8

NIEUWE BUREN

November liep al naar het einde. Door het dal vloog een formatie trekvogels, misschien wel de laatste van het seizoen. Emma trok haar dikke vest over haar schouders en vroeg zich af of er dat jaar veel sneeuw zou gaan vallen. Een winters uitzicht moest vanaf het hooggelegen terras waar ze zat adembenemend zijn. Ze zag de toppen van de slanke cipressen aan weerszijden van de heuvel al onder een zware lading naar haar toebuigen en de glooiende vallei glinsterend wit aan haar voeten liggen. Ze luisterde even. Vanuit het huis klonk de regelmatige slag van een hamer. Toen schoof ze haar leesbril hoger op haar neus en las de brief nog eens over.

De openingszin was een verontschuldiging. Het had dan ook lang geduurd eer ze tijd vond te antwoorden. Er was zo veel te doen geweest. Nu, op deze prikkelend frisse najaarsmiddag was er eindelijk een moment de draad weer op te pakken. Waar was ze gebleven? O ja, mijn beste Victor…Kassei. Daar hebben we kaartjes gekocht naar Bologna. De trein was zo vol dat we met moeite twee zitplaatsen vonden. We konden niet eens bij elkaar zitten. En dan hadden we nog geluk want vlak voor het vertrek stroomde het hele perron leeg de trein in. Het valt niet mee te beschrijven wat er daarna gebeurde. Eén kluwen mensen verdrong zich in de gangpaden. Zwetende lichamen, zwaaiende armen en verhitte koppen. Er werd geduwd, getrokken en gezongen. Ik zag een jongen in een clubshirt boven alle anderen uitspringen. Iedereen die het nog niet wist, moest het weten: Italië had het wereldkampioenschap voetbal gewonnen. Het gejoel van de feestvierders golfde door de hele trein en vanuit de coupes dreunden clubliederen. Ik verloor Valentin uit het oog, hij zat een stuk verderop, verzwolgen tussen de supporters. Toen ik hem eindelijk in het vizier kreeg, zag ik hoe hij een fles omhooghield en uitbundig lachte. Zo had ik hem nog nooit gezien. Het prachtige landschap waar we doorheen reden is me helemaal ontgaan. Ik hield, tussen al die lichamen, de uitgangen in de gaten, bang dat er onverwachts douane zou opduiken, vanwege wat ik in m’n tas had zitten. Maar er kwam niemand. Er was ook geen doorkomen aan. Na een tijdje vergat ik het. Ik vergat trouwens alles. Er gingen zoveel flessen wijn rond…Nog één keer zag ik Valentin. Hij had een hoogrode kleur en zong onder grote instemming een Russisch lied. Ik geloof dat we toen al door Zuid–Oostenrijk reden.

Op het perron in Bologna hebben we afscheid genomen van onze reisgenoten. Ik had een sjaal in de Italiaanse kleuren om mijn nek en een omgekeerde baseballpet op mijn hoofd en schijn zelfs mannen te hebben gekust die ik nooit eerder had gezien. Dat weet ik van Valentin. Volgens hem was ik flink aangeschoten. Ik wilde per se adressen uitwisselen met onze nieuwe kennissen, tot ik besefte dat we helemaal geen adres meer hadden. Daar moest ik zo hard om lachen dat ik erbij moest gaan zitten. Omdat we niet wisten wat ons doel was, hebben we de eerste de beste trein naar het zuiden genomen en zijn net zolang met boemeltreintjes doorgereisd tot we uitgeput waren. Zo zijn we uiteindelijk beland in dit dorp in Umbria. Ik schrijf je nu vanaf het terras van het oude boerenhuis dat ik heb gekocht, maar daar weet je alles van.

Valentin is al weken bezig met de verbouwing, we doen voorlopig alleen het hoogstnoodzakelijke. Hij legt de laatste hand aan een open haard, want ‘s-winters kan het hier op de heuvel behoorlijk koud worden, is me verteld. Ik verheug me erop met z’n allen rond het open vuur te zitten. Met z’n allen bedoel ik de Italiaanse familie met wie we sinds onze komst bevriend zijn geraakt en wiens postadres je tot nu toe hebt gebruikt. Het zijn eerlijke en hartelijke mensen. De beste buren die je je maar kunt voorstellen.

Ik wil je nog danken voor het contact dat je hebt gelegd met de notaris in Haarlem. Inmiddels zijn al mijn zaken door hem geregeld. Je hoeft je trouwens niet schuldig te voelen dat je me het verslag over alles wat je is gebeurd, hebt toegestuurd. Het heeft me veel pijn gedaan maar het kwam niet onverwachts. Ik heb Engel een lange brief geschreven en ben zo vrij geweest een kopie van het verslag in te sluiten. Jouw ondertekening heb ik weggehaald en de mijne ervoor in de plaats gezet. Hij weet nu dat ik geen contact met hem wil, dat mijn huis aan de Kanaaldijk is verkocht en dat hij en Marjoke het per direct moeten ontruimen. Ook heb ik laten weten dat mijn testament is gewijzigd ten gunste van iemand die het meer verdient.

Tot slot wil ik je uitnodigen met je gezin naar Umbria te komen, zolang jullie maar willen. Er is plaats genoeg en van verbouwingen in het huis hoeven jullie geen last te hebben want zodra de open haard klaar is, begint Valentin aan de schuur achter in de tuin. Daar kan hij dan eindelijk van start met zijn meubelmakerij.

Emma ondertekende de brief en vouwde ‘m in een envelop. Ze trok het vest behaaglijk tot onder haar kin, legde haar benen op een stoel en schonk zichzelf nog een glas rode wijn in.

Diezelfde namiddag zat Engel in een doorgezakte leunstoel en werd bij zijn bezigheden gestoord door insecten die op het raam tikten. Ze wierpen zich tegen het glas en probeerden binnen te dringen. Hij grinnikte vol leedvermaak. Geen schijn van kans, de sponningen van de bovenlichten, de ramen en de deur naar het balkonnetje waren met tape dichtgeplakt.

Zijn aandacht ging weer uit naar het potlood dat hij langzaam in de puntenslijper liet draaien. Tegen zijn buik lag een pak papier, het bovenste velletje volgekrabbeld met cryptische notities en pictogrammen. Met toegeknepen ogen bestudeerde hij de loden punt van het potlood: scherp als een dolk, klaar voor de arbeid…Hij zuchtte diep. Hij was erg achterop geraakt, want hoe had hij in godsnaam kunnen werken zolang Afrikaanse afgodsbeelden en maskers hem vanaf de wanden, tafeltjes en uit de kasten in de gaten hielden. Niets dan voodoo, wie weet welke magische krachten ze bezaten. Ze voerden een zenuwoorlog tegen hem. Maar hij had de tegenaanval ingezet. Iedere keer als hij door de kamer liep, wist hij er één tegen de grond te smakken. Erg makkelijk lieten ze zich niet uit de weg ruimen, alleen met zijn volle gewicht kreeg hij ze aan stukken. De twee beschilderde struisvogeleieren daarentegen hadden zich snel gewonnen gegeven onderzijn voet en de stekelvarkenpennen waren als limonaderietjes tussen zijn vingers geknapt. De vloer lag inmiddels bezaaid met eierschaal, houtbrokken en flinters pen.

Ineens hield hij het niet meer uit. Er was nog één beeld over en dat joeg hem in het bijzonder angst aan: een obscene afgod met een grote penis en priemende ogen. Juist die had het op hem gemunt. Zijn blik was strak gericht op de plek waar hij zat. Gaan verzitten had geen zin, de ogen volgden hem overal. Zo voorzichtig hij kon, om het beeld niet te alarmeren, kwam hij uit de stoel en kroop op handen en voeten naar de keuken. Hij keerde terug, hield zich even verborgen achter een kast, sprong toen brullend op het beeld af en sloeg er met het hakmes op in. Met een paar krachtige slagen wist hij het geslacht te verwijderen en de ogen in tweeën te hakken. Buiten adem hing hij tegen de muur. Nu Marjokes flat was geschoond van de Afrikaanse hekserij kon hij eindelijk met goed fatsoen het portret van oom Henri ophangen en aan het werk gaan.

Alleen de herrie om hem heen weerhield hem nog. Aan de rechterkant drong dwars door de muren de radio van de buren en links werd de godganse dag ruziegemaakt. Boven zijn hoofd stampten te oordelen naar het geluid een kudde kinderen rond. Onder hem was het stil. Daar woonden vast fatsoenlijke hardwerkende mensen.

Al drie weken verbleef hij, noodgedwongen, in de flat. Drie weken van genadeloze dictatuur. Nog steeds probeerde Marjoke hem een huwelijk op te dringen. Hij had haar door: zijn ouderlijk huis moest weliswaar als verloren worden beschouwd, ze bleef hopen op zijn erfenis…Vooral nu de belangstelling voor haar comité tanende was en de inkomsten opdroogden. Daarom was ze ook met Thomas naar Zuid–Afrika vertrokken. De interesse voor het stekelvarken moest nieuw leven ingeblazen worden. Het stekelvarken, een bedreigde diersoort! Ha, de enige die in Zuid–Afrika werd bedreigd was een onschuldige neger, wiens arrestatie ze wilde bewerkstelligen. De jacht op de arme stakker zou voor de nodige publiciteit moeten zorgen en zeker grootse vermelding op haar website krijgen.

Een andere bedreigde was hijzelf. Bij haar terugkeer diende het boek klaar te zijn, had ze verordonneerd, anders zou Thomas een handje helpen. Hij moest geld in het laatje brengen. “Of we kunnen straks de bijstand in!” En om hem in het diepst van zijn ziel te raken had ze eraan toegevoegd: “Hopelijk gaat je moeder snel de pijp uit…” Voor straf had hij de brief uit Italië in zijn binnenzak laten zitten.

Hij liet zich weer in de stoel zakken en haalde het met veel cellotape aan elkaar geplakte rapport tevoorschijn. ‘Een verslag van leugens en verraad 1986-2006’ stond op het omslag. Het was hem een volslagen raadsel hoe zijn moeder aan al die kennis kwam. Hoe had ze kans gezien al zijn activiteiten in kaart te brengen? Zoveel details! Er was maar één conclusie mogelijk: zijn eigen moeder had hem twintig jaar lang bespioneerd, waarschijnlijk met inzet van informanten en het gebruik van zeer geavanceerde afluisterapparatuur.

Iedere keer als hij het verslag doorlas sloegen zijn gedachten op hol. Ze sprak tot hem maar zonder enige genegenheid. Ze klonk zelfs vijandig en voor het eerst van zijn leven joeg ze hem de stuipen op het lijf. Hij kon haar alleen naar de achtergrond drukken door scherp te luisteren of eindelijk die andere stem zich meldde. Maar oom Henri Slegtkamp zweeg al maandenlang in alle talen. Wel was Hein Kloosterman een tijd geleden zijn hoofd binnengedrongen. Hij had hem moed ingesproken en herinneringen aan vroegere glorievolle dagen opgeroepen. Maar wat had hij daar nog aan. Het wachten was op nuttige adviezen die hem in de huidige tijd van dienst konden zijn. Want om eindelijk met De gevaren die de Staat der Nederlanden bedreigen en hun oplossingen zijn gelijk te kunnen bewijzen, zou hij toch een hedendaagse invalshoek moeten hebben. Bovendien moest hij van vooraf aan beginnen. Marjoke had tijdens de verhuizing naar haar flat zijn manuscript ontdekt. Ze had alles weggesmeten en zijn typemachine bij het oud vuil gezet.

Kwaad kwam hij overeind en ging voor het raam staan waar hij zicht had op de achtertuin van de parterrewoning. Het hek stond open en er verschenen twee mannen die hij nooit eerder had gezien. Ze sjouwden met iets zwaars, ingepakt in bruin papier. Zouden er nieuwe buren komen? Vanuit de tuindeuren onder hem liep een vrouw naar de mannen toe. Ze keek schichtig om zich heen, boog zich naar hen toe en sprak tegen hen. Fluisterend leek het wel. Engel spande zich in iets op te vangen, maar zonder afluisterapparatuur was dat onmogelijk. Hij kon zich niet herinneren waar zijn apparatuur gebleven was. Waarom kwamen er nu ineens nieuwe buren?

En nog wel direct onder hem, slechts gescheiden door een dunne betonnen vloer?

Direct, op het juiste moment, meldden zijn raadsheren zich: oom Henri riep hem toe dat één blik op de nieuwe buren voldoende was om te weten uit welke contreien deze verdachte figuren afkomstig kwamen en Kloosterman liet hem inzien welk kwaad ze in de zin hadden. Engel lachte luid. Natuurlijk, dat had hij zelf ook meteen begrepen.

Op zijn tenen sloop hij terug de kamer in en rukte bij een plint de vloerbedekking los. Hij zette een glas omgekeerd op de kale vloer en legde er zijn oor tegenaan.