14

11 april

Ik weet niet voor wie ik dit schrijf, maar wel waarom. Gisteren ben ik getrouwd met een man van wie ik meer hou dan ik dacht dat je van iemand kunt houden. Nu zit ik opgesloten in een kleine kamer in het huis van sergeant Modeste. Ik schrijf dit om de dood te beschrijven van een gewone, jonge vrouw (want ik zal zeker doodgaan). Ik heb geen politieke denkbeelden, ik hoor bij geen enkele politieke partij. Ik geloof niet dat ik vijanden heb, behalve misschien veel afgewezen mannen. Ik heb het lange lichaam van een Tutsi en de boerse stugheid van een Hutu. Als ik mezelf zie, dan weet ik dat ik een geslaagde mix ben. En ook dat al dat verschillende bloed in mijn aderen me niet ziek heeft gemaakt, misschien omdat het goed met elkaar overweg kan. Ik ben niemands vijand. Ik ben Gentille, de dochter van Jean-Damascène die vrijgevig en oprecht is. Ik ben de vrouw van Bernard Valcourt die me de taal van de liefde heeft geleerd, en ik ben de pleegmoeder van Emérita. Ik weet dat ik mijn man nooit meer zal zien. Het enige wat me steun zal geven bij alles wat gaat komen, is de adem van mijn dochter die in mijn armen ligt te slapen en de woorden die ik steeds herlees en die ik hier zal overschrijven om alles beter uit te kunnen leggen:

Ik ben de dochter van een meer Dat zijn glans niet kwijt is…Ik lach om de absurde schending Ik sta nog steeds in bloei*

≡ Paul Éluard, Le dur désir de durer.

12 april

Gisteren kwam Modeste naar me toe, toen zijn gezin al sliep. Zijn vrouw is jaloers op me. Hij zei dat hij me wil beschermen. Een Tutsi-vrouw die in deze sector is gearresteerd, is laatst door tien soldaten verkracht. Daarna hebben ze nog ergere dingen gedaan. Een knuppel in haar anus gestoken en haar borsten afgesneden. Modeste wil niet dat mij dat overkomt en daarom houdt hij me hier, ondanks zijn vrouw die jaloers is en het hem verwijt. En als dank zou ik toch best eens lief voor hem kunnen zijn. Hij kent mijn naam niet eens. Ik wil niet dat hij me verkracht, ik wil geen pijn. Dus heb ik mijn benen uit elkaar gedaan. Ik hoefde me niet eens uit te kleden. Hij is bij me binnengedrongen en deed het zonder iets te zeggen. Ik weet dat hij morgen terugkomt en dat ik mijn benen dan opnieuw zal spreiden, zonder protest, zodat hij me niet slaat, zodat ik hier mag blijven. Want hier ben ik veilig.

13 april

Aan het einde van de ochtend kwam hij terug met nog meer gruwelijke verhalen. Hij is niet lelijk, hij heeft een mooi lichaam. Hij wilde me meteen. Ik laat me weer verkrachten, ik weet het, maar waarom wil hij me zo vernederen en onderwerpen? Ik wilde hem strelen, zoals Valcourt me dat geleerd heeft, niet vanwege hem, maar om mijn ogen dicht te kunnen doen zodat mijn vingertoppen zich vroeger zouden herinneren. Hij noemde me een hoer en hoewel ik helemaal naakt was, bekeek hij me niet eens. Niemand die dit leest, zal ooit kunnen begrijpen waarom een vrouw genot aan haar verkrachting wil beleven. Maar ik heb geen keus. Dat realiseer ik me elke keer als hij naar me toe komt. Ik kan niet vechten, ik kan me niet verdedigen. Ik wil niet dat hij me dwingt en me kapotscheurt. Maar ik weet dat hij zijn pik toch in me steekt. En ik ga toch sterven, dus dan heb ik liever dat mijn verkrachter me aan mijn man herinnert en me genot schenkt. Ik weet dat het belachelijk is. Deze keer nam hij meer tijd en betastte mijn borsten en billen. Er kwam geen enkele herinnering in me op. Ik schaam me dat ik me niet verzet, maar ik wil blijven leven.

14 april

Zijn vrouw is gekomen. Ze is nog dunner dan ik, ze lijkt wel een Tutsi. Ze is erg jaloers. Ze zegt dat ik haar man wil afpakken en dat ze dat niet zal laten gebeuren. Ze had twee broers bij zich. Ze hebben me pijn gedaan. Toen ze met me klaar waren, had ik overal bloed. Emérita brulde. Modeste kwam ‘s nachts om me te nemen. Toen hij al dat bloed zag, ging hij weg zonder een woord te zeggen. Eén verkrachting minder. Hij dacht vast dat ik ongesteld was.

15 april

Bernard, waarom heb je me laten zien dat het lichaam een geheime mysterieuze tuin is waar je eeuwig doorheen kunt lopen zonder ooit het begin of eind ervan te vinden? Waarom heb je me het verlangen leren kennen en de extase om je genot aan een ander te schenken? Een paar dagen geleden bestond ik uit duizend plekken van lust, duizend muzieknoten die door jouw vingers, lippen en tong een lied konden vormen. Nu ben ik niets dan twee kleine, vuile, stinkende gaten die ze wijder willen maken. Volgens hen heb ik geen ogen, geen borsten, geen kont. Geen wangen of oren. Ik weet zeker dat ze niet eens genot voelen. Ze lozen, ze ontlasten zich alsof ze plassen of sch…(dat woord kan ik niet opschrijven), hevig zwetend omdat ze het zo lang hebben opgehouden. En ik vraag me vooral af waarom je me het pure genot hebt laten ontdekken, dat ons meevoert naar een wereld die niets te maken heeft met lust of liefde maar met pure chemie, met cellen die groeien en exploderen, een universum van bittere geuren, met lijven die tegen elkaar wrijven, met zweet dat aan je haren kleeft, tepels die hard worden en trillen totdat je bloed begint te koken. Bernard, ik moet bekennen dat ik van seks hou, van ‘neuken’ zoals jij het noemt als je de ongevoelige macho uithangt. Elke keer als de deur opengaat en Modeste binnenkomt, gaat hij op me zitten alsof ik een baal hooi ben. Ik ben niet eens een mens. Ik heb geen naam meer en al helemaal geen ziel. Ik ben een ding, niet eens een hond die je aait of een geit die je beschermt voordat je hem opeet. Ik ben een vagina. Ik ben een gat. Éluard, o gelukkig heb ik Éluard, zodat ik weet dat ik niet alleen ben en aan iemand kan vertellen wat ik zie.

16 april

Modeste heeft me gevraagd waarom de Tutsi’s zich verheven voelen boven de Hutu’s en hen willen uitroeien. Niemand gelooft dat ik een Hutu ben. Ik weet niet wat ik op zijn belachelijke vragen moet antwoorden. Hij heeft me uitgelegd dat hij er niet van houdt om mensen te doden, maar dat hij geen keus heeft. Of hij doodt zijn vijanden en hun handlangers, óf hij wordt zelf gedood. In zijn geest is het allemaal zo simpel. Hij is bang om te sterven, dus moordt hij en doodt hij om in leven te blijven. Vandaag heeft hij veel moorden gepleegd. Hij lijkt tevreden over zijn werk. Samen met de paramilitairen heeft hij een razzia gehouden in de Kerk van de Heilige Familie. Ondanks de protesten van de priesters hebben ze er een stuk of honderd kakkerlakken vermoord. Dat is het woord dat ze gebruiken. Ze zeggen nooit ‘Tutsi’s’. Hij vroeg of ik nog bloedde, ik zei ja. Hij wil geen bloedende spleet. Ik wilde hem vertellen dat ik ook borsten, handen en een mond heb, waarmee ik hem net zo veel genot zou kunnen geven als met mijn kleine bloedende spleet. Ik heb het niet gedaan. Maar ooit doe ik het. Ik moet plezier beleven aan mijn dood. Daarna kwam zijn vrouw naar me toe. Ze is de kwaadste niet. Het kind kan hier niet blijven, zei ze. Haar zus is onvruchtbaar en ongelukkig en zal zich over Émérita ontfermen. Het meisje gaf me een kus op de wang en ging weg. Ik raak mijn wang aan alsof ik haar zo kan terugvinden. Ik heb geen man en geen kind meer.

Al wat we gezaaid hebben is vernietigd

17 april

Zondag. Ik ben al een week getrouwd. Op zondag schijnen ze niet te moorden. Het huis zat vol familie en vrienden die opgewekt zaten te kletsen. Door de muren heen hoorde ik de buren lachen en praten. Modeste kwam, hij zag er beteuterd uit. Zijn vrouw denkt dat hij verliefd op me is en hij moet het tegendeel bewijzen, en er zijn paramilitairen die zeggen dat hij een Tutsi-hoer in bescherming heeft genomen en haar alleen voor zichzelf houdt. Die moet hij ook het tegendeel bewijzen. Toen hij de deur opendeed, kwamen ze allemaal binnen, zijn vrouw voorop en die spuugde me in mijn gezicht. Ik hoefde me niet eens uit te kleden. Ze weten dat ik mooi ben, maar het boeit ze niet. Ze willen niet kijken, ze willen doorboren. De eerste was een enorme, ladderzatte vent. Hij tilde me met één arm op het tafeltje, zodat mijn benen naar beneden hingen en hij kon blijven staan zonder zich naar me toe te hoeven buigen. “Die Tutsi-vrouwen zijn vies, die moet je wassen.” En hij stak zijn bierflesje in mijn vagina, wat ze allemaal erg grappig vonden. Bij de tiende stopte ik met tellen. Ik keek naar Modeste, die stond te kijken. Niemand deed zijn broek naar beneden, niemand raakte me aan, maar ze keken allemaal naar me terwijl ze zwoegden en ploeterden om klaar te komen. Modeste kwam als laatste. Hij kreeg hem niet omhoog. Iedereen lachte hem uit. Ik ben moe en ik weet nu zeker dat ik doodga.

18 april

Modeste kwam binnen met een kop koffie en een stuk brood. Hij verontschuldigde zich, maar zei dat ik er begrip voor moest hebben. Als hij me niet aan ze had aangeboden, dan waren me nog ergere dingen overkomen. Hij had mijn leven gered en ik moest hem dankbaar zijn. Ergere dingen? Ja, bijvoorbeeld dat ze mijn borsten zouden afhakken met een machete, of mijn voorhoofd splijten, mijn handen afsnijden en me dan achterlaten zoals al die anderen. Zoals hij met al die anderen had gedaan, met al zijn vijanden. Ik leef nog en hij wil dat ik hem daar dankbaar voor ben. Over een paar dagen zijn alle Tutsi’s dood. Daarom heb ik hem gezegd dat ik nog doder ben dan alle lijken, dat ik mijn stinkende dood door al mijn poriën vanuit mijn ingewanden kan ruiken. Ik geloof dat hij toen schreeuwde en me sloeg.

Tedere toekomst, dit kapotte oog ben ik

Deze open buik en deze kapotte zenuwen

Ben ik, onderwerp voor wormen en voor kraaien*

≡ Paul Eluard, Le temps déborde.

19 april

Ik ben in aarde in plaats van op aarde*

≡ Ibidem.

Bernard, ik spreek tegen je en ik weet dat je luistert. Ik weet dat je het me niet kwalijk neemt dat ik in mijn pijn naar genot heb gezocht. Maar het lukt me niet ze naar de paden te leiden die jij me hebt gewezen. Ze luisteren niet. Ik spreek een andere taal. Ik leef op een andere planeet. Ik weet dat ze me zullen doden als ik stink naar de geur van hun verrotte pikken. En als ik geen enkel plezier aan mijn langzame tocht naar de dood kan beleven, kan ik net zo goed het zonlicht in vluchten en sterven aan een enkele klap van een machete. Over een paar minuten ga ik weg uit dit huis met dit schrift en met Éluard, zo vrij als ik nooit dacht dat ik zou kunnen zijn, want Bernard, nu ben ik dood.

We zullen niet oud worden samen

Want deze dag

Is te veel: de tijd stroomt over

Mijn o zo lichte liefde wordt zwaar als een foltering*

≡ Paul Éluard, Le temps déborde.

Gentille verliet het hok waarin ze zat opgesloten en trof het huis leeg aan.

Ze liep een paar minuten door de wijk Sodoma, waar Modeste woonde, tot ze bij een wegversperring kwam die bewaakt werd door een paar uitbundige paramilitairen. Ze had de kracht niet meer om door te lopen. Ze zeeg neer op de lemen weg, ging liggen, trok haar jurk op en spreidde haar benen om een laatste schanddaad uit te lokken. Op deze plek zou ze sterven. Maar Gentille was lang niet meer zo mooi als tien dagen geleden, toen ze mannen gek van verlangen kon maken. Ze was niet meer dan een opgezwollen dier. Twee paramilitairen kwamen dichterbij en bekeken haar walgend. De jongste van de twee kon niet ouder dan zestien zijn; hij boog zich naar haar toe, scheurde haar bloesje open en maakte haar beha los. Alleen haar borsten waren nog als vroeger. Ze staken puntig en stevig omhoog, als een beschuldiging en een contradictie. De jongen gaf twee snelle houwen met zijn machete en Gentilles borsten barstten open als rode granaatappels. Ze sleepten haar naar de kant van de weg en lieten haar daar achter. De moeder van Émérita, die op een paar meter daarvandaan nog altijd haar bordeel runde, hoorde haar kreunen in het struikgewas en droeg haar naar een van de kleinere, groengepleisterde kamers. In een andere kamer hield ze dokter Jean-Marie verstopt, die met respect en affectie voor alle meisjes uit de wijk zorgde. Hij was een goede Tutsi. Met het laatste verband dat hij nog had en met gewoon draad probeerde hij de schade te herstellen, maar hij gaf Gentille niet lang meer. Ze rilde van de koorts en hoestte verschrikkelijk en hij had alleen nog aspirine. Émérita’s moeder las Valcourts naam op het schutblad van het Verzameld Werk van Paul Éluard. Ze scheurde het blad eruit, deed het in een enveloppe en stuurde een van de jonge paramilitairen van de wegversperring erop uit om Victor te gaan halen, die bevriend was met Valcourt. Gentille en Victor spraken lang met elkaar en ze gaf hem het blauwe schrift. Hij knielde neer, bad lange tijd aan het bed van de jonge vrouw en ging toen terug naar het Mille-Collines. Gentille was dood.