Ik werd laat wakker na een zachte slaap zonder dromen. Als Maggie niet gebeld had was ik nog uren doorgegaan.
“Anna!” riep ze uit. Haar stem was iets te luid voor mijn ochtendgevoel. “Wat is er met je aan de hand? De hele week heb je niets van je laten horen. Ik wed dat je niet van plan bent om vanmorgen naar de markt te gaan?”
“Jees, sorry, Maggie. Ik ben net wakker. Gisteren was het echt hectisch.”
“Hectisch?” Ze klonk verbaasd.
“Ik ben bij Ahmeds advocaat geweest. Daarna een paar zeilers ontmoet, eerst in de Marines de Cogolin, later in Chesterfield’s.”
“Waarom in godsnaam?”
“Weet je, ze hebben Ahmed van de moord op Julia beschuldigd. Hij zit in hechtenis, in Draguignan. Ze hebben zijn vingerafdrukken op een beeldje gevonden, en dat bleek het moordwapen te zijn. Hij heeft geen alibi.”
Mijn korte samenvatting was voldoende voor Maggie. “Dat lijkt dan een duidelijke zaak.”
“In mijn hart kan ik niet geloven dat hij zoiets zou doen,” zei ik. “Volgens mij moeten ze verder zoeken. Misschien heeft Julia’s relatie met die zeiler er iets mee te maken. Maar de gendarmes zijn tevreden, en de procureur ook. Zijn advocaat kan niets doen, behalve wat papieren naar de rechtbank sturen en wachten tot het voorkomt. En dat kan jaren duren.”
“In dat geval moet je de dingen op hun beloop laten.”
“Dat ben ik niet van plan,” zei ik.
“Wat ben je dan wel van plan, madame la detective?”
“Ik ga een paar dingen na. Ten eerste die zeilconnecties. Ik heb wat contacten gelegd,” zei ik vol zelfvertrouwen. “En ik wil ook met Alan praten. Iemand, een Engelsman, heeft Ahmed die bewuste morgen in de omgeving gezien.”
“Dat was Alan,” zei Maggie nonchalant. “Het heeft geen zin om met hem te praten.”
“Hoezo niet?”
“Hij is weer weg.”
“Wat?”
“Vroeg of laat moest het er weer van komen. We zaten er allemaal op te wachten. Diane heeft hem het huis uit geschopt. Nee, nog erger: ze heeft de gendarmes gebeld om te zeggen dat Alan haar had geslagen. Ik geloof dat ze hier en daar een blauw plekje had. De gendarmes zeiden dat het niet voldoende bewijs was en wilden Alan niet meenemen. Ze kon een officiële aanklacht indienen en dan wachten op de rechtszaak, en dat kon maanden duren. Diane gaf Alan de keuze: of je gaat eruit, of ik dien de aanklacht in. Hij vertrok. Arme kerel.”
“Arme kerel? Als hij Diane geslagen heeft, mag hij wat mij betreft twintig jaar of meer in een strafkamp doorbrengen,” riep ik uit. “Misschien hebben de Fransen nog zoiets in een van hun koloniën.”
Het nieuws bracht me van mijn stuk. Al dit huiselijk geweld was verontrustend. De plekken die ik op Julia’s gezicht en armen had gezien. De vrouw in de bar met haar zonnebril op. En nu Diane. Julia’s moordenaar moest zeker eerder een vrouw geslagen hebben. Moeilijk te geloven dat Alan in het plaatje paste. Maar toch, hij had Diane een of meer meppen gegeven. Julia had bij hem in de auto gezeten; dat was niet onopgemerkt gebleven. En hij had Ahmed op de juist plaats en de juiste tijd gezien, en dat aan de gendarmes verklaard. Om zijn eigen hachje te redden?
“Waar is Alan nu?” vroeg ik.
“Dat weet ik niet. Hij vroeg of hij een paar weken bij mij kon bivakkeren, maar ik heb nee gezegd. Ik mag Alan, maar ik wil niet in zo’n affaire verwikkeld raken.”
“Dat kan ik me voorstellen,” zei ik. Als Maggie Alan in huis genomen had, was wat betreft Diane het hek van de dam geweest.
“Wat is er met onze rustige enclave aan de hand?” vroeg Maggie. “Normaal gebeurt er niets, en nu plots al dat lawaai en al die problemen. Ik vind het maar niks.”
“Ik ook niet,” zei ik om haar bij te vallen. “Waarom kom je vanavond niet bij me eten? Het is nu een beetje te laat om een lunch te organiseren.”
“Dank, Anna, maar een volgende keer graag. Alles wat er gebeurt is zo deprimerend. Ik blijf liever alleen.” Maggie hing op.
Na een douche kleedde ik me aan, zette koffie en liep met mijn mok naar de computer. Ondanks de recente problemen voelde ik me energiek en klaar om ertegenaan te gaan. Ik legde de internetverbinding en checkte mijn e-mail. Er waren een paar berichten. Niets van Dave in St.-Maarten. Maar de eerste mail was van mijn dochter:
Hoi mam,
Het lukt me niet deze zomer naar Frankrijk te komen. Zoveel te doen. Ik heb maar één week vakantie. Waarom kom je hier niet naartoe? Ik kan een zomerhuisje op de Cape huren. Truro. Is van de ouders van vrienden van me. Niet duur. Ik nodig je uit. Kan je vliegticket helaas niet betalen. Misschien heb je nog wat geld over? Anders verkoop je je computer maar. Grapje!
Liefs, Vicky
Een week op Cape Cod met mijn dochter – verleidelijk. Als gezin hadden we een paar zomers op de Cape doorgebracht. Ondanks de hordes toeristen wisten we altijd een stil plekje op het strand te vinden. We moesten wel even door het zand kuieren, maar het was de moeite waard geweest. Die eindeloze stranden van de Cape! Zo anders dan de volgepakte kust hier.
Een golf van nostalgie overweldigde me. Had ik een fout gemaakt door hier te blijven? Had ik niet beter naar Amerika terug kunnen keren, naar Vicky, Ben zelfs? Door de open deuren keek ik uit naar de tuin. Het gras was gemaaid, de rozen stonden in volle bloei. Aan de linkerkant zag ik een jonge bloem aan de pasgeplante bougainville, een teken om te wachten op wat er nog komen ging. Ja, dacht ik, ik moest nog blijven. En afmaken waar ik mee begonnen was.
De volgende e-mail was van een Amerikaans bedrijf waar ik eerder voor gewerkt had. Zou ik een tutorial voor hun programma kunnen maken? Ik had de algemene handleiding twee jaar geleden geschreven en kende de software goed. Ze schatten dat het project niet meer dan honderdvijftig uur van mijn tijd in beslag zou nemen, volgens het gebruikelijke uurloon. Er was geen haast bij, maar het werk moet wel voor oktober af zijn. Ik rekende uit dat deze planning me wel ruimte gaf om een week op Cape Cod door te brengen. En het extra geld zou op z’n minst voldoende zijn om het vliegticket te betalen, alsook de huur van het huisje. Wat er over was kon ik goed gebruiken om de scheuren in de muren eindelijk te laten repareren.
Ik schreef snel een antwoord: bij toeval had ik wat uren vrij en ik kon met het project beginnen.
∗
De rest van de dag werkte ik stevig door. Ik begon met het huis een hoognodige schoonmaakbeurt te geven. Daarna ruimde ik de paperassen van de afgelopen weken, of maanden, op. Bankafschriften in de juiste map, rekeningen op een stapel, aanmaningen in de prullenbak. Ik betaalde de achterstallige rekeningen. Aan het eind van de middag keek ik voldaan naar de orde om me heen: het huis schoon, de mappen gevuld, de enveloppen klaar om op de bus te doen. Mijn leven was weer overzichtelijk geworden.
Ik zette thee en nam mijn kopje mee naar het terras om daar van de laatste zonnestralen te genieten. Toen ging de telefoon.
“Hallo, Anna. Met Oscar.” Mijn hart sloeg over. “Herinner je je me nog?”
“Natuurlijk.”
“Je vroeg me over die zeilers die in de Cariben geweest waren. Nou, ik heb een lijstje voor je gemaakt. Met hulp van een vriend bij de capitainerie, het kantoor van de jachthaven. Ik weet niet of ik ze allemaal heb, maar misschien heb je er iets aan.”
“Fantastisch, Oscar. Ik, eh…had het niet zo snel verwacht,” zei ik hakkelend. Ik wist niet goed hoe ik moest reageren.
“Je weet: wij Zwitsers zijn erg – hoe zeg je het – volledig.”
“Grondig?”
“Ja, dat is het juiste woord.”
“Ik ben je erg dankbaar, Oscar.”
“Wat wil je dat ik ermee doe? Ik kan het aan Malcolm geven, als je wilt.”
Dat leek me niet zo’n goed idee. “Misschien kan ik het ergens oppikken. Chesterfield’s?” opperde ik.
“Ik heb een beter idee,” zei hij. “Ga maandag een dagje met me zeilen. Morgen zal het stampvol met boten zijn, want dan is het zondag. Maar maandag is de zee voor jou. Ik moet sowieso een nieuwe fok uitproberen. En ik zou het erg leuk vinden met jou aan boord. Ik kan je dan de lijst geven, met wat commentaar, voorzover ik de mensen ken.”
“Maar ik heb nog nooit gezeild.” Ik durfde het niet over mijn angst voor zeeziekte te hebben.
“Helemaal geen probleem. In een dag heb ik een zeiler van je gemaakt, dat beloof ik je. En ik zal niet tekeergaan als je een fout maakt.” Ik stelde me de glimlach aan de andere kant van de lijn voor. “Oké,” zei ik tot mijn eigen verbazing. “Waar ontmoet ik je?”
“Op mijn boot, de Orion. Die ligt aan de A-kade. Ik wacht daar op je. Negen uur ‘s-ochtends, is dat goed?.”
“Hoe lang duurt de tocht?” vroeg ik. “We zijn voor zonsondergang terug, maak je geen zorgen.”
“Ik kijk ernaar uit, Oscar. Het is een nieuwe ervaring voor me.”
“Tot maandag,” zei hij. “Voor mij ook.” Hij hing op. Ik bleef nog een tijdje zitten. Wat had ik gedaan? Ik kende de man nauwelijks, maar had zomaar zijn uitnodiging aangenomen. Ik wist niet eens het verschil tussen stuurboord en hoe die andere kant ook mocht heten. Ik had nog nooit een zeil gehesen of een anker laten zakken. Maar maandag zou ik met hem de Middellandse Zee op gaan. Ondanks mijn twijfels voelde ik een tintelende spanning opkomen. Toen herinnerde ik me het sombere doel van ons samenzijn: de lijst met namen die me zou kunnen helpen met het mysterie van Julia’s zeiler. Dat rechtvaardigde alles.