Dertig

Achteraf bekeken was het een gelukkige ingeving geweest van commissaris Duchaine om naar buiten uit een totaal spreekverbod op te leggen aan iedereen die met de ondervraging en de bekentenissen van David Cleeffs te maken had gehad.

“Morgenvroeg breng ik eerst verslag uit bij de top,” had Duchaine beslist toen de euforie bij de aanwezige collega’s een beetje was weggeëbd. “Zijn handlangers weten niet dat hun chef hier door de mand is gegaan. Met deze verklaringen in de hand rollen we discreet de hele organisatie op. Dan pas gaan we naar de pers.”

Om zeven uur ‘s-ochtends werd Harry Duchaine gebeld door de assistent van de hoofdcommissaris van de Speciale Eenheid. Hij stond zich net in de badkamer af te drogen na zijn ijskoude douche en voelde zich niet al te fris na een veel te korte nacht.

“De hoofdcommissaris verwacht u om acht uur voor een briefing in zijn kantoor,” zei de assistent.

Ondanks de vermoeidheid voelde Duchaine zich in zijn nopjes. Hij had diezelfde nacht nog een kort resumé van de doorbraak aan de hoofdcommissaris laten bezorgen. Een promotie hing in de lucht.

Een uur later kwam de commissaris binnenwandelen in het kantoor van zijn chef. Hij voelde meteen dat er iets niet klopte.

Om te beginnen werd hij niet, zoals hij had gehoopt, uitbundig begroet door zijn overste die voor dergelijke speciale gelegenheden een fles malt van een uitzonderlijk goed jaar in zijn dossierkast had staan.

Hoofdcommissaris Brams werd geflankeerd door de verbindingsofficier van het ministerie van Binnenlandse Zaken en door iemand die Duchaine vaag kende als een hoge ome van de Staatsveiligheid.

“Commissaris Duchaine,” zei Brams zacht, “u schijnt een volledige bekentenis van de verdachte te hebben ontvangen. Kunt u ons een korte samenvatting geven van uw bevindingen?”

Duchaine slikte. Dit was helemaal iets anders dan gejuich en applaus.

“Verdachte DC heeft volledige bekentenissen afgelegd,” zei de commissaris aarzelend. “We hebben een volledige lijst van al zijn contacten in het Midden-Oosten, zijn verbindingsmensen, de identiteiten van de slapende cellen in België. De hele organisatie zit blijkbaar verduiveld goed in elkaar.”

Hoofdcommissaris Brams keek even naar zijn collega De Ridder van de Staatsveiligheid.

“Patrick?”

“Aspirant-inspecteur Dirk Beke is vannacht met de hulp van Interpol vanuit IJsland teruggekeerd,” zei De Ridder. “Zijn geestelijke toestand is niet echt stabiel, maar was toch voldoende om bij aankomst een bekentenis af te leggen. Kort samengevat komt die er op neer dat hij met zijn collega Meerkens aan een quiz wilde deelnemen, en gevlucht is voor een vermeende dreiging van een zekere Revolutionaire Maoïstische Centrale. Die organisatie bestaat niet, maar daar zult u ongetwijfeld ook al achtergekomen zijn, niet?” zei de Ridder met ijskoude ogen.

Duchaine hoorde het in Keulen donderen.

“Maar dat zwijn van een Cleeffs heeft vannacht eindelijk alles bekend,” stamelde de commissaris. “Het ene hoeft het andere toch niet uit te sluiten?”

“Commissaris Duchaine,” zei Brams terwijl hij langzaam rechtstond, “mogen we misschien even de volledige bekentenis van de verdachte bekijken?”

Duchaine gaf de documenten aan zijn chef en zakte neer op zijn stoel.

Hoofdcommissaris Brams bladerde door de documenten en stopte bij een lange lijst met namen.

“Even kijken,” zei Brams. “Dit zouden dus de namen zijn van de belangrijkste terroristen voor wie de verdachte in België voorbereidend werk zou hebben verricht. Benazir Fayal, Damascus. Nooit van gehoord, maar ik durf er veel op verwedden dat mijnheer Cleeffs hem ter plekke uit zijn duim heeft gezogen.”

Duchaine slikte. Hij wist nu met zekerheid dat alles gruwelijk mis liep.

“En dan komt Nagib Mahfouz, Caïro.”

“Dat zou wel eens een grote vis kunnen zijn,” zei commissaris Duchaine aarzelend.

“Dat is hij ook, debiel!” schuimbekte hoofdcommissaris Brams. “Hij heeft zo’n vijftien jaar geleden namelijk de Nobelprijs voor Literatuur gewonnen!”

Als een pijl uit een boog schoot Harry Duchaine het kantoor van zijn chef uit.

Daniël Brams sloot zijn ogen en probeerde uit zijn hoofd te berekenen hoeveel dienstjaren hij nog voor de boeg had voor zijn pensioen. Hij bekeek de verklaring van Cleeffs nog eens.

De derde terroristische handlanger die hij had genoteerd, was ‘Cheb Khaled’.