Die maandagavond stond ik alweer zenuwachtig voor een onbekende deur. Het motregende. Gelukkig deed Nel snel open. “Goed dat je er bent. De anderen zijn er ook al, alleen Hans moet nog komen. Die is niks veranderd.”
Nel had een gezellig rommelhuis. Overal lagen boeken en kranten. Een dikke gestreepte kat lag te slapen in de zon, op een stapel oude nummers van Opzij. Een struise vrouw in een mannenpak, met grijs haar en een strenge bril, stond op. “Jij moet Sara zijn. Ik ben Margriet.” Ik gaf haar een hand en liep naar een van de andere aanwezigen, een kleine blonde vrouw in een hippiebloesje en spijkerbroek. Die zou dus Kitty of Lenie moeten heten. Ik gokte op Kitty. Ze gaf me een warme hand. “Welkom. Ik ben Lenie.”
“Dan ben jij dus Kitty,” zei ik tegen de enige overgeblevene, een lange, pezige brunette die wat jonger leek dan de rest. Misschien kwam dat door haar jaren tachtig-outfit: zwarte broek met smalle pijpen, versleten leren motorjack, Madonna-T–shirt en puntige westernlaarzen. Ze lachte. “Goed geraden.” Ik plofte naast haar op de bank. “Het wachten is dus op Hans,” zei Kitty. “Te laat.” Ze keek afkeurend naar Nel. “Ik snap niet waarom je Hans erbij gehaald hebt.” Oei. Dat begon al lekker. “Daar gaan we het nu niet over hebben. Hans zal zo wel komen. Sara, wil je thee of koffie? En wil je daar een lekker stukje appeltaart bij?” Ik had weer niet bijzonder goed gegeten, dus appeltaart was welkom. “En thee alsjeblieft.”
“Rooibos of sterrenmunt?”
“Pottenthee of pottenthee,” zei Kitty. “Alle potten drinken altijd kruidenthee.”
“Is dat zo? Sterrenmunt alsjeblieft.”
“Socrates,” zei Margriet. “Alle potten drinken kruidenthee. Nel is een pot, dus Nel drinkt kruidenthee.”
“Margriet heeft iets heel belangrijks gestudeerd, honderd jaar geleden,” vertelde Kitty. “Maar veel verstandiger is ze er niet van geworden, ondanks die studieuze intelligente bril van d’r.” Deze vrouwen kenden elkaar ongetwijfeld al jaren. Ik begon me een beetje een indringer te voelen.
De bel ging. Daar zouden we de mysterieuze Hans hebben, Nels ex-man. Nel liep naar de deur en kwam even later terug met een vrouw. Warrige blonde krullen, een handgebreid vest en een legergroene ribbroek. Best een leuk type, al was ze natuurlijk ruim in de veertig. Vijftig. Of zestig.
“Hans,” zei Kitty, bij wijze van groet. Oh. Dit was dus Nels ex-man. Ex-vrouw.
Hans zag de verwarring op mijn gezicht. “Eigenlijk heet ik Hansje, maar zeg nou zelf, vind jij dat bij mij passen?” Ik schudde mijn hoofd en stak mijn hand uit. “Sara.” De vergadering begon. Nel wierp zichzelf op als voorzitter en Lenie maakte aantekeningen.
“We willen dus met z’n allen in een huis gaan wonen, een soort woongroep,” begon Nel. “Zullen we eerst maar eens ieders wensen inventariseren?”
“Ik wil wel een beetje privacy,” zei Margriet. “Niet van dat kleffe bij-elkaar-geklit. Die tijd hebben we wel gehad.”
“Daar had je vroeger anders weinig moeite mee.” Die Kitty had een scherpe tong, die kon je maar beter niet tegen je hebben. “Oké,” zei Nel, zonder acht te slaan op Kitty. “Privacy. Het lijkt me niet meer dan normaal dat ieder haar eigen woon- en leefruimte heeft.”
“Het liefst twee kamers,” zei Margriet, alsof ze een bestelling plaatste. Twee kamers, anders nog iets? Dan mag u doorrijden naar het tweede raampje.
“Twee kamers hoeft voor mij niet, één grote kamer vind ik ook prima. Maar dan wel een gezamenlijke meditatieruimte.” Lenie keek dromerig voor zich uit.
“Schrijf je dat zelf wel even op?” vroeg Nel. “Twee kamers voor Margriet, eentje voor jou, en een gezamenlijke meditatieruimte.”
“Voor we ons verliezen in wat iedereen het allerliefste wil, moeten we misschien eerst even realistisch zijn,” kwam Hans er tussendoor. “We hebben een enorm huis nodig volgens mij. Stel dat we allemaal één kamer zouden hebben…”
“Twee. Anders doe ik niet mee.”
Hans zuchtte. “Allemaal één kamer en Margriet dus twee, dan kom ik op zeven kamers, plus een grote gezamenlijke ruimte, plus een grote keuken, plus minstens twee badkamers…”
“Ik wil het liefst ook mijn eigen badkamer.” Die Margriet wist niet van ophouden.
“Jij wilt gewoon je eigen huis,” concludeerde Kitty. “Geen ruzie meisjes,” suste Nel. “Hans heeft gelijk. We moeten wel een heel groot huis hebben. Waar vinden we zoiets?”
“Bij een makelaar natuurlijk,” zei Margriet. “Kopen?” Kitty keek stomverbaasd.
“Ja, wat wou jij dan, kraken, net als vroeger?” Margriet keek me aan. “Kitty zat vroeger in de kraakbeweging,” verduidelijkte ze. “Voor kraken zijn we een beetje te oud geworden, lijkt me,” zei Lenie. “Huren is geld weggooien,” vond Margriet. “Kopen is beter, dat is een investering.” Dat soort dingen zei mijn vader ook altijd. “Voor onze oude dag zeker,” sneerde Kitty. “Dit is onze oude dag, we hoeven niks meer opzij te zetten.” Daar had zij weer gelijk in, samen waren ze wel driehonderd jaar oud. Ik dacht weer aan de Brinta en moest lachen. Tegen de tijd dat deze vrouwen eraan toe waren om gevoerd te worden, zou ik zelfwaarschijnlijk zestig zijn. “Zullen we gewoon eens uitzoeken wat de mogelijkheden zijn?” vroeg Nel.
“Dan moeten we dus weten wat we kunnen betalen,” zei Hans. “Willen jullie mij mailen wat je verdient en wat je zou kunnen uitgeven aan huur?” Margriet opende haar mond, maar sloot die weer toen Kitty het woord nam.
“Oh, ben jij nu ineens penningmeester geworden? Hadden we daar niet even over moeten stemmen?”
“Let maar niet op Kitty, die is altijd zo,” vergoelijkte Lenie Kitty’s reactie.
“Goed punt Kitty, we moeten inderdaad een taakverdeling afspreken. Zal ik de leiding voorlopig houden?” Nel liet zich nergens door uit het veld slaan.
Daar was iedereen het mee eens.
“Mooi, dan hebben we nog iemand nodig die dingen kan uitzoeken. Mij lijkt het wel zo praktisch als twee mensen dat doen. Sara, is dat wat voor jou? Jij lijkt me nogal handig met internet enzo.” Ik knikte. “Wie gaat me daarbij helpen?” Iedereen keek naar Kitty. Die zat te glimmen.
Bij gebrek aan andere vrijwilligers werd Hans penningmeester en we legden allemaal vijf euro in voor de aanschaf van koffie, pottenthee en appeltaart.
Kitty en ik kregen de opdracht om het aanbod aan beschikbare huur- en koophuizen te inventariseren. Hans zou op zoek gaan naar een hypotheekadviseur. Over twee weken zouden we weer bij elkaar komen in het huis van Nel en daarmee was de vergadering gesloten.
Enigszins brak stond ik de volgende ochtend weer onderbroeken te vouwen. Om mezelf wat op te vrolijken probeerde ik me voor te stellen wat voor ondergoed ‘mijn’ potten zouden dragen. Ik trok een witte tent uit de stapel. Echt iets voor Margriet. Kitty had vast tot op de draad versleten Zeeman-bikinislips. Zij leek me niet het type dat dingen weggooide die niet stuk waren. Ik kon me niet voorstellen dat er ook maar iemand in mijn wannabe-woongroep frivole lingerie zou dragen. Eigenlijk was dat natuurlijk onzin. Vrouwen van zestig konden best leuk ondergoed hebben en ze deden waarschijnlijk ook gewoon aan seks. Maar deze vrouwen deden het zeker niet met elkaar, dat was wel duidelijk. Ik dacht terug aan het gekissebis en de stekelige opmerkingen over en weer. “Waar zit jij met je gedachten?” vroeg Naima. “Bij de pottenwoongroep.”
“Oh ja, daar was je gisteren. Hoe was het?”
“Volgens mij ben ik in een gigantisch wespennest beland. Die vrouwen maken elkaar af als ze straks samen moeten gaan wonen. En ik moet huizen gaan zoeken met een’ ouwe kraakster.” Ik vertelde Naima wat er gisteren allemaal besproken was.
“Toch juist leuk,” vond zij. “Die vrouwen hebben heel veel meegemaakt, denk ik. En allemaal aparte karakters, dat maakt het interessant.”
“Allemaal ego’s, bedoel je.”
“Ik zou het wel leuk vinden, al die verschillen.”
“Ik waarschijnlijk ook wel. Ik moet alleen even aan ze wennen.”
“Trouwens, ik heb morgen een tweede gesprek,” zei Naima. “Bij het Kadaster.”
“Hé, leuk, naar wat voor functie heb je gesolliciteerd?”
“Secretaresse op een registratieafdeling. Ze doen daar van alles met grond en gebouwen. En het mooiste is dat ik daar gewoon mijn hoofddoek kan blijven dragen. Als ze me aannemen tenminste.”
“Ik zal voor je duimen, maar eigenlijk wil ik niet dat jij hier straks niet meer werkt.”
“Joh, dat is niet het einde van de wereld. Jij blijft hier toch ook geen maanden werken?”
Dat was waar. Ik dacht weer aan de woongroepplannen en pakte een nieuwe stapel ondergoed van de band.