Hoofdstuk 12

Om tien uur ging de wekker. Ik had precies vierenhalf uur geslapen. Nog half slapend schoof ik de trap af. In de badkamer rook het raar fris. Pas onder de douche realiseerde ik me dat ik daar zelf verantwoordelijk voor was geweest. Ik bleef er extra lang onder staan om goed wakker te worden. En goed schoon natuurlijk: mijn haar stonk naar kroeg en als ik mijn ogen dichtdeed, kon ik me zó voorstellen dat er bruine straaltjes nicotinewater uit mijn dreads liepen. Ik waste het twee keer, probeerde het zo goed en kwaad als het ging droog te wrijven, trok mijn badjas aan en ging een ontbijtje maken. Na het ontbijt voelde mijn haar nog steeds klammig-nat aan. Ik pakte de föhn. Het kostte me drie kwartier, maar het werd droog. Ik trok het strak naar achteren en maakte een staart. In de kast vond ik een roze linnen rokje dat met een beetje goede wil voor netjes door kon gaan. Ik trok er een lichtblauw T–shirt bij aan. Nu nog schoenen. Van onder mijn bed viste ik een paar bleekroze basketbalgympen. Netjes is één ding, overdrijven een ander. Ik wierp een laatste blik in de spiegel voor ik mijn tas pakte. Goed genoeg voor een bezoekje aan mijn ouders.

Ik parkeerde mijn fiets in de achtertuin en liep de keuken in. Ideale schoonzoon Maarten zat met het sportkatern van de zaterdagkrant voor zijn neus, Linda las de rest. Ze keek op. “Wanneer ga jij eens normale kleren dragen? Je had dat rokje wel even kunnen strijken.”

“Ik heb nog nooit van mijn leven iets gestreken,” zei ik. Een mooi begin van de zondagmiddag. Ik besloot nog even te wachten met mijn uitzonderlijke verzoek, glimlachte naar Maarten en liep naar de woonkamer. “Daar is onze verloren dochter.” Mijn moeder stond op en kuste me op de wangen. Mijn vader bromde wat vanuit zijn luie stoel, waar hij de Elsevier zat te lezen.

“Ga zitten, wil je koffie?” vroeg mijn moeder. “Graag. Dat jullie niet lekker buiten zitten met dit weer.”

“Binnen is het veel koeler.”

Terwijl ze in de keuken liep te rommelen, dacht ik na. Waarom had ik geen plan gemaakt voor dit bezoekje? Het doel was duidelijk: ik moest Linda zo ver zien te krijgen dat ze met me meeging naar de volgende vergadering. Maar was het daarvoor noodzakelijk om alles aan mijn ouders te vertellen? En wat zou ik zeggen als ze zouden vragen hoe het met me ging? Ik keek naar mijn vader. Bij hem hoefde ik niet bang te zijn dat hij ook maar iets zou vragen, hij leek volledig op te gaan in zijn rechtseballenblad.

“Hoe gaat het in de wasserij?” vroeg mijn moeder, toen ze weer binnenkwam.

Ik pakte een kopje koffie en een schoteltje cake van het dienblad. “Goed. Ik heb leuke collega’s.”

“Je moet zorgen dat je daar mag blijven,” zei ze. Ik voelde de irritatie alweer omhoogkomen. Mag blijven? Ze mogen blij zijn dat ik daar wil werken, dacht ik. Natuurlijk hield ik mijn mond. Ze zou het toch niet begrijpen, al was ze dan zelf ooit ook jong geweest. Eigenlijk was ze nog steeds jong, maar een paar jaar ouder dan juf Evelien. Die moest ik binnenkort ook maar weer eens bellen. “Hoe is het met Richard?” vroeg mijn moeder. “Die hebben we al een tijd niet meer gezien.”

Oh ja, Richard. Dat had ik haar nog niet verteld. Dat zou wel een mooi gespreksonderwerp zijn, daarmee kwamen we het komende halfuur wel door.

“Het is uit.” Ik probeerde mijn stem een beetje verdrietig te laten klinken, alsof ik het zelf ook heel jammer vond.

“Ach, hoe kan dat nou? Het was zo’n aardige jongen,” zei mijn moeder. “Wie heeft het uitgemaakt?”

Mijn vader deed de Elsevier dicht. “Hij natuurlijk,” zei hij. De irritatie werd groter. Ik besloot er niet aan toe te geven. “Waarom denk je dat?” vroeg ik.

“Die jongen wil gewoon een gezinnetje en een leuke vrouw. Niet iemand die haar toekomst vergooit. Wat heb jij nou te bieden?” Die vraag hoefde ik niet te beantwoorden. “Ik heb het uitgemaakt.” Het was even stil. “Waarom?” vroeg mijn moeder.

“We groeiden uit elkaar,” zei ik. Dat klonk beter dan ‘hij dronk’ of ‘hij was een materialistische eikel voor wie geluk bestond uit een dikke auto onder z’n kont en een flatscreen aan de muur’, hoewel die antwoorden net zo dicht bij de waarheid kwamen. “Dat zal wel, ja,” zei mijn vader.

Het werd weer stil. Tot zover mijn halfuurtje Richard, dat ongeveer 42 seconden had geduurd.

“Je vindt wel weer iemand,” zei mijn moeder. “Daar twijfel ik niet aan. En hoe is het met jullie?” Nu had ik wél voor een halfuur gespreksstof te pakken. Ik kwam alles te weten over de buren, ooms, tantes, neven en nichten die ik allemaal al tijden niet gezien had en die me nauwelijks interesseerden en Linda en Maarten bleken een trouwdatum geprikt te hebben. Op dat moment kwam de aanstaande bruid zelf de kamer inlopen, met haar verloofde in haar kielzog. “Gefeliciteerd,” zei ik. “Ik hoor dat de grote dag er nu echt aankomt.”

Een bijna-glimlach verscheen op haar gezicht. “Wordt het voor jou en Richard ook geen tijd?”

“Ze heeft hem de deur gewezen,” zei mijn vader, voor ik zelf antwoord kon geven.

“Eindelijk,” zei ze, tot mijn verbazing. “Ik heb die jongen altijd een lul gevonden.”

“Linda!” Mijn moeder leek geschokt dat ze zulke woorden kende. “Nou, het is toch zo?” zei Linda opstandig. “Ik heb me altijd afgevraagd wat Sara met hem moest. Helemaal haar type niet.”

“Dat had je ook wel eens eerder mogen zeggen,” zei ik. “Alsof je naar mij geluisterd had.” Daar had zij weer een punt. “Hoe is het in de hypotheekbusiness?”

Ze begon een vermoeiend verhaal over targets en percentages dat ik maar half kon volgen, maar dat mijn vader zichtbaar genoegen deed. Toen ze uitgebreid had verteld wat haar eigen plannen waren (een huis laten bouwen, helemaal naar de smaak van haar en Maarten, ergens aan de rand van de stad in een nog op te richten nieuwbouwwijk), vroeg ze of ik even wou helpen met de lunch. Ik volgde haar naar de keuken. “Zet jij de eieren op?” vroeg ze.

Ik haalde vijf eieren uit de koelkast en deed ze in een pannetje met water. Hoe zou ik het gesprek op de woongroep brengen? “En wat is jouw nieuws?” wilde ze weten. “Heb je al een nieuwe studie gevonden?”

“Daar ben ik niet naar op zoek.”

“Een echte baan dan?” Ze schonk melk in en zette de vleeswaren op tafel.

Ik vulde de waterkoker. “Ik word huismeester.” Ik probeerde er volwassen bij te kijken. Ze keek me ongelovig aan. “Je wordt wat?”

“Huismeester.”

“Wat is dat?” En dat was nou iemand die in hypotheken deed. Je zou verwachten dat ze meer van huizen zou weten.

“Zorgen dat het pand in orde is, kleine reparaties doen, dat soort dingen.”

“Een soort conciërge dus? En waar dan?”

“In een woongroep.” Ze trok haar wenkbrauwen op. “Van oudere dames.” Dat die dames allemaal lesbisch waren deed niet ter zake, vond ik. “Hoe kom je daar nou aan?”

“Dat is een lang verhaal.”

“En waar is die woongroep?”

Ik legde uit dat die er nog niet was en dat we op zoek waren naar een pand.

“Kopen of huren?”

“Daar zijn we nog niet uit. We hebben een pand op het oog en we willen uitzoeken of we dat kunnen kopen. Als dat niet kan, moeten we wat anders verzinnen.” Ook kraken leek me niet iets wat ik nu ter sprake moest brengen.

“Het is wel een investering, kopen,” zei ze. Dat had ik de laatste tijd vaker gehoord.

“Die dames zijn allemaal rond de zestig. In hun toekomst hoeven die niet echt meer te investeren.”

“Daar zit wat in. Maar hebben ze geld?” Dit ging goed: van grote zus was ze ineens in de vakvrouwenrol geschoten. Ik hoopte dat ze dat zou vasthouden. “Nauwelijks.”

“Hoe willen ze dat huis dan betalen?”

“Met een hypotheek. Weet jij of zoiets kan?”

Ze haalde haar schouders op. “Daarvoor zou ik meer van die vrouwen moeten weten. Wil je dat ik je help?”

Ik deed net of ik daar nog helemaal niet aan gedacht had. “Hé, dat zou fijn zijn. Als je het niet vervelend vindt.”

“Een klant is een klant. Als jullie besluiten om een hypotheek te nemen, bereken ik mijn gewone commissie.”

“Tuurlijk, logisch. Donderdagavond vergaderen we weer. Misschien kun je daarbij zijn?”

“Dan kan ik wel. Volgens mij zijn we klaar. Ik zal de rest even roepen.” Ik keek tevreden naar de gedekte tafel. Mijn missie was geslaagd.

Die avond kon ik mijn aandacht maar moeilijk bij het werk houden. Op de terugweg van mijn ouders was ik langs Villa Kakelbont gefietst. Het was nog mooier dan op de foto. Ik zag mezelf daar al zomers doorbrengen in de tuin en bij het zwembad. Met Mo natuurlijk, want voor haar was er plaats genoeg. Desnoods trok ze bij mij in. Ik zag ons al lange zomeravonden aan sloophouten tafels zitten eten en drinken met de vrouwen van de woongroep, die natuurlijk vol verhalen zaten. Ik wou dat ik daar zat, in plaats van in de Dolle Eend, waar het stil was. Iedereen had zeker zomervakantie. Alleen die zeikende zuip-schuit van een Olivier met zijn intraveneuze verleden hing aan de bar vervelend te doen. Om de haverklap keek ik naar de deur. Gebeurde er maar iets. Om kwart over tien kwam Karina binnen. Niet wat ik had gehoopt, maar ook heel leuk.

“Ik kwam nog even afscheid nemen voor ik naar Frankrijk vertrek,” zei ze, terwijl ze zich op een kruk hees. “Zijn jullie vriendinnen?” vroeg Olivier.

“Wij zijn geliefden,” zei Karina tot mijn verbazing. Dat was al de tweede keer dat iemand verkering met mij veinsde. “Zou je ons even alleen willen laten?”

“Altijd wat met die wijven,” mompelde Olivier. Hij dronk zijn glas leeg en legde een briefje van tien op de bar. “Fijne avond nog.” Hij sjokte de kroeg uit.

We keken elkaar aan en schoten in de lach. “Hoe heb je dat nou voor elkaar gekregen?” vroeg ik. “Geen idee. Maar weg is weg. En doe me nou maar een lekker wijntje.” Ik schonk een rioja voor haar in, dat kwam het meest in de buurt van een fatsoenlijke wijn. “Hoe is het in lesboland?” vroeg ze. “Ze is gisteren langs geweest.”

“En? Zijn jullie verliefd?”

“Geen idee. Ik vind haar wel heel leuk.”

Ze keek me onderzoekend aan. “Saar, hoe zit dat nou met dat lesbische gedoe van jou? Hoe weet je nou dat je op meisjes valt?”

“Weet ik veel, dat weet je gewoon.”

“Maar hoe gaat dat dan met seks? Dat is vast heel anders dan met een man. Kun je dat wel?”

“Ja, dat is anders.” Ik vertelde haar over mijn vakantieliefde Marlies. “Dus je hebt gewoon ervaring met meisjes zonder dat ik dat wist.” Ze dacht even na en stelde de onvermijdelijke vraag: “Zou je ook op mij kunnen vallen?”

“Misschien. Maar aangezien dat de afgelopen drie jaar niet gebeurd is, zou ik me maar geen illusies maken als ik jou was.”

“Een vakantieliefde…” mijmerde ze. “Dat zou ik ook wel weer eens willen. Maar ja, ik heb Julian.”