Negentien

De vrije dag begon goed voor Dirk Beke. Om acht uur, nog geen kwartier nadat de wekker was gegaan, fietste de adjudant op zijn gestroomlijnde Bianci langs de verlaten betonweg van het natuurreservaat waar hij bijna iedere ochtend met zijn racefiets zijn kilometers ging malen. Een uur later stootte hij bezweet zijn fiets binnen in het fitnesscentrum en ging onder de douche. Na de obligate halters, het roeiapparaat en de loopband – en een nieuwe douche – duwde Beke om halfelfde deur van zijn appartement open en legde de ochtendpost naast het koffiezetapparaat. Terwijl de inktzwarte vloeistof door het toestel pruttelde en Beke enkele beschuitjes met dieetjam smeerde, opende hij de met de hand geschreven enveloppe die boven op het stapeltje reclameblaadjes lag.

Al drie jaar lang, sinds hij intensief met sporten bezig was, had hij de latent aanwezige angstgedachte gehad dat hij op een dag tijdens een extra inspannende sessie op het roeiapparaat een massieve hartaanval zou krijgen en op slag dood zou zijn. Van de artikels die hij er over gelezen had, kondigde het einde zich aan met een verschroeiende pijn in de borstkas. Die pijn voelde aspirant-inspecteur Dirk Beke toen hij die ochtend de brief las die aan hem was geadresseerd. De hoofding bestond uit het letterwoord RMC, met daaronder de titel ‘Revolutionaire Maoïstische Centrale’. De tekst liet aan duidelijkheid niets te wensen over.

Aan de cryptofascist en onderdrukker Dirk Beke

Beste zwijn,

Alleen geweld kan de bourgeois omverwerpen. De politieke realiteit dwingt ons tot de gewapende strijd. Ook in de 21ste eeuw gebruiken de bourgeois bedrog en corruptie om hun macht te behouden. Daarom is vechten tegen het kapitalisme hetzelfde als deelnemen aan een oorlogsstrijd. De mensheid zal het barbaarse kapitalisme nooit te boven komen tenzij het de imperialistische bourgeois uitschakelt. De toekomst heeft maar één naam: het communisme. De nieuwe guerrilla van de revolutionaire strijd viseert nooit het volk, welzijn verdrukkers. De RMC’staat voor heldere, politieke acties die het proletariaat rechtstreeks aanspreken.

Uw huidige bezigheden zijn een imperialistisch-kapitalistische ridiculisering van onze diepste overtuigingen, en uw acties brengen de legitieme strijd van het proletariaat in diskrediet. Door u te verwijderen zoals men een adder verwijdert van een veld vol werkende boeren, zal de gewapende propaganda van onze kameraden zeer binnenkort zijn rechtmatige plaats binnen de kapitalistisch gestuurde media kunnen opeisen.

De brief was ondertekend door de ‘Remember Pol Pot’ Brigade van de Revolutionaire Maoïstische Centrale.

Wel vijf minuten lang stond Dirk Beke met de brief in zijn handen naar de verse kan koffie te kijken. Hij voelde zijn hart bonzen in zijn keel. Toen liep hij naar zijn slaapkamer en begon zo snel als hij kon zijn koffer te pakken.

Ten huize Cleeffs was de ochtend een stuk minder druk maar daarom niet minder chaotisch verlopen.

Om negen uur ‘s-ochtends had hij een vertegenwoordiger van Dreaming in Colours aan de lijn, de firma die zijn enthousiaste echtgenote gepaaid had om een klein fortuin neer te tellen voor het aanbrengen van gevelspecie.

“We zouden graag een afspraak maken om de gevels te komen voorbereiden,” zei een jongeman.

“De gevels voelen zich prima,” antwoordde David, “ze waren wat down de laatste tijd, maar sinds kort voelen ze zich ontzettend in hun nopjes.”

Dat stond niet in het handboek van de vertegenwoordiger.

“Uw echtgenote heeft een contract met ons ondertekend,” vervolgde de jongeman, “en we moeten nu de eerste fase van de werken beginnen inplannen. Eerst moeten de stellingen worden aangebracht. Wanneer zou dat kunnen?”

“Wat mij betreft over een jaar of tien,” antwoordde David, “maar ik veronderstel dat u gaat zeggen dat dat niet in het contract staat.”

De vertegenwoordiger ging niet in op Davids opmerking, of, wat waarschijnlijker was, was al enkele jaren hersendood.

“Het is op dit ogenblik een beetje koud en vochtig voor gevelspecie, mijnheer Cleeffs,” zei de man, “we vroegen ons af of u het erg zou vinden om nog een maandje of twee op dat prachtige Kaiserliches Gelb te moeten wachten.”

“Dat slechte nieuws moet ik even verwerken,” zei David, “u begrijpt dat ik dan wel een tegemoetkoming van uw firma verwacht?”

“Een tegemoetkoming?”

“Vijf procent korting lijkt mij een billijke regeling,” antwoordde David, “ik ben een redelijk man. Mijn echtgenote zal woest zijn, natuurlijk. Als het van haar zou afhangen, daagde ze jullie liever vandaag dan morgen voor de rechter.”

David hoorde hoe de vertegenwoordiger fluisterend overleg pleegde.

“We kunnen u een korting van drie procent toestaan, mijnheer Cleeflfs,” zei de man, “en het spijt ons erg voor de vertraging.”

“Zet dat vandaag even op papier, jongen,” besloot David, “dan ga ik intussen mijn verdriet verdrinken.”

Afgezien van het telefoontje van de leverancier van gevelspecie was er die ochtend weinig leven ten huize Cleeffs. Zoals elke dag sinds het vertrek van Ellie had David na het opstaan een tijdje doelloos door het stille huis gezworven, sakkerend op zijn vrouw, op de kast van een woning, op zijn situatie in het algemeen en op de recente gebeurtenissen in het bijzonder. Toen hij twee dagen voordien de krant had opengeslagen en over het tragische ongeval van inspecteur Meerkens had gelezen, schaamde hij zich nogal dat zijn eerste reactie er een van opluchting was geweest. Niet dat hij de agent dood had gewenst, verre van, maar David had al een tijdje het gevoel dat de situatie met de nationale politiequiz hem boven het hoofd groeide, en de gebeurtenissen met Ellie hadden dat gevoel alleen maar versterkt. David twijfelde er niet aan dat, met het verlies van zijn quizpartner, Dirk Beke het ook voor bekeken zou houden. “Gelukkig ben ik al betaald”, dacht David. En in ieder geval zou hij nu alles rustig aan Ellie kunnen uitleggen en haar ervan overtuigen dat ze zich weer eens gruwelijk had laten misleiden door dat takkenwijf van een Suzanne.

Waarom haar niet meteen een belletje geven?” dacht David, terwijl hij zich een nieuw kopje koffie inschonk. Dat bleek een goede beslissing, tenminste de eerste minuten. Ellie was weliswaar nog steeds boos, en ze gaf mokkend en heel spaarzaam antwoord op de vriendelijke vragen van David, maar hij had beslist het gevoel dat ze voor het eerst bereid leek tot dialoog.

“Waren het echt agenten?” vroeg Ellie.

“Lieverd, ik zweer het je, en als je thuiskomt kan ik het je ook bewijzen,” antwoordde David. “Ik had met hen een afspraak dat we alles stil zouden houden, want we werken aan een – hoe zou ik het noemen – aan een ‘geheime operatie’. Maar het heeft in de verste verte niets met andere vrouwen te maken. Veeleer met bommen,” besloot hij lachend.

“Jij kunt ook geen twee minuten ernstig blijven,” zei Ellie, en David dacht een zweem van een lach te horen in haar antwoord.

Plots nam Suzanne de hoorn over.

“Ha, de hoerenloper,” riep Suzanne vrolijk, “ik denk niet dat je echtgenote nog langer met je wil praten. Ik heb haar net de krant van vandaag laten zien. Je wordt nog eens beroemd!”

Voor David kon antwoorden, hoorde hij Ellie in de achtergrond snikkend ‘klootzak’ roepen en werd het gesprek afgebroken.

Cleeffs begreep er steeds minder van. Waar had die trut het in hemelsnaam over? Toen dacht hij aan wat ze over de krant had gezegd. Hij liep naar de voordeur en haalde de dikke bundel van Vandaag uit de brievenbus. Bladerde er door. En slikte toen hij bij pagina drie kwam. Onder de vette titel’ Terroristen infiltreren politiediensten berichtte onderzoeksjournalist

Hans Vander Auwera over een Belgische onderdaan, D. C., die stilaan maar zeker naar voren kwam als de duistere spin in een voorlopig onbekend terroristisch netwerk dat aanslagen zou voorbereiden en dat om nog onbekende redenen politie-inspecteur Meerkens uit de weg zou hebben geruimd. De genaamde D.C. was geen onbekende in prostitutiemiddens, meldde het artikel nog.

Toen David de foto bij het artikel zag, was hij ervan overtuigd dat zijn carrière in gruzelementen lag. Hij zag zich omringd door meisjes in lingerie tijdens een van zijn sessies in de Pussycat, met links van zijn gezicht de zware borsten van Debbie.

Over Davids ogen was een onheilspellend zwart balkje aangebracht.