“U vertelt dat zo spannend,” giechelde mevrouw Oversteyns. “Ik heb Dood op de Nijl al meer dan eens gelezen, maar ik ontdek er door u toch weer nieuwe dingen in.”
“Dat is vriendelijk van u, mevrouw,” zei David. “Vergeet niet dat we straks een afspraak hebben in de pianobar, voor de uitleg over Aboe Simbel.”
∗
De Osiris lag aangemeerd aan de kade in Edfoe. Langs de betonnen aanlegsteiger slenterden toeristen in bermudashorts, lokale jongetjes die klanten moesten lokken voor een ritje met een van de paardenkoetsen en boomlange, gitzwarte Nubiërs van wie de draagtassen volgeladen waren met gesmokkelde cd’s, namaakhorloges en handgemaakte snuisterijen.
Boven op het zonnedek slurpte David van een gloeiend hete muntthee en sloot zijn ogen. Hij had een ontspannend dagje achter de rug en de activiteiten die nog op het programma stonden, waren niet van dien aard dat ze hem veel kopzorgen zouden bezorgen. In de namiddag had hij de hele meute meegetroond naar de beroemde tempel van Horus en er de uitleg gegeven die hij thuis had voorbereid. Daarnet had hij een van de dagelijkse rituelen afgerond: een aangepast verhaal vertellen over de steenrijke Linnet Ridgeway, haar hebzuchtige vriend Simon Doyle en de berooide maar sluwe Jacqueline Bellefort. David had de passages uit Death on the Nile van Agatha Christie zo ingedeeld dat hij morgen in Aswan de ontknoping kon vertellen, als het schip in de buurt lag van het Old Cataract Hotel, waar Christie een deel van het verhaal neergeschreven had.
Straks, als de cruisegasten in de pianobar van hun aperitief nipten, zou David hen voorbereiden op de grote uitstap van de volgende dag: het bezoek aan de tempel van Aboe Simbel.
∗
Hij zat op een cruiseschip op de Nijl en voelde zich gelukkig. Geen linzensoep, geen lastige klanten, geen griezels als Douwe Drachtsma. Wel feloeken die traag en geruisloos van de ene oever naar de andere zeilden, geelbruine heuvels in het westen en de ondergaande zon boven het woestijnlandschap.
En Iris, die op het zonnedek was aangekomen.
“Dat heeft me deugd gedaan,” lachte ze. “Sorry hoor, ik heb je uitleg over Hercule Poirot gemist, maar ik heb een uurtje op mijn bed liggen pitten, ik was zo moe.”
Ze droeg het soort eenvoudig, maar zonder twijfel ijselijk duur zomerjurkje waarmee Linnet Ridgeway in het Winterpalace Hotel in Luxor de dans van de avond had kunnen openen. Ze zag er goddelijk uit.
“Je hebt niet veel gemist,” antwoordde David. “Mevrouw Otterbourne is net neergeschoten.”
“Mijn god!” riep Iris. “En weten ze al wie het gedaan heeft?”
“Morgen wel,” lachte David, “en Poirot wint.”
“Goed zo.”
Ze was naast hem in de terraszetels komen zitten en frunnikte aan één van haar schoenen. Het was zo’n geval met veel lederen riempjes die eindigden in een sluiting boven haar enkel. David slikte. Hij probeerde niet te veel naar haar benen te kijken, die zowat alle kanten opzwiepten terwijl Iris de schoenriempjes probeerde vast te maken.
“Stuk,” mompelde ze.
“Pardon?”
“Stuk. Driehonderd euro. Eén maand oud. En stuk.”
“Dat heb je met die afgeprijsde dingen.”
“Ga je mee?” lachte Iris. “We hebben nog wel een uurtje voor we ons moeten omkleden voor het aperitief. Ze zullen hier in Edfoe wel een schoenmaker hebben, denk je niet?”
∗
Tien minuten later voelde David zich nog een stuk gelukkiger dan hij al was. Terwijl ze zich een weg baanden door de menigte liep hij in de soek van Edfoe achter het dansende, rode haar van Iris aan, langs luidruchtige slagers met hompen vlees op de houten toonbanken, stalletjes vol puntige pantoffels in alle mogelijke kleuren en donkere krochten waarin de tapijten metershoog opgestapeld lagen.
Ze vonden uiteindelijk een schoenmaker, een opgeschoten kerel die nog in Stuttgart had gewoond en hun Nederlandse conversatie voor de taal van Goethe aanzag, zodat hij hen te pas en te onpas in het Duits te woord stond.
“Schön, schön!” riep de schoenmaker met een glimlach zo breed als een piramide, “Füsse, schön!” Hij sloeg met een klein hamertje op de sluiting van de schoen.
“Mijnheer vindt dat ik mooie voeten heb,” fluisterde Iris. “Wat zeg je daarvan?”
“Dat Arabisch makkelijker is dan ik dacht,” zei David.
∗
Toen hij die nacht in zijn bed lag en het zachte deinen van het schip probeerde te gebruiken om de slaap te vatten, vroeg hij zich af wat er die avond nu precies gebeurd was. Naast het feit dat hij te veel gedronken had en hopeloos graag met de vrouw van Leo Droste naar bed wou, kon hij zich niets voor de geest halen. Behalve misschien dat ene kleine detail, dat moment waarop Iris Droste in al haar naakte glorie voor hem stond en hij gedurende een langgerekte seconde vergat op welke planeet hij leefde.
Het was allemaal zo snel gegaan.
“Kom je me straks roepen voor het aperitief?” had Iris gevraagd toen ze na hun uitstap in Edfoe op de loopplank van het schip stonden. “Ik haat het om alleen in de pianobar aan te komen. Acht uur is prima, haal je dat?”
∗
Toen David om acht uur aanklopte, hoorde hij Iris van ver antwoorden dat hij kon binnenkomen. Haar suite zag er net hetzelfde uit als de zijne, behalve dan dat er hier en daar potjes en doosjes lagen die hij niet meteen kon thuisbrengen en het feit dat er een schitterende ruiker bloemen op de salontafel stond.
∗
“Holy Bolony,” hijgde Iris, “helemaal de tijd vergeten. Je bent ook zo stipt!”
Ze was uit de badkamer komen aanlopen en stond op nog geen meter van hem. En ze was zo naakt als maar kon.
“Ga even zitten, ik spring in mijn spulletjes en dan kunnen we gaan.”
David liet zich veel te snel in de dichtstbijzijnde sofa vallen en keek naar het puntje van zijn schoenen. Hij was er zeker van dat ze zijn hartslag tot in de scheepskeuken hoorden.
Iris stond hem aan te kijken en grinnikte.
“Sorry hoor, ik wou niet dat je je ongemakkelijk zou voelen of zo. Ik neem aan dat je al eens eerder een naakte vrouw hebt gezien. Kunnen we dan nu gewoon verder praten?”
∗
En Iris praatte verder. David zou later zelfs onder bedreiging met de ergste martelingen geen woord meer hebben kunnen herhalen van wat ze zei, maar zij praatte verder terwijl ze zich aankleedde. En hij keek. Hoe ze de riempjes van een zwarte beha over haar opgeheven armen liet glijden, de sluiting op haar rug vastmaakte en met haar handen schijnbaar achteloos haar volle borsten in de cups duwde. Hoe ze haar slipje aantrok, een prachtige kanten string met een brede heupband. Hoe het kleine getrimde driehoekje van koperkleurige krulletjes schaamhaar in haar slipje verdween. Hoe ze in haar ondergoed voor de kaptafel ging zitten en haar oorbellen inbracht.
Ze was slank waar ze slank moest zijn en ze had rondingen waar rondingen hoorden te zitten. David gruwde van de modellen die de modebladen bevolkten en die er allemaal uitzagen alsof ze net uit een werkkamp in Siberië gekomen waren.
∗
Toen hij Iris die avond in haar kamer had zien staan, met op de achtergrond de lichtjes op de oever van de Nijl, wist hij dat hij de perfecte vrouw had ontmoet.