“I’m a simple woman, don’t take much to make me happy. Just to have you here with me.”
Ik deed mijn ogen open. Emma zat in kleermakerszit op het bed en speelde Early Morning Saturday. “Voor jou,” zei ze, terwijl ze de gitaar in een hoek van de slaapkamer zette. “Ook al is het zondag, en niet bepaald early morning. Er staat een ontbijtje voor je klaar.”
Ik wreef de slaap uit mijn ogen. “Hoe laat is het?”
“Kwart over twaalf. Waar wil je ontbijten?”
Ik rekte me uit en glimlachte.
“Dat dacht ik al,” zei ze, “en daarom heb ik het maar vast meegenomen.” Ze stond op en liep naar de overloop. “Tadaa!”
Emma had een handige bedtafel aan het voeteneind staan, zo’n tafel die je over het bed heen kunt rijden. Daar zette ze het dienblad op. “Croissants, gekookte eitjes, sinaasappelsap. Ik wist niet of je koffie of thee wilde, dus ik heb allebei gemaakt.”
“Wat een verwennerij.”
“Dat moet jij zeggen.” Ze kwam naast me in bed zitten en trok de bedtafel naar ons toe.
Ik voelde een weldadige warmte door mijn lichaam trekken toen ik van opzij naar haar gezicht keek, dat vertrouwd en tegelijkertijd nieuw was. Zo moest het blijven, zoals nu, ik wist zeker dat ik met niemand ooit méér samen zou zijn dan met Emma. Ze keek me aan. “Waar denk je aan?”
“Ons.”
“Mmm. Dat zijn goede gedachten. Dus je hebt geen spijt? Het wordt er wel ingewikkelder van, voor jou.”
Met een keiharde klap landde ik weer op aarde. Dit, Emma en ik, kon niet, mocht niet bestaan zolang er ook nog zoiets bestond als Noor en ik. Ik voelde de tranen prikken.
“Shit,” zei Emma. “Dat had ik niet moeten zeggen. Nou heb ik onze zondag verknald.”
Ik pakte een kopje koffie, deed er melk in en nam voorzichtig een slok. “Het geeft niet. Het heeft alles alleen maar duidelijker gemaakt.” Ik veegde een traan van mijn wang en ging verder: “Noor en ik, dat is afgelopen. Maar omdat ze in het buitenland is, zitten we in een soort…vacuüm. Ik kan het moeilijk telefonisch uitmaken, of per SMS of mail.”
Emma sloeg een arm om me heen. “Ik heb wel relaties per brief uitgemaakt. Dat waren nog eens tijden.”
“Onze relatie heb je niet per brief uitgemaakt.”
“Onze relatie heb ik helemaal niet uitgemaakt.” Ze lachte. “Dus technisch gezien hebben wij al die tijd verkering gehad. En als je het zo bekijkt heb je mij bedrogen, niet Noor.”
“Noor zal daar waarschijnlijk anders over denken.” Ik besmeerde een nog warm croissantje met jam. “Hoe dan ook, ik ben hier nu met jou en dat is het belangrijkste. Het probleem Noor is van later zorg, dat tackelen we wel als ze terug is,” zei ik dapper. Het feit dat ik een relatie van vijf jaar tot ‘probleem’ bestempelde, probeerde ik te negeren. En ik zei wel ‘we’, maar ik was natuurlijk degene die dit moest oplossen, niet Emma. Ik nam een grote hap van mijn croissant en probeerde uit alle macht niet aan Noor te denken.
We zwegen een minuut of vijf. “Lilian,” zei Emma. “Ik wil je wat vragen.”
Ik keek haar aan en hoopte dat er geen aanzoek zou komen. Met Emma wist je het nooit.
“Ik moet vrijdag naar Barcelona om daar op te treden. Mijn manager zou mee, maar die is overspannen. En dus heb ik een ticket over. Wil jij mee? Lekker een weekendje ontspannen in Barcelona? Lijkt me heel goed voor je, met die hersenschudding enzo.”
Al reis je door naar Barcelona of Praag, al reis je door naar het einde van de wereld, ik ga met je mee. Ik schoot in de lach. Daar waren ze weer, mijn vrienden de liedjes.
“Wat?” vroeg Emma.
Ik vertelde haar over al die vreselijke Nederlandstalige deuntjes.
“Liefdesliedjes klinken in mijn oren,” zong ze. “Maar ga je nou mee of niet?”
Rock Hard Videoproductions, las ik op de website van het bedrijf, was gevestigd op een Arnhems industrieterrein, ‘nabij diverse uitvalswegen’. Het bedrijf leek me niet zo groot. Het was in 1996 opgericht door ene Frank Hermans, die begin jaren negentig als Frank Spears furore had gemaakt in de internationale pornoindustrie. Frank vond dat-ie het allemaal beter kon, dus vanaf de eerste film, Dutch Dicks, had Rock Hard zich volgens de website ontwikkeld tot een ‘producent van hoogwaardige kwaliteitsporno die ver boven de middelmaat uitstijgt, met adembenemende mannen en keiharde actie’. Ik bekeek de trailers van drie cinematografische hoogstandjes: Fuck Fest, The Farmer And The Men en Barebacking Giants. Als dit hoogwaardig was, dan hoefde ik de middelmaat niet te zien.
Er kwam een mailtje binnen. Ik denk aan je. Het was een fantastisch weekend. XXX Emma. Ik las het, klikte het weg, opende het opnieuw, las het nog een keer en opende een nieuw internettabblad om haar website op te roepen. Ik kopieerde Emma’s foto van haar site, stelde hem in als bureaubladachtergrond en keerde met tegenzin terug naar de site van Rock Hard.
De serie The Tourist Trap had een eigen button. Ik klikte erop en zag dat de reeks een enorm succes was. Er waren inmiddels acht delen, met Jeroen en Philip onder hun eigen naam in de hoofdrollen. In deel 9, dat over een maand zou verschijnen, werden twee Amerikaanse hunks opgepikt bij het homomonument. Dirk-Jan en Luc zouden dus op z’n vroegst in deel 10 figureren.
Ik klikte op jobs en ontdekte dat het geluk met me was. Rock Hard zocht per direct een receptionist (m/v). Mannen die een filmcarrière ambieerden, werd vriendelijk verzocht niet op deze vacature te reageren maar een sollicitatieformulier in te vullen, waarin onder andere gevraagd werd naar de afmetingen van je penis (en pas daarna naar je lichaamslengte en -gewicht), of je in was voor tepelklemmen, plasseks, penispompen of SM, welke erectieverlengende middelen je gebruikte en of je seks zou willen hebben met ‘mannen met een andere HlV-status dan jijzelf’ en zo ja, wat voor seks: anaal of oraal?
Ik klikte op contact. Rock Hard had geen telefoonnummer op z’n website staan, maar de telefoongids bood uitkomst. Ik belde en kreeg Frank Hermans zelf aan de telefoon. Die was allang blij dat er iemand reageerde en vroeg zich blijkbaar niet af wat ik te zoeken had op de website van een producent van homoporno. Hij vroeg zelfs niet waarom ik belde en niet, zoals in de vacature gevraagd werd, per mail solliciteerde. Ik informeerde hoe de vacature ontstaan was en hij liep volledig leeg: de afgelopen jaren was de ene na de andere receptionist (m/v) vertrokken, meestal omdat hem of haar gouden bergen waren beloofd door een regisseur, producent of talent scout die toevallig langskwam. Ik begon steeds beter te begrijpen waarom die opmerking over filmcarrières op de website stond.
“Zal ik mijn cv even mailen?” stelde ik voor.
“Meid,” zei Frank, “dat geloof ik allemaal wel. Je klinkt alsof je van aanpakken weet. Wanneer kun je beginnen? Dat wil ik veel liever weten dan wat voor opleiding je gedaan hebt.”
“Morgenochtend? Ik heb de indruk dat jullie nogal omhoog zitten.”
Hij zuchtte. “Dat kun je wel stellen, ja. Saskia, je klinkt als een geschenk uit de hemel. We beginnen om tien uur.” Hij vertelde me wat ik zou gaan verdienen. Hoewel receptionistes in de pornoindustrie een riant salaris kregen, hoopte ik dat ze geen kopie van mijn paspoort zouden vragen en dat ik er weg zou zijn op het moment dat het eerste loon zou worden uitbetaald: Saskia Bakker bestond net zo min als haar bankrekening, en ze woonde ook niet in Oosterbeek.
“Oh, nog één ding,” zei Frank. “Je bent toch niet jong en beeldschoon, hè?”
Ik schoot in de lach. “Ik ben zesendertig en tamelijk doorsnee.”
“Precies wat we nodig hebben, ik heb het helemaal gehad met die sexy jonge poppetjes. Tot morgenochtend tien uur.”
Dat was een eitje. Ik geeuwde en besloot de rest van de dag vrij te nemen om een beetje bij te slapen. Tenslotte had ik nog steeds een hersenschudding.
∗
Emma volgde met haar vinger de lijn van mijn ruggengraat.
“Ik zou zo verliefd op je kunnen worden,” zei ze zachtjes. Ik schoof wat dichter naar haar toe en net toen ik haar wilde kussen, werd ik wakker van mijn telefoon. Noor, zei het display. Blijkbaar was ze ergens waar haar mobiel het wel deed. Gatverdamme, daar heb ik nou helemaal geen zin in, dacht ik. Meteen voelde ik me schuldig om die gedachte, dus ik nam toch maar op.
“Wat klink je slaperig,” zei ze. “Ik heb er nog speciaal op gelet dat ik je niet uit bed zou bellen. Ik heb me toch niet misrekend, het is toch één uur ‘s-middags in Nederland?”
Koortsachtig zocht ik naar een antwoord, want ‘ik moest uitrusten omdat ik de hele nacht seks heb gehad met mijn ex, op wie ik verliefd ben’ was op dit moment niet het handigste om te zeggen. Ik ging rechtop zitten. “Ik heb een hersenschudding.”
“Och, arme schat, hoe komt dat?” Ze klonk oprecht bezorgd, voor zover je dat kon horen door een mobiele telefoon en met een tamelijk beroerde verbinding.
“Ongeluk gehad. Een jongen op een brommer die niet uitkeek.”
“Hè get,” zei ze. “Ik wou dat ik bij je kon zijn.”
Nee hoor, dacht ik. Je denkt dat je dat wilt, maar als je zou weten wat er hier tijdens je afwezigheid allemaal gebeurd is, zou je ogenblikkelijk terugvliegen naar – waar zat ze eigenlijk?
“Waar ben je nu?”
“We zijn net aangekomen in Van Tinh.”
“Ja, en dat ligt in…” Voor ze weg zou gaan had ze me avond aan avond beziggehouden met verhalen over alle plekken die ze zou gaan bezoeken, de landkaarten uitgespreid op de vloer en haar route aangewezen, maar er was maar weinig van blijven hangen.
“Vietnam. Wat een gek land is dit.”
“Het is toch…” ik dacht na, “communistisch?”
“Officieel heet het de Socialistische Republiek Vietnam,” zei ze. “De gevolgen van de Vietnamoorlog zijn hier nog zo goed te zien. Er worden elke dag nog misvormde baby’s geboren. En dat allemaal dankzij een fijne actie van Amerika. Weet je hoeveel liter chemische rotzooi er over deze regio is gekieperd?”
Ik gaf geen antwoord, want ik wist dat ze het zelf zou zeggen.
“Tweeënzeventig miljoen liter over Vietnam, Cambodja en Laos. Tweeënzeventig miljoen! Je kunt je toch niet voorstellen hoeveel dat is?”
Even hoorde ik de Noor terug op wie ik jaren geleden verliefd was geworden. Dat ze zo bevlogen was, en zo begaan met mensen die het slechter hadden dan wij, dat had ik altijd het leukst aan haar gevonden.
“En dat heeft dus nog steeds gevolgen,” zei ik.
“Dat kun je wel stellen, ja. De mensen zijn hier trouwens heel aardig, het is verbazingwekkend als je weet wat dit land te lijden heeft gehad.”
“Merk je nog iets van dat communisme?” Ik probeerde te luisteren naar wat ze vertelde, in haar stem het enthousiasme te horen dat ik vroeger zo aantrekkelijk had gevonden, maar had ondertussen het beeld van Emma op mijn netvlies. Emma’s ogen, de contouren van haar mond, Emma’s silhouet in het schemerdonker.
“Ze hebben hier staatstelevisie. Nieuwslezeressen hebben uniformen aan, met epauletten. De enige films die ze laten zien zijn oude knokfilms, nagesynchroniseerd door één actrice die alle rollen voor haar rekening neemt. Heel raar om te horen.”
Emma die zei dat ze van me hield…Stoppen nu, Lilian, zei mijn geweten. Dit is je partner die je aan de telefoon hebt. Je geliefde, de vrouw met wie je een relatie hebt en met wie je ooit oud wilde worden. De vrouw die je bedriegt.
Dat zal allemaal wel, zei een ander stemmetje, maar Noor is óók de vrouw die een pauze wilde inlassen, die de relatie te beknellend vond, die haar eigen dingen wilde doen en jou daar absoluut niet bij wilde hebben.
“Wat voor project ga je daar ook alweer bezoeken?” vroeg ik.
“Dat heb ik al bezocht. Een project dat melkveehouders leert hoe ze meer uit hun melkproductie moeten halen. Ze hebben advies gekregen om het welzijn van de koeien te verbeteren, en daardoor wordt de productiviteit hoger en de kwaliteit van de melk beter. Allemaal duurzaam, natuurlijk. Nu krijgt het project nog steun uit het buitenland, maar eind dit jaar moeten ze helemaal zelfstandig draaien.”
“En kunnen ze dat?”
“Ik vraag het me af. Zeg…” Ik kende dat toontje. Nu zou ze gaan vragen of ik haar miste. “…nu je een hersenschudding hebt, gaat het zeker niet door?”
“Wat?”
“Je reis hierheen.”
Oh jee. Hier zou weer ruzie van komen – behalve als ik de kans greep die me nu werd geboden. “Ik vrees van niet. Ik ben niet in staat om zo lang in een vliegtuig te zitten.” Ik voelde me als een middelbareschoolleerling die een briefje van haar moeder vervalst heeft. Lilian mag niet meedoen aan de gymles, omdat ze een hersenschudding heeft. “Lafaard,” zei het ene stemmetje. “Goed opgelost,” zei het andere.
“Jammer.” Het bleef even stil. “Gaat het verder wel goed daar?”
Ik realiseerde me met een schok dat ze nog steeds niets wist van Debbies vertrek naar Australië, of van het bestaan van Katia. “Ik heb een nieuwe huisgenote.”
“Waar is Debbie dan?”
Ik begon te vertellen dat Debbie naar Australië was, maar ze onderbrak me. “Wacht even, er komt iemand binnen.” Ik hoorde haar in het Engels met een vrouw praten. Wat ik eruit kon opmaken was dat het eten op tafel stond. “Ik moet ophangen,” zei ze. “Het was fijn om je stem even te horen. Ik hou van je.”
Ik staarde nog even naar mijn telefoon toen ze de verbinding verbroken had. Had ik moeten zeggen dat ik ook van haar hield? Hield ik eigenlijk wel van haar?
Ik zette mijn mobiel op stil, schoof weer onder de dekens en probeerde in slaap te vallen.
∗
“Lilian? Ben je thuis?”
Ik tastte naar mijn mobieltje. Halfzeven. Ik had in elk geval een paar uur geslapen.
“Ik lig in bed,” riep ik terug.
“Oh, het spijt me,” riep Katia. “Ik ben naar de supermarkt geweest, eet je mee?”
Ik stond op en liep naar de gang. “Wat eten we?”
“Stoemp.” Ze lachte om de uitdrukking op mijn gezicht. “Jullie noemen dat stamppot.”
Ik liep achter haar aan de keuken in. “Hutspot,” zei ik, toen ze winterpenen uit haar tas haalde.
“Hutsepot hebben wij ook,” zei ze, “maar daar gaan ook andere groenten in dan wortelen.”
“In onze hutspot zitten alleen wortelen. En uien, en aardappelen. Kun je stoemp met allerlei groenten maken, net als onze stamppot?”
Ze knikte. “Tegenwoordig is stoemp weer helemaal in de mode. We hebben in België zelfs een paar stoemprestaurants.”
“Volgens mij is de stamppot hier ook weer helemaal hip.”
“Hier moet eigenlijk spek in,” zei ze. “Dat heb ik vervangen door vegetarische spekjes.”
“Lekker. Moet ik je helpen met koken?”
“Ik doe het wel alleen.”
“Oké, dan ga ik douchen.”
Onder de douche dacht ik na over de chaos die mijn leven geworden was sinds ik Emma weer had ontmoet. Ik wilde dat ik iemand de schuld kon geven, of op z’n minst de omstandigheden, maar ik wist ook wel dat het zo niet werkte. Ik was zelf verantwoordelijk voor elke beslissing die ik genomen had, ik moest dit dus ook zelf oplossen. Ik dacht terug aan het moment dat ik Noor op internet had ontmoet, in een chatbox. Zoals altijd in zo’n chatbox liepen er meerdere gesprekken tegelijk. Een paar chatters hadden het over uitgaan, een paar anderen over een homo die in elkaar geslagen was in Amsterdam en de rest troostte een vrouw die het even niet meer zag zitten. Het was niet de eerste keer dat ik chatte, dus ik wist dat die vrouw het eigenlijk nooit zag zitten, maar ze vond altijd wel weer een luisterend oor bij mensen die dachten dat ze haar wel konden helpen. En ineens was daar Noor. Snel, ad rem, grappig en oprecht geïnteresseerd. We praatten zo’n tien minuten mee met de groep, tot iemand had opgemerkt dat er iets knetterde en ik vrijwel op hetzelfde moment het venster privéchat aan de rechterkant van het scherm had gezien. Vier uur lang praatten we over van alles. Daarna waren we gaan mailen – eerst voorzichtig, met een of hooguit twee mails per dag, maar binnen de kortste keren was dat aantal gegroeid naar tien tot vijftien. Twee weken na onze ontmoeting in de chatbox volgde de ‘echte’ ontmoeting, in een eetcafé. Het was een gespannen gesprek geweest. Allebei waren we ons ervan bewust dat die wildvreemde aan de andere kant van de tafel degene was met wie we zo’n intensief contact hadden opgebouwd. Ondanks die spanning vond ik Noor in het echt ook leuk, ik wilde meer van haar weten, ik wilde niet dat het bij die ene afspraak bleef en zij wilde dat ook niet: op die eerste afspraak was een tweede gevolgd en we rolden in een relatie.
Nu, op dit moment, onder de douche, bedacht ik dat het misschien allemaal een beetje te snel was gegaan. Diep in mijn hart wist ik dat ik, als ik haar gewoon ergens had ontmoet, zonder dat internet, nooit op Noor gevallen zou zijn. Ze was zó anders dan ik. In het begin had ik dat leuk gevonden. Op feestjes wist ze de conversatie altijd naar haar hand te zetten. Ze tilde gesprekken naar een hoger niveau door fanatiek met mensen in discussie te gaan en ze kon overal over meepraten. Ik had bewondering voor de feitenkennis en de intelligentie die ze tentoonspreidde in dat soort gesprekken. Pas later zag ik dat ze die discussies nodig had, dat ze nooit rustte voor ze gelijk kreeg, en dat dat niets met intelligentie te maken had. Ook ik kreeg met Noor niets voor elkaar zonder strijd, en toen ze had besloten naar Azië te vertrekken, was ik moegestreden geweest, en boos. Of misschien beledigd. Pas na een week of twee begon ik te voelen dat ik mijn leven had teruggekregen. Ik kon doen waar ik zin in had, hoefde nergens rekening mee te houden. Dat gevoel van vrijheid had ik gemist, al duurde het nog een tijdje voor ik dat aan mezelf had willen toegeven. En al had ik er zelf een puinhoop van gemaakt, ik wist dat het met Emma anders was. Bij Emma zijn voelde als iets natuurlijks, als een vanzelfsprekende manier van met elkaar omgaan.
Ik droogde me af, trok een joggingbroek en een T-shirt aan en liep naar de keuken.
“Het ruikt heerlijk,” zei ik tegen Katia, die aan de keukentafel met haar mobieltje in de weer was. “Nieuwe sim-kaart?”
Ze knikte. “Een Nederlandse. Dan kan ik hier in Nederland tenminste goedkoper bellen.”
Ik herinnerde me het SMS-je dat ze vorige week gekregen had, waarna ze spierwit geworden was, en vroeg of het geld de enige reden was om een nieuw nummer te nemen.
Ze keek me aan. “Eigenlijk niet. ‘t Is mijn ex, Els. Ze blijft me maar sms’en.”
“Net als die Melissa laatst, bij Dr. Phil?”
Ze glimlachte. “Zo erg is het nog niet, maar het is wel vervelend.” Ze stond op en liep naar het aanrecht. “Ze wil weten waar ik zit en wanneer ik terugkom. Eerst sms’te ik terug, maar daar werd het alleen maar erger van. Elke keer als ik zei dat ik niet terugkom, dat het gedaan is, kwam zij met een hele lijst aan argumenten waarom we bij elkaar horen en dat ze op me wacht en zo verder.” Ze trok een paar laden open, vond de pureestamper en ging energiek de aardappelen te lijf. “Ik ben dat kotsbeu.”
“Dus je ex weet niet waar je bent?” Ik gaf mezelf een schouderklopje: mijn theorie dat Katia halsoverkop Antwerpen uit gevlucht was klopte dus.
“Gelukkig niet. Ik moet er niet aan denken dat ze hier elk moment voor de deur zou kunnen staan.” Ze strooide wat zout in de pan en begon weer te stampen. “En ze kan me nu ook niet meer sms’en.”
“Goed dat je een nieuw telefoonnummer hebt genomen.”
Ze haalde haar schouders op. “Ik hoop dat het helpt.”