Toen David een week later de marketingafdeling van de dierentuin binnenkwam, vond hij een nota op zijn bureau met als titel ‘Strategische briefing’. Het was gericht aan ‘alle interne en externe medewerkers’ en sommeerde iedereen die middag present te zijn in de cafetaria. De brief was ondertekend door Rob Stiemers.
David liep naar Linda, de secretaresse van Stiemers, en wees op het briefje.
“Wat moet dit betekenen?”
“Een strategische briefing,” antwoordde de secretaresse. “Je kunt toch lezen? In de cafetaria.”
In populaire bladen werd regelmatig melding gemaakt van het feit dat honden na een tijd op hun baasje gingen lijken en diens gedrag imiteerden. Of omgekeerd, dat mensen najaren meer en meer de kop van hun hond kregen. Uit ervaring wist David dat er nog een onderzoeksterrein braak lag: secretaresses die de onhebbelijkheden van hun baas kopieerden. Drie jaar in de onmiddellijke nabijheid van Rob Stiemers hadden van Linda een snoeiharde, vuilgebekte Generalissimo gemaakt met een flegma dat door geen orkaan meer om te duwen was.
“Ik kan inderdaad lezen, lieverd. Maar wat betekent het? Gaat onze marketingdirecteur het voltallige personeel samenroepen?”
“Onze algemeen directeur gaat dat doen.”
“Maar het is ondertekend door Rob Stiemers.”
“Nu nog even doorzetten,” antwoordde Linda. “Je hebt alle info gekregen, zelfs voor een man moet het nu simpel zijn.”
“Aha! Onze communicatiedeskundige. Net op tijd,” riep Stiemers.
Hij stond in de deuropening en had een dikke bundel mappen onder zijn arm.
“Loop maar meteen mee naar mijn bureau, ik heb groot nieuws.”
“Heb je een staatsgreep gepleegd?”
“Iets veel beters,” zei Stiemers terwijl hij de mappen op zijn desk kwakte. “De algemeen directeur is maanden out, misschien komt hij niet eens meer terug. Zijn tikker tikte niet meer. Drie, vier, vijf bypasses, ik wil er vanaf zijn, in ieder geval meer overbruggingen dan een gemiddelde vallei in de Ardennen. De Raad van Bestuur heeft deze jongen aangesteld tot plaatsvervangende maestro.”
“Jezus. Arme dieren.”
“Ja, ik vond het ook erg voor hem,” grijnsde Stiemers. “Anyway, vanaf nu geven we plankgas. Geen getreuzel meer, geen maren, misschienen, eventuelen of in het licht vans. Volk in de tent en poen in de kassa. En liefst allebei tegelijkertijd.”
“En nu ga je me vertellen dat je al weet hoe dat moet,” zei David.
“You bet your ass. Trouwens, je hebt me de pap in de mond gegeven. Zo gaat dat in een goed team, David: de medewerker toont inzet, de baas toont visie. Weet je nog wat je zei over die megatrut die bij de krokodillen was gekropen? Dat we het op televisie moesten uitzenden?”
“Wacht eens even,” sputterde David, “je bedoelt toch niet…”
“Bingo. Ik heb een uur geleden een contract ondertekend met een productiehuis. Televisiegeschiedenis, voor minder doen we het niet. We sluiten een groep vrijwilligers op in de leeuwenkooi en filmen het. Wie er ongeschonden uitkomt, wint een prijs.”
“Maar dat is…dat is monsterlijk, je kunt toch niet…”
“Monsterlijk, gruwelijk, bloederig, alles tezamen, hopelijk. Achter elke namaakboom schuilt verminking! Achter iedere namaakrots loert de dood! Ze zullen nieuwe metingen moeten uitvinden om de hoeveelheid kijkers te kunnen tellen. En eerlijk is eerlijk, ik bedank je voor het idee, David, klasse gewoon.”
“Het was een grapje, Rob, dat weet je toch, Jezus! Trouwens, besef je wel wat er gebeurt als één van die stoethaspels inderdaad wordt opgevreten?”
“Waar zie je me voor aan? Ik heb een bataljon advocaten op de zaak gezet. Ze hebben een vuistdik contract opgesteld waar volgens onze juridische dienst geen speld tussen te krijgen is. Er staat waterdicht in dat ze het allemaal uit vrije wil doen en dat de dierentuin gevrijwaard blijft voor elke mogelijke claim.”
Stiemers was voor de grote ramen van zijn kantoor gaan postvatten.
“Had iemand twintig jaar geleden voorspeld dat er programma’s als Big Brother of Fear Factor zouden aankomen, dan hadden ze hem voor gek verklaard. Vandaag kijkt niemand daar nog van op. Het wordt een blockbuster, jongen, geloof me maar.”
De marketingdirecteur spreidde zijn armen.
“Loop voor je Leven!”
Hij draaide zich een kwartslag om en keek naar David.
“Mooie titel vind ik dat. Die komt van mij.”