21

“Je bent gewoon jaloers,” zei Ellie.

De hele ochtend al hadden ze gekibbeld over de uitnodiging om naar Tanger te komen logeren.

“Je weet hoe na aan het hart me de vleermuizen liggen. En ik ben nog nooit in Marokko geweest. We moeten alleen het vliegtuigticket betalen, dat moet er toch af kunnen?”

“Dat is het punt niet,” gromde David. “Het punt is dat ik die broertjes Dalton zo ver mogelijk van ons vandaan wil houden. Het zint me gewoon niet.”

“Jaloers, ik zei het al,” mokte Ellie. “Je gunt het me niet. Wel, je mag er voor mijn part over doorbomen tot Kerstmis, maar ik ga. Ik heb onze vereniging trouwens al ingelicht, ze zijn wild enthousiast.”

Was Davids ochtend door de ruzie met Ellie al redelijk somber begonnen, dan bracht zijn eerste werkafspraak van de dag hem niet meteen in een betere stemming. Toen hij iets over elven in de dierentuin aankwam, waren de repetities voor Loop voor je Leven daar net begonnen.

In de buurt van het leeuwenverblijf was het druk: medewerkers van de productiemaatschappij liepen af en aan, opgeschoten jongens in overalls sleepten met kabels en in een hoekje stond Rob Stiemers druk te gesticuleren. Toen hij David zag naderen, stak hij zijn beide handen in de lucht.

“Goedemorgen!”

“Niet bepaald.”

“Wél!” riep Stiemers. “Wél, kabouter Knor! Een heerlijke dag wordt het. Hier wordt televisiegeschiedenis geschreven, jongen! Hoe heet die ouwe knar van de BBC ook weer die al die beestenprogramma’s maakt?”

“Je bedoelt Sir David Attenborough?”

“Die bedoel ik. Als David bloody Attenborough dit programma ziet, heeft ie meteen inspiratie voor tien nieuwe reeksen.”

“Als hij dit programma ziet, krijgt hij een hartstilstand. De man is al 80.”

“Even stilte, graag!” riep een dame door een megafoon. “En start!”

Twee medewerkers zaten op zo’n twintig meter van elkaar op het grindpad voor het leeuwenverblijf. Ze hadden een lang koord in hun handen waarmee ze elk een karretje met daarop een grote pop voorttrokken. Terwijl ze hun koorden langzaam binnenhaalden, wiebelden de poppen heen en weer. Geen enkele leeuw reageerde.

“Stop maar even!” riep de megafoondame.

“Beetje lui, die leeuwen,” zei een grote man in maatpak.

Stiemers lachte nerveus.

“David, mag ik je voorstellen: Sam Claerhout, de producer van Loop voor je Leven. Dit is David Cleeffs, onze communicatiemanager. Sam, leg eens even uit hoe we het allemaal zien.”

“De repetities gebeuren zonder de kandidaten, zoals je kunt zien,” zei Claerhout. “We hebben namelijk hier en daar nog een juridisch detail op te lossen, maar binnen een week is dat gepiept.”

“Een juridisch detail.”

“Onze advocaten werken eraan, ja. Als er iets gebeurt, willen we niet vervolgd kunnen worden voor passieve medeplichtigheid.”

Rob Stiemers straalde.

“Ik zei het je toch, David, er zal geen speld tussen te krijgen zijn.”

“We plannen drie shows en één finale,” vervolgde Claerhout. “De kandidaten hebben een chronometertje aan hun pols. Wie zich langer dan een minuut achter een rots of een boom verstopt zonder van plaats te veranderen, wordt gediskwalificeerd. De spelers zijn dus gedwongen om regelmatig naar andere uithoeken van het leeuwenverblijf te lopen. De kijkers kunnen thuis op het scherm volgen hoeveel seconden er voor iedere kandidaat overblijven. We selecteren alleen jonge, frisse kandidaten en ze doen het in badpak: shorts voor de jongens, bikini’s voor meisjes.”

“Omdat je de beten en scheuren dan beter kunt zien?” gokte David.

“Omdat we een beetje de Expeditie Robinson-sfeer willen hebben,” zei de producer.

“En wanneer stoppen jullie met uitzenden? Als alle kandidaten op zijn?”

“Ze kunnen er meteen uit, als ze dat willen. Maar als ze erin slagen om vijftien minuten ongeschonden in de kooi te blijven, zitten ze in de volgende ronde. Elke ronde levert hen een verdubbeling van het prijzengeld op,” zei Claerhout.

Achter hen klonk lawaai en gebrul. Een van de leeuwen was plots opgestaan en trok in enkele rukken een van de poppen aan gruzelementen.

“Toch niet zo lui, dus,” grijnsde de producer tevreden en hij liep in de richting van zijn assistente.

Stiemers nam David bij de arm en wandelde in de richting van zijn kantoor.

“Maak je geen zorgen,” zei Stiemers, “het komt allemaal in orde. En als er toch iets gebeurt, hebben we een extra reeks uitzendingen, moet je maar denken.”

“Hoe bedoel je?”

“Plastische chirurgie,” antwoordde Stiemers, “dat scoort toch hoog bij de kijkers? Hoewel, als ik die leeuw daarnet bezig zag, zal Extreme Makeover nog alle zeilen moeten bijzetten.”

“Rob, dit…”

“Ik reken op je,” zei Stiemers. “Ga maar naar binnen en zeg hen dat je nog niets kunt prijsgeven, dat wakkert hun appetijt aan.”

“Waar heb je het nu weer over?”

“Ik heb enkele journalisten uitgenodigd. Ze wachten op je in de vergaderzaal. Ik moet helaas dringend naar een sponsorbespreking, David. Nike wil misschien de loopschoenen van de kandidaten leveren. Kassa, jongen!”

Voor hij het goed en wel besefte, stond David voor een cameraploeg van de regionale TV en enkele journalisten van de schrijvende pers. Tot zijn ontzetting merkte hij dat ook Hans Vanderauwera van de partij was.

Vanderauwera had het in een vorig leven kortstondig tot onderzoeksjournalist bij een kwaliteitskrant geschopt, maar was daar na een schandaal aan de deur gezet. Hij was met een sensationeel dossier gekomen waaruit had moeten blijken dat enkele leden van de federale politie zich samen met David Cleeffs bezighielden met staatsgevaarlijke activiteiten. Toen de zaak als los zand uit elkaar gevallen was, viel ook Vanderauwera.

De ironie van de zaak was dat de journalist nu werkte waar hij thuishoorde: de avonturen met David hadden hem bij zijn krant de kop gekost, maar hadden er ook voor gezorgd dat zijn talenten opgemerkt werden bij Kijk!, de moeder van alle roddelbladen, waar Vanderauwera nu door het leven ging als senior writer.

Een grote lamp floepte aan. David kreeg een camera op hem gericht.

“Mijnheer Cleeffs, de voorbereidingen voor Loop voor je Leven gebeuren in het grootste geheim, kunt u onze kijkers wat wijzer maken?”

“Niet echt, nee.”

“Klopt het werkelijk dat jullie mensen gaan opsluiten in een leeuwenkooi?”

“Nee, dat klopt niet.” zei David, “Er wordt niemand opgesloten. Als ik het goed heb, zullen er mensen zijn die helemaal vrijwillig een tijdje in het leeuwenverblijf gaan rondlopen. Maar de details kunt u het best aan de algemeen directeur vragen.”

“U bent toch de communicatieman van de dierentuin?” zei Vanderauwera schamper.

“Ik kan in dit stadium nog niet veel prijsgeven, heren.”

“Kan het productiehuis al iets prijsgeven, denkt u?” vroeg de tv-journalist.

“Dat moet u hen vragen. Of aan de algemeen directeur van de dierentuin, de heer Stiemers. Hij weet alles over Loop voor je Leven.”

“U heeft er geen probleem mee dat op televisie te zien zal zijn hoe mensen levend verscheurd worden?” vroeg Vanderauwera.

David probeerde zich te beheersen. Van wat hij van Kijk! wist, zou het blad met plezier een extra kleurenbijlage drukken na elke uitzending. Hij probeerde het met een kwinkslag.

“Bekijk het eens vanuit het standpunt van de leeuwen,” lachte David.

Aan de gezichten van de aanwezige journalisten te zien, vonden ze dat geen goed idee.

“Vreemd soort humor hebt u, mijnheer Cleeffs,” zei Vanderauwera en hij sloeg met een tevreden lachje zijn notitieboekje dicht.