6

Eerste vraag.

Een Oostenrijkse schilder uit de twintigste eeuw, expressionist. Raakte zwaargewond in de Eerste Wereldoorlog. Hij stierf in 1980 in Montreux, op 94-jarige leeftijd. Antwoord: Oskar Kokoschka. Tweede vraag.

Een Duits-Amerikaanse architect, directeur van het Bauhaus in Weimar. Week in 1937 uit naar de VS. Bouwde in de jaren vijftig onder meer het Pan Am-gebouw in New York.

Antwoord: Walter Gropius.

Derde vraag.

Wat is nu het verband tussen beiden?

David zette zijn leesbril, af en wreef door zijn ogen. Hoewel het pas tien uur ‘s-ochtends was, voelde hij zich moe en leeg. De stapel werk die op zijn desk op hem lag te wachten, was indrukwekkend.

Onder zijn raam op de eerste verdieping hoorde hij het ritmische geschoffel van Ellie in haar moestuin. Chemische producten gebruiken was vanzelfsprekend uit den boze, maar de droge grond rond de groenten harken, zodat die slappe verzameling wortelen en koolgroenten wat ademruimte kreeg, kon er nog net mee door.

“Ik moet pas deze namiddag op school zijn,” had Ellie die ochtend gezegd tijdens het ontbijt (muf ruikendspeltbrood, dieet-confituur, biologische thee ). “Ik ga wat in de moestuin werken’. ‘Ik stel voor,” had David gegromd, terwijl hij een slok thee probeerde door te slikken, “ik stel voor dat je vanaf nu de groenten ook niet meer schoonmaakt voor je ze op mijn bord kiepert. Met de hoeveelheid ongedierte dat er in woont, kan je weliswaar een terrarium bevolken, maar wie weet smaken die dingen niet eens zo slecht. Dan proef ik de groenten misschien niet meer.”

Hoewel David sinds kort, door het contract voor de cruises, op financieel gebied meer ruimte gekregen had, had hij in de onzekere maanden voordien zoveel opdrachtjes aangenomen dat hij niet meer wist waar hij moest beginnen. Alleen vandaag al moest hij een verjaardagsquiz voor de Rotary-afdeling in elkaar steken, een bedrij fsbrochure schrijven en een toespraak afwerken die de voorzitter van het Ziekenfonds hem gevraagd had. Het begin van die toespraak had hij al: hij had het schaamteloos gejat van de humanist Buscaglia, en het was precies wat de voorzitter nodig had.

“Te hebben geleefd, is niet genoeg. We moeten vastbesloten zijn om voor iets of iemand te leven. Mag ik voorstellen dat het voor het welzijn van anderen is, om te delen wat we hebben, om het lot van de mensen een beetje te verbeteren. Om hoop te brengen voor wie zich verloren waant en liefde voor wie eenzaam is.”

Nu alleen de rest nog.

Een bescheiden maar gelukkig redelijk constante bron van inkomsten haalde David uit de website die hij voor Dixit, zijn bedrijfje, had laten maken. In ruil voor wat abonnementsgeld konden los-vaste klanten inloggen op de site van Dixit en er het soort informatie vinden dat ze voor hun activiteiten dachten nodig te hebben. De meeste bezoekers waren journalisten, quizfanaten en vooral mediamensen die in hun talrijke, nietszeggende interviewtjes veel van de informatie bij David haalden. Boekenlijstjes (twee zinnen per boek), populaire citaten, korte samenvattingen van de maatschappelijke discussies van het moment, cd’s die je moest kennen om mee te kunnen praten, dat soort info. Het was meer werk dan verwacht en het bracht voorlopig alleen wat kleingeld in de kassa, maar David roeide met de riemen die hij had.

Gelukkig waren er ook opdrachtgevers die beter betaalden, al was hij niet meteen trots op het werk dat hij voor hen verrichtte. Een tijdje geleden had David namelijk een gaatje in de markt gevonden: het bedenken van fictieve enquêtes. Klanten die aandacht wilden van de kranten, maar te bescheten waren om een advertentie te betalen, stelde hij voor om een ‘onderzoek’ uit te vinden dat net genoeg waarheidsgehalte uitstraalde om door enkele media te worden opgepikt, maar dat voor de rest zo nietszeggend was als maar kon, zodat de klant later niet ter verantwoording kon worden geroepen. De media hielden van enquêtes en onderzoeken.

Voor een producent van vochtige doekjes had David de week voordien een enquête uit zijn duim gezogen waar maar liefst drie kranten waren ingetuind. Uit het zogenaamde onderzoek van de ‘ontwikkelingsafdeling’ van het bedrijf – een departement dat in werkelijkheid niet eens bestond – was gebleken “dat 52% van de vrouwelijke chauffeurs een doosje vochtige doekjes in het handschoenenkastje heeft liggen, terwijl dat bij mannelijke chauffeurs slechts 9% is.” Vrouwen, zo stelde het persbericht van David, beseften blijkbaar veel beter dan mannen dat je na het eten van chips of koekjes in de auto je handen moest schoonmaken, en dat het gevaarlijk kon zijn om je stuurwiel met vettige tengels vast te houden.

Van de drie kranten die het ‘onderzoek’ gepubliceerd hadden – en Davids klant met naam en toenaam vermeld hadden – was er niet een geweest die even gebeld had om het bericht te checken.

Een ander stukje gratis publiciteit dat volledig uit Davids brein ontsproten was, ging uit van een automobielvereniging die graag nog even in het nieuws wou komen vóór iedereen op wintersport ging. Voor hen had David geen onderzoek bedacht, maar iets dat ook altijd goed scoorde, vooral dan in lifestyle-bladen: tien handige tips voor de reiziger, in dit geval voor de toerist die zijn autokoffer moest volstouwen voor hij naar de bergen trok. Erg geïnspireerd was David niet geweest, en hij had gevreesd dat zijn tips een beetje te doorzichtig zouden zijn, maar twee goedlopende magazines hadden ze toch afgedrukt, en de klant was heel tevreden geweest. De eerste tip die David bedacht had, luidde: “Zorg ervoor dat u de capaciteit van uw wagen door en door kent.” Andere tips gingen van ‘Voor de kofferruimte van uw wagen geldt in principe hetzelfde als voor een koffer: als hij niet meer dichtgaat, zit hij te vol’ tot ingewikkelde, maar zinloze tips over het horizontaal dan wel verticaal plaatsen van lange, brede of ronde voorwerpen. Toen tip nummer negen klaar was, had David nog een kwartier de tijd gehad vóór de tekst naar de lay-out moest worden gemaild, en zijn inspiratie was uitgeput. Na enkele minuten droedelen en zuchten vond hij dat tip nummer tien – “Laat bij het uitladen van uw wagen geen koffer op iemands voeten vallen” – een gepaste afsluiter was voor de hoop nonsens die hij bedacht had, en hij had de hele zwik met een druk op de knop doorgestuurd. Zijn ongerustheid bleek onnodig, zoals steeds. Een van beide magazines was zelfs zo ver gegaan om het logo van zijn klant in het artikel op te nemen.

Met een zucht keerde David terug naar de quizvragen die hij voor de Rotary moest opstellen. Het verband tussen de schilder Oskar Kokoschka en de architect Walter Gropius.

Het verband was Alma Mahler, de componiste en slimme muze die half Wenen geïnspireerd had en met de andere helft van bil was gegaan. Gustav Klimt was haar eerste geliefde, vervolgens trouwde ze met de componist Gustav Mahler, na diens overlijden begon ze een jarenlange relatie met Oskar Kokoschka en ten slotte was ze veertien jaar getrouwd geweest met architect Walter Gropius. Hoe ze überhaupt nog tijd gevonden had om te componeren, mocht Joost weten.

Beneden in de moestuin was het intussen stil geworden. In zijn verbeelding hoorde hij de kevers en torren zich een weg vreten door de groene kool die hij vanavond ongetwijfeld op zijn bord zou vinden. “Nog drie dagen volhouden,” dacht David. De volgende cruise was een heuse cultuurtocht op de Nijl. Leo Droste had zich ingekocht in een organisatie die onder meer reizen langs Luxor en Aswan aanbood en David mocht de gasten langs de Vallei van de Koningen leiden. Toetanchamon. Ramses. Nefertiti. Iris Droste.

Dat David bij Nefertiti meteen aan Iris dacht, bracht voor het eerst die dag een glimlach op zijn lippen.