13

“Het klopt gewoon,” zei Johan. “Het huwelijk is een misverstand. Daar moeten we het toch over eens zijn?”

De leden van Heilige Nachten hielden één van hun maandelijkse bijeenkomsten in Syracuse.

Marco had de feestelijkheden geopend door hen eerst een meer dan drinkbare La Segreta Rosso te laten proeven en was nu druk in de weer om twee andere flessen te ontkurken.

Johan had voor de gelegenheid een uitspraak van Oscar Wilde meegebracht: “De juiste basis voor het huwelijk is een wederzijds misverstand.”

“Kijk, twee mensen worden verliefd. Hij op haar diepblauwe ogen of de manier waarop ze een lok haar achter haar oor drapeert. Zij op de kuiltjes in zijn wangen of zijn gevoel voor humor, weet ik veel. Daarop besluiten ze om de rest van hun leven samen te blijven. Niemand die hen ertoe dwingt, maar ze doen het. En dat terwijl iedere pas afgestudeerde dokter je kan vertellen dat verliefdheid gewoon een chemische reactie in de hersenen is, en een tijdelijke bovendien.”

Ivo proefde van de wijn en zette zijn glas neer.

“Als ik een vrouw was, dan noemde ik je nu een seksistisch zwijn.”

“Maar omdat je dat niet bent, schat,” zei Marco, “ga ik Johan even te hulp komen. Ik heb nog een uitspraak gevonden voor onze causerie van vanavond, eentje van Edward Verral Lucas, wie dat ook moge zijn: ‘Het ongeluk met het huwelijk is dat iedere vrouw in haar hart een moeder is, en iedere man in zijn hart een vrijgezel’.”

“O, gaan we de deterministische toer op?” lachte Jean-Pierre. “De man als jager, de vrouw die ondertussen de grot warm houdt? Vind ik een beetje gemakkelijk, hoor. Al moet ik toegeven, als je de vrouwenbladen leest…”

“Daar gaan we weer,” zuchtte Marco. “JP, je hebt te veel tijd of je leest de verkeerde dingen, ik zal eens een literatuurlijstje voor je opstellen.”

“Ik bedoelde er niets seksistisch mee,” zei Johan. “Fantastisch glas wijn overigens, Marco.”

“Een Torre Saracena. Ik heb ‘m net op de kaart staan, benieuwd wat de klanten ervan denken.”

“Het maakt geen verschil of je man of vrouw bent. Kijk, je wéét dat monogamie iets is dat je jezelf oplegt. Het woord alleen al, opleggen, impliceert dat het geen vrije keuze is, maar sociale dwang. Je past je aan. You fit in. Verliefdheid gaat voorbij. Liefde taant. Dan heb je de keuze, man én vrouw. Of je gaat weg, of je legt je lat lager en beschouwt het huwelijk in het beste geval als een vorm van cohabitation, zoals in Frankrijk in de politiek soms gebeurt, met een linkse president en een rechtse premier. Je kunt ook postzegels gaan verzamelen, miniatuurvliegtuigjes in elkaar knutselen of kruiswoordraadsels oplossen.”

“Maar nu word je toch cynisch?” hield Ivo vol.

“Nee hoor, dat heeft met cynisme niets te maken, cynisme is voor sukkels, veel te simpel. Het kan me wel degelijk iets schelen, ik vind het nog altijd erg. Kijk nu eens naar ons: vind je het niet vreemd dat de enige van ons vijven die gelukkig getrouwd is, de Griekse beginselen is toegedaan?”

“Sven en ik zijn Siamese tweelingen,” zei Ivo. “En als we binnenkort in een laboratorium een kindje kunnen bestellen, dan willen we zo’n dikkerdje met sproeten en brillenglazen als een Weckfles. En dan gezellig met ons drietjes op de bank naar soaps kijken, heerlijk.”

“Nu speel je de nicht, Ivo,” kwam David tussen.

Hij had zich nog niet in de discussie gemengd en had er ook niet zoveel zin in. Was hij gelukkig getrouwd? Ondanks alles dacht hij van wel. Ellie was geen Nicole Kidman, maar hij zag er nu ook niet bepaald uit als George Clooney. Na al die jaren waren ze een soort van compagnons de route geworden, ook al kibbelden ze voortdurend over het feit dat hij een verstrooide chauffeur was en zij geen kaart kon lezen.

Maar toch…Telkens hij over Ellie nadacht, kwam Iris op de proppen, en omgekeerd. Hij zuchtte.

Hij had Iris die middag gezien. Het had alles gehad van een clandestien afspraakje tussen twee pubers: het rendez-vouspunt dat doorgegeven werd via een tekstberichtje, het anonieme baancafé met de formica tafeltjes op een dik kwartier rijden van de stad, de rommelige vrijpartij in haar auto achteraf. David had bezorgd gevraagd of haar man daar niets van zou merken.

“Nee hoor, snobisme is een heerlijke uitvinding,” had Iris hijgend uitgebracht terwijl ze op de achterbank hun kleren fatsoeneerden. “Leo zou nog liever gekruisigd worden dan dat een potentiële klant hem ooit in mijn rommelbak zou zien rijden. Hij komt nog niet in de buurt van mijn auto.”

Ze had hem op zijn neus gekust en naar de vlekken op haar kalfsleren rok gewezen. “Maar deze is voor de vuilnisbak, vrees ik.”

Ondertussen had Johan met veel vuur uitgelegd waarom hij niet geloofde in het huwelijk.

“We komen alleen op de wereld en we sterven alleen, dat is onze natuurlijke staat. En eeuwige liefde bestaat niet. Niets duurt eeuwig, vrienden, het leven zelf ook niet. Als je die eenzaamheid eenmaal aanvaard hebt, ben je vrij.”

“Plato?” vroeg JP.

“Jeanne Moreau,” lachte Johan, “onlangs gelezen in een oude Humo.”

David wist natuurlijk waarom zijn vriend zo’n uitgesproken mening had over het huwelijk en alles wat van ver of dichtbij met boterbriefjes te maken had. Als directeur van een crematorium was je ‘s-avonds waarschijnlijk niet meteen de meest opgewekte gesprekspartner. Johans broodwinning trok de meest vreemde vogels aan, maar zelden iemand die opgewekt in het leven stond. Zijn laatste relatie had vijf jaar geduurd en was nogal abrupt beëindigd toen het meisje tijdens een dienst naakt in de gebedsruimte verschenen was, op de kist was geklommen en met de armen in de lucht een Ave Maria had gedeclameerd. Toen de chaos enigszins geluwd was, had ze verteld dat ze soms een onweerstaanbare drang voelde om zich uit te kleden omdat ze zo ‘dichter bij God’ kwam. En Johan had later niet eens kunnen beweren dat hij het niet had zien aankomen: een maand voordien had de politie haar opgepakt omdat ze in haar slipje aan de uitgang van een supermarkt had staan bidden en de klanten had opgeroepen om ‘hun lichaam en ziel open te stellen voor Jezus’. Haar grote voorbeeld was Theresa van Avila geweest, een non die in haar cel op droog brood en wortelen had geleefd en het ene visioen na het andere over een ‘mystiek huwelijk met Jezus’ had gehad. “Je zou voor minder zwichten,” had Marco gezegd toen de vrienden van Heilige Nachten over het voorval hoorden. “Zet mij een maand in een cel met droog brood en wortelen en ik wil zelfs naar bed met Berlusconi.”

Ondertussen was Johan weer een jaar alleen en vastbesloten dat ook zo te houden. Als hem gevraagd werd of hij dat geen gemis vond, haalde hij steevast Schopenhauer boven: “De enige man die echt niet zonder vrouwen kan leven, is de gynaecoloog.”

“Goed, even ernstig dan,” zei Ivo. “Ik heb ook een citaat voor jullie, eentje van Nietzsche dan nog: “Niet het gebrek aan liefde, maar het gebrek aan vriendschap maakt ongelukkige huwelijken.” Dat is toch de essentie? Sven en ik bespringen elkaar ook al lang niet meer telkens we elkaar zien, hoor, dat weten jullie best. Maar we zijn soulmates en we vinden het leven samen gewoon veel leuker dan alleen.”

“Nu worden we een beetje té ernstig, vrienden,” lachte Marco. “Ik zal jullie vertellen hoe de meeste Italianen dat oplossen. Italianen trouwen en gaan heel passioneel met elkaar om. Die grote passie duurt tot er kinderen komen. Dan wordt de vrouw een mamma. De man doet vanaf dan zijn ding buitenshuis en de vrouw na een tijdje eveneens. Voor de rest, voor de buitenwereld, spelen we gezinnetje. La bella figura. Wat je niet weet, bestaat niet. En iedereen is tevreden: de kindjes zijn gelukkig, man en vrouw ook, en op zondag is er frambozentaart bij de oma. Torta ai lamponi della nonna. Wie nog wat wijn?”

“Hij is heerlijk,” zuchtte Ivo, “maar ik ga passen. Ik heb al genoeg calorieën binnen en we moeten nog eten.”

Ivo had zich zes maanden voordien op fitness en sport gegooid en hij stond scherp. Hij was bijna maniakaal met zijn gewicht bezig.

“Dat kun je niet menen,” lachte David, “als het een beetje waait, val je omver. Je bent vel over been.”

“En zo wil ik het houden ook. De eerste vetkwab die zich ooit nog bij mij vertoont, doe ik een proces aan.”

“Je zoekt het veel te ver, Johan,” zei Jean-Pierre, terwijl hij de wijn in zijn glas liet walsen. “Het is maar wat het is, net zoals Marco vertelt. Je zegt dat het huwelijk mensen verstikt, maar dat doet de eenzaamheid ook. Je moet doen zoals wij.”

“En dat is?”

“Wij zien het huwelijk als een toneelstuk. Ik speel mijn rol, en mijn vrouw doet dat ook. Maar soms ben ik niet aan het werk, en dan hang ik met de andere acteurs aan de bar, knijpen we mooie vrouwen in hun kont en verbeteren we de wereld.”

Basta!” riep tante Anna. Ze kwam uit de keuken met een dampende schotel in haar handen.

Tagliatelle al ragü d’agnello. Zitti e mangiate!