Ik was net klaar met de stapel post, toen mijn mobieltje piepte. Mag deze namiddag naar huis. Katia.
Dat is goed nieuws. Ben je weer helemaal beter?, sms’te ik terug.
Ja. Ik heb twee boterhammen met confituur gegeten en een tas koffie gedronken.
Ik glimlachte en sms’te: Dat klinkt goed. Moet ik je komen ophalen?
Dat hoefde niet; Lynette zou komen. Terwijl ik de telefoon in mijn tas stopte, vroeg ik me af wat ik met het Tupperwarebakje met braaksel zou doen: in de container voor restafval of in die voor plastic? Als ik het in de container voor plastic zou gooien, moest ik het eerst omspoelen. Ik besloot het nog een paar dagen te bewaren. We wisten immers nog niet waar Katia zo ziek van geworden was, het kon best nog een keer gebeuren. Het zou mij kunnen overkomen. Zodra ik thuiskwam zou ik het keukenkastje uitmesten en alles wat de houdbaarheidsdatum gepasseerd was weggooien. Ik moest er niet aan denken dat ik ziek zou worden en niet met Emma naar Barcelona zou kunnen.
De elektronische draaideur bewoog. Frank en Pim kwamen binnen.
“Nog iets belangrijks gebeurd hier?” vroeg Frank.
“Niks. De accountant is er en Don en de cameramensen hebben pauze. En Niels is blij naar huis gehuppeld.”
“Mooi zo. Ik ga even een half-uurtje bij Guus en de accountant zitten. Tenslotte is deze toko van mij.” Frank beende de gang in.
“Lekker geluncht?” vroeg ik aan Pim, die zijn smartphone en sleutels op de balie gelegd had en naar de kapstok liep.
“Ach,” zei Pim, terwijl hij zijn jas ophing, “Frank heeft dat af en toe, dan wil hij ineens kroketten eten tussen de middag, en dan gaan we naar die lunchroom. Dat doet hem denken aan vroeger, zegt hij. Dat mag niemand weten, dus niet zeggen dat ik dat verteld heb hè, van die kroketten.”
“Natuurlijk niet.”
Pim leunde over mijn balie. “Hoe laat komt de volgende wannabe?”
Ik keek in de centrale agenda. “Halfvier, hoezo?”
Hij haalde zijn schouders op. “Eigenlijk heb ik een hekel aan dit werk. Het lijkt heel wat, editor bij een productiemaatschappij, maar in feite doe ik de hele dag niets anders dan kijken naar volstrekt inwisselbare leeghoofdige poppen die niets kunnen, alleen neuken en in de sportschool rondhangen. Deprimerend.”
“Nou, nou,” zei ik, “dat is wel érg zwart-wit.”
“Vind je? Vertel mij dan eens waarom ze die mannen modellen noemen en geen acteurs. Dat zegt toch genoeg?”
“Als je dit werk niet leuk vindt, waarom doe je het dan?”
“Ik wil mijn eigen productiebedrijf beginnen. Daar droomde ik al van toen ik nog op de filmacademie zat. Ik wil films maken die ertoe doen, die een verandering teweegbrengen. Echte films dus, met een echt verhaal. En documentaires. Maar daar is geld voor nodig. Het verdient goed in deze branche. Alles wat ik over heb leg ik opzij, en zodra ik mijn startkapitaal bij elkaar heb, begin ik. Daarom is die documentaire zo belangrijk. Daar kan ik in één keer mijn naam mee vestigen als serieus filmmaker en dan gaan er deuren voor me open.”
“Maar heb je dan niet een iets te controversieel onderwerp gekozen? Ik kan me voorstellen dat niet iedereen zijn deur opendoet voor de maker van een film over bejaarde transseksuelen.”
“Wel als ik er allerlei prijzen mee win.”
De telefoon ging. Ik nam op.
“Voor jou,” zei ik. “Iemand van The Entertainment Company.”
“Die neem ik wel in mijn kamer.” Pim liep de gang in. Saskia Bakker, de overijverige receptioniste, zou natuurlijk geroepen hebben dat zijn sleutels en zijn mobieltje nog op de balie lagen. Lilian de Bruin niet. Die zag dit als een uitgelezen kans om Pims telefoonverkeer van de laatste paar dagen te bekijken.
∗
“Juni 2006.” Lynette bekeek een zakje kruidnagelen. “Ziet er nog best goed uit. Ik weet niet of ik wel zo gecharmeerd ben van dit kapitaalvernietigingsproject.”
“Weg ermee.” Ik pakte het van haar aan en gooide het in de vuilniszak. Meteen toen ik thuiskwam had ik de keukenkastjes leeggehaald en de inhoud uitgestald op het aanrecht en op de keukentafel, waar we nu met z’n drieën aan het sorteren waren.
“Dat heb ik allemaal niet gegeten,” zei Katia, die nog wel erg bleek zag.
“Een opgeruimd huis is een opgeruimd humeur, zei mijn oma altijd,” zei ik. “We zijn hier heel goed werk aan het doen.”
“Maar de oorzaak van Katia’s vergiftiging hebben we nog niet gevonden,” zei Lynette.
“Volgens mijn ex staat elk huis vol vergif,” zei Katia. “Heel veel kamerplanten zijn giftig.”
“Die heb je toch ook niet gegeten,” zei ik. “Ik heb je gisteren niet zien ontbijten met een broodje dieffenbachia.”
“Jij hebt mij gisteren sowieso niet zien ontbijten,” zei Katia, “want je was bij Emma.”
“Scherp hoor,” zei ik. “Voor iemand die net uit het ziekenhuis komt. Vannacht had je niet zulke praatjes.”
“Oh ja, jij en Emma, dat was ik in alle consternatie bijna vergeten,” zei Lynette. “Was het leuk? Hebben jullie het gedaan?”
“Dat vraag je niet,” zei Katia geschokt. “Jullie Hollanders zijn altijd zo direct.”
“Nee, Lynette,” zei ik pesterig. “Dat vraag je niet.” Ik pakte een doosje aardappelpuree. “Maart 2007. Wat zullen onze keukenkastjes netjes worden.”
∗
Anderhalfuur later, toen de keukenkastjes uitgesopt en weer ingeruimd waren, vroeg ze het nog een keer. Katia lag op mijn bank en Lynette en ik maakten, met sperzieboontjes uit de diepvries, een uitje en rijst, een lichte maaltijd voor ons drieën. Morticia draaide achtjes rond onze benen, waarschijnlijk in de ijdele hoop dat ze iets lekkers zou krijgen.
“Het was heel leuk,” zei ik voorzichtig.
“Mooi zo.” Ze roerde in de wok waarin de uitjes lagen te fruiten. “Dat verdien je, Lilian. Zijn jullie verliefd?” Ze keek me aan en grijnsde. “Jij in elk geval wel, die blik spreekt boekdelen.”
“Ze heeft me gevraagd of ik dit weekend met haar naar Barcelona wil.”
“Wat romantisch! Dat ga je toch wel doen?”
“Als ik kan. Ik ben bezig met die undercoverklus bij die productiemaatschappij.” Ze keek blanco. Katia had dus echt haar mond gehouden. Zie je wel, Luc, zei ik in gedachten, de Vlaamse is absoluut te vertrouwen.
“Gefeliciteerd,” zei Lynette.
“Waarmee?”
“Met je nieuwe relatie natuurlijk.”
“Nou, relatie, relatie…”
“Hé, ik zeg niet dat je meteen met haar naar het stadhuis moet hollen.” De kookwekker ging en Lynette goot de boontjes af.
“Dat kan ook helemaal niet, want ik héb nog een relatie, weet je nog?” Het klonk vinniger dan ik wilde.
Lynette haalde haar schouders op. “Dat hoeft helemaal geen probleem te zijn. Als je ook van Noor houdt, dan vinden jullie wel een weg. Je hart is groot genoeg. En als straks blijkt dat je niet meer van Noor houdt, dan was die relatie toch al ten dode opgeschreven en dan is het alleen maar goed dat je iemand hebt gevonden die wel bij je past.”
“Nee, dat klinkt geruststellend.”
Ze zuchtte. “Wat ik wil zeggen is: wees eens een keertje blij, je zorgen maken kan altijd nog. Je hebt een hartstikke leuke vrouw ontmoet en het klikt tussen jullie. Ga er gewoon voor.”
“Jij stelt het allemaal wel heel simpel voor,” sputterde ik.
“Het leven is zo moeilijk als je het zelf maakt,” zei ze. “En nu opzij, ik moet boontjes wokken.”
“Maar hoe zit het dan met Katia en jou?” vroeg ik. “Krijgt dat zoenen van zaterdag nog een vervolg?”
“Ik ben niet zo’n langetermijnplanner als jij. Maar ik vind haar wel leuk. Erg leuk.” Ze aarzelde even en zei toen: “Ik schrok me een ongeluk toen je belde dat ze in het ziekenhuis lag.”
“Je kwam inderdaad wel een beetje bezorgd over.” Dat was nog zacht uitgedrukt: Lynette had de halve nacht nagelbijtend door de ziekenhuisgang gelopen en vroeg om de haverklap aan de verpleegkundigen waarom ze niets deden.
“Vind je het gek? Ze is vergiftigd, Lilian. Vergiftigd. Ik zou daar wat zwaarder aan tillen als ik jou was. Wie zegt dat jij niet de volgende bent?”
“Ze had gewoon iets verkeerds gegeten. We hebben nu alles weggegooid, dus het gevaar is geweken.”
“En die thee dan? Als het nou toch de thee was?” Lynette reikte naar het keukenkastje waarin het pakje thee stond, op de bovenste plank, zodat we het niet per ongeluk weer zouden drinken. “Je zei zelf dat je dit nog nooit eerder gezien had. Misschien heeft iemand het er wel expres in gezet, zodat jullie ziek zouden worden. Of zelfs dood zouden gaan.”
“Kom op, je hebt gezien hoeveel rotzooi er in die kastjes stond. Dit kan er een jaar gestaan hebben zonder dat ik het wist.”
Ze zette een schoteltje op het aanrecht, schudde er wat thee op en rook eraan. “Gatverdamme. Dat Katia dat heeft kunnen drinken.” Ze schoofde blaadjes heen en weer met haar vinger.
“Als je denkt dat die thee giftig is, kun je nu misschien maar beter je handen even wassen,” zei ik.
Ze liep naar de kraan en waste haar handen grondig met zeep. Daarna ging ze in het schoteltje staan turen. “Groene blaadjes, paarse blaadjes, gele blaadjes. Dat kan van alles zijn. Heb je een tuinplantenboek?”
Ik schudde mijn hoofd en roerde in de wok. “Volgens mij is dit gaar. We kunnen eten.”
“Toch vind ik het verdacht,” hield Lynette tijdens het eten vol. “Eerst word jij aangereden en vervolgens wordt Katia vergiftigd. Dat kan toch geen toeval zijn?”
“Lilian dacht dat het iets met Emma te maken heeft.” Katia schepte voor de tweede keer op. Ze mocht dan nog een beetje bleek zijn, aan haar eetlust mankeerde niets meer.
“En bedankt hè, ik dacht dat jij zo discreet was.”
“Ik wist niet dat dit een geheim was,” zei Katia.
“Dan nog: mij kun je alles vertellen,” beweerde Lynette. “Waarom denk je dat, van Emma? Oh, wacht eens even…die Janneke natuurlijk. Dat rare mens dat overal opduikt waar Emma ook is.”
“Die zou ik nog voor je natrekken,” herinnerde Katia zich. “Zal ik dat na het eten even doen?”
“Ik weet niet of dat zin heeft,” zei ik. “Ik kan me niet voorstellen dat Janneke hier in huis geweest is om een pakje thee in de kast te zetten.” Ik zei het wel, maar tegelijkertijd zag ik mezelf in gedachten weer in mijn kamer zitten, de dag dat ik uit het ziekenhuis kwam, met het vage gevoel dat alles nét even anders stond.
“Oké, misschien is dat toeval,” zei Lynette, “maar je bent ook nog van je fiets gereden.”
“En ik heb een anonieme brief gekregen.”
Katia’s vork kletterde op haar bord en ze werd nog bleker dan ze al was. “Daar heb je me niets van verteld.”
“Ik dacht dat het niet belangrijk was.”
We waren allemaal even stil.
“Wat stond er in die brief?” vroeg Lynette uiteindelijk.
“Hoer. Met hoofdletters.”
“Verder niks? Geen dreigementen of zoiets?”
“Helemaal niets.”
“Ik denk dat je die Janneke moet natrekken. En vannacht doen jullie de grendel op de deur. Oh, en morgen moet je een slotenmaker bellen.”
“Het bestaat niet dat Janneke een sleutel van ons huis heeft,” zei ik. “Hoe zou ze daar in vredesnaam aan moeten komen?”
“Ze kan kortstondig iets met Debbie gehad hebben,” fantaseerde Lynette. “Of ze heeft je sleutels uit je tas gejat toen jij even niet keek, en snel een afdruk gemaakt. Dat zie je altijd in films.”
“Wanneer zou ze dat gedaan moeten hebben? Ik verlies mijn spullen geen seconde uit het oog.”
Lynette lachte. “Dat is waar. Ik vind jou soms net zo’n vrouw uit de provincie die in Amsterdam in de tram gaat zitten, met haar tas op schoot en allebei haar armen erbovenop.”
“Misschien heeft ze wel zo’n setje,” gooide Katia nog wat olie op het vuur.
“Wat voor setje?” vroeg Lynette.
“Om sloten open te maken,” verduidelijkte Katia. “Lilian heeft het ook, je kunt dat via internet kopen. Dan kunnen we het slot wel vervangen, maar geen enkel slot is opgewassen tegen zo’n setje, zegt Lilian.”
“Shit,” zei Lynette. “Ik wist niet dat zoiets bestond. Echt bestond bedoel ik. Heeft jullie achterdeur trouwens wel een dievenketting? Ik moet er niet aan denken dat ze binnenkomt als jullie thuis zijn.”
“Lopen we nu niet een beetje hard van stapel?” vroeg ik.
“Veiligheid voor alles,” zei Lynette. “Zal ik even afwassen?”
“Van mij mag je,” zei ik. “Ik kom je zo helpen. Eerst moet ik Luc bellen.”
Katia liep naar de bank en klapte haar laptop open. “En ik ga zien of ik iets meer te weten kan komen over Janneke.”
∗
“Je gaat me vast niet vertellen dat de zaak opgelost is,” zei Luc.
“Nee, maar ik ben wel een stuk verder gekomen.” Ik legde uit hoe ik in de homoporno verzeild geraakt was en eindigde met de telefoon van Pim. “Er zaten maar drie nummers bij die ik moet checken, de rest was gekoppeld aan namen. En een van die namen was van iemand die op de lijst van de Eigentijdse Christenen staat.”
“Wie?”
“Dat wil ik je pas vertellen als ik het zeker weet. En bovendien wil jij het eigenlijk niet weten toch?”
“Misschien wel, misschien niet. Dat laat ik aan Dirk-Jan over. Wat is nu je plan?”
“Ik denk dat degene die de geheugenkaart heeft hem op dvd heeft gekopieerd en die dvd naar die persoon van de Eigentijdse Christenen heeft gestuurd, in ruil voor geld,” zei ik. “Het plan is dus nog steeds hetzelfde: geheugenkaart vinden, kopieën vinden. Die geheugenkaart ligt waarschijnlijk ergens bij Rock Hard, want als de film daadwerkelijk in productie genomen wordt, hebben ze het origineel nodig en dus – ”
“Wacht even,” onderbrak hij me. “In productie?”
Ai. Ik was ‘vergeten’ het stukje over The Tourist Trap te vertellen en nu moest het alsnog. Goeie zet, Lilian. Luc vloekte hartgrondig toen hij het hoorde.
“En daarom,” zei ik, “moet ik dus naar die persoon van de Eigentijdse Christenen. Wees niet bang, ik ga gewoon inbreken, net als bij Jeroen en Philip, en ook deze persoon zal niet eens doorhebben dat ik binnen geweest ben.”
“Behalve dan dat jij de dvd gaat jatten,” zei Luc.
“Ik kan er met Katia heen gaan, die kan haar laptop meenemen en de dvd wissen.” Als dat kon, tenminste, want dat had ik haar nog niet gevraagd.
“Wat moet, dat moet,” zei Luc. “Doe maar. Ik wil niet weten wie het is voor je geweest bent. En wees alsjeblieft, alsjeblieft voorzichtig. Dirk-Jan mag hier op geen enkele manier achterkomen, en die persoon al helemaal niet. Man, wat zal ik blij zijn als deze nachtmerrie voorbij is. Hij gaat toch voorbij?”
“Natuurlijk,” zei ik.
“Dat wilde ik horen.” Hij klonk eerder uitgeblust dan gerustgesteld. “Hoe gaat het verder met je? Is je hoofdpijn al over?”
“Zo goed als.”
“En je amourette? Affairette?”
“L’amour de ma vie bedoel je?”
Het deed me goed hem te horen lachen. “Ik dacht dat jij geen Frans sprak.”
“Alleen als het me uitkomt.”
“Timmer,” riep Katia vanuit haar kamer.
“Ik moet ophangen,” zei ik. “Katia heeft een doorbraak. In een andere zaak.”
“Oh,” zei Luc quasi-beledigd. “Dus ik ben niet je enige.”
Ik lachte. “Ik hou je op de hoogte.”
“Lilian…” Hij klonk serieus. “Probeer niet te veel te piekeren over wat je hebt met Emma. Geniet er gewoon van.”
Dat was de tweede die zoiets zei. Was ik dan zo zwaar op de hand? Ik beloofde dat ik mijn best zou doen en hing op.
“Ze heet Janneke Timmer,” zei Katia toen ik haar kamer binnenkwam. “Ze woont in Leeuwarden.”
“Zo, die moet voor zo’n concert een flink eind rijden dan,” zei Lynette.
“Ze is zesentwintig. Werkt in een callcenter. Studie HEAO niet afgemaakt. Wat is HEAO?”
“Iets economisch,” zei Lynette. “Ga nou maar verder.” Terwijl ze het zei, realiseerde ze zich dat ze eigenlijk niets met het hele probleem Janneke te maken had. Ze glimlachte verontschuldigend. “Ik vind het gewoon spannend.”
“Janneke Timmer,” ging Katia verder, “is lid van een groep Emma-fans op internet en ze doet aan vechtsport. Kung Fu.”
“Wauw,” verzuchtte Lynette. “Wat mensen toch allemaal over zichzelf op internet zetten. Kun je ook uitzoeken of ze zo’n setje heeft besteld?”
Katia grijnsde. “Ik veronderstel dat je geen lingeriesetje bedoelt.” Ze vroeg me de url van de webshop waar ik het Easy Picking setje gekocht had, en liet er een programmaatje op los. “Niets,” zei ze een minuut later. “Als je dat soort spullen verkoopt op internet moet je goed beveiligd zijn, dat is evident.”
“Dus ze heeft de sleutels,” zei Lynette.
“Als zij het geweest is,” zei ik.
“Laten we daar even vanuit gaan, anders komen we nergens,” zei Lynette. “Dus als zij de sleutels heeft, dan moet ze die gepikt hebben. Van jou of van Katia.”
“Ik kom nooit ergens,” zei Katia. “Alleen hier en op mijn werk. En zaterdag, met jullie, in Amsterdam.”
“Ik had donderdag al het idee dat er iemand in huis geweest was,” zei ik. “Dus Amsterdam kunnen we schrappen.”
“Tenzij je donderdag gewoon wartaal uit liep te slaan en Janneke wél na zaterdag hier geweest is,” zei Lynette. “Hé, niet zo verontwaardigd kijken, het is een hypothese en ik wil alleen maar helpen. Het kan toch?”
Ik zuchtte. “Het is allemaal wel erg vergezocht. Janneke die sleutels pikt, toevallig iets op zak heeft waarmee ze een afdruk van de huissleutel kan maken – ze weet dus welke sleutel de huissleutel is, of ze maakt afdrukken van alle sleutels – en die vervolgens de sleutels weer terugstopt, zonder dat wij er ook maar iets van merken. Oh, en daarna gaat ze naar ons huis om een pakje verdachte kruidenthee in het keukenkastje te zetten.”
“Mijn sleutels kan ze niet gepikt hebben,” zei Katia. “Want die zaten in mijn broekzak.”
“Nou je het zegt, de mijne zaten in de zak van mijn spijkerjack. Daar gaat je hypothese, Lynette.”