Als hij dit kon doen, moest het in de tent wel veilig zijn, dacht Jorien.
Ze gooide haar hoofd achterover en leunend op haar handen trok ze haar schouders naar achteren. Toch klopte haar hart hoog in haar keel en nu niet alleen van opwinding. Maar dat was buiten, dacht ze, hoewel buiten en binnen in een tent wel heel dicht bij elkaar lagen.
En binnen gebeurde iets bijzonders! In het weerlicht keek ze neer op zijn achterhoofd en zijn rug. Wat was ze gek op hem!
Plotseling klonk een gil boven het lawaai van de storm uit.
“Wat was dat?” riep Jorien.
Een kort moment keken ze elkaar aan. Werden ze geroepen?
“Dat is Donna!” brulde Jasper. “Kom!”
Snel trokken ze hun T–shirt aan. Zodra ze buiten stonden, rukte de wind aan hun haren en kleren. Grote, harde regendruppels maakten hen binnen de seconde drijfnat. Jorien keek naar de waterval om hen heen en begon te gillen: “Donna!”
Met drie passen waren ze bij het ingestorte tentje, waarvan het doek bewoog alsof er een spook bezig was.
“Donna!” riep Jorien weer. Ze kon haar eigen stem niet eens horen.
Jasper pakte de tent aan de voorkant beet en trok die met moeite omhoog, zodat Jorien de rits open kon doen. Toen zagen ze het lachende gezicht van Donna. Het natte doek lag als een mantel over haar schouders.
Opgelucht stak Jorien haar hand uit, Donna pakte hem vast en Jasper stroopte ondertussen het zware tentdoek van haar af.
“Wat is er gebeurd?” riep Jorien.
Donna spreidde haar armen met de handpalmen omhoog en riep iets wat Jorien niet verstond. Toen keken ze om zich heen.
Wat nu? Zo nat konden ze toch niet in hun tent terugkruipen?
Toen pakte Jasper Donna en Jorien bij de hand en zo renden ze naar het toiletgebouw. Het pad leek meer op een beek dan op een weggetje, zoveel water was er al gevallen. Druipend stonden ze even later schouder aan schouder onder het afdak naar de regen te kijken. Lichtflitsen die kort op elkaar volgden, maakten steeds voor een paar tellen de omgeving zichtbaar.
“Ik schrok me een ongeluk,” zei Donna.
“Dat kan ik me voorstellen,” zei Jorien.
“De tent scheurde,” vervolgde Donna, “en toen stroomde het water naar binnen en direct daarop lag ik bedolven onder het doek.” Ze grinnikte. “Heeft JW toch gelijk gekregen. Nou ja, het was inderdaad al een ouwetje.”
“Nu is alles nat!” zei Jorien. “Vervelend, zeg.”
Laconiek zei Donna: “Morgen gaan we toch naar huis.”
Met dezelfde heftigheid waarmee de bliksem steeds gevolgd werd door het gedonder voelde Jorien ineens de consequentie van die woorden. Naar huis, morgen naar huis!
Nee! Nee!!! NEE!!!
Ze leunde zwaar tegen Jasper aan, die direct zijn arm om haar schouder sloeg en een snelle kus op haar haar drukte.
“Ik wil niet naar huis,” stamelde ze en ze keek hem met grote ogen aan. Ze vergat dat Donna bij hen stond en begon hem wanhopig te zoenen.
“We hebben nog een hele dag,” zei Jasper in haar oor. “En daarna kunnen we elkaar toch blijven zien?!”
“Zo vaak mogelijk?”
“Natuurlijk! Wat dacht jij dan?”
Toen hij haar opnieuw zoende, gleden de regendruppels over haar gezicht. Drupten die uit zijn of uit haar haar? Of waren het tranen? Zou best kunnen, dacht ze ontroerd.
Somber staarde ze naar de neervallende regen. Terug naar haar ouders. Ook al had ze hen gisteravond maar even gesproken, ze had de eerste lading woede al over zich heen gekregen en er zou beslist meer volgen. Terug naar het dorp betekende ook Mieke onder ogen komen, die haar had verraden.
Deze dagen moesten haar wapenen tegen de sfeer van het dorp.
Zou ze ertegen kunnen?
Ineens voelde ze dat ze terug naar huis kón omdat Jasper er was.
Alles wat er over haar heen zou komen bij thuiskomst, zou ze kunnen verdragen omdat Jasper van haar hield. Ze liet hem los, stapte de regen in en met haar armen wijd draaide ze in het rond. Het moest eruit: “Jaspeeeeer!”
Vlak voor hen stond ze stil. “Ik ben gelukkig!” verklaarde ze.
Donna grinnikte en Jasper lachte breed. Hij stapte ook de regen in en pakte Jorien beet. Samen draaiden ze rond, alsof ze weer in de disco waren. Jorien hield met haar blik Jaspers ogen vast en zag vaag de donkere camping eromheen draaien, en ook Donna in haar natte nachtpon. Ja, met hem in haar gedachten kon ze terug naar huis. En het was nog niet zover.
Duizelig stopte Jorien met draaien. “Het ergste is voorbij,” zei ze, maar ze wist zelf niet goed waar ze het over had. Thuis of het onweer?
“Kom, dan gaan we terug.” Donna stapte ook onder het afdak vandaan. Het regende nog licht.
Te midden van de enorme plassen stonden ze stil en ze keken naar de bult die Donna’s tent was. Wat nu? Jasper deed een poging het natte tentdoek op te tillen, maar Donna zei: “Laat maar, waarschijnlijk zijn mijn spullen ook allemaal nat. Dat zien we morgen wel weer.”
Jorien keek twijfelend van Jaspers tent naar die van haar, waaruit geen enkel teken van leven kwam. Zou JW slapen? Ze geloofde er niets van.
Haar tent was ruimer dan die van Jasper. Donna moest daar maar slapen.
“JW?” riep ze.
“Ja?” klonk de bromstem van JW.
“Slaap je?”
“Met die herrie zeker. Wat is er?”
“We hebben een probleem.”
Jorien zag dat de rits van haar tent openging en JW met een duf hoofd tevoorschijn kwam. Hij keek hen verbaasd aan: “Jullie zijn kletsnat!” Pas daarna zag hij Donna’s tent en hij begon te lachen.
“Ik heb het toch gezegd? Dat ding is antiek!”
“Fijn dat je zo meelevend bent,” zei Donna. “Van je vrienden moet je het maar hebben.”
“Natuurlijk. Kom er maar bij, hoor, ruimte zat, zeker zolang Lynn er nog niet is, maar droog je wel eerst even af.”
Tevreden hoorde Jorien het JW zeggen. Lynn was er dus nog niet. Of zou ze wegblijven, uit woede dat zij vertrokken waren zonder haar? Ze hoopte het maar, dat was tenminste de bedoeling geweest toen ze tegen de anderen had gezegd dat Lynn nog wilde blijven. Ze had Lynn helemaal niet gesproken, ze was nergens te bekennen geweest en dat wilde ze graag zo houden. Ze had genoeg van Lynn.
“Hier is een handdoek,” zei JW. Vanuit de opening van Joriens tent gooide hij er een naar Donna.
“Ik hoop dat Lynn geen last heeft van het noodweer,” zei Donna met haar hoofd onder de handdoek.
Jasper keek om zich heen, alsof hij wilde controleren of Lynn er al aan kwam. “Die heeft vast de bui afgewacht,” zei hij.
“Ja, of ze is nog steeds aan het feesten,” zei Jorien.
Donna keek op haar horloge. “Zou het? Hoe laat ging die tent dicht? Ik hoop maar dat ze zo verstandig is zich thuis te laten brengen door iemand.”
Maak je niet druk, dacht Jorien geërgerd terwijl ze haar eigen handdoek pakte, en ook een droog T–shirt voor Donna.
“Zou ze begrijpen waarom JW en ik hier liggen?” vroeg Donna zich af. En met een zucht liet ze erop volgen: “Mijn slaapzak is ook kletsnat.”
“Het zit er dik in dat ze helemaal niet hier slaapt,” zei Jorien. “Dat Het ze doorschemeren, tenminste. Laten wij maar gaan pitten, ik ben moe.”
Voor de tweede keer kroop ze Jaspers tent in en ze gaf haar eigen slaapzak aan Donna. “Hier, wij delen die van Jasper wel.”
“Moeten we niet op Lynn wachten?” vroeg Donna.
Donna weer, hoor. Brave Donna.
“Hebben we net toch ook niet gedaan?” zei Jorien. “Waarom nu dan ineens wel? Ga je mee, Jasper?”
“Maar weet je nog, in de duinen, woensdagochtend?” protesteerde Donna. “Ik heb er geen goed gevoel over.”
“Oké, ga dan maar zoeken,” zei Jorien. “Fiets terug naar de stad.”
“Wat vind jij, JW?” vroeg Donna.
Maar JW was de tent alweer ingekropen.
“En jij dan, Jasper?”
Nieuwsgierig wachtte Jorien Jaspers reactie af, maar die stond op het moment dat ze beiden naar hem keken hartgrondig te gapen.
“Nou ja,” zei Donna. “Dan gaan we slapen. Morgen niet te vroeg weg, hè Jorien?”
Jasper en zij trokken ook allebei iets droogs aan en gingen dicht tegen elkaar aan liggen, de slaapzak als een deken half over hen heen. Hij had zijn arm onder haar hoofd geschoven.
“Het is nog steeds warm,” zei Jasper en hij gaapte weer.
Met haar vinger streek Jorien zacht over zijn borst die licht steeg en daalde.
“Jasper?” fluisterde ze.
“Utrecht is niet zo ver weg,” zei Jasper. “Ik kom volgende week op de fiets naar je toe.”
O, nee, ook dat nog! Hij dacht dat zij in Utrecht woonde! Maar in werkelijkheid woonden ze veel verder uit elkaar! Waarom had ze dat niet eerder rechtgezet, dat het huis waar zij hen had ontvangen op die kennismakingsmiddag het huis van haar nichtje was geweest?! Stom dat ze daar niet meer aan had gedacht.
Hij keek zo lief uit zijn ogen. Ze smolt vanbinnen toen ze in de beginnende ochtendschemering zijn slaperige glimlach zag.
Ze zou het hem morgen wel vertellen. Och, zou het hem wat uitmaken?
“Jasper, lieve Jasper,” zei ze met verstikte stem, “ik weet nu al dat ik je vreselijk ga missen.”
“We hebben nog een hele dag…” mompelde hij.
“En een nacht…” voegde ze eraan toe en ze kroop nog dichter tegen hem aan. “Al is die bijna voorbij…”
Jorien vocht tegen opkomende tranen. Niet janken nu…Niet deze nacht laten bederven…Jasper, lieve Jasper…
Ineens realiseerde ze zich dat zijn ademhaling veranderd was.
Hè? Sliep hij? Ze kwam half overeind, keek een tijd naar zijn gezicht, streek met haar vingers over zijn wang en probeerde hem wakker te denken, maar het hielp niet. Ze drukte haar lippen op die van hem en toen hij niet reageerde, ging ze met haar hoofd op het stapeltje kleren liggen dat dienst deed als hoofdkussen.
Ze staarde naar Jaspers profiel, dat in het toenemende licht steeds scherper te zien was. Het stapeltje kleren onder haar wang voelde vochtig aan. Niet denken aan wat komen gaat, Jonen, denk aan wat je hebt gehad!
De gebeurtenissen van de afgelopen uren dwaalden door haar hoofd. Waarom het niet eerder gebeurd was, wist ze niet goed.
Omdat de anderen steeds in de buurt waren geweest? Omdat Jasper op bepaalde momenten heel afstandelijk had gedaan? Ze had soms niet geweten wat ze aan hem had. Zelfs gisteravond, toen ze toch heel gezellig hadden zitten kletsen, had ze niet gedurfd wat ze aan het begin van deze avond wel had gedaan. Ze dacht aan die eerste zoen achter de tent. Nee, de echte eerste zoen was tijdens dat spel geweest. Ze grinnikte zachtjes. Leuk was dat! Maar vanmiddag was natuurlijk echter…
En daarna de disco…Het vrijen van zonet…Haar gedachten gingen naar het onweer. En naar Donna en naar…
Lynn. Het was een vergissing geweest om Lynn mee te nemen op deze vakantie. Ze had het toch anders moeten doen. Misschien was JW ook wel een vergissing geweest. En nu waren ze nog maar met zijn vieren.
Jorien kromp in elkaar. Maar Jasper was geen vergissing! Het was zo fijn geweest met hem, dat het bijna pijn deed eraan terug te denken. En het was nog maar het begin! In gedachten herhaalde ze hun vrijpartij. Beeld voor beeld, woord voor woord, liefkozing voor liefkozing…Dat hij nu zomaar sliep…
Als ze na deze vakantie Jasper weer zou zien – dat konden haar ouders toch echt niet tegenhouden – zou ze zorgen dat ze condooms bij zich had. Je wist maar nooit hoe ze verder zouden gaan.
Zie je wel…Nu dacht ze weer daaraan. Ze dacht er vaak aan.
Zouden de meiden in haar dorp dan toch gelijk hebben? Was het dan zo gek dat ze met hem wilde vrijen? Ze was nieuwsgierig en verliefd en ze wilde het graag een keer gedaan hebben. Misschien wilde Jasper niet. Of nog niet. Maar iets in haar zei dat Jasper anders was dan Maurice, met wie ze een tijd verkering had gehad. Ooit, op een dag…
Maar eerst kwam morgen. Naar huis. Onrustig draaide Jorien zich op haar andere zij. Het gevoel dat ze net in de regen had gehad, dat ze het nu wel aankon, was ineens verdwenen. Ze zag weer voor zich hoe haar ouders de camping opliepen, woensdagochtend. Jeetje, wat was zij geschrokken! Ze legde haar handen om haar keel, alsof ze daarmee dat verstikkende gevoel dat het woord ‘thuis’ bij haar opriep, kon wegnemen.
“Ik moest weg,” fluisterde ze tegen de slapende Jasper, “ik stikte haast thuis. Maar ik mocht niet. Ik mocht niet alleen op vakantie. Ik heb het wel gevraagd, hoor. Ik wilde eerst met een vriendin weg. Mieke heet ze. Maar mijn ouders vonden mij te jong. Ze vinden mij overal te jong voor. Het liefst houden ze de hele dag mijn hand vast. En Mieke durfde niet meer toen we niet mochten.”
Praatte ze in zichzelf of dacht ze het alleen maar? Ze moest het Jasper nog allemaal vertellen.
“Maar Mieke is mijn vriendin nu niet meer. En verder heb ik geen vrienden in het dorp. O, het is zo’n braaf stel. Ze doen allemaal wat pa en ma zeggen. En allemaal gaan ze naar dezelfde school. En allemaal naar dezelfde disco op zaterdagavond. En allemaal naar dezelfde kerk op zondagochtend. En allemaal weten ze al hoe hun verdere leven eruitziet. Trouwen, kinderen krijgen, de zaak of de boerderij van pa overnemen.”
“En jij bent anders,” stelde ze zich voor dat Jasper dan zou zeggen.
Jorien knikte in de schemerdonkere tent en in gedachten vertelde ze hem: “Ik wilde altijd al andere dingen dan de anderen. Ik ben altijd een buitenbeentje geweest. Ik zit ook op een andere middelbare school dan de rest. Ik ben als enige daarnaartoe gegaan. Het is iedere dag een eind fietsen, maar dat vind ik niet erg. Ik heb die school zelf uitgekozen en mezelf aangemeld, ze hebben daar muziek en tekenen als eindexamenvak en ze doen veel aan culturele dingen. Mijn ouders vonden het eerst niet goed. Ze zeggen dat ik het hoog in m’n bol heb, dat ik me beter voordoe dan ik ben. Ze vonden het vreselijk omdat ze me niet goed meer kunnen controleren in mijn doen en laten. Ze denken dat ik verslaafd zal raken of crimineel zal worden of zo. Het idee! Ze verbieden me zoveel mogelijk, maar dit hebben ze niet tegen kunnen houden. En begrijpen doen ze het al helemaal niet. Dat zeggen ze zelf: “Hoe kom jij zo?” Ik pas niet in ons dorp. Ik wil niet het leven van iedereen. Ik wil iets anders. Studeren, tekenen, fotograferen, fietsen, reizen, weet ik veel.”
Zou Jasper het begrijpen? Hoe goed kende ze hem? Wat wist ze van hem?
Haar dorp was net een groot aquarium, dacht ze. En als je anders bent, of wat anders doet dan wat er van je verwacht wordt, ga je uitgebreid over de tong. Reken maar dat ze nu over mij praten.
Superbelachelijk overbezorgd zijn haar ouders dat ze alles op alles hebben gezet om haar te vinden. Hoeveel druk zouden ze hebben uitgeoefend op Mieke?
Ze zou huisarrest krijgen, zei haar vader toen ze uiteindelijk naar huis belde. In plaats van blij te zijn niet een teken van leven, begon hij meteen over straf! Maar dat wist ze van tevoren. En ze wist ook dat ze dat ervoor over moest hebben. Maar Jasper zou voorlopig niet bij haar mogen komen. Jorien drukte haar vuist tegen haar open mond om de schreeuw binnen te kunnen houden. Ze draaide zich weer om. Haar knieën trok ze hoog op met haar handen eromheen geslagen en haar ogen kneep ze stijf dicht. Slapen, beval ze zichzelf.
Alsof dat hielp. Haar gedachten gingen hun eigen weg. Naar de mislukking met Mark, op wie ze heel erg verliefd was geweest.
En naar Maurice, in wie ze zich zo vergist had. Maurice had op dezelfde basisschool als zij gezeten, maar dan een klas hoger. Ze ‘kende’ hem dus wel, maar die voorjaarsdag had ze hem lange tijd niet gezien. En toen ze onverwacht in de super tegenover elkaar stonden, zag ze hoe knap hij was geworden en onmiddellijk begon het te roeren in haar binnenste. Ze praatten een tijdje en vanaf dat moment was hij niet meer uit haar gedachten verdwenen. Ze ging weer het dorp in, zocht opnieuw contact met de oude groep en ging zelfs mee naar de disco, wat ze eigenlijk helemaal niet leuk vond. En dat alles om Maurice te zien.
Een klein half jaar hadden ze verkering, maar Maurice gaf meer om voetballen dan om haar. En zij wilde zo graag met hem vrijen, want ze vond zoenen zo lekker en ze wilde wel eens verder dan dat, maar hij wilde beslist niets doen onder hun kleren.
Toen had ze het maar uitgemaakt.
“Dat is toch niet normaal,” zei degene van wie ze had gedacht dat het haar vriendin was, “dat jij zo op seks gericht bent.” En of ze dat nu aan Mieke of aan Maurice te danken had, ze was nu ook een snol in de ogen van het dorp. Dat ze bleef omgaan met Mieke was alleen maar omdat zij anders niemand meer had om even naartoe te gaan. Dat was nu wél afgelopen. Mieke had nu afgedaan voor haar.
En toen kwam Mark. Hij zat bij haar op school en ze was al een tijd verliefd toen hij haar op het schoolfeest voor het eerst omhelsde. Maar Mark speelde vals: hij had al een vriendin. Toch zoenden ze fanatiek en korte tijd had ze met de hoop geleefd dat hij voor haar zou kiezen. Hij maakte het uit, maar een paar weken later stonden ze alweer achter het gymlokaal te zoenen.
Hij kon haar niet vergeten, zei hij. Nog twee keer maakte hij het uit, de laatste keer definitief.
Geërgerd draaide Jorien zich weer om. Dat is nu niet belangrijk meer. Nu is Jasper er. Met hem zou het vast allemaal goed gaan.
Lieve Jasper.
Morgen nog…
En dan…
Nu moest ze eens ophouden met dat gepieker en gaan slapen.
Ze draaide zich terug naar de slapende Jasper, die nog steeds op zijn zij naar haar toegekeerd lag, met zijn armen voor zijn borst gekruist. Zij pakte zijn hand beet. Jasper, met ons komt het wel goed, hè? En al duurt het even, we zien elkaar weer! Ze kneep in zijn hand, voorzichtig om hem niet wakker te maken, maar wel zo stevig dat ze zijn warmte en rust voelde. Genoeg om haar te kalmeren.
Vanaf nu zou Jasper er zijn…Dat maakte alles anders.
Ze was toch wel moe…O, Jasper, ik…
Jorien werd wakker door de gebruikelijke campinggeluiden. Wat is iedereen vroeg, dacht ze slaperig, wat asociaal om zoveel lawaai te maken. Ze moesten nog eens een geluiddichte tent uitvinden. Maar toen ze op haar horloge keek, zag ze dat het al halftwaalf was.
Geschrokken kwam ze overeind. Shit! Ze moesten weg! Ze moesten naar Utrecht fietsen en zij moest ook nog eens door naar haar dorp. Verwilderd keek ze om zich heen. Jasper lag niet meer naast haar. Waarom had hij haar niet wakker gemaakt?!
Zou alles op de laatste dag nog in de soep lopen? Snel trok ze haar fietsbroek en haar shirt aan en nijdig ritste ze de tent open.
Toen zag ze Jasper zitten. En Jasper zag haar. Direct stond hij op, kwam naar haar toe en met zijn armen om haar heen gaf hij haar een lange, lekkere tongzoen. O, Jasper, ik hou van je!
Zijn brede grijns deed haar goed. Wat maakte zij zich nou druk over hoe laat het was? Wat kon het ook allemaal schelen! Jasper, dat kon haar schelen!
“Ik ben in slaap gevallen…” zei hij verontschuldigend tussen twee zoenen door.
Jorien lachte. “Dat heb ik gemerkt.”
“Sorry.”
“Zullen we afspreken dat we geen ‘sorry’ meer zeggen?” zei ze.
Jasper knikte. “Heb je zin in een vers broodje?”
Jorien keek om zich heen. JW en Donna zaten met een zak broodjes, de pot jam en het keteltje met thee te midden van Donna’s spullen, die ze in een wijde boog op het gras had uitgespreid. Haar tent had ze over de fietsen heen gehangen. Toen keek Jorien naar de lucht, die grijs was, maar je kon nu al merken dat de zon straks pogingen zou ondernemen door de wolken heen te breken.
“Goedemorgen,” zei JW toen ze bij hen kwam zitten.
“Thee?” vroeg Donna.
“Lekker. Zijn jullie al lang op?” wilde Jorien weten.
“Lang genoeg om een overheerlijk ontbijt klaar te maken,” zei JW. “Ik heb verse broodjes gehaald. Jasper heeft thee gemaakt en Donna heeft de jampot opengedraaid.”
“Val aan,” stelde Donna lachend voor.
Met thee en een broodje in haar hand keek Jorien hen alle drie aan. Dit was de laatste ochtend.
“En Lynn?” vroeg ze met volle mond.
Donna schudde haar hoofd. “Maar ze heeft wel een SMS-je gestuurd.”
“En?” vroeg Jorien.
“Dat ze een fantastische nacht heeft gehad en dat ze straks haar spullen komt halen.”
“Haar spullen halen,” herhaalde Jorien. Ze begon te hoesten.
“Dus…” Maar meer wist ze niet uit te brengen. Jasper begon op haar rug te slaan.
“Ik denk het,” zei Donna vlak.
“O.”
“En toen waren er nog maar vier,” zei Jasper voorzichtig en hij gaf nog maar een paar klapjes op Joriens rug.
“Hè, ik verslikte me,” zei Jorien. En toen vervolgde ze luchtig: “Iedereen moet maar doen wat hij niet laten kan.” Maar inwendig glimlachte ze.
“En toen ik wilde afhaken, sloegen jullie groot alarm,” zei JW verontwaardigd. “Wat ik niet kon maken, accepteren jullie van Lynn wel?”
“Nee, natuurlijk niet,” zei Donna. “Samen uit, samen thuis, daar blijf ik bij.”
Jorien zuchtte. Er is verschil, zei ze in gedachten tegen JW, maar dat kan ik je niet uitleggen. “Laat haar maar,” zei ze.
“Het is nog maar één dag,” zei Jasper aarzelend. “Toch?”
JW keek Donna aan. “En wat ben je van plan ertegen te doen?”
“Ik?” vroeg Donna. “We dan toch zeker. Ik vind dat ze met ons mee terug moet fietsen.”
“Ik geloof dat er tweespalt aan het ontstaan is in de groep,” zei JW plechtig.
In een gelaten stemming aten ze het ontbijt verder op. Daarna gingen ze de tenten afbreken. Ze waren nog maar net bezig toen Lynn kwam aanfietsen met een jongen op een brommer in haar kielzog.
“Hai!” riep ze al van ver. “Ik kom mijn spulletjes halen.”
Nu zul je het beleven, dacht Jorien. Na een vlugge blik op Lynn geworpen te hebben, ging ze door met de haringen uit de grond trekken.
“Hallo,” hoorde ze Jasper en JW zeggen en Donna zei: “Hoi! Hoe is het met je?”
Zo te zien wel goed, dacht Jorien. De chagrijnige en verveelde uitdrukking die ze van Lynn gewend was, had plaats gemaakt voor een heel wat gelukkiger uitstraling. Alleen zag ze eruit alsof ze vannacht helemaal geen bed had gezien.
“Goed!” riep Lynn uit. “Maar wat is hier gebeurd? O, by the way, dit is Robert. Robert, these are my friends.”
De jongen, die op zijn brommer was blijven zitten, had zijn helm afgezet en knikte. “Hello,” zei hij.
“Robert komt uit Engeland,” zei Lynn. “Maar eh…” Vragend keek ze naar de doorweekte spullen die op de grond uitgespreid lagen.
“Mijn tent heeft het begeven in de storm,” verklaarde Donna.
“Alles is nat.”
“O, dat is vervelend voor je,” zei Lynn.
“Is alles goed met je?” vroeg Donna. “Ik heb me toch wel wat ongerust gemaakt toen je gisteravond niet op kwam dagen.”
“En anders ik wel,” zei Lynn ineens fel, “toen jullie plotseling verdwenen waren. En pissig dat ik was dat jullie zo’n klotige streek konden uithalen!”
“Hè?” riep Donna verbaasd.
“Hoe bedoel je?” vroeg Jasper.
“Wat ik zeg. Jullie waren plotseling weg, ik overal zoeken, tien keer die hele disco door gelopen, maar nee hoor, jullie waren nergens te bekennen. Terug naar de tent, zonder Lynn. Daarmee ben je dan op vakantie! Nou, fraaie vrienden heb ik.”
Allemaal keken ze nu Jorien aan, die net het zakje haringen in haar fietstas stopte.
“En jij zei dat Lynn had gezegd dat ze nog wilde blijven,” zei Donna tegen haar. En tegen Lynn liet ze erop volgen: “Jorien had toch met jou gesproken?”
“Weet je dat niet meer?” vroeg Jorien. “Ik had al zo’n idee dat je te veel had gedronken. Je wilde nog blijven, zei je.”
“Hoe kom je daar nu bij?” zei Lynn. “Dat is helemaal niet waar! Ik had wel veel op, maar zoveel dat ik niet meer weet…” Ze was langzamer gaan praten, onderbrak nu zichzelf en legde haar wijsvinger tegen haar neus aan. “Heb ik gezegd dat ik wilde blijven?” mompelde ze weifelend. “Was Robert toen al…Nee, ik kan me niet herinneren…”
Met een ongelovige blik in haar bruine ogen staarde ze naar Jorien.
“Hoe laat gingen jullie weg?” vroeg Lynn.
“Hoe laat was het?” Jorien keek naar Donna en JW. “Een uur of halftwee, twee?”
“Maar…maar…” begon Lynn. Ze keek onafgebroken naar Jorien, die strak terugstaarde.
Je kon zien dat haar hersens op volle toeren draaiden, dacht Jorien. De frons in Lynns voorhoofd werd dieper en dieper. Vanuit haar ooghoek zag Jorien dat Jasper naast haar was komen staan en ze voelde dat hij haar hand beetpakte. Het was stil, niemand zei iets. Ze gaf een kneepje in Jaspers hand.
De rimpels in het voorhoofd van Lynn losten op toen ze ineens begon te lachen. “Laat ook maar. It doesn’t matter. Ik liep Robert tegen het lijf en ik weet echt niet meer hoe laat het toen was en ik heb een heerlijke nacht gehad, nietwaar, Robert?”
De jongen stond apart van hen te wachten, met één been op de grond en het andere op zijn brommer. Lynn liep op hem af, sloeg haar arm om hem heen en zoende hem op zijn wang. “We hebben amper geslapen vannacht,” zei Lynn. “Dat doen we een andere keer wel weer. We have fallen in love, haven’t we, Robert?”
Vol verbazing hoorde Jorien Lynn aan. Ze zag dat ook de anderen Lynn verwonderd aankeken.
“Nou, leuk voor je,” zei Donna beduusd. Toen Lynn haar eigendommen bij elkaar begon te rapen, schoot ze toe om te helpen.
Ging ze niet proberen Lynn tegen te houden? En JW dan?
“Ik ga dus niet met jullie mee,” zei Lynn. “Ik heb mijn moeder gebeld. Ik heb Robert uitgenodigd nog een paar dagen bij ons thuis te logeren voordat hij teruggaat naar Engeland. Hij doet hetzelfde als wij. Toeren door het land. Op de brommer. Maar eerst willen we nog naar Six Flags.”
Jasper had haar hand losgelaten en Jorien, die moeite had haar gezicht in de plooi te houden, was blij dat ze haar tent in kon duiken om de binnentent los te maken.
Donna en JW lieten Lynn gaan. Dat was duidelijk. Ze waren nu allemaal druk bezig met opruimen en inpakken. Robert bond een deel van Lynns spullen achter op de brommer en toen was ze klaar om te vertrekken.
“Nou…” zei Lynn. “Ik geloof dat ik alles heb.”
“Ja,” zei Donna, terwijl ze om zich heen keek.
“Goede reis dan,” dwong Jorien zichzelf te zeggen.
“Ja,” zei Lynn. “Jullie ook.” Maar ze maakte nog geen aanstalten om op de fiets te stappen.
Zo stonden ze in een kring elkaar even zwijgend aan te kijken.
Jorien stapte er het eerst uit en ging het tentdoek oprollen.
“Misschien moet ik me nog verontschuldigen voor mijn gedrag,” hoorde ze achter zich Lynn plotseling zeggen. “Het was een beetje aandacht trekken wat ik deed.”
Jorien draaide zich om naar Lynn, die met een rood hoofd Donna aankeek en aan de zoom van haar T–shirt frunnikte.
“Ik was jaloers,” zei Lynn. “Al die verliefdheden. En ik was boos. JW liet me vallen als een baksteen.” Even keek ze JW aan, die ineens een kop als een biet kreeg. Daarna richtte ze haar blik weer op Donna. “En dan jullie twee. Jij en Jorien maakten aldoor ruzie wie de baas was. Ik had het gevoel dat ik niet meetelde.”
“Wat een onzin,” zei Donna, maar het klonk minder overtuigend dan ze waarschijnlijk wilde.
Lynn haalde haar schouders op. “Ik heb nagedacht vannacht,” zei ze, “over dat alles. En over mijn tenniscarrière en ook over de kleur van mijn huid.”
Dat begrijp ik niet, dacht Jorien, maar Lynn ging er niet op door.
“Ik heb nagedacht over wie ik ben en wat ik wil,” besloot Lynn.
“Wat goed van je, Lynn,” zei Donna zacht.
“En toen kwam Robert weer op me af,” vervolgde Lynn, “want ik had al eerder met hem gedanst en toen had ik geen rijd meer om na te denken.” Ze lachte alweer. “En nu is het tijd om te gaan.”
Ze draaide zich om naar Robert, die geduldig op zijn brommer zat te wachten. “I’m coming.”
“In ieder geval organiseren we een reünie, toch, Jorien?” vroeg Donna.
“Ja, en dan moeten jullie allemaal komen!” zei Jorien.
“Inclusief Maartje!” zei Donna.
“Goed,” zei Lynn.
Jorien keek Donna aan. Een leiderstype, ja, net als zij. Waarom had ze het eigenlijk zo nodig gevonden alles te regelen en over alles te beslissen alsof het haar vakantie was? Het was alleen maar haar idee geweest en het was de vakantie van hen allemaal.
Nou, allemaal? Ze waren definitief met zijn vieren over! Maar misschien was ze inderdaad te bazig geweest, flitste het door haar heen.
“En nu allemaal inpakken en wegwezen,” zei Donna, “anders wordt Jorien kwaad.”
Alleen Donna en Jasper kregen een zoen van Lynn ten afscheid.
Ze gaf JW een klap op zijn schouder, maar Jorien liep ze straal voorbij.
“Waarom heb je haar niet tegengehouden?” vroeg JW aan Donna toen Lynn verdwenen was. “Ik dacht dat je van mening was dat ze met ons mee moest.”
“Ik had al zo’n voorgevoel dat het niet zou uitmaken wat wij vinden,” zei Donna langzaam. “Lynn doet toch waar ze zin in heeft. Had jij haar met alle geweld bij ons willen houden dan?”
“Jij meet met twee maten,” mompelde JW.
Jorien zag dat Donna op haar hoofd krabde, maar niets zei.
JW gooide er nog een mop tegenaan: “Twee Belgen zitten in een boot te vissen. “Hé,” zegt de een, “er zit een gaatje in de boot. Er loopt water in!” Zegt de ander: “Maken we er nog een gat bij, dan kan het water daar weer uit.””
Niemand lachte. In stilte pakten ze hun fietstassen verder in.
“Ik moet ook iets bekennen,” zei Jorien toen ze twee uur later in de berm zaten en een mueslireep aten. “Ik woon helemaal niet in Utrecht.”
Alle drie keken haar met vraagtekens op hun gezicht aan.
Jasper reageerde het eerst. “Maar we zijn toch bij jou thuis geweest?”
“Dat was het huis van mijn tante. Ik heb problemen thuis,” begon Jorien. Kort vertelde ze over haar thuissituatie. Nu ze op weg was naar huis, wilde ze het wel kwijt. Kregen ze eindelijk antwoorden op hun vragen.
“Sorry, Jasper,” besloot ze. “Je zult dus veel verder moeten fietsen als je naar me toe komt.”
“Rot voor je,” zei Jasper en hij streelde haar over haar wang. “Het maakt me niet uit, hoor, waar je woont. Ik kom naar je toe.”
“Ja, maar voorlopig mag het niet, ben ik bang,” zei Jorien. “Ik mag de komende tijd helemaal niks van mijn ouders.”
“Het belangrijkste is dat wij elkaar ontmoet hebben,” zei Jasper.
Lief van hem dat te zeggen.
“Ik snap het nu beter,” zei Donna, “alleen had ik liever gehad dat je het ons eerder had verteld.”
“Nou, ik weet niet of ik dat had willen weten,” zei JW.
“Denk je dat jullie dan net zo ontspannen en gezellig hadden gefietst als nu?” vroeg Jorien aan Donna. “Ik wilde jullie daar niet mee opzadelen. En het spijt me als ik jullie in verlegenheid heb gebracht, het was een rare situatie toen mijn ouders opdoken. Ook al was ik er wel bang voor dat ze me zouden gaan zoeken, dat ze me ook echt zouden vinden had ik niet gedacht.”
Ze keken elkaar aan.
“Het was jouw keus,” zei Donna uiteindelijk. “Maar jeetje, het klinkt allemaal als de verhalen van mijn moeder over het dorp waar zij is opgegroeid.”
“Ik weet het,” zei Jorien, “mijn ouders komen uit de prehistorie, maar ik heb geen woord gelogen.”
“Nee, dat suggereer ik ook niet.”
“Goed, dat was dat. Zullen we dan nu maar weer verder fietsen?” stelde Jorien voor. “We zijn er nog niet.”
Het liefst fietste Jorien de hele dag naast Jasper, maar op een gegeven moment reed ze toch ook even naast Donna. Die zei: “Als je wilt, mag je altijd bij me langskomen, hoor, als je huisarrest erop zit, tenminste. Kom een keer logeren, dan gaan we wat leuks doen.”
Zwijgend namen ze elkaar op. Bood Donna haar vriendschap aan? Die kon ze goed gebruiken.
“Graag! Dank je. En kom je dan ook een keer bij mij?”
“Leuk, doe ik!” Donna grinnikte. “Of zullen we nog eens samen fietsen? Ik bedoel, ik ben er best trots op dat we zoveel kilometers hebben gefietst en dat wil ik nog wel eens.”
“Wij samen of met zijn allen?”
“Is er nog een ‘met zijn allen’?” vroeg Donna.
“Nee, dat denk ik niet,” zei Jorien.
“Vind je het erg?” vroeg Donna. “Twee afvallers?”
Jorien keek haar aan. “Och, dat ik jullie heb leren kennen, dat telt,” zei ze.
“En we hebben toch ook een hoop lol gehad,” zei Donna. “Hé, ga maar weer naast Jasper fietsen nu het nog kan.”
Jorien keek haar onderzoekend aan. Donna’s ogen waren verdacht vochtig geworden.
“Huil je?” vroeg ze.
Donna haalde haar neus op en veegde gauw met de mouw van haar sweatshirt langs haar ogen.
“Ach,” zei ze. “Ik heb een beetje moeite met al die nieuwe liefdes, hoewel ik het je van harte gun, hoor!” Ze legde haar hand op Joriens onderarm als om haar woorden te onderstrepen. “Jij en Jasper, JW en zijn Isolde, zelfs Lynn…Weet je, als je eigen verkering net uit is, wil je niets liever dan dat de liefde verboden wordt voor iedereen. Maar ja…”
Jorien lachte. “Jouw tijd komt wel weer. Maar ik snap het best, hoor.”
Toen riep Donna naar Jasper: “Ruilen, Jasper? Dan ga ik weer naast JW.”
Jaspers ogen lichtten op toen ze naast hem kwam rijden, zag Jorien.
“Ik hou van je,” zei hij.
“Weet je dat nu al?” vroeg Jorien.
“Al eeuwen.”
“Kan niet.”
“Dagen dan.”
“Waarom zei je dat niet?”
Jasper aarzelde. “Ik dacht…”
“Zeker weer geheim, hè, wat je dacht.”
Jasper bloosde. “Nee, je weet best wat ik dacht. Maar eh…Hoe zit het nu met de draak die je zou verslaan?” voegde hij eraan toe.
Jorien was even van haar stuk gebracht. Ineens vond ze het raar om te zeggen wat ze had gedacht.
“Zul je niet lachen?” zei ze.
“Nee,” zei Jasper en hij legde zijn hand op de plek van zijn hart.
“Die draak is een metafoor,” begon ze. “Een beeld om iets duidelijk te maken. Iets wat je belaagt en wat niet goed voor je is.”
“Ik weet wat een metafoor is,” zei Jasper blozend.
“O ja, sorry,” zei Jorien snel. En ze vervolgde: “Ik vond jou ook van het begin af al leuk. Maar ik zag ook dat je…” Ze legde haar hand op zijn onderarm om haar woorden te verzachten,“…dat je zo onzeker deed. En daar kun je niks aan doen, natuurlijk.”
En toen glimlachte ze, hoopte ze, op haar liefst naar hem. “En ik denk dat je daar wel wat aan kunt doen. Het is toch nergens voor nodig?” Ze schudde haar hoofd. “Ik durf het niet te zeggen. Het is te kinderachtig voor woorden.”
“Zeg het toch maar. Die onzekerheid van mij zag je als een draak.”
“Ja, en een draak eet bij voorkeur maagden. Nou dacht ik, dat als jij geen maagd meer zou zijn, dat die draak zijn belangstelling voor je zou verliezen.”
Jasper keek haar verwonderd aan.
“Ik zei toch al, het is zo stom,” zei Jorien.
“Ik ben geen meisje.”
“Nee, natuurlijk niet. Maar bestaat er een woord voor een jongen die nog nooit met iemand naar bed is geweest?”
“Dus als de storm ons niet gestoord had…je wilde dus eigenlijk…met me naar bed?”
“Nou, ja, nee…” zei Jorien. Ze dacht aan de condooms die ze niet had. Of zou hij die hebben gehad?
“Misschien nog niet,” zei ze. “Het hoefde niet meteen de eerste keer! Maar wel binnenkort.”
“Maar…”
“Nee,” zei Jorien snel, “het is nog een beetje anders. Wat ik net zei, is ook weer een metafoor! Ik dacht, als wij met elkaar omgaan, als je weet dat ik van je hou, word je waarschijnlijk vanzelf veel zekerder van jezelf.”
Jasper keek haar aan en Jorien schrok van de uitdrukking op zijn gezicht. Was hij nou boos?
“Is alles wat je voelt echt?” vroeg Jasper. “Of doe je dit om mij zogenaamd te helpen?”
“Nee!” Ze gilde het bijna uit. “Het is echt! Geloof me! Ho! Stop eens!”
Ze kneep in haar remmen. Jasper gehoorzaamde en over hun fietsen heen zoende ze hem wild.
“Geloof je me nu?” vroeg ze buiten adem.
“Ja,” zuchtte hij en hij legde zijn handen om haar wangen. “Je bent echt helemaal te gek. Wat ben ik blij dat ik je gevonden heb.”
“Ik ben niet te gek, ik ben verliefd! En nu moeten we racen, want anders weten Donna en JW niet waar we blijven.”
Jasper keek haar aan. “Is dat erg? Zullen we samen verder?”
Ze gaf een stomp tegen zijn bovenarm. “Ja, wij gaan samen verder, maar eerst maken we deze vakantie af. We kunnen JW en Donna niet zomaar laten vallen!”
Ondanks de tegenwind schoot het nog aardig op. Jorien en Jasper probeerden in de tijd die ze nog hadden zoveel mogelijk van zichzelf aan elkaar te vertellen. Bijna negentig kilometer hadden ze erop zitten toen ze in Utrecht bij het station aankwamen.
Donna had naar huis gebeld en haar vader stond aan het begin van de avond hen op te wachten. JW had ook naar huis gebeld, maar zou het laatste stuk in zijn eentje met de trein naar huis gaan.
Donna’s vader was blij zijn dochter te zien. Aardige man, dacht Jorien. Ook haar zusjes waren weer van de partij. Ze plukten aan Donna’s kleren om haar aandacht te trekken. “Hoe was het, Donna? Heb je het leuk gehad?”
Na een paar verhalen was het tijd voor het afscheid. Donna zoende eerst de jongens en daarna omhelsde ze Jorien. “Bel je hoe je thuiskomst was?”
Met zijn drieën zwaaiden ze de auto na waarin Donna met haar vader en zusjes naar huis reed. Daarna was het JW’s beurt om te vertrekken.
“Doe de groeten aan Isolde, als je haar weer ziet,” zei Jorien tegen hem.
“Je kent haar helemaal niet!”
“Maar daarom kun je haar nog wel de groeten doen!”
JW legde zijn armen op hun schouders. “En maken jullie er maar wat moois van.”
Toen waren ze samen. Het afscheid van Jasper kon ze nog even uitstellen. Ze had op de kaart gezien dat ze zo’n vijftien kilometer met hem mee kon fietsen. Het was wel iets om, maar ze had geen haast. Het liefst had ze hem thuisgebracht, maar dan werd het wel erg laat.
Naarmate hun wielen meer omwentelingen maakten, werd Jorien stiller. En de pijn was al te voelen: omdat hij straks niet meer bij haar zou zijn. Verdorie, ze hadden elkaar toch niet gevonden om zo snel weer afscheid te moeten nemen. Met steeds grotere tegenzin duwde ze de pedalen naar beneden, steeds langzamer fietsten ze. Toch nog onverwacht was daar het kruispunt waar Jasper moest afslaan. Ze stapten af en heel stevig hielden ze elkaar vast.
“Jasper,” zei Jorien tussen twee zoenen door, “ik ben nog nooit met iemand naar bed geweest.”
Hij streelde met de top van zijn vinger over de rug van haar neus. “En wat wil je daarmee zeggen?”
“Ach, ik weet niet,” mompelde Jorien, “het is niet belangrijk.”
“Wél, anders begon je er niet over.”
“Ik voel me onzeker. Ik weet niet hoe het gaat.”
“Ik ook niet,” zei Jasper alleen.
“Ik wil het wel met jou.”
“En ik wil ook met jou.”
Jorien haalde diep adem. “Eén keer moet de eerste keer zijn.”
“Ja, één keer zal de eerste keer zijn.” En toen liet hij erop volgen:
“Maar het hoeft vandaag of morgen toch niet?”
“Dat kan niet eens!”
“Zo gauw het mag, kom ik bij je,” beloofde hij.
“Mijn ouders zijn heel ouderwets als het om jongens gaat. We mogen nooit alleen op mijn kamer zijn.”
“Als ik maar bij je ben, daar gaat het om. En daarna kom je bij mij. Wij hebben zoveel ruimte,” liet hij er plagerig op volgen, “daar kunnen we onze gang gaan.”
“Ik zie er zo vreselijk tegen op om naar huis te gaan,” zei Jorien.
Toen liet ze erop volgen: “Het dorp waar ik woon, is mijn draak. Help je mij die te verslaan?”
“Natuurlijk. Maar ik heb geen verstand van draken, dus zeg maar wat ik moet doen.”
“Jij hebt eigenlijk al geholpen, net als de anderen. Door mee te gaan met de fietstocht. Door deze vakantie kon ik weg. Ontsnapt uit de klauwen van de draak.”
“Nee.” Jasper hield haar een eindje van zich af. “Weet je, lieve Joris,” zei hij ernstig, “jouw ultieme gevecht met de draak is je terugkeer naar huis.”
Met haar hoofd een beetje scheef keek Jorien Jasper aan. Een warm gevoel verspreidde zich door haar lijf toen ze weer in zijn armen wegkroop. “Misschien heb je gelijk,” zei ze met een diepe zucht.
Toen schudde ze haar hoofd. “Nu moet ik maar eens ophouden met die onzin.”
“Hè nee,” zei Jasper, “het staat je zo lief, de rol van drakenvechtster.”
Hij drukte haar tegen zich aan. Ze luisterde naar zijn hartslag.
“Jasper?”
“Ja?”
“Ouroboros.”
“Wat?”
“Dat is een draak die zijn eigen staart in zijn mond heeft. Ik vind dat een prachtig beeld. Symbool voor oneindigheid.”
“Is dat ook een metafoor?”
“Ik denk het.”
“Dus als ik aan jou denk,” zei Jasper peinzend, “zal ik aan Ouroboros denken.”
“Ja, goed.”
“Dus toch weer een draak.”
“Ik heet nog steeds Jorien.”
Jasper drukte een kus op haar mond. “Jorien?”
“Mm?”
“Ouroboros. En morgen bel ik je.”
Hun fietsen stonden samen tegen een boom langs de kant van de provinciale weg. Het was niet druk meer, een enkele auto passeerde. Soms werd er getoeterd. Nog een kwartier uitstel gaven ze elkaar. Toen lieten ze eindelijk los.