Mo stond al voor mijn deur toen ik thuiskwam. “Wat ben je laat, ik dacht dat jij toch half vijf werkte.”
“Ik wist toch niet dat jij nu al zou komen,” zei ik. “We hadden pas om zes uur afgesproken toch? Ik ben nog even langs het uitzendbureau geweest om op te zeggen.”
“Ik vond het zo stom om in mijn eentje thuis te gaan zitten wachten tot het tijd was, ik dacht dat ik dat net zo goed met jou samen kon doen.”
“Gezellig.” Ik zette mijn fiets op slot en kuste haar. Twee op de wangen, een op de mond. Het begon zo onderhand een standaardbegroeting te worden, maar daarom niet minder prettig.
“Ben je gisteren nog naar Lola Rennt geweest?” vroeg ik.
Ze knikte. “Je SMS kwam binnen tijdens de film, mijn mobiel stond uit.”
Daarom had het zo lang geduurd voor ze een SMS teruggestuurd had.
Ik had haar ge-SMS’t zodra ik thuis was, maar haar reactie had drie kwartier op zich laten wachten.
“Vertel, hoe was het gisteren? En waar komt dat huis ineens vandaan?” vroeg ze, toen we boven waren. Ze ging op mijn bed zitten en klopte uitnodigend op de plek naast haar.
“Wil je niks drinken?”
“Nee joh, we moeten toch zo weg. Nou, kom op.”
Ik ging op het bed zitten, lekker tegen haar aan en vertelde over het feestje van Gerda, telkens onderbroken door haar “Nee! Echt waar?” uitroepen. Ze werd steeds enthousiaster.
“Het kantoor van Volta, dat ken ik wel. Dat is echt heel mooi, Sara. Daar moeten jullie gaan wonen. Volgens mij is het art nouveau.”
“Daar heb ik gisteravond niks van gezien.”
“Dat zul je nu wel zien dan. Ik kan niet wachten tot we erheen kunnen.”
“Ik ook niet.” Ik pakte mijn trainingsjack en mijn tas. “Laten we maar gewoon gaan.”
Klokslag zes uur stonden we bij het pand. Met Kitty, die we onderweg hadden opgepikt en die ook al vol spanning had zitten wachten. “Wauw.” Mo wees door de spijlen van de omheining naar boven. “Heb je die erkertjes gezien?”
“Mooi hè,” zei Kitty. “Ik zie ons hier al wonen. Laten we dichterbij gaan kijken.”
Het zag er bij daglicht een stuk minder eng uit.
Over het pad liepen we naar de voordeur. Daar stond een brievenbus. Openmaken hoefde niet, want de post stak er gewoon uit. Kitty viste er een envelop uit. “Volta BV,” las ze hardop. Ze trok er nog wat enveloppen uit en stopte die in een plastic tasje dat ze uit haar rugzak haalde.
“Is dat niet strafbaar?” vroeg Mo. “Ik breng ze weer terug,” verzekerde Kitty haar.
Van dichtbij was het gebouw nog mooier. Boven de ramen zaten schilderingen en rondom de deur waren gebeeldhouwde ornamenten aangebracht.
“Ik zei het toch,” zei Mo. “Art nouveau.”
“Hoe weet jij dat?” vroeg ik. “Mijn vader is architect.”
“Da’s handig om te weten,” zei Kitty. “In verband met een eventuele verbouwing. Het zou natuurlijk beter zijn als je moeder architect was, wantditiseenvrouwenpand.Kentjevadergeenvrouwelijkearchitecten?”
“Geen idee, ik zal het eens vragen.”
“Laten we naar de achterkant lopen,” zei Kitty. “Dit hebben we gisteren al gezien.”
“Al die mooie schilderingen niet,” zei ik.
“Ik kijk nu even met een lockpicking-technische blik,” zei Kitty. “Dat het mooi is, dat wist ik al.”
Aan de achterkant was er niemand die ons kon zien en we konden vrijelijk door de ramen naar binnen gluren.
“Dit was volgens mij een vergaderzaal,” zei Mo. “Moet je die lambrise-ring zien. Ik geloof dat ik verliefd ben.” Ze zuchtte theatraal.
Achter Mo’s rug maakte Kitty een gebaar. Ik gokte erop dat het ‘inkoppen’ of ‘werk maken’ betekende en sloeg mijn arm om Mo heen. “En, denk je dat het wederzijds is?”
“Geen idee. Ik heb trouwens ook nog nooit een relatie met een lambri-sering gehad.”
“Nou, als het niks wordt, weet dan dat je altijd bij mij terecht kunt.” Ze kuste mijn wang. “Dank je. Je bent een schat.” Kitty stak, onzichtbaar voor Mo, haar duim omhoog en deed een paar stappen naar achteren. “Eens kijken. Dit was dus een vergaderzaal, dan zie ik hier nog een, twee, drie werkkamers. Aan de voorkant een hal met een receptie en nog twee werkkamers, dat is vijf hier beneden. Op de eerste verdieping ziet het er vast ongeveer hetzelfde uit, alleen is daar waarschijnlijk een kamer waar beneden de receptie zit. Misschien boven dus ook nog een vergaderruimte. En dan op de derde verdieping nog minstens drie kamers, schat ik. Dat komt dus in totaal op…”
“Veertien kamers, twee grote ruimten en een receptie,” zei Mo.
“Precies.” Kitty was druk aan het fotograferen.
“Kunnen we er makkelijk in?” vroeg ik.
“Een raam stukslaan kan altijd,” zei Kitty, “maar misschien is het wel zo slim om het een beetje netjes aan te pakken. Sloten vervangen moeten we toch.” Ze liep naar de achterdeur. “Dit krijgen we met een klopsleutel ook wel open. Geen anti-inbraakstrippen aan deze kant. Raar beveiligingsbeleid hebben ze hier gehad.”
“Misschien zit er een alarm op,” zei ik.
“Goeie.” Kitty veegde het raam van de achterdeur schoon en gluurde naar binnen. “Ik zie inderdaad wel wat hangen. Dat kan nog problemen geven.”
“Shit. Daar gaat ons droomhuis,” zei ik. “Als zo’n alarm afgaat, staat het hier binnen de kortste keren vol politie of beveiligers.”
“Er is vast geen stroom in dit pand,” zei Mo. “Dan doet het alarm het dus ook niet.”
“Slimme meid heb jij meegebracht,” zei Kitty tegen mij. Ze maakte nog een paar foto’s en vroeg of ze die bij mij weer naar de groep mocht mailen. “Ik ga de rest ook bellen, zullen we morgen weer gaan kijken?”
“Goed plan,” zei ik.
“Ik kan morgen niet,” zei Mo. “Familieweekend. We gaan gezellig met z’n allen klootschieten ergens in Twente, met slapen erbij.”
“En jij?” vroeg Kitty aan mij. “Vind je het wel leuk om voor de derde keer te gaan kijken?”
“Ik kan niet genoeg krijgen van dit pand,” zei ik naar waarheid. “Ik vind het schitterend. Als ik hier ga wonen, dan moet ik er elke dag naar kijken. En bovendien moeten we zeker weten of het echt niet in gebruik is.”
“Als het in gebruik is, dan zeker niet in het weekend,” zei Mo. “Dit is een kantoorpand, weet je nog? Dat zijn gewoon smoesjes om er weer heen te kunnen.”
“Misschien weekendjunks.” Ik hoorde zelf ook wel hoe stom dat klonk.
“Nou oké, dan is het een smoesje. Toch alleen maar goed dat ik dit pand mooi vind?”
“Zeker.” Ook haar arm om mijn schouders begon een natuurlijk verschijnsel te worden. “Het is ook prachtig en als ik kon, ging ik morgen gewoon weer met je mee.”
“Tjongejonge, meisjes,” zei Kitty. “Bloeit hier iets moois op?”
“Wie weet,” zei Mo. “Als wij gaan trouwen, ben jij de eerste die we uitnodigen.”
“Fijn om te weten. Voor vandaag zijn we wel klaar hier, denk ik.”
“Zin om mee naar de film te gaan?” vroeg Mo, toen we weer bij mijn huis waren. “Amélie draait, in het kader van de retrozomer. Om half tien.”
“Leuk.” Amélie had ik al drie keer gezien, maar dat maakte me niet uit.
“Wat eet je vanavond?”
“Weet ik nog niet.”
“Laten we dan even boodschappen doen en bij mij eten.”
“Ga je weer iets uit zo’n kookboek maken?”
“Als jij dat wilt. Dan moeten we eerst naar boven, een recept uitzoeken.” Ze koos guacamole, Mexicaanse bonensoep en nacho’s uit de oven. Ik schreef een boodschappenlijstje en we liepen naar mijn Appie. Daar kwamen we, hoe kon het ook anders, Karina tegen terwijl we in de avocado’s stonden te knijpen. “We hebben een pand gevonden,” vertelde ik haar. “Toch niet de Mariaschool?”
“Het voormalige kantoor van Volta,” zei Mo. “Ik ben Mo, trouwens.” Ze stak haar hand uit. “Ik ben Karina. Veel over je gehoord.”
Ik keek haar waarschuwend aan, maar ze deed net of ze het niet zag. “Jij doet toch P&O?” ging ze door. Op Mo’s knikken verklaarde ze: “Jouw broer woont bij mijn vriend in huis, vandaar dat ik dat weet.” Een grijns mijn kant uit. Ze keek in mijn mandje. “Zo, avocado’s, toe maar. Die zijn heel gezond, wist je dat? Gaan jullie samen eten?”
“Ja, Mexicaans,” zei ik. “En daarna gaan we naar de film, dus we hebben een beetje haast.”
“Oh, leuk. Welke film?”
“Amélie,” zei Mo.
“Le fabuleux destin d’Amélie Poulain.” Karina had haar vakantie dus ook gebruikt om haar Frans te oefenen. “Die heeft Sara al minstens vier keer gezien.”
“Drie. Maar hij blijft leuk. Ik bel je nog, doei!”
“Echt waar? Drie keer?” vroeg Mo, toen we voor het schap met de bonen stonden. “Moeten we er dan wel heen gaan?”
“Het is mijn favoriete film aller tijden,” zei ik. “Dus ja. Graag.”
“En nu?” vroeg Mo.
Ik las het recept. “Een liter water erbij.” Echt een makkie, deze soep. “Moet de oven niet voorverwarmd?”
“Oh ja.” Ik stelde de oven in op 200 graden.
“Ik maak guacamole altijd met zo’n mixje.” Ze stak een tortillachip in het bakje avocadodip. “Maar het is net zo makkelijk zonder. En lekkerder ook.”
Ik roerde in de pan met tomatensalsa. “Dit prutje is ook goed.”
“Zal ik dat dan vast in de ovenschaal kieperen?” Ze haalde de pan van het vuur en goot de salsa in de schaal, die al klaar stond. “Hè, getver.”
Ze keek beteuterd naar een grote rode vlek op haar T–shirt. “Hoe krijg ik dat er nou weer uit?” Ze hield het shirt zo goed en zo kwaad als het kon onder de kraan en boende met de punt van een theedoek. De rode vlek bleef.
“Je kunt wel een shirtje van mij lenen,” zei ik. Meteen kreeg ik een visioen van Mo die in haar bh in mijn kamer zou staan, terwijl ik haar allerlei shirtjes voorhield. Uiteindelijk zou ze concluderen dat kleren helemaal niet nodig waren, de rest ook uitdoen en mij het bed in trekken. “Ik zoek wel even wat uit,” zei ze en voor ik het wist, was ze op weg naar mijn kamer.
Ik draaide snel het gas lager onder de soep en ging achter haar aan. Ze had nog niets uitgetrokken toen ik mijn kamer binnenkwam. Ik deed mijn kast open en haalde er een lichtblauw shirtje uit. “Is dit wat?”
“Zou best kunnen.” Zonder enige gêne trok ze haar eigen shirt over haar hoofd. Ik werd beloond met uitzicht op een roze kanten bh met een stevige B-cup erin. Mooi, dacht ik. “Dank je,” zei ze. Ik had het blijkbaar hardop gezegd. “Moet ik hier bevriezen?” vroeg ze.
“Dat lijkt me sterk, midden in de zomer,” zei ik. Oh Sara, dacht ik erachteraan, zeg toch niet van die stomme dingen. Vertel haar dat je haar met plezier warm wilt houden.
In plaats daarvan gaf ik haar het blauwe shirtje. Het stond haar geweldig, maar ik had het idee dat ik een kans gemist had. “Dankjewel,” zei Mo. Ze trok me naar zich toe, sloeg haar armen om me heen en kuste me. Lang, zacht, warm en veelbelovend. Ik voelde hoe mijn lichaam begon te gloeien, terwijl haar handen mijn rug streelden.
Beneden piepte de oven. Mo maakte zich los uit onze omhelzing. “Aan het werk, Jamie Oliver.”
Het was rustig in het Filmhuis. Mo had ons gratis naar binnen geluld, hoewel ik officieel nog niet in dienst was, en nu zaten we op de achterste rij te kijken naar een film die ik voor de vierde keer zag. Ik was met mijn hoofd meer bij haar dan bij de film. Ik hoorde haar lachen toen Amélies suïcidale goudvis uit zijn pot sprong en zuchten toen Amélie en haar moeder het diertje zijn vrijheid teruggaven in het park. Ik keek opzij op het moment dat Amélies moeder getroffen werd door een Canadese toeriste die van de kerktoren sprong. Ze glimlachte en legde haar arm om mijn schouders. Ik probeerde me op de film te concentreren.
“Dat doe jij ook,” fluisterde ze, toen Amélie met de punt van haar lepeltje het suikerlaagje van haar crème brülée stukmaakte. Ze streek met haar vinger langs mijn wang, die meteen begon te gloeien. Op het moment dat Amélie iemand een petitie aanbood om Lady Di heilig te laten verklaren, legde ik mijn hand op haar been. Meteen had ik de neiging om hem weer terug te trekken. Fijne actie, Sara, dacht ik. Daar ligt die hand. En nu? Je kunt dat klamme handje van je niet laten liggen. Doe iets.
Aarzelend bewoog ik mijn hand over haar been. Ze trok me wat dichter naar zich toe en kuste me zachtjes in mijn nek. Op het scherm werd Amélie uitgenodigd om een kopje thee te komen drinken bij een ongelooflijke butch in een grijs mannenpak. Mo pakte mijn hand, die weer doelloos op haar been lag, en streelde mijn vingers. Het voelde opwindend en tegelijkertijd vertrouwd en geruststellend. Zo bleven we de rest van de film zitten.