Hoofdstuk 30

“Mezze,” zei Ulke. “Zo heet dat, als je allerlei verschillende hapjes op tafel zet.”

“Niet waar, dit zijn tapas.” Sylvia prikte met haar vork in het schaaltje knoflookchampignons. “Uit Spanje. Dit eet ik in Torremolinos ook altijd.”

“Tabbouleh.” Nebahat wees op een ander schaaltje. “Uit Libanon. Of Syrië. Daar hebben ze het echt niet over tapas, dat is het Midden-Oosten namelijk.”

“Wat is dat groene spul dat in die tabbouleh zit?” vroeg Samantha. “Peterselie, dat kun je gewoon eten. Dat groeit aan een plantje,” zei Nebahat.

Voor zeven mensen koken was wel even wat anders dan voor twee. Ik had gedacht dat ik gewoon alle hoeveelheden moest vermenigvuldigen en dat het dan vanzelf zou gaan, maar het bleek een gigantisch karwei. Gelukkig had ik de hele maandag de tijd gehad voor de boodschappen en de voorbereidingen. Een paar Turkse broden met wat lekkere smeerseltjes erbij zorgden ervoor dat het er alles bij elkaar heel indrukwekkend uitzag.

“Hoe laat heb je die vergadering?” vroeg Samantha. “Om half negen. Kwart over acht moet ik weg.”

“Tijd zat,” zei Marije. “Krijgen we een toetje?”

“Aardbeien met slagroom.”

“Het zijn toch wel Hollandse aardbeien?” vroeg Nebahat. “Ik heb gelezen dat de aardbeienplukkers in arme landen gewoon op het veld poepen. Dat gaat allemaal in die aardbeien zitten.”

“Hollandse aardbeien,” stelde ik haar gerust. “Ik wil jullie trouwens iets vragen.”

Die avond kon ik trots melden dat ik tien mensen gevonden had voor de hand- en spanploeg: Kofie, Richard, Evelien en Bert, Marije, Sanne, Sylvia, Nebahat, Naima en Mo. Linda en Maarten had ik niet eens meer gevraagd, ik had zondag wel even genoeg Linda gehad voor de komende paar weken. En door Linda niet te vragen, kon ik het nieuws dat we zouden gaan kraken nog even achterhouden voor mijn ouders. “Geweldig!” zei Kitty. “Ik heb Gerda gevraagd. Dus met ons vijven erbij komen we op zestien mensen.”

Kitty had Gerda dus weer gesproken. Ik hoopte dat er echt wat opbloeide tussen die twee. Ik probeerde Kitty’s blik te vangen, maar zonder resultaat.

“Meisjes, dat is fantastisch!” riep Nel. “We hebben verder niemand meer nodig lijkt me. Wat fijn dat Sara zoveel vrienden heeft.”

“Nou ja, vrienden…” zei ik. Kofie kon je nauwelijks een vriend noemen en Richard was een ex. Dat is iets heel anders dan een vriend. “Mijn neef wilde ook nog wel helpen,” zei Lenie. “Maar die woont hier wel honderd kilometer vandaan, dus als we genoeg mensen hebben…”

“Die hebben we. Het volgende punt,” zei Hans. “Vervoer voor het kraak-setje. Sara?”

“Ik heb de auto van Kofie gevraagd,” zei ik. “Helaas heeft hij hem vrijdag total loss gereden.”

“Hij ligt toch niet weer in het ziekenhuis?” Kitty klonk bezorgd. “Welnee, hij mankeert zelf niks.”

“Kunnen we de auto van jouw buurman lenen?” vroeg Hans aan Nel. “Ook niet,” zei Nel. “Ik heb per ongeluk toch gezegd waar het voor was. Hij schrok zich een hoedje.”

“Dan bel ik Rop wel voor de bakfiets,” zei Kitty. “Geen probleem.”

“Ik heb die advocaat gebeld,” zei Nel. “Daar kunnen we morgen al heen. Wie gaat er mee?”

Hans stak haar hand op. “Kan ik meteen wat dingen over die statuten vragen. Goed, verder. Het kraaksetje is compleet, ik heb een matras van mijn buurvrouw gekregen en een tafel en een stoel had ik zelf nog in de schuur staan.”

“Gaan we er trouwens allemaal slapen, de eerste nacht?” vroeg Nel. “Lijkt me wel zo gezellig.”

“Dan moeten we meer matrassen naar binnen slepen,” zei Hans. “Ik heb wel twee campingmatjes,” zei Nel. “Luxe,” voegde ze er haastig aan toe. “Van tien centimeter dik. Slaapzakken heb ik ook.”

“Kampeer jij?” vroeg ik. Het ‘op jouw leeftijd’ slikte ik nog net op tijd in. “Alle potten kamperen,” zei Kitty. “Ik begin er niet meer aan. Je wordt vreselijk stijf van slapen in zo’n tent. Ik zorg liever dat ik overal logeer-adresjes heb.”

Lenie had wel een luchtbed en met z’n allen bleken we meer dan genoeg spullen te bezitten voor een paar gezellige nachtjes kamperen. Of we dingen als campinggasstelletjes nodig hadden, dat zouden we ter plekke bekijken.

“Moeten we niet een naam verzinnen voor ons huis?” vroeg Kitty. “Die kraakpanden in Amsterdam hebben ook allemaal namen.”

“Huize Avondroze,” suggereerde Lenie. “Te oubollig,” vond Nel. “Huize LOL.”

“Lol?” vroegen Kitty en ik tegelijk. “Lesbo’s op leeftijd.”

“Alsof we oud zijn,” sputterde Kitty.

“De Hollandse Pot dan?” vroeg Nel. “Kunnen we ook een restaurantje beginnen.”

“Dat is het ook niet helemaal,” zei Hans. “Iets met Casa is altijd wel leuk. Of iets met Elektra erin. Van ElektraNed.”

“Casa Elektra,” zei Kitty. “Elektra is toch ook iemand uit een toneelstuk?”

“Een Griekse tragedie geloof ik,” zei Hans.

“Een tragedie? Dat doen we dus niet, dat brengt ongeluk,” zei Lenie op besliste toon.

“Maar zo’n soort naam moet het wel zijn,” zei Nel. “Misschien toch eerder iets met Volta, omdat het pand vroeger van Volta was?”

“Villa Volta,” zei ik.

“Dat is een attractie van de Efteling,” zei Hans. “Zo’n huis dat de hele tijd over de kop gaat.”

“Helemaal van toepassing op ons,” zei Kitty. “En het is een kantoorvilla, en hij was eerst van Volta. Een naam die beter klopt, zullen we nooit vinden.” We stemden. Iedereen was voor.

“Moet je je voorstellen,” zei Nel. “Volgende week rond deze tijd wonen we in Villa Volta.”

“En, hoe bevalt het bestaan als werkloze?” vroeg Karina de volgende avond.

“Goed. Ik heb de hele ochtend verlummeld en vanmiddag heb ik mijn kamer opgeruimd, boodschappen gedaan en eten voor jou gekookt.”

“Wat je trouwens heel goed gedaan hebt. Mag ik?” Ik knikte en ze stak een sigaret op. “Nooit gedacht dat er zo’n kokkie in jou zou schuilen. Of is het allemaal kant-en-klaarspul?”

“Ambachtelijke kookkunst,” zei ik. “Heb je zondag wat te doen?” Ze schudde haar hoofd. “Ga je dan kraken?”

“Ja. We zijn al met een heleboel mensen, maar hoe meer hulp, hoe beter. En ik wil ook graag een campingmatrasje van je lenen, en een slaapzak.”

“Kan. Hoe is het met de liefde?” Ik vertelde haar over het winkelen met Mo.

“Dat gaat ook niet erg snel,” zei ze. “Hoe lang speelt dit gedoe nou al?”

“Een week of zes.”

“En al die tijd zijn jullie niet verder gegaan dan handje vasthouden in de bioscoop en een beetje rommelen in een paskamer?” Zo had ik er nog niet naar gekeken. Zoals zij het beschreef, klonk het niet erg erotisch. Terwijl ik me nog elke streling in de bioscoop herinnerde en weer warm werd bij de gedachte aan de paskamerscène. Karina merkte niets van mijn overpeinzingen. “Nou ja, misschien is dat wel beter,” ging ze door. “Met die Gerda dook je meteen het bed in en je weet waar dat toe geleid heeft.”

“Dat is netjes afgerond. Ik geloof dat Kitty nu achter haar aan zit.”

“Weten je ouders het al?” vroeg ze. Ik schoot in de lach. Ze keek me niet-begrijpend aan en ik vertelde van de commotie die ik veroorzaakt had. “Mijn vader wist niet hoe hij het had toen mijn moeder vertelde dat ze ook zo haar experimenten gehad had.”

“Wie weet is het wel heel goed voor hun seksleven,” veronderstelde ze. Daar wou ik liever even niet aan denken.