Hoofdstuk 5

“Doen!” zei Karina de volgende avond aan tafel. We zaten in haar kleine stadstuintje. “Je wilt toch niet nog jaren in die wasserij werken omdat je geen betere baantjes kunt krijgen?” Dat had Naima ‘s middags ook al gezegd.

“Jij vindt dat ik in een pottenwoongroep moet gaan zitten?”

“Kun je gelijk even uitzoeken of je zelf lesbisch bent. Die ouwe dames lusten vast wel een groen blaadje.”

“Ik trouwens ook.” Ik schepte nog wat sla op en ging verder niet op haar opmerking in. “Lekker. Is dat dille?” Als ik de aanbieding van Nel zou aannemen, zou ik wel even moeten leren koken. “Bieslook. Hé, maar Evelien heeft dus helemaal niks geprobeerd?”

“Evelien heeft een Bert.” Ik vertelde haar over de foto’s. “Kinky hoor. Dat had ik nou ook weer niet achter haar gezocht. Maar wat doet ze dan in dat COC?”

“Daar ben ik ook nog niet helemaal uit. Ze komt er al vanaf haar zeventiende.”

Karina haalde haar schouders op. “Waarschijnlijk gewoon bi, of geen zin om de hele tijd door kerels lastig gevallen te worden.” Daar had ik zelf nog niet aan gedacht. Misschien vond Evelien het, net als Naima, wel eens leuk om lekker uit te kunnen gaan zonder dat hitsige types haar voortdurend om een vuurtje vroegen. Karina vroeg hoe het bij het COC was.

“Best leuk eigenlijk. Een beetje oubollig, maar wel gezellig. Die Nel was echt een tof wijf, ik heb de hele avond met haar zitten praten. Wat dat mens allemaal meegemaakt heeft, dat hou je niet voor mogelijk.” Wat ik zo grappig vond aan het COC, vertelde ik Karina, was dat er zo veel verschillende mensen kwamen. Het enige gemeenschappelijke was hun geaardheid, verder zag je de meest uiteenlopende types. In een gewone kroeg zijn mensen toch vaak ongeveer even oud, houden ze van dezelfde soort muziek, kortom, is het allemaal eenheidsworst. “Misschien moet ik ook een keertje naar dat COC van jou. Ik ben onderhand wel uitgekeken op de Dolle Eend. Behalve als jij werkt, natuurlijk. Moet je het weekend weer werken?”

“Alleen zaterdag en zondag. Tenzij Chantal weer een hot date heeft, dan kan ik morgen haar bardienst ook overnemen.”

“Dan gaat ze maar op een andere dag dan vrijdag,” zei Karina. “Jij hebt dan al veertig uur in die wasserij gestaan, je mag best een avondje vrij.”

“Ik kan het geld anders best gebruiken. Dat uitzendbureau gaat pas volgende week betalen. Maar ik sta er inderdaad niet om te springen om weer het hele weekend midden in de nacht mijn haar te moeten wassen omdat het naar rook en bier stinkt.” Het nadeel van dreads was dat het vijf uur duurde voor mijn haar droog was. Ik vroeg wat Karina’s plannen voor het weekend waren. “Julian moet hockeyen en ik heb beloofd te gaan kijken. Misschien komen we zaterdag nog wel even een biertje bij je drinken. Hoe ga je dat nou verder doen met die pottenwoongroep?”

“Maandagavond vergaderen ze. Ik ga erheen om te kijken of de groep me bevalt. Daarna beslis ik.”

Het was net zo druk als normaal in de Dolle Eend, maar die zaterdagavond leek anders. Misschien kwam het door de zomer, door dat COC-bezoek of door de gedachte aan Marlies die af en toe weer de kop opstak, maar het was alsof de meisjes vanavond leuker, mooier, vrolijker en aantrekkelijker waren dan op andere zaterdagavonden. Misschien had ik het in mijn dertien maanden durende Richard-tijdperk gewoon niet gezien en stond ik er nu weer meer voor open, bedacht ik, terwijl ik een serie biertjes tapte voor een wel heel erg lekker meisje met donkere krullen en een prachtige stem. Vanuit mijn ooghoeken zag ik Richard binnenkomen met een paar vrienden. Uit hun manier van lopen en het lawaai dat ze produceerden, leidde ik af dat ze bij mij niet hun eerste drankjes van de avond kwamen drinken. Heerlijk, net waar je op zit te wachten op een drukke zaterdagavond: een stelletje dronken eikels. Ik keek vragend naar Herman, die op zijn vaste stek aan de bar zat. Die wierp een schattende blik op het olijke trio. “Eén biertje,” adviseerde hij. “En daarna alleen maar fris.” Met uitgestoken vinger kwam Richard op de bar af, links en rechts mensen bijna hun ogen uitstekend. “Jij, jij…”

“Hoi Richard, wat mag het zijn?”

“Drie biertjes,” zei Leon, zijn beste vriend, die frisser uit zijn ogen keek dan ik had verwacht.

“Zo te zien hebben jullie aardig wat op. Die drie biertjes tap ik, maar daarna wordt het spa of cola.”

“Mag sinas ook?” Dat was Kofie, de lolbroek van het gezelschap. Kofie was zo’n jongen die er niet echt bij hoorde. Verkeerde kleding, verkeerde tatoeage, verkeerde piercing, verkeerde humor, alles verkeerd. Zelfs zijn baan was verkeerd: zijn vrienden hadden hts, hij was elektro-monteur. Toch werd hij gedoogd, al wist volgens mij niemand waarom. Waarschijnlijk omdat hij een loser was, te zielig om te laten vallen. Hypocriet, vond ik, maar zelf had hij het niet zo in de gaten.

Ik knikte. “Tuurlijk Kofie. En chocomel, als je daar zin in hebt.” Richard stond weer met zijn vinger in mijn richting te prikken. “Jij bent een kutwijf.” Eindelijk had hij de hele zin eruit gekregen, een behoorlijke prestatie gezien de mate van dronkenschap waarin hij verkeerde. “Jij bent een kutwijf,” herhaalde hij, dit keer iets vloeiender. Leon pakte hem bij zijn arm en keek mij verontschuldigend aan. Ik glimlachte. “Geeft niks.” Morgen zou Richard spijt hebben, van die opmerking en van de drank. Ik kon me zijn katers van het afgelopen jaar nog goed herinneren. Ondanks dat hij dondersgoed wist dat hij te veel had gezopen, bleef hij elke keer weer stug volhouden dat hij griep moest hebben. Ik keek hem aan. Hij zag er beroerd uit, spierwit met bloeddoorlopen ogen. Ik vroeg me af wat ik ooit in hem gezien had. Op dit moment deed hij me niks. Ik vond hem niet eens meelijwekkend. Ik wou dat hij oplazerde, uit mijn kroeg en uit mijn leven. Eikel.

“Mag ik wat bestellen?” Oh ja. Mijn werk. Ik glimlachte naar een meisje dat twee Breezers en een spa rood bestelde. Lekker makkelijk, die mixdrankjes: openmaken, rietje erin en neerzetten. Gelukkig had de Dolle Eend niet zoiets als de Breek-de-week-cocktailavond, ik moest er niet aan denken om ingewikkelde cocktails te moeten mixen. “Moeilijkheden?” vroeg het meisje, met een blik op Richard. Ik zag nu pas dat ze dreads had, mooiere dan de mijne. Al was het alleen maar omdat ze rood waren. Misschien waren ze nep. De kleur paste wel erg goed bij haar groene ogen. “Mijn ex,” zei ik.

“Wil je het op rekening zetten? Ik heet Mo.” Ik knikte.

“Dank je. Sterkte.” Ze verdween met haar drankjes in de menigte. Leuke broek had ze aan.

Veel tijd om me druk te maken over Richard of naar Mo’s kleren te kijken kreeg ik niet meer. Het leek wel of iedereen tegelijk z’n glas leeg had, de bestellingen kwamen achter elkaar door. En toen ik eindelijk weer een beetje rust had, waren Richard en z’n vrienden vertrokken. Ik had ze niet eens weg zien gaan.

Om half drie zat ik uitgeblust achter een tosti en een Safari-jus, met Karina naast me. Zij was tegen sluitingstijd komen binnenvallen en had spontaan aangeboden om te helpen met opruimen.

“Richard kwam nog langs.” Ik doopte mijn tosti in de ketchup.

“Oh? Wat kwam-ie doen?”

“Irritant wezen. Hij had Leon en Kofie meegenomen.”

“Getver, Kofie, dat vind ik zo’n engerd. Rare naam trouwens ook, Kofie.”

“Hij heet eigenlijk Carlo. Maar in de brugklas moest hij een keer ‘koffie’ op het bord schrijven…”

Karina grinnikte. “Ik snap het. Zielig. Zullen we zo de kopjes en de bitterballenbordjes maar eens gaan afwassen?”

Ik zuchtte, stopte het laatste stuk tosti in mijn mond en vroeg me voor de zoveelste keer af waarom die krent van een Herman geen vaatwasser kocht.