David had nog geen woord gezegd sinds hij bij Ellie in de wagen was gestapt om de korte rit naar huis aan te vatten.
De regen was net gestopt, de zon brak door en de lucht geurde naar ozon en naar de bloesems van de oude bomen die Davids straat omzoomden. Maar Cleeffs had geen oog voor de plaatselijke flora, en nog minder voor de geuren die in de lucht hingen. Ze waren bijna thuis, maar hij was nog steeds te boos voor een normale conversatie.
Ellie deed nog maar eens een poging.
“Die meneer van de politie was erg aardig, vond je niet?”
Davids grimas maakte zonneklaar dat hij er lichtjes anders over dacht.
“Ellie, je bent mijn echtgenote, en ik heb ooit voor die idioot van een pastoor beloofd dat ik…”
“Pastoor Christiaans is geen idioot,” onderbrak Ellie hem.
“Iemand die bij hoog en bij laag blijft beweren dat de Onbevlekte Ontvangenis letterlijk heeft plaatsgevonden heeft meer dan één schroef los in zijn bovenkamer, maar dat is het punt niet,” ging David verder. “Het punt is dat ik beloofd heb je in goede en kwade dagen bij te staan, maar er mag wat mij betreft wel wat evenwicht in de score komen. De politie was fantastisch. Schitterend gewoon. Ik word dagenlang ondervraagd door psychopaten die dromen van een carrière als geheim CIA-agent en die er de hele tijd van uitgaan dat ik het zoontje van Bin Laden ben, of tenminste de erfgenaam van Carlos de Jakhals. Ik word voortdurend uit mijn slaap gehouden om op de meest stompzinnige vragen te antwoorden. Intussen word ik met medewerking van diezelfde heren in de pers afgeschilderd als het goorste monster sinds Vlad de Spietser. Maar als dan blijkt dat ze zich vergist hebben kan er nog geen ‘sorry’ af.”
Ellie probeerde te sussen.
“Ze hebben je vrijgelaten lieverd, dat is het belangrijkste. En ik heb lekkere mousaka voor je klaargemaakt.”
David keek naar zijn echtgenote en zuchtte.
“Het kan natuurlijk altijd nog erger.”
“En er is nog iets,” vervolgde Ellie terwijl ze met haar rechterhand in haar handtas graaide, “die firma van de gevelspecie heeft eergisteren een brief gestuurd dat ze niet meer willen komen. Kijk maar.”
In de korte, zakelijke brief meldde Dreaming in Colours dat ze, “gezien de uitstekende reputatie die onze firma geniet en de mogelijk negatieve publiciteit die het uitvoeren van de gevelwerken aan uw huis zou kunnen meebrengen, helaas genoodzaakt zijn het contract te annuleren. Zonder tegenbericht zal een schadevergoedingvan tien procent eerstdaags op uw rekeningnummer worden overgemaakt.”
“Eindelijk eens goed nieuws,” zei David. “Tien procent van dat stompzinnige bedrag is nog altijd 2500 euro.”
“Kunnen we mee op vakantie gaan,” zei Ellie.
“Dat kunnen we,” beaamde David, “maar dat doen we niet. Ik wil thuis zijn en ik wil rust, en de eerste die die rust verstoort, wurg ik met mijn blote handen.”
Toen Ellie de wagen in de Koninginnenlaan parkeerde, zagen ze het koppeltje dat voor hun huisdeur had postgevat.
Het getrimde borstelkapsel van paracommando Eddie Biesman viel zoals altijd meteen op. Het meisje dat in zijn armen hing eveneens, al was het maar omdat ze zwart was en een kobaltblauw mantelpakje droeg dat zonder enige twijfel uit de etalage van een van de betere kledingzaken kwam.
∗
“Mijnheer Cleeffs,” lachte Biesman nerveus. “Mijn excuses dat ik u hier zo maar sta op te wachten, maar ik wilde u heel even spreken. Het is dringend.”
“Als je advies wil om je hele bataljon te vergiftigen tijdens het ontbijt, moet ik je teleurstellen,” gromde David. “Mijn reputatie is oneindig veel groter dan mijn kennis ter zake.”
“Qu’est-ce qu’il raconte?” vroeg het meisje.
“Mijn man is nog een beetje ondersteboven van de gebeurtenissen,” zei Ellie terwijl ze de voordeur openduwde. “Waarom komt u niet even naar binnen? Ik heb verse wafels klaar.”
“Bij nader inzien zou mijn vrouw u misschien kunnen helpen,” zei David. “Hoewel ze nooit genoeg wafels heeft voor die hele bende.”
“Qu’est-ce qu’il raconte?” vroeg het meisje.
“Ik wilde u bedanken en u waarschuwen,” begon Biesman.
David herkende het vlotte, kabbelende toontje van de soldaat. Hij had het hem zelf ingeprent tijdens de cursus ‘assertiviteit’.
“Dankzij u heb ik ingezien dat onze gekleurde medemensen veel kwaliteiten bezitten. Enfin, toch zeker Francoise hier. Ik heb haar pas enkele weken geleden ontmoet, maar we zijn stapel op elkaar. We vertrekken straks naar Kinsjasa.”
“Je vertrekt naar Kongo?” vroeg David. “Om wat te doen daar? Ze hebben daar toch al een leger? Meer dan één, zelfs, zou ik zo zeggen.”
“Ik word lijfwacht van Francoises vader,” antwoordde Biesman. “Papa zit in de diamant.”
“Wel, wel,” grinnikte David. “Ik wens je veel geluk, adjudant.”
“Mais qu’est-ce qu’il raconte?” vroeg Francoise.
“Ik neem aan dat dit het bedankje was,” zei David. “Je had ook een waarschuwing. Dat kan er vandaag ook nog wel bij, denk ik.”
“Het gaat om mijn vrouw,” zei Biesman. “Ze reageerde nogal slecht op het nieuws, en op de brief van mijn advocaat, ziet u.”
“Je zou voor minder,” antwoordde David.
“Els is een beetje buiten zinnen, vrees ik, mijnheer Cleeffs. Ze is niet alleen een gore racist, maar ze is ook in staat om domme dingen te doen. En ze vindt dat het uw schuld is, met uw cursus over Afrika en zo. Ik heb haar bij haar vader achtergelaten, bij slager Deneef, maar die kreeg haar ook niet rustig.”
Een woeste kreet deed hen beiden omkijken.
“Mais qu’est-ce qu’il se passé?” riep Francoise.
Els Biesman fietste op topsnelheid door de straat, in de richting van Davids woning. In haar rechterhand hield ze het soort bijl waarmee haar vader op normale werkdagen achterkwartieren van koeien te lijf ging.
“Viens, ma chérie,” riep Eddie Biesman. Hij was in twee passen tot bij zijn wagen gerend.
“Blijf staan, vuile lafaard!” schreeuwde Els.
“Au revoir,” zei Francoise, en ze sprong in de wachtende auto. Eddie Biesman scheurde weg. En David deed hetzelfde, maar dan naar binnen.
Geen vijf seconden later bonkte Els Biesman op de voordeur.
“Doe open, nigger lover!” riep Els.
Ellie kwam verschrikt uit de keuken lopen.
“Is de politie terug?”
“Veel erger,” zei David terwijl hij naar de telefoon in de woonkamer liep. “Els Biesman, dochter van uitbener Deneef, en ik denk dat ik het ben die zal worden uitgebeend als je ze binnen laat. Probeer haar te kalmeren, wil je.”
“Ik hak je deur aan spaanders, Cleeffs!” schreeuwde Els Biesman, “en daarna hak ik jou aan stukken en stuur je op naar je zwarte vriendjes in Afrika!”
“Wat moet ik haar dan zeggen?” vroeg Ellie.
“In godsnaam, praat met haar!” riep David. “Geef haar een wafel, voor mijn part, maar hou haar tegen!”
Terwijl Ellie aan de voordeur pogingen deed om Els Biesman te kalmeren, toetste David het nummer van het reisagentschap Sunrise in. Zaakvoerder Daleman had in het nabije verleden meer dan eens beroep gedaan op de diensten van Dixit.
“Maarten, David Cleeffs hier,” riep David zodra aan de andere kant was opgenomen. “Ik wil weg. Zonnig. Zicht op zee. Minstens enkele weken. Kan me niet schelen waarheen.”
“Klootzak!” schreeuwde Els Biesman.
“Wat zei je, Maarten?” vroeg David. “Wanneer? Nu meteen liefst.”