Buiten adem kwam ik die vrijdagmiddag bij het Filmhuis aan. Nog net op tijd gelukkig. Net als gisteren had ik me de hele dag uit de naad gerend, maar alles was geregeld voor het feest. Nou maar hopen dat er ook mensen zouden komen. Ach, als we met eten bleven zitten konden we het altijd nog aan Food not Bombs geven, als dat hier ooit opgericht werd tenminste.
Ik ging naar boven om mijn tas weg te brengen en hallo tegen Willemien te zeggen. Weer beneden schoof ik achter de kassa. Terwijl ik op de eerste bezoekers wachtte, bladerde ik in het programmaboekje. Ik probeerde een inschatting te maken van het aantal bezoekers dat de films vandaag zouden trekken. Niet zo veel, vreesde ik, gisteren was het ook rustig geweest.
De deur ging open en Mo kwam binnen met een enorme plastic tas waarin een ondefinieerbaar voorwerp in cadeaupapier zat. “Ik dacht dat jij op vrijdag niet werkte,” zei ik.
“Ton is ziek.” Ton was de andere operator. “Wat doe jij hier eigenlijk, je hebt toch een feest?”
“Ik kon toch niet meteen op mijn derde dag al vrij nemen?”
“Da’s waar. Ik baalde ook al dat ik moest werken. Ik had me voorgenomen om meteen na mijn werk naar Villa Volta te komen.”
“Dat wil je nog steeds, hoop ik.”
“Tuurlijk. Hier zit jullie cadeautje in.” Ze wees op de tas. “Kun je zien wat het is?”
Ik schudde mijn hoofd. Ze kwam naast me staan en stak haar hand uit. “Kom eens mee.” Ik volgde haar naar de garderobe. “Van hieruit kun je zien of er iemand binnenkomt,” zei ze. “Maar de mensen kunnen jou niet zien.” Ze legde een arm om mijn middel en een om mijn schouders en drukte zich tegen me aan. “Ik heb je gemist.”
“Ik jou ook,” zei ik tegen haar nek. Net wilde ik haar kussen, toen de deur openging.
“Shit,” mompelde ik.
“Dat halen we wel in,” zei ze. “Werk ze.”
“Klaar om te gaan?” vroeg ze, toen ik de bezem in de kast gezet had. “Even denken. Afgewassen, bar schoongemaakt, koffiezetapparaat gepoetst, kassa afgesloten en de foyer geveegd.”
“Dan kun je weg,” zei ze.
Ik pakte mijn tas en we liepen naar het kantoortje van Willemien. “Wij zijn weg,” zei Mo.
Willemien keek afwezig op van haar bureau. “Fijne avond nog.”
“Zou die enig idee hebben hoe laat het is?” vroeg ik. “Dat heeft ze nooit. Het schijnt dat ze hier soms tot vijf uur ‘s morgens zit. En niemand weet wat ze dan doet.”
Buiten zag ik dat Mo haar fiets aan de mijne vastgemaakt had. Ik keek haar vragend aan.
“Ik wilde zeker weten dat je niet zonder mij weg zou gaan,” zei ze ineens verlegen.
“Wat lief!” Ik liep naar haar toe. Haar glimlach maakte me week. Ik smelt, dacht ik. Er schoot me een scène uit Ally McBeal te binnen waarin Ally in een plasje veranderde. Zo onwaarschijnlijk als dat toen had geleken, zo levendig kon ik me nu voorstellen dat dat met mij zou gebeuren. Wat is er met Sara gebeurd? Die is gesmolten voor het Filmhuis. Goh, wat jammer, ze had nog een heel leven voor zich. “Waar denk je aan?” vroeg Mo, terwijl ze me in haar armen nam. “Niks bijzonders,” zei ik. “Nou ja…” Ik moest ineens weer denken aan vorige week tijdens de kraak, toen ze me tussen neus en lippen door had verteld dat ze verliefd op me was. “Wat?”
“Watje vorige week zei, met die lambrisering…” Ik keek haar aan en werd voor de zoveelste keer gegrepen door het oneindige groen van haar ogen. Ze fronste. Natuurlijk, ze kon het zich niet meer herinneren. Weer zo’n typisch geval van een Sara-omweg. Hoe kwam ik er ook bij om die lambrisering te noemen. Waarom vroeg ik niet gewoon: “Hé Mo, meende je dat nou, dat je verliefd op me bent?”
“Dat ik verliefd op je ben, bedoel je?” Een zucht ontsnapte me. “Ja. Meende je dat?”
“Tuurlijk meende ik dat. Had je dat niet door? Ik ben al verliefd op je vanaf het eerste moment dat ik je zag.”
Ik kon niet geloven wat ze zojuist gezegd had. “Dus je bedoelt…” Ze knikte. “Ik weet nog precies wat ik bestelde.”
“Twee Breezers en een spa rood,” zei ik automatisch. “En toen had jij dus die ex, die een jongen was,” zei ze. “Ik dacht dat ik geen enkele kans maakte. Tot je me uitnodigde om je dreads te komen doen.”
“Dat bood je zelf aan.”
“Maakt niet uit. Toen dacht ik: nou, misschien kan het toch wel wat worden. Die middag voelde ik echt een spanning tussen ons.”
“Ik ook,” zei ik.
“Maar toen zei jij dat je nooit meer aan relaties zou beginnen. En vervolgens vertelde je doodleuk dat je op Johnny Depp viel en op dat moment wist ik zeker dat je hetero moest zijn. Je praatte niet over hem zoals lesbiennes over hem praten.”
“Hoe is dat dan?”
“Ik weet het niet, anders in elk geval. Ken je dat nummer van Jack Johnson, over dat meisje met wie hij bevriend is, maar met wie hij meer wil?”
Dit kon niet waar zijn. Mijn favoriete stofzuigermuziek, waarvan ik de tekst zo toepasselijk had gevonden. Ik knikte.
“Zo voelde ik me dus. Ik had je al uit mijn hoofd gezet, toen je vertelde dat je met vijf lesbo’s zou gaan samenwonen. En op dat moment dacht ik: ik ga ervoor. Ze staat er in elk geval open voor, als ik het niet probeer, dan weet ik zeker dat het nooit wat wordt.”
“En toen zat Gerda voor mijn deur,” vulde ik aan. “Precies. Dus ik vermoedde dat je eerst nog iets moest afronden en ik besloot te wachten tot jij je zaakjes geregeld had. Maar ik wist nu tenminste dat je op meisjes valt.”
“Had het maar meteen gezegd,” zei ik. “Dan was dat met Gerda helemaal niet gebeurd. Gerda was namelijk een ongelukje.” Ze lachte en werd meteen weer serieus. “Wat had ik dan moeten zeggen? ‘Hé, barmeisje dat ik helemaal niet ken, ik geloof dat ik zojuist op slag verliefd op je geworden ben’?”
“Bijvoorbeeld. Dan had ik gezegd: ‘Ik ook op jou’ en dan zaten we nu in de fase van het lang en gelukkig leven.”
“Dat kan nu ook,” zei ze.
“Simone Waterman,” zei ik plechtig. “Ik ben verliefd op je. Wil je verkering met me?”
“Dolgraag,” zei ze. We kusten elkaar om het te bezegelen. De kus was anders dan alle voorgaande. Net zo heftig, net zo opwindend, maar intenser en tegelijkertijd vertrouwder, alsof we allebei voelden dat het zo moest zijn en dat we bij elkaar hoorden.
“Ik kan me niet herinneren dat ik dit ooit voor iemand gevoeld heb,” zei ze uiteindelijk.
“Dat hadden mijn woorden kunnen zijn.”
Ze keek op de kerkklok. “Zullen we maar eens naar dat feestje gaan?”
Vrolijk gekleurde lampjes verlichtten het pad naar de voordeur. “Mooi,” zei Mo. “Heb jij dat gedaan?” Ik knikte. “Ben je klaar voor een feestje?”
“Helemaal.”
Ik deed de deur open. De eerste die we tegenkwamen was Kitty. Ze keek van mij naar Mo en terug. “Dat ik dit nog mee mag maken. Jullie zijn eindelijk een setje.”
“Hoe weet je dat?” vroeg ik.
“Meid, het straalt er vanaf. En bovendien heb ik een zintuig voor die dingen.”
“Heb je ook een zintuig voor cadeaus of moet je het uitpakken om te weten wat erin zit?” vroeg Mo.
Kitty pakte het cadeau van haar aan. Ze richtte zich weer tot mij, terwijl ze het papier eraf scheurde. “Leuke moeder heb jij trouwens.”
“Pardon?”
“Esther. Dat is toch jouw moeder?” Het duizelde me. “Waar heb jij mijn moeder ontmoet?”
“In de kantine. Daar is ze nu trouwens nog. Oh ja, en een jaar of twintig, vijfentwintig geleden, in een kroeg.” Ze grijnsde breed. Die grijns kon maar één ding betekenen. Kitty de heteroturner was mijn moeders experiment geweest. “Dat meen je niet,” zei ik ongelovig. “Vraag het haar maar.”
“Ik kijk wel uit. Is mijn vader hier ook?”
“Je hele familie is er, geloof ik. Ze hebben een bank meegebracht, die hebben we in je zitkamer gezet. En je zwager heeft beloofd dat ie een badkamer gaat maken als we hier mogen blijven. Ze zijn niet boos over de koelkast. Oh wauw, een lamp van rijstpapier. Die hangen we bij de receptie.”
“Wil je nog wel naar binnen?” vroeg Mo.
“Natuurlijk,” zei ik. “Ikben wel benieuwd hoe ze hier terechtgekomen zijn.” We liepen de gang in. De eerste die we tegenkwamen was Richard. “Hé Sara! Leuk feestje hoor.” Hij zag er nuchter uit, zeker voor het tijdstip. “Dank je. Heb jij mijn ouders verteld dat ik hier woon?” vroeg ik. “Nee. Maar ik kwam Maarten tegen en van het een kwam het ander. Ben je boos?”
“Dat weet ik nog niet,” zei ik naar waarheid. “Wat zit er in dat glas?”
“Cola. Puur.”
Ik pakte het uit zijn handen en dronk het leeg. “We gaan naar binnen,” zei ik tegen Mo.
De vergaderzaal zag er een stuk gemeubileerder uit dan vanmiddag. Er waren stoelen, banken en tafeltjes. Bij de thuistap stond mijn vader, druk in gesprek met meester Joep Visbeen, advocaat. Hij zag me niet en ik zag voorlopig geen reden om daar verandering in te brengen. Op een van de nieuwe banken zat Nel te praten met Rop en een brood-mager meisje in een leren minirok. Ik was benieuwd waar het gesprek over ging.
“Wat wil je drinken?” vroeg Mo.
“Ik heb toverdrank in huis gehaald,” zei ik. “Boven in de koelkast. Ik wil het ook zelf wel pakken.”
“Hoeft niet, ik ga wel even.” Ik liep naar de bank waar Nel zat.
“Toch vind ik dat jullie het wel moeten doen,” zei het magere meisje. “Wat?” Ik ging erbij zitten.
“Stella zegt dat ons pand pas echt gekraakt is als we de gevel verven,” zei Nel.
“Nou, niet zomaar verven,” zei Stella. “Het moet duidelijk zijn dat jullie dit pand gekraakt hebben uit protest tegen de leegstand. Dus je moet een politieke muurschildering maken, zodat je huis een soort pamflet wordt.”
“Waarom?” vroeg ik.
“Dan weet iedereen dat het gekraakt is,” zei Stella. “We hebben het niet gekraakt uit protest tegen de leegstand,” zei Nel. “Zijn jullie niet tegen leegstand dan?” vroeg Stella. “Jawel,” zei Nel. “Maar we zijn vooral vóór betaalbare woonruimte.”
“Nou, dan moet je dat op de muur schilderen,” hield Stella vol. Ik was benieuwd wie deze discussie zou gaan winnen, maar werd afgeleid door Karina die aan mijn mouw stond te trekken. “Sara, waar bleef je nou? Oh, hoi,” zei ze tegen Mo, die aan kwam lopen met twee glaasjes toverdrank. “Ik moest werken,” zei ik.
“Dit is echt een leuk feest,” zei ze. “Iedereen van de kraak is er. Alleen die Turkse meisjes van de wasserij heb je gemist. Die zijn na de koffie naar huis gegaan. En dat andere meisje, van het Kadaster.”
“Naima,” zei ik.
“Leuke meid is dat,” zei Karina. “Die moest op tijd weg, ze moest vroeg opstaan. Ze heeft me uitgenodigd om een keer met haar naar zo’n vrouwendansfeest te gaan. Ik wist niet eens dat die bestonden.”
“Er gaat een wereld voor je open,” zei ik. “Hebben die jongens al opgetreden?”
“Die spelen boven,” zei Karina. “Ze zijn verschrikkelijk goed.”
“Dan gaan we daar even kijken,” zei Mo.
We liepen de trap op en de gang door naar de kantine. De Marilyn Monroe-engel had gezelschap gekregen van Madonna en Audrey Hepburn.
In de kantine was het nog drukker dan in de vergaderzaal. “Daar zijn ze.” Mo wees naar het achterste raam, waarvoor drie jongens op een geïmproviseerd podium hun gitaren stonden te stemmen. “Kom, we gaan naar ze toe.”
De langste jongen draaide zich net om toen we aan kwamen lopen. “Mo!” riep hij verrast.
“Hoi,” zei Mo. “Dit is Sara.” Ze keek trots. “Mijn vriendin.” De jongen stak zijn hand uit. “Ik ben Pieter. Volgens mij had ik je aan de telefoon. Leuk feestje.”
“Dank je. Hebben jullie al gespeeld?”
“Twee sets, maar we gaan lekker door. Echt heel gezellig hier.” Een van de andere jongens kwam erbij staan. “Zullen we weer?”
“Succes,” zei Mo.
De jongens zetten Wonderwall van Oasis in. “Ze zijn echt goed, hè,” zei Mo. Ik knikte.
“Zo, koelkastendief!” zei iemand in mijn oor. Ik keek opzij. Mijn moeder stond naast me, met een enorme grijns op haar gezicht. “Je had niet gezegd dat jullie gingen kraken.”
“Ik dacht dat je dat vreselijk zou vinden. En anders papa wel.”
“Papa wilde zelf vroeger niets liever, maar hij durfde niet. En dat van die koelkast…” Ze probeerde streng te kijken, maar dat mislukte. “Hij stond daar maar in de schuur nutteloos te wezen. We hadden hem allang naar de kringloop willen brengen.”
Ik bad in stilte dat het volgende gespreksonderwerp niet ‘Sara’s vriendin’ zou zijn. Mijn moeder was blijkbaar in een goede-moeder-dochter-relatie-stemming.
Gelukkig kwam Maarten op ons af. “Wil je dansen?” Ik was even bang dat hij mij bedoelde, maar hij had het tegen mijn moeder. De ruimte voor het podium vulde zich met mensen die allemaal begonnen te dansen. Ik zag Sanne en Marije, Kofie, Kitty en Gerda. Linda was midden op de dansvloer in gesprek met Lenie en buurvrouw Paula danste met Nel. “Hé Sara!” riep Sanne. Ik liep naar haar toe. “Waar is Ge?” vroeg ze.
Ik lachte en liep terug naar Mo. Ik voelde haar warme lichaam tegen mijn rug terwijl de band ons nummer van Jack Johnson inzette. Dit moment zou ik nooit meer vergeten.
EINDE