Dertien

Je kon een speld horen vallen in de grote conferentiezaal.

Vierhonderd vijftig verplegers en verpleegsters luisterden al een kwartier naar de toespraak van Wim Van Overpelt, de charismatische vakbondsleider van de Nationale Unie van Verplegend Personeel. Al stoorden velen zich nogal eens aan de voorliefde van de man om dramatische, zware toespraken te houden, ze moesten toch toegeven dat de politici luisterden naar wat hij te zeggen had, en dat de televisie steeds paraat stond wanneer hij een speech hield.

Ze waren enkele uren voordien met zijn allen met bus en trein naar de hoofdstad afgezakt om de eisen van hun sector kracht bij te zetten, en de optocht vanaf de verzamelplaats naar de conferentie was nogal rumoerig geweest. Niet dat de aanwezige politie vaak tussenbeide was moeten komen. Waar betogingen van de bouwnijverheid of de landbouw wel eens konden uitmonden in brandende autowrakken, gesneuvelde winkelruiten en gehavende agenten, waren de ergste incidenten die middag beperkt gebleven tot een verpleger die een bedpan naar het hoofd van een politieman had gegooid, en een van zijn vrouwelijke collega’s die voor een fikse verkeersopstopping had gezorgd door op een druk kruispunt haar witte schort uit te trekken en haar lingerie te tonen aan het groepje persfotografen dat de betoging volgde.

Van Overpelt pauzeerde even, nam een slok water en controleerde vanuit zijn ooghoeken of de camera van de ploeg van de nieuwsdienst nog draaide.

Vrienden, collega’s, eigenlijk zijn we vandaag naar Brussel gekomen om een cheque te innen,” oreerde de vakbondsleider.

Toen in de grondwet van dit land werd ingeschreven dat iedereen gelijk is voor de wet, tekenden de opstellers ervan een promesse aan al haar onderdanen. Die promesse was een belofte dat alle landgenoten dezelfde rechten en plichten zouden bezitten.

Vandaag is het duidelijk dat die promesse niet geldt voor de verplegers en verpleegsters van dit land. In plaats van die belofte na te komen, heeft ons land jullie een ongedekte cheque gegeven. Maar wij weigeren te geloven dat de bank van de gerechtigheid failliet is. Wij weigeren te geloven dat er onvoldoende middelen zijn in de grote kluis van de eerlijkheid. En daarom komen we vandaag onze cheque innen, een cheque die ons dezelfde rechten, dezelfde mogelijkheden, hetzelfde loon naar werken uitbetaalt als alle andere werknemers van dit land. En we willen de politici er meteen aan herinneren dat het vijf voor twaalf is. Er is geen tijd meer voor de luxe van het getreuzel of het verdovende pilletje dat geleidelijkheid heet. Heren politici: de tijdom jullie beloftes na te komen, is nu.”

Het applaus vanuit de zaal deinde als een weldadige golf over de vakbondsleider. Het journaal van die dag putte vrij uitgebreid uit de toespraak van Van Overpelt, en de geïnterviewde minister van gezondheidszaken haastte zich om te zeggen dat de beloofde extra inspanningen voor het verplegend personeel gegarandeerd waren in de regeringsovereenkomst.

Met in zijn ene hand een bordje diepvrieslasagne en in zijn andere hand de afstandsbediening zat David voor het tv-toestel en analyseerde de berichtgeving over de toespraak van de vakbondsman. De pagina’s met de speech die hij voor hem geschreven had, lagen naast elkaar op het salontafeltje, en David vond het interessant om na te gaan welke passages door het tv-journaal waren geselecteerd en welke niet. Hij was niet ontevreden over de aandacht die het gewauwel van Van Overpelt van de media had gekregen. Wat zijn eigen prestatie betrof, was het weer eens met de hakken over de sloot geweest. Zoals zo vaak had hij te elfder ure een nieuw document op zijn laptop geopend om aan de toespraak te beginnen, en zoals zo vaak hadden de vermoeidheid en de uitnodigende stapel met beroemde speeches de bovenhand gehaald. Martin Luther King draait zich om in zijn graf, dacht David toen de nieuwslezer aan een nieuw item begon. De tekst van Van Overpelt was een haast letterlijke vertaling van de beroemde I have a dream-toespraak.

Diezelfde avond kon je over de koppen lopen in café De Magiër. Bij het vaste cliënteel hadden zich tientallen in waanzinnige kleuren uitgedoste feestvierders gevoegd. Het carnaval kwam dichterbij.

Hans Vander Auwera en fotograaf Wouter hadden enkele uren eerder met veel moeite een plaatsje gevonden aan de tapkast.

Vander Auwera was zoals gewoonlijk korzelig en agressief. Hij had het exemplaar van De Bode opgerold in zijn rechtervuist. Wouter wist wat er ging komen. Na elke twee glazen trappist had de journalist hetzelfde deuntje gezongen.

Hetpaard van Catharina de Grote,” lalde Hans, “de onderkruiper. De worm!”

“Ik denk dat ik maar eens naar huis afzak, Hans,” zei Wouter voorzichtig. “Morgen weer vroeg dag.”

“Mijnheer rijft ze binnen waar je bij staat, en ik? Ik blijf verkeersongevallen verslaan,” gromde Vander Auwera.

“Tot morgen dan?” probeerde Wouter.

Hans duwde een trillende vinger tegen de borst van de fotograaf.

“Jij en ik gaan het hem betaald zetten, Wouter. Morgen ben je de hele dag voor mij op pad, hoor je me?”

“Ik heb al een opdracht voor morgen, Hans,” aarzelde de fotograaf. “Kleuterverkiezingen in Eindhoven. Het Snoetje van het Jaar. Sorry.”

“Afzeggen!” brulde Vander Auwera. “Of jouw snoetje vertoont zich nooit meer op onze redactie. Ik boek het wel onder een of andere langlopende opdracht.”

De fotograaf baalde. Zijn werk voor Vandaag verliezen zou een flinke streep door zijn rekening zijn.

“Maar wat wil je dan dat ik doe,” klaagde Wouter, “ik kan hem toch niet gaan schaduwen in de hoop dat hij stiekem een joint opsteekt of zo?”

Vander Auwera boerde luid en stak een vinger in de lucht.

“Das nu precies wat je gaat doen, Woutertje,” zei Hans. “Je gaat die klote-Cleeffs volgen en foto’s maken. Liefst met een lekker vrouwtje bij zich. Te oordelen naar wat hij me al verteld heeft, is zijn echtgenote zo stabiel als een Marokkaans horloge. Meneer zal binnenkort niet meer lachen.”

De fotograaf zuchtte.

“Ik hoop dat je weet waar je aan begint, Hans.” Vander Auwera probeerde boven het rumoer aan de tapkast uit te komen en nog een trappist te bestellen. Hij keek Wouter loensend aan.

“Weg met jou,” lalde Hans. “En zorg dat ik foto’s heb om de Playboy jaloers te maken.”