Vier

“De makers van deze film hebben wel érg goed naar Ocean’s Eleven gekeken. En twaalf, en dertien.” Lynette rekte zich uit en bestudeerde de tweede dvd. “Ik hoop dat deze origineler is. Zal ik nog een fles wijn halen?”

“Doe maar. En neem dan meteen wat hapjes mee.” Ik stond op, nam de dvd van haar over en liep naar de speler.

Katia en ik zaten klaar voor de tweede film toen Lynette weer binnenkwam met een fles wijn en een dienblad met toastjes, kaas en een paar bakjes met salade.

“Ik wist niet of jullie per se vlees wilden,” zei Katia. “Dat heb ik dus maar niet meegenomen. Verder is er van alles.”

“Ik ben flexitariër.” Lynette plofte weer tussen mij en Katia in op de bank en besmeerde een toastje met eiersalade.

“Flexitariër? Is dat een echt woord?” vroeg Katia.

“Elk woord dat mensen gebruiken is echt,” zei Lynette toen ze haar mond leeg had. “Oh ja.” Ze zwaaide met een mobieltje. “Toen ik in de keuken was, begon-ie te piepen. Een van jullie heeft een sms, denk ik. Vast van een aanbidder.”

“Dat is de mijne.” Katia nam het mobieltje van haar aan, las de sms, werd lijkbleek en stopte het toestel in haar broekzak.

“Geen aanbidder,” concludeerde Lynette.

“Problemen?” vroeg ik.

Katia haalde haar schouders op. “Niets belangrijks.” Ze gaapte. “Ik ga naar bed. Die andere film zie ik wel een andere keer.”

“Wat stond er in die sms?” vroeg ik toen ze de kamer uit was.

“Geen idee,” zei Lynette.

“Je zat naast haar. Je hebt toch wel meegelezen?”

“Sms’jes voor anderen lees je niet. Dat is privé.”

“Ik lees altijd SMS-jes van anderen, vooral als ze naast me zitten,” zei ik. En boodschappenlijstjes van andere mensen, alles wat mensen in de trein of in de bus lezen, van vergaderstukken tot boeken, voegde ik er in gedachten aan toe. Het verbaasde me dat Lynette dat niet deed.

“Jij hebt last van beroepsdeformatie. Wat weet je eigenlijk van Katia? Ze zou best een seriemoordenaar kunnen zijn.”

“Niets. Ik heb volledig vertrouwd op mijn mensenkennis. Ik denk dat er iets met haar aan de hand is, maar volgens mij niet iets gevaarlijks.” Ik vertelde dat Katia op stel en sprong Antwerpen had verlaten om hier een compleet nieuwe start te maken. “Maar dat heeft ze je vast gisteren al verteld.”

Lynette schudde haar hoofd. “Daar hebben wij het helemaal niet over gehad.”

“Waar dan wel over?”

“De verschillen tussen België en Nederland, muziek, boeken…dat soort dingen. Het was een heel geanimeerd gesprek.” Ze zweeg even. “Wat denk jij dat er gebeurd is?”

“Het moet iets drastisch zijn. Relatie uit. Of iemand heeft haar belazerd, criminelen zitten achter haar aan omdat ze getuige is geweest van een moord, ze heeft ergens geld achterovergedrukt…”

“Of drugs,” vulde Lynette aan. “Dat hoop ik niet, want dat geeft alleen maar ellende. Voor drugs lijkt ze me het type niet, maar je kunt je vergissen natuurlijk. Wacht eens. Ze werkt toch met computers?”

“Een hacker. Dat zou heel goed kunnen. Ze schrijft beveiligingssoftware. Maar hackers krijgen geen verontrustende SMS-jes.”

“Behalve dan van collega-hackers. Ik denk dat het toch iets met een relatie is. Zullen we die film starten?”

De film ging – hoe toepasselijk – over spionage met computers en was net zo ongeloofwaardig als de eerste, maar een stuk minder onderhoudend. Gelukkig duurde hij nog geen anderhalf uur.

“Heb je zin om nog even iets te gaan drinken? Het is pas elf uur, de hele avond ligt nog voor ons,” zei Lynette toen de aftiteling over het scherm rolde.

“Ik ben nog aan het bijkomen van gisteren. Die punch van jou is vergif.”

“Stel je niet aan. Ik heb er veel meer van gedronken dan jij en ik heb nergens last van. Jij gaat gewoon te weinig uit.”

“Het regent.”

“Daar hebben ze paraplu’s voor uitgevonden. Ga nou maar gewoon mee. Volgens mij treedt er iemand op in Café Dinsdag. Een singer/songwriter. Meisjes met gitaren, daar hou jij toch van?”

Ik pakte mijn schoenen. “Oké. Als ik geen alcohol hoef te drinken.”

De regen had weinig mensen ervan weerhouden om een bezoekje aan het café te brengen: Dinsdag was afgeladen. Ik was er al een tijd niet meer geweest, maar ik kon me niet herinneren dat het er ooit zo druk was. Dat gitaarmeisje moest wel heel veel fans hebben.

“Is ze goed?” vroeg Lynette aan een meisje.

“Emma? Ze is fantastisch. Ze gaat zo aan haar tweede set beginnen.”

“Grappig,” zei ik, terwijl we ons een weg naar voren baanden. “Ik heb een ex die Emma heet. Die speelde ook gitaar.” Ik had jaren niet meer aan haar gedacht, het was al zo lang geleden dat ik niet eens meer wist wie het had uitgemaakt en waarom. Het moest een jaar of tien geleden geweest zijn, want we waren collega’s bij een ingenieursbureau waar ik als uitzendkracht werkte. Emma had donkerbruine krullen en een verpletterende glimlach. Ik was als een blok gevallen voor haar ontwapenende persoonlijkheid.

“Misschien is het wel dezelfde,” zei Lynette. “Daar komt ze.”

Een klein figuurtje met een gitaar kwam het podium op. Ze droeg een lichte spijkerbroek en een gebloemd bloesje en ik herkende haar onmiddellijk. De krullen had ze nog, haar glimlach was nog even adembenemend als toen en had hetzelfde effect als tien jaar geleden, toen ik haar voor het eerst gezien had.

“En?” vroeg Lynette, vanuit een totaal andere dimensie.

“Wat?”

“Is het dezelfde?”

Ik kon alleen maar knikken en hield mijn blik gericht op het podium, waar Emma begon te spelen. Haar gitaarspel was enorm vooruitgegaan. Ik kon mijn ogen niet afhouden van haar soepele vingers die doelgericht over de snaren bewogen. Drie kwartier lang was ik in een soort trance, volledig betoverd door de combinatie van haar fenomenale gitaarspel en haar warme stemgeluid.

“Wauw, dus dat is jouw ex,” verzuchtte Lynette toen het applaus wegstierf. “Denk je dat ze je nog herkent?”

Ik dacht eigenlijk van niet, maar Emma kwam recht op me aflopen, pakte me vast, kuste me op beide wangen en keek me stralend aan. “Hoe gaat het met jou? Hoe vond je het optreden?”

“Goed,” stamelde ik. “Ik bedoel: geweldig. Ik bedoel: het optreden was geweldig, met mij gaat het goed.”

“Ik hoopte dat je hier zou zijn,” zei ze. “Ik had natuurlijk geen idee of je hier nog woonde, maar je hebt altijd een speciaal plekje in mijn hart gehouden en het leek me leuk om je weer eens te zien.”

Nu wist ik het weer. Emma was verhuisd en onze relatie was daardoor gewoon opgehouden. In het begin hadden we elkaar elke dag gebeld. Elke dag werd om de dag, om de paar dagen, om de week. We hadden elkaar nog twee keer gezien, maar onze relatie bleek niet bestand tegen een fysieke afstand van zestig kilometer.

“Ik wist helemaal niet dat je muzikant geworden was. Ben je ook nog secretaresse?”

“Dat ben ik maar een paar maanden geweest. Nadat ik verhuisd was, ben ik weer gaan studeren. Conservatorium. En nu ben ik dus beroepsmuzikant. Ik woon tegenwoordig in Amsterdam, in de Jordaan.”

Het meisje dat had gezegd dat Emma fantastisch was, kwam naar ons toe. “Goed optreden,” zei ze verlegen.

“Dank je, eh…Janneke was het toch? Leuk dat je er weer bent. Ik ben even in gesprek met een oude vriendin, ik spreek je later wel, oké?” Emma pakte mijn hand. “Kom anders even mee naar mijn kleedkamer,” ze glimlachte, “of wat daarvoor door moet gaan. Dan kunnen we even rustig bijpraten.”

“Gaan,” seinde Lynette met haar ogen.

Ik liet me gewillig meevoeren, nagekeken door een grijnzende Lynette en een hevig verongelijkte Janneke.

Emma’s kleedkamer was eigenlijk de huiskamer van Remco, de kroegeigenaar. Emma gebaarde naar de bank, een tweezitter. “Ga zitten. Cola?” Ze hield de fles omhoog. “Dat dronk je vroeger altijd.”

“Nog steeds.”

Ik keek naar haar terwijl ze de glazen volschonk en vroeg me af hoe ik haar ooit had kunnen vergeten. Flarden van liedjes schoten door mijn hoofd. Daar gaat ze, en zoveel schoonheid heb ik nooit gezien. En waar ze loopt te wandelen raakt de natuur van slag. ‘t Is altijd lente in de ogen van de tandartsassistente. Binnen in mijn hart, binnen in mijn ziel, van binnen. Ik hield helemaal niet van Nederlandstalige liedjes, maar ineens kregen ze allemaal betekenis. Hier tegenover me zat de liefde van mijn leven en ik had haar laten lopen. Te laat. Ik had mijn kans gehad en haar door mijn vingers laten glippen, en nu zat ik hier en werd ik verondersteld een oppervlakkig wat-is-er-van-je-geworden-gesprekje te voeren.

Ze kwam vlak naast me zitten en pakte mijn beide handen vast. “Ik vind het zó leuk om je weer te zien! Ik heb nog heel vaak aan je gedacht, weet je dat? Wat wij hadden was echt speciaal. Ik heb daarna nooit meer iemand ontmoet met wie…met wie het zo natuurlijk voelde.”

De liefdesliedjes kregen gezelschap van fantasiebeelden. Emma in de tuin, in een zomerjurkje, ik kwam aanlopen met een dienblad waarop twee glazen cola stonden. Ik wil je, blijf bij me, hou van me, ga nooit meer weg. Emma in een weiland, rennend in slowmotion, als in zo’n shampooreclame uit de jaren negentig. Liefde, oh liefde, waar was jij toch al die tijd. Emma in een trouwjurk. Morgen ben ik de bruid. Emma naakt – stop, Lilian.

Ze liet mijn handen los en nam een slok cola. “Vertel eens, wat is er met jou gebeurd de afgelopen tien jaar?”

Toch een oppervlakkig gesprekje. Veilig terrein.

“Honderdduizend baantjes en uiteindelijk ben ik mijn eigen detectivebureau begonnen.”

“Dat past bij je. Je was altijd al nieuwsgierig. En dat je eigen baas bent, is ook wel goed. Ik ken niemand die zo eigenwijs is als jij. Heb je een relatie?”

De vraag die ik al vreesde. Had ik een relatie? Noor en ik hadden duidelijke afspraken gemaakt: we hadden pauze. Veranderde haar telefoontje van vanochtend daar iets aan? Lekker makkelijk, op duizenden kilometers afstand even roepen dat je van iemand houdt. Waarom kon ze dat niet als we samen waren? En waarom zou ik dat allemaal aan Emma moeten vertellen? Ik kon me toch gewoon op de vlakte houden en alleen maar ja zeggen?

“Als je daar zo lang over moet nadenken, heb je een relatie,” concludeerde Emma.

Voor ik het wist had ik haar verteld over Noor. Dat we elkaar hadden ontmoet via internet, fanatiek waren gaan mailen en vanaf de eerste echte ontmoeting een aan-uit-relatie hadden gehad. Dat ze me van tijd tot tijd keihard wegstuurde als ze even alleen wilde zijn en vervolgens wekenlang geen contact met me zocht. Dat ze niet wilde samenwonen omdat ze dan haar vrijheid kwijt was. “En nu zit ze in Laos voor haar werk, laat ze drie maanden niets van zich horen en vanochtend belde ze dat ze van me houdt en dat ze wil dat ik daarheen kom.” Daar ging mijn mooie voornemen om me op de vlakte te houden.

“Ik ken Noor natuurlijk niet…,” begon Emma voorzichtig. Ze wierp een onderzoekende blik op mij en ging verder: “maar ik vind haar nu al stom.”

“Ze is niet stom. Ze heeft alleen…” Wat had ze eigenlijk? Bindingsangst? Verlatingsangst? Allebei, of was dat hetzelfde en kwam het een voort uit het ander?

“Ze heeft alleen de touwtjes stevig in handen.” Emma pakte haar gitaar, zocht naar het juiste akkoord en begon te zingen: “One day I’ll mean more to you than a puppet on a string, so I beg you please, don’t drag that string around. What if it should break, tell me what would I do then. Elvis.” Ze legde de gitaar weer in zijn koffer.

“Mooi,” zei ik, alsof het zomaar een liedje was en ik niet naar de tekst had geluisterd. “En nou jij. Verliefd, verloofd, getrouwd?” Geen van drieën, bad ik in stilte. Ik wist dat het nergens op sloeg, maar ik wilde de illusie hebben dat we opnieuw konden beginnen.

Happy single.” Ze keek me aan. Donkerbruine ogen, die, herinnerde ik me ineens, fel konden staan als ze boos was, of verontwaardigd. Nu was haar blik warm, zacht, teder. Of misschien was dat mijn interpretatie. “Na jou heb ik het echt wel geprobeerd, en ik heb een paar best leuke relaties gehad. Maar wat wij hadden, dat heb ik nooit meer meegemaakt.”

“We zijn nog geen half jaar samen geweest.”

“Dat weet ik. Maar het voelde zo goed. En om eerlijk te zijn voel ik het nu weer, en ik weet zeker dat jij het ook voelt. Ik zou zo weer verliefd op je kunnen worden.”

“Hoe kun je dat zo snel al weten?” vroeg ik, alsof ik daar zelf niet heel goed het antwoord op wist. Ik kon er niet aan toegeven. Ik mocht er niet aan toegeven. Duizenden kilometers verderop zat iemand die van mij hield. Ik zou Noor besodemieteren als ik zou toegeven aan mijn gevoel voor Emma. Moest ik dan alles op het spel zetten voor een oude vlam? Toch ben ik blij dat ik je niet vergeten ben.

“Er is geen verklaring voor. Ik weet het. Nu ik jou weer zie, valt alles op zijn plaats. Ik weet waarom al die andere relaties op niets uitliepen. Ik weet wat ik miste bij die anderen. Ik weet dat ik dat in jou kan vinden.” Ze stond op en pakte een cd uit een doosje waar er een stuk of twintig in zaten. “Hier staat een liedje op dat ik een paar jaar geleden voor jou geschreven heb. Het heet Lily. Dat zegt eigenlijk alles.”

Ze pakte een stift en schreef haar 06-nummer op het boekje in de cd.

“Weet je, Lilian,” zei ze, “ik zou je het liefste willen inpakken, meenemen en thuis weer langzaam uitpakken. Maar jij hebt iets uit te zoeken. Met Noor. Of met jezelf.” Ze gaf me de cd. “Bel me als je klaar bent voor iemand die echt voor je gaat.”

Er werd geklopt en meteen daarna kwam Remco de kamer binnen. “Er zijn mensen die om cd’s vragen.”

Emma liep weer naar het doosje met cd’s en keek me aan. “Beloofd?”

Ik was opgelucht dat dit gesprek afgelopen was, en tegelijkertijd wilde ik dat ze bij me zou blijven, mijn handen zou vasthouden en al die dingen zou zeggen die ze net had gezegd, en die ik veel te lang niet meer had gehoord. Voor de tweede keer zou ik haar door mijn vingers laten glippen. Ik slikte. “Beloofd.”

Achter haar aan liep ik het café weer in, waar het nog steeds heel druk was. Lynette was in gesprek met Janneke en een ander meisje. “Dus jullie gaan naar al haar optredens?” vroeg ze.

Janneke knikte enthousiast. “Die in kleine zalen zijn het leukst. Dan is het net of ze haar nummers alleen voor jou zingt.” Ze keek afgunstig naar mij en vervolgde: “Maar ik ben nog nooit in haar kleedkamer geweest. Ze schermt haar privéleven heel erg af.”

“Wel begrijpelijk,” zei het andere meisje. “Voor hetzelfde geld ben je een stalker. Ik heb gehoord dat ze daar wel eens last van gehad heeft.”

Janneke haalde haar schouders op. “Zelfs Frans Bauer laat zijn fans binnen. Voor ons hoeft ze echt niet bang te zijn. Zullen we even met haar gaan praten? Ze staat daar cd’s te verkopen.”

“Vertel,” commandeerde Lynette toen de meisjes weg waren.

“Het was heel gezellig.”

“En?”

“En niks.”

“Wat is dat dan?” Ze pakte de cd uit mijn handen. “Je hebt haar telefoonnummer.”

“Gewoon, om nog eens contact te houden. Je weet toch hoe dat gaat met oude vrienden.” Ik hoorde zelf ook wel hoe ongeloofwaardig dat klonk. “Jij nog iets drinken?”