37

“Je gaat verder varen, zeg ik je!” schreeuwde Mehdi ben Salah.

De Sea Dream II was net de monding van de Schelde binnengevaren toen kapitein Olaf Ljungdahl de melding had gekregen dat de doorgang vanaf Groot-Valkenisse onderbroken was.

“Jongeman,” zei Ljungdahl, “gelieve niet zo te schreeuwen. Een schip is geen helikopter. Als de vaargeul dicht zit, kan ik niet anders dan stoppen.”

“Geef me die telefoon!” brulde Mehdi.

Hij was net van plan om zijn gal te spuwen toen hij zich herinnerde wat Douwe en hij hadden afgesproken: geen enkel rechtstreeks contact met de autoriteiten, alleen gefilmde statements die ze zelf in de hand hadden. Met een stroom van verwensingen gericht aan de kapitein, de autoriteiten en de hele wereld gooide Mehdi ben Salah de hoorn op de haak en ging hij opnieuw aan de deur van de stuurhut staan, zijn pistool in de hand.

“Spijtig,” zei Reinaut Maes. “Uitgekookte jongens, vrees ik.” Hij had erop gerekend dat hij een van de gijzelnemers aan de lijn zou krijgen zodat hij een gesprek kon beginnen.

Als professional wist hij dat je al half gewonnen had zodra je een gijzelnemer aan de praat kreeg, zodat er een soort van verstandhouding kon groeien.

Eén van de psychologen van het team kwam de kamer binnen en zuchtte.

“Geen goed nieuws, vrees ik. Op basis van wat we hem op de achtergrond hebben horen uitkramen, zitten we met een hoogst labiel individu. Een erg zenuwachtig iemand, met een hoge mate van agressie.”

Reinaut Maes stond op en liep naar het venster van de kamer. Tussen het glas en de Westerschelde was er alleen een brede strook zand en duinen. In de verte zag hij de Sea Dream II langzaam naderbij komen.

Jelle Troelstra had zijn best gedaan en een volledig hotelletje kunnen afhuren. Duinhotel Zeezicht lag in Zoutelande, op nog geen kilometer van Groot-Valkenisse en werd normaal alleen gefrequenteerd door natuurliefhebbers en wandelaars die van uitstapjes in de duinen hielden. Het was in enkele uren tijd getransformeerd tot het zenuwcentrum voor ‘Operatie Sea Dream’.

“Goed, wat hebben we,” zei Maes. “Een onbekende organisatie die zich het Nature Army noemt. Twee leden bij de kapitein toen de gijzeling begon. Vier gijzelnemers die we in het filmpje zagen, plus de capo van de groep, ene Nature One. We zitten dus met minstens zeven gijzelnemers.”

“Ik heb nog meer slecht nieuws,” bromde Troelstra. “Ik heb een patholoog naar de opnames van de lijken laten kijken. Hij was stomverbaasd. Aan de kleur van de lichamen te zien, lijkt het alsof ze die twee stakkers eerst hebben laten doodbloeden.”

“Foltering, misschien,” zei Maes. “Wie weet krijgen we de details daarvan in een volgend filmpje voor de kiezen.”

Een van de assistenten kwam opgewonden de kamer binnenlopen.

“We kennen de leider,” riep hij. “Telefoontje van de Belgische politie, ze hebben een betrouwbare anonieme tip ontvangen. De man die het statement voorlas, zou David Cleeffs heten.”

“Dus Nature One heeft een naam,” zei Reinaut Maes. “Dat is alvast een begin. Doublechecken, graag, liefst bij de collega’s van de Belgische Staatsveiligheid. Als het klopt, meteen een persconferentie beleggen. Ik wil alles weten over die kerel.”

Nog voor middernacht stonden minstens tien ploegen van grote en kleine zenders aan de oever van de Westerschelde. Door een gelukkig toeval had CNN als eerste buitenlandse zender de race om de exclusieve beelden gewonnen. Een van hun reporters, die op terugreis was na een reeks reportages in Bagdad, stond op de luchthaven van Schiphol te wachten op zijn vlucht toen hij melding kreeg van de gijzelingsactie. Anderhalfuur later maakte John Laguster zijn eerste rechtstreekse bijdrage vanop een ponton in de buurt van Vlissingen, met het cruiseschip op de verre achtergrond. Laguster droeg een kogelvrij vest over zijn pak en produceerde het ene waanzinnige statement na het andere.

Well, Shauri,” zei Laguster tegen de anchor man in de studio, “I’m standing here at shooting distance from the terrorists, and yet so close to the centre of Amsterdam.” Toen de wazige beelden van de Sea Dream II in de studio afgewisseld werden met een shot uit de montage aan boord, leerde de hele wereld David Cleeffs kennen als Nature One, de woordvoerder van de terroristen. Lagusters verhaal was opgebouwd rond de vaststelling dat Vlaamse terroristen hun terreur nu voor het eerst over de grenzen heen hadden geëxporteerd, en hij verwees uitvoerig naar Tsjetsjenië.

As you know, Shaun,” zei John Laguster, “Flanders has a tradition of right-wing extremism.”

Nog geen halfuur later kwam de BBC, eveneens rechtstreeks vanaf de oever, met het nieuws dat de moord op Bill Driscoll misschien geen toevalstreffer was: de redactie had uit goede bron vernomen dat Driscoll een topambtenaar was bij de Navo in Brussel, die meegewerkt had aan de onderhandelingen rond het Iraanse kernwapenprogramma. “Maybe, just maybe,” zei de BBC correspondent, had het Nature Army “een lugubere, verborgen agenda die verwees naar het Islamitisch fundamentalisme.”

Aan boord van de Sea Dream II begonnen de zaken een beetje uit de hand te lopen.

De mededeling van Drachtsma dat de gasten zich op het benedendek in de suites en de cocktailbar mochten ophouden, was niet aan dovemansoren gericht geweest. In de bar hingen groepjes gijzelaars laveloos in de designstoelen en trokken ze strootjes om te bepalen wie het volgende rondje moest gaan halen. Een kwartier eerder had een eveneens bezopen Miroslav Bostoen een vuistslag van een van de gasten gekregen toen hij voor de zoveelste keer zijn gedicht De Verweesden wilde declameren. In den beginne hadden de Filippijnen uit pure conditionering hun stoffer en blik gepakt en waren ze begonnen met het opruimen van de tientallen lege zakjes chips en gebroken glazen. Al snel waren ze tot het inzicht gekomen dat in het licht van een gijzeling iedereen gelijk was en hadden ze het op een zuipen gezet. De ravage in de cocktailbar was intussen aanzienlijk.

Toen David een pijnstiller uit zijn suite wilde halen omdat zijn hoofdpijn maar niet wou weggaan, botste hij in de gang tegen Iris aan.

“Ik vond je voordien al sexy,” fluisterde ze, “maar dit slaat alles. Noemen ze je echt Nature One?”

“Maar hoe…”

“Amadou wist het ons te vertellen. Hij zei dat die hoofdband je zo goed stond. O, lieverd,” kreunde Iris, “jij weet tenminste hoe je een vrouw geil moet maken.”

“Iris, het is echt niet wat je denkt, ik…”

Een groepje gasten kwam uit de suite tegenover de kamer van Iris en botste bijna tegen David op. Toen ze zagen tegenover wie ze zich bevonden, vluchtten ze als op commando opnieuw hun kamer in en deden ze de deur op slot.

“Kom even naar binnen,” fluisterde Iris. “Een vluggertje.”

“Iris, echt niet,” zei David. “Ik…”

Terwijl ze hem met één hand naar binnen trok, gooide ze met haar andere hand de deur dicht en draaide de sleutel om. In enkele tellen had ze de knoopjes van haar groene zomerjurkje losgemaakt en het achteloos langs haar benen op de vloer laten vallen. Ze stond naakt voor hem.

“Ik bespaar wat op ondergoed,” hijgde Iris. “Je weet maar nooit hoelang die gijzeling duurt.”

Toen ze zich op haar knieën liet zakken en zijn rits openmaakte, duwde David haar weg.

“Iris, we moeten praten,” kreunde David.

“Dat kan altijd nog, lekker terroristje van me,” steunde Iris. Ze woelde met haar hand in zijn slip. “Ik ben ondertussen natter dan de Noordzee.”

“Stop,” riep David.

Iris keek hem aan.

“Ik ben geen terrorist, echt niet,” zei David. “Dit loopt allemaal verschrikkelijk uit de hand. Ik heb niets met die mensen te maken, geloof me.”

“Jij klootzak,” fluisterde Iris. Ze raapte haar jurk van de vloer en trok het aan.

“Wacht eens even, dit…”

“Jij gore klootzak. Je wilt het me gewoon betaald zetten, niet?”

“Ik weet niet waar je het over hebt,” zei David. “Ik wil je gewoon uitleggen dat…”

“Je hoeft me niets meer uit te leggen, mijnheer Cleeffs,” siste Iris. “Ik denk dat ik je netjes begrepen heb. Ik heb me als een piepkuiken aan je voeten geworpen, en nu vind je het fijn om me te vernederen. Maar dat genoegen gun ik je niet meer.”

“Je hebt het helemaal verkeerd, ik probeer…”

“Eruit!” gilde Iris.

“Wie we daar hebben,” riep Mehdi ben Salah, “Nature One!

Mehdi stond tegen de receptie aangeleund en stak nonchalant een sigaret op. David wou hem voorbijlopen, maar Mehdi greep hem vast.

“Gelukkig voor jou is Douwe een softe intellectueel,” siste hij. “Als het van mij alleen zou afhangen, lag je al lang overboord, als je dat maar weet.”

“Ik dacht dat jij op de kapitein paste.”

“Geruild,” zei Mehdi monter. “Douwe speelt voor babysit, ik mag naar de mooie vrouwen kijken.”

Dave en Anton kwamen uit het kamertje achter de receptie.

“Ik heb me net laten uitleggen hoe zo’n montage werkt. Morgenochtend beginnen we eraan, Cleeffs.”

“Waaraan?”

“Aan je nieuwe statement. Heb je al iets van Bush gehoord?”

“Bush?”

“De Kyoto-akkoorden. Als hij niet tekent voor morgennamiddag, hebben we een slachtoffer nodig.”

“Ik kan dit niet meer, Mehdi,” kreunde David. “Dit is waanzin, ik…”

“Jij gaat met mij mee,” viel Mehdi in. “Ik heb dorst. Die lul van een kapitein had alleen mineraalwater in zijn stuurhut.”

Toen Mehdi en David de cocktailbar binnen liepen, viel er even een stilte.

Aan de bar stond de Sloveense steward Malek met enkele collega’s te praten. Toen de steward opeens Mehdi naast hem zag staan, liet hij prompt zijn glas vallen.

You want a drink, yes?” stotterde Malek. Hij rende achter de tapkast en haalde een fles en twee glazen.

Please try,” zei Malek, “wine from Slovenia. My country.”

“Niet voor mij, echt niet,” zei David. “Ik heb al zo’n hoofdpijn.”

Mehdi rook aan de wijn en nam een flinke slok.

“Interessant. Ik vraag me af hoe ze die kat zo ver hebben gekregen om op die fles te gaan zitten.”

You like it?” vroeg Malek.

No”, blafte Mehdi.

In een hoekje van de bar ontstond enig tumult. Professor Arnold Lavigne was net als zijn gezelschap behoorlijk boven zijn theewater, maar dat weerhield hem er niet van om wankelend recht te staan en een speech te geven.

“Maar de vrijheid van het individu is niet heilig!” lalde Lavigne traag. “Sartre zegt: “Schep jezelf.” Dat noemt hij het engage…engagement!”

Even leek het alsof hij zou omvallen, maar Lavigne hervond zijn evenwicht en keek zijn gezelschap met omfloerste ogen aan. “Wat zegt Camus daarop?”

De anderen wisten niet wat Camus daarop te zeggen had, of het kon hen niet schelen, wat waarschijnlijker was.

“Camus zegt: “Het universum is onverschillig!” Zinloos! Hoe kunnen wij dan van dat universum eisen dat ons leven betekenis heeft, hmm?”

Lavigne stak een bibberende vinger uit en bewoog hem traag van links naar rechts.

“Aan die eis kan nooit worden voldaan. Maar waarom dan nog leven, als het toch zinloos is?”

Hij sloot even zijn ogen en haalde diep adem.

“Wel,” zegt Camus, “omdat we trots zijn! Omdat we moeten weigeren om zinloos te zijn’.”

Nadat hij die woorden uitgesproken had, liet Lavigne zijn wazige blik over de andere aanwezigen in de cocktailbar glijden. Toen hij David en Mehdi opmerkte, stak hij zijn vinger opnieuw belerend in de lucht.

“Voor een leven van rebellie!” riep hij. “Rebellie tegen de zinloosheid van de kosmos!”

En met die woorden viel Lavigne neer naast zijn stoel.

Mehdi zuchtte.

“Daar word ik dus hondsmoe van. Kom mee, jij.”

“Ik?”

“Jij. Je gaat mee naar boven, naar het restaurant. Ik vertrouw je voor geen haar, Cleeffs. Ik heb twee ligstoelen van het zonnedek laten halen. We slapen aan de trap, zodat niemand het in zijn hoofd haalt om naar boven te komen.”

Hij keek David minachtend aan.

“En haal beslist niets in je hoofd. Ik slaap heel licht.”