34

In de overvolle cocktailbar was het eerst een gezellige drukte geweest. De Filippijnse schoonmakers waren blij dat ze eindelijk eens tussen de reguliere gasten mochten ronddraven. Alleen Miroslav Bostoen maakte luidkeels duidelijk dat hij zich zo onmogelijk kon voorbereiden op zijn geplande marathon, een voorleesbeurt van De Verweesden.

De sfeer zakte snel toen een gewapende Douwe Drachtsma hen duidelijk maakte dat ze zich voortaan als gegijzeld mochten beschouwen, ze hun mobiele telefoons moesten inleveren en ze zich alleen nog op het benedendek tussen de cocktailbar en hun suites mochten begeven. Wie daar een opmerking over zou hebben, ging meteen overboord. Niemand had een opmerking.

“Mooi zo,” grijnsde Drachtsma. “U bent vanaf nu in handen van het Nature Army. Wij voeren een gerechtvaardigde strijd om via militaire weg de fauna en flora van deze mooie planeet te redden. Als de autoriteiten hun verstand gebruiken, zal jullie niets overkomen.”

“Bravo!” riep Arnold Lavigne.

Professor Lavigne had zijn hele carrière al gebalanceerd tussen twee uitersten. Regelmatig was er een tevreden gevoel geweest over het verloop van zijn academische loopbaan en het feit dat hij ieder academiejaar een honderdtal studenten kon injecteren met wat tegengif voor de kapitalistische zwijnerijen die ze van andere professoren ongetwijfeld te horen kregen. Maar even vaak was er, thuis voor de spiegel, een diepe wanhoop geweest over zijn gebrek aan moed. De moed om al die cursussen overboord te gooien en voor één keer in de echte strijd te stappen. Tijdens dergelijke deprimerende beschouwingen vond Arnold Lavigne zichzelf gewoon een salonrevolutionair.

Toen hij die ochtend naast het lichaam van zijn overleden echtgenote had gestaan, had professor Lavigne een besluit genomen. Voor Silvia had hij altijd de veilige weg gekozen, een leven langs de zijlijn. Nu ze er niet meer was, ging hij zich door niets of niemand nog laten tegenhouden. “Dit is de eerste dag van de rest van mijn leven,” had Lavigne bedacht toen hij die ochtend de persoonlijke spullen van zijn vrouw had ingepakt. “Gedaan met de boekenwijsheid.”

“Bravo!” riep Arnold Lavigne nog eens. “Wat zijn jullie eisen?”

“Pardon?”

“De eisen van het Nature Army. Ik zou beginnen met een ruil,” zei Lavigne enthousiast. “Twintig opvarenden voor tien directieleden van oliemaatschappijen. En dan één per dag standrechtelijk tegen de muur, de bloedzuigers!”

Douwe Drachtsma fronste de wenkbrauwen. Als die malloot representatief was voor de rest van de opvarenden, zat hij nog meer in de stront dan hij al dacht.

“We maken onze eerste eisen vanavond bekend,” antwoordde Drachtsma. “Voorlopig vragen we jullie om rustig te blijven en geen domme dingen te doen.”

Voor Douwe Drachtsma stond een ding vast: als ze voorlopig van een gijzelingsscenario moesten uitgaan moesten ze ervoor zorgen dat ze zoveel mogelijk sympathie konden losweken bij de bevolking. Als de man in de straat sneller uit zijn zetel kwam voor een bedreigd koalabeertje of een natuurreservaat dan voor een hongersnood in Burundi, dan moesten Douwe en Mehdi daar gebruik van maken.

“Goed, dit is het plan,” zei Douwe. Hij en David zaten in het lege restaurant op het bovendek.

“Het Nature Army komt op voor de bedreigde natuur. Jij gaat een communiqué opstellen met daarin onze eerste eisen.”

“Wat weet ik nu over de natuur,” klaagde David somber.

“Je hebt er anders aardig over doorgeluld in je lessen. Verzin maar iets. Jouw politieke naam luidt voortaan Nature One.”

“Wat?”

“Ik ben Nature Two”, zei Drachtsma. “Noem het maar mijn aangeboren bescheidenheid. Mehdi is Three.”

Drachtsma had de passagierslijst voor zich en ging er diagonaal door.

“Waar staat Plus! voor?”

David legde uit wat de bedoeling van de tv-ploeg was geweest. Geen twee seconden later grijnsde Drachtsma breed.

“Pik die cameraman en die jongen van het geluid even op en zorg dat ze hun spullen bij zich hebben. En breng ook twee potige bemanningsleden mee.”