Seis

Este mar cada vez guarda mas barcos hundidos.

POR LABOCAVIVE ELPEZ-FITOY LOS FITI PALDIS

Moet ik nog uitleggen waarom ik me met hand en tand verzet tegen de sluiting van het sanatorium? Moet ik uitleggen dat ik geen idee heb hoe de dagen te vullen als het Antonio Guerra zou worden gesloten?

Dat ik geen opties over heb?

Dat ik eigenlijk niets anders meer kan?

Terugkijkend was het stoppen met de topamax een bijzonder slecht idee. Door tegelijkertijd alle andere medicijnen te staken en een nacht slaap over te slaan was het een klein wonder geweest als ik géén aanval had gekregen. Op de intensive care van het Bonifatius werd ik wakker. Midden in de nacht ben ik ontsnapt.

Na het voorval heb ik geen van mijn bazen of collega’s meer gesproken. Of ook maar willen spreken. Dat ze mij schokkend en schuimbekkend aantroffen naast Arjens bed was al betrekkelijk gênant – de spuiten propofol had ik in geen duizend jaar kunnen uitleggen. Ik mag in mijn handjes knijpen dat er geen tuchtzaak of strafzaak tegen me loopt. Mijn ontslag heb ik schriftelijk ingediend en twee dagen later zat ik in het vliegtuig naar Madrid, enkele reis.

Arjen is kort na mijn inzinking overleden. Ik las het in de brief die Amanda me schreef. ‘Rustig in zijn slaap’ stond erin, een overbodige typering voor iemand die al weken niet meer wakker kon worden. Het secretariaat van de interne geneeskunde stuurde de brief door, samen met een kaartje van Gaasbeek.

‘Het is spijtig dat jouw jonge carrière op een dergelijke manier tot een eind heeft moeten komen’ schreef Gaasbeek. De rest van het kaartje ging over hemzelf.

Tot een eind heeft moeten komen. Het was in ieder geval helder wat mijn vroegere baas bedoelde.

Moeder, Jordi en ik eten samen in de Cirkel van de Schone Kunsten aan Alcala. We vieren dat er een overeenkomst is gesloten over de verdeling van de erfenis. Althans, van het onroerend goed; de inboedel volgt nog. De huizen die Arturo en Josep bezetten zijn toebedeeld aan oom Jaime en aan mijn moeder. De neven hebben toegegeven en zullen ze binnen een maand verlaten. Andere appartementen zijn verdeeld op basis van de waarde en grootvaders lap grond in Cantabrië is simpelweg met een liniaal in drieën gedeeld.

In happen en brokken, afslagen en zijpaden vertelt moeder hoe de onderhandelingen zijn verlopen. Tijd en ruimte zijn relatiefin haar verhalen en het varieert nogal welke details worden beklemtoond. Ik moet soms minuten lang luisteren voordat ik kan opmaken of ik het verhaal al ken.

“Ik heb gezegd: Ik teken dit alleen omdat ik de nagedachtenis aan jullie grootvader puur wil houden”.

“Ja, dat zal een hoop indruk hebben gemaakt.”

Mijn moeder leeft in een wereld waar wat mensen zeggen telt. Waar woorden vrije reflecties van gedachten zijn en een intrinsieke waarde kennen.

Ze excuseert zich en staat op om naar het toilet te gaan.

Als ze buiten gehoorsafstand is buigt Jordi naar me toe. “De projectontwikkelaars zijn bereid een ruimte van twee hectare voor het sanatorium te reserveren,” vertelt hij. “Jullie krijgen twee hectare, een nieuw gebouw en een redelijke huur.” Mijn broer heeft er wel eens beter bijgelopen. Zijn haar hangt dof en plat naar beneden, in plaats van een verzorgd ringbaardje heeft hij drie-dagen-stoppels, schilfers laten los van zijn droge huid.

“Vier hectare en een voortzetting van het huurcontract dat we nu hebben,” antwoord ik. “Lager ga ik niet.”

“Dat is belachelijk,” zegt Jordi. “Aan een halve zou je genoeg hebben en je krijgt er twee. Allemaal voor jou omdat psychiater spelen je nieuwe hobby is.” Voor het eerst bemerk ik enige irritatie bij hem over mijn optreden als medisch directeur.

“Word je onder druk gezet?” vraag ik.

Gespannen plukt hij aan de mouwen van zijn witte overhemd. “Kijk, Daniël,” zegt hij. “Uiteindelijk willen we allemaal hetzelfde…”

“Waar hadden jullie het over?” vraagt moeder als ze terug is.

“Over dat we reëel moeten zijn,” zegt Jordi. “Dat het sanatorium failliet is.”

“Het sanatorium is al vijf generaties familiebezit,” werp ik tegen. “Het heeft zes staatsgrepen en een burgeroorlog overleefd. Ik zal niet degene zijn die de doodsteek toebrengt.”

“En ik ook niet!” valt moeder me bij. “Het is dapper van je hoe je doorzet en het verdedigt, Daniël.”

“Er is een verschil tussen dapper en knetterleip,” mompelt Jordi, ineengezakt op zijn stoel.

“Maar jij doet het ook heel goed,” zegt ze tegen mijn broer. “Het beheer van de grond en zo.”

“Hmm…” gromt hij.

“Jordi!” vermaant moeder. “Niet op je nagels bijten!”

Na het eten loop ik met Jordi mee naar het metrostation. Een windvlaag steekt op en ik knoop mijn jas dicht. Het wordt kouder in Madrid.

Mijn broer is daadwerkelijk bezorgd. “Wil je er alsjeblieft serieus over nadenken?” vraagt hij.

“Ik ga binnenkort naar Nederland,” zeg ik. “Daarna hebben we het er nog over.”

“Wat moet je in Nederland?”

“Veel dingen afhandelen. Onder andere mijn paspoort verlengen. Dat verloopt volgende week.”

“Daar hebben we de tijd niet voor. Blijf hier en handel dit eerst af,” dringt Jordi aan. “Ik maak wel een nieuw paspoort voor je, als dat zo belangrijk is.”

“Je maakt er een?”

En dan zeggen ze dat je niets leert in jeugddetentie.

De anorexiapatiënte komt geen gram aan. Haar gewicht is al een maand stabiel op zesendertig en een halve kilo. Onze begeleiding heeft niets geholpen. Haar verzekeraar stopt eind deze week met betalen en ze moet naar een ziekenhuis voor dwangvoeding. In mijn kantoor staat Aurora luidruchtig te protesteren tegen haar overplaatsing. Ik had al hoofdpijn en dan krijg ik ook nog eens dit geschreeuw te verteren. Hier word ik ontzettend verdrietig van.

Nog anderhalve dag voor het weekend begint en ik me in een hotel kan laten gaan. Helaas geen Palace meer voorlopig, misschien NH.

“We hadden een afspraak,” zeg ik. “Daar heeft ze zich niet aan gehouden dus nu is de grap voorbij.”

“Dat kunnen we haar niet aandoen,” vindt Aurora. “Dwangvoeding is enorm traumatiserend voor zo’n meisje. Het is praktisch een verkrachting.” Ze pauzeert haar betoog twee tellen om te zien of ik al onder de indruk ben – niet echt – en gaat weer verder: “Ik heb haar zojuist gesproken en ze bezweert me dat ze meer gaat eten. Ze heeft recht op een tweede kans.”

“Een vijfde kans inmiddels,” verbeter ik. Een stukje vlees zit vast tussen mijn boventanden. Ik tracht het te vangen tussen mijn nagels.

“Ik denk dat het nu wel gaat lukken.”

Het maakt eigenlijk niet meer uit of het nog lukt. Al zouden we haar nu nog vetmesten tot een kleine potvis, de verzekeraar vergoedt niet langer de opname.

“Wat ik wil is resultaat,” zeg ik, “geen beloftes. Bovendien, ik heb haar ouders gesproken en zij staan achter de beslissing.”

“Dat ze de verdere behandeling hier zelf zouden moeten betalen heeft vast niet meegewogen in hun oordeel.” Ze tracht er nonchalant bij te glimlachen. “Wat kost een dag opname hier?”

“Honderdvijftig euro.”

“En hoeveel daarvan is winst?”

Ik haal mijn schouders op. “Dat weet Bernie. Qua maaltijden hebben we in ieder geval niet zo veel kosten aan haar.”

“Dit is zó typisch voor jou! Als je niets om dit soort patiënten geeft ben je niet geschikt voor het werk.”

Waarvan akte.

“Of misschien daardoor juist wel,” zeg ik. “Je moet je niet zo laten manipuleren. Een afspraak is een afspraak.”

“Is het je wel eens opgevallen dat je een volledig parasitaire relatie onderhoudt met de mensen om je heen?”

“Nee, nooit.” Ik voeg toe: “Introspectie is voor losers.”

Het schiet me opeens weer te binnen dat ik Aurora’s baas ben en dat ik haar gewoon kan wegsturen als ik genoeg van haar heb. Dat doe ik dus ook.

“Als je maar beseft dat ik op zoek ben naar een andere baan!” roept ze nog dreigend.

Elena tref ik aan in de eetzaal, waar ze met kleurpotloden een tekening maakt.

“Dag Elena, hoe gaat het met je?” vraag ik. Ik buig over haar schouder. Op haar tekening staan huizen, bloemen en auto’s.

“Dat zeg ik lekker niet.” Ze kleurt het dak van een huis rood.

“Weet je nog dat we allemaal gaan verhuizen?”

Ze draait zich om en zet grote ogen op.

Ik zeg: “Dat vertelde je vorige week.”

“O ja. Dat is waar.” Rood legt ze weg en ze pakt groen.

“Komt je man nog wel eens langs?”

Ze drukt haar potlood in het papier. De punt breekt af.

“Quique houdt heel veel van me,” zegt ze, alsof ik het tegendeel zou hebben beweerd. “Hij gaat hier een bowlingbaan bouwen.”

“Heeft hij je dat verteld?”

Ze krast met het stompe potlood hard in de tekening. “Quique doet alsof ik niet goed wijs ben,” zegt ze. Het papier scheurt.

Elena’s echtgenoot, een carrièrepoliticus die het heeft geschopt tot wethouder van ruimtelijke ordening, verliet zijn eerste vrouw voor de vijftien jaar jongere Elena en daar zal hij inmiddels wel oneindig veel spijt van hebben. De komende verkiezingen dreigen in Madrid een nek-aan-nekrace te worden tussen links en regerend rechts. Het laatste wat zijn partij nu wil is een schandaal met in de hoofdrol één van de politieke kopstukken. Als de media er lucht van krijgen dat hij zijn vrouw heeft weggeborgen in onze derderangs kliniek met asbest in de muren kan de wethouder op zoek naar een nieuwe baan.

“Je hebt goed in de gaten wat er om je heen gebeurt.”

“Ja, hè,” antwoordt ze trots.

Quique Gonzalez is betrokken bij de bouwplannen, dat kan niet anders. Het verklaart in ieder geval de mysterieuze boete.

Wat een domme zak.

Ik ga een boodschap doen en kom op de parkeerplaats een net inparkerende dokter Cordal tegen. Die zou ook wel eens eerder dan half-elf mogen beginnen.

“Goed uitgerust zeker,” zeg ik. “Vandaar dat je altijd zo vrolijk bent.”

“In Cuba hebben we een spreekwoord,” antwoordt hij: “Singa, singa, want het leven ispinga!

‘Singa’ en ‘pinga’ betekenen in het Spaans ongeveer hetzelfde als in het Nederlands.

“In mijn land zeggen we: Niet lullen maar poetsen,” antwoord ik. Ik probeer het naar het Spaans te vertalen, maar dat slaat nergens op.

“Waar ga je heen?” vraagt Cordal.

“Honderdduizend euro verdienen.”

“Ja,” zegt hij. “Daarvoor moet je inderdaad niet hier zijn.”

Na onze ruzie – eigenlijk vooral haar ruzie – die eindigde met een kapotte videocamera, is Paz huilend het appartement uitgerend. Sindsdien ontloopt ze me. Als ze ‘s-avonds laat thuiskomt, haast ze zich meteen naar haar kamer en doet ze haar deur op slot.

Lang verhaal kort: ik moet zelf koken.

In de 24-uurswinkel op Fuencarral trek ik een pizza en een pak vruchtensap uit het rek. Ik rommel wat door de afgeprijsde dvd’s, probeer een zonnebril uit, bekijk de voorpagina’s van de kranten en sluit ten slotte aan bij één van de rijen voor de kassa’s. Als ik heb afgerekend en al bijna bij de uitgang ben herken ik voor het schap met chocoladerepen de Zuid-Amerikaanse vriendin van Jordi.

“Amaya!” roep ik en zwaai naar haar.

Ze wendt zich in mijn richting en zwaait voorzichtig terug.

Ik loop op haar af om haar te begroeten.

Als ik dichterbij kom schrik ik. Ze ziet eruit alsof de melkboer een paar keer over haar heen is gereden. Een lelijke schaafwond loopt links op haar gezicht van jukbeen naar kaakhoek.

“Heb je je gestoten?” vraag ik.

Ze staart me aan.

Wat is er met haar armen gebeurd? Ik pak de rechter vast. Paarse vlekken op haar polsen. “Wat is dit?”

“Dat zal jij niet weten,” stamelt ze. Ze trekt haar arm los. “Handtastelijkheid heerst kennelijk in jullie familie,” zegt ze vijandig.

Adem in.

 – nee –

Adem uit.

 – nee –

Ik verkies het niet te geloven.

Sinds het onroerend goed is verdeeld bestoken Arturo en Josep ons met bureaufaxen, een soort aangetekende brieven, waarin ze eisen, dreigen en beschuldigen. Er gaat geen dag voorbij zonder dat ze iets nieuws bedenken om ons het leven moeilijker te maken. Onze advocaatkosten rijzen de pan uit en we raken steeds vertrouwder met het juridisch jargon.

Als een advocaat zegt: hier moeten we op reageren, bedoelt hij: mijn rekening wordt hoger.

De neven weigeren ons per bureaufax inzage in de oude rekeningafschriften van mijn grootvader. Vlak voor zijn overlijden zijn een paar honderdduizend euro’s zoekgeraakt en wij willen achterhalen waar die zijn gebleven. Moeder heeft deze bureaufax aan één van onze advocaten laten zien.

Als een advocaat zegt: dit is een principekwestie, bedoelt hij: ik heb het niet zo druk de laatste tijd.

Als een advocaat zegt: ik kan nog geen inschatting maken van de kosten, bedoelt hij: ik ga de zaak rekken.

Arturo en Josep zijn van gedachten veranderd en blijven doodleuk de appartementen bezet houden. In een derde bureaufax claimen ze dat te doen omdat wij andere afspraken zouden hebben geschonden.

Als een advocaat zegt: hierover is weinig jurisprudentie, bedoelt hij: het gaat langer duren, mijn rekening wordt hoger en de rechter doet geen uitspraak.

De eerste rechtszaak diende gisteren. Over de verdeling van de inboedel. Zij wilden een besloten veiling, wij wilden dat de boel in drie stukken wordt verdeeld en dan lootjes trekken.

Als een advocaat zegt: het is beter dat ik zonder jullie naar de rechtszaal ga, bedoelt hij: ik heb de zaak niet goed voorbereid.

Onze advocaat – die meer verdient per uur dan ik per dag – heeft in de rechtszaal gevraagd om een besloten veiling, net wat wij niet wilden. Nu moeten we geld gaan bieden op voorwerpen waarvan we nauwelijks de waarde kennen. De man was niet bereid zijn fout toe te geven, maar bood ons 30 procent korting op zijn factuur.

Bedenk zelf maar wat het betekent als een advocaat zegt: We vinden het belangrijk dat u vertrouwen blijft houden in ons kantoor.

Eén aanwijzing: het betekent niet dat je zijn rekening mag verscheuren.

Mijn wekelijkse gesprek met Dolores. Ze begint langzaam op te bloeien: vrolijk, attent en in staat bijna een uur te praten zonder de naam ‘Joaquin’ te laten vallen. De vijftien gaatjes van de oorbellen in haar rechteroor zijn dichtgegroeid, ze is een kilo of vijf aangekomen en haar ingevallen junkenkop is veranderd in een bijna lieflijk gezichtje.

“Het gaat de goede kant op,” vertel ik haar. “Ik ben trots op je. We moeten dit resultaat vasthouden. Vooral als je hier straks weggaat.”

De lichamelijke component van een verslaving is makkelijk te overwinnen; het probleem zit hem in de geestelijke verslaving, en vooral ook in de sociale verslaving.

“Ik kan het!” zegt Dolores. “En ik wil het ook.” Misschien meent ze het wel.

“Waaróm wil je het?” vraag ik.

Ze zegt: “Ik heb vreselijke dingen gedaan door de heroïne.” Ze kijkt me aan en schat me in. “Ik wil u iets vertellen wat ik nog nooit iemand anders heb verteld, maar u moet me beloven dat u het geheim houdt.”

“Dat spreek voor zich. Alles wat we hier bespreken valt onder het beroepsgeheim.”

“Oké,” zegt ze zachtjes. Ze begint aarzelend. “Dit is vijf jaar geleden gebeurd. Ik was eenentwintig en woonde met mijn ex-vriend in een flat in Vallecas…” Ze stopt. “U mag het ook niet aan dokter Reyes vertellen of aan de andere psychiaters. Niemand mag het weten.”

“Vanzelfsprekend.”

“Belooft u dat?”

“Ik beloof het.”

Ze kijkt om zich heen – of niemand meeluistert? – en gaat verder: “Ik was van huis weggelopen. Mijn vriend was verslaafd aan de heroïne en ik ging het ook steeds meer gebruiken. Soms zelfs zoveel dat ik de hele dag niet overeind kwam van de vloer.”

Uit mijn borstzakje pak ik een pen om aantekeningen te maken.

“Nee!” roept ze. “U mag niets opschrijven!”

Ik hef de handen verontschuldigend en berg de pen weg.

“Onder onze flat zat een kroeg waar hij zijn vrienden zag en af en toe een beetje dealde. Na sluitingstijd kwam hij meestal pas naar boven, en soms nam hij mannen mee…die…” Ze huivert bij de herinnering en haar ogen worden glazig.

Ik leg mijn hand op de hare. “Ik begrijp het,” zeg ik. “Je hoeft het niet uit te leggen.”

Ze knikt dwangmatig met haar hoofd. “Ik wilde niet…maar ik was te ziek en te zwak om er iets aan te doen.” De herinnering doet haar huiveren. “Na een jaar was ik opeens zwanger. Ik wist het een paar maanden geheim te houden, maar toen werd het zo duidelijk dat zelfs hij het zag. Hij schreeuwde dat ik vreselijk stom was en schopte me keihard in mijn buik. Hij bleef net zo lang trappen tot ik stopte met schreeuwen en huilen.”

Dolores schiet in hyperventilatie.

Ik schenk een glas water voor haar in.

“Die avond kreeg ik krampen en begon ik te bloeden. Ik zei tegen hem dat het mis was, dat ik naar het ziekenhuis moest, maar hij sloot me op in de badkamer. Ergens in de loop van de volgende ochtend werd hij geboren. Het was een jongetje en hij probeerde te ademen – ik zag het. We hadden hem kunnen redden als we meteen naar het ziekenhuis waren gegaan, dat weet ik zeker.”

Ze neemt een slokje water, verslikt zich en hoest het weer uit.

Nog een motto van Jordi: De schaduwzijde is vaak wat duisterder, maar daardoor zie je die gelukkig ookm indergoed.