2

“Dat zijn geen vieze wormpjes, dat zijn linzen,” zei Ellie. “Boordevol eiwitten en nog lekker ook.”

“Ze zien eruit als maden waarmee je gaat vissen,” mopperde David.

“Doe niet zo dwars. Vijfenzeventig gram gare peulvruchten per persoon voor vanavond. Ik maak er broccoli en zilvervliesrijst bij.”

“Jezus. Ik ben getrouwd met een vegetarisch kookboek.”

“Gezond, dat ga je worden. Je zit al genoeg bij Marco te schransen.”

“Ik had nooit gedacht dat het over mijn lippen zou komen,” klaagde David, “maar op momenten als dit zou ik wensen dat je nog met Suzanne optrok. Het mens is weliswaar zo gek als een voordeur, maar ze zou je tenminste in toom hebben kunnen houden met al je Gaia-toestanden.”

Toen Ellies beste vriendin een rijke zakenman ontmoet had en naar Parijs verhuisd was, had Ellie de vrijgekomen tijd met iets anders ingevuld. Met nogal catastrofale gevolgen van dien, vond David. Voordien schuimden Suzanne en Ellie samen het ene medium na het andere af, van astrale waarzeggers over aura-screeners tot de Meesters van de Tibetaanse Klankschalen, wat betekende dat David ‘s-ochtends vaak niet kon voorspellen welke persoonlijkheid zijn echtgenote ‘s-avonds bij thuiskomst nu weer had aangenomen. Hij herinnerde zich een bijzonder onaangename periode waarin Ellie er rotsvast van overtuigd was dat ze de reïncarnatie was van een Russische gravin uit de tijd van Tsaar Nicolaas I, maar achteraf bekeken had hij willen tekenen voor die permanente staat van onschuldig vertier: wat Ellie vandaag bezighield, raakte hem rechtstreeks. In zijn bord, namelijk.

Ellie had nog altijd haar deeltijdse opdracht in het beroepsonderwijs, maar was tot Davids afgrijzen permanent gereïncarneerd in een soort van voedingsapostel. Ze zag het als haar taak om de wereld in het algemeen en haar echtgenoot in het bijzonder ervan te overtuigen dat ook dieren universele rechten hadden, dat ook vissen pijn kunnen lijden en dat onbespoten groenten waardevoller zijn. Ze had van de ene dag op de andere besloten dat er ten huize Cleeffs geen gram vlees of vis meer binnenkwam. Ze zwalpte tussen rabiaat vegetarisme en zacht veganisme, wat erop neerkwam dat David, als hij geluk had, op sommige dagen nog tenminste een eitje of een plakje kaas mocht verorberen. In de periodes waarin zelfs het minste zuivelproduct niet door de beugel van de voedingstaliban kon, prees David zich extra gelukkig dat hij naar zijn vriend Marco in restaurant Syracuse kon vluchten.

Naast het kweken van slappe groenten in haar moestuintje streed Ellie mee met zowat elke dierenrechtenorganisatie die ze kon vinden. Het was dus niet al te verwonderlijk dat ze onlangs verkozen was tot voorzitster van de plaatselijke afdeling van Gaia. Haar verkiezingsstunt had nogal wat voeten in de aarde gehad. Toen David op een middag tijdens een werklunch met een politicus een telefoontje van de politie kreeg, wist hij meteen dat Ellie weer eens had toegeslagen.

“Bent u de echtgenoot van mevrouw Ellie Cleeffs?” had de diender gevraagd.

“Dat hangt ervan af,” probeerde David.

“U mag mevrouw hier bij ons komen ophalen,” zei de agent, “de processen-verbaal zijn bijna afgerond.”

David was ziedend van woede naar het politiekantoor gereden.

“Prachtig is dat, gewoonweg prachtig,” riep David tijdens de rit naar huis. “Ik probeer een mediatrainingcontract binnen te halen bij de gemeenteraad en jij molesteert ondertussen de plaatselijke winkeliers.”

“De McDonald’s is geen winkel,” zei Ellie, “het is een sterfhuis voor onschuldige dieren. Trouwens, die sukkel had me maar niet moeten proberen om te duwen.”

Ellie had de drukke middagpauze uitgekozen om samen met enkele van haar kompanen voor de ingang van het restaurant te gaan postvatten, verkleed als bebloede koeien. Toen de filiaalhouder geprobeerd had om de kudde te verdrijven, was het tot enige schermutselingen gekomen. De filiaalhouder was door twee namaakkoeien in de sandwich genomen en had er een gekneusde rib aan overgehouden. De man had nadien, in overleg met zijn hoofdkantoor, besloten om geen klacht in te dienen in een poging om de media-aandacht rond het voorval te minimaliseren; Ellie was met vlag en wimpel verkozen tot voorzitster.

Met een zucht duwde David het pakje linzen naar de rand van de keukentafel en dacht hij terug aan de voorbije cruise. Het eten was, zoals steeds, uitstekend geweest: als hij een lijstje moest maken met alle geneugten die het contract met Leo Droste hem opleverden, stonden de maaltijden aan boord van de beide Sea Dreamschepen in de top drie. Tot aan het voorval in het Reid’s Hotel op Madeira had David daar zonder aarzelen de royale verloning en de mooie buitenlandse reizen bij gerekend, maar sinds die namiddag in Funchal was er een zwaarwichtige factor bijgekomen: mevrouw Droste, namelijk.

Toen de gasten na zijn lezing de receptieruimte van het hotel uit liepen om zich naar de lounge en de high tea te begeven, stond Iris opeens naast hem.

“Je deed dat uitstekend,” fluisterde ze.

Iris boog zich over het tafeltje en vlooide door de aantekeningen. Ze had hetzelfde soort haar als Julianne Moore, de actrice; lange rode lokken waarvan de uiteinden over Davids papieren dansten. Ze droeg een beige jack met daaronder een dun wit topje. David moest moeite doen om niet plompverloren naar haar borsten te staren.

“Bedankt. Hoewel ik me eerlijk gezegd afvraag of ze het tot aan het diner zullen onthouden.”

“Ach, zo belangrijk is dat allemaal niet. Als we maar aangenaam beziggehouden worden, toch?”

“Zo kun je het natuurlijk ook bekijken.”

Iris lachte. “Mij heb je in ieder geval overtuigd. Ik ben vanaf nu altijd van de partij als je één van onze cruises begeleidt. Ik heb het gevoel dat je me veel kunt bijbrengen.”

“Je hebt niet eens naar me geluisterd,” zei Ellie. “Waar zat je met je gedachten?”

“Wat? Nergens, ik ben een beetje moe. Wat zei je?”

“We hebben een nationaal actieplan opgesteld voor de redding van de vleermuizen,” zei Ellie. “Er begint eindelijk wat te bewegen.”

Er was veel dat Ellie bezighield, maar de tanende vleermuizenpopulatie scoorde steevast hoog.

“Dit wordt onze mascotte.”

Ze legde een foto van één van die afzichtelijke beesten op de keukentafel.

“Een vleermuis.”

“Nee, een bruine langoorvleermuis. Het enige zoogdier ter wereld waarvan de oren net zo groot zijn als zijn lichaam.”

“Het doet me aan een tekenfilm denken,” gromde David. “Die van die vliegende olifant. Dombo.”

Hij bekeek de afbeelding nog eens.

Dombo met anorexia.”

Ellie griste de foto van de tafel en snoof.

“Je bent een cynicus, David Cleeffs. Een vleesetende cynicus bovendien. Ik vraag me soms af waarom ik met je getrouwd ben.”

“Dat,” antwoordde David, “is nu eens een goede vraag.”