17

Ellie had een drukke dag.

Een aantal jaren geleden was ze deeltijds in het beroepsonderwijs beland, waar ze de leerlingen van de afdeling ‘restaurant [ [ & ] ] keuken’ wegwijs moest maken in de geheimen van het koken. Dat het vanaf het begin veeleer andersom geweest was, had ze nooit erg gevonden: Ellie was er gewoon niet goed in. Ze hield van koken, ze kon enorm genieten van de ingrediënten, maar als ze ze moest samenvoegen tot een gerecht, liep er altijd wel iets mis. Toen ze pas begon, had ze haar best gedaan om de meisjes ervan te overtuigen dat ze echt wel wist hoe ze een warme maaltijd op tafel kon toveren, maar enkele desastreuze experimenten en het dreigement van de leerlingen dat ze hun beklag bij de directie gingen doen als Ellie niet van de kookpotten wegbleef, hadden haar snel doen inzien dat ze het anders moest aanpakken. Bovendien stond ze in de twee hoogste klassen en had ze verschillende leerlingen die elke avond moesten koken voor het hele gezin: dat Ellie nog veel kon opsteken van hun kookkunst, was een understatement.

Meestal was het wel een gezellige boel in de klas. Ruim een derde van de meisjes was van allochtone afkomst en een vijftal leerlingen was ongehuwd moeder: aan gespreksstof was er nooit een gebrek. De leerlingen wisselden foto’s van hun kinderen uit, Ellie vertelde over het leed van dieren in het algemeen en de acties van Gaia in het bijzonder en regelmatig bakte een van de meisjes een cake of stonden er heerlijke koekjes in de oven.

Maar sinds ze zich met dierenrechten bezighield, kwam Ellie tijd te kort. Altijd was er wel een bespreking of een bestuursvergadering, altijd was er wel een pamflet dat moest worden gedrukt of een actie die moest worden voorbereid. Als een van de bezielers van de Nationale Actie voor de Redding van de Vleermuizen trok ze zich het lot van die diertjes bovendien persoonlijk aan. Hun biotopen in België en Nederland werden schrikbarend kleiner en er werden steeds minder jonge vleermuizen geboren. Bovendien vond je die babyvleermuizen dan nog alleen maar bij de soort van de gladneuzen: de hoefijzerneuzen waren in deze contreien al zo goed als uitgestorven.

Ellie zuchtte en bekeek de tekst die voor haar lag.

De middelgrote grijze grootoorvleermuis heeft nogal wat gemeenschappelijk met de gewone grootoorvleermuis, onder meer de oren. Hun snuit is echter langer en spitser en hun ogen zijn relatief groot. Ze hebben een lange en – hoe kan het anders-grijze vacht. Ze maken hun zomerverblijven in gebouwen, soms vrij in de daknok, soms in spleten tussen de balken. Af en toe delen ze deze plaatsen met de vale vleermuis en de kleine hoefijzerneus. ‘s-Winters verblijven ze in grotten, kelders en groeven.”

In ruil voor het overnemen van drie uur toezicht had haar collega ‘maatschappelijke vorming’ erin toegestemd om in zijn lessen de vleermuizenproblematiek binnen te smokkelen, en de teksten moesten tegen de volgende ochtend binnen zijn.

Ellie zuchtte nog eens, en zette een kopje lindethee.

In de kantoren van Plus! stond David voor een van de grote ramen. Hij keek boos naar beneden.

“Ik had kunnen weten dat die amoebe me zoiets zou flikken. En toch ben ik er weer met open ogen ingelopen.”

Een uur eerder was de eerste levering San Mateo van een pakhuis op de luchthaven naar het bedrijf van Arne Taelens gebracht. De persaandacht was niet slecht geweest, met een viertal fotografen van nationale media, enkele bekende journalisten en een ploeg van de regionale televisie. Het kwartet bewakers dat David ingehuurd had, was gelukkig bij de les gebleven: geen van de vier had de neiging gevoeld om Rambo te imiteren, maar alle vier hadden ze ook de nodige ernst bewaard, waardoor ze best geloofwaardig overkwamen.

Maar toen de pers weer vertrokken was, had Taelens doodleuk gezegd dat hij “geen behoefte meer had aan David,” wat er gewoon op neerkwam dat hij geen factuur meer wou krijgen en het blindproeven met de Bekende Koppen hoogstwaarschijnlijk zelf zou gaan regelen.

“En je hebt vooraf geen contractje opgesteld.”

“En ik heb vooraf geen contractje opgesteld, nee. Ik heb hem een lijst met namen doorgegeven, ik heb hem zelfs een scenario voor de tasting gemaild en nu bedankt mijnheer me voor bewezen diensten.”

“Snel vergeten,” zei Ivo, “geen negatieve energie meer insteken. Wij hebben wel een contractje samen, je staat in mijn budget als consultant voor Het Leven zoals het Was. Laten we het dus over de cruise hebben, amigo. Adelante.”

“Ja, je hebt gelijk,” zuchtte David.

Hij liet zich naast Ivo op een stoel vallen en wees naar de documenten en foto’s die op de vergadertafel lagen.

“Het zal een heuse literaire cruise worden. Een of ander organisatiebureau regelt de sprekers, daar hoefik me gelukkig niet mee bezig te houden.”

“Wat moet ik me daar dan bij voorstellen?” vroeg Ivo.

“Een tiental speciale gasten, echtgenoten inbegrepen. Het is een klein schip, Ivo, er kunnen maximaal 60 gasten mee. Wat de literatuur betreft: tweede garnituur schrijvers, derde garnituur dichters. De grote garnalen halen hun neus op voor een dergelijk circus. O ja, ze slaan ook enkele filosofen in,” vervolgde David, “maar die zijn allemaal even kierewiet, daar luistert het niet zo nauw.”

“Ik hoop maar dat Droste niet van ons verwacht dat we veel van die dingen gaan filmen, want dat zal niets worden. We gaan vooral voor de cruisegasten, David, dat is onze doelgroep.”

“Ik neem aan dat je hier en daar een stukje van een lezing kunt monteren, ze hebben er elke avond wel een paar gepland.”

“Natuurlijk. We bekijken de lijst van aanwezige schrijvers en gaan dan bij hun uitgeverijen langs. Als die reclame kopen, komen hun schrijvers er heel toevallig in. Koffie?”

“Graag. Ik heb vanochtend de twijfelachtige eer gehad om de nieuwe netelthee van Ellie te mogen proeven.”

“Ik ga je niet eens vragen of je het lekker vond,” lachte Ivo. “By the way: dat Franse bedrijfje gaat ons waarschijnlijk helpen om onze seniorensite uit te bouwen.”

“Ivo,” kreunde David, “ik heb je toch gewaarschuwd? Die Suzanne is niet te vertrouwen, man toch.”

“Maar haar hubbie kent zijn wereld,” antwoordde Ivo. “Hij heeft vorig weekend onze voorzitter uitgenodigd in Deauville, voor de paardenraces. Het was in een uur beklonken.”

“Die man van haar is een louche Libanees die vastgoed verkoopt in Parijs,” zei David. “Die Vitalité-site dient alleen maar om Suzanne bezig te houden.”

“Of ie louche is, weet ik niet, hoewel dat voor onze voorzitter weinig verschil zou uitmaken. Wat ik wél weet, is dat hij zijn fortuin van zijn pappie geërfd heeft.”

“O ja? En wat deed pappie dan? Gifgas maken voor Saddam, waarschijnlijk.”

“Iets veel slimmers.” lachte Ivo. “Hij was bouwondernemer in Beiroet.”

Een medewerker bracht een dienblad met koffie binnen.

“Tussen haakjes,” zei Ivo toen ze opnieuw alleen waren, “kom hier eens naar kijken. Ik amuseer me rot.”

Een paar weken voordien was Plus! met een competitie gestart om de allereerste “Miss Plus!” te verkiezen en met de inschrijvingen liep het storm. De ene na de andere grootmoeder had foto’s opgestuurd in poses waarvan de meest doorwinterde modellen niet eens zouden durven dromen. De finale van de verkiezing zou via het digitale kanaal worden uitgezonden.

“Ik hoop dat jullie toch ergens een grens zullen trekken,” zei David toen hij met Ivo door de foto’s ging. “Je mag er niet aan denken dat je dergelijke exemplaren in badpak ziet defileren.”

“Dit is mijn persoonlijke favoriet,” grijnsde Ivo, “hoewel ik niet meteen zou weten in welke categorie.”

De foto toonde een hautaine, met juwelen overladen dame met een Yorkshire terriër onder de arm. Het kleed dat ze droeg, hield het midden tussen een felgekleurde vlag en een mislukt tapijt. Ze klemde haar hondje vast als ware het een handtas.

David probeerde de kleurvlakken op haar kleed te tellen, maar gaf het op.

“Bekijk me dat kleed toch eens,” zei Ivo. “De jaren ‘60 zijn helemaal terug.”

“Dat, of haar hondje heeft net gekotst.”