“Braken, onregelmatige polsslag en bewustzijnsverlies dus. Heeft ze ook koorts?” Mijn eigen trouwe huisarts Marijke klonk heel wakker voor iemand die zojuist uit bed gebeld was.
“Nee. Ze zweet wel veel.”
“Enig idee waardoor de intoxicatie ontstaan kan zijn?”
“Misschien voedselvergiftiging? Ik weet niet wat ze voor lunch gehad heeft, maar ze heeft vanavond wel vage kruidenthee gedronken en zei dat die bitter smaakte.”
“Ik zorg dat er een ambulance naar jullie toekomt. Wil je dat ik zelf ook nog even kom kijken?” Marijke woonde twee straten verderop.
“Eigenlijk wel,” zei ik. “Als het niet te veel moeite is.”
“Goed. Ik kom eraan. Je mag haar niet laten drinken tot we weten wat er precies aan de hand is. Ze mag wel overgeven. In een emmer. Misschien moet het braaksel geanalyseerd worden. Tot zo.”
Katia deed heel even haar ogen open en zakte toen weer weg.
Ik bleef bij haar zitten tot Marijke na vijf minuten aanbelde.
“De ambulance is onderweg,” zei ze, terwijl ze haar jas uittrok. “Is ze alweer bij bewustzijn geweest?”
“Misschien een seconde of twee.” Ik ging haar voor de trap op.
Ze ging op de stoel naast het bed zitten. “Hoe laat was het begonnen zei je?”
“Rond tweeën.”
Ze keek op de wekker. “En de symptomen zijn verergerd, neem ik aan?” Ze voelde Katia’s pols. “Haar hartslag is erg onregelmatig.”
“Dat is de hele tijd al zo,” zei ik.
Ze pakte een bloeddrukmeter, schoof de mouw van Katia’s flanellen pyjamajasje omhoog, bond de band om haar bovenarm en mat haar bloeddruk. “Niet abnormaal hoog of laag.” Vervolgens haalde ze een oorthermometer uit haar tas. “Inderdaad geen koorts. Ik denk dat het wel meevalt, maar dat moeten ze in het ziekenhuis maar beoordelen. Laat me die thee eens zien.”
Ik haalde het pakje uit de keuken en gaf het haar. Ze opende het zakje, rook eraan en trok een vies gezicht. “Geef mij maar gewone thee.” Ze draaide het zakje om. “Er staat geen ingrediëntenlijst op.”
“Het komt waarschijnlijk van zo’n winkel waar ze de kruiden in van die grote weckpotten hebben zitten,” zei ik.
“Als Katia door de thee ziek is geworden, is dat geen beste reclame voor die winkel,” zei Marijke.
Ik nam het zakje weer van haar over. “De winkel hecht niet zo aan reclame, denk ik. Er staat niet eens een naam op het etiket.”
“Je komt er vast wel achter waar dit vandaan komt.”
Katia deed haar ogen open. “Ik moet overgeven.”
Marijke hielp haar overeind. Ik wendde me af terwijl Katia overgaf in de emmer. Vanaf het voeteneind keek Morticia geïnteresseerd toe.
“Niet wegdoen dus,” zei Marijke, die Katia’s mond na het overgeven afveegde met een papieren zakdoekje. “Giet het maar in een jampotje of zoiets. En dat pakje thee zou ik ook maar even bewaren. Als die thee de oorzaak is, kun je een schadevergoeding eisen bij die winkel.”
“Oké,” zei ik, hoewel ik er niet echt naar uitkeek om Katia’s braaksel in een jampotje te gieten.
De bel ging weer. “Die zijn snel,” zei Marijke.
∗
Behoorlijk gammel en met een bonkend hoofd zat ik een paar uur later aan mijn balie bij Rock Hard Videoproductions. Gelukkig begonnen ze daar niet zo vroeg. Ik was een paar uur in het ziekenhuis gebleven, met Lynette, die ik op verzoek van Katia gebeld had. Rond half-zeven, toen bleek dat Katia’s toestand echt niet kritiek was, was ik naar huis gegaan. Daar had ik een trechter gemaakt van een vel stevig papier, de emmer gedeeltelijk geleegd in een Tupperwarebakje en de rest van het braaksel door de wc gespoeld. Ik had nog net anderhalf uur kunnen slapen voor ik weg moest.
Ik haalde een bekertje water uit de waterkoeler en dook onder mijn bureau om een pijnstiller uit mijn tas te halen. Toen ik weer omhoogkwam, stond Frank aan de balie. “Saskia, goedemorgen. Ik wilde even de agenda van vandaag met je doornemen.”
“Ik heb al in de centrale agenda gekeken,” zei ik.
“Oh. Oké, dan hoeft dat niet meer.” Hij glimlachte. “Jij bent echt een lot uit de loterij. Dus vandaag hebben we – ”
“Screentests toch, de hele dag?” Dat was niet het enige dat ik gezien had: editor Harry zou tot drie uur buiten de deur zijn en de administrateur, Guus, kreeg vanmiddag bezoek van een accountant.
Hij knikte. “Rock Hard is de enige productiemaatschappij die screentests doet. In het buitenland trekken ze gewoon een blik modellen open en daar gaan ze mee draaien. Dure grap, als je het mij vraagt: als een model toch minder goed is dan hij zegt, ben je zo een halve draaidag kwijt. Op een set lopen minstens tien man rond, reken maar uit wat dat kost. Een sereen-test kost een uurtje, het model hoeft niet betaald te worden en wij weten voor we een productie draaien precies wat voor vlees we in de kuip hebben.”
“Slim,” zei ik.
“Ach, je blijft Hollander hè. Oké. Je schrijft ze dus in en als ze door zijn, vraag je ze om een kopie van hun paspoort en laat je ze een ARP-formulier invullen. Als dat ingevuld is, voer jij de gegevens in ons systeem in en daarna maak je een dossier. Dossiermapjes vind je in de kast met kantoorartikelen. In het dossier gaan het originele formulier, een kopie van het paspoort en het sollicitatieformulier van het model. Dat dossier geef je aan Guus. Die heeft er een speciale kast voor.”
“Dat wilde ik nog vragen. Wat betekent ARP?”
Hij grijnsde. “Alle Rechten Pleite.”
Ik trok mijn wenkbrauwen op. “Is dat pornohumor?”
“Ja, maar het is ook waar. Eigenlijk betekent het Afstandsverklaring Rechten Pornoproductie. Pak er maar even een formulier bij.”
Ik pakte een van de formulieren uit het bakje.
“Kijk,” Frank tikte op de tekst, “hiermee verklaart het model dat hij meerderjarig is, uit vrije wil heeft meegewerkt aan de productie, dat hij er een vergoeding voor krijgt – dat zijn die bedragen hier – en dat hij afstand doet van alle verdere rechten. Alle modellen moeten zo’n formulier invullen.”
“Honderdvijftig euro voor pijpen en rimmen, tweehonderdvijftig voor neuken en vierhonderd voor een cumshot. Wat is een cumshot?”
“Spuiten.”
“Dank je. En gaan die modellen er zomaar mee akkoord dat ze behalve die vergoeding nergens op hoeven te rekenen?”
“Saskia,” zei hij op vaderlijke toon. “Dit zijn jongens die dromen van een carrière in de industrie. Die denken: ik mag de hele dag neuken, ik krijg er nog voor betaald ook én ik word beroemd. Dit is geld verdienen zonder ervoor te hoeven werken. Dat lijkt me voor iedereen een win-win-situatie.”
“Aan potentiële modellen heb je in elk geval geen gebrek,” zei ik. “Er zitten vandaag ook weer een paar sollicitatieformulieren in de mail.”
“Stuur die maar naar mij door,” zei hij. “Niets zo leuk om de dag mee te beginnen als foto’s van naakte jongens. Was er nog interessante post?”
“Alleen rekeningen.”
Hij keek op zijn Rolex. “Nog een half-uurtje, dan komt de eerste. Wat heb ik toch een heerlijk vak.”
∗
“Wouter,” zei de jongen die aan mijn balie stond. Hij droeg de jas van een regenpak. Zijn bril was beslagen. “Wouter de Waal.” Hij lachte nerveus. “Ik ben een beetje vroeg, dat komt door de bus.”
“Is het je eerste screentest?”
Wouter knikte. “Ik had laatst een internetdate met een jongen die in zijn vrije tijd fotograaf was. Die vond het leuk om foto’s te maken, en vervolgens zei iedereen aan wie ik die foto’s liet zien dat ik een lijf had om in een film te spelen.”
Ik zag de aantrekkingskracht niet zo, maar misschien zat er onder Wouters regenjas en zijn iets te grote spijkerbroek een goddelijk lichaam. Of al zijn vrienden hadden hem in de maling genomen. Ik wees Wouter de garderobe en vroeg wat hij wilde drinken.
Terwijl ik een beker koffie voor hem neerzette, kwam er een BMW Z4 Roadster het parkeerterrein oprijden. De bestuurder parkeerde op een voor de directie gereserveerde plaats. Dat moest dan de andere producent zijn, Erik. Uit de Audi stapte een lange man met bruin, golvend haar tot net boven zijn schouders. Hij pakte een leren koffertje van de achterbank en liep met een nonchalante zelfverzekerdheid naar de deur.
“Wauw,” fluisterde Wouter. “Marcus Thomas.”
“Hai,” zei de Audi-man tegen mij. “Marcus. Ik kom proefdraaien voor Rescue Party.”
“En je achternaam?” vroeg ik.
“Oh, sorry. Zeker nieuw in de business? Thomas. Koffie graag.”
Zonder verder nog iets te zeggen liep hij naar het zitje. Hij stak zijn hand uit naar Wouter. “Hai. Marcus.”
“Wouter.”
“Hóé?”
“Wouter.”
“Nou, Wouter, je naam lijkt me het eerste dat je moet veranderen. Je wilt toch niet bekend staan als Wouter Kabouter? En daarna moet je misschien wat aan je haar doen.”
Ik haalde koffie voor Marcus, die toen ik terugkwam net zijn koffertje openmaakte en er een leren map uit haalde.
“Dit is mijn portfolio,” zei hij tegen Wouter. “Moet je ook hebben, is verrekte handig in deze business.”
Marcus bladerde door zijn portfolio alsof hij het zelf voor het eerst zag. “Oh, ja, deze is mooi, vind je niet?”
Wouter staarde naar de bladzijde die Marcus hem liet zien en knikte. “Hoe lang…”
“Eenentwintig centimeter.”
Wouter werd vuurrood. “Dat wist ik al. Ik ben een grote fan van je.”
Marcus glimlachte minzaam. “Ga verder.”
“Ik wilde vragen hoe lang je al in de…” Wouter kuchte, “industrie zit.”
“Lang genoeg om er alles over te kunnen vertellen. Wil je iets speciaals weten?”
“Of het gebruikelijk is om een screentest te doen.”
“Nee,” zei Marcus. “In het buitenland doet niemand dat. Ze hebben je foto’s gezien – je moet ook een website hebben, Wouter, of nog beter, een agent die een website voor je bouwt – en als ze die goed vinden, krijg je een mailtje of een telefoontje of je op een bepaalde datum vrij bent. En dan krijg je je tickets toegestuurd en ga je draaien. Laatst heb ik met Seymour Adams gedraaid op Ibiza. Die ken je toch, Wouter?”
Wouter schudde zijn hoofd, maar Marcus had het niet eens in de gaten en praatte gewoon door. “Ik zweer je, Wouter: één grote party. De mooiste mannen, prachtige omgeving, viersterren-accommodatie, fantastische catering – en als ik zeg fantastisch, Wouter, dan bedoel ik ook fantastisch. Heerlijk. Maar de allerbeste productie waaraan ik heb meegewerkt was License to Drill, die werd gedraaid in Griekenland. Volgens mij…” Hij begon verwoed in zijn portfolio te bladeren. “Ja, hier heb ik ‘m. Deze is daar op de set genomen. Wat was je vraag ook alweer?”
“Screentest,” zei Wouter.
“Nou ja,” zei Marcus, “zo’n screentest moet je gewoon zien als proefdraaien. Ik doe het zelf eigenlijk niet, uit principe. Over het algemeen is mijn reputatie voldoende.”
“Waarom doe je het dan nu wel?” vroeg Wouter.
Goeie vraag, vond ik. Marcus vond blijkbaar van niet, want die ging er niet op in en sloeg een bladzijde om. “Ken je dit blad?”
“Sleazebutt,” las Wouter hardop. “Nee, nooit van gehoord.”
“Ik weet niet of het iets voor je is, Wouter, want ze gaan meestal voor de wat gespierdere types, maar die fotografen van dit blad zijn echt verschrikkelijk goed. Ik weet nog die keer dat ik…”
“Wouter de Waal?” vroeg regisseur Don.
Wouter stond op om Don een hand te geven.
“Ik heb je foto’s gezien. Veelbelovend, echt veelbelovend. Ah, Marcus, jij bent er ook al. Ik denk dat ik jou straks een scène laat doen met Wouter. Ik weet zeker dat het gaat werken tussen jullie tweeën.”
Marcus keek alsof hij dat nog niet helemaal kon geloven. “Waarom ga je niet vast in de relaxruimte zitten, terwijl ik aan het werk ben met Wouter hier?”
Marcus haalde zijn schouders op, stopte zijn portfolio in zijn koffer en liep de gang in. Wouter stond hem een beetje schutterig na te kijken. “Ik verheug me erop om met jou te werken,” zei Don.
“Echt?” Wouter kreeg een kop als een boei.
“Zoals ik al zei, ik vond je foto’s veelbelovend. Loop maar achter Marcus aan, en dan neem je de deur met dat rode lampje erboven.” Hij knipoogde naar mij. “Hung like a horse,” vertrouwde hij me toe, voor hij achter Wouter aan de gang inliep.
“Dat betekent ‘een lul als een kinderarmpje’,” zei Pim, die ondertussen was binnengekomen en zijn sleutels en mobieltje uit zijn jaszakken haalde en op de balie legde. “Klinkt in het Nederlands toch een stuk minder aantrekkelijk, vind je niet?”
“Ik vind die associatie met paarden ook al niet echt een aanbeveling,” zei ik. “Wat ben je laat.”
Pim trok zijn jas uit en liep naar de kapstok. “Ik had onverwachts een bespreking met de financier van mijn documentaire.”
Shit, dat was een gemiste kans. Ik had even een rondje door het gebouw moeten maken in plaats van alleen maar in de agenda te kijken. Dan had ik gezien dat Pim er niet was en dan had ik de montagekamer aan een onderzoekje kunnen onderwerpen. Stom.
“Hé,” zei ik, “je zei ‘financier’. Betekent dat dat de deal rond is?”
“Zo goed als,” zei hij glunderend. “Wil jij ook koffie?”
Ik schudde mijn hoofd. “Nog meer koffie en ik stuiter door het plafond.” Ik dacht even na. “Ach, weet je wat, doe maar thee.”
Terwijl Pim naar de koffieautomaat liep, bladerde ik snel door de stapel post die op mijn bureau lag. Het geluk was met me: er was een brief voor hem. Ik scheurde de envelop open, knalde een datumstempel op de brief en liep ermee naar de montagekamer. Het bureau van Pim was nog net zo’n chaos als gisteren. Ik had ooit een administratieve baan bij Defensie gehad; daar was het beleid dat je bureau aan het eind van de werkdag leeg moest zijn. En dus begon iedereen daar om kwart over vier vast aan, om vervolgens de tijd uit te zitten tot half-vijf. Bij Rock Hard gold duidelijk een ander beleid. Op Pims bureau lagen een slordige berg met papieren, twee identieke telefoonopladers, videotapes zonder etiket, minstens zes geheugenkaarten, een gloeilamp, drie lege waterflesjes, een stapel dvd’s en een paar pornoblaadjes. Onbegonnen werk dus. Ik hoopte dat ik later vandaag nog tijd zou hebben om in elk geval die geheugenkaarten te bekijken. Misschien ging Pim wel buiten de deur lunchen.
“Saskia!” hoorde ik Pim roepen. “Waar wil je je thee?”
Ik legde de brief in Pims brievenbakje en liep naar de balie. “Hier is prima, dankjewel.”
Hij zette de beker op de balie, pakte zijn sleutels en zijn mobieltje en liep naar de montagekamer.
Er zouden nog minstens een stuk of wat modellen komen voor een screentest, er waren vijftig onbeantwoorde mailtjes en die stapel post moest verwerkt worden. Ik zuchtte en pakte de briefopener. Zo’n undercoveroperatie was hard werken.