscamera’s op zijn dak een akoestisch signaal. Achter de caravan, waar een haag stekelige duindoorn hem beschermde tegen de straat, was in de afgelopen weken al een paar maal iets waargenomen. Nu ving de melder opnieuw beweging op. Snel duwde hij een berg kleren van zijn monitors. Net op tijd om een schim over het beeldscherm te zien flitsen. Zijn ademhaling versnelde. Hij schakelde over naar een andere camera. Op het gras voor de caravan snuffelde een hond rond. Hij moest zich door de duindoorn hebben gewrongen. Onverwachts tilde de hond zijn kop op. De schrik sloeg Engel om het hart. Keek dat beest niet recht in de camera? Maar die zat toch onzichtbaar verborgen tussen dode takken en struiken op zijn dak. Tot nu toe had niemand hem ontdekt. Zou zo’n beest beschikken over een zintuig voor elektronische ogen? Werd zijn natuurlijke agressie geprikkeld door een strak op hem gerichte blik? Grommend sloop de hond op de caravan af.

Engel slaakte een luide kreet.

Precies op dat moment verscheen zijn moeder in de keukendeur. Bij de aanblik van de indringer deed ze een greep in de hoekkast en stormde naar buiten. Haar wilde gezwaai met een bezem bleek afdoende: de hond nam de benen. Opnieuw haastte ze zich naar binnen om terug te keren in haar gele regenjas en met een zuidwester op. Het was weer gaan regenen. Voorzichtig om niet uit te glijden liep ze over het zompige paadje dat haar dagelijkse gang in het gras had uitgesleten. Ze zette zijn lunchtrommel in de oude dekenkist naast de deur van de caravan. Door een open verbinding in de wand kon die van binnenuit geleegd worden. Driemaal daags liet ze zijn eten en in de ochtend de krant van de vorige dag erin achter. Ze sloot de kist, maar hield een kartonnen doos op haar arm. Toen klopte ze aan.

Engels hart maakte een paar wilde slagen. Nu zou het beginnen. De aanvallen op zijn psychische gesteldheid volgden elkaar vandaag in hoog tempo op. Het was te verwachten.

“Engel…Engel…” riep zijn moeder, “zou je…eh…vandaag niet even…” Hij wachtte af. Hij kende haar trucjes. “Kijk ‘ns wat ik voor je heb…” Ze tikte de voorrand van de zuidwester omhoog en hield bij het raam de kartonnen doos geopend op. Vanachter de vitrage wierp hij er een blik in. Gebak. Ze had dus gekozen voor omkoping. Zo diep was ze gezonken. Hij strekte zijn nek en telde: drie moorkoppen.

“Wil je niet voor één keer met je oude moedertje…” vervolgde ze op behoedzame toon, “ik verwacht niets van je…alleen een moment samen…” Ze bleef staan dralen. Hij zweeg. “Het is toch een speciale dag?” probeerde ze nog een keer. Ze liet de doos zakken en Engel zag haar blik onderzoekend over de caravan glijden. Langer dan normaal. “We moeten iets bespreken…een dringende kwestie, eh…iets met de gemeente.” Haar stem trilde.

“Stoor me niet met je trivialiteiten!” brulde hij. “Duvel op!”

Hij hoorde haar snikken. Eigen schuld, ze had beter kunnen weten, ieder jaar hetzelfde liedje. Ze leerde het nooit. Goddank gaf ze deze keer snel op en sjokte terug naar het huis.

Er ging zeker een halfuur overheen voor Engel zijn kalmte hervond. Pas toen zijn hartritme weer enigszins normaal aanvoelde, durfde hij zijn vinger van zijn pols te halen. Voor alle zekerheid zocht hij nog een tijdlang met zijn verrekijker de tuin af, zijn moeder zou in een hinderlaag kunnen liggen en tevoorschijn springen zodra hij de deur opende. Maar boven in het huis werd een slaapkamerraam op een kier gezet. Haar hand sloeg een stofdoek uit. Goed zo, ze begon aan de dagelijkse schoonmaak. Zolang de stofzuiger bromde kon hij zijn afvalemmer met een wolk fruitvliegjes naar buiten kwakken en zich ontdoen van het overvolle reservoir van zijn chemisch toilet.

Pas daarna haalde hij de dekenkist leeg. Hij ging op bed zitten en besnuffelde de boerenomelet en braadworsten, drijvend in een bad van tomatenketchup. Door het wangedrag van zijn moeder hadden de eieren en het vlees bijna een uur blootgestaan aan de klamme atmosfeer in de dekenkist. Hij moest in vredesnaam maar een salmonellabesmetting riskeren. Met een wakend oog op de monitors propte hij de lunch en tot slot de drie moorkoppen naar binnen. Ineens herinnerde hij zich zijn droom, die door regen en zon was verstoord. Zijn oudoom, generaal Henri Slegtkamp, was hem voor het eerst sinds lang weer verschenen. Wijdbeens en met zijn voorlader in de aanslag stond de Held van Spionkop op een heuvel tegen de achtergrond van blauwe bergtoppen. Aanhoudend geroffel van tamtams en flitsende lichten uit de vuurmonden van het Boerengeschut kondigden de nadering van hordes Zoeloes aan. Engel viste met zijn tong een restant slagroom uit zijn snor. Uit ervaring wist hij hoe onverstandig het was voortekens van oom Henri te negeren en dit was niet minder dan een waarschuwing. Deze eerste mei zou erger worden dan alle voorgaande.

Hij smeet de gebaksdoos in een hoek, trok twee flessen Pepsi en een zak paprikachips binnen handbereik en nam zijn post weer in. Voor hem lag een stapel blanco papier en een scherp geslepen potlood.

Zijn timing bleek perfect. Na een halfuur klaarde het weer op en trok de lucht strakblauw. Direct verscheen Viola Vogelaar bij de verlaging in de schutting die ze had laten aanbrengen om haar dagelijkse bezoekjes aan zijn moeder te vergemakkelijken. Engel duwde zijn verrekijker tegen het gat in de vitrage. Elegant gooide Viola een slank been over de planken, waarbij haar rok even bleef haken. Engel probeerde scherp te stellen op de binnenkant van haar dijen, op zoek naar cellulitis. Maar ze was hem te snel af. Ze stond alweer rechtop, trok haar rok recht, duwde haar borsten omhoog en controleerde of haar bh-bandjes niet onder de laag uitgesneden hals van haar truitje uitpiepten. Heupwiegend liep ze naar de keukendeur. Engel snoof geringschattend. Schaamteloos die vrouw, ze wist dondersgoed dat hij gedwongen was toe te kijken. Wat! Deze hele voorstelling was uitsluitend voor hem bedoeld. Evengoed bezat ze nog steeds enige, zij het dubieuze, aantrekkingskracht, zeker voor haar leeftijd, ze moest beslist halverwege de vijftig zijn, wie weet zestig, niet te zeggen…Voorlopig had de zwaartekracht het afgelegd tegen de chirurgische ingrepen, die nog voor rekening waren gekomen van haar ex, de vishandelaar. Kabeljauw en tong hadden de man schatrijk gemaakt en hij verbleef inmiddels met zijn kapitaal en vriendin op Aruba. Niet dat Viola wrokkig thuiszat, o nee, ze hield er een stel minnaars op na en leidde een aangenaam leventje met regelmatige reisjes naar het buitenland. Geldnood kende ze niet, te oordelen naar haar dure kleding en sieraden waar zijn moeder steeds weer bewonderende opmerkingen over moest maken.

Met uitgestoken armen betrad Viola de keuken. “O Emmie meid, laat me je omhelzen…Wat een bijzondere dag! Wat een feestelijke gebeurtenis!” riep ze luid. Een kort moment verscheen het gezicht van zijn moeder haarscherp in de lenzen van zijn kijker. Over Viola’s schouder wierp ze een verdrietige blik op zijn caravan. Haar ogen leken wel vochtig. Wat was er toch zo speciaal aan deze dag? Hoe oud zou ze geworden zijn? Achtenzestig, negenenzestig? Misschien wel zeventig. Had ze hem daarom zo melodramatisch gesmeekt naar buiten te komen? Nota bene door zoiets lachwekkends te verzinnen als ‘een dringende kwestie met de gemeente’. Dat ze hem in zijn overpeinzingen stoorde, kon haar zoals gewoonlijk geen donder schelen. Haar egocentrisme stond enige belangstelling voor de geestesgesteldheid van haar zoon nu eenmaal in de weg. Zelfs het briefje dat ze onder de moorkoppen verstopt had was uit pure onverschilligheid bezoedeld met een vetvlek. Hij had het dan ook ongelezen in de afvalemmer gesmeten.

Er was nauwelijks tijd een doos Belgische pralines van het cellofaan te ontdoen toen de volgende gast verscheen. Sybrand Vogelaar droeg een enorme bos bloemen. Lelies. Misschien werd zijn moeder wel tachtig en hield de buurman er rekening mee dat de verjaardag zou eindigen in een begrafenis. Zijn uitdossing duidde daar evenwel niet op. Engel kon een kreet van afschuw nauwelijks onderdrukken. Met dit opzichtige overhemd, zorgvuldig gekozen om zijn gebruinde kop beter te laten uitkomen, had Sybrand een nieuw hoogtepunt van smakeloosheid bereikt. Engel had al heel wat moeten verdragen op dit gebied want sinds zijn pensionering als politierechercheur had Sybrands verschijning een drastische verandering ondergaan. De buurman moest zich hebben gerealiseerd dat hij meer dan zijn status als gezagsdrager had verloren. Ineens was hij slechts een onaantrekkelijk kereltje met een hoge meidenstem. In een paar jaar tijd had hij een opzichtige snor gekweekt, was hij zijn haar gaan verven en pompte zijn miezerige lijf op in een fitnesscentrum, waar hij regelmatig onder de zonnebank lag. Wat een godszegen dat zijn echtgenote, de o zo beschaafde mevrouw Vogelaar-van Himst, dit niet hoefde aan te zien, bedacht Engel. Ze was zo verstandig geweest drie dagen na Sybrands pensionering te overlijden. Lang had haar man niet getreurd, al snel ontving hij in één week meer bezoek dan in vele jaren ervoor, meestal op uren dat een fatsoenlijk mens zich al in zijn pyjama hees. Ja, daarin leken broer en zus op elkaar. Nadat ze bevrijd waren van hun wederhelften werden de bloemetjes buitengezet. Ze zochten ook steeds vaker elkaars gezelschap. Bij voorkeur via de kortste route; zijn moeders privéterrein beschouwden ze als een onbeduidend obstakel. Bij nacht en ontij liepen ze door haar tuin. Zijn gevoelige infrarode bewakingscamera’s kwamen er voortdurend door in actie en stoorden hem bij zijn nachtelijke bezigheden. Maar zijn moeder stond het allemaal toe. Zoals het haar ook niet kon schelen op alle mogelijke momenten van de dag door hen te worden lastiggevallen. Terwijl haar huishoudelijke taken en de verzorging van haar zoon daar overduidelijk onder leden. Het was een vreemde zaak dat ze zoveel van haar buren pikte.

De komst van de buurman in de keuken ging opnieuw gepaard met felicitaties en uitroepen. Engel schroefde net een fles Pepsi open toen het hekje achter in de tuin, nog geen vier meter van zijn caravan, met een harde klap werd dichtgesmeten. De laatste gast haastte zich over het kiezelpad achter de ligusterhaag naar de keukendeur. In het voorbijgaan wuifde ze over haar schouder naar hem. Ze ging er zeker van uit dat hij daar prijs op stelde. Het was toch opmerkelijk hoe hardnekkig Marjoke Beenhouwer zich aan zijn moeder bleef opdringen. Jaren geleden was er al een einde gekomen aan hun relatie en sindsdien had hij haar nooit meer aangemoedigd. Wat wilde die akelige bemoeial toch van hem?

Maar goed, het hele stel was nu aanwezig. Hij gulpte een halve liter Pepsi naar binnen en boerde luid en langdurig. Daarna controleerde hij zijn afluisterapparatuur.

Op het aanrecht sneed Emma de stelen van de lelies schuin af. Opnieuw moest ze haar verjaardag vieren zonder Engel, haar zeventigste nog wel. Ze schikte de bloemen en zette de vaas voor het raam naast de keukendeur. Zo had hij vanuit zijn caravan toch een feestelijk uitzicht. Je wist maar nooit, misschien bedacht hij zich nog. Hoewel, Engel bedacht zich niet zo gauw.

Ze voegde zich bij haar gasten en direct liepen de tranen haar over de wangen. Niet zozeer vanwege Engel maar van ontroering omdat haar lieve vrienden, zoals ieder jaar, geduldig zouden wachten tot er een eind kwam aan haar huilbui. Marjoke trok al een doos Kleenex binnen handbereik, Viola arrangeerde uit toastjes een compositie op de porseleinen schaal die ze het jaar ervoor had gegeven, terwijl Sybrand het etiket van de wijn bestudeerde. “Zullen we dit maar eens proberen?” begon Viola na een minuut of wat. Ze hield Sybrands cadeau, een blikje kaviaar, omhoog. “Kom op! Laten we onszelf eens verwennen…”

“O…maar dat vind ik zonde.” Emma drukte een zakdoekje tegen haar ogen. “Ik heb speciaal…”

Viola haalde haar schouders op, liep naar het aanrecht en greep het blik zalm. Emma vroeg zich af of Engel van kaviaar hield. Misschien kon ze hem er morgen op trakteren, hij was wel toe aan enige afwisseling in zijn dagelijkse kost. Er was vast een recept te vinden waarin kaviaar verwerkt kon worden. Of zou ze het hem straks als tussendoortje geven zodat hij niet helemaal was buitengesloten van haar verjaarspartijtje?

“Sybrand, maak je die fles nog open of wachten we tot volgend jaar…?” vroeg Marjoke met een geforceerd lachje. De glazen werden gevuld. Sybrand schraapte zijn keel en neuriede de eerste tonen van een verjaardagsdeuntje, maar kreeg onder tafel een venijnige trap van Marjoke of van zijn zuster. Met het glas in haar hand bleef Emma voor zich uit staren. “Mijn volgende verjaardag…” zei ze zacht, “nou, daar zie ik niet naar…”

“Onzin, in één jaar kan er zó veel gebeuren.” Viola viste een stukje kurk uit haar glas en wendde zich tot Marjoke. Het was duidelijk dat ze iets te bespreken had. Maar Emma wilde zo graag haar hart luchten. Het hele jaar probeerde ze haar mond te houden over Engel, nu liep ze gewoon over. “Waar heb ik die hardvochtigheid toch aan te danken?” vroeg ze snikkend, “dat vraag ik me steeds af…Het kan niet alleen aan Engel liggen. Ik heb ook fouten gemaakt…” ze veegde een traan weg, “mijn enige kind…Vandaag kan hij toch wel gezellig bij ons komen zitten…”

Viola trok haar rode lippen venijnig samen. “Sorry hoor, maar bij de combinatie gezelligheid en Engel kan ik me echt niks voorstellen. Ik zal het je maar eerlijk zeggen: ieder jaar ben ik weer blij als hij in die stinkcaravan blijft.”

“O nee, zeg dat niet…” kreunde Emma.

“Alsjeblieft, Viola, kunnen we nog tactvoller zijn!” Marjoke kwam overeind en smeet een prop zakdoekjes in de afvalbak naast het keukenblok.

“Nou, het moet maar eens keihard gezegd worden.”

“Ja, maar niet vandaag!”

“Juist vandaag! Kijk hoe Emmie eraan toe is!” ging Viola luid door. “Laten we blij zijn dat we hem het huis uit hebben gekregen, anders zat ie nu hier de sfeer te verzieken!”

Marjoke schoof haar bril wat hoger op haar neus, nam het blikje kaviaar van het aanrecht, draaide het in haar handen en vroeg Sybrand: “Is Russische kaviaar niet verboden?”

“Ach, je hebt kaviaar en kaviaar.” Sybrand dronk zijn glas leeg.

“Het is dus nep…” lachte Marjoke honend.

Viola rukte een zak kaasbolletjes open: “Godsamme, je begint al net zo’n zeikerd te worden als Engel…” Snel ontkurkte Sybrand een tweede fles en Viola wreef Emma over haar arm. “Sorry meid, zo bedoelde ik het niet…”

Emma begreep Viola wel, ze had alle recht zich gekrenkt te voelen. Hoe vaak hadden ze niet tijdens hun gezamenlijke glaasje port Engel horen brullen dat ze haar tijd niet moest verdoen met die tuttebel van hiernaast, of hij soms door toedoen van die alcoholiste moest creperen van de honger. Gewoon negeren, raadde Viola altijd aan. Laatst had hij het wel erg bont gemaakt. Hij bulderde dat ze zich niet moest laten beïnvloeden door die roddeltante, die kletsmajoor, die ouwehoer. Viola schreeuwde iets onaardigs terug en toen brak de hel los. “Kijk maar uit, moeder!” gilde hij, “ze heeft vast een geslachtsziekte of zit onder het eczeem! Die heks is een wandelend circus van bacillen en microben! Laat je ogenblikkelijk ontsmetten!” Hij was vreselijk tekeergegaan, het hele caravannetje schudde ervan. Ze had zich vaak afgevraagd hoe hij toch aan die idiote beschuldigingen kwam.

“Nou ja, verleden jaar heeft hij je nog die prachtige tulpen cadeau gedaan,” deed Marjoke een poging haar op te vrolijken, “dat was weer erg lief…”

“Precies, hij heeft ook z’n positieve kanten,” stemde Sybrand in, “zelfs ónze verjaardagen is hij niet vergeten…”

Emma haalde haar neus op. Dat was waar ook. Vertederd dwaalde haar blik naar de vaas kunststof tulpen op tafel, tussen de blaadjes zaten kleine lampjes verwerkt. Er had een gedicht bijgezeten, geschreven in Engels woeste handschrift. De eerste regels waren warm en vriendelijk, met een goed advies waar de bloemen het best tot hun recht kwamen. Jammer genoeg werd de toon daarna nogal onaardig, vol verwijten die ze niet begreep. Toch had ze het geschenk trots aan haar buren en aan Marjoke getoond en vluchtig met het gedicht gewapperd als doorslaggevend bewijs dat hij wel degelijk om zijn moeder gaf.

Haar hand gleed over de plastic bloemen. Geschrokken boog ze zich voorover. Er zat stof op de blaadjes. Getver, hoe kon dat aan haar oog zijn ontsnapt. Terwijl Viola eindelijk kans zag zich uitvoerig tegen Marjoke te beklagen over haar ex die aan het potverteren was, kwam Emma vliegensvlug overeind, greep een lap, liet water in een emmer lopen en pakte een fles groene zeep. Na een grondige schoonmaakbeurt zette ze de vaas terug op de tafel en stak de stekker in het stopcontact. Nu de bloemen weer fris oplichtten, leek Engel toch een beetje aanwezig.

Viola beschuldigde de klootzak op Aruba ervan zijn zaak failliet te laten gaan alleen om van haar alimentatie af te zijn. Nijdig streek ze door haar geblondeerde haar. “Weet jij hoe het zit als hij me straks niet meer kan betalen? Hebben jullie bij de sociale dienst meer van dat soort gevallen bij de hand?”

“Zo ver zal hij het niet laten komen,” meende Marjoke, “dan zit ie zelf ook in de puree…”

“Welnee, ik ken hem, die brengt bijtijds het nodige onder in schimmige Bv-tjes…”

“Nou, hopelijk heb je wat achter de hand,” Marjoke nam haar bril af, “anders beland je in de bijstand, dan zie ik je wel voor het loket verschijnen…”

Viola staarde woedend voor zich uit.

“Ach meid, zo’n vaart zal het heus niet lopen…” bemoeide Sybrand zich ermee.

“Ga jij haar soms onderhouden van je pensioen?” vroeg Marjoke en bewasemde haar brillenglazen.

“Bemoei jij je nou maar met jezelf…Ik heb gehoord dat binnenkort de gemeente het ambtenarenapparaat gaat inkrimpen.” Sybrand stak het laatste kaasbolletje achter z’n wang.

Het is allemaal mijn eigen schuld, bedacht Emma, had ik Engel maar niet naar die caravan moeten lokken. Wanneer waren ze ook alweer op dat akelige idee gekomen? Drie jaar, ja precies drie jaar geleden, op haar verjaardag, daar was ze zeker van. Engel woonde nog in huis en Marjoke was net terug uit Zuid–Afrika. Ze had een kleedje met stekelvarkenpennen voor haar meegebracht. Net als nu zaten ze in de keuken. Om de stemming erin te brengen, had Sybrand een muziekcassette opgezet die hij had meegebracht van zijn vakantie op Rhodos. Viola raakte helemaal op dreef, danste door de keuken en trok Marjoke en haar van hun stoel. Met de armen om elkaars schouders stampten ze de ene voet voor de andere. Aangeschoten en luid gierend hosten ze rond de tafel, onder aanmoediging van Sybrand. Totdat boven de feestvreugde uit, dwars door het plafond, gebonk en geschreeuw klonk. De eettafellamp zwiepte en er sneeuwde pleisterkalk naar beneden. In zijn slaapkamer, recht boven de keuken, brulde Engel dat hij door die herrie zijn verstand dreigde te verliezen. Ogenblikkelijk had Emma de muziek uitgezet, onder luid protest van de buren. Ze was in tranen uitgebarsten en had Marjoke er maar met moeite van kunnen weerhouden naar boven te stormen. Viola was razend geworden: “Gooi die etter er toch uit, die nestklever…! Hij profiteert alleen maar van jouw goedheid!”

Twee jaar lang had Engel zich toen al opgesloten in zijn slaapkamer. De maanden ervoor kwam hij onregelmatig langs en bij elk bezoek gedroeg hij zich vreemder en meer in zichzelf gekeerd. Op een dag trof ze hem met zijn koffers halverwege de trap, op weg naar zijn kamer. Hij weigerde een verklaring te geven en na een paar dagen trok ze de conclusie dat hij bleef. Het was een hele geruststelling geweest dat hij weer veilig onder haar dak zat en zich door haar liet verzorgen, ook al kwam ze niet verder dan de gesloten deur van zijn kamer. Hij had gewoon tijd nodig, hield ze zichzelf voor. Sinds hij zijn studie had afgebroken was hij niet in staat geweest een baan te vinden. Hij had zich overal te goed voor gevonden. Misschien kreeg hij eindelijk behoefte na te denken over wat hij met zijn leven wilde aanvangen.

Maar nadat hij zich drie weken lang niet had vertoond en daarna zelfs geen antwoord meer gaf op haar vragen, sloeg de bezorgdheid toe. Om de paar uur klopte ze aan, zonder succes: hij reageerde niet. Pas nadat ze een ochtend lang huilend voor zijn deur had gezeten, barstte hij los in een scheldkanonnade, wat een hele opluchting was na het zwijgen.

Weken en uiteindelijk maanden gingen voorbij zonder dat ze hem te zien kreeg. Zijn eten liet ze achter voor zijn deur en door de vochtige handdoeken in de badkamer wist ze dat hij zich waste wanneer zij naar de supermarkt was. Om de dag vond ze op de overloop een boodschappenlijstje, meestal voor een krat frisdrank, zoutjes en zoetigheid. Later bestelde hij ook notitieblokken, pakken schrijfpapier en ballpoints. Bij nacht en ontij hoorde ze de typemachine, die nog van zijn vader was geweest, ratelen zonder enige notie te hebben waar hij zich mee bezighield. Maar het was opnieuw een verbetering vergeleken bij de ijzige stilte. Uiteindelijk legde ze zich bij de krankzinnige toestand neer. Het zou wel van tijdelijke aard zijn en zo wist ze tenminste waar haar kind uithing, iets waar menig moeder haar om zou benijden. Echte zorgen maakte ze zich pas weer toen er uit zijn kamer een onwelriekende geur de overloop op dreef. Ze smeekte hem schoon ondergoed aan te trekken en zijn sokken te laten wassen. Luidkeels gaf hij haar te verstaan zich met haar eigen onderbroeken te bemoeien.

Engels zelfverkozen eenzame opsluiting bleek niet van voorbijgaande aard. Hij hield zich onzichtbaar en als de typemachine dagenlang zweeg, moest ze met haar oor tegen de deur luisteren om enig levensteken op te vangen. Langzamerhand werd ze bevangen door het gevoel met een uitzonderlijke buitenbaarmoederlijke zwangerschap te zitten. Ze was een zenuwinstorting nabij. Het ergste was dat ze er met niemand over durfde praten. Als iemand al eens naar Engel informeerde, loog ze: hij moest het bed houden vanwege een onbekende besmettelijke ziekte. Maar toen hij drie jaar geleden, nota bene op haar verjaardag, zo tekeer was gegaan, was er iets in haar geknapt.

Marjoke, die zich er net bij had neergelegd dat ze Engel vanwege de ziekte voorlopig niet kon spreken, kon haar oren niet geloven. “Dus hij communiceert nauwelijks met zijn omgeving, in feite is hij helemaal niet aanspreekbaar, hij leeft in een eigen wereld,” stelde ze vast, “dat kan duiden op een zware depressie. Heb je geprobeerd fysiek contact te zoeken?” Ze keek haar ernstig aan. “Aanraken, knuffelen…”

“Knuffelen?” riep ze wanhopig. “Hij is veertig. Ik heb hem niet op schoot gehad sinds hij zes was!”

Marjoke knikte bedachtzaam. “Vroegtijdige dementie…ook mogelijk, maar het kan evenzogoed een vorm van autisme zijn, zou me niks verbazen, want autisme komt veel voor bij zeer intelligente mensen. Ik heb in de Transkei…”

“Ben je belazerd,” riep Viola die er blijkbaar genoeg van had dat Marjoke ieder onderwerp tegen het licht van haar Transkei-ervaringen hield, “hij wil Emmie gewoon treiteren, wraak nemen voor weet ik wat…” Ze stelde voor de gemeentereiniging erbij te halen, het moest daarboven wemelen van het ongedierte.

“Of hij zit iets uit te broeden. Hij was altijd al een beetje vreemd…” Sybrand vond het meer een zaak voor de politie.

“Juist niet. We moeten het contact met Engel op een vriendelijke manier herstellen,” bedacht Marjoke.

“Dat zal dan door een gesloten deur moeten,” zei Viola en stelde voor dat Engel, hoe dan ook, eerst zijn kamer uit moest. Gezamenlijk stelden ze een brief op die Emma onder zijn deur zou schuiven. Daarin werd hem meegedeeld dat het dak dringend gerepareerd moest worden. Gezien de urgentie van de zaak waren er al werklui benaderd die ook toegang tot zijn kamer moesten hebben. Mocht Engel niet vrijwillig meewerken, dan zouden de werkmannen gedwongen zijn zich met breekijzers toegang te verschaffen. Emma protesteerde: geen breekijzers, zoiets jaagt hem angst aan…Om hem deze beproeving te besparen, vervolgde de brief, kreeg hij het advies tijdelijk elders te gaan wonen. Op dat punt waren ze weer vastgelopen want ze vroeg zich panisch af waar die jongen in godsnaam naar toe moest.

“Mijn god!” riep Viola, “het is tijd dat je hem dwingt zelfstandig te worden, op eigen benen moet iel Gooi ‘m eruit, wie weet vindt hij een vrouw, dan ben je van hem af!” Toen schoot haar iets te binnen. Ze kende iemand in de haven op wiens bedrijfsterrein een kleine caravan stond. “Iets ouderwets, zo’n Kip-caravannetje, hoe werden die dingen ook alweer genoemd?”

“Een eitje,” wist Sybrand.

Emma had het eitje aangeschaft. Maar na twee weken had Engel nog steeds niet gereageerd op de brief en daarom schreef ze hem zonder hulp van de anderen nogmaals en stelde hem, met pijn in haar hart, een uiterste vertrekdatum. Het ultimatum bleef niet zonder effect. Engel had zich verwaardigd een antwoord onder de deur te schuiven waarin hij zich bereid toonde zijn domein tijdelijk te verlaten. Dat ging die nacht om klokslag middernacht gebeuren, mits hij ongestoord kon verkassen. Hij waarschuwde zijn moeder: bij de geringste storing zou hij zich voorgoed in zijn kamer terugtrekken, barricades opwerpen en de door haar ingehuurde bouwvakkers desnoods met geweld van het lijf houden.

Die nacht sloeg de Friese staartklok in de hal twaalf toen de sleutel in het slot van Engels deur klikte. Emma had alle lichten uitgedaan, uitgezonderd die op de trap en in de keuken om zijn gang te vergemakkelijken. De deur naar de tuin stond open zodat hij geen enkel obstakel hoefde te ontmoeten. Vanuit de verduisterde woonkamer keek ze met kloppend hart toe. Ze hoorde hem de trap afdalen, traag en dreunend. De houten treden kraakten. Er klonken diepe zuchten, afgewisseld met gejammer en gesteun. Het was alsof een beer na de winterslaap weer beweging in zijn verstijfde ledematen bracht. Hij doorkruiste de gang maar ze zag hem pas toen hij in het licht van de keuken trad. Engel was nooit een teergebouwde jongen geweest, maar dat hij zo in gewicht was toegenomen, raakte haar diep. Zijn trainingspak zat als een worstevelletje om zijn lijf. Onder zijn zware buik schuurden zijn bovenbenen langs elkaar. Noodgedwongen hingen zijn onderarmen los van zijn lichaam, ook al droeg hij twee koffers die naar zijn afhangende schouders te oordelen loodzwaar waren. Had zij dit aangericht, was dit het resultaat van haar met zorg bereide maaltijden? Of waren het de zakken chips, de chocolade en andere lekkernijen die ze hem met liefde had bezorgd omdat hij als kind al zo’n zoetekauw was?

Door de ramen van de tuindeur kon ze hem volgen over het gazon. Gebogen als een waakzaam dier loerde hij om zich heen en wrong zich toen door het openstaande deurtje van de caravan.

Urenlang wachtte ze tot hij ging slapen. Maar zelfs toen haar ogen dichtvielen van de vele sherry’s, brandde de lamp in het eitje nog.

“We hadden nooit tegen Engel moeten liegen…” begon Emma peinzend. Marjoke gaf Viola juist advies hoe ze een bijstandsuitkering moest aanvragen en toch een deel van haar alimentatie kon blijven opstrijken. “Het zou tijdelijk zijn en hij zit er nu al drie jaar…”

Viola liet een mes boven de verjaardagstaart zweven. “Ben je mal, Emmie, hij zit toch prima in dat ding?” zei ze luchtig en schatte hoeveel punten er globaal uit gingen, “je bent véél te bezorgd. Engel zus, Engel zo…Denk eens aan jezelf. Heb ik ook moeten leren nadat die klootzak ervandoor was. Je eigen geluk centraal stellen, daar gaat het om…”

“Hoe kan ik nou mijn eigen geluk centraal stellen als Engel zo ongelukkig is.” Ze nam het schoteltje met de grootste punt aan. “Hij voelt zich natuurlijk bedrogen door zijn eigen moeder…en het is ook allemaal mijn schuld…”

“Nou, die caravan was anders niet jouw idee,” suste Marjoke, “als het aan mij gelegen had…”

“Welja! Heb ik het weer gedaan…” zei Viola gepikeerd.

“Luister, volgens mij wilden we allemaal van hem af. En nu houden we in godsnaam op over Engel!” Om verdere discussie te voorkomen zette Sybrand de vierde fles met een klap op tafel. De lampjes in de bloemen doofden op slag.

Viola lachte luid: “Daar is Engel het helemaal mee eens!” Emma schudde de vaas heen en weer. Haar onderlip trilde. “Ik wilde anders helemaal niet van hem af.”

“Niemand wilde van hem af, schat. Bovendien kunnen we niet van hem af. Die jongen is zo hardnekkig als voetschimmel.”

Ze hield de vaas op naar Sybrand. Die wapperde afwerend met z’n hand. “Ik heb geen verstand van die dingen…” Nou, dan zou ze er de volgende dag wel mee naar een lampenzaak gaan. Maar eerst was er nog die andere kwestie. Ze wilde haar gasten er liever niet mee lastigvallen, maar er was geen keus.

“Ik zit met een probleem…” begon ze aarzelend, “een héél ernstig probleem…” Direct had ze alle aandacht. “Een paar weken geleden is er een inspecteur van bouw- en woningtoezicht langs geweest. Volgens hem vindt er illegale bewoning plaats achter in de tuin. Ik zei natuurlijk meteen dat mijn zoon zich daar een tijdje heeft teruggetrokken. Wat is daar nou mis mee? Maar hij wilde per se gaan kijken. Ik heb geweigerd, je weet hoe Engel reageert op vreemden. Hij ging toen wel weg, maar dreigde terug te komen met een machtiging van de burgemeester. Daarna kwam er een brief met iets over handhavingstraject van het illegale feit…ik begreep er niets van en heb teruggeschreven of ze Engel met rust willen laten, hij heeft het al moeilijk genoeg. Maar vanochtend, juist vandaag natuurlijk, kreeg ik weer een brief. Daarin staat dat Engel binnen…” ze slikte, “…binnen zes weken zijn bewoning moet staken en de caravan verwijderd moet zijn. Ik heb meteen gebeld maar volgens die man is er géén uitstel mogelijk is. Bij overtreding moet ik een dwangsom van vijfhonderd euro per dag betalen en komen ze met politie en slotenmakers. Dan wordt hij alsnog met bestuursdwang weggesleept. Stel je voor…Engel met bestuursdwang weggesleept!”

“Je mag toch wel een caravan achter in je tuin parkeren?” vroeg Marjoke zich af.

“Niet als die bewoond wordt. De caravan blijkt een bouwwerk te zijn…” ze kwam overeind en pakte de brief van bouw- en woningtoezicht erbij, “…een bouwwerk is elke constructie van enige omvang van hout, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steunt in of op de grond, bedoeld om ter plekke te functioneren…”

“Godsamme…!” riep Viola. “Ambtelijke taal,” zei Sybrand, “moet wel, anders begrijpt niemand er iets van…”

“Ach, ze kunnen je niks maken,” vond Marjoke, “je zegt gewoon dat die caravan er al sinds mensenheugenis staat…hebben mijn buren verderop ook gedaan met hun uitbouw.”

“Nee, dat heeft geen zin, ze nemen om de zoveel jaar luchtfoto’s en daarop kunnen ze alle veranderingen zien…”

“Maar vanuit de lucht kun je ‘m helemaal niet zien…Hij staat onder een boom en het hele dak ligt vol takken en struiken.”

Ze vouwde de brief dicht. “Het eitje is aan de achterkant op verschillende momenten van de dag geobserveerd en ze hebben een schaduw zien bewegen, vertelde die inspecteur. Stel je voor, ze hebben in de struiken zitten loeren. Misschien zelfs met verrekijkers, Engel kon zich wel net aan het wassen zijn…”

“Zo’n kerel gaat toch niet zomaar in die struiken zitten?” Marjoke keek nijdig om zich heen. “Die is getipt! Je ziet niets aan de achterkant, de raampjes zijn dichtgeplakt.”

“Wie zou hem nou willen aangeven?” Viola schonk het glas van haar broer nog eens bij.

“Iemand die hem weg wil hebben!” riep Marjoke.

“Als zo’n procedure eenmaal in werking is gesteld kun je het wel vergeten,” zei Sybrand, “ze hebben de wet aan hun kant.”

Emma keek naar haar onaangeroerde taartpunt. De wet aan hun kant…Sybrand wist waar hij het over had, die was altijd een man van de wet geweest. Wat verstandig dat ze erover was begonnen. Nu kreeg ze tenminste hulp.

“O jeetje Emmie, straks zit je weer met Engel in huis!” riep Viola.

Er viel een stilte.

Emma voelde zich onwel worden. Ineens drong het tot haar door hoe kort zes weken was.

“Misschien moet hij inderdaad voorlopig terug bij jou in huis,” stelde Marjoke voor.

“Vergeet het maar,” zei Emma, “hij heeft alle vertrouwen in me verloren.” Ze zag zich al voor het eitje staan betogen dat hij nu weer terug moest.

“We moeten zorgen dat hij graag terug wil!” Marjoke trommelde luid met haar vingers op tafel, ze wenste aandacht voor haar uitmuntende inval, “het huis moet worden verbouwd zodat er véél ruimte is voor Engel, met veel privacy…”

“Ach, begin daar toch niet aan,” Viola keek schattend om zich heen, “deze ouwe keet verbouwen kost je een vermogen!”

“Ik heb nooit aan verbouwen gedacht,” zei Emma, “alleen de keuken, die kan wel een opknapbeurt gebruiken.”

“Je zou het huis in tweeën kunnen splitsen,” ging Marjoke gedreven door, “de bovenverdieping uitbreken, een keukentje en toilet erin en hups: Engel heeft zijn eigen etage…”

Emma moest dit voorstel op zich laten inwerken. Ze kneep haar ogen dicht en probeerde zich een voorstelling te maken van een uitgebroken bovenverdieping…Maar hoe kreeg ze Engel in vredesnaam zo ver dat hij opnieuw zou verhuizen? Hij klaagde altijd over alles maar nooit over het eitje.

Scheldend sloeg Engel zijn koptelefoon tegen de tafelrand. Geruis, niets dan geruis! Al zeker een halfuur zat hij te rommelen aan zijn ontvanger. Was hij godbetert een jaar lang gedwongen geweest allerlei leuterpraat aan te horen, nu het interessant dreigde te worden zat hij met een storing. De ellende was begonnen met geschuur en gesop. Vanaf dat moment werd de geluidskwaliteit geleidelijk aan slechter. Na een geweldige dreun verzwakten de stemmen, alsof de verjaardagsgasten langzaam verzopen zonder hun gesprek te onderbreken. Op de een of andere manier had zijn moeder kans gezien de ingebouwde zender en de microfoon buiten werking te stellen. Zou ze in haar onnozelheid de lichtgevende bloemen water hebben gegeven? Verdomme, na alle moeite die hij zich had getroost de bloemenvaas te bestellen en keurig te verpakken in een oude krant. Dankbaarheid was zijn moeder ook al vreemd.

Hij had het vernuftige afluisterapparaat gevonden in een catalogus die Marjoke had achtergelaten de enige keer dat ze zich toegang wist te verschaffen tot zijn caravan. Ze was nog niet lang terug uit Zuid–Afrika en ratelde maar door over een cursus potten bakken die ze een stel negerinnen in de Transkei had weten op te dringen. Hij viel er half bij in slaap. Om toch zijn belangstelling te wekken begon ze over een onderwerp dat dichter bij huis lag. “Nou, er is wel wat veranderd sinds ik weg ben gegaan, zeg!” riep ze verontwaardigd. “Kijk toch ‘ns wat voor rotzooi er bij postorderbedrijven wordt aangeboden!” Als bewijsstuk smeet ze de catalogus op tafel. “Elke dorpsgek kan zomaar zijn buren afluisteren…Alsof er geen recht op privacy bestaat…” Toen ze eindelijk was opgehoepeld had hij de catalogus doorgebladerd en daarna aandachtig bestudeerd.

Na de installatie op zijn dak, waarbij hij in het holst van de nacht zijn leven had geriskeerd, kon hij met bewakingscamera’s, alarmmelders en afluisterapparatuur de boel in de gaten houden. Dat juist nu de microfoon in de bloemenvaas, zo cruciaal voor zijn onderzoek, als eerste problemen gaf…Het maken van aantekeningen was er ernstig door in het gedrang geraakt. Toch voelde hij zich niet ontevreden over wat hij had opgevangen. Buiten het gebruikelijke gejammer van zijn moeder had hij nu de bevestiging destijds te zijn voorgelogen. En die bekentenis was nog maar het begin. We hebben hem het huis uit gekregen! (Viola ), had hij genoteerd. We. Dat duidde op een collectieve actie. We wilden allemaal van hem af! (Sybrand ) Daaruit sprak de intentie zich van hem te ontdoen. Betekende dat voor enige tijd? Volgde uit enige tijd automatisch definitief? Stond definitief voor uit de weg ruimen? Had hij hiermee eindelijk het bewijs in handen? Bestond er wel degelijk een complot hem eerst uit zijn slaapkamer te lokken en vervolgens in de caravan te laten verdwijnen? Maar waar wachtten ze op? Hij zat er nu al drie jaar.

Engel liet zijn oog over de rest van zijn haastige krabbels glijden. Zeker zo interessant was de manier waarop Sybrand probeerde te voorkomen dat er nog langer over het slachtoffer gesproken werd. Hou nu in godsnaam op over Engel! Hield hij rekening met mogelijk afluisteren? Tenslotte had hij meer dan veertig jaar bij de politie gewerkt. Vergt nadere aandacht schreef hij in de kantlijn. Viola’s gezeur over het faillissement van haar ex-man deed hem goed. Ha ha, de bijstand! Dan werd ze gedwongen zich fulltime te prostitueren. Zijn uitvoerige notities over haar privéleven, vol gehijg en gekreun, zouden er extra door worden verlevendigd. Hij sloeg de koptelefoon nogmaals hard op de ontvanger en drukte ‘m weer tegen zijn oor. Verdomme, verraden door de wonderwereld van de elektronica. Zou de microfoon zijn ontdekt en opzettelijk onklaar gemaakt? Misschien door Marjoke. Die kon wel eens achterdochtig zijn geworden sinds zijn moeder haar verleden jaar vol trots de plastic bloemen had getoond. Maakte ze er niet meteen al een dubbelzinnige opmerking over? Hoorde hij haar niet vlak boven de vaas mompelen: “Jeetje, die Engel toch, hij is anders niet zo scheutig met cadeaus…” Marjoke was niet gespeend van boerenslimheid. Ze kon zich de catalogus herinneren. Dan zouden al zijn gulle gaven van het afgelopen jaar in een verdacht licht komen te staan. Zoals de jarenzestiglamp die hij Sybrand voor zijn verjaardag had geschonken.

In de voet zat een mini FM-zender met een vrij groot bereik. De buurman had ‘m in zijn woonkamer naast het televisietoestel geplaatst. Pas na enige tijd begreep hij voornamelijk goed geïnformeerd te blijven over de verwikkelingen in een aantal televisiesoaps. Sybrand volgde die trouw, vaak in gezelschap van een stel jongemannen.

Twee maanden later was het Viola’s beurt. Onder de indruk van het fraaie cadeau vroeg ze zich af of Engel misschien over een bovennatuurlijk zintuig beschikte. Met moeite kon hij een bulderlach onderdrukken. Die stomme gans, ze had zelf in zijn moeders keuken geklaagd over haar kapotte klokradio. Direct was hem de catalogus te binnen geschoten: daar stond een klokradio in afgebeeld, uitgerust met een krachtige microfoon. Je had er geen omkijken naar want de radioantenne werkte tevens als zender. Hoe kon hij vermoeden dat zo’n ding ook als wekker werd gebruikt en dus naast haar bed belandde?

Maar wat als Marjoke, die bemoeizieke tante, de microfoon had ontdekt? Om zijn kalmte te hervinden klokte hij een halve fles Pepsi naar binnen en met de ontsnapping van een grote hoeveelheid darmgas viel het besluit niet langer te piekeren over een eventuele ontmaskering. Moeizaam verschoof hij zijn verstramde benen. Het werd hoog tijd zijn aantekeningen te gaan verwerken. De dossiers die hij van zijn moeder, Marjoke en de buren had aangelegd zaten veilig opgeborgen in de holle ruimte achter het hardboard waarmee de binnenkant van de caravan was afgetimmerd.

Buiten was de wind opgestoken. Engel luisterde naar het gedruis van de invallende avond vol zwiepende boomtakken en het hatelijke gelach van meeuwen. Door de open ramen uit de flats achter hem klonken gedempte stemmen en muziek. Blijkbaar waren de rooie rakkers achter gesloten deuren hun eenmeiviering aan het evalueren. Ineens ontbrak het hem aan energie de dossiers tevoorschijn te halen. Hij voelde zich geradbraakt door de lange zit bij de ontvanger en liet zich op bed vallen. Zijn gedachten dwaalden af naar een andere belangrijke zaak. Nog steeds was er geen reactie binnen van Het Kennemer Nieuws. Al een week geleden had hij zijn moeder opdracht gegeven zijn laatste artikel te posten. De vertraging kon alleen worden verklaard doordat de hoofdredacteur het doorwrochte stuk zelf keer op keer herlas. Geboeid zou hij zich de vele andere artikelen herinneren en zonder twijfel viel hem de unieke samenhang in het geheel op. Hij kon wel eens besluiten tot een extra bijlage. Toch ging zijn eigen voorkeur uit naar een bundeling van zijn geschriften met als titel: Gevaren die de Staat der Nederlanden bedreigen en hun oplossingen.

Engel overdacht een wraakactie mocht hij het artikel net als zijn andere bijdragen teruggestuurd krijgen. Ineens voelde hij zich gedeprimeerd. Waarom was men toch uit op zijn ongeluk? Waarom werd hij steeds weer blootgesteld aan gevaar? Hij strekte zijn hand uit naar zijn oude schrijfmachine en streelde de toetsen. Hoe vaak had Marjoke niet geprobeerd hem een computer aan te praten? Volgens haar zou een pc zijn mogelijkheden ongekend vergroten. Al zijn lumineuze concepten en beschouwingen veilig opgeslagen in een elektronisch geheugen, schreef ze. Hoe durfde ze zijn intelligentie zo te onderschatten? Alsof hij niet wist dat computers via satellieten werden gekraakt. Er hingen zoveel van die kunstmanen boven IJmuiden, elke amateurastronoom werd er onwel van. Je kon er rustig van uitgaan dat alle geheime diensten er gebruik van maakten. En bij de aanschaf van een computer zou het niet gebleven zijn. Nee, volgens madam moest hij zich zo nodig op het internet laten aansluiten om zijn blik op de wereld te verruimen, en niet te vergeten e–mail zodat hij in contact kon treden met zielsverwanten, waarvan er velen zouden zijn, op de eerste plaats natuurlijk Marjoke Beenhouwer zelf. Dagelijks contact stelde ze voor! Ook in deze doorzichtige val was hij niet getrapt en hij liet zich zelfs geen telefoonaansluiting of mobiele telefoon aansmeren. Maar ze wist niet van opgeven. Koste wat kost wilde ze zijn geestesleven blootstellen aan beïnvloeding. In ellenlange brieven bleef ze proberen zijn sympathie te wekken voor de duistere comités die ze wilde oprichten en waarvan hij voorzitter moest worden. Zijn enige respons bestond uit aanvallen van hilariteit. Maar de gegevens die ze hem verstrekte over haar leven en contacten verwerkte hij nauwgezet. Mar jokes dossier was dan ook het dikste van allemaal.

Onder een stapel oude kranten viste hij zijn favoriete brief op. “…begrijp me goed, als ik aandring op herstel van contact met de buitenwereld staat me niet uitsluitend internet of e–mail voor ogen,” las hij voor de zoveelste keer hardop, Marjokes stem imiterend, “ik kan me voorstellen dat je opziet tegen elektronisch contact met wildvreemden. Misschien is het beter als jij en ik, oog in oog, op gezette tijden van gedachten wisselen over belangrijke levensvraagstukken. Mijn lieve schat, ik verlang zo naar herstel van de band tussen ons.” Hij lachte luid. Welja, de band herstellen…

Midden in zijn overpeinzingen van welke fysieke aard de band kon zijn die haar voor ogen stond, zag hij op een monitor hoe Marjoke in de avondschemering het grasveld overstak. Snel deed hij het licht uit en strekte zich uit op de matras. Vanuit een ooghoek volgde hij haar op het groene scherm. Met stevige passen liep ze in de richting van zijn caravan. Haar ogen lichtten vreemd en boosaardig op. Ze liet haar nagels op zijn deur roffelen. “Engel, doe open, ik weet dat je er bent…” Hij antwoordde niet. Toen beukte ze hard met haar volle vuist. “Doe onmiddellijk open! Ik moet je dringend spreken! Het is van groot belang en kan niet wachten!”

O god, ze heeft de microfoon ontdekt, bedacht Engel panisch, nu gaat ze op hoge toon beweren dat afluisteren in strijd is met de een of andere belachelijke wet op privacy. Misschien wil ze me gaan aangeven bij de politie.

“Engel, doe open, je moet je caravan uit, anders staan ze zo meteen voor je deur en slepen je eruit…” riep ze nog luider. Grote genade, ze had natuurlijk al het Comité Ter Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer gebeld zodat er morgen een groep agressieve demonstranten voor zijn caravan stond. Woedend brulde hij: “Laat me met rust! Smerige intrigante! Maak een ander het leven zuur met je leugens!”

Dan moest hij het zelf maar weten. Straks kwamen er inspecteurs, politie en slotenmakers en zou hij met spijt terugdenken aan haar waarschuwing. Teleurgesteld schopte Marjoke in het gras. Engel was duidelijk nog steeds onbenaderbaar.

Slecht één keer, meer dan een jaar geleden, was het haar gelukt tot zijn bastion door te dringen. In het vliegtuig terug uit Zuid–Afrika had ze zich al voorgenomen direct bij thuiskomst in IJmuiden Engel op te zoeken. Ze barstte van de plannetjes. Maar dat bleek minder eenvoudig dan gedacht. Ook niet toen hij naar de caravan was verhuisd. Hij toonde geen enkele behoefte aan een gesprek en reageerde niet op haar briefjes. Getergd had ze ten slotte haar laatste troefkaart uitgespeeld. Op een zondagmiddag wierp ze zich kermend tegen de caravan en herinnerde hem luidkeels en en détail aan hun vroegere liefdesleven. Na tien minuten zwichtte hij en gooide het deurtje open.

Ze klom naar binnen. Direct besefte ze hoe dit type caravan aan zijn bijnaam kwam. Het claustrofobische gevoel werd versterkt doordat het er vrijwel donker was. Vlak voor zich voelde ze Engels lichaamswarmte en hoorde ze zijn gejaagde ademhaling, als wilde hij haar alsnog de toegang versperren. Maar toen haar ogen gewend waren begreep ze dat Engel, met haar erbij, geen kant uit kon. Zijn enorme gestalte vulde een flink deel van de caravan. Ze vroeg zich af hoe zwaar hij wel niet woog. Arme Engel, hij had zich ook nog eens ingekapseld in een laag vet. Dit moest het resultaat zijn van Emma’s maaltijden. Het kon niet anders: verlatingsangst. Emma had haar kans gegrepen. Door hem vet te mesten zou hij in het ei dichtgroeien, zodat hij nooit meer bij haar vandaan kon.

Engel had zich achterover laten vallen op het bed, zijn enige uitweg. Zijdelings schoof ze op een kruk, de enige zitplaats, met haar knieën tegen de matras gedrukt. Om hem niet te kwetsen maakte ze geen enkele opmerking over zijn gewicht of het belang van gezond eten. Ook niet toen ze overal lege chipszakken ontdekte, weggepropt tussen oude kranten. Dat kon wachten. Rond het bed zwierven volgeschreven vellen papier maar ze durfde hem niet te vragen waaraan hij werkte, daarvoor was het te vroeg. Eerst wilde ze de ongedwongen sfeer van vroeger herstellen, de draad van hun gesprekken weer oppakken. Bovendien maakte Engel niet bepaald een uitnodigende indruk zoals hij daar als een lamgeslagen bokser tegen een stapel dekens hing. Hij leek geheel niet in de stemming voor een interessante gedachtewisseling. Daarom was ze maar begonnen over haar projecten in de Transkei. Sociale kwesties hadden altijd zijn belangstelling gehad.

Haar cursus potten bakken voor Afrikaanse vrouwen had ze van enige komische noten voorzien. Ze moest er zelf hard om lachen. Maar Engel kon er blijkbaar de humor niet van inzien, hij bleef kwaad voor zich uit staren. In een uiterste poging zijn interesse te wekken roerde ze wat actuele topics aan, wond zich op over sociale misstanden en toonde hem een catalogus die toevallig in haar tas zat, waaruit wel bleek hoe de maatschappij aan het afglijden was. Jammer genoeg leidde geen enkel onderwerp tot een diepgaand gesprek. Op een gegeven moment had Engel gebruld: “Donder op! Stoor me niet langer in mijn overpeinzingen. Ik werk aan een uiterst belangrijk boek!” Verder praten had geen zin. Het was duidelijk: hij had haar nog lang niet vergeven, haar plotselinge vertrek naar Zuid–Afrika had een diepe wond geslagen. Geen slecht teken overigens: in ieder geval liet ze hem niet onverschillig.

Die avond had ze Engels situatie overpeinsd. De gedachte dat hij zich als een kluizenaar opsloot om aan een belangrijk boek te werken, was opwindend. In volledige afzondering kon hij, vrij van kwalijke invloeden en zonder zich te conformeren aan het heersende benauwde denken, afdalen in zijn gedachtewereld, zich wijden aan spirituele beschouwingen en zijn brein gefocust houden op sociale kwesties die om een oplossing schreeuwden. Daar had altijd zijn kracht gelegen. Was het niet haar taak hem te stimuleren en te steunen? Had ze dat niet altijd gedaan? Stel je toch eens voor welk een fantastische bijdrage hij zou kunnen leveren aan het publieke debat. Met liefde wilde ze zich opofferen en een bemiddelende rol spelen. Als zijn pr-dame, die hij nu eenmaal nodig zou hebben, kon ze kranteninterviews, spreekbeurten door het land en optredens in televisieprogramma’s regelen. Ze zou hem bekendheid en aanzien geven. Maar daarvoor was op z’n minst herstel van vertrouwen nodig, de innige band van vriendschap en liefde die vroeger tussen hen bestond.

Ze had een foto uit hun studententijd tevoorschijn gehaald. Engel stond er ontspannen op, een aantrekkelijke volslanke jongeman met een zonnebril op zijn hoofd. Zij, sierlijk en rank, leunde tegen hem aan, haar arm liefdevol om zijn heup geslagen. Hoe had ze zo stom kunnen zijn hem zomaar in de steek te laten.

Marjoke vond de keuken leeg. Op tafel stonden halfvolle glazen, restanten taart en een asbak vol peuken met lippenstift. Boven hoorde ze gestommel en stemmen. Fraai hoor, de beraadslagingen over de verbouwing waren al zonder haar begonnen. Halverwege de trap zag ze Viola, als de voorganger van een baptistengemeente, met gespreide armen op de overloop staan. “Lieve schat, ik zie het helemaal voor me…” riep ze tegen Emma, “je laat alle muren uitbreken, weg ermee! Eén grote ruimte…Totale leegte is zóó belangrijk!”

“Totale leegte…” herhaalde Emma aarzelend.

“Precies wat Engel nodig heeft, ruimte, Lebensraum… je zult zien dat hij helemaal opbloeit.”

“O dat zou mooi zijn.” Emma keek benauwd om zich heen. “Maar waar moet ik dan slapen?”

“Beneden,” zei Sybrand, “daar heb je toch een zijkamer over.”

“Dat was de werkkamer van mijn man…” protesteerde Emma, “het is er erg klein. Mijn klerenkast past er niet eens in…Zeggen jullie net dat ik aan mezelf moet gaan denken…en nou moet ik mijn slaapkamer uit…”

Marjoke zuchtte geïrriteerd. Typisch Emma, altijd klagen omdat Engel zo onaardig tegen haar doet, maar nadenken over de diepere oorzaken, laat staan de oplossingen, kwam niet bij haar op. Als het aan haar lag, ging hij zo terug in dat benauwde jongenskamertje, dan had ze hem weer geheel onder haar vleugels.

“Heb je ‘m gesproken?” Emma keek haar vragend aan.

“Nou, hij sliep eigenlijk al. Maar het is zonder meer duidelijk: hij wil zo veel mogelijk privacy. Met z’n moeder op één verdieping lijkt me geen gezonde zaak. Hij heeft trouwens een eigen badkamer, toilet en keuken nodig. En zeker een eigen opgang, hij moet bezoek kunnen ontvangen, dinertjes organiseren en discussieavonden, zonder dat zijn vrienden eerst bij ma op de koffie moeten…”

Emma staarde haar met open mond aan. “Maar hij heeft helemaal geen vrienden.”

“Hij heeft mij.” Vastberaden sloeg ze haar armen over elkaar: “Je kunt je er maar beter bij neerleggen, ééns zul je hem toch moeten loslaten…”

“Loslaten…?” vroeg Emma verbaasd, “loslaten? Hoe kan ik hem loslaten als hij mij niet loslaat?”

Ze gaf het op, hier was niet tegenop te praten. Emma begreep het eenvoudig niet.

“De boel moet eerst worden uitgebroken, de rest komt later wel,” kwam Sybrand ertussen, “ik ken een paar jongens uit het fitnesscentrum die zo’n klusje vaker bij de hand hebben gehad. Die doen dat wel even in hun vrije tijd…”

Viola kneep haar ogen toe: “Hó, hó, niet zo snel, Sybrand! Die jongens van jou rijden niet voor niets rond op peperdure motoren. Een aannemer uit Haarlem heeft me laatst een paar klussers aangeboden, spotgoedkoop.”

Sybrand poetste zijn zegelring op aan zijn hemd en grijnsde vals. “Jeminee, Viool, wat moet er nou weer bij je vertimmerd worden?”

Verbouwereerd keek Emma van de een naar de ander terwijl Sybrand en Viola tegen elkaar opbiedend hun fitnessers en klusjesmannen aanprezen. Marjoke zag zich gedwongen in te grijpen, plaatsvervangend moest ze Engels stem krachtig doen gelden. Niemand kende zijn behoeften beter dan zij. Ze kon niet toestaan dat die twee zich met Engels nieuwe woning bemoeiden. “Kom op! Dat is een stelletje amateurs!” Emma draaide zich hoopvol naar haar toe. “Je herinnert je Victor van Velzen toch nog wel?” vroeg Marjoke haar, “Victor, die jeugdvriend van Engel? Nou, die heeft onlangs zijn huis laten verbouwen door een Rus, een meestertimmerman. Zo prachtig en vakkundig, dat zie ik die zwartwerkers nog niet doen.”

Ze had zowel Viola als Sybrand met één slag afgetroefd. Hun gezichten spraken boekdelen. “Een Rus?” vroeg Sybrand achterdochtig.

“Ja, een Rus. Heb je wat tegen Russen?”

“Die lui komen heus niet voor niks hierheen. Ze hebben altijd wat op hun kerfstok, vertel mij wat! Op het bureau heb ik vaker met dat bijltje gehakt!”

Marjoke wist niets over de Rus, zelfs zijn naam niet. Ze had hem slechts één keer bij Victor gezien. Een nogal aantrekkelijke man, voor zover ze zich herinnerde. “Nou, als je het per se wil weten: het gaat hier om een uiterst fatsoenlijke vakman die zich niet voor het karretje van criminelen en andere oligarchen laat spannen. Juist daarom heeft hij zijn vaderland moeten verlaten,” blufte ze en staarde doelbewust dromerig in de verte, “hij doet me altijd denken aan tsaar Peter, die kwam hier ook als timmerman…”

“Ja, maar dit is geen tsaar,” Sybrand snoof verachtelijk, “dit zal weleen…”

“Nou, deze Rus heeft anders ook iets heel…vorstelijks!” riep ze in het wilde weg.

“Iets vorstelijks?” herhaalde Emma bezorgd, “is zo iemand niet vreselijk duur?”

“Precies,” zei Viola, “daar gaat het om. We willen hier straks niet met een onbetaalbare verbouwing zitten!”

Marjoke werd nijdig. “Ach! Die Oost–Europeanen werken voor een habbekrats en zitten niet urenlang koffie te leuten of krijgen het om de haverklap aan hun rug. Nee, die lui weten nog wat beulen is…” Ze besefte in haar eigen val te zijn getrapt en voelde zich reuze ongemakkelijk over haar politiek incorrecte opmerkingen. Dat kreeg je als je ten koste van alles je zin wilde doordrijven.

Sybrand en Viola kwamen dichterbij, geprikkeld door het gevecht dat Marjoke klaarblijkelijk met hen wilde aangaan. Vol vuur bepleitten ze ieder hun zaak: de fitnessvrienden werkten zo goed als gratis, een verbouwing beschouwden ze puur als conditietraining en de Haarlemse aannemer bleek een ware filantroop die zijn klusjesmannen er steeds op uitstuurde om oudere dames uit de brand te helpen. Uiteindelijk hakte Emma de knoop door. Ze mochten allemaal hun diensten komen aanbieden. Waarop Marjoke koeltjes opmerkte niet van plan te zijn haar Russische timmerman bloot te stellen aan een ordinaire concurrentiestrijd naar de verwerpelijke maatstaven van de vrije markt. Zij zou wel afwachten of het iets ging worden met de anderen.

De volgende ochtend zat Engel onafgebroken met zijn kijker achter de vitrage. Gespannen wachtte hij op de demonstranten waarmee Marjoke de vorige avond had gedreigd. Na een paar uur werden zijn armen zwaar. Het tekort aan nachtrust deed zich gelden. Tot in de kleine uurtjes had hij het huis in de gaten moeten houden. Op de bovenverdieping waren de lichten lang aangebleven, wat curieus was want verjaardagen werden altijd in de keuken gevierd. Daarna moest hij ook nog het luidruchtige vertrek van de gasten doorstaan. Sybrand vertrok struikelend over zijn eigen benen en bralde iets onverstaanbaars tegen zijn moeder. In tegenstelling tot Viola die, voor ze over haar schutting stapte, luid en duidelijk riep: “Emmie, het komt allemaal goed! Denk aan mijn advies: stel je eigen geluk centraal!” Dat laatste herhaalde ze nog eens met nadruk. Wat bedoelde ze daar in godsnaam mee? Stelde zijn moeder haar eigen geluk niet altijd centraal? Kwam hij niet op de aller-allerlaatste plaats in haar verwarde brein? En hoe wist Viola dat alles goed zou komen? Die opmerking sloeg zonder twijfel op hem. Ze beschouwde hém als het grootste probleem, dus als er iets goed ging komen, betekende dat dat het probleem uit de wereld zou worden geholpen…

Hij geeuwde en zakte weg in een warrige dagdroom, tot er in het zijstraatje naast Sybrands huis, begeleid door stampende muziek, een aantal zware motoren tot stilstand kwam. Engel was direct alert. Onder aanvoering van de buurman liep een viertal jongemannen in mouwloze T–shirts de tuin in. Met hun onnatuurlijk opgeblazen bovenarmen vol smakeloze tatoeages zagen ze er bijzonder onguur uit. Hun gezichten gingen schuil onder basketbalpetjes met grote kleppen, op één na, een kaalkop met een wezenloze uitdrukking op zijn gezicht, hoogstwaarschijnlijk net ontslagen uit een heropvoedingsgesticht dan wel zwakzinnigeninrichting.

Als een nerveuze coach dribbelde de buurman om het groepje heen. Zijn hemdsmouwen waren opgestroopt en vol afschuw zag Engel dat zelfs Sybrand een tatoeage op zijn verlepte huid had laten aanbrengen. Wie waren die lui? Het stelletje spierballen wierp nieuwsgierige blikken op zijn caravan, maar de buurman riep hen met een enkele armbeweging tot de orde. Ze mochten overduidelijk geen al te openlijke interesse voor zijn behuizing tonen. Had hun komst te maken met dat alles goed zou komen voor zijn moeder?

De hele ploeg stapte de keuken in. Alleen de kaalkop leek zijn fascinatie voor de caravan niet te kunnen bedwingen, nog zeker driemaal loerde hij achterom voor ook hij naar binnen verdween. De deur bleef openstaan, mogelijk vanwege het broeierige weer, meer waarschijnlijk om hem te bespioneren. Snel liet hij zijn verrekijker zakken, het was niet uitgesloten dat ze terugloerden met sterkere kijkers waartegen zelfs vitrage geen bescherming bood. Scheef hangend op de kruk probeerde hij zich onzichtbaar te maken. Waren deze mannen leden van een overheidsdienst ter bestrijding van ongewenste elementen? De tatoeages verborgen natuurlijk geheime symbolen zodat ze elkaar overal en altijd konden herkennen, zoals vrijmetselaars met wachtwoorden en geheime gebaren. Wat bespraken ze daarbinnen? Werden er voorstellen gedaan voor het opruimen van het probleem? Zou zijn moeder het stadium van tegenspraak al voorbij zijn en ging ze akkoord, mits het snel en pijnloos zou gebeuren? Was ze inmiddels bereid tot het ultieme dat van een moeder gevraagd kon worden: het offeren van haar eigen kind?

Na een halfuur schoten krampen door zijn hele lichaam en was hij gedwongen zich voorzichtig op te richten. Het hele stel stond alweer buiten en rolde shagjes, demonstratief met de rug naar hem toegekeerd. Ook de buurman en zijn moeder verschenen in de tuin. Ze gunden hem geen blik. De mannen verspreidden zich over het grasveld en waagden zich gevaarlijk dicht in de buurt van de caravan. Maar zijn moeder leidde hun aandacht af met een dienblad vol bierflesjes en glazen. De kerels grepen de flessen en lieten de glazen staan. De buurman had nu het hoogste woord. Er werd luid gelachen. Waarom? Hadden ze bij voorbaat plezier in hun duivelse plannen? Plotseling, zonder duidelijke aanleiding, werden de flesjes her en der neergezet en vertrokken ze naar Sybrands tuin. Niet veel later stierf het geronk van de motoren weg langs het kanaal.

Daarna moest Engel geheel vertrouwen op zijn oren want binnen het bereik van zijn ogen en camera’s gebeurde er niets. Tegen zessen bracht zijn moeder, zoals gebruikelijk, het avondeten en liet de plastic dozen achter in de kist zonder zelfs maar een poging te doen met hem in gesprek te raken. Ze maakte een schichtige indruk. Even stond hij op het punt de deur te openen, maar dat leek onverstandig. Niet nu ze actief betrokken bleek te zijn bij de moordzuchtige samenzwering tegen haar zoon. Het was beter haar in de veronderstelling te laten dat het hem geen bal interesseerde.

Ook de volgende dag was hij al vroeg op zijn qui-vive. Het was onbewolkt en het bevreemdde hem zijn moeder, na het slechte voorjaar, niet in de tuin te zien verschijnen. Het gras moest dringend gemaaid en in de bloemperken schoot overal onkruid uit de grond.

Pas tegen het middaguur werd hem duidelijk waarom ze haar tuingereedschap niet tevoorschijn had gehaald: ze verwachtte opnieuw bezoek.

Deze keer verscheen de buurvrouw met twee personen van middelbare leeftijd bij de schutting. Vrolijk fladderde ze in een dun jurkje voor de onverschillig kijkende mannen uit en nodigde hen de keuken in. Demonstratief trok ze de deur met een knal achter zich dicht. Engel leunde achterover en probeerde te begrijpen welke rol deze mannen speelden. Ineens leek het twijfelachtig dat zowel de buurman als de buurvrouw openlijk kwamen aanzetten met figuren die hem uit de weg moesten ruimen. Nee, nee, misschien viel Viola’s opmerking stel je eigen geluk centraal ook anders te interpreteren. Zou zijn moeder het krankzinnige idee zijn aangepraat naar een huwelijkskandidaat uit te zien? Wilden ze de nagedachtenis van zijn vader bezoedelen door haar een nieuwe man aan te praten? Maar waarom werden ze in groepjes gebracht? Werden huwelijkskandidaten tegenwoordig als stieren op een veemarkt aangeboden? De gedachte aan zijn moeder, een hoogbejaarde vrouw, in omhelzing met een wildvreemde maakte hem misselijk. Vooral het aanbod gespierde, overduidelijk libidineuze jongemannen waarmee de buurman was komen aanzetten, overschreed echt elke grens van fatsoen. Ze konden niet anders dan op haar stevige erfenis uit zijn. Het was geen onbekend verschijnsel dat vrouwen van zekere leeftijd zich nog eenmaal in de armen willen storten van een jeugdige charmeur, vaak jonger dan hun eigen zoon. Hoe kon ze! Zijn eigen moeder! Was de zorg voor hem niet genoeg, gaf het haar niet langer voldoening zich te bekommeren om haar enige kind, zo overduidelijk hulpbehoevend? Mijn god, er had zich een buitengewoon onaangename situatie ontwikkeld.

Na enige tijd zag hij de buurvrouw met haar aanbieding weer vertrekken en toen zijn moeder in de avond zijn eten bracht, stond hij klaar het woord tot haar te richten. Hij moest haar wijzen op de gevaren van gigoio’s en fortuinzoekers, de vele bekende gevallen van oudere vrouwen die listig werden verleid door oplichters…Maar halverwege het gazon zag hij hoe haar kin met een rukje omhoogging. Ze wierp een blik op haar horloge, zette snel zijn eten in de kist en spoedde zich terug naar de keuken. Ook hij had het gehoord. In de straat achter de caravan was een auto met razende motor tot stilstand gekomen. Er was maar één persoon die zo onhandig met het gaspedaal omging. En jawel hoor, daar deinde het magere bovenlichaam van Marjoke Beenhouwer al achter de ligusterhaag langs. Nu was er geen twijfel meer mogelijk, want achter haar, in het rode licht van de wegzakkende zon, liep een onbekende man de tuin in.

Marjoke stelde hem voor: Valentin Inozemtjev. Met een fraaie stembuiging greep ze de klemtoon in de naam en liet de uitgang over haar tong wegrollen. Emma probeerde het haar na te zeggen, maar ze liep slissend vast in de achternaam. De Rus glimlachte vriendelijk en stelde zichzelf voor. Nu klonk het toch net weer iets anders.

Hij bleef bescheiden in de keukendeur staan tot ze hem een stoel bij de tafel wees. Ze knipte het koffiezetapparaat aan. Maar Marjoke riep haar een halt toe en zei, als had ze er die middag nog snel een handboek op nageslagen: “Russen drinken op dit uur thee.”

“Oh nee, ja, thee…” ze drukte het apparaat weer uit, “misschien wil hij liever wodka, alleen dat is niet in huis, ik heb er geen rekening mee gehouden…”

“Geen rekening mee gehouden?” Marjoke keek naar Valentin Inozemtjev met de gespeelde wanhoop van een dochter die begrip vraagt voor haar licht dementerende moeder, “Emma! Je hebt zélf gevraagd hem langs te brengen.”

Ja, ja, natuurlijk…Ze was zo opgelucht geweest toen Marjoke bereid bleek nog diezelfde middag langs te komen met de Rus. Direct na Viola’s vertrek had ze haar gebeld en eerlijk opgebiecht hoe geschrokken ze was van de berekeningen die de kennissen van Viola en Sybrand hadden gemaakt. De hele verbouwing ging bovendien minstens zes weken duren met een goeie kans op uitloop want er kon alleen ‘s-avonds gewerkt worden. Het waren ook nog akelige mannen geweest, eentje met een kale kop wilde zelfs Engels eitje kopen. Thee dus…Ze greep al naar de waterkoker.

Valentin Inozemtjev kuchte even achter zijn hand. Hij wilde liever koffie. Glimlachend knipte ze het koffiezetapparaat weer aan en herhaalde fluisterend: “lek wiel liewer köeffie…”

Marjoke trok een stoel naar achteren en ging naast Valentin zitten. In kort bestek legde ze hem uit dat binnen een paar weken de hele bovenverdieping moest zijn verbouwd voor de zoon van mevrouw Blazius, die nu achter in de tuin woonde. Emma zette haar beste porseleinen kop en schotels op het dienblad en wierp een voorzichtige blik op deze nazaat van Peter de Grote. Hij maakte een prettige eerste indruk met zijn donkere krullen en aardige gezicht. Er straalde rust van hem uit en hij was niet zo onbehouwen als die anderen. De manier waarop hij aan tafel zat had zelfs iets elegants, zo leunend op zijn ellebogen, de vingertoppen van zijn sterke handen tegen elkaar. Die handen zaten vol kleine littekens, daar was vast hard mee gewerkt. Hij keek schuin op en hun blikken kruisten elkaar. Snel sloeg ze haar ogen neer.

Marjoke besloot dat de koffie wel even kon wachten. Eerst zou ze Valentin de bovenverdieping laten zien, dan kon hij er vast zijn gedachten over laten gaan. Terwijl ze de trap op klommen beschreef ze een schitterende studio annex leefruimte uit een Frans interieurtijdschrift. Emma was onder de indruk. Marjoke bleek zich behoorlijk te hebben verdiept in design en binnenhuisarchitectuur. Op de overloop gooide ze Engels slaapkamer open en wapperde met haar hand voor de neus. Emma schaamde zich, ze had niets durven verschuiven in de kamer, wat een flinke schoonmaakbeurt onmogelijk maakte. Ze had alleen af en toe gelucht. Maar het was waar, er hing een bedompte geur. Eigenlijk rook het nog steeds naar Engel, naar de eerste jaren van zijn opsluiting.

“Nou je ziet ‘t wel, dit kan absoluut niet meer…véél te klein.” Marjoke schudde haar hoofd als had ze al vele malen haar beklag gedaan, zonder ooit gehoor te vinden.

Valentin keek vragend naar Emma. Die knikte. “Engel moet zich makkelijk kunnen bewegen,” zei ze zacht.

“Precies, de enige oplossing is alle tussenmuren te slopen.” Marjoke stond al met Valentin in haar slaapkamer. Dit was een prima plek voor een open kitchenette.

Terug aan de keukentafel trok Valentin een timmermanspotlood uit zijn binnenzak en doorzocht de zakken van zijn werkjas. Emma begreep het en haalde uit de onderste lade van het dressoir Engels schetsboek uit zijn middelbareschooltijd. Ze sloeg het open en staarde verbaasd naar een groep woeste mannen met geweren die tegen een heuvel opklommen. Vlug draaide ze de tekening rond de spiraalband en legde het schetsboek met een leeg vel voor op tafel. Ze schonk de koffie in en zag hoe Valentin behendig, zonder liniaal, kaarsrechte lijnen over het papier trok. Niet veel later lag er een provisorisch ontwerp waaruit bleek dat hij over een uitstekend geheugen beschikte, zowel voor de bestaande bovenverdieping als voor de opdracht. Met diepe rimpels in haar voorhoofd bestudeerde Marjoke de schets.

“Is dit wat u graag wilt?” vroeg Valentin. Emma knikte. “Ja zoiets…geloof ik.” Haar aandacht werd afgeleid door de plastic tulpen. Het zou zoveel vrolijker zijn als de lichtjes weer brandden. De keuken was altijd zo somber, zelfs als het buiten zonnig was. Ze schudde de vaas heen en weer en duwde tegen de plastic stelen, zonder resultaat. Valentin volgde haar gerommel vol belangstelling. Met een hoffelijk knikje nam hij de vaas uit haar handen en haalde de tulpen er voorzichtig uit. Uitvoerig bestudeerde hij de binnenkant met behulp van een zaklamp ter grootte van een vulpen. Op de tast zochten zijn vingers in zijn borstzak tussen een set schroevendraaiertjes. Hij haalde een lange tevoorschijn, stak die diep in de vaas, trok een snoertje omhoog en peuterde er net zolang aan tot de lichtjes ineens weer brandden. Verrukt sloeg ze haar handen ineen. “O, nu is het zoveel gezelliger! Die donkere keuken hangt me zo de keel uit, als het aan mij lag…”

“Daar gaat het nu niet om,” kwam Marjoke ertussen. Ze had het ontwerp van het blok losgescheurd en liet haar pen boven het papier zweven, “eerst Engel…”

“Ik zei maar wat…natuurlijk, eerst Engel, eerst de bovenverdieping…” Ze kwam overeind en schonk nogmaals bij. Marjoke bracht een paar veranderingen aan in de schets.

Valentin dronk zijn kopje leeg en draaide met zijn vrije hand het lege tekenblok weer voor zich. Geconcentreerd keek hij om zich heen, zijn ogen gleden langs de schrootjeswanden, de vloer en de ingebouwde kasten. Toen tekende hij met krachtige lijnen de keuken vanuit het perspectief waar ze zaten, maar kaal, zonder inrichting, alleen de deur en het raam waren herkenbaar. Ze bleef met de koffiekan in haar hand achter hem staan en keek over zijn schouder mee. Hij begon de open ruimte in te vullen. Marjoke protesteerde. “Laat ‘m nou even…” zei Emma, “ga jij maar door met de bovenverdieping.”

Na tien minuten legde Valentin het timmermanspotlood op tafel en stak haar het schetsboek toe. Ze liep ermee naar het raam waar ze meer licht had en even alleen kon zijn. Haar getekende keuken bood een geheel andere aanblik. Het fornuis, de magnetron en de afwasmachine waren efficiënt ingebouwd. Boven het aanrecht namen smalle planken de plaats in van de kastjes waaraan ze altijd haar hoofd stootte en op de vloer lagen tegels, niet recht maar diagonaal, wat een ruimtelijk effect gaf dat werd versterkt doordat de eettafel een halve slag was gedraaid. Maar de meeste indruk maakte het aanrechtblad. Met een ronding liep dat door tot onder het raam naast de deur. Nu kon ze naar haar tuin kijken terwijl ze een salade maakte. In deze nieuwe keuken leek alles licht. Ineens zag ze zichzelf in de tekening, uit de radio klonk vrolijke muziek, haar handen reikten in één moeite van de koekenpan naar het kruidenrek, trokken een lade open en haalden bestek tevoorschijn. Vol zwier gooide ze een prachtig geborduurd kleed over de tafel. Op het fornuis ontsnapte stoom uit een pan soep. Had ze niet ergens gelezen dat Russen op elk moment van de dag borsjtsj aten? “Wil je misschien soep?” vroeg ze prompt.

Valentin schudde zijn hoofd en lachte voluit, tussen zijn tanden zaten kleine spleetjes en in zijn wangen verschenen kuiltjes. Emma kreeg een kleur, legde de tekening op tafel en liep vlug naar haar oude aanrecht en poetste wat kringen weg.

“Mag ik misschien even je aandacht?” vroeg Marjoke. Ze wees Valentin op de veranderingen en toevoegingen die ze had aangebracht in het ontwerp: “Hier moet een studeerhoek komen met een paar flinke boekenkasten. Engel heeft een vracht boeken en ordners…en hier een ingebouwde tafel voor een computer, printer en faxmachine…en daar…”

Emma spoelde de koffiekan om. Ze had haar beslissing al genomen. Deze innemende Rus moest het worden. Sybrand en Viola zouden het wel begrijpen. Ze voelde zich opgetogen. In haar hart smeulde al een hele tijd het verlangen naar een nieuwe keuken, precies zo een als Valentin had getekend. Zodra de bovenverdieping klaar was, kon ze hem misschien vragen die voor haar te maken. “Wanneer kun je beginnen?” vroeg ze.

“Wanneer u maar wilt, mevrouw Blazius,” antwoordde hij, “ik ben zelfstandig timmerman en op dit moment heb ik geen werk.” Hij koos zijn woorden zorgvuldig, als iemand die op latere leeftijd een andere taal heeft geleerd. Maar door zijn zware Russische tongval was het toch alsof hij een geheel nieuwe taal sprak. Dat beviel Emma zeer. “Nou, morgen dan maar…”

“Hó hó…laten we eerst maar eens bekijken wat het financieel gaat betekenen!” riep Marjoke en zonder reactie af te wachten vroeg ze Valentin welke materialen hij meende nodig te hebben, hoeveel werkuren erin gingen zitten en wat zijn inschatting van de totale kosten was. Op een nieuw vel papier begon ze driftig te goochelen met cijfers. “Ach, hoe kan hij dat nu al zeggen…” probeerde Emma ertussen te komen, “er kunnen zoveel onvoorziene problemen…” Valentin wilde iets opmerken, maar Marjoke was hem voor: “Emma, je moet wel zakelijk blijven, voor je het weet loopt het uit de hand…”

Zomaar, zonder aanwijsbare reden, schoot Engel door haar hoofd. Ze kon hier toch niet aan beginnen zonder zijn mening te vragen. “Moet Engel het ontwerp niet zien?” vroeg ze.

Marjoke zuchtte. “Je kunt gerust op mijn aanwijzingen afgaan,” en tegen Valentin: “Engel is nu eenmaal een moeilijk benaderbaar mens. Hij weigert met zijn moeder te praten.”

Emma stak protesterend haar handen op, het was niet de bedoeling dat de gecompliceerde situatie met Engel over tafel ging. Zoiets kon die aardige Valentin afschrikken. “Het is een heel goeie jongen,” zei ze snel, “hij heeft het gewoon niet makkelijk in die caravan…”

“Niet makkelijk?” Marjoke keek haar verwijtend aan. “Wie zou het wel makkelijk hebben als je in een veel te kleine ruimte wordt vetgemest als een kistkalf. Met een eigen keuken kan hij tenminste zelf bepalen wie er voor hem kookt.”

“Maar ik kook graag voor hem,” verweerde ze zich timide, “hij is gewend aan mijn eten. Daar heeft hij nog nooit over geklaagd.”

“Nou, over dat eten hebben we het nog wel ‘ns. Ik zal hem wel op de hoogte brengen hoe we de zaak willen verbouwen.” Marjoke kwam overeind. “Zeg jij nou maar niks, dan hebben we de poppen weer aan het dansen…”

Met neergeslagen ogen, als wilde hij zichzelf onzichtbaar maken, zat Valentin Inozemtjev gebogen over het keukenontwerp. Emma zag nog net hoe hij er een hoofd in tekende. Het hoofd had heel grote oren en keek door het keukenraam naar binnen.