Veertien

“Al bij al wordt het makkelijker dan ik dacht,” mompelde Wouter toen hij die ochtend om tien uur met zijn apparaat in aanslag lag en nog even zijn lensopening controleerde.

De in- en uitrit van bordeel Pussycat waren gescheiden, en de parkeerplaats achteraan was vanop de openbare weg niet te zien.

Wouter had zijn wagen langs de weg achtergelaten en was in de schaduw van een rij dennenbomen via een aanpalende weide naar de parkeerplaats gelopen.

Op het ogenblik dat David Cleeffs aanbelde, begon hij in snel tempo beelden te schieten.

David werd even later naar binnen gelaten.

Madame Moniek begroette hem hartelijk.

“David, leuk dat je er bent,” lachte ze. “De meisjes wachten op je.”

“Toch niet allemaal, hoop ik,” grapte David.

Toen Moniek na een graad in de Toegepaste Economie en enkele verloren jaren op een accountantskantoor besloot om bordeelhoudster te worden, had ze van bij het begin een duidelijk beeld van haar nieuwe bedrijfje voor ogen. Ze mikte op het betere cliënteel en engageerde meisjes die meer moesten kunnen dan zo snel mogelijk horizontaal te gaan. Meteen na de opening had ze daarvoor de diensten van David ingeroepen.

David bracht de meisjes één keer per maand een aantal korte samenvattingen mee van klassiekers uit de literatuur en de kunst, telkens aangevuld met enkele actuele onderwerpen, zodat ze wisten welke schrijvers op dat ogenblik en vogue waren of welke ontwerpers ze goed moesten vinden.

Bij de aanvullingen hoorde telkens ook een beschrijving van enkele topfilms in tien lijnen en één korte inhoud van een obscure kunstfilm die nauwelijks een week in de bioscopen had gelopen en die geen hond had gezien. Vooral dat laatste was al telkens een schot in de roos geweest bij een groot deel van hun klanten, zo bleek: niets maakte in hoger opgeleide kringen meer indruk dan een bloedmooie dame die bijna achteloos opmerkte dat ze zo genoten had van die nieuwste Russische film over een groepje methadonverslaafden in Vladivostok, of die ‘waanzinnig goede prent over een lekkende kraan, van Gustav Gustafsonn, dé nieuwe revelatie van de Zweedse film’. Het gebeurde maar hoogst zelden dat iemand van het gezelschap daar een bijkomende vraag over stelde, en helemaal niet dat de dame in kwestie had moeten uitleggen waarom ze die lekkende kraan zo fascinerend vond. David had een vriendin van hem aan een onbetamelijk rijke antiquair geholpen door haar tijdens de beslissende ontmoeting in een restaurant te laten zeggen dat het postmodernisme natuurlijk op zijn beurt al de kiemen van zijn eigen negatie inhield. De antiquair had haar verbluft aangekeken, was halsoverkop met haar vertrokken naar zijn riante appartement en had haar na een uitputtende vrijpartij van een uur gevraagd of ze voor altijd bij hem wilde blijven. Zes maanden en een goedgevulde bankrekening later had ze hem verlaten omdat ze naar eigen zeggen zelf een antiquiteit aan het worden was, maar het grappigste van het hele verhaal vond ze toch dat hij haar geen enkele keer gevraagd had om haar opmerking over het postmodernisme nader toe te lichten. “Maar goed ook,” had ze aan David uitgelegd, “anders had ik je vanuit Marbella moeten bellen om me even bij te spijkeren.”

De aanwezige meisjes vonden het een welkome afwisseling.

“Wat leuk, David,” kirde Emanuelle, in het echte leven Laurence, “praten met een man terwijl ik rechtop zit!”

Het hele gezelschap – drie meisjes, Moniek en David – was naar de veranda verhuisd en dronk koffie. De meisjes maakten er een spelletje van om hem in uitdagende lingerie te ontvangen, en David moest toegeven dat hij weinig overtuigende argumenten kon vinden om ze daarvan af te laten zien.

Miranda zette zijn koffie op het tafeltje en boog daarbij zo diep door dat haar flink geschapen billen bijna tegen zijn gezicht aan schuurden.

Debbie was intussen op zijn schoot komen zitten. Met een diploma in de theaterwetenschappen probeerde ze aan de kost te komen als freelance dansrecensente, maar voorlopig was haar deeltijdse betrekking in de Pussycat voor haar veel meer dan een leuke schnabbel.

“Leer me alles, oh meester,” kreunde Debbie theatraal.

De meisjes gierden het uit.

“Dat volstaat wel, dames,” lachte Moniek. “Weg met jullie, terwijl ik de afspraken met mijnheer Cleeffs regel. Jullie zien hem straks ongetwijfeld terug.”

Giechelend liepen Miranda, Debbie en Emanuelle naar boven.

Van in het begin was Madame Moniek duidelijk geweest over het aanbod aan David. Geen officiële betalingen, maar ook geen zwart geld. Als hij voor de Pussycat wilde werken, zou hij in natura worden vergoed.

David maakte er een punt van om al zijn activiteiten koosjer te laten gebeuren, maar zijn maandelijkse afspraak in de Pussycat was de spreekwoordelijke uitzondering op de regel gebleken.

Daar hadden de indrukwekkende billen van Miranda voor gezorgd.

In de tuin, met een riant uitzicht op wat er in de veranda gebeurde, was Wouter in zijn nopjes. Hij zette de beschermkap op zijn lens en sloop terug naar zijn auto om te wachten op David.

De rest van de dag had Wouter moeite om Davids tempo te volgen. Hij schaduwde hem kriskras door de stad van de ene afspraak naar de andere, en had nauwelijks de tijd genomen om tussendoor een broodje naar binnen te werken. Hij slaakte een zucht van verlichting toen hij laat op de middag in de Koninginnenlaan parkeerde en vijftig meter verder David bij hem thuis naar binnen zag gaan.

Hij stond net op het punt om alles in te pakken en naar de redactie van Vandaag te rijden, toen hij een auto voor Davids deur zag parkeren. Werktuiglijk stak hij zijn Nikon door het halfgeopende raampje en begon foto’s te maken. En grijnsde.

Twee opgedirkte hoeren, een grote en een kleine, belden aan bij Cleeffs en verdwenen even later naar binnen.

Wouter gooide zijn toestel op de passagierszetel, nam zijn gsm en drukte het nummer in van Vander Auwera.

“Hans, jongen, bingo,” grijnsde Wouter. “Die Cleeffs is een echt konijn!”