David had geen fotografisch geheugen, toch niet in de strikte betekenis van het woord. Het kwam er meer op neer dat hij zijn geheugen had getraind om verbanden te leggen die verder gingen dan het louter kunnen afdreunen van feitjes en data. Hij kende ze natuurlijk wel, de belangrijke momenten, de sleutelscènes uit de internationale politiek, de beroemde gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis, de ontzagwekkende brij trivialia die maakten dat een oppervlakkige luisteraar – en waren de meesten dat niet? – de indruk kregen met een erg intelligent iemand te doen te hebben. De archiefkasten in zijn werkkamer puilden uit van de alfabetisch gerangschikte lemma’s. In zijn computerbestanden hanteerde David een andere indeling: daar was de Matterhorn aan feiten en feitjes die hij jarenlang in de vele lege uren op de Dienst Waterwegen had bijeengebracht, gecatalogiseerd volgens onderwerp, en was elk onderwerp op zijn beurt via verwijzingen met talloze andere verbonden. Met een paar muisklikken opende zich een schatkamer aan gegevens, en het verbaasde hem nog haast elke dag dat één simpel lemma in enkele tellen kon leiden tot tientallen referenties.
Toen hij die ochtend voor een docent Maatschappelijke Vorming informatie nodig had over de Bloomsbury Groep – als actief lid van de oud-leerlingen van zijn school had David meerdere leerkrachten die regelmatig een beroep op hem deden voor hun lesvoorbereidingen – wist hij dat hij gewoon de archiefkast met de letter B moest openschuiven om het betreffende dossiertje te voorschijn te halen. Als hij echter de voor hem geïnstalleerde zoekmachine startte en het woord Bloomsbury intikte, kwamen de verwijzingen tegen een onheilspellende snelheid over het scherm gerold. Bloomsbury, begin twintigste eeuw, Brits kunstenaarscollectief waarvan de leden elkaar inspireerden tot schilderen, ontwerpen en van bil gaan met iedereen die het geluk of het ongeluk had even langs te komen. Bloomsburywijk in Londen en Charleston Farmhouse, Zuid-Engeland (verwijzing: locaties ). Duncan Grant en Vanessa Bell (Grant, Duncan en Bell, Vanessa, de beduimelde steekkaarten vond hij blindelings in zijn archiefkasten) waren de volgende referenties, maar ook naar lieden als de biograaf Lytton Strachey of de briljante econoom John Maynard Keynes werd doorverwezen. En natuurlijk naar de schrijfster Virginia Woolf, de zus van Vanessa Bell. Woolf, Virginia, leidde dan weer naar haar boezemvriendin, de schrijfster en reizigster Vita Sackville-West. Of naar haar echtgenoot, de diplomaat Harry Nicholson. Wat dan weer leidde naar hun prachtige woonplaats Sissinghurst, nu een van de topattracties in het graafschap Kent. En zo verder, enzovoort.
Het duurde dan ook niet lang voor David voldoende informatie had verzameld om de leerkracht Maatschappelijke Vorming stof voor meerdere lesuren te bezorgen. Dat de leraar dat zelf niet kon omdat zijn vele schnabbels in de reclamesector zo veel tijd vroegen dat hij ternauwernood aan lesgeven toekwam, zodat hij David moest betalen om zijn lessen in elkaar te steken, waardoor hij weer extra moest schnabbelen, was een van die kronkels waar hij kop noch staart aan kreeg, maar zolang het de huishoudkas vulde hoorde je David niet klagen.
Door de jaren was het hem al lang niet meer duidelijk of hij de berg feiten en feitjes al grotendeels uit zijn hoofd kende, dan wel of de verwijzingen en de bijbehorende namen en gebeurtenissen alleen maar op hun plaats vielen door het voortdurende openen en bewerken van zijn schatkamer. Feit was dat David geen krant of tijdschrift kon openslaan of hij begon te scheuren en te knippen, tot voortdurende ergernis van Ellie die thuis nooit de krant kon lezen zonder het gevoel te hebben dat het ding net voordien door een jonge, erg speelse kat was gebruikt om haar nagels op te oefenen.
Zo kwam het ook dat er maar iemand in het gezelschap ‘1956’ moest roepen of de antwoorden en de verwijzingen tuimelden al door zijn hoofd. De Egyptische president Nasser nationaliseert het Suezkanaal. Mijnramp in het Belgische Marcinelle, meer dan 200 kompels dood. De Hongaarse Opstand, met Russische tanks die even later door de straten van Boedapest rollen. Fidel Castro – daar had je hem weer – landt met een aftandse boot en een handvol getrouwen op Cuba.
Maar wat David onderscheidde van de doorsnee quizkandidaat was dat zijn hoofd verbanden legde tussen data, namen en gebeurtenissen, ze aan elkaar linkte tot een geheel waarvan nog weinigen in staat waren te ontdekken dat het niet meer was dan een slimme optelsom van dezelfdeweet jes. De nationalisatie van het Suezkanaal, zo kon David achteloos vertellen, leidde niet veel later tot een regelrechte oorlog in het Midden-Oosten, de eerste van vele. Castro’s tourdeforce leidde tot de Cubaanse Revolutie, tot de Russische betrokkenheid op het eiland, tot het Varkensbaai-incident, tot de Amerikaanse blokkade en de dreiging van een nieuwe wereldoorlog, amper enkele jaren na de laatste. Davids brein was er op getraind om te hinkelen tussen data en gebeurtenissen die in verband stonden met elkaar. Hij voegde alle ingrediënten handig samen tot welk gerecht de klant ook maar nodig dacht te hebben, en omdat de echte intellectuele topchefs nu eenmaal zo schaars waren, ging iedereen ervan uit dat David de Paul Bocuse of de Jamie Oliver van het Verstand was.
∗
In het ruime, rommelige leslokaal van de Technische School had Ellie graag eens bezoek gekregen van Paul Bocuse of Jamie Oliver. De échte dan. Konden de heren even een voorraadje van die vervloekte gerechten klaarmaken die Ellie verondersteld werd uit haar hoge hoed te kunnen toveren. Ellie hield van lekker eten, maar het lekkere eten hield niet van Ellie. Wat ze ook probeerde, het leek altijd alsof de benodigdheden voor een maaltijd een eigen leven gingen leiden, zodat ze altijd met iets anders op de proppen kwam dan ze bedoeld had. Als het dan ook nog lekker was geweest, dan zou er niets aan de hand zijn, maar dat was helaas zelden zo. Het was in het beste geval eetbaar, en in het slechtste een regelrechte aanslag op elk lichaam dat de pech had om een van Ellies brouwsels naar binnen te moeten werken.
Er zijn mensen die een koelkast kunnen opentrekken, er schijnbaar lukraak wat dingen uitpakken en de knoppen van de kookplaten aanschakelen. Een halfuur later staat er dan een smakelijk gerecht op tafel. Niet zo bij Ellie. De chronologie van het koken ontging haar gewoon, ze kreeg er geen vat op. En als ze echt eerlijk was met zichzelf, vond ze het niet eens zo belangrijk. Ze vond koken geen kunst, zoveel was zeker. Wie een smakelijke maaltijd in elkaar kon draaien, had haar respect, maar ook niet meer dan dat. Het was niet meteen hetzelfde als Beethoven die een nieuwe symfonie op papier zette. Bovendien kreeg ze de kriebels van het sterrendom dat de haute cuisine sinds enkele jaren omgaf. Het omzwachtelde geleuter van de zoveelste chef die meer bezig was met boeken schrijven, televisieoptredens geven en fortuin maken dan met achter zijn kookpotten staan, vervulde haar met een diep wantrouwen. Als je goed kon koken en een beetje een hoofd voor cijfers had, dan kon je een restaurantje openen en je klanten degelijke maaltijden tegen een redelijke prijs voorschotelen. Als je dat elke avond goed deed en niet te veel tegenslagen had, verdiende je goed je brood. End of story, voor zover het Ellie betrof. Ze was ooit al definitief weggebleven uit een van hun lievelingsrestaurantjes omdat de eigenaar-kok in de plaatselijke krant opeens een column had waarin hij elke week mocht emmeren over de balans van de ingrediënten en de symfonie van smaken die hij daarmee creëerde. Een kok moest koken, punt uit. Het zou je toch maar gebeuren dat je slager elke week met een breedlachende kop in de krant extatisch stond te doen over de worst die hij in elkaar had gedraaid?
Maar los van haar mening over sterrenchefs en het verregaande snobisme dat de haute cuisine volgens haar zo kenmerkte, was het gewoon een feit dat Ellie geen hoofd had voor de structuur van het koken. De manier waarop Ellies verstand werkte, kon je volgens David het best vergelijken met een Italiaanse auto van twintig jaar geleden: verrassend goed in het betere bochtenwerk, soms erg inventief, maar vaak ook gruwelijk onbetrouwbaar op eenvoudige trajecten. Een geest als een jojo, nog volgens David.
Toen Ellie achttien was geworden, koos ze voor een opleiding tot lerares Nederlands, om de eenvoudige reden dat haar toenmalige vriendje hetzelfde had gedaan. Had die zijn heil gezocht in de studie van Russisch-orthodoxe iconen, dan had ze hem ook gevolgd. Na een jaar Nederlands zou ze al behoorlijk veel kennis moeten hebben opgedaan, maar het enige wat Ellie zich herinnerde was dat militairen met verlof gaan en alle andere burgers met vakantie, en dat een klaar-overtje iemand is die schoolkinderen helpt met oversteken. Wat ze ook zeker wist, was dat nóg een jaar in het gezelschap van Vondel en het Meewerkend Voorwerp geen goede zaak zou zijn. En intussen had ze David leren kennen. Hoewel hij als beginnend ambtenaar geen fortuinen verdiende, was zijn loon net voldoende om Ellie niet meteen onder druk te zetten snel een baan te vinden. Bovendien had ze haar handen vol aan haar hobby: Ellie zat halve dagen lang in bibliotheken en smoezelige boekhandels om alles te weten te komen over Alistair Crowley, de beroemde zwarte magiër. Dat ze intussen even gefascineerd was in de Madonna della Rosé, bijgenaamd de Reizende Madonna, voor wie ze samen met haar zus een soort uitleensysteem binnen de familie had uitgewerkt, was voor iedereen behalve voor Ellie nogal tegenstrijdig.
Voor ze het allebei goed beseften, waren ze tien jaar getrouwd, en was er van kinderen nooit iets in huis gekomen. Ze hadden het één keer nogal halfslachtig geprobeerd, toen David werd bevorderd tot ‘eerstaanwezend ambtenaar’. Los van de ridicule benaming (“Ik ben nog nooit van mijn leven het eerst aanwezend geweest,” bromde David, “ik kijk wel uit. Wie er ‘s-ochtends het eerst is, moet koffiezetten en de vuile kopjes van de vorige dag afwassen!”) verdiende hij opeens een stuk meer dan vroeger, en David vond dat ze dat extra inkomen zonder problemen aan een kleine Cleeffs konden besteden. Ellie spoelde haar pil door het toilet en plaveide de weg naar de zwangerschap door iedere avond met haar mooiste lingerie uitdagend op het bed te gaan liggen, in afwachting van de komst van David. Helaas viel deze periode samen met Ellies grenzenloze fascinatie voor alles wat met zwarte missen te maken had. De aanblik van Ellie in netkousen en een doorschijnend rood slipje temidden van haar studiemateriaal, van zwarte kaarsen op de nachttafeltjes tot pentagrammen en teksten met duivelaanroepingen over zowat de hele slaapkamer, bleek niet bevorderlijk voor Davids prestaties. Na een week van gestuntel en vruchteloze pogingen kwamen ze beiden tot de conclusie dat ze seks mét pil een stuk leuker vonden dan zonder. Bovendien kon David de zwarte magie die hem omringde moeilijk uit zijn hoofd zetten. “Straks hebben we een koboldje,” zuchtte hij, “of een starende peuter die de kat in brand kan laten schieten door zijn vingertje op te heffen. Laten we er maar mee ophouden.”
En Ellie, wiens biologische klok, als die er al was, nog nooit luid had getikt maar waarschijnlijk digitaal de tijd aangaf, vond dat best.
Nu stond ze al een tijdje voor de klas, na het spijtige voorvalletje in het restaurant. Er werd van haar verwacht dat ze de jonge vrouwen – want meisjes kon je ze nog moeilijk noemen, de helft leefde al samen met een vriendje en twee hadden al kinderen – voorbereidde op het beroepsleven. Wat er in de praktijk op neerkwam dat ze werden beziggehouden tot ze in een kledingzaak, kapsalon of grootwarenhuis konden gaan werken, maar wat er volgens het leerplan op neerkwam dat ze hen een surrealistisch mengelmoesje van dingen moest bijbrengen: het leren verluieren van een pop ging samen met elementaire boekhouding en met – hoe kon het anders – de basisregels van het koken. Behalve dat laatste onderdeel had Ellie de meeste onderwerpen met vallen en opstaan onder de knie gekregen. Dat was in het begin wel even anders geweest. Het verluieren van de oefenpop in de klas werd haar bijgebracht door een van de leerlingen, zelf moeder van een drie maanden oude tweeling. En voor de lessen in boekhouding dacht Ellie een eenvoudige oplossing gevonden te hebben: ze belde met Davids fiscalist en vroeg hem om enkele uurtjes uitleg in de klas te komen geven. De man had de meisjes met zoveel enthousiasme alle mogelijke achterpoortjes van de fiscaliteit bijgebracht dat sommige ouders in de school hun beklag kwamen maken. De directeur sommeerde Ellie om zich voortaan ver van lessen in belastingontduiking te houden en zich uitsluitend op het leerplan te richten, en Ellie had zich met lange tanden op het leerboek over boekhouding gestort.
Vanochtend stond er echter een kookles op het programma, wat betekende dat Ellie een uurtje vrij was: voor leerlingen van het zevende beroeps mocht mevrouw Cleeffs alles doen wat maar in haar hoofd opkwam, zo lang ze zich ver van de fornuizen in het klaslokaal hield. Toen Ellie bij het begin van het schooljaar een Crema Catalan had klaargemaakt en bij het dessert achteloos zout had toegevoegd waar het in normale omstandigheden vanillesuiker had moeten zijn, hadden de leerlingen gedreigd in groep naar de directie te stappen als ze nog één keer de kookpotten van de klas vastpakte.
Toch had Ellie dit schooljaar nog eens moeten koken, willen of niet: enkele maanden voordien was de provinciegouverneur op bezoek gekomen. Toen de dignitaris zich met veel bombarie door de directeur liet rondleiden in het kooklokaal van de school, stond Ellie quasi achteloos gerechten klaar te maken, geassisteerd door haar ijverige leerlingen. Het bezoek van de gouverneur was nog bijna op een ramp uitgedraaid toen Ellies leerlingen de gruwelijk mislukte lasagne aan de schoolkonijnen hadden gegeven. De twaalf konijnen huppelden rond op een afgesloten grasperkje en waren de trots van de kleuterklasjes. Toen de gouverneur een uur later de ukjes met een bezoekje wilde vereren en de deur van het lokaal opende, sloeg de stank hem in het gezicht. Een twintigtal kleuters zat krijsend op de grond, temidden van hun pluizige vriendjes. Beweren dat de konijnen zich niet lekker voelden, was nogal zacht uitgedrukt. Ze waren doodziek en probeerden zo snel als mogelijk van hun maaginhoud af te geraken. Drie kleuters hadden van hun speelkameraadjes de volle lading gekregen en hingen van onder tot boven vol konijnenstront. De andere dieren kropen brakend over het kamerbreed tapijt. De aanblik van een klas vol kotsende konijnen had de gouverneur doen besluiten dat schoolbezoeken in de toekomst tot een absoluut minimum moesten worden beperkt.
∗
Vandaag zat Ellie achter haar tafel in het klaslokaal en voelde zich redelijk gelukkig. De enige wolk aan de hemel was het bezoek van die politiemannen de avond voordien. Ze had haar hoofd al gebroken over de reden van dat bezoek, maar vond er geen. Had David iets op zijn kerfstok en durfde hij het haar niet te vertellen? Als hij de komende dagen niets loste, moest ze maar eens bij de waarzegster binnenlopen.
Voor de rest kabbelde de voormiddag langzaam maar gemoedelijk naar zijn eind. Haar boek over exorcisme was boeiend, en in het lokaal rook het heerlijk naar de koekjes die de leerlingen voor zichzelf en hun families klaarmaakten.
Lesgeven was best gezellig.