De vijfde dag

De boterham van Jasper bleef halverwege zijn mond in de lucht hangen toen hij de volgende ochtend JW hoorde zeggen: “Zeg lui, ik eh…ik denk erover…Ik wil eigenlijk…Gisteravond…Ik bedoel…Misschien ga ik dus niet verder met jullie mee. Sorry.”

Ze zaten al vroeg aan het ontbijt. De mededeling van JW sloeg in als een bom en iedereen was dan ook meteen klaarwakker.

“Nee!” riep Lynn uit. “Dat kan niet.” Ze verslikte zich prompt in haar brood en begon te hoesten.

“Nee, hè, dat méén je niet,” zei Jorien.

“Grapje!” probeerde Donna.

Jasper keek van de een naar de ander. Het duurde even tot het tot hem doordrong wat JW precies had gezegd.

“Blijf je hier?” vroeg hij.

Uit drie monden kwam protest. “Nee, dat doet hij niet.”

“Natuurlijk blijft hij niet hier. Samen uit, samen thuis.”

“Doe niet zo aso, JW, je bent met ons op vakantie.”

JW liet alle drukte schijnbaar rustig over zich heen komen. Hij nam een grote hap brood en met malende kaken keek hij de kring rond. Ten slotte keek hij naar Jasper, die over zijn voorhoofd wreef en opmerkte: “Je hebt niet eens een tent!”

“Geen probleem,” zei JW. “Een nieuwe slaapplaats is gemakkelijk te vinden.”

“Waarom wil je dat?” Het was Donna die dat vroeg.

Nu leek JW toch even verlegen. Hij keek naar Donna toen hij zei:

“Ik heb gisteren hier op de camping een meisje leren kennen. Zij is…Ik vind haar heel aardig en zij mij en nou ja, ik vind het fietsen heel leuk, maar ook…ik bedoel…ik zou graag, denk ik, liever hier bij haar blijven.”

“Je kunt niet zomaar uit de groep stappen,” zei Jorien.

“O nee? En Maarrje dan?” kaatste JW terug.

“Dat is anders.”

Jasper kon er niks aan doen dat hij een steek van jaloezie voelde.

Een meisje? Verliefd? Hoe krijgt hij dat voor elkaar? Lynn was onmiddellijk als een blok voor hem gevallen en Maarrje ook, volgens Jorien dan, en nu had hij alweer een ander. Het leek wel of hij ze voor het uitkiezen had. Omdat hij er goed uitzag? Was dat het?

Donna stond op. “JW, kom eens,” zei ze.

Tot Jaspers stomme verbazing gehoorzaamde JW. Samen liepen ze het veld af, buiten gehoorsafstand.

“Wat een ongelooflijk egocentrische pusvreter…” zei Lynn met een diepe zucht. “Wat een mega-eikel, wat een kromme lantaarnpaal.”

En Jorien zei: “Donna weer, hoor.”

Jasper keek Jorien aan. Wat bedoelde ze met die opmerking?

“Misschien weet ze hem over te halen,” zei hij. “Daar is toch niks mis mee?”

Maar toen Donna terugkwam, schudde ze haar hoofd. “Stomme gozer. Hij weet niet wat hij moet doen, met ons mee of hier blijven.”

JW stond met de rug naar hen toe bij zijn fiets wat aan zijn versnelling te prutsen. Lynn liet haar ontbijt voor wat het was, deed een graai in haar tent en verdween met haar beautycase in de richting van het toiletgebouw.

“Iedereen klaar met eten?” vroeg Jorien. “Dan gaan we inpakken.”

Druk begon ze te redderen, geholpen door Donna.

Jasper stond op en hurkte naast JW. Wanhopig zocht hij naar iets om te zeggen, hij vond het vreselijk Jorien zo te zien. Bovendien…

“Dan ben ik alleen over met hen drieën…” zei hij ineens.

JW keek opzij. “Tof, toch? De droom van iedere jongen. Met drie meiden op vakantie.”

“Niet die van mij,” zei Jasper. “Eén is genoeg.”

Hij slaagde erin zijn blik niet weg te draaien toen JW hem onderzoekend aankeek. “Jorien,” zei JW.

Jasper knikte.

“Heel lang vind je meisjes wel leuk,” zei JW aarzelend. “Gewoon wel leuk dus. Meer niet. En dan plotseling kom je een meid tegen die alles wat je eerder dacht op zijn kop zet en wil je nog maar één ding: bij haar zijn. Ken je dat?”

Ja, dat kende hij. Had Else ruim een jaar terug niet hetzelfde bij hem losgemaakt? En Jorien nu? Zou hij, als hij hier Jorien pas had ontmoet, ook willen blijven?

“Ik geloof dat ik dat wel snap,” zei Jasper.

“Isolde…ik kwam haar gisteren op de camping tegen! Ik wil haar niet kwijtraken.”

“Dat hoeft toch niet? Hoe lang blijft ze nog hier? En jij hebt toch ook vakantie? Kun je niet afspreken dat je na zaterdag teruggaat? Waar woont ze? Je kunt haar ook thuis opzoeken.”

JW keek hem aan, alsof Jasper iets briljants zei en sloeg hem op de schouder.

“Jongen, ik kan niet helder meer denken, zo heb ik het van haar te pakken. Jij hebt helemaal gelijk, man.”

“Dus je gaat met ons mee?”

“Ja, laat ik dat toch maar doen! Ik kan het eigenlijk niet maken, hè? Ik ga het direct regelen, want ik moet nog wel even afscheid nemen.”

Jasper stond op en verbaasd over zijn eigen onverwachte succes liep hij terug. “Hij gaat mee,” zei hij alleen.

Donna keek hem aan. “Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?”

Hij kreeg een kleur, voelde hij. O, altijd dat eeuwige blozen! Hij wist het zelf eigenlijk niet goed, maar dat dit een moment van triomf was, wist hij wel en hij warmde zich aan de blije blik van Jorien. Kennelijk was het belangrijk voor haar dat iedereen meeging, alsof haar persoonlijke geluk ervan afhing. Iedereen en niet hij speciaal…Die gedachte was als een speldenprik. Nee, sterker, pijnlijker, zoals steeds als hij zich realiseerde dat Jorien kennelijk niet voor hem voelde wat hij voor haar voelde.

Met een diepe zucht begon Jasper zijn tent af te breken. En toch…Gisteravond hadden ze heerlijk zitten kletsen. Niks aan de hand, Jorien was een en al aandacht. Net als de avond ervoor.

Maar hij had haar niet aan durven raken, al wilde hij nog zo graag. Want zij lachte om hem. En hij wist nooit zeker of het uitlachen was. Net als bij Else. En Else vond hem…best aardig.

Maar meer ook niet. Dus wachtte hij tot Jorien zei of liet merken wat ze voelde. Maar tot nu toe was ze niet duidelijk.

En dan die kreet toen ze vluchtte voor haar ouders. “Ga wég!”

Tegen hém! Hij hoorde het haar nog roepen. En dat ze ook niet tegen hem wilde zeggen wat er was met haar ouders, vond hij geen goed teken.

Hij wist zo weinig over meisjes. Misschien zat zij wel op het initiatief van hem te wachten. Zou hij JW eens vragen? De vakantie was nog niet voorbij: nog twee dagen en nog één avond…Het kon nog…

Vol goede moed schoof hij zijn opgerolde tent in de canvaszak en bond hem achter op de fiets.

JW kwam pas terug toen zij de tenten al hadden afgebroken en naast hun ingepakte fietsen op hem wachtten. Jorien stond alweer op het punt te ontploffen, maar Jasper zei snel tegen haar:

“Niet doen! Straks bedenkt hij zich.”

“JW,” vroeg Jasper later op de dag, nadat JW voor de derde keer die ochtend mobiel contact had gehad met Isolde. “Hoe doe je dat, al die meiden achter je aan?”

Ze zaten op een terras in de schaduw van een boom. Het was benauwd warm en hij zweette als een otter. Jorien, Lynn en Donna waren naar de wc om hun gezichten af te koelen en de bidons te vullen met vers kraanwater.

“Dat doe ik niet, dat doen zij,” antwoordde JW. “Maar jij hebt toch ook niet te klagen. Zie je niet hoe Jorien naar je kijkt?”

Maakte hij nu weer een grapje? Jasper voelde in zijn borstkas luid getimmer. “Is dat zo?”

“Man, heb jij oogkleppen op of zo?”

Jasper veegde voor de zoveelste keer met de mouw van zijn fietsshirt langs zijn voorhoofd.

“En zie jij niet hoe Lynn naar jou kijkt?” vroeg hij.

JW, die zijn shirt had uitgedaan, haalde zijn blote schouders op.

“Ik heb haar duidelijk gezegd dat ik haar niet wil.”

Jasper keek jaloers naar de bruine, gespierde borstkas van JW.

Het was ongelijk verdeeld in de wereld. Hij durfde niet in zijn blote bast. Hij was mager en wit. Bovendien, hij zou hartstikke verbranden met zijn gevoelige huid. Dat JW twee dagen geleden zo was verbrand, daar zag je weinig meer van. Hoe zou het zijn met zo’n uiterlijk…en zonder acne…

Gulzig dronk hij zijn glas icetea leeg. Jorien had weer zo naar hem gekeken toen hij dit bestelde, maar al die cola hing hem de keel uit. Waarom kon JW wel karnemelk drinken en kreeg hij het gevoel dat hij een verkeerd drankje bestelde als hij afweek van de rest?

Zou het echt waar zijn wat JW net zei over Jorien? Maar misschien zei hij het wel uit medelijden, dat kon best. Of misschien was het net als bij Lynn, die zat toch ook af en toe flirterig te doen tegen hem. Dat had hij inmiddels wel door, dat dat niet echt was.

Wanneer was een meisje eerlijk?

JW boog zich naar hem toe. Zijn gezicht stond ernstig. “Voor mij is Isolde het helemaal. Ik ben mezelf niet meer, alles is anders en nu wil ik…”

Hij brak af, want Jorien, Lynn en Donna kwamen terug. Hij ging rechtop zitten, grijnsde breed en zei: “Nu wil ik verder, want van stilzitten word je alleen maar lui.”

Lynn kreunde. “Slavendrijver! Je geeft ons geen seconde rust.”

“Als je het rustig aan wilt doen, moet je met de bejaardenfietsvierdaagse meedoen,” zei JW. “Dertig kilometer per dag, dat is meer iets voor jou!”

Lynn bedacht zich geen moment, maar kieperde haar pasgevulde bidon leeg over zijn hoofd. “Heerlijk,” proestte JW en hij maakte armbewegingen alsof hij onder de douche stond. “En nu moet je dat hele eind teruglopen naar de wc’s om je fles weer te vullen. Pas maar op dat je niet moe wordt!”

Het ziet er zo gemakkelijk uit, dacht Jasper, zoals JW met die meiden omgaat. Waarom kon hij nooit zo’n geintje maken? Met JW meedoen, zoals toen met de flesjes op de camping in Heeg, dat kon hij wel, maar hij zou zo graag zelf ook grappig willen zijn.

Jorien had inmiddels de kaart gepakt en Jasper ging naast haar zitten. Met zijn ogen volgde hij de route die ze al hadden afgelegd: vanmorgen waren ze via het plaatsje Sloten gefietst, waar ze even doorheen waren gelopen, en nu zaten ze op een terras in Lemmer.

De bedoeling was zoveel mogelijk de kustlijn van de Noordoostpolder aan te houden en dan in Lelystad te overnachten.

Jasper wees op de kaart. “Hierlangs?”

Ze rekenden hun drankjes af, waarbij Jorien voor Jasper betaalde.

Voordat ze konden opstappen, moesten ze tien minuten op JW wachten, die zijn bliepend gsm’etje eerst moest beantwoorden.

Jorien ging weer naast Jasper fietsen.

“Irritant, die JW met zijn gebel,” zei ze.

“Laat hem,” zei Jasper en hij voegde eraan toe: “Je krijgt al het geld terug, hoor, dat je me geleend hebt.” Het was zo lastig, zonder eigen geld. Zijn vader had gisteravond nog gebeld om te zeggen dat er inderdaad geld van zijn rekening was afgehaald.

Omdat ze verzekerd waren, kreeg hij het terug, maar het gaf hem een boos en machteloos gevoel.

Joriens donkere ogen fonkelden onder haar pet en haar blonde haren piekten eronder uit. “Dat komt wel goed,” zei ze.

Ze leek wel een jongen, zoals ze naast hem fietste, zo smal, mager en gespierd was ze. Ze had hem verteld dat ze aan atletiek deed. Misschien vond een ander haar niet mooi, voor hem was ze het helemaal. Alleen die blik in haar ogen…dat je niet kon zien wat ze dacht…

Het was behoorlijk druk overal. Ze moesten vaak achter elkaar rijden vanwege de vele fietsers die er een lager tempo op nahielden dan zij, gezinnen met kinderen en oudere mensen.

“Lynn, moet je je niet bij hen aansluiten?” hoorde Jasper JW naar achteren roepen toen zij een groep grijze koppen inhaalden. En toen ze voorbij waren, vroeg hij: “Wat is het voordeel van dement zijn?”

“Nou?” vroeg Jasper.

“Je kunt je eigen paaseieren verstoppen!”

“En jij kunt beter met hén meedoen,” riep Lynn terug. Ze fietsten net voorbij een groep geestelijk gehandicapte kinderen, die bij een picknickplaats een spel met een bal deden.

“Of bij hen,” zei Donna even later, toen ze voorbij een paar bruine koeien fietsten die hen loom herkauwend nakeken.

“Hoezo?” zei JW verbaasd. Hij had zijn mobiel, waarmee hij net weer met Isolde had gesproken, nog in de hand. Omdat JW in het midden fietste, hadden ze allemaal mee kunnen genieten van het gesprek: “Ja, schat…rechts is water, links van ons de Noordoostpolder…Zo ver al, ja…Erg, hè…Ja, ik denk veel aan je…Ja, fantastisch, hè…We zijn met zijn vijven, dat had ik toch verteld…Drie meiden, ja…Nee, natuurlijk niet…Nu? Nou, tjee, ik weet niet…Ik wil wel, ja, maar dat kan ik niet maken…Jawel… Nee, zo eenvoudig is dat niet…Ja…Nee…Ja, ik ook van jou…”

“Je bent een rund als je met de liefde stunt,” zei Donna dubbelzinnig toen de verbinding verbroken was.

“Wie zegt dat ik stunt?” vroeg JW, die de mobiel weer in de zak op de rug van zijn shirt liet glijden.

“Ik,” zei ze.

“Stop eens!” riep JW plotseling.

Jasper keek om naar het kabaal dat op de woorden van JW was gevolgd. JW had in zijn remmen geknepen en Lynn was tegen hem opgebotst. Donna had hem nog net kunnen ontwijken.

“Hé, mongool!” riep Lynn. “Kun je niet uitkijken, halve zool? Au, man, ik doe me pijn.” Lynn wreef met haar hand over haar maag, zag Jasper. Hij stapte af, gevolgd door Jorien.

“Wat doe je?” vroeg Donna. “Waarom fiets je niet door?”

“Wacht, wacht even,” hijgde JW. “Ik sprak net met Isolde en nu moet ik…”

“Alsof wij dat nog niet wisten,” onderbrak Lynn hem.

“Ik moet even nadenken,” zei JW. “Ik wil…ik weet niet wat ik wil. Ja, ik bedoel, ik weet wel wat ik wil, maar ik weet niet of…”

Verbaasd keek Jasper naar JW, die hen alle vier vertwijfeld aankeek.

“Jullie hebben helemaal gelijk,” zei hij, “ik ben een rund en een halve gare. Ik moet even nadenken.”

“Waarover?” vroeg Jorien. “Toch niet…”

“Ja,” zei JW.

“Hè?!” riep Donna.

“Waaat?” Lynn schreeuwde bijna. “Nee, dat kun je niet maken!”

JW zette zijn fiets op de standaard en zei: “Ik moet nadenken. Ik wil even rustig nadenken. Ik ga daar zitten.” Meteen liep hij een eind bij hen vandaan.

“Nou ja!” Lynn ontplofte bijna, maar ook Joriens gezicht stond op onweer.

Jasper keek naar de drie meisjes. Ze staarden allemaal naar JW die verderop met zijn hoofd in zijn handen in de berm was gaan zitten. Wat vervelend, dacht Jasper, hij wilde fietsen, geen toestanden!

“Wat een egotripper!” riep Lynn uit.

“Wat een mislukte kloon!” viel Donna in.

“Hij is een stomme luizenpulleker, een drammerige dracula, een gefrituurde tuinkabouter!” vervolgde Lynn.

“Een Neanderthaler, een ingeblikte kamelenscheet, een…een…”

Donna moest even nadenken.

“Een stinkende vissenbek, een akelige, uitgedrukte puberpukkel,” nam Lynn het weer over.

Toen begonnen ze allebei te lachen en Donna zei: “Jij wint.”

Maar Lynn riep heel serieus: “Jorien, Jasper, doe er wat aan!”

Maar Jorien had haar gezicht naar de zon gekeerd, zag Jasper.

Wat is ze mooi, dacht hij. En wat maakte het uit? Als Jorien maar bij hem bleef. Wat hem betrof, gingen ze allemaal vast naar huis.

Jorien keek hem aan. Met een knikje van haar hoofd gaf ze te kennen dat hij het maar moest opknappen. “Vanmorgen is het je ook gelukt,” zei ze.

Onzeker liep Jasper naar JW. Vanmorgen, ja. Wat moest hij nu zeggen?

Toen hij bij JW stond, kuchte hij. Koortsachtig zocht hij naar woorden.

“JW…eh…” begon hij. “Ik…wij…”

JW keek op. “Ja, ik weet het,” zei hij. “Ik kan ook na onze fietstocht terug naar Isolde. Het is vakantie…Ik weet niet wat ik heb…Ik…” Hij haalde zijn mobieltje weer te voorschijn en staarde ernaar. Jasper verplaatste zijn gewicht op zijn andere been.

Hij voelde de blikken van Donna, Lynn en Jorien in zijn rug branden. Toen hoorde hij JW diep zuchten en zeggen: “Ik bel nog één keer en dan ga ik mee.”

“Je bedoelt dat je toch bij ons blijft?” vroeg Jasper voor de zekerheid.

“Ja.”

Opgelucht liep Jasper terug. “Hij gaat met ons mee,” zei hij. “Alleen nog even bellen.”

“Alleen nog even bellen,” herhaalde Donna terwijl ze haar ogen in de kassen liet rollen.

“Nou, het is hem geraden,” zei Lynn.

Even later kwam JW er weer aan. “Sorry, lui, voor het oponthoud,” zei hij. “Laten we maar gaan.”

“Idioot,” siste Lynn.

“Doe dat niet nog een keer,” zei Jorien.

“Samen uit, samen thuis, hadden we afgesproken,” zei Donna.

“Karren maar, Jorien!”

Jasper keek naar Joriens gezicht toen ze verder fietsten. Hij kon niet van haar gezicht aflezen wat zij dacht.

Toen zei ze: “Het ligt misschien wel aan haar naam. Ken je het verhaal van Tristan en Isolde?”

Jasper schudde zijn hoofd.

“Een van de verhalen rond koning Arthur gaat over Tristan en Isolde. Zij is voorbestemd voor koning Mark van Ierland, maar wordt verliefd op Tristan, een van zijn ridders. Allebei willen ze loyaal aan hun koning blijven, maar de aantrekkingskracht van de liefde was te groot. Of misschien was het de schuld van de liefdesdrank die zij beiden dronken, maar die voor Isolde en koning Mark bedoeld was. Een prachtig verhaal.”

“Over de liefde…” zei Jasper en hij voelde weer zo’n onzinnige steek van jaloezie. Jaloers waarop? Op JW en Isolde, met wie hij niets te maken heeft? Op een stoffig persoon uit een oude legende?

“Ja, over de liefde,” bevestigde Jorien en ze lachte. “Wie weet wat JW bij haar gedronken heeft, gisteravond.” De schaduw van de klep van haar pet viel over haar gezicht, zodat Jasper haar ogen niet kon zien. Wat zou hij graag de pet oplichten en dan haar blik opvangen. Hoe zou ze kijken? Verlangend? Verveeld? Geamuseerd? Stom dat hij dat niet kon zien zo.

“Dus je houdt van ridderverhalen?” vroeg hij. Hij had het kunnen weten, draken en ridders horen bij elkaar.

“Niet als er alleen maar in gevochten wordt, wel als het gaat om liefde en als ridders een opdracht hebben, zoals bij de Arthurverhalen: Walewein, Ferguut. Maar Floris ende Blanchefloer is ook heel mooi.”

“Ik lees bijna nooit,” zei Jasper onzeker. “Alleen voor de lijst.”

“Middeleeuwse ridderverhalen mogen op je lijst! En Parcival? Zegt je dat wat? De heilige graal? Ook een Arthurlegende: koning Arthur laat zijn ridders van de Ronde Tafel de wereld intrekken om de graal te zoeken, symbool voor de geheimen van de schepping, het leven en de dood. Uiteindelijk is het Parcival die hem vindt. Zo mooi!”

De geheimen van het leven en de dood, dacht Jasper. Wat een zware onderwerpen. En het enige wat ik wil, is jou in mijn armen nemen. Jouw geheim ontrafelen. Het raadsel van je blikken oplossen. Wat denk je? Wat voel je? Wie ben je? Heb je al eens gezoend? Hoe zie je eruit als je bloot bent? Pet af, hemdje uit. In gedachten zag hij het haar doen. En dan…Dan steek ik mijn handen uit en leg ze tegen je borsten aan. Daarna sla ik mijn armen om je blote schouders…of ga ik je eerst zoenen? Ik wil je tongen, lang en heftig en lekker. Ik…

Zijn stuur haakte bijna achter dat van Jorien. Geschrokken keerde hij terug naar de dijk waarover ze fietsten, naar Joriens stem die nog steeds over Parcival vertelde. Was er ook niet ergens een droevige ridder? In die rol zou hij geen gek figuur slaan. Had hij maar beter opgelet tijdens geschiedenis. Of was dat bij Nederlands?

Jorien legde een hand op zijn arm. “Luister je?” vroeg ze.

“Natuurlijk,” zei hij.

De rest van de dag bleef hij met Jorien voorop fietsen. De kilometers rolden onder hun wielen door en toen ze langs een strandje kwamen, gingen ze de weg af om te zwemmen. JW had het niet meer over Isolde en hij werd de rest van de dag niet meer gebeld. Ook praatten ze niet meer over wat er gebeurd was.

Misschien was het wel te warm voor discussies en emoties.

Nadat ze in Urk ijs hadden gegeten, fietsten ze door naar Lelystad. Jasper keek op zijn fietscomputer: 95 km. Aardige afstand.

Toch zou hij graag nog een extra rondje zonder bagage willen fietsen. Even lekker op zijn hardst. JW voelde daar vast ook wel voor. Een blik op zijn horloge leerde dat hij daar nog wel tijd voor had.

Een camping was gauw gevonden en in de brandende zon haalden ze hun fietstassen leeg.

In een mum van tijd stonden de tenten, zo ervaren waren ze inmiddels wel.

Jasper liep naar een kraan en dronk gulzig. Toen maakte hij zich klaar voor een fietstochtje zonder bagage.

Hij keek Jorien aan. “Ga je mee?” vroeg hij.

“Natuurlijk gaat ze mee,” zei JW.

“Wat dacht je dan?” vroeg ze.

“Ik dacht…”

Nee, beter geen antwoord geven. Dit is vast zo’n situatie waarin je geen antwoord hoeft te geven.

Jorien ging pal voor hem staan. “Ja? Wat dacht je?”

Hij keek op haar neer en werd rood. “Gggeheim,” stamelde hij.

“Ik ben dol op geheimen,” zei Jorien.

Hij voelde hoe haar adem langs zijn hals streek, zo dichtbij stond ze. Hij durfde zich niet te verroeren, bang dat het moment dan alweer voorbij zou zijn, bang ook haar aan te raken. Wat was hij toch een idioot. Toen viel hem iets in. “Als ik het je vertel, is het geen geheim meer.”

Jorien lachte. “Dat is waar.”

“Dus wij moeten boodschappen doen,” concludeerde Donna.

“En koken?” vroeg Lynn.

“Als dat zou kunnen,” zei JW. “Wij hebben honger als we terugkomen.”

“Dan wordt het soep of zo,” zei Donna, “iets wat je alleen maar op hoeft te warmen.”

“Of knakworstjes,” zei Lynn met een benauwd gezicht. “Kan ook niet mislukken.”

Jorien trok haar neus op.

“Ja, ik weet het,” zei Lynn. “Plus een vegetarische worst.”

Even later reden ze met zijn drieën weg, uitgewuifd door Donna en Lynn.

Kletsnat van het zweet kwamen ze ruim een uur later terug. Enthousiast brachten ze verslag uit aan Donna en Lynn, die elkaar even aankeken en vervolgens zeiden: “Je hebt fanatiekelingen en fanatiekelingen.”

Jasper veegde met de rug van zijn hand over zijn voorhoofd. Hij was wel moe nu, maar jeetje, wat lekker was dat.

“Tweeëndertig kilometer gefietst. Hoogste snelheid vijfenveertig kilometer per uur en gemiddelde snelheid zesentwintig kilometer per uur,” zei hij.

“En jullie hadden er al zo’n kleine honderd kilometer op zitten,” zei Donna. “En dat is veeeeeel.” Haar stem rekte het woord zo lang mogelijk uit.

“En dat in die hitte,” zei Lynn.

“Gelukkig zit er water genoeg in de kraan,” zei Jorien. “Ik kan een hele sloot op.”

“Doe mij maar karnemelk,” zei JW. “Ook een sloot.”

“O, vergeten te kopen!” zei Lynn, die haar hand tegen haar voorhoofd sloeg. “Stom!”

JW schrok. “Nee, hè?” zei hij. “Ik heb nog zo gezegd…”

“Grapje,” zei Donna. “Maar een sloot vul je er niet mee.”

“Paste niet achterop, die sloot,” zei Lynn.

“En er is ook bier,” zei Donna.

“Nee, geen bier, fris graag,” zei Jasper, “maar ik ga eerst douchen.”

“Wel snel graag,” zei Lynn, “want het eten is bijna klaar.”

Jorien liep met Jasper mee naar de toiletgebouwen. Ze klemde haar toilettas stevig onder haar arm.

“Die meid begint op mijn allergie te werken,” zei ze.

Toen ze terugkwamen van het douchen, konden ze eten. Deze keer was alles goed gegaan.

Na het eten pakte Jasper zijn handdoek en legde hem achter de tenten. Het was nog steeds om te stikken zo heet. Daarom droeg hij alleen zijn zwembroek en een T–shirt. Ook al had hij net gedoucht, hij voelde zich alweer plakkerig. Hij ging op zijn buik liggen en deed zijn ogen dicht.

Jorien. Hij zag haar weer naast zich op de fiets. De spieren van haar armen en benen. Eindelijk een flink tempo. De zweetdruppels op haar gezicht. Op een gegeven moment rolde er een van haar voorhoofd langs haar neus, waar hij een moment aan het puntje bleef hangen. Wat had hij die graag weg willen vegen. Ze fietste goed. Beter dan Lynn en Donna, die te veel heen en weer gingen met hun bovenlichaam. Daar werd je moe van, je verspeelde kracht en energie, maar zij waren geen fietsers natuurlijk. Je moest de kracht uit je benen halen, maar je moest ook met je armen aan het stuur trekken en je buikspieren goed aanspannen.

Hij had toen zo graag eens met Else willen fietsen. Het had veel tijd gekost om voldoende moed te verzamelen het haar te vragen.

Dat had hij nooit moeten doen, dan was het misschien nog wat geworden tussen hen. Hoewel…Hij was al een tijd verliefd op haar. Maar zo vaak zag hij haar niet en gelegenheid om met haar samen te zijn was er al helemaal niet. Na die eerste keer…

Hij had een lekke band gehad en was te laat op school gekomen.

Met het briefje van de conciërge in zijn hand was hij twijfelend op weg gegaan naar het wiskundelokaal, want de les was al voor meer dan de helft voorbij. Kon hij niet beter naar de kantine en dan straks naar Engels? Het leek hem vreselijk onder de blikken van de hele klas het lokaal binnen te moeten gaan. Daarom keek hij niet goed uit waar hij liep of misschien had hij zich al omgedraaid om terug te gaan – in ieder geval botste hij halverwege de trap plotseling tegen iemand op. Ineens was er het kabaal van schoolspullen die de trap af kletterden en de geschrokken uitroep van een meisje.

“O, sorry!” riep ze. “O, stom, ik kijk niet waar ik loop.”

“Nee, sorry, het is mijn schuld,” zei hij snel. “Ik keek niet uit.”

“Nee,” zei zij, terwijl ze zich bukte, “ik loop net in mijn tas te rommelen om mijn fietssleutel te zoeken. Volgens mij heb ik mijn fiets niet op slot gezet, maar ondertussen keek ik in mijn tas om te zien of hij er niet toch inzit. Het is zo’n automatische handeling, dat je je vaak niet meer kunt herinneren of je je fiets nu wel of niet op slot hebt gezet. Heb jij dat nu ook?”

Nee, dat had hij nooit. Hij ging altijd heel zorgvuldig met zijn fiets om.

“Ja, dat heb ik ook,” zei hij.

Ze stond op en torende boven hem uit. Niet alleen omdat ze een tree hoger stond, maar ook omdat zij behoorlijk lang was. En dat terwijl hij ook lang was! Te lang en te slungelig en te mager. In één verschrikkelijk ogenblik wist hij dat ineens heel zeker. Hij zakte iets door zijn knieën en keek haar aan. Wat was ze mooi!

Dat zag hij nu pas. Haar lange blonde haar sprong royaal over haar schouders en ze had een heel gave huid. Haar bruine ogen lachten. Ze bukte weer om de rest van haar spullen op te pakken.

Wat stond hij daar nou te staren! Ook hij zakte door zijn knieën en samen raapten ze de rest op. Hij probeerde het niet te snel te doen.

“Dank je,” zei ze.

“Heb je je sleutel nu al?”

“Ik geloof van niet!”

“Je moet je fiets wel op slot zetten, want vorige maand is er nog een uit het hok gestolen.”

“Ja, dat weet ik,” zei ze. “Daarom is het zo dom van me dat ik het niet meer weet.”

Ondertussen zocht Jasper koortsachtig naar vragen die het onherroepelijke moment dat ze dóór zou lopen, konden uitstellen.

Heb je geen les? Wat heb je straks? Hou je van aardrijkskunde?

Wat vind je van Dijkstra? Wie vind je wel leuk dan? In welke klas zit je? Hoe laat ben je uit?

Haar ogen lachten nog steeds, al was er iets veranderd in de uitdrukking van haar gezicht. En toen kwam het moment dat ze zei: “Nou, bedankt voor de hulp, ik ga mijn fiets op slot zetten.”

Vanaf dat moment was alles anders. Hij liep door de school op zoek naar haar en had alleen een goede dag als hij haar had gezien. Algauw kende hij haar lesrooster uit het hoofd en altijd probeerde hij zo door de school te lopen dat hij haar zo vaak mogelijk tegenkwam.

Zij zag hém niet altijd. En haar aanspreken durfde hij alleen als er geen anderen bij waren – en die momenten waren schaars.

Hij zorgde er altijd voor vragen paraat te hebben, zodat hij een gesprek kon beginnen, want de ontmoetingen waren altijd onverwacht. En eerlijk gezegd voelde hij zich daar niet altijd even gelukkig bij, want op de meest onvoorziene momenten floepten de spotlichtjes aan. Eén keer had hij het gewaagd te vragen of zij een keer samen wat konden doen na school, naar de film of een ijsje eten of zo, maar ze had lachend gezegd: “Ach, nee, vanmiddag maar niet. Ik heb zoveel huiswerk.”

En dit voorjaar, aangemoedigd door de atmosfeer van de lente én uit angst dat het straks te laat zou zijn, want zij deed ook examen en zij zou ongetwijfeld wél slagen, had hij gevraagd of zij van fietsen hield.

“Zullen we dan een keer samen fietsen?”

Toen was ze in lachen uitgebarsten. Schijnbaar onbewogen had hij een laatste blik op haar geworpen en toen was hij weggelopen.

Nooit meer had hij haar aangesproken. Maar zij spookte nog vaak door zijn hoofd.

Tot nu…Tot deze vakantie. Want Jorien…Wat hij niet voor mogelijk had gehouden, was gebeurd: Else vervaagde en Jorien…

Jorien vond fietsen leuk! Hij zag haar weer voor zich: pet op, blote armen, blote benen. Hij had eindeloos door willen fietsen met haar. Maar nu was hij toch best moe. Hij gaapte. Hij werd slaperig. Herinneringen aan Else mengden zich met gedachten aan Jorien. De beelden in zijn hoofd werden mistig. Zijn gedachten gingen cirkels draaien, net als fietsende benen. Hij was ook zo moe. Moe van Else. Hij hoorde haar weer lachen. Boos wilde hij overeind komen, maar hij was zo zwaar, zo loom…Jorien reed naast hem op de fiets. Hij wilde haar aanraken. O, wat was ze prachtig, maar nee, dat kon niet. Daar waren haar ouders.

Ook op de fiets. Hij hoorde Else lachen en Jorien fietste er als een gek vandoor. “Ga weg, ga wég,” riep ze. Tegen hém! En Else maar lachen.

“Ga weg, ga wég,” begon ook hij te roepen.

“O, sorry, ik wilde je niet wakker maken,” zei een bekende stem.

Jorien zat in kleermakerszit met haar schetsboek op schoot naast hem in het gras.

Jasper deed zijn ogen open. Zijn hart bonkte en zijn keel voelde droog. Jorien! Wat was er met haar aan de hand?

“Wat doe je?” vroeg hij ademloos.

“Tekenen.” Ze had het schetsblok dichtgeslagen.

Hij durfde niet naar haar ouders te vragen. Hij zou wachten tot ze er zelf mee kwam.

Jasper wreef in zijn ogen. “Zien?”

“Nee, het is geheim.”

“O ja, en als je je geheim vertelt, is het geen geheim meer.”

“Zo is dat.”

“Je tekende mij toch niet?” vroeg hij.

“Misschien. Misschien niet.”

“Je tekende een draak.”

“Misschien…”

Jasper vulde het voor haar aan: “Misschien niet.”

Wat klonk haar stem gek. Net of er een barst in zat. Nu ze haar pet niet droeg, keek hij haar recht in haar ogen, die ernstig terugkeken. Hij veegde zijn handpalmen af aan de handdoek waar hij op lag.

Hij moest iets zeggen.

“Ik was in slaap gevallen,” zei hij. En hij bedoelde: “Ik hou van je.”

Zou ze dat begrijpen?

“En ik tekende.”

Natuurlijk begreep ze dat niet.

Maar misschien bedoelde ze toch: “En ik ook van jou.”

Of was dat overdreven, kon je niet gelijk zeggen: ik hou van je.

Kwam dat later pas?

Ik wil met je vrijen. Dat durfde hij natuurlijk niet te zeggen, maar dat was wel wat hij het meest van alles wilde. Zijn hele lijf reageerde nu ze zo dicht bij hem zat. Mooi was dat, die lijn van haar hals, de sleutelbeenderen en dan haar kleine borsten onder haar hemd. En lager, de gevouwen benen die onder haar schetsboek uitstaken. De huid aan de binnenkant van haar dijen…Shit zeg, hij was veroordeeld om op zijn buik te blijven liggen. Als ze nu maar niks merkte.

Hij leunde op zijn ellebogen, verder kwam hij niet overeind. “Ik had een rare droom.”

“Vertel! Of is dat ook geheim?”

Ze lachte niet toen hij van de droom vertelde.

“Ik wil niet over thuis praten, dat bederft mijn goede stemming,” zei ze.

Echt? Had dat met hem te maken? Het was een prettig soort schrikken dat ze dat zei.

Ze stak langzaam haar hand uit.

Met ingehouden adem volgde Jasper de weg van die hand, die bij zijn onderarm uitkwam. Uiteindelijk streek zij heel licht met haar vingertoppen over zijn arm. Nooit geweten dat zijn huid zo gevoelig was. Gebiologeerd staarde hij naar hun handen, die elkaar hadden vastgepakt, die elkaar betastten en streelden, alsof ze een eigen leven leidden.

Pas later, toch een beetje bang voor wat hij op haar gezicht zou lezen, keek hij haar aan. Maar hij zag alleen haar verliefde blik.

Dat wist hij ineens zeker.

“Ik…ik vind je zo lief…” mompelde hij. Vast niet verstaanbaar, maar dat deed er even niet toe.

Ze schoof iets dichter bij hem.

“Weet je…” zei Jorien. “Ik had dit al veel eerder willen doen.” Ze maakte haar hand los en ging naast hem op haar buik liggen en wandelde met haar vingertoppen over zijn gezicht, door zijn haar, in zijn hals. Kriebelde onder de rand van de hals van zijn T–shirt, kroop onder zijn mouwen omhoog naar zijn schouders.

Toen boog ze zich naar hem toe en raakte – heel licht – met haar lippen die van hem aan.

Het was alsof de wereld even ophield met draaien. Alsof de vogels een moment stopten met zingen. Alsof de hele camping de adem inhield.

“Doe dat nog eens?” fluisterde hij.

Opnieuw kwam haar hoofd vlakbij. Hij deed zijn ogen dicht en voelde de zachte aanraking van haar lippen. Even maar, toen waren ze weer weg. Nu was het zijn beurt. Hij boog opzij en ontmoette opnieuw haar lippen voor een paar kleine, korte kusjes.

Haar mond stond open, zag hij. Alsof ze het hadden afgesproken, bogen hun hoofden opnieuw naar elkaar toe en hij voelde plotseling haar tong. Hij deed zijn lippen verder van elkaar en zoende terug. Hun tanden klikten tegen elkaar.

“Sorry,” bracht hij uit.

Met haar vinger streek ze over zijn mond. “Niet zeggen,” zei ze.

Jasper vergat dat hij niet overeind wilde komen. Toen hij ging zitten, leunde hij per ongeluk met zijn hand op Joriens enkel.

“Sorry,” zei Jasper nog een keer. “Ik ben ook zo onhandig.”

“Geeft niet,” zei Jorien terwijl ze haar armen om hem heen sloeg.

Toen drukte ze haar lippen weer tegen die van hem. “Doe je mond nog eens open,” fluisterde ze.

“Goh,” zei hij na een lange zoen.

Jorien lachte.

“Niet lachen,” zei Jasper gauw.

“Ik lach omdat ik je lief vind. Mag dat niet?” vroeg Jorien verbaasd.

“Ik ben steeds bang dat je me uitlacht.”

“Ik lach je niet uit, echt niet.” Het klonk verwonderd, maar meende ze het?

Ze drukte haar lippen weer tegen de zijne. Dat was beter.

Ineens was er de stem van Donna, die hen eraan herinnerde dat ze hadden afgesproken de stad in te gaan. “Gaan jullie mee?”

Ze keken op. Jasper zag Donna staan, de tenten, de camping.

O ja. Ze zouden naar de disco gaan.

“Gefeliciteerd allebei,” zei Donna met een lach op haar gezicht.

“Wat leuk!”

Jasper wist zeker dat het een goedbedoelde lach was. Snel dook hij zijn tent in om zich om te kleden.

Ze pakten hun fietsen en stapten op. Ze volgden de borden richting centrum en daar maakten ze hun fietsen aan een lantaarnpaal vast. Toen gingen ze op zoek naar een disco. Jorien liep naast Jasper en steeds als hij haar aankeek, ging zijn hartslag drie keer zo snel en dacht hij: ze houdt ook van mij, ze houdt ook van mij!

Hij kwam niet zo vaak in een discotheek, hield er ook niet zo van, maar nu vond hij alles best. Hij wilde niets van haar missen.

Hij zocht steeds nieuwe dingen om tegen haar te zeggen: “Wat dans je mooi!” Of: “Wat ben je bruin geworden!” Of: “Ik heb spierpijn. Jij ook?”

Slierten gekleurd licht zeilden door de rokerige ruimte. Muziek werd donderend over hen uitgestort, maar hij vond het niet erg.

Allerlei geurtjes rook hij, maar Jasper was vooral op zoek naar dat van haar.

En toen de muziek eindelijk langzaam werd, sloeg hij zijn armen om haar middel. Jorien legde haar hoofd tegen zijn schouder. Hij snoof gulzig de geur van haar haren op, voelde de druk van haar borsten en haar bekken tegen zijn buik en borst. Met zijn ogen zocht hij JW, Donna en Lynn. Wat zouden zij ervan vinden dat hij en Jorien…Was het niet asociaal om steeds met elkaar te dansen als ze met zijn allen uit waren? Lynn was al chagrijnig toen ze hiernaartoe gingen.

Daar danste Donna, ze knipoogde naar hem. Toffe meid, die Donna. En JW sloeg hem breed grijnzend op zijn schouder. Lynn zag hij niet, maar het was ook zo vol. Van alle kanten botsten dansende lijven tegen hen op. Een beetje ongemakkelijk probeerde hij iedereen te omzeilen en hij trapte op Joriens tenen. Hij kreeg niet de kans ‘sorry’ te zeggen, Jorien had haar hand al op zijn mond gelegd.

“Waarom zeg je aldoor ‘sorry’?” vroeg ze dicht bij zijn oor.

“Er was…” Jasper aarzelde, ging toen toch maar verder. “Er was een meisje dat ik leuk vond en dat me uitlachte. Er zijn wel vaker meisjes die me uitlachen. Ik wil me er niks van aantrekken, maar…Ik word zenuwachtig als ik iets verkeerds doe.”

Jorien legde haar vingers tegen zijn wang. Ze keek serieus toen ze zei: “Het is net een draak, die onzekerheid van jou. Zo moet je het maar zien. En draken zijn er om verslagen te worden.”

“Jij bent hier de drakenvechtster. Ik heb geen verstand van draken,” zei Jasper.

“Laat dat maar aan mij over!” zei Jorien beslist. “Ik weet een manier om jouw draak te verslaan!”

“Hoe dan?”

Jorien lachte. “Je zult het wel merken.”

Onweerstaanbaar blonken haar ogen en Jasper kon zich niet meer inhouden. Hij zoende haar zolang hij durfde met zoveel mensen om zich heen. De anderen konden hem ineens niks meer schelen. Hij had Jorien in zijn armen! Dat was het enige wat telde. Eindelijk, Jorien!

Zijn handen raakten al een beetje gewend aan haar schouders en haar middel. Voorzichtig legde hij ze op haar billen en hij voelde hoe zij zich tegen hem aandrukte. Haar handen leken tijdens het dansen overal te zijn. Had ze eerder zo gedanst? Had ze al eens gevreeën? Met wie? Was ze erg verliefd geweest? Zou ze met hem naar bed zijn geweest? Allemaal dingen die hij niet wist…Hij slikte, probeerde te denken: ze weet meer dan ik, wel zo gemakkelijk. Hij drukte zijn neus in haar hals en met zijn tong kietelde hij stiekem haar huid.

De muziek ging over in het volgende nummer. Hij kon er geen genoeg van krijgen. Elke zoen en elke dans maakte het verlangen naar méér van haar groter. Hij zou haar lichaam willen zien, haar borsten aanraken. Kon het straks nog? Op de camping? Maar hoe?

Waar? Ze konden vast nog ergens in het donker gaan zoenen.

Donna tikte hen op de schouders. “Ik wil naar huis. Gaan jullie mee of…”

Jasper en Jorien keken elkaar aan. “Dat is goed,” zei Jorien.

“Weten jullie waar Lynn is?” vroeg Donna. “Ik heb al rondgekeken, maar ik zie haar nergens.”

“Nu je het zegt, ik heb haar ook al een tijdje niet gezien,” zei Jasper.

“Let jij dan op haar?” vroeg Jorien plagerig. Jasper stak zijn tong naar haar uit en voelde zich rood worden. Maar omdat hij het al zo heet had, dacht hij dat het niet zou opvallen.

“Ik moet nog even naar de weeplee,” zei Jorien. “Misschien is ze daar wel.”

Donna, JW en Jasper keken intussen bij de bar en speurden de dansvloer af.

“Ze was inderdaad bij de wc,” zei Jorien toen ze terug was. “Ze wilde nog blijven, zei ze. We konden wel vast naar de camping.”

Jasper voelde zich één bonk zenuwen toen hij hand in hand met Jorien achter Donna en JW aan door de nacht reed. De buitenlucht bracht amper verkoeling, maar gelukkig ving je op de fiets altijd wel wat wind.

“Hoor je dat?” zei Jasper. “Het rommelt al. We krijgen onweer.”

Ze moesten hun fietsen kantelen om onder de neergelaten slagboom bij de ingang van de camping door te kunnen. Op het terras bij de kantine zaten nog een paar mensen te praten en te drinken, maar op het trekkersveld was het stil. Jasper probeerde Joriens blik te vangen. Ga je al slapen of zullen we…

Toen Jasper zijn tent openritste, zei JW achter hem: “Ik zal even mijn slaapzak pakken, dan kan Jorien bij jou pitten.”

Jasper keek hem verrast aan. “Waar ga jij dan liggen?”

In het donker zag Jasper nog net hoe JW zijn schouders ophaalde. “Op Jorien haar plaats.”

“Wil je dat echt wel?” vroeg hij voor de zekerheid.

“Natuurlijk, anders bood ik het niet aan. Het maakt mij niet uit.”

“En Lynn dan?”

“Och, die is er toch nog niet. En ik sta altijd vroeg op.”

Even later legde Jorien haar slaapzak in Jaspers tent. Omdat die maar klein was, stond Jasper buiten te wachten tot haar spullen er lagen. Hij voelde een hand op zijn schouder.

“Slaap lekker,” zei JW met een grijns op zijn gezicht.

Jasper had een kurkdroge mond. Hij slikte en slikte. Toen kroop ook hij de tent in.

Jorien had haar slaapzak opengeritst en uitgespreid over beide slaapmatjes, zag hij. Ze lag op haar zij, met een gebogen arm onder haar hoofd. In het door het tentdoek gefilterde licht van de lantaarn die even verderop stond, zag hij nog net de glimlach op haar gezicht.

“Kom!” fluisterde ze en ze stak een hand naar hem uit, alsof ze hem naar binnen wilde trekken.

Hierover had hij vaak gefantaseerd en nu moest hij de neiging onderdrukken om weg te lopen, zó zenuwachtig was hij. Gek was dat: bang en verlangend tegelijk. Gebeurde dit echt?

Maar natuurlijk kroop hij naast haar en toen hij wilde gaan liggen, duwde hij met zijn elleboog in iets zachts en botste hij met zijn knie tegen iets hards. Nee hè, hij weer.

“Wat is er?” fluisterde Jasper toen ze een raar geluid maakte.

“Sorry, zenuwen,” zei ze. “Het is ook zo’n klein tentje.”

O, gelukkig, zij was dus ook niet zo kalm als ze leek.

Op het moment van de eerste lichtflits zag hij haar heel duidelijk. Haar ogen waren groot en donker en alles aan haar leek hem naar zich toe te trekken. Hij wilde dat allemaal aanraken. Kon dat zomaar? Mocht dat zomaar?

Ze hief haar hoofd om beter naar het onweer te kunnen luisteren en Jasper schoof gauw zijn arm onder haar nek.

“Het is nog ver weg,” zei ze.

Hun lichamen waren naar elkaar toegekeerd alsof ze een dans zouden willen beginnen en haar gezicht was heel dicht bij dat van hem. Haar adem over zijn gezicht deed alle haartjes op zijn lichaam overeind gaan staan. Hij voelde hoe ze met voorzichtige vingers zijn lippen, zijn wangen, zijn neus en wenkbrauwen aanraakte. Hij durfde bijna geen adem te halen.

Toen drukte hij zijn lippen op haar neus en op haar wang en uiteindelijk op haar mond. Weer klikten hun tanden tegen elkaar en hij verstrakte. Wat deed hij toch onhandig! Hij gluurde naar haar gezicht, maar zij hield hem alleen nog maar steviger tegen zich aan. Heel duidelijk voelde hij de druk van haar borsten tegen zijn bovenlijf. Hij voelde haar rillen.

“Koud?” vroeg hij.

“Nee,” zei ze, “ik heb het stikheet!”

Wat nu? Hoe moest hij…Eerst nog niks. Zij deed het wel. En ook al lagen ze de hele nacht samen in een tent, ze hoefden nog niet zo heel ver te gaan. Gave meid, die Jorien. Zij durfde meer dan hij. Oké, dat was dan maar zo. Daar kon hij niks aan doen. En als zij dat stom vond, dan…dan…nu ja, dat kon hij zich niet voorstellen, want ze keek zo…zo…ja, verliefd naar hem. Daar hoefde hij niet aan te twijfelen.

Haar handen gleden over zijn rug naar beneden om uiteindelijk onder zijn T–shirt weer omhoog te kruipen. Nu moest zij de puisten op zijn rug toch ook voelen. Zou ze dan nu stoppen…

Zou ze dan nu zeggen dat ze zich vergist had? Nee, dat zei ze niet!

Nu moest hij ook…Kom op, Jasper, voel de huid van haar rug.

Wat lekker…

Even daarna rolde ze opzij, zodat ze half op haar rug kwam te liggen. Als vanzelf was zijn hand via haar zij – even kromp ze in elkaar – naar haar buik gegleden. Wat was het daar zacht. Hij liet zijn hand kleine, strelende bewegingen maken, maar toen voelde hij haar hand die van hem omhoogduwen. Eerst de gladde, zachte buik, dan de holte van haar maag, daarna even de harde ribbels onder zijn vingertoppen en toen ineens – schuin omhoog, een welving met een harde top die tegen het midden van zijn handpalm prikte. Vergeet niet te ademen, Jasper! Een lichtflits liet hem even zien wat zijn vingers voelden.

“Speciaal voor ons, die feestverlichting,” lachte Jorien. “Nee, blijf eens liggen.” Ze duwde hem terug op de slaapzak terwijl zij overeind kwam. Ze ging op haar knieën naast hem zitten en legde haar handen plat op zijn buik. Haar handen streelden zijn borst en schouders, waardoor zijn T–shirt steeds verder omhoogkroop.

“Doe eens uit?” vroeg ze.

“Dan jij ook!” zei Jasper.

Ze lachten, want hun armen stootten tegen elkaar toen ze allebei hun T–shirt over hun hoofd trokken. Moest hij nu blij zijn met dat donker of niet? Maar weer kregen ze even licht om elkaar te zien. Hij voelde het tentdoek plotseling langs zijn blote schouder strijken. Begon het te waaien?

“We hadden beter in mijn tent kunnen gaan liggen,” zei Jorien.

“Die is groter.”

“Maakt niet uit,” zei Jasper. “Ik wil alleen maar zo dicht mogelijk bij je zijn.”

Hij had zich voorovergebogen en de laatste woorden had hij tegen de huid van haar hals gefluisterd. Toen liet hij zijn handen langs die spannende gebogen lijnen dwalen.

Uiteindelijk zuchtte hij: “Wat ben je mooi.”

“Ze zijn veel te klein,” zei Jorien.

Meende ze dat nou? Hij vond van niet.

“Ze zijn mooi,” herhaalde hij.

“Echt?”

Ze bleven rechtop zitten en met de armen stevig om elkaars blote rug en schouders geslagen zoenden ze. Hun mond en tong dwarrelden als twee vlinders om elkaar en hun handen werden steeds zelfverzekerder. Ik ga me niet druk maken hoe het verder moet, beval Jasper zichzelf, ik zie wel.

“We moeten wel zachtjes doen,” fluisterde Jorien ineens. “De anderen liggen vlak bij ons.”

Ze duwde hem lachend achterover en ging boven op hem liggen.

Haar ogen schitterden in het donker. Zou ze het al eerder gedaan hebben? Hij durfde er niet naar te vragen. Zou zij condooms hebben?

Hij schrok van zijn eigen gedachte. Had hij ervoor moeten zorgen? Zou zij denken dat hij…

Zijn mond stopte met zoenen, zijn handen streelden niet meer.

“Wat is er?” fluisterde Jorien.

Nee, dat durfde hij nooit te vragen. Hij wilde niet eens zo ver gaan. Niet nu al. Of zou zij denken…

Hij zuchtte. “Niks.” Wat moest hij dan zeggen?

“Is er niks?” vroeg ze. Hij hoorde de lach in haar woorden.

“Ja, jij bent er. En je maakt me heel opgewonden.”

Zo, het was al heel wat dat hij dat kon zeggen.

“Ik voel het!” hoorde hij in zijn oor.

Jasper kreunde en in weer zo’n lichtflits keek hij op naar haar bezwete gezicht. Ze draaiden zich om. Hij lag nu op haar. Met zijn onderbuik wreef hij tegen haar heupen. Hij zoende haar gezicht, haar hals, haar haren en fluisterde: “Ik vind je zo lief.”

Toen hij weer naast haar lag, voelde hij plotseling de druk van haar hand op zijn broek. Opnieuw hield hij zijn adem in.

Op dat moment klonk plotseling een luide klap boven hun hoofden. Jorien schoot half overeind.

“Wat een knal,” zei ze. “Ik schrok ervan.”

Gelukkig legde ze haar hand terug, maar nu op zijn blote buik.

Ze bewoog heen en weer, naar opzij, naar boven, over zijn borst, terug, lager, nog lager. In een reflex trok Jasper zijn buik in en zo was er ruimte voor haar hand om verder naar beneden te glijden. Toen stootten haar vingers tegen de rand van zijn onderbroek, waar ze even stilhielden, twijfelend misschien of ze hun weg zouden vervolgen.

“Toe maar,” zei hij nauwelijks hoorbaar, “pak hem maar.”

En ze deed het. Hij kneep zijn ogen dicht om beter te kunnen voelen hoe haar vingers zich sloten. Ze bewoog, een beetje onhandig, er was ook niet veel ruimte, maar wat gaf het.

Hield ze nu al op? Jammer, maar straks zou ze…En hij wilde haar…Hij kon niet helder meer denken. Ze plakten bijna aan elkaar vast. Toen ze zich van elkaar losmaakten, klonk een raar, zuigend geluid. Moest Jorien daar om lachen?

Hij kon haar nu goed zien. Het is of ik droom, dacht hij. Dit overkomt mij niet, ik ben het niet zelf…

“Jorien…” begon Jasper, “dit is zo…” Hij wilde zeggen wat door hem heen ging en hoe geweldig hij haar vond, maar toen viel er een knetterende donderslag. Onmiddellijk daarna roffelde de regen op het tentdoek, zo hard en onverwacht dat ze allebei geschrokken overeind gingen zitten.

“Wat een noodweer ineens!” riep hij. “Niet tegen het natte tentdoek aan!”

Hij drukte haar tegen zich aan. Stil luisterden ze naar het lawaai buiten. Het weerlichtte nu bijna onafgebroken en elke nieuwe klap overstemde de echo van de vorige. Windstoten rukten aan het tentdoek.

“Staat de tent goed vast?” hoorde hij Jorien roepen.

“Ja hoor!” Hij wilde niet dat zo’n stomme storm hen zou storen.

Na een lange kus boog Jasper zich voorover en begon haar tepels te zoenen.