De volgende ochtend voelde niet als het begin van een gewone dag. Er was iets, maar wat ook alweer? Onder de douche schoot het me te binnen. Het was woensdag, ik ging Gerda dumpen. Meteen kreeg ik een enorme knoop in mijn maag. Kon ik het niet op een andere manier doen? Ik zou natuurlijk Kitty en Gerda kunnen koppelen en dan heel verdrietig doen als ze echt wat kregen en ik zelf aan de kant gezet werd.
Maar wie zei dat Gerda op Kitty zou vallen? Nee, het moest vanavond gebeuren, hoe moeilijk het ook zou zijn. Het moest zo snel mogelijk afgelopen zijn.
De knoop bleef de hele ochtend in mijn maag zitten, en toen het lunchpauze was kon ik nog steeds niets door mijn keel krijgen. Ik probeerde het en zat net lusteloos op mijn eerste hap brood te kauwen, toen mijn telefoon trilde. Een SMS-je. “Sorry dat ik zo idioot deed. Zie ik je vanavond? X, G.”
Sanne zat natuurlijk mee te lezen. “Oh, daarom ben je zo stil. Problemen met je vriendje.”
“Met Ge?” vroeg Marije. “Nee, met Günther,” lachte Sylvia.
Nee hè, begon dat hele gespeculeer weer opnieuw. Daar had ik echt geen zin in. “Ik ga nog even lopen voor de zoemer weer gaat,” zei ik. Terwijl ik de kantine uitliep, hoorde ik Sylvia nog net zeggen: “Volgens mij heeft ze serieuze shit met die jongen.” Het kon me niks schelen.
“Wat mag ik voor je mixen?” Kon Gerda niet eens een originele openingszin bedenken?
“Doe maar wat,” zei ik. “Niet te zoet en niet te sterk.” Het was nog rustig in het COC. Ik had er om acht uur willen zijn, maar door allerlei belangrijke dingen die nog nét even moesten, zoals afwassen en oude tijdschriften lezen, was ik er een uur later. Er zaten twee homo’s aan een tafeltje en verder was er niemand. Gerda zette een oranje drankje voor me neer. “Nieuw recept.”
“Ik moet met je praten,” zei ik.
“Daar was ik al bang voor. Gaat het over vorige week? Sara, dat spijt me. Het was stom van me. Ik had niet naar je toe moeten komen.”
“Nee, dat is het niet. Ik heb de indruk dat jij…” Ik zocht naar de juiste woorden. “Wat er gebeurd is tussen ons…nou ja, dat jij daar meer achter zoekt. Ik ben nog niet toe aan een relatie.” Ik zuchtte. “Shit, wat vind ik dit moeilijk.”
Ze glimlachte. “Ik begrijp het wel. Neem je tijd schat, ik zal proberen je niet te pushen.”
Ik kreeg er een beetje een onbehaaglijk gevoel van. Volgens mij begreep ze het helemaal niet. “Dat is het niet. Ik…” De deur ging open en Nel kwam binnen. Ik kreeg net zo’n behandeling als die Evelien had ondergaan toen ik Nel voor het eerst ontmoet had: drie kussen en een iets te innige omhelzing. Ik vond het best prettig. Nel was een lief mens en van lieve mensen kon ik veel hebben. “Wat mag ik voor je mixen?” vroeg Gerda. “Tap maar een biertje, schat,” zei Nel. “Het is cocktailavond hoor,” zei Gerda quasi-beledigd. “Oh,” zei Nel. “Mix maar een biertje dan.”
“Wat wou je zeggen, daarnet?” vroeg Gerda toen ze Nels bier had neergezet.
“Niks.” Haar dumpen waar iemand anders bij was leek me helemaal harteloos.
“Wist je al dat Carlo uit het ziekenhuis is?” vroeg Gerda. “Ik dacht dat hij nog allerlei onderzoeken zou krijgen naar zijn geestelijke gesteldheid.”
“Niet als je slachtoffer bent geworden van een vechtpartij. Maar misschien vreten ze dat niet en moet-ie toch naar de dagbehandeling. Ik zou er in elk geval niks van geloven. Zullen we binnenkort een keertje langsgaan?”
“Hij woont niet meer thuis, toch?”
“Echt niet, bij die leuke moeder zeker,” zei Gerda. “Hij heeft een flatje. Tienhoog.”
“Fijne plek voor iemand die suïcidaal is.”
“Dat was vast eenmalig. Drank en dope,” veronderstelde Gerda. “En hoe gaat het met jou?” vroeg ze aan Nel. “We gaan kraken,” zei Nel glunderend. “Je meent het! Dus het gaat door?”
“Nou en of. Vrijdagavond gaan we proefkraken. Ga je mee?” Shit, wat deed ze nou?
“Eh, ik weet niet of dat zo’n goed idee is, met z’n vieren,” probeerde ik Nel op andere gedachten te brengen.
“Onzin. Juist handig, dan kunnen er twee met die deur aan de gang en twee op de uitkijk staan.”
“Ik heb niks te doen vrijdag,” zei Gerda.
“We vertrekken vanuit mijn huis.” Nel gaf het adres. “Zorg dat je er om negen uur bent.”
“Wat doe jij nou?” Sanne keek naar de lange onderbroek die ik een keer of zes had dubbelgevouwen. Het zag er niet uit.
“Ik heb mijn hoofd er niet helemaal bij, geloof ik.” Ik sloeg de onderbroek weer uit en vouwde hem goed op. De hele dag zat ik al met dat ellendige proefkraken in mijn maag. Het had een avontuur geleken, maar nu Gerda mee zou gaan had ik er helemaal geen zin meer in. Ik was blij toen het tijd was om naar huis te gaan. Thuis startte ik msn weer eens op. Naima was online. Misschien had ze nieuws. Ik was net een begroeting aan het typen, toen er geklopt werd. Chantal stak haar hoofd om de deur.
“Je jurkje.” Ze kwam de kamer in en legde het op tafel. “En ik ben nasi aan het maken, wil je ook?”
“Lekker.”
“Het is over een minuut of vijf klaar. Neem wel je eigen bord mee, want de mijne zijn allemaal vies.” Ze ging naar de keuken. Ik hield een kort gesprekje met Naima. Alles was nog steeds fantastisch bij het Kadaster en ze was nog geen collega’s met informatie over leegstaande panden tegengekomen, maar ze hield haar ogen en oren open. Ik bedankte haar en ging naar de keuken om een bord te halen. Het rook er erg lekker.
In haar kamer had Chantal snel even een kleedje over de tafel gegooid. Het zag er feestelijk uit. Ik schoof aan en ze schepte op. “Voor ik het vergeet, zou je morgenavond voor me in kunnen vallen?” vroeg ze.
“Ik heb al plannen voor morgenavond,” zei ik. “Wat ga je doen dan?”
Moest ik haar vertellen wat ik ging doen of kon je dat soort informatie maar beter voor je houden? “Zweer dat je het tegen niemand vertelt,” zei ik. “Cross my heart and hope to die,” zei ze. “Dat heb ik uit een liedje.”
“Oké. Ik ga een huis kraken.”
“Wat? Zo snel al? Met die potten?”
“Op proef, om te oefenen. Gerda gaat ook mee trouwens.”
“Heb je het nou al uitgemaakt met haar?”
Ik schudde mijn hoofd. “Ik wilde wel, maar de eerste keer moest ik solliciteren en de tweede keer mislukte het.”
“Je bent toch niet weer met haar naar bed geweest?”
“Dat niet.” Ik vertelde over de scène die Gerda vorige week geschopt had. “Ik zei het toch: niks dan problemen. Kappen met die meid,” zei Chantal. “Morgen na het proefkraken moet je het haar vertellen.”
“Wat heb je vrijdag?” vroeg ik, in een poging om haar af te leiden.
“Ik zou naar de film met een heel leuke jongen. Maar die moet maar gewoon in de kroeg komen zitten dan. Wel jammer, want in het donker gaat het altijd wel wat sneller.” Ze schepte haar bord nog een keer vol.
“Had je al gehoord dat er nog iemand meegaat?” vroeg ik die volgende avond aan Kitty, die al om half negen voor mijn deur stond. Ze schudde haar hoofd. “Nel heeft Gerda gevraagd.”
“Oh.” Ze plofte neer op mijn bed. “Weet ze van jou en haar?”
“Ik denk het niet.” Ik vertelde wat er gebeurd was. Ik had de halve nacht wakker gelegen omdat ik lag te piekeren over Gerda. Richard dumpen was een stuk makkelijker geweest. “Dus je hebt nog steeds een relatie.”
Ik haalde mijn schouders op. “Als je het zo wilt noemen. Wat voor pand heb je gevonden?”
“Een oud boerderijtje midden tussen de weilanden. Hartstikke vervallen, maar met vier deuren waar sloten op zitten. En in de verste verte niemand te bekennen, dus de ideale locatie.”
“Goed gedaan. En wat zit er in die tas?”
“Gereedschap en een paar zaklampen. Zullen we gaan?” We fietsten naar het huis van Nel. In haar voortuintje zag ik Gerda’s fiets al staan. Mooi, we konden dus meteen weg. “Ik wist niet wat ik aan moest trekken,” zei Nel toen ze opendeed. “Ik dacht dat donkere kleren wel goed zouden zijn, dat hebben inbrekers toch ook altijd aan?”
“Valt wel op hè, een zwarte coltrui midden in de zomer.” Kitty lachte. “Kon je geen bivakmuts vinden?”
“Je hebt gelijk,” zei Nel. “Het is ook wel een beetje warm. Ik trek even een T–shirt aan.”
Gerda stond in de kamer Nels boekenkast te bekijken. “Hoi, heb je er zin in?” vroeg ze toen we binnenkwamen. “Ik weet het niet zo goed,” zei ik. “Ik weet niet wat ik kan verwachten. Heb jij wel eens gekraakt?”
“Gekraakt niet. Maar ik weet wel hoe je een afgesloten huis binnen moet komen.”
Kitty keek waarderend. “Ervaring, dat hebben we nodig.” Nel kwam binnen in een gigantisch wit Elfstedentocht-T–shirt. Ik betwijfelde of dat minder zou opvallen dan die zwarte trui, maar het zou in elk geval een stuk minder warm zijn.
Het boerderijtje dat Kitty had uitgezocht, stond aan de rand van de stad. Tijdens de fietstocht steeg de spanning. Nel, die eerst het hoogste woord had, werd steeds stiller en Gerda zag kans om tijdens het fietsen op haar nagels te bijten. We reden al tien minuten tussen weilanden met koeien, toen Kitty een laantje insloeg. Ik zag nergens een boerderij, maar dat weggetje lag er natuurlijk niet voor niets. Aan het eind maakte de weg een bocht en daar stond het. Half ingestort en overwoekerd met klimop. “Romantisch,” zei Gerda. “Jammer van dat dak.”
“Die klimop zit vast vol spinnen,” zei ik. “Stadsmeisje,” schold ze.
“Nee, eerlijk, zou jij hier willen wonen?” vroeg ik. “Als er iets gebeurt, is er geen kip die je hoort.”
“Ik ben niet zo bang aangelegd.”
“Ik kan me ook niet voorstellen dat iemand jou iets durft aan te doen.” Nel had weer iets van haar bravoure terug. “Gaan we beginnen?” Kitty pakte een paar schroevendraaiers uit haar tas. “Wie doet het eerste slot?” Nel stond al naast haar. “Ik en Sara.”
“Wat een werk. En dat in die hitte. Ik ben blij dat ik die zwarte trui niet meer aan heb. Het koelt ook maar niet af. Volgens mij is het minstens dertig graden.” Nel wiste het zweet van haar voorhoofd. “Maar het is wel goed dat we dit even geoefend hebben.”
“Ik zorg wel dat we dan klopsleutels hebben,” zei Kitty. “Daarmee gaat het een stuk makkelijker.”
“Komt ze nou mee,” zei Nel.
“Ik wilde dat je het ambacht leerde.”
Gerda stapte over een berg dakpannen heen en keek naar een groot gat in het dak. “Hier had je best nog wat leuks van kunnen maken.”
“Zo te zien staat dit al een eeuwigheid leeg,” zei Nel. “Zonde.”
Ik liep naar het raam, waar nog geruite gordijntjes voor hingen. Ik veegde wat stof en spinrag weg en keek uit over de weilanden. Het voelde gek om in een onbewoond huis te zijn. Dit was iemands thuis geweest, een plek waar mensen hadden geleefd. En daar was nu weinig meer van over dan een paar muurtjes, vier deuren, geruite gordijntjes en een hoop stof. Dat was wat er kon gebeuren met een plek waar jij je veilig voelde.
“Volgens mij zijn we klaar hier,” zei Kitty. “Goed gedaan, dames. Jullie zijn klaar voor het echte werk.”
“Denk je?” Nel glom van trots. “Ik weet het zeker. Laten we gaan.”
“Ik had nooit gedacht dat het zo makkelijk zou gaan,” zei Nel onderweg. Ze was blijkbaar al vergeten hoe moeilijk ze het had gevonden. “Dit was ook best simpel,” zei Kitty. “De meeste panden in de stad hebben een anti-inbraakstrip.”
“Wat is dat?”
“Een aluminium strip die ervoor zorgt dat boeven niet zo makkelijk binnenkomen,” verduidelijkte Gerda. “Daar heb je wel wat kracht voor nodig.”
“Kunnen wij dat niet zelf?” vroeg Nel.
“Als we hulp nodig hebben, kunnen we via het Kraakspreekuur een breekploeg regelen,” zei Kitty. “Een Kraakspreekuur,” zei Nel. “Het leven wordt steeds eenvoudiger.”