14

“Je hebt wat gedaan?” riep David. “Ik heb je al ioo keer gezegd dat die oude bulldozer geen goede vezel in haar lijf heeft. Hoe haal je het in godsnaam in je hoofd?!”

Het ontbijt ten huize Cleeffs verliep die ochtend niet erg rustig.

Het was nochtans goed begonnen: David was erin geslaagd om als eerste in de keuken te zijn, zodat hij zich een grote kop echte koffie had kunnen zetten vooraleer Ellie kans had gezien om zich aan de biologische thee te vergrijpen.

David had ‘s-ochtends nogal wat tijd nodig om wakker te worden. Hij vergeleek zichzelf wat dat betrof graag met een dieselmotor. Tijdens het eerste uur van de dag was hij net in staat om de meest voor de hand liggende activiteiten uit te voeren, dingen waarbij geen enkele hersenactiviteit werd vereist. Wat er in dat eerste uur rondom hem gebeurde, kon hij slechts met de grootste inspanning en via eenvoudige deductie registeren (Lawaai op straat…Vier wielen…Waarschijnlijk een auto… ).

De opmerking van Ellie trof hem dan ook midscheeps.

“O ja, Suzanne heeft gebeld,” had Ellie gezegd terwijl ze een kopje thee zette. “Ze zoekt een Belgische partner voor haar website. Ik heb haar het nummer van Ivo gegeven. Zit je nu weer die afschuwelijke koffie te drinken?”

“Ik snap niet waar je je zo druk over maakt,” zei Ellie toen David uitgeraasd was. “Plus! is toch een seniorenzender? En Suzanne heeft een seniorensite. Dat gaat toch prima samen?”

“Ivo is een goeie vriend en daarenboven een klant van mij,” gromde David, “en die nymfomane van jou heeft een regelrechte sekssite. Dat gaat hoegenaamd niet samen.”

“Je hebt Suzanne nooit graag gehad, dat is het gewoon. Vitalité draait erg goed, naar het schijnt. Waarom zou ze anders willen uitbreiden?”

“Waarschijnlijk heeft ze elke Fransman al gehad,” mompelde David terwijl hij zijn kopje in de vaatwasser zette. “En tussen haakjes, wacht straks niet op mij voor het avondeten, ik heb een late vergadering.”

“Maar ik wou groenteburgers met rijst maken.”

“Laat je door mij vooral niet tegenhouden. Ik ga nu bij Ivo langs, misschien kan ik hem nog tijdig verwittigen. Alsof ik vandaag niets anders te doen had.”

“Je wordt een brompot, weet je dat?” zei Ellie. “Te weinig omega-3 in je voeding. Spijtig dat we geen vis meer mogen eten.”

Uiteindelijk liep David niet langs bij zijn vriend, maar belde hij hem vanuit de auto. Ivo nam hijgend zijn mobieltje aan. “Sorry, net een halfuur zwaar gefietst’. ‘Gefietst? Ik dacht dat je aan het werk was’. ‘Ben ik ook. Hometrainer in mijn kantoor, cadeautje van een adverteerder. Scheelt er iets?” David vertelde over Suzanne. “Die vriendin van Ellie, bedoel je? Ja, die heeft me gebeld,” zei Ivo. “Wilde weten wat we zoal deden bij Plus!. Ze heeft een seniorensite in Parijs.”

“Doe me een lol, surf eens even naar Vitalité,” repliceerde David. “Het is een regelrechte sekssite, Ivo, ze haalt bij het ontbijt de webcam al boven.”

Ivo vond dat David een beetje overdreef. Natuurlijk had hij de website al bezocht. Hij had vooral naar het tellertje met het aantal bezoekers gekeken.

“Het is een populaire site, David. En die webcam krijg je alleen te zien als je abonnee wordt. Voor de rest brengen ze eigenlijk hetzelfde soort info als wij op televisie doen. Reizen, cultuur, erfenisvragen, gezondheid, dat soort dingen. Trouwens, ik heb haar nauwelijks vijf minuten aan de lijn gehad. Het was gewoon een eerste kennismaking.”

“Hou het daarbij, als ik je aanraden mag. Dat mens is een wandelende bom.”

“Maak je geen zorgen, padre”, lachte Ivo. “Tussen haakjes: we moeten elkaar dringend spreken over die literaire cruise. Ik heb een vergadering gehad met onze grote adverteerders, ze zien het echt zitten. Een documentairereeks van acht afleveringen. Cruises zijn een schitterende groeimarkt voor ons, David.”

“Wat moeten we ons daarbij voorstellen, bij zo’n culturele cruise, mijnheer Cleeffs?” vroeg Douwe Drachtsma.

David aarzelde. Aan de ene kant was hij heel tevreden geweest dat de drie gedetineerden deze keer aandachtig hadden geluisterd naar zijn betoog over ‘de brandhaarden in de wereld’. Douwe had intelligente vragen gesteld en zelfs Mehdi ben Salah had ditmaal zijn cynisme achterwege gelaten. Geert Dedecker had gedurende de hele les gezwegen. Hij had een brochure bestudeerd met als titel De misdaden van de bontindustrie.

Anderzijds vond David het raadzaam om de drie zo weinig mogelijk over zijn bezigheden te vertellen. Hoe minder ze over zijn privé-leven wisten, hoe beter. Dat viel tegen.

“U werkt voor de maatschappij van meneer Droste, is het niet?” zei Drachtsma.

“Hoe weet…Ik zie daar eerlijk gezegd het belang niet van in,” sputterde David.

Ben Salah grinnikte.

“We worden verondersteld ons voor te bereiden op het leven na de gevangenis, mijnheer Cleeffs. We horen ook wel eens iets.”

“Maar u vindt misschien dat gedetineerden maar beter de hele dag gewoon in hun cel kunnen zitten,” zei Drachtsma, “zonder bezoek, zonder kranten, zonder internet. In afzondering, kortom.”

Drachtsma had de vraag vriendelijk gesteld, maar de ogen van de Fries straalden geen spatje vriendelijkheid uit, integendeel.

“Natuurlijk niet,” haastte David zich, “ik bedoel, prima, euh…”

Hij slikte.

“Ik begeleid regelmatig cultuurcruises. Bekende steden, monumenten, beroemde sites, dat soort dingen. ‘s-Nachts varen we, overdag zijn er bezoeken gepland. Volgende week bijvoorbeeld, vertrek ik naar Venetië.”

“Dat moet mooi zijn, Venetië,” lachte Drachtsma. “U leidt een boeiend leven, mijnheer Cleeffs.”