“Goedemorgen, mijn lief,” fluisterde een stem. Ik keek op en zag Oscar met een dampende mok in zijn hand. “Ik dacht dat je ‘s-morgens misschien wel een café crème wilde.”
Ik duwde me omhoog. Het was lang geleden dat iemand me koffie op bed had gebracht. “Hoe heb je alles kunnen vinden?”
“Dat was niet zo moeilijk. Ik heb gewoon geprobeerd me in jou te verplaatsen. Waar zou Anna de koffie gezet hebben, vroeg ik me af. En daar was hij. Ik wilde toast met jam maken, maar kon geen brood vinden.”
“Daar heb ik gisteren niet aan gedacht. Als ik het geweten had, zou ik een pain de campagne hebben gekocht,” zei ik.
“Ik ga wel naar het dorp voor croissants. Zo gebeurd.”
“Straks misschien,” zei ik.
Hij keek naar mijn schouder, boog zich voorover en gaf me een strelende kus. “Ik heb gisteravond beloofd je niet aan te raken, maar nu is het vandaag.” Hij grijnsde. “Jee, wat heb jij geslapen! Ik kon geen vin verroeren, dat stond je me niet toe.” Hij draaide zijn schouder rond om aan te geven hoe ongemakkelijk de nacht voor hem was geweest.
“Sorry. Ik heb aan één stuk door geslapen.”
“Het was maar een grapje. Als je in mijn armen ligt, ben ik gelukkig. Wat zullen we vandaag doen? Zeilen? Je hebt beloofd met me naar Corsica te gaan.”
“Ik moet nog zoveel doen. Mijn e-mail lezen, het gras weer maaien. Dat houdt nooit op. Corsica is een lange reis, zei je toch?”
“Minstens vijf dagen, maar langer zou nog mooier zijn,” zei Oscar. “Een andere keer dan maar. Weet je wat? Jij neemt een douche en ik haal de croissants. Later doe jij je werk en maai ik het gras voor je.” Zonder op een antwoord te wachten rende hij de trap af. Even later hoorde ik de motor starten. Tegen al die energie zou ik nooit op kunnen.
Een halfuur later zaten we op het terras met koffie en croissants. Een tafereel van huiselijk geluk dat ik lang gemist had.
“Ik kan wel zien dat het gras nodig gemaaid moet worden,” zei Oscar tussen twee happen door. “Alles ziet er trouwens wel prima uit. Al die bloemen en planten – erg vrolijk. Dat is het enige wat ik mis op de boot. Soms probeer ik iets met een plant, maar de wind blaast alles weg. Een keertje had ik wat succes met een basilicum, maar na twee maanden was het weer mis.”
“Dat lukt hier ook niet zo goed, vanwege de mistral.”
“Genoeg over kruiden; het wordt tijd voor het gras. Waar is de grasmaaier?” Oscar was opgestaan en wachtte op mijn instructies. Ik ging hem voor naar de garage.
“Benzine zit in die jerrycan, en olie daar.”
Oscar duwde de maaier de garage uit. Hij liep eromheen en hurkte toen neer. Hij tilde het geval met één hand omhoog en bekeek de onderkant.
“Hij moet bijgesteld worden. Heb je gereedschap?”
Ik wees naar een hoek in de garage, waar wat tangen en sleutels lagen. Oscar koos er een uit en liep terug naar de machine. Ik voelde me overbodig en liep het huis in.
Binnen zette ik de computer aan en checkte mijn e-mail. Er was een bericht van Dave. Hij schreef hoe fijn hij het had gevonden om mij en mijn dochter te ontmoeten. Dat zal best, dacht ik. Het Amerikaanse bedrijf vroeg me om sommige details in het voorstel verder uit te werken. Ze hadden gelijk: dat deel moest beter. Ik pakte mijn aantekeningen van een paar weken geleden en ging aan het werk. Ik schatte dat ik er twee uur mee bezig zou zijn.
Terwijl ik het toetsenbord liet ratelen, liep Oscar heen en weer over het gras. Elke keer als hij langs mijn raam kwam zwaaide hij. Soms wierp hij me kushandjes toe. Ik lachte en zond vele kussen terug. Luchtig en blij verliepen de morgenuren.
Net voor het middaguur zette Oscar de maaier terug in de garage. Hij wandelde naar het open raam.
“Hoe gaat het?” vroeg hij.
“Bijna klaar. En jij?”
“Alles is af. Ik ga even mijn berichten afluisteren en daarna maak ik een lunch klaar.”
Hij liep terug over het vers gemaaide gras. Uit een broekzak viste hij een mobiele telefoon. Ik zag hem een paar minuutjes aandachtig luisteren. Hij deed het mobieltje dicht en bleef een poosje staan zonder zich te bewegen. Toen liep hij het huis binnen. Hij verscheen bij mijn werktafel en gaf me een kus.
“Helaas. Ik moet snel terug naar mijn boot. Ik kreeg net bericht dat er passagiers op me wachten, in Corsica. Over twee dagen moet ik ze daar ophalen. Ik had gedacht dat ze niet zouden bellen, maar ze zijn er toch. Jammer hoor. Ik heb je net teruggevonden en nu gaan we alweer uit elkaar. Wacht even. Waarom ga je niet met me mee?”
“Ik ben net terug van vakantie. En ik heb mijn werk hier.” Ik wees naar het scherm.
“Je bent bijna klaar, zei je. Luister. Zeil met me naar Corsica. Daarna zet ik je op de veerboot naar Nice. Over twee dagen ben je weer hier. Intussen hebben we dan twee dagen samen. En twee nachten,” voegde hij eraan toe.
“Ik mag het land niet uit,” zei ik.
“Van wie niet?”
“Van de gendarmes niet. Het onderzoek gaat nog steeds door.”
“Lieve schat, maak je geen zorgen. Corsica hoort bij Frankrijk. Dus ga je het land niet uit.”
“Ik weet het niet,” zei ik aarzelend. Ik zou er best twee daagjes tussenuit kunnen gaan. En de gedachte om die met Oscar te delen was moeilijk te weerstaan. “Mag ik er even over nadenken? Ik kan je over een uurtje of zo bellen.”
“Oké. Ik moet er nu echt vandoor. De watertanks moeten bijgevuld worden, de diesel ook, en ik moet boodschappen doen. Als je er om zes uur vanavond niet bent, ga ik alleen weg.” Hij gaf me snel een zoen en rende weg.
Binnen een minuut was de motor om de hoek verdwenen. Ik keerde me naar de computer. Na een halfuur was het nieuwe voorstel klaar. Ik mailde de firma dat ik de komende twee dagen niet te bereiken zou zijn en hoopte dat het geen problemen zou opleveren. Mijn besluit was snel genomen.
∗
Voordat ik naar de jachthaven vertrok, volgde ik weer het ritueel van ramen en luiken sluiten. Het was de derde keer in minder dan drie weken. Ik stopte wat kleren in een tas en belde de Perrins om te zeggen dat ik een paar dagen afwezig zou zijn. De planten hoefden geen water te hebben; voor mijn vertrek zou ik ze voldoende begieten.
“Ik dacht dat u de koffers de rest van het jaar zou laten staan,” zei Perrin.
“Dat dacht ik ook, maar er is iets tussen gekomen. Een tochtje naar Corsica. Ik ben er nog nooit geweest.”
“Wees voorzichtig. Het zijn bandieten daar.” Ik hoorde Perrin grinniken. “Een schurkeneiland.”
“Ik zal voorzichtig zijn, maakt u zich geen zorgen. Bedankt dat u weer op mijn huis wilt letten.”
“Geen enkele moeite. En vergeet niet: geen cadeaus of surprises,” besloot Perrin.