Het pleintje voor het nieuwe cultureel centrum was goed gevuld.
Met een lichte stemverheffing beëindigde Johan Dansaert het eerste deel van zijn toespraak.
“Ik reik dus de hand aan mijn partijgenoten, aan de oppositie hier aanwezig, en aan alle mensen die met deze stad het beste voor hebben. Laat ons er over departijgrenzen heen aan denken dat het geen teken van zwakheid is zich beschaafd te gedragen, en dat oprechte woorden altijd vragen om dezelfde oprechte daden. Aan mijn partijgenoten zeg ik: laat ons nooit onderhandelen uit angst, maar laat ons ook nooit angst hebben om te onderhandelen. Laat alle partijen in onze stad eerst onderzoeken over welke problemen we het eens zijn, vooraleer er te veel gezeurd wordt over de problemen waarbij we niet dezelfde mening delen. En daarom, mijn dierbare inwoners, heb ik deze bede voor u: vraag niet wat de stad allemaal voor u kan doen, maar vraag wat u kunt doen voor onze stad!”
∗
Het applaus was beschaafd, en de burgemeester glunderde. Als hier en daar een aanwezige de aangepaste toespraak van Kennedy had herkend, lieten ze het in ieder geval niet merken.
Naast de burgemeester en zijn eerste schepen stond SjOrs Altena, de architect van het nieuw cultureel centrum. In laatste instantie had hij ontdekt dat in de officiële uitnodigingen voor de bijeenkomst zijn naam als ‘Sjors’ vermeld stond. Dat was minder erg dan ‘Georges’, zijn echte naam, maar toch erg genoeg om met overslaande stem van de secretaris van de burgemeester te eisen dat de hele zwik naar de papiercontainer moest. Dansaert, die in normale omstandigheden het liefst enkele intellectuelen bij zijn ontbijt nuttigde, had met moeite zijn geduld kunnen bewaren, maar het hoger belang had geprevaleerd, samen met de gedachte aan zijn toespraak waarbij ‘SjOrs’ op geen moment zou kunnen tussenkomen.
De nieuwe uitnodiging meldde trots dat burgemeester Dansaert en architect SjOrs Altena de genodigden na de toespraken inviteerden om samen het glas te heffen in de grote zaal van het nieuw cultureel centrum. Wat trouwens de belangrijkste reden was waarom het gros van de aanwezigen op het gloednieuwe Cultuurplein de kou stonden te verbijten.
∗
Tussen de menigte stonden Hans Vander Auwera en zijn vaste fotograaf Wouter te ijsberen. Wouter had de obligate foto’s al geschoten, en Vander Auwera had met de vooraf uitgedeelde persmap al genoeg gehad voor zijn stukje, maar omdat hij zo’n gloeiende hekel had aan Dansaert bleef hij nog even staan, in de hoop dat het stuk onbenul zo’n uitschuiver zou maken dat hij er de kop van zijn bijdrage voor morgen zou van kunnen maken.
Maar Dansaert zat goed in zijn verhaal. Vander Auwera en de andere aanwezigen hoorden hem eerst handig uitweiden over hoe waardevol het echter was om een gebouw te construeren dat zich naadloos inpast in de mooiste voorbeelden uit het verleden, in het volle besef van het historische oordeel van de toekomst, om daarna vlot over te schakelen naar de geneugten van het internationale toerisme, en de gouden eieren die het nieuw cultureel centrum de stad zou opleveren.
“In Balboa hebben ze ook zo’n cultureel centrum gebouwd, en de toeristen staan bij bosjes aan te schuiven,” oreerde Dansaert, “en ik twijfel er geen seconde aan dat het met het gebouw van Georges hier dezelfde kant zal opgaan.”
SjOrs Altena slikte even en sloot zijn ogen. Dansaert had zijn naam zo langzaam en volledig mogelijk uitgesproken.
“En daarom wil ik iedereen in onze stad ook uitnodigen om eindelijk eens alles van de positieve kant te bekijken,” ging Dansaert verder. “Kritiek leveren is gemakkelijk, zeker voor sommige journalisten die aan niemand rekenschap moeten afleggen en hun leven lang gefrustreerd rondlopen, maar verstandige lieden zoals u en ik weten beter: wij zijn er voor de mensen, we doen ons best voor de mensen, en Georges hier bouwt voor de mensen. Ik nodig u dan ook met plezier uit om samen het glas te heffen op onze nieuwe baby!”
∗
Terwijl de menigte zich haastte om als eerste in de warme zaal te zijn en dus als eerste aan de drankjes te geraken, draaide Hans zich als een cobra naar zijn fotograaf.
“Je hebt het ook gehoord, niet?” siste hij. “Dat was voor mij bedoeld, over die journalisten. En geloof maar niet dat die amoebe zijn eigen teksten schrijft. Ik weet dat Cleeffs dat doet, namelijk.”
Wouter onthield zich van commentaar. Als freelance fotograaf had hij een goedgevuld orderboekje bij Vandaag, en hij was niet van plan om dat in gevaar te brengen. Zeker niet tegenover een licht ontvlambaar product als Vander Auwera.
“Hij gaat er aan, let op mijn woorden!” brieste Hans. “Als Cleeffs denkt dat hij me kan blijven jennen, vergist hij zich schromelijk!”