Hoofdstuk 7
Ze merkte dat de tranen haar weer over de wangen liepen. Tranen van onmacht, omdat ze zich in een situatie bevond waar ze niet uit kon. Het was ook stom om uitgerekend nu pijnlijke gebeurtenissen uit het verleden te gaan zitten ophalen. Ze kon zich beter concentreren op het heden en bedenken hoe ze uit deze puinhoop moest komen.
In feite had ze over de afgelopen vijf jaar niet te klagen. De Jessops hadden haar het gevoel gegeven dat ze nooit weggeweest was. Ze had nauw contact gehouden met Carrie, die zonder probleem in Oxford werd aangenomen en het alleen maar jammer vond dat Rhianna in Londen zat.
Dan was er Marika Fenton, de ex-actrice die toneellessen gaf aan de avondschool en die dankzij haar connecties haar getalenteerde leerling op de toneelschool aangenomen wist te krijgen. Ze was ook degene die een studiebeurs voor Rhianna had geregeld.
Rhianna had haar tante regelmatig geschreven, maar haar brieven waren onbeantwoord gebleven. De laatste brief die ze haar had gestuurd, waarin ze schreef dat ze een hoofdrol zou krijgen in Castle Pride, een nieuwe televisieserie, was gearriveerd op de dag nadat Kezia was overleden aan een hartaanval.
In een ongemakkelijk telefoongesprek had een hoorbaar gegeneerde Francis Seymour haar verteld dat Miss Trewint expliciet had laten weten dat Rhianna niet welkom was bij haar begrafenis en dat haar bezittingen moesten worden verkocht. De opbrengst daarvan moest samen met haar spaargeld aan de dierenbescherming worden gedoneerd. Rhianna had zich zonder protest bij haar wensen neergelegd.
De dag daarna had ze voor het eerst de rol van Lady Ariadne gerepeteerd, en de rest was, zoals dat heette, geschiedenis.
Ze stond op en rekte zich uit. Het moest ook vooral geschiedenis blijven, dacht ze. Ze kon zich beter bezighouden met het hier en nu. Het belangrijkste was om ervoor te zorgen dat ze komende dagen zonder veel kleerscheuren doorkwam. Emotionele kleerscheuren, welteverstaan.
Om te beginnen had het geen zin om op de bank te gaan slapen terwijl er een prima bed was, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Als ze zich toch rot voelde, kon ze er net zo goed lekker bij gaan liggen. Ze trok haar nachthemd aan en stapte, na het hele schoonmaakritueel te hebben uitgevoerd, in bed.
Natuurlijk kon ze de slaap niet vatten. Ze woelde en draaide en lag alleen maar te piekeren over de netelige positie waarin ze verkeerde. Diaz had een val voor haar opgezet, en zij was er met open ogen in gelopen.
Uiteindelijk viel ze toch in slaap.
Toen ze de volgende ochtend wakker werd, stond de zon al hoog aan de hemel. Vandaag is de grote dag, dacht ze. Vandaag trouwt Carrie met Simon, en ik ben er niet bij. Ik zit samen met Diaz Penvarnon op een boot midden op de oceaan. Dit is geen nachtmerrie, dit gebeurt echt.
Ze herinnerde zich dat ze gedroomd had: van huilende meisjes met rode ogen en betraande gezichtjes – Carrie was erbij, en Daisy, en nog een meisje met wallen onder haar grote bruine gezwollen ogen.
Ze werd uit haar gemijmer opgeschikt door een korte klop op de deur. De deur werd van de buitenaf ontsloten en Enrique kwam binnen met een dienblad met een cafetière, een kop en schoteltje, een potje suiker en een kannetje met room.
‘Buenas Dias, señorita,’ zei hij respectvol, alsof ze vannacht niet opgesloten had gezeten. ‘Het is een mooie dag vandaag. De zon schijnt volop en de zee is kalm. Señor Penvarnon vraagt of u zin hebt om zo dadelijk samen met hem te ontbijten.’
Er waren verschillende manieren waarop ze kon reageren, dacht Rhianna boos, maar ze besefte dat Enrique alleen maar bevelen uitvoerde en slaagde erin het op een beleefd ‘Dank je’ te houden.
Het was dus een mooie, onbewolkte dag, dacht ze, toen ze weer alleen was. Ze wenste Carrie in stilte niet alleen een wolkeloze trouwdag toe, maar ook een wolkeloos huwelijk.
Over een paar uur zou de hele ceremonie achter de rug zijn. Het was nu hoe dan ook te laat om nog iets te kunnen doen. Ze kon nu alleen nog maar hopen dat Simon het echt meende toen hij verkondigde dat hij tot de slotsom was gekomen dat Carrie toch echt de vrouw van zijn leven was. Maar het feit dat hij zich op geen enkele manier verantwoordelijk leek te voelen voor de gevolgen van zijn liederlijke gedrag was een veeg teken.
In Kaapstad kon hij met Carrie een nieuw leven beginnen. Een ander land, een nieuwe stad, nieuwe mensen. Geen kans op pijnlijke confrontaties in de kroeg of in een restaurant. Wat dat betreft was Londen een dorp, dacht ze. Vroeg of laat liep je iedereen die je ooit had gekend wel een keer tegen het lijf, zoals ze uit eigen ervaring wist…
Hou op, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Vandaag moet je bij de les blijven, dus hou op met dat gepieker. Een slok koffie, dat zou haar goed doen.
Het deed haar goed, evenals de douche daarna. Ze trok het witgestreepte shirt en de broek met afgeknipte pijpen aan die bedoeld waren voor een eventuele strandwandeling in Penvarnon, haalde een borstel door haar haar, dat ze vervolgens in een paardenstaart bijeenbond met het elastiekje van het mapje met haar treintickets.
Het ticket voor de terugreis zou nu niet meer gebruikt worden, bedacht ze. Ze betwijfelde of ze haar geld terug zou krijgen als ze vertelde dat ze geen gebruik van haar kaartje had kunnen maken omdat ze ontvoerd was. De rekening voor haar stommiteit werd almaar hoger, leek het wel.
Ze trok haar espadrilles aan en liep naar de deur. Deze keer ging hij gewoon open. Ze haalde diep adem en ging op zoek naar de man die haar gevangen hield.
Ze trof Diaz aan op het zonnedek, waar een tafel en twee klapstoelen waren neergezet. Hij droeg een alledaagse crèmekleurige short en een verschoten donkerrood poloshirt en had een zonnebril op zijn neus en een BlackBerry in zijn hand.
Als ze die nu eens in het water gooide, dacht ze, dan was hij al zijn belangrijke gegevens kwijt. Helaas zag hij haar aankomen en stopte hij het ding gauw in zijn zak.
‘Goedemorgen,’ zei hij. ‘Goed geslapen?’
‘Nee, maar dat lijkt me ook niet verwonderlijk gezien de omstandigheden.’
Hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Omdat je de laatste tijd onder grote spanning staat, bedoel je dat?’
Ze dacht terug aan de hysterische huilbuien en de paniektelefoontjes, aan de vele dreigementen om er een einde aan te maken en de vele slapeloze nachten en uiteindelijk de acceptatie van het feit dat Simon weg was en niet zou terugkomen.
Ze staarde naar de zee. ‘Je moest eens weten…’
‘Misschien maar goed ook,’ zei hij scherp. ‘Maar je kunt verdraaid goed acteren, schat, want toen ik vlak voor zonsopgang even kwam kijken, had ik toch sterk de indruk dat je totaal van de wereld was. Ik meende je zelfs even te horen snurken. Ben ik daar even mooi ingetuind.’
Ze haalde haar schouders op en pakte een stoel. Hij had haar gadegeslagen terwijl ze sliep, dacht ze verstoord. Ze besloot zich er niets van aan te trekken en pakte haar servet. ‘Kennelijk lijd jij ook aan slapeloosheid, als je op dat uur al rondspookt.’ Ze glimlachte hem toe. ‘Heb je soms last van je geweten?’
‘Nee, hoor. Dit is een druk bevaren waterweg. Een moment van onachtzaamheid, en we worden overvaren door een tanker. Dat moeten we niet hebben.’
De onvolprezen Enrique bleek voor een uitgebreid ontbijt te hebben gezorgd: verse jus d’orange, een mandje met warme broodjes, roerei met chorizo en een grote pot koffie.
‘Je zult vast honger hebben gekregen van al die frisse zeelucht,’ zei Diaz, haar het pepermolentje aanreikend.
‘We zullen zien,’ mompelde Rhianna, die het water in de mond liep. ‘In die vijfsterren gevangenis waar ik in zat, had ik niet het gevoel dat ik nog bestond. Hoezo frisse zeelucht? Er kon daar geen raam open.’
‘Maar nu kun je weer gaan en staan waar je wilt, zoals je hebt gemerkt,’ zei hij. ‘Je kunt weer gewoon ademhalen.’ Hij wees naar de verrekijker die naast zijn bord lag. ‘Ben je geïnteresseerd in vogels? Nu we de mist rond Brest eenmaal achter ons hebben, zullen we er heel wat te zien krijgen, denk ik.’
‘Ik vrees dat je iets anders moet bedenken om me hier aan boord bezig te houden,’ antwoordde ze, ervoor wakend niet te gaan schrokken, want die roereieren waren om je vingers bij op te eten. ‘Ik kan namelijk geen kanarie van een roodborstje onderscheiden.’
‘Rond de golf van Biscaye zul je ook eerder de pijlstormvogel en de Noordse stern aantreffen, maar misschien kijk je liever naar zoogdieren. Er zitten hier verschillende soorten dolfijnen, en als je geluk hebt krijg je zelfs een walvis te zien.’
Dolfijnen? Wauw. ‘Als ik geluk had, dan zat ik hier niet,’ zei ze ijzig. ‘Een walvis. Wat is daar interessant aan?’
‘Ze zijn prachtig en zeldzaam,’ zei Diaz. ‘Net zoiets als jij.’
Rhianna slikte en staarde naar haar bord.
‘Het is nooit weg, want wie weet word je ooit nog eens gevraagd voor een remake van Moby Dick, en dan zal het alleen maar in je voordeel zijn als je de hoofdrolspeler al kent.’
‘Weinig kans,’ zei ze zonder een spier te vertrekken. ‘Er komen heel weinig vrouwen voor in dat verhaal.’
‘O, maar dan passen ze het script toch gewoon aan?’ Hij gaf haar nog een kopje koffie. ‘Ik zie het al helemaal voor me: een vrouwelijke verstekeling aan boord van de Pequod wint het hart van kapitein Ahab. Hij ziet af van zijn plannen om wraak te nemen en begint samen met haar een visrestaurant in Natuncket. Zoiets.’
Ze huiverde. ‘Alsjeblieft, zeg. Hou op, straks hoort iemand je nog.’
‘Goed, geen Moby Dick voor jou dus. Maar dan zullen er wel andere rollen komen.’
‘Laten we het hopen,’ zei Rhianna peinzend. ‘Ik zou niet willen dat Lady Ariadne de enige rol is waarmee ik me onsterfelijk heb gemaakt.’ Bedachtzaam beet ze op haar onderlip. ‘Voorlopig kijk ik even niet verder dan de volgende serie afleveringen van Castle Pride.’
‘En als Simon je nu ten huwelijk had gevraagd en niet wilde dat je het kind zou laten weghalen?’ vroeg hij plotseling. ‘Wat dan? Dat zou toch het einde van Lady Ariadne hebben betekend, lijkt me.’
Opgepast, dacht ze. Verspreek je nu niet. Ze haalde haar schouders op. ‘Dat was nooit gebeurd,’ zei ze kalm. ‘Ik wist het, en Simon wist het ook. Ons besluit stond al vast voordat jij je ermee ging bemoeien. Wat je ook gezien of gehoord hebt of denkt te weten, ik ben er nooit opuit geweest om de bruiloft te verstoren.’
Ze keek hem aan met een afstandelijke glimlach. ‘Al die moeite die je gedaan hebt, is dus voor niets geweest, Mr. Penvarnon. Erken nu maar dat je verloren hebt en breng me terug naar Engeland.’
Hij schoof zijn stoel achteruit en stond op. ‘Daar is het te laat voor, Rhianna,’ zei hij zacht. ‘Daar is het nu veel te laat voor. Als je blijft weigeren dat te erkennen, dan lieg je niet alleen tegen mij, maar dan hou je ook jezelf voor de gek.’ Hij draaide zich om en liep weg.
Met een wild bonzend hart staarde ze hem na.
Rhianna had het warm, ondanks het feit dat ze onder een luifel zat en er een briesje was. Ik had geen bikini meegenomen omdat ik niet verwachtte dat ik tijd zou hebben om te gaan liggen zonnebaden, dacht ze. Bovendien wist ik dat ik er altijd een van Carrie kon lenen, mocht ik even willen gaan zwemmen.
Aan de andere kant zou het in deze omstandigheden niet verstandig zijn geweest om hier in bikini of badpak rond te lopen. Comfortabel was het niet met al die kleren aan, maar het was wel een stuk veiliger.
Nadat Diaz weggelopen was, had ze overwogen om zich op te sluiten in haar hut en gedurende de rest van de reis niet meer aan dek te verschijnen. Ze besloot het niet te doen. Hij zou kunnen denken dat zijn woorden haar geraakt hadden, en dat kon ze zich niet veroorloven. Ze moest doen voorkomen alsof het haar allemaal koud liet – voor zover dat mogelijk was.
Ze was dus alleen haar zonnebril gaan halen en het boek dat ze had meegenomen voor de terugreis naar Paddington. Ofschoon het lovende recensies had gekregen en van de hand van een auteur was van wie ze al eerder iets gelezen had, kon het verhaal haar niet boeien.
Ze werd te veel afgeleid door de omgeving, hield ze zichzelf voor, terwijl haar blik voor de zoveelste keer naar de brug dreigde te dwalen, waar Diaz met ontbloot bovenlijf aan het roer zat. Maar goed dat ze een zonnebril op had.
Wat mankeert me in vredesnaam, vroeg ze zich af. Ik heb wel vaker mannen gezien die soms nog minder aan hadden dan hij. Ik heb hem trouwens ook wel eens naakt gezien, bedacht ze, alleen had ik toen een leeftijd waarop dat ik dat nog niet kon waarderen. Toch is dat moment me altijd bijgebleven…
Ze dacht onwillekeurig terug aan de avond van het feest dat door de sponsor van Castle Pride werd gegeven en ze tot haar verbazing tussen de vele gasten zijn gezicht ontdekte. Hij stond te praten met de bestuursvoorzitter van Apex Insurance, en diens vrouw.
Ze had niet verwacht hem ooit nog eens te zien. In de vijf jaar die waren verstreken sinds ze hem voor het laatst had gezien, was hij geen spat veranderd.
Ze bleef een ogenblik roerloos staan, verscheurd door allerlei tegenstrijdige emoties. Aangedreven door iets wat ze niet goed begreep, verontschuldigde ze zich bij het groepje mensen om haar heen en begaf zich in zijn richting.
Halverwege sloeg de twijfel toe. Wat moet ik eigenlijk tegen hem zeggen, vroeg ze zich af. En hoe zal ik me gedragen? Verbaasd, dat spreekt voor zich. Maar moet ik doen of ik blij ben om hem weer te zien of zou een onverschillige houding beter zijn? Of doe ik net of ik op weg naar de uitgang ben en alleen even dag wil zeggen?
Ze was er nog steeds niet uit, toen Sir John Blenkinsop haar in het oog kreeg.
‘Ha, dag schoonheid!’ riep hij hartelijk uit. ‘Diaz, laat me je even voorstellen aan onze ster, aan wie Castle Pride zijn hoge kijkcijfers te danken heeft. Rhianna, dit is Diaz Penvarnon, een van Apex’ belangrijkste cliënten.’
Het bleef een ogenblik stil. Toen zei Diaz glimlachend: ‘Rhianna Carlow en ik kennen elkaar al, Sir John. Schoonheid is absoluut het juiste woord.’ Hij liet zijn blik over haar ranke gestalte gaan en knikte waarderend. Toen gaf hij haar een hand en kuste hij haar op de wang.
‘Rhianna,’ mompelde hij. ‘Dat is lang geleden, zeg.’
Toe, zeg nu iets,’ spoorde ze zichzelf aan. Het maakt niet uit wat.
‘Dat kun je wel zeggen,’ zei ze. ‘Veel te lang.’ Ze slaagde er nog in een glimlach te produceren ook. ‘Ben je weer even voor een bliksembezoek in Engeland? Voor zaken of voor je plezier?’
‘Een combinatie ervan, zoals gewoonlijk,’ antwoordde hij. ‘Mijn plannen liggen momenteel nog niet helemaal vast.’ Hij keek haar aan. ‘Ik ben net terug uit Polkernick.’
‘O ja, natuurlijk,’ reageerde ze iets te vrolijk. Opeens wist ze weer waarom het geen goed idee was om het contact weer aan te halen. ‘Hoe is het met iedereen daar?’
Hij grijnsde wrang. ‘Ach, iedereen vraagt wanneer ik nu eindelijk eens een keer denk te gaan trouwen. Om gek van te worden. Als het ooit zover komt, meld ik me voor dag en dauw bij de ambtenaar van de burgerlijke stand. En het aantal gasten zal beperkt zijn tot twee, namelijk de getuigen.’
‘Ik vrees dat je aanstaande bruid daar bezwaar tegen zal maken,’ zei Sir John. ‘Vrouwen willen nu eenmaal een bruiloft met alle toeters en bellen.’
‘Dan zal ik een manier moeten bedenken om haar over te halen.’ Hij wees op het lege glas in Rhianna’s hand. ‘Kan ik misschien nog iets te drinken voor je halen?’
‘Goed zo, beste jongen. Ontferm jij je maar over haar.’ Sir John wendde zich tot zijn vrouw. ‘Zeg, Marjorie. Ik zie Clement Jackson daar net binnenkomen. Hij zal me ongetwijfeld willen spreken. Ga je mee? Deze twee hebben vast een hoop bij te praten.’
Heen en weer geslingerd tussen opwinding en onzekerheid, wachtte Rhianna tot Diaz terug was met de witte wijn waar ze om gevraagd had. Dit is niet verstandig van me, zei ze in gedachten tegen zichzelf. Ik kan me beter verontschuldigen en maken dat ik weg kom. Maar ze kon zichzelf er niet toe zetten.
‘Lord Byron schijnt ooit eens gezegd te hebben, dat hij op een ochtend wakker werd en ontdekte dat hij beroemd was,’ zei Diaz, terwijl hij haar een nieuw glas witte wijn aanreikte. ‘Is dat jou ook zo vergaan?’
‘Nee, zo erg was het bij mij niet,’ antwoordde ze lachend. ‘Al kwam ik wel vrijwel meteen in een stroomversnelling terecht. Binnen de kortste keren word je als publiek eigendom beschouwd. De mensen zien me op de buis en denken dan ook meteen dat ze me kennen.’
‘Ieder zijn illusie’ merkte Diaz droogjes op. ‘Maar wat fijn om te zien dat het je zo goed gegaan is na je overhaaste vertrek uit Polkernick. Ik was even bang dat je meteen de benen zou nemen toen je me zag.’
Had ik dat maar gekund…
‘Ach, misschien ben ik in de loop van de tijd wat nuchterder geworden,’ reageerde ze koeltjes. Nuchterder? Ik hoef alleen maar terug te denken aan die keer dat je zei dat je geen snoep van kleine kinderen aannam, en ik lig weer te snikken. Nuchterder? Wat stond ze hier dan te doen?
Ze slikte moeilijk. ‘Ik zie Sir John wenken. Volgens mij wil hij je aan iemand voorstellen.’ Ze schonk hem een stralende glimlach. ‘Veel plezier nog in Londen.’ Ze draaide zich om en liep zonder omkijken weg, maar haar hart bonsde in haar keel.
Ik heb hem gezien, dacht ze bij zichzelf. Ik heb met hem gesproken. Dat was het dan. Het had geen zin meer om te hopen op iets wat hoe dan ook nooit tot de mogelijkheden had behoord.
Ze was halverwege de marmeren trap die uitkwam in de hal van het Apexgebouw, toen hij haar riep. Ze bleef staan en draaide met tegenzin haar hoofd om.
‘Ik geloof er niets van dat jij tegenwoordig een stuk nuchterder bent,’ zei hij tegen haar. ‘Want in mijn ogen neem je nu toch stiekem de benen.’
‘Hoe kom je erbij?’ Ze stak haar kin vooruit. ‘Dit is niet een gezellig uitje, dit is werk. Ik heb mijn gezicht laten zien om de sponsors tevreden te stellen. Mijn werk zit erop, dus nu ga ik naar huis, zoals ik van plan was.’
‘Gooi je plannen om,’ zei hij zacht. ‘Ga met me uit eten.’
Ze had het gevoel dat haar hart stilstond. ‘Hemel,’ zei ze luchtig. ‘Wat is dit, een poging om de strijdbijl te begraven?’
‘Dit is een man die een beeldschone vrouw vraagt of ze hem een paar uur gezelschap wil houden,’ zei Diaz. ‘Moeten we het nu echt eerst allemaal analyseren? We kunnen toch gewoon samen uit eten gaan? Dan zien we wel wat ervan komt.’
Dat wordt een ramp, dacht ze. Dat kan gewoon niet anders. Niet op ingaan. Inpakken en wegwezen. ‘Maar ik had de indruk dat je een eregast was van Sir John,’ zei ze. ‘Beledig je hem niet als je nu zomaar weggaat?’
‘Welnee,’ zei hij. ‘Hij zal er niet eens van opkijken. Dus, wil jij in plaats daarvan vanavond mijn eregast zijn?’
‘O. Nou, graag,’ hoorde ze zichzelf tot haar ontsteltenis zeggen. Diep in haar hart wilde ze ook niets liever. Verstand en wijsheid bleken niets waard, nu ze weer oog in oog met hem stond. Ze was verloren.
‘Ik zag je meteen zodra ik binnenkwam,’ vertelde hij, toen ze even later tegenover elkaar in een kleine Italiaanse trattoria zaten. ‘Er loopt op de hele wereld maar één rond met zulke haren. Ik moest voor de beleefdheid natuurlijk even een praatje maken met de gastheer, maar ik was van plan om meteen daarna naar je toe te gaan.’
Rhianna bracht een hand naar haar haar. ‘Het is wel een beetje mijn handelsmerk geworden,’ gaf ze toe. ‘Ik word geacht om het los te dragen bij promoties, zoals vanavond, en in mijn contract staat zelfs dat ik het niet mag afknippen.’
‘Nogal logisch,’ zei hij. ‘Dat zou een misdaad tegen de mensheid zijn.’ Zijn glimlach was als een liefkozing.
Het eten was ongetwijfeld erg lekker, maar ze kon zich er niets meer van herinneren. Ze had alleen maar aandacht voor hem.
Toen hij een paar uur later een taxi aanhield, vroeg ze tegen beter weten in: ‘Voel je er wat voor om nog even mee te gaan voor een kopje koffie of een slaapmutsje?’
‘Ja,’ zei hij zacht. ‘Dat wil ik wel.’
Het was druk in de stad. Rhianna zat zwijgend achter in de taxi en wachtte gespannen op wat er ging komen. Ze hoefde niet lang te wachten. Toen Diaz haar in zijn armen nam en haar kuste, bood ze dan ook geen enkele weerstand.
Wat een geluk dat haar huurster was vertrokken en dat ze het rijk weer helemaal alleen had, schoot het door haar heen. Ze zou alleen zijn, alleen met Diaz.
Maar als hij er ooit achter kwam dat Simon…
Diaz verdiepte zijn kus, waardoor ze niet meer in staat was om nog te denken. Niets leek er meer toe te doen. Ze was bij hem, ze lag in zijn armen, en straks, straks zou ze zich helemaal aan hem kunnen geven.
Je speelt gevaarlijk spel, hoorde ze een klein stemmetje in haar achterhoofd zeggen. Ze trok zich er niets van aan en liet zich overspoelen door een ongekend geluksgevoel.
‘Señorita, señorita! Kom kijken, snel!’ riep Juan enthousiast. ‘Kom!’
Rhianna schrok op uit haar gemijmer. Ze stond op uit haar dekstoel en liep achter Juan aan naar Diaz, die bij de reling stond.
‘Wat is er?’ vroeg ze korzelig, al was ze blij dat hij weer een shirt had aangetrokken.
Haar toon deed hem zijn wenkbrauwen optrekken. ‘Niets,’ zei hij. ‘Maar kijk daar eens.’
Rhianna keek in de richting waarin hij wees. ‘O!’ riep ze toen ze een lange zilvergrijze dolfijn boven het water uit zag springen en vervolgens weer in de golven verdwijnen. Daarna sprongen er een heel stel tegelijk uit het water, allemaal met die typerende grijns op hun kop.
‘O, wat geweldig!’ Haar ogen schitterden. Ze kon niet langer doen alsof het haar niet interesseerde en sloeg het groepje spelende dolfijnen gefascineerd gade. ‘Heb je ooit zoiets moois gezien?’ vroeg ze.
‘Niet zo vaak, nee,’ zei Diaz. ‘Wel in mijn dromen.’
Ze keek opzij en realiseerde zich dat hij naar haar stond te kijken. Ze slikte moeilijk en dacht: hoe kun je nu zoiets zeggen na alles wat er gebeurd is, Diaz? Wat wil je toch van me? Heb ik nog niet genoeg geleden?
Ze keek weer naar de soepele grijze gestalten die zich steeds verder van de boot verwijderden en uiteindelijk niet meer tevoorschijn kwamen.
‘Ik geloof dat de voorstelling voorbij is,’ merkte Diaz op. ‘Dat komt goed uit, want we gaan lunchen.’
‘Gaan we nu alweer aan tafel?’ vroeg ze. Nu ze zichzelf weer in de hand had, durfde ze hem weer gewoon aan te kijken. ‘Ik zal hierna minstens een week op dieet moeten.’
‘Hierna heb je het weer helemaal voor het zeggen.’
‘Zeg eens eerlijk,’ zei ze, toen ze aan tafel gingen. ‘Duurt het nog lang voor we onze bestemming bereiken?’
Hij trok een verwonderd gezicht. ‘Waarom wil je dat zo graag weten?’
‘Wat is dat nu weer voor een vraag?’ vroeg ze. Ze herinnerde zich haar voornemens en slikte haar irritatie meteen weer in. ‘Omdat ik graag terug naar huis wil, en ik heb het idee dat we wel erg langzaam vooruitkomen.’ Ze wees op een groot schip in de verte dat een stuk sneller leek te gaan dan zij. ‘Kijk maar. Wat is dat voor schip?’
‘Dat is The Queen of Castile,’ antwoordde Diaz. ‘Die vaart heen en weer tussen Plymouth en Santander.’
‘En je vindt het niet erg dat jouw dure supersonische jacht wordt ingehaald door een ordinaire ferry?’
‘Nee, hoor. We doen toch niet mee aan een race? We maken een pleziertochtje. Bovendien vind ik het niet nodig om brandstof te verkwisten.’ Hij zweeg een ogenblik. ‘Maar om antwoord te geven op je vraag: morgenochtend vroeg verwacht ik in Puerto Caravejo aan te komen.’
‘Nooit van gehoord,’ mompelde ze kortaf. ‘Heeft het ook een luchthaven?’
‘Nee. Alleen een jachthaven met een paar restaurants, waar je uitstekend kunt eten. Maar vanaf Oviedo kun je rechtstreeks naar Gatwick vliegen. Stelt dat je gerust? Zullen we nu dan eindelijk gaan eten?’
Ze wilde zeggen dat ze geen trek had, wat gezien de omstandigheden niet eens zo onwaarschijnlijk was, maar de kookkunst van Enrique bleek wederom onweerstaanbaar.
De lunch bestond uit romige risotto waarin wilde asperges, jonge erwtjes en kleine flageolets verwerkt waren, gegrilde vis geserveerd met krokante krieltjes en vers fruit.
‘Als het goed is, zijn ze inmiddels terug van de kerk en staan ze op het punt om te gaan lunchen,’ merkte Diaz op met een blik op zijn polshorloge. ‘Laten we een toost uitbrengen.’
‘Op het gelukkige bruidspaar zeker,’ zei Rhianna spottend. ‘Lijkt me niet zo’n goed idee.’
Hij perste zijn lippen opeen en zei een ogenblik lang niets. ‘Nee, dat kan ik me voorstellen,’ zei hij, terwijl hij zijn glas wijn pakte. ‘Laten we dan maar gewoon op het huwelijk drinken.’ Hij zette zijn glas aan zijn mond.
‘Het spijt me, maar ook daar voel ik niets voor,’ zei Rhianna.
‘Hij is weg, Rhianna. Je bent hem voorgoed kwijt. Leg je er nu maar bij neer.’ Hij keek haar aan. ‘Koffie?’
‘Nee, dank je.’ Ze stond op van tafel. ‘Ik heb het warm. Ik denk dat ik maar even naar beneden ga. Daar is het koeler.’ En daar hoef ik ook niet op mijn woorden te passen, dacht ze erachteraan.
‘Ik kan misschien meteen mijn spullen in mijn koffer gooien,’ voegde ze eraan toe. ‘Dan hoeft dat niet op het laatste nippertje.’
‘Daar is anders geen haast bij.’ Hij glimlachte geamuseerd. ‘Maar doe vooral wat je niet laten kunt. Ik zal je niet tegenhouden,’ vervolgde hij. ‘In Spanje houden we op dit uur siësta, iets wat ik van harte kan aanbevelen.’
‘Bedankt voor de suggestie,’ zei ze, ‘maar ik geloof dat ik intussen genoeg Spaanse tradities heb leren kennen om er de rest van mijn leven op te kunnen teren.’
Het bleek inderdaad heerlijk koel in haar hut. Iemand – Enrique, vermoedde ze – had de blinden gesloten en de airconditioning aangezet.
Hier was ze tenminste veilig, dacht ze, terwijl ze op de bank neerplofte. Het bleek een illusie, want het duurde niet lang of ze werd weer overspoeld door beelden van vroeger. Daar viel, besefte ze somber, niet aan te ontsnappen.