26

In een onopvallend, maar voornaam huis in een van de rustige buurten van Tanger zat Ellie op haar bed en ze piekerde.

Ze kon geen touw vastknopen aan alles wat haar de afgelopen uren was overkomen. Het was allemaal zo vreemd.

Toen ze in de aankomsthal van de luchthaven arriveerde, was ze bijna in paniek geraakt door alle indrukken die razendsnel op haar afkwamen. De drukkende hitte, de mensenmassa, de chaos van vertrekkende en aankomende passagiers, de opgewonden kreten van sjofel geklede mannen die rond haar zwermden en allemaal “Taxi! Taxi, madame!” riepen. Ze had gelukkig snel een jongeman opgemerkt die wat verderop stond te wachten en die een bordje droeg met daarop haar naam. Hij had zich breed glimlachend voorgesteld.

“Madame Cleeffs, je m’appelle Hassan. Bienvenue a Tanger.”

Daarop had hij haar koffer aangenomen en was hij samen met haar naar een niet eens zó versleten Renault gelopen.

Het uitzicht tijdens de rit naar het centrum van de stad was niet meteen pittoresk geweest, maar voor Ellie voelde alles aan als een bonus: ze was voor het eerst in Marokko, ze ging zich enkele dagen laten verwennen en ze kon goed werk leveren om de laatste kolonie Schreibers vleermuizen te helpen redden.

Daarna was alles snel gegaan.

Hassan was niet naar het hotel gereden, maar was de binnenplaats van een groot huis ingedraaid. Meteen daarna was de poort met een droge knal dichtgevallen en was Ellie naar een kamer op de tweede verdieping gebracht. Hassan nam haar handtas en haar mobieltje en verdween. Iets later had een vriendelijk lachende oude mevrouw haar een kopje muntthee gebracht en bij het weggaan de deur vanaf de buitenkant op slot gedaan.

En toen niets meer.

Ellie liet zich languit op het smalle bed vallen en huilde.