Op de mat lag een envelop met een Belgische postzegel. Hij was geadresseerd aan mevrouw C.J.M. Van Hove. Ik raapte hem op en aaide Morticia, die zoals gewoonlijk al bij de voordeur had staan wachten toen ik binnenkwam. Ik verruilde mijn natte kleren voor een droge joggingbroek en T-shirt en liep met de brief naar boven. Vanuit Katia’s kamer kwam het geluid van de televisie. Zo vaak had ik Dr. Phil niet gezien, maar ik wist vrijwel zeker dat het zijn stem was. Ik klopte op de open deur. Er begon net een reclameblok.
“Kom je Dr. Phil kijken?” vroeg Katia.
“Als het mag. Ik kan wel wat afleiding gebruiken.”
“Je zaak?”
“Onder andere. Hier, post voor jou. Ik wist helemaal niet dat jouw voorletter een C was.”
“Catharina Johanna Maria.” Ze pakte de envelop aan en legde hem op het tafeltje naast de bank. “Ik ben katholiek opgevoed. Heb jij geen doopnamen?”
Doopnamen. Dat ik daar niet aan gedacht had. “Weet jij wat de doopnaam van Jeroen kan zijn?”
Ze haalde haar laptop uit de rugzak die op de grond voor de bank stond, klapte hem open, wachtte tot hij opgestart was en tikte iets in. “Hiëronymus?”
“Natuurlijk. Jeroen Bosch.”
“Wie is dat?”
“Een schilder. Jeroen of Hiëronymus Bosch. Die schilderde placemats. Nou ja, geen placemats, want het was in de middeleeuwen of zoiets, maar nu krijg je in familierestaurants nog wel eens een Jeroen Bosch-placemat.”
“Ah ja, net als Rubens. Dus je moet de lijst nog eens doornemen en nu alle H’s gaan checken,” zei Katia.
Ik knikte. “En de P’s ook maar voor de zekerheid, misschien zit Philip ertussen. Echt een fijn klusje om morgen mee te beginnen.”
“Wil je cola?” Ze stak me een fles toe. “In de kast staan glazen.”
Ik liep naar Debbies paarse dressoir, waar de glazen achter een glas-in-looddeur stonden en koos een ouderwets glas met een tekening van een boerinnetje erop. De tekst Hindeloopen eronder was vervaagd, maar je kon hem nog net lezen.
“Waar gaat Dr. Phil over?” Ik schonk mijn glas vol en ging naast Katia op de bank zitten, een met goudkleurig fluweel bekleed protserig gedrocht dat Debbie voor een habbekrats op de kop had getikt bij een rommelmarkt in een dorp, twintig kilometer verderop. Het busje dat ze had moeten huren om het gevaarte thuis te krijgen had twee keer zo veel gekost als de bank zelf.
“Hij probeert een vrouw te laten inzien dat ze haar ex moet vergeten.”
“Een leuke vrouw?”
“Kijk zelf maar, het begint weer.”
“Hey, welcome back,” zei Dr. Phil. “Voor de pauze praatten we met Melissa. Haar vriend Jeffrey verliet haar na zes maanden voor een andere vrouw. Dat is nu anderhalf jaar geleden en Melissa heeft de breuk nog steeds niet verwerkt. Melissa, vertel ons eens hoe jouw dag eruitziet.”
“Zodra ik wakker ben stuur ik Jeffrey een SMS-je,” zei Melissa, een doorsnee-talkshow-Amerikaanse twintiger: lang krullend haar, strak in de make-up, iets te krappe kleding voor haar figuur, dat een beetje aan de mollige kant was. “Om hem te vertellen dat ik hem mis en hem een fijne dag te wensen.”
“Let me get this straight,” zei Dr. Phil. “Dit doe je dus al anderhalfjaar lang, elke ochtend?”
“Ik SMS hem een paar keer per dag,” zei Melissa. “En ‘s-avonds voor ik ga slapen, om hem welterusten te wensen. En ik mail hem elke dag foto’s van onze hond, want die hebben we samen gekocht toen hij nog een puppy was. Die mist hem heel erg.”
“Oké,” zei Dr. Phil, “over hoeveel SMS-jes hebben we het dan? Vijf?”
“Nou, eerder tien,” zei Melissa.
“Tien SMS-jes per dag, anderhalfjaar lang. Je hebt hem alles bij elkaar dus meer dan vijfduizend SMS-jes gestuurd. And how is that working out for you?”
“Nu gaat ze huilen,” voorspelde Katia.
Melissa kwam in close-up in beeld, een traan rolde over haar wang. “Jeffrey sms’t me nooit terug.”
“Is het niet zo,” vroeg Dr. Phil, “dat je een straatverbod hebt gekregen omdat je Jeffrey en zijn nieuwe partner – met wie hij overigens drie maanden geleden getrouwd is – maandenlang lastigviel bij hun huis?”
Het publiek reageerde geschokt.
“Ik wilde gewoon weten hoe het met hem ging,” verdedigde Melissa zich. “Hij had mijn SMS-jes en mijn mailtjes toch kunnen beantwoorden? Dan had ik niet naar zijn huis hoeven gaan.”
“Ik ben bij Jeffrey op bezoek geweest,” zei Dr. Phil, “om zijn kant van het verhaal te horen. Kijk maar met me mee.”
Jeffrey bleek een beetje een sullige jongen, die vooral vond dat het moest ophouden. Melissa beperkte zich niet tot SMS-jes en mail, ze stuurde hem afwisselend cadeautjes en dreigbrieven en verzon de meest bizarre wraakacties. “Ze heeft hier een keer een zak kleren laten afgeven voor Jessica,” vertelde hij, “met een briefje erbij, waarin stond Je houdt toch zo van afdankertjes. Ik heb al minstens tien keer mijn telefoonnummer laten veranderen, maar ook al is het een geheim nummer, ze komt er toch achter. En ze belt me op mijn werk, ze belt mijn ouders, mijn vrienden, mijn collega’s, ze belt iedereen.”
In een hoekje van het beeld keek Melissa schijnbaar onaangedaan naar de monitor.
Dr. Phil vroeg wat Jeffrey Melissa wilde zeggen. Jeffrey keek recht in de camera en lepelde op wat hij ingestudeerd had: “Melissa, we hebben geen relatie meer. Ik ben getrouwd met Jessica. Ik hou van haar en we krijgen een baby. Val ons niet langer lastig en ga verder met je eigen leven.”
Applaus vanuit de studio.
“We gaan er even tussenuit,” zei Dr. Phil. “Straks ziet u hoe Melissa reageert op Jeffrey’s boodschap. Blijf bij ons.”
“Je zult zo’n ex hebben,” zei ik, toen de reclame begon.
Katia zette het geluid van de tv uit en haalde haar schouders op. “Iedereen heeft toch wel eens zoiets meegemaakt.”
“Ik niet,” zei ik, hoewel ik er niet zeker van was dat Noor zich zonder slag of stoot zou neerleggen bij mijn – eventuele – beslissing om het uit te maken. “Zou die Melissa tijdens de relatie ook al zo obsessief zijn geweest?”
“Daar ging het over voor jij binnenkwam,” zei Katia. “Ze was een control freak. Daarom ging het ook niet goed.”
“Dat kind heeft hulp nodig.”
“Daar gaat Dr. Phil voor zorgen,” zei Katia met grote stelligheid.
“Jij hebt wel veel vertrouwen in Dr. Phil.”
“Ik ben een Dr. Phil expert,” zei ze. “Geloof me, hij vindt altijd een oplossing.”
“Wat zou jij doen als je zo’n ex had?” vroeg ik, geïntrigeerd door haar opmerking dat iedereen wel eens zoiets meegemaakt moest hebben.
Katia gaf geen antwoord en stond op. “Ik heb goesting in eten. Ik ga nog even chips uit de keuken halen voor het weer begint.”
Zo gemakkelijk kwam ze niet van me af. “Zijn jij en je ex eigenlijk goed uit elkaar gegaan?” vroeg ik, toen ze terugkwam met een zak wokkels en een grote schaal.
Ze ging weer zitten. “Mijn ex was heel zorgzaam en lief, maar net zo’n control freak als die Melissa. Ik kreeg het daar benauwd van, dus ik ben het afgetrapt.”
“Dat betekent dat je uitgemaakt hebt?”
Ze knikte. “Ik heb nog tot op het laatste moment getwijfeld, maar eigenlijk wist ik dat het zo niet kon doorgaan, dat het gedaan moest zijn.” Ze keek naar de tv en zette het geluid weer aan.
“Hij houdt van mij,” zei Melissa. “Hij is het alleen even vergeten. Die relatie met Jessica is een fase.”
Een kwartier lang probeerde Dr. Phil op haar in te praten. Melissa was behoorlijk volhardend en het publiek reageerde alsof het een voetbalwedstrijd was. Dr. Phil haalde alles uit de kast, zei dat ze eerlijk tegen zichzelf moest zijn (gejuich en applaus), vroeg of ze bereid was te veranderen (Melissa begreep niet waarom zij moest veranderen, hij was toch weggegaan?
Boe-geroep, één huilende mevrouw in het publiek), vertelde dat ze zichzelf voor de gek hield en daarmee moest ophouden (bijval), kreeg haar uiteindelijk aan het huilen en kopte het doelpunt in met een ‘What I need to hear from you is: are you willing to change, are you prepared to change?’
Het publiek was doodstil toen Melissa snikkend beloofde dat ze in therapie zou gaan.
“Het wordt hard werken,” waarschuwde Dr. Phil. “Weet je zeker dat je eraan toe bent? Kun je dat vanuit je hart zeggen tegen Jeffrey, tegen ons en tegen iedereen die kijkt?”
Melissa slikte, keek recht de camera in en zei: “Jeffrey, ik ga in therapie.” De aftiteling begon. Dr. Phil zei nog iets tegen Melissa en sloot het programma af.
“Eind goed, al goed.” Ik schonk nog een glas cola in. “Jij ook?”
Katia schoof haar glas naar me toe.
“Ik zat te denken, hè…Is er geen snellere manier om die voornamen te checken?” vroeg ik. “Eigenlijk heb ik niet zo’n zin om weer een halve dag telemarketeer te spelen en achter H’s en P’s en F’s aan te bellen.”
“Weet je hoeveel het er zijn?” vroeg Katia.
“Geen idee.”
“Ik kan je wel helpen,” zei ze. “Dat duurt net zo lang, maar met twee zijn we toch sneller klaar.”
“Ga jij ook bellen dan?”
Ze glimlachte mysterieus. “Ik heb zo mijn methodes.”
∗
Met z’n tweeën ging het inderdaad een stuk sneller, merkte ik de volgende dag. Katia had de P’s en F’s voor haar rekening genomen en zonder ook maar één telefoontje te plegen alle voornamen gevonden; er zat geen enkele Philip bij. Ik had me op de H’s gestort. H.I.J. Versteegen was de laatste H. op de lijst. Tot nu toe had ik één H. gevonden die Jeroen bleek te heten, Jeroen van der Linden uit Amersfoort. Verder had ik een hoop Henken, Hendriks en Hermans voorbij horen komen. Ik toetste het nummer van H.I.J. Versteegen uit Nijmegen. Met zulke voorletters moest je wel homo zijn. Ik moest lachen om mijn eigen grapje en miste bijna de boodschap: “Dit is het antwoordapparaat van Jeroen en Philip. Laat een bericht achter na de toon.”
∗
Luc belde pas om half-vier terug, vierenhalf uur nadat ik hem gesms’t had, maar hij kwam wel meteen ter zake: “Wat voor doorbraak?”
“Ik heb het adres van Jeroen en Philip. Het lijkt me handig als we even bespreken wat ik nu ga doen.”
“Oké. Ik ga zo weer een vergadering in, maar daarna ben ik klaar. Over anderhalf uur? Ik heb wel zin om iets te drinken. Café Dinsdag zit toch niet zo ver van jouw kantoor vandaan?”
“Ik zie je daar om vijf uur.”
“Zo, Lilian,” zei Sandra toen ik om kwart voor vijf langs de receptie liep. “Heb je een vrije middag?”
“Jij bent ook nog laat aan het werk,” kaatste ik terug.
Ze trok een gezicht. “Er komt zo nog iemand naar een kantoor kijken. Die moet ik rondleiden. Volgens mij is het die vrouw die zo binnenkomt. Die ziet er niet uit of ze genoeg geld heeft om hier een kantoor te huren.”
“Dat weet je nooit.” Ik keek naar buiten. De potentiële nieuwe huurster kwam de trap op. Ze droeg een lange zwarte jas en een hoofddoekje. Haar gezicht kwam me vaag bekend voor, maar ik kon het niet thuisbrengen. Misschien woonde ze bij me in de buurt en had ik haar ooit in de supermarkt gezien, zo groot was de stad nou ook weer niet.
“Ik moet gaan,” zei ik op het moment dat de vrouw met de hoofddoek de deur opendeed. “Ik heb een afspraak, met een klant.”
“In een kroeg zeker,” zei Sandra. “Altijd hetzelfde met die ZZP’ers. Al hun geld opzuipen en maar klagen dat ze zo weinig verdienen.”
“Café Dinsdag.” Ik lachte liefjes naar haar. “Werk ze nog, hè.”
∗
Ik voelde dat mijn hart sneller begon te kloppen toen ik mijn fiets tegen een lantaarnpaal parkeerde. Café Dinsdag, realiseerde ik me, zou vanaf nu altijd onlosmakelijk verbonden zijn met Emma. Ik duwde de zware deur open en keek de ruimte in.
Remco stond zelf achter de bar. Op het podium waar Emma gespeeld had, stonden nu tafeltjes en stoelen. Aan een daarvan zat Luc, onberispelijk gekleed als altijd en met een ontspannen blik op zijn gezicht. Niets verraadde dat hij brandde van nieuwsgierigheid. Ik ging bij hem zitten en we bestelden koffie.
Remco zette twee koppen koffie voor ons neer en keek me onderzoekend aan. “Jij was hier toch zaterdag ook? Jij was dat kennisje van Emma, toch? Die vrouw die ze nog van vroeger kende?”
“Dat ben ik, ja,” zei ik zo nonchalant mogelijk, maar ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen.
“Volgens mij vond ze het heel leuk om je weer te zien,” zei Remco met een blik die van alles kon betekenen. “De rest van de avond heeft ze het alleen maar over jou gehad.”
“Emma?” vroeg Luc, toen Remco weg was. “Jij bent toch met Noor?” Hij slaagde erin om zijn afkeuring in die vijf woorden duidelijk te laten blijken.
“Lang verhaal.”
“En dat ga je me straks van begin tot eind vertellen, girlfriend. Zodra je me uitgelegd hebt hoe dat zit met die doorbraak.”
Ik vertelde hem hetzelfde als ik al door de telefoon gezegd had: dat we de bezettingslijst van De Vijf Eiken hadden gecheckt en op Jeroen en Philip gestuit waren.
“We?” vroeg Luc.
“Ik heb een computerexpert ingeschakeld,” zei ik, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was. “Om die lijst van De Vijf Eiken te krijgen.”
“Weet die expert waar je die lijst voor nodig had?”
Shit, waarom lette ik niet beter op mijn woorden? Ik ben verschrikkelijk slecht in liegen tegen vrienden. “Ja. Je kent haar wel. Katia, die Belgische die op Debbies huis past.”
“Dus jij hebt tegen mijn uitdrukkelijke wens in toch met iemand over deze zaak gepraat.” Luc gooide een zoetje in zijn koffie en begon driftig te roeren. “Iemand die ik vóór dat etentje bij Debbie vrijdag nog nooit gezien had. Hoe lang ken je die Katia eigenlijk?”
“Even denken, wat is het vandaag?”
“Donderdag.”
“Precies een week.” Ik probeerde zoveel mogelijk zelfverzekerde nonchalance in mijn stem te leggen, maar hij trapte er niet in.
“Hoe weet je dat ze te vertrouwen is? Jezus, Lilian.” Hij schudde zijn hoofd.
“Ik heb mensenkennis. En trouwens, zonder haar had ik Jeroen en Philip nooit zo snel gevonden. Maak je niet zo druk om hoe ik aan de informatie kom, laten we bespreken wat ik verder ga doen.”
Hij zuchtte. “Wat stel je voor?”
“Dat ik daarheen ga, wacht tot ze niet thuis zijn, inbreek en kijk of de geheugenkaart daar is.”
“Geheugenkaart?”
Oh jee. Nu zou ik hem eigenlijk moeten vertellen dat ik met Katia naar de dvd gekeken had, dat zij opgemerkt had dat de camera zich in die bungalow, die een exacte kopie was van de hare, nergens anders had kunnen bevinden dan bovenop de spiegel en dat het dus geen erg grote camera geweest moest zijn maar een klein videocameraatje of een mobieltje, en die schrijven bestanden weg naar een geheugenkaart. In plaats daarvan liet ik hem het denkwerk doen: “Jij hebt geen camera gezien, weet je nog?”
“Nee. Dat had ik je al gesms’t.”
“Dus kon het geen grote camera zijn, want die zouden jullie gezien hebben en dan waren jullie linea recta weer naar huis gegaan.”
Hij dacht na. “Nee. Behalve als de camera in het huisje daarnaast stond, of als er door het raam gefilmd werd.”
“Ik ken die huisjes een beetje…” begon ik. Hij keek me verbaasd aan. “Vroeger een keer geweest met mijn ouders,” mompelde ik, vurig hopend dat hij het zou geloven. “En ik weet hoe ze ingedeeld zijn. Door het raam zou je nooit het bed op die manier in beeld hebben. Dan zou je het voeteneind rechts moeten zien in plaats van onder in beeld. Die camera kan nergens anders gehangen hebben dan in de buurt van de spiegel tegenover het bed.”
“En dus kan het een heel kleine camera geweest zijn,” concludeerde Luc eindelijk. “Een mobieltje misschien?”
“Ik denk dat het een simpel cameraatje was, maar wel iets beter dan het gemiddelde mobieltje. Zo eentje met een geheugenkaart.”
“Goed,” zei Luc. “Ik wil dat je die geheugenkaart vindt en leegmaakt, of nog beter, vervangt door een lege. En hetzelfde doe je met de eventuele kopieën op dvd. Als Jeroen en Philip merken dat de film weg is, verzinnen ze vast iets nieuws. Dus moeten we ze laten denken dat alles in orde is.”
“Op zich is het een briljant plan, maar dan moet ik dus twee keer naar Nijmegen. Eerst inbreken en uitzoeken van welk merk de geheugenkaart is en hoeveel dvd’s er zijn en zo ja, van welk merk, en dan nog een keer terug om alles te vervangen.”
“Daar komt het wel op neer, ja.”
“Wat doen we als de geheugenkaart daar niet is?”
“Dan moet je uitzoeken waar het ding wel is.”
“Maar zonder dat aan Jeroen en Philip te vragen, neem ik aan.”
“Uiteraard.” Luc wenkte Remco. “Jij nog koffie?”
“Weet je,” zei Luc, toen Remco de koffie had gebracht, “eigenlijk ben ik al een stuk geruster nu je weet waar Jeroen en Philip wonen. Het voelt of de zaak al opgelost is.”
Ik grijnsde. “Dat effect heb ik vaker op mensen. Dat is de vakvrouw in mij.” Ik voelde toch de behoefte om hem te waarschuwen. “Het gaat echt nog wel even duren, hoor. Misschien moet ik hele dagen in Nijmegen doorbrengen zonder dat er ook maar één kans is dat ik het huis in kan.”
Ik kon Katia natuurlijk best van tevoren laten uitzoeken of Jeroen en Philip ergens werkten en zo ja, waar en op welke tijden, maar dat vertelde ik Luc niet. Hij zou een hartverzakking krijgen.
“Jaja, dat weet ik allemaal wel,” zei Luc. “Ik probeer je duidelijk te maken dat ik het volste vertrouwen in je heb.”
“Nou, dankjewel.”
“En ga me dan nu maar eens vertellen wie Emma is.”
Eigenlijk moet je niet met klanten over je liefdesleven praten, maar Luc was in de eerste plaats vriend en pas sinds kort klant, dus ik besloot dat het wel mocht. “Emma is een oude liefde.” Ik deed hem in grote lijnen uit de doeken hoe het tussen Noor en mij ging en wat er zaterdag gebeurd was.
“Ik heb die Noor altijd ongeschikt voor je gevonden,” zei hij.
“Dat had je dan ook wel eens eerder mogen zeggen.”
“Alsof je daarnaar geluisterd had. Je zegt altijd dat ik geen verstand heb van relaties.”
“En dat is ook zo. Die hele Dirk-Jan-toestand onderstreept dat nog maar eens.”
“Hé, we hadden het niet over mij, maar over jou. Ik vind dat je best iets met die Emma kunt beginnen.”
“Hallo, ik heb dus nog wel een relatie die ik niet kan uitmaken omdat ze ergens in Azië zit.”
“En wat is zij daar aan het doen, denk je? En met wie? Wacht even, hier moet drank bij.” Luc riep Remco en we bestelden wijn.
“Zij doet niks. Ze belt me om de haverklap om me mee te delen dat ze me zo mist en dat ik daarheen moet komen.”
“Dat kan net zo goed uit schuldgevoel zijn. Maar dan nog: als jij Emma wilt en Emma wil jou, dan is de zaak toch duidelijk?”
“Gewoon in een andere relatie stappen zonder dat de oude netjes afgerond is,” zei ik. “Dat lijkt jou het beste om te doen?”
“Relatie, relatie…waarom doen jullie lesbo’s altijd zo moeilijk? Maak gewoon een beetje plezier met die vrouw, en of het een relatie wordt, dat zie je dan wel weer. Het kan ook een affairette worden, of desnoods een amourette, als je echt denkt dat je verliefd bent.”
Ik schoot in de lach. “Me no speak French. Wat is het verschil?”
“Een affairette is een kleine affaire die niks voorstelt, puur voor de seks. Een amourette…nou ja, dat spreekt voor zich lijkt me: een korte maar heftige liefde.” Hij zag mijn gezicht. “Ach, jij gaat natuurlijk voor levenslang. Ja, dan zul je een keuze moeten maken. Arm kind, wat maak je het jezelf toch moeilijk.”
“Ja, ja, ja. Over amourettes gesproken: hoe heb jij die Dirk-Jan eigenlijk ontmoet?”
“Zweer je dat je het aan niemand zult vertellen?”
“Begin je weer? Natuurlijk vertel ik het aan niemand.” Ik keek rond in de kroeg. “En volgens mij luistert er ook niemand mee.”
“In de kerk.”
“Wat?”
“Johan werd begraven. Die ken je niet, geloof ik.”
“Was-ie ziek?”
“Ja en nee,” zei Luc cryptisch.
“Dat kan niet. Of je bent ziek, of je bent het niet.”
“Hij was bekeerd in zo’n christelijk kamp waar ze homo’s bekeren.”
“Ik dacht dat die alleen in Amerika bestonden.”
Luc schudde zijn hoofd. “Tegenwoordig heb je hier ook zo’n club die van die kampen organiseert. In Zeeuws-Vlaanderen.” Hij kuchte. “Johan ging daarheen, liet zich bekeren, kwam terug, werd verliefd en pleegde zelfmoord. In zijn afscheidsbrief stond dat hij niet kon leven met zijn eigen zondigheid. Als dat niet ziek is, dan weet ik het ook niet meer.”
“Zielig,” zei ik. “Zo’n einde gun je toch niemand. Maar goed, Johan werd dus begraven.”
Luc dronk zijn glas leeg. “Met een kerkdienst erbij, want hij was sowieso al christelijk opgevoed en nu dus bekeerd. En Dirk-Jan was daar ook. Het was meteen raak. Ik zag hem in die kerkbank zitten, hij keek me aan met die prachtige blauwe ogen van hem en ik dacht: dat is mijn man.”
“Waar was zijn vrouw dan?”
“Die zat naast hem,” zei Luc, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld was.
“Wat moest Dirk-Jan op de begrafenis van een bekeerde homo?”
“Het was werk. Hij is de initiatiefnemer van die kampen.”
Natuurlijk. Stomme vraag, Lilian.
“En als je zegt dat het meteen raak was, dan bedoel je…”
“…dat ik hem gepijpt heb in een bosje achter de kerk, terwijl zijn vrouw met de dominee stond te ouwehoeren. Oh, man, dat was zó geil.” Hij zuchtte dromerig.
“Eigenlijk,” zei ik, “zijn dit dingen die ik liever niet wil weten.”
Luc hoorde het niet. “Vind je niet dat hij een goddelijk lijf heeft? En die pik, Lilian…Oké, oké, ik hou al op.”