Lili op safari
Lili wordt wakker nog voor de wekker gaat en kijkt naar het plafond, terwijl ze de stand van zaken overloopt:
Conclusie:…
∗
Ze heeft een pauze nodig. Hoe neem je een pauze?
Lili gaat op reis.
Op internet begint ze te surfen naar alle mogelijke reisbestemmingen. Daarna belt ze haar baas en legt uit dat ze even vrij moet nemen van de brasserie.
“Hoe lang is even dan?”
“Een maand of zo.”
“Een hele maand? En wanneer vertrek je?”
“Binnen tien dagen. Sorry dat ik het nu pas weet, maar het is erg belangrijk. Dat ik nu vrij kan nemen.”
“Je beseft toch dat je mij voor een voldongen feit stelt? Ik moet dan binnen die tijd een vervanger vinden en die moet nog worden ingewerkt, want anders zit Micky met de gebakken peren.”
“Het spijt me. Ik kan er echt niets aan doen. Omstandigheden.”
∗
Tien dagen later zit Lili in een vliegtuig naar Nairobi.
Tijdens de vlucht leest ze in haar reisgids over de stad die genoemd is naar koude wateren en waar zoveel overvallen gebeuren dat je ‘s-avonds op veel plaatsen beter niet buiten komt wegens té gevaarlijk. Dat belooft. Alles is goed om haar zinnen te verzetten en gevaar voor eigen leven lijkt haar hier uitermate geschikt voor.
Na de lange vlucht loopt ze verdwaasd rond op de luchthaven van Nairobi. Haar rugzak rolt als laatste van de band en zodra ze één stap buiten zet, wordt ze belaagd door taxichauffeurs en verkopers. De lucht zindert en voor het eerst ademt Lili Afrikaanse lucht in, die anders is dan alle lucht die ze ooit eerder inademde. Ze kan het niet meteen omschrijven, maar het heeft niet alleen te maken met de geur, maar vooral met de intensiteit en vibraties die bezit nemen van haar hele lijf.
Het is precies wat ze wilde. Iets wat sterker is dan zijzelf en wat haar overdondert zodat ze zich alleen nog daarop moet focussen. Overweldigd worden door nieuwe impulsen. Terwijl de taxichauffeurs om haar rugzak vechten, loopt ze resoluut naar een man die op de achtergrond blijft wachten en niet concurreert met zijn collega’s.
“Can you take me into town?”
“Yes miss, let me take your bag.”
Ze onderhandelen over de prijs en dan is ze vertrokken. Tevreden leunt Lili achterover op de achterbank. Alles komt goed. Onderweg vertelt de chauffeur dat het goedkope hotel waar ze reserveerde in een slechte buurt ligt en dat ze daar niet zomaar over straat kan lopen als blanke. Ook niet overdag.
Hij legt haar uit dat ze honderd meter verder, net aan de andere kant van Moi Avenue, wel veilig zal zijn en dat één straat in Nairobi het verschil tussen leven en dood kan betekenen. Lili protesteert niet en laat hem naar een hostel rijden op Moi Avenue.
∗
In het hostel is het een drukte van jewelste, want blijkbaar is het behalve een hostel ook een reisbureau waar je safari’s kunt boeken. Omstandig wordt er onderhandeld, overlegd, ruzie gemaakt en gesjacherd en Lili wacht geduldig tot ze eindelijk aan de beurt is. Na veel gedoe sleept ze een kampeersafari van drie dagen plus drie nachten gratis in Nairobi voor 150 dollar in de wacht. Dat kan veel slechter.
Alfred van de receptie troont haar mee naar een dormroom waarin drie stapelbedden staan. Lili gooit haar rugzak in een hoek van de kamer en gaat meteen op één van de bedden liggen. Ze is doodop. Wanneer ze weer wakker wordt verkent ze het gebouw en ontdekt een dakterras, van waar ze het gekrioel op straat gadeslaat.
Op het dak ontmoet ze Mare uit Canada, een jonge hippie in een verkeerde tijdzone en al jaren op reis. Geen vaste verblijfplaats. Ze delen een biertje en daarna gaan ze samen eten. Onderweg worden ze belaagd door kleine kinderen die hun hand vastnemen en niet meer loslaten. Lili wil hen muntjes geven maar weet niet hoe ze dat moet doen omdat er zoveel kinderen zijn en de groep die rond hen zwermt steeds groter wordt. Mare ziet haar twijfelen.
“Niet doen. Voor je het weet staan er honderd. Daar is geen beginnen aan.”
Lili loopt door en probeert zich van de kinderen los te maken. Een meisje dat niet ouder dan drie jaar kan zijn, klemt zich vast aan haar broekzak en laat zich meesleuren. Lili trekt voorzichtig het kleine handje los en het meisje geeft op en rent naar andere wazungu, ‘witte mensen’, die net de hoek om komen lopen. Een man kotst de stoep onder en Lili moet aan de kant springen om haar voeten schoon te houden.
Wanneer ze ‘s-avonds naar haar stapelbed gaat, is haar enige kamergenoot de Masaï bewaker die zich zwijgend oprolt in zijn rode doek die overdag zijn tenue is en ‘s-avonds blijkbaar zijn deken. Gebiologeerd kijkt Lili toe totdat zelfs het puntje van zijn neus verdwenen is en ze enkel nog een rode bal ziet liggen die licht ademt. De man spreekt enkel Masaï en ze hebben geen woord gewisseld.
∗
Drie dagen later is ze onderweg naar Masai Mara met het safaribusje dat ze deelt met Mare en Mike uit Schotland. Mare praat te veel en weet alles beter, dat is zo met beroepsreizigers. Mike komt net uit Oeganda, waar hij gorilla’s heeft gezien voor 250 dollar per uur. Lili wordt ingewijd in de wereld van de safari en begint onderweg meteen de wilde dieren op te lijsten die ze al op haar conto kan schrijven: één giraffe, cheeta’s, veel impala’s die dienen als loslopend snackje voor leeuwen en andere roofdieren, en één wildebeest. Vooral de laatste steelt haar hart vanwege zijn norse karakterkop.
Ze kamperen in tenten en Lili praat bij het avondeten met een Canadese vrouw die met een Masaï getrouwd is. Ze deelt haar tent met Mare, die ‘s-nachts ziek wordt en om de haverklap naar de wc moet rennen om te kotsen en zijn diarree de vrije loop te laten. Ondertussen probeert ze zelf de slaap te vatten op een natte matras die haar slaapzak langzaam maar zeker doordrenkt.
De volgende dag scoren ze alles (olifanten, zebra’s, zonnende leeuwen, nijlpaarden die iedereen uitlachen, krokodillen en baboens), behalve een neushoorn en een luipaard. Ze gaan naar een Masaïdorp, waar ze tot hun enkels in de koeienstront staan en de dorpelingen snel de plaatselijke markt opengooien. Lili loopt weg van het commerciële gebeuren en komt terecht in één van de lemen hutjes waar ze zelfgebrouwen bier krijgt voorgeschoteld door een dronken man met bloeddoorlopen ogen. Het is warm en donker in het hutje vol rook en Lili voelt zich een beetje claustrofobisch. Het bier is sterk en iedereen trekt aan haar lijf terwijl de vliegen om haar gezicht zwermen. Ze bedenkt dat deze andere wereld elke dag plaatsvindt terwijl zij cappuccino’s stoomt in de brasserie. Ieder zijn eigen realiteit.
‘s-Avonds voelt Mare zich een stuk beter wanneer hij lokale wiet heeft gescoord aan het kampvuur en die nacht is het Lili die ervaart hoe het voelt om over het donkere kampeerterrein naar het toilet te spurten met een zaklamp terwijl ze de hyena’s om zich heen hoort huilen.
Ze ontmoet een vrouw uit Gent die ook accidenteel met een Masaï trouwde en nu occasioneel zijn vrouw is. Lili vraagt zich af wat die westerse vrouwen hier komen zoeken bij een man met wie ze niet eens kunnen praten en die de helft jonger is dan zijzelf. Een echte man die je niet alleen figuurlijk maar ook letterlijk niet begrijpt? Het stelt de zaken op zijn minst duidelijk.
∗
Terug in Nairobi, als tussenstop naar volgende oorden, amuseert Lili zich met de namen van de matutu’s, busjes die als openbaar vervoer dienen en uitgerust zijn met spacy neonlichtjes: ‘God will save us’, ‘Ghetto’, ‘Jesus lives!’ et cetera.
In het hostel ontmoet ze Helmut uit Duitsland, die een uur in de wind stinkt, en Sean en Julie, die al weken op één of ander visum wachten. Lili is al verveeld door de reisverhalen van de andere backpackers omdat ze allemaal hetzelfde zijn. Ze maakt plannen om weer weg te komen uit Nairobi en bombardeert Lamu tot haar doel: een klein eilandje voor de kust waar de tijd stil is blijven staan. Geen auto’s, enkel ezels. Mare besluit om hetzelfde traject af te leggen.
Lili telt haar geld en merkt dat ze in een paar dagen haar halve budget heeft uitgegeven. Vanaf nu gaat ze keihard onderhandelen! Met een smoel alsof ze hier al jaren woont en slechts een paar biljetten in haar broekzak, trekt ze naar de beruchte River Road Area waar je bustickets kunt kopen. Intussen is iedereen die ze heeft ontmoet al beroofd in Nairobi, en ze is vastbesloten dat het haar niet zal overkomen.
Onderweg ziet ze een jongen die zwaar gehandicapt is en onhandig vooruit ploetert met twee krukken. Een gehaaste zakenman wil passeren en breekt er bijna zijn nek over. De jongen begint furieus te schelden en haalt naar hem uit met één van zijn krukken. Verward snelt de zakenman verder terwijl de jongen naar Lili knipoogt. Zij knipoogt terug.
De rest van de middag doet ze haar was en leest een boek op het dakterras terwijl ze de stad overschouwt. Onder haar ogen ontstaat er een opstand op straat die door de politie met traangas uit elkaar wordt gedreven. Ze ziet kleine figuurtjes naar alle kanten wegduiken in steegjes en huizen.
‘s-Avonds gaat ze eten met Mare en de stinkende Helmut. In het restaurant vertelt Helmut over de vriendelijke Afrikaanse vrouwen, en terwijl zij en Mare al lang doorhebben dat de vriendelijke vrouwen in het restaurant hoertjes zijn op zoek naar klanten, glundert Helmut omdat hij in korte tijd zoveel nieuwe vriendinnen heeft gemaakt.
∗
De busrit naar Mombassa verloopt snel en gevaarlijk en Mombassa is een verademing na Nairobi. Ze worden nu alleen nog maar aangeklampt voor wiet of geldwissels. Ze ontmoeten Julius, wiens naam in Masaï lulkoek betekent, en later ook Justus, die dokter wil worden en hen het nummer van zijn broer in Lamu geeft. ‘s-Avonds heeft Lili alweer diarree van de verse mango’s en de volgende ochtend reizen ze meteen verder naar Lamu.
De eerste vijf uren van de rit verlopen zonder noemenswaardige problemen, maar dan slaat een venijnige rugpijn toe, wordt Lili ongesteld en moet ze dringend plassen. Naast haar zit een vrouw met een kip die aan het stikken is in een doos en Lili voelt een diepe band met het arme beest. Mare en zij krijgen voor het eerst woorden omdat hij constant aan het woord is en de hele tijd zegt wat ze moet doen (vertrouw niemand, pas op je geld, let beter op je rugzak). Lili zegt dat ze groot genoeg is en krijgt het gevoel dat ze met een vervelend vriendje op vakantie is in plaats van alleen, zoals haar bedoeling was.
Op de veerboot naar het eiland krijgt ze iets meer lucht, maar blijft het een harde dobber om zen te blijven terwijl er nu andere kippen tussen haar benen een gevecht beslechten. Lili vraagt zich licht wanhopig af of de boot niet zal zinken met al die mensen, goederen en beesten opgestapeld op elkaar. Ze moet nog wennen aan het gebrek aan territorium of zelfs enige vorm van privacy waar de Kenianen geen enkel probleem mee lijken te hebben, en ze moet even denken aan de bomvolle treinen in India. Het lijkt eeuwen geleden.
Bij aankomst op het eiland krijgen Mare en Lili meteen lessen in corruptie voor beginners. Ze zijn nog maar net van de veerboot op de kade geklommen wanneer een man met een glazig oog, een paar gouden tanden en een litteken op zijn wang die zich voorstelt als Nasi, hen op sleeptouw neemt voordat ze zelfs maar om zich heen kunnen kijken. Hij schermt hen handig af van alle andere mensen die op de kade staan te wachten en troont hen snel mee naar een onooglijk pensionnetje waar hij de vrouw die voor de deur zit afbekt en aan de kant duwt. Wanneer het gaat over de prijs krijgt hij woorden met de vrouw, maar omdat Lili’s kennis van het Swahili niet verder gaat dan ‘Hakuna Matata’, verstaat ze er niets van. Ze begrijpt alleen dat Nasi blijkbaar een groter deel van de opbrengst wil dan gebruikelijk is.
Als in een cartoon ziet de slechterik van het dorp er ook zo uit, met zijn slechte oog dat niemand recht aankijkt. Hij probeert Lili en Mare nog andere adresjes aan te smeren maar zij bedanken beleefd en gaan een kaneelthee drinken op het dorpsplein. Daar haalt iedereen opgelucht adem dat ze zijn ontsnapt aan Nasi, en na enig onderhandelen hebben ze een deal met Sunshine om een heel huis te huren voor een schappelijke prijs.
Het huis dat ze huren ligt rond een open binnenplaats waar zich ook de keuken bevindt. Daaromheen liggen kamers, terrassen op verschillende niveaus, de douche en het toilet. Overal zijn bloemen en Ngema, de huisbediende, wacht hen op met een brede lach op zijn gezicht. Lili is in het paradijs beland.
Ze houdt van eilanden waar de rest van de wereld niet bestaat. Kleine straatjes met een paar winkeltjes en cafés waar je thee kunt drinken en waar iedereen binnen een dag je naam kent, één auto van de gouverneur die er nooit is en verder enkel ezeltjes en kinderen die “Jambo!” roepen en je hand komen schudden.
Maar het duurt niet lang voor ze weer begint te kibbelen met Mare. Zijn betweterij en paranoia beginnen haar de keel uit te hangen. Terwijl zij vrolijk theetjes drinkt en the Bao-game speelt met de mensen uit het dorp, zit hij steeds op haar huid om haar te waarschuwen voor mensen met slechte bedoelingen. Wanneer ze na een paar dagen samen naar het strand lopen, beweert Mare dat haar lichtvoetigheid te maken heeft met vrouwelijke hormonen en heeft Lili er genoeg van. Volgens Mare is Lili naïef tegen iedereen in het algemeen en Afrikanen in het bijzonder. Lili vindt het van de pot gerukt om naar Afrika te reizen om daar Afrikanen te gaan lopen vermijden. Hoe hooghartig kun je zijn?
Ze loopt weg en vindt een omgekeerde boot op de kade waar ze op gaat zitten om af te koelen. Naast haar zitten een jonge man en een vrouw op een andere omgekeerde boot. Amina maakt rasta’s bij toeristen en beschildert handen en voeten met henna om aan de kost te komen. Ze heeft een dochtertje van één jaar dat ziek is en naar de dokter moet. Rastababy, die lijkt op een jonge Bob Marley, heeft een dhow, een boot waarop hij toeristen rondvaart. Ze kauwen op miraa, een plantje dat je oppept zoals veel koffie dat doet.
Lili kauwt mee en gaat kebab met hen eten.
De volgende ochtend loopt ze opnieuw Rastababy tegen het lijf, die vandaag Abud heet. Ze drinken thee en hij vertelt over zijn eiland, de mensen en zijn boot.
‘s-Avonds gaat ze bier drinken met Abud en Amina in het plaatselijk politiekantoortje, dat na zes uur wordt omgebouwd tot café. Dat is handig, want wanneer één van de klanten zijn biertje niet kan betalen, wordt hij meteen in de cel naast het kantoor gestopt en kijkt hij verdrietig door de tralies naar de mensen die op het terras dansen en zingen.
Ze betalen zijn schuld en de jongen wordt weer vrijgelaten. Amina heeft haar bui bui, een soort burka, vanavond vervangen door de kortste minirok die Lili ooit zag, met duizelingwekkende hakken eronder. Er wordt enkel muziek van Bob Marley gedraaid, die hier immens populair is. In het dorp dragen de jongeren allemaal een t-shirt van Bob Marley of Osama bin Laden, die zeker zo populair is als Bob.
Na het dansen gaan ze nog naar de bioscoop, waar enkel Indiase films van tien jaar oud draaien en waar alle dorpsbewoners vrolijk meezingen met de mierzoete Bollywoodliedjes, ook al verstaan ze er niets van. Er wordt gegeten, gedronken, miraa gekauwd en op de grond gespuugd, gezoend, ruzie gemaakt en gedanst in de bioscoop en intussen heeft Lili naast Abud en Amina nog een klein leger nieuwe vrienden in haar kielzog. Ze betaalt drie dollar voor een hele rij stoelen en de film is al halverwege wanneer ze naar hun plaatsen stommelen. Abud slaat de grote man die Lili het zicht op het scherm belemmert op zijn hoofd en de man zakt onderuit zodat ze iets kan zien.
Voordat de film is afgelopen, sluipen Abud en Lili weer naar buiten en lopen naar de boten op de kade. Abud leert Lili hoe je een sigaret moet delen. Hij inhaleert, blaast de rook uit in haar mond en dan doet zij het omgekeerde bij hem. Ze zoenen een beetje en Lili gaat daarna alleen naar het huis.
Ze heeft Mare de hele dag nog niet gezien en wanneer ze bij het huis aankomt is de grote houten deur aan de binnenkant vergrendeld. Ze bonst net zo lang op de deur tot Ngema met een slaperig hoofd komt opendoen.
“Sorry to wake you up,” zegt Lili terwijl ze de binnenplaats op stapt. “Did you close the door from the inside by accident?”
“No, it must have been Marc.”
Lili gaat de eetkamer binnen, waar Mare voor zich uit zit te staren. Een fles whisky op tafel. Een vol glas ernaast.
“Hi.”
Lili gaat tegenover hem zitten, maar Mare lijkt haar niet op te merken.
“Waar zat je?”
Hij heeft haar dus toch zien binnenkomen.
“Overal een beetje. Je weet wel.”
Lili heeft geen zin weer een tirade over zich heen te krijgen over hoe naïef en onvoorzichtig ze is.
“Met die Rastababy?”
Hoe wist hij dat nou? Werd ze nu ook al geschaduwd? “Ja. Onder anderen. Gaat het een beetje met jou?”
“Ik was aan het denken.”
“Over?” Lili staat op en pakt een glas. Misschien gaat het gesprek beter als ze ook een whisky drinkt.
“Over hoe verrot de wereld in elkaar zit en over hoe onbetrouwbaar mensen zijn.”
“Tja. Wat doe je daaraan?”
Mare vertelt haar over zijn vader die hem als baby uit de wieg haalde om hem te slaan. En zijn broer. Hoe hun moeder niet opgewassen was tegen zijn agressie en haar ogen sloot. Hoe ze als kinderen vaak midden in de nacht werden wakker gemaakt om te vluchten voor criminele vriendjes van zijn vader. Hoe de familie als opgejaagd wild verhuisde van hot naar her en de kinderen nooit langer dan een paar maanden op dezelfde school zaten, vaak lange tijd helemaal niet op school zaten en de hele dag thuis naar tv keken. Hoe hij zijn moeder haat om haar zwakheid. Nog meer dan zijn vader, die tenminste dingen dééd.
Ja, denkt Lili. Kinderen in elkaar slaan. Maar ze zwijgt en neemt nog een slok van haar whisky. Er was nog een nacht geweest dat de kogels Mare om de oren vlogen terwijl hij in bed lag en daarna waren de kinderen thuis weggehaald en naar verschillende pleeggezinnen gebracht. Hij had zijn ouders nooit meer teruggezien en wist niet of ze nu nog in leven waren.
Toen ze binnenkwam, had Lili hem willen vragen waarom hij haar had buitengesloten vanavond, maar dat lijkt nu niet meer gepast. Na het verhaal over de ouders volgt het verhaal over zijn vriendin die hij een paar weken geleden heeft achtergelaten in Parijs. Hij is bij haar weggegaan omdat ze een abortus had gepleegd waar hij niets van wist. Hij had het kind gewild maar niemand had hem iets gevraagd.
“Dat kan ik haar nooit vergeven.”
“Heb je nooit gevraagd waarom ze het gedaan heeft?”
“Het was toch al te laat. Wat maakte het uit?”
“Nou, dat weet ik niet. Misschien zou je haar reden wel begrijpen en misschien had je jullie relatie kunnen redden.”
“Wat weet jij daar nou van? Ze had maar moeten praten voor haar beslissing. Het rotwijf!”
Dan stelt Lili de vraag waar ze meteen spijt van heeft. “Ben je wel eens bang dat als je ooit kinderen zou hebben, je bepaalde dingen zou herhalen die je vader heeft gedaan?”
Bruusk staat Mare op en zijn stoel valt met veel kabaal achterover op de tegels.
Lili verstijft op haar stoel.
“Waarom bemoei jij je niet met je eigen zaken?!” Marcs ogen puilen uit zijn hoofd en Lili wordt bang.
“Sorry,” zegt ze. “Zo bedoelde ik het niet. Ik had dat niet mogen vragen.”
Voor ze is uitgesproken, is Mare al op zijn kamer en slaat de deur met een harde klap dicht. Ze hoort dat de deur op slot gaat en bedenkt dat al haar geld en haar paspoort in die kamer liggen omdat dat de enige kamer is die op slot kan en Mare daarop stond.
Nu zit ze op haar stoel en kijkt naar de gesloten deur.
Wanneer ze de volgende ochtend wakker wordt, is Mare al vertrokken en is de deur van zijn kamer opnieuw op slot. Een uur later komt hij binnen met een levende kip die hij op de markt op het dorpsplein heeft gekocht. Lili heeft eerder gezien dat de verkopers de kippen ter plaatse slachten en kopers ze dan dood meenemen naar huis. Maar blijkbaar is Mare van plan om dit karwei zelf te klaren. Hij brengt het beest naar de keuken en smijt het in de gootsteen. De kip spartelt maar kan geen kant op omdat haar poten aan elkaar zijn gebonden.
Lili loopt ook naar de keuken.
“Mare, ik wil je even spreken.”
“Ik jou niet,” gromt hij en hij kijkt niet op.
“Luister, ik ben hier voor mijn lol en jij ook, neem ik aan. Kunnen we dit gewoon even uitpraten? Het spijt me dat ik je gisteren heb gekwetst, dat was niet mijn bedoeling, maar…”
“Jullie wijven moeten altijd je neus in zaken steken waar je niets mee te maken hebt.”
Mare pakt een broodmes en neemt de kip beet.
“Je gaat dat arme beest toch niet daarmee de keel oversnijden? Dat mes is veel te bot!”
“Ga je me nu ook nog zeggen hoe ik een kip moet afmaken?” Dreigend staat hij tegenover haar met het broodmes in zijn hand.
“Weet je wat? Het lijkt me beter dat ik ga. Jij kunt hier blijven en ik zal ergens anders gaan slapen want ik heb hier geen zin in. Ik ben verdorie op vakantie.”
“Jij gaat helemaal nergens naartoe! Wij zijn samen op reis. Wij hebben samen dit huis gehuurd en jij blijft hier!”
Mare doet een stap in haar richting, het broodmes nog steeds in zijn hand. Lili doet een stap naar achter.
“Dat dacht ik niet. Ik ben alleen op reis. We kennen elkaar nauwelijks!”
Ondertussen vraagt ze zich af hoe ze de afgesloten kamer in moet om haar geld en paspoort te pakken.
“Jij blijft hier. Einde verhaal.”
Hij pakt de kip opnieuw beet en begint in de kippennek te zagen met het broodmes. Het botte mes verwondt het dier maar raakt niet door de taaie nek en het arme beest gaat hevig tekeer. Kokhalzend draait Lili zich om en loopt naar binnen.
Terwijl het op de binnenplaats een lawaai van jewelste is van Mare in gevecht met een half levende kip, propt Lili gehaast haar spullen in haar rugzak. Ze kijkt om zich heen of ze niets vergeet en ontdekt in een hoek van de kamer Ngema. Die staat bang naar haar te kijken met in zijn handen de schone lakens om haar bed op te maken.
Fluisterend vraagt Lili of hij een sleutel van de andere kamer heeft en bibberend haalt Ngema die uit zijn broekzak.
Lili bedenkt zich geen moment en stormt de kamer van Mare binnen. De la waarin ze haar geld en paspoort heeft gelegd is leeg. Verwilderd kijkt ze rond en stort zich op de rugzak van Mare. Ze vindt niets. Bezeten trekt ze alles overhoop wat ze tegenkomt en in de kussensloop vindt ze uiteindelijk een plastic zakje waar alles in zit. Ze propt het zakje in haar broekzak en gaat terug naar haar eigen kamer waar ze haar rugzak pakt.
Ngema staat nog steeds op dezelfde plaats in haar kamer en de herrie in de keuken wordt steeds luider. Ze hoort Mare vloeken.
“Sorry,” zegt ze tegen Ngema en geeft hem een kus op de wang.
In de keuken staat Mare met zijn rug naar haar gekeerd terwijl hij met zijn blote handen aan de nek van de kip staat te rukken. Zo stil mogelijk loopt Lili achter hem door over de binnenplaats en pas op straat haalt ze weer adem. In een stevige pas loopt ze met haar rugzak door de kleine straatjes naar de kade. Daar loopt ze Abud tegen het lijf, die haar verbaasd aankijkt.
“Ga jij al weg?”
Abud, die vandaag Majamba heet, en Lili gaan kaneelthee drinken en Lili doet haar verhaal. Majamba kijkt verdrietig en zegt dat hij haar zal helpen om een goedkope kamer te vinden waar ze kan gaan slapen, omdat een groot deel van haar geld al in de huur van het huis zit waar ze nu niet meer heen kan. Ondertussen komt ook Sunshine bij hen zitten en vertelt dat hij gealarmeerd werd door Ngema. Dat hij naar het huis is gegaan waar Mare aan het roepen en tieren was en dat hij erg agressief was tegen iedereen die met hem probeerde te praten. Dat het zo uit de hand liep dat hij de politie erbij heeft gehaald. Ze drinken samen nog meer thee en Sunshine zegt dat hij zou willen dat Mare vertrekt en dat Lili blijft. Ondertussen doet de tamtam zijn werk en komen van alle kanten mensen aanlopen die iets hebben opgevangen. Iedereen is bezorgd en verdrietig en daar komen veel thee en geroep aan te pas.
De discussie loopt steeds hoger op en de gebeurtenissen nemen binnen de kortste keren gigantische proporties aan, die nog maar weinig met de werkelijkheid te maken hebben. Binnen de kortste keren komen er mensen aangesneld om te kijken of Lili eigenlijk nog wel leeft, omdat Mohammed heeft gezegd dat Saïd hem vertelde dat Mare haar wilde vermoorden met een vlijmscherp slagersmes dat hij het eiland heeft opgesmokkeld. Lili probeert de zaken recht te zetten maar wordt nauwelijks meer gehoord in het tumult.
Samen met Majamba gaat ze naar een pension en hij onderhandelt een prijsje voor haar. Daarna neemt Majamba haar mee naar een feestje op het strand met een kampvuur, drums, dansen en palmwijn die Lili niet door haar keel krijgt. Later trakteert ze Majamba en zijn vrienden op bocaboca, een lokaal gerecht, en geniet van de afwezigheid van Mare die daar ongetwijfeld over zou beginnen zeuren.
Lili ontmoet Swaleh (de veertigste en laatste profeet uit de koran), Happy Flower, Midnight, Omari en de grote, zwijgzame Bekka. Voor ze gaat slapen zit ze met Majamba op de omgekeerde boot en delen ze nog een sigaret. Hij kust lekker.
∗
Een paar dagen later loopt Lili op de markt en net als ze passeert, wordt er aan één van de kramen een kip geslacht. Een paar spatten bloed belanden op haar arm en met een beetje spuug veegt ze die af en loopt weer door. Een paar meter verder staat ze opeens oog in oog met Mare.
“Hallo.”
Mare loopt verder zonder iets te zeggen. Lili haalt haar schouders op en besluit Majamba te zoeken via de lokale tamtam. Ze spreekt één van de spelende kinderen aan, geeft hem een muntje en vraagt naar Majamba. Het jongetje spurt weg aan een moordvaart en binnen vijf minuten komt Majamba aangelopen. Het werkt zeker zo efficiënt als een gsm of internet.
Ze kopen bananen en tomaten en gaan een sapje drinken in haar favoriete café, de Hapa Hapa. Amina heeft ze niet meer gezien sinds ze haar al twee keer geld heeft gegeven om met haar dochter naar de dokter te gaan. Het geld bleek steeds op en het kind heeft volgens Majamba nog steeds geen dokter gezien.
Majamba is stil vandaag en Lili vraagt wat er scheelt. Hij vertelt dat hij te weinig zaken doet omdat er niet genoeg toeristen zijn en dat hij erover denkt zijn dhow te verkopen aan een Amerikaan. Lili zegt dat hij daar goed over na moet denken.
Ze nodigt hem uit om ‘s-avonds met haar te gaan eten. Zij zal betalen. Majamba is beledigd en zegt dat hij Amina niet is. Dat hij zijn problemen met haar wil delen maar geen geld vraagt. Lili legt uit dat ze het niet erg vindt, dat ze het niet doet omdat hij iets gevraagd heeft. Majamba moet weg om met de Amerikaan te praten.
De volgende dag zit Lili op de dhow van Majamba met zijn crew en de Amerikaan. Majamba laat zien hoe zijn boot vaart en Lili kijkt hoe hij en Abuddi, zijn matroos van veertien jaar, lenig in de mast klimmen. De Amerikaan is zwijgzaam en nors en Lili ergert zich aan hem.
‘s-Avonds gaan ze samen naar het voetbal kijken in de bioscoop en terwijl Abuddi en Lili luid supporteren, zit Bekka groot en zwijgzaam naast hen en slaapt Majamba dwars door het lawaai heen. Na het voetbal wordt er een nieuwe Bollywoodfilm vertoond waarin iedereen dood gaat behalve het koppel dat een onmogelijke liefde beleeft die dan toch mogelijk wordt nadat alle anderen een gewelddadige dood sterven. In de zaal wordt luid geroepen en geapplaudisseerd op de goede afloop. Majamba wil na de film meteen naar huis en hij draagt Bekka op om Lili veilig naar haar kamer te brengen. Majamba kust haar en roept haar na dat hij haar kinderen wil schenken. Lili werpt hem een kushandje toe. Zwijgzaam pakt Bekka haar hand en leidt haar door de steegjes zonder een woord te zeggen. Aan de deur laat hij haar hand weer los.
“Goodnight.”
“Goodnight Bekka.”
Meteen is hij weer verdwenen in de nacht.
De dag voor haar vertrek gaat Lili Amina opzoeken en deze keer gaat ze zelf mee naar de dokter met haar en de baby. Ze betaalt een derde keer en daarna gaan ze op bezoek bij de buurvrouw die net bevallen is. De kleine baby van nog geen dag oud heeft een gezichtje vol hennatekeningen en ligt vredig te slapen.
Lili heeft Majamba de laatste dagen nauwelijks gezien en Amina zegt dat dat komt omdat hij verdrietig is dat ze weggaat. Lili gebruikt een paar keer vergeefs de tamtam, maar wanneer ze haar koffer aan het pakken is, staat Majamba plots in de deuropening van haar kamer.
Ze praten over de dhow en de kinderen van zijn zus voor wie hij moet zorgen omdat hun vader met de noorderzon is vertrokken en Lili zegt dat ze zich zorgen om hem maakt.
“No worries. Ik ben sterk en maak mee wat God wil dat ik meemaak.” Hij knijpt in haar neus en geeft haar een zoen.
“En jij lacht te weinig vandaag.”
Lili lacht en geeft hem haar horloge, het zakmes dat hij zo mooi vindt en het beetje geld dat ze over heeft. Zelf houdt ze net genoeg om de terugreis via Mombassa naar Nairobi te kunnen betalen. Bij het pakketje dat ze in een plastic zakje heeft gestopt, zit ook een brief. Die vindt hij later wel. Majamba moet naar huis, want de kinderen wachten op hem. Voor hij vertrekt zegt hij dat hij haar morgen zal uitzwaaien. Dat het anders zal zijn als ze ooit terugkomt. Dat hij zichzelf nu moet beschermen en zijn verantwoordelijkheden opnemen. En dat ze verder niks mag zeggen.
Na vier uur warrige slaap en dromen over Majamba staat Lili in het donker op de kade te wachten op de veerboot. Majamba is nergens te bespeuren. De boot wordt weer overvol geladen en de veermannen roepen naar Lili dat ze aan boord moet komen. Lili twijfelt. Wanneer de motor aanslaat, gooit ze snel haar rugzak op de boot en springt er zelf achteraan. Net op dat moment hoort ze haar naam en verschijnt een slaperige Majamba in een sarong en met Bekka aan zijn zijde. Hij geeft haar een sleutelhanger en Lili valt bijna uit de boot wanneer ze zich over de rand buigt om hem een zoen te geven. De mensen op de boot beginnen te joelen en Majamba kijkt verlegen om zich heen. “Bekka gaat met je mee naar de overkant en zal je op de bus zetten.” Bekka neemt een aanloop en springt op de boot. Blij en triest tegelijk zwaait Lili als een gek naar Majamba, die steeds kleiner wordt op de kade.
Bekka houdt zwijgzaam haar andere hand vast.
∗
In Mombassa wil Lili bananen kopen voor op de bus naar Nairobi. Ze is intussen gewend dat alle mensen op straat haar iets proberen te verkopen dus zodra ze een grote tros bananen uit haar ooghoek op de stoep ziet liggen, loopt ze naar de man die erbij staat en vraagt wat het kost.
“Niets,” zegt de man beledigd. “Dit zijn mijn bananen en ik wacht op de bus!”
Lili moet lachen en de man schiet ook in de lach.
Ze gaat terug naar Nairobi zonder bananen.