Hoofdstuk 4

“Hier moeten we in.” Evelien sloeg rechtsaf.

In deze straat zaten helemaal geen kroegen. Waar gingen we heen? Pas toen ik aan het eind van de steeg een verlichte regenboog zag, wist ik het. Het COC. Daarover las ik altijd alleen maar in de krant. Ze hadden discussieavondjes en praatgroepen, dingen die ik vooral kende uit verhalen over de jaren tachtig. Mijn vader was in die tijd lid geweest van een vredeswerkgroep, voor hij, zoals hij dat noemde, een meer realistische kijk op de wereld had gekregen. In die vredeswerkgroep praatten ze voornamelijk over hoe oneerlijk het was dat alleen de burgemeester de gemeentelijke schuilkelder in mocht als er een atoombom op de stad gedumpt werd, en ze gingen met bussen naar Den Haag om te demonstreren tegen kruisraketten en andere symbolen van de vooruitgang. En mijn moeder schaamde zich nu nog steeds voor de cursussen In contact met je Zelf, Intuïtieve Dans en Vind je Oerkracht die ze in die tijd gevolgd had.

Het COC, wat moesten we daar nou? Ik begon het hele gedoe steeds vreemder te vinden. Evelien had me verteld dat ze een vriend had, die vriend had ik bovendien net gezien, ik kon me het beeld van een naakte Evelien boven op die man nog levendig voor de geest halen en nu nam ze me mee naar een belegen homotent?

Evelien stapte af. “Zet je fiets maar aan de mijne vast. Er worden hier nooit fietsen gejat, maar je moet altijd het zekere voor het onzekere nemen.”

Binnen was het alsof ik met een tijdmachine was verplaatst naar een van die bijeenkomsten van de vredeswerkgroep uit de fotoalbums van mijn ouders. Precies hetzelfde decor: zwart met lila stoelen en tafeltjes, posters aan de muur die opriepen tot actie, bakjes pinda’s en Japanse mix op de tafeltjes, een punkmeisje achter de bar en een glitterbol aan het plafond. Alleen het publiek was anders: aan de bar zaten twee kale nichten en aan een tafeltje zat een stel potten zoals je je potten voorstelt kruidenthee te drinken. Achter in de ruimte waren de toiletten: lila deuren met zwarte torso’s erop, vrijwel identieke driehoekige schoudervullingsilhouetten met kuif en stropdas. Gelukkig hadden ze wel de tegenwoordigheid van geest gehad om er een mannen- en een vrouwenteken bij te zetten, anders zou niemand geweten hebben welke wc voor wie bestemd was. “Jij bent hier blijkbaar voor het eerst,” constateerde Evelien nuchter, terwijl we aan de bar gingen zitten. Ik knikte. “Ik wist niet dat zulke tenten nog bestonden.”

“Het ziet er hier al twintig jaar hetzelfde uit. Weinig geld om het op te knappen.”

Tot dat moment had ik me niet afgevraagd hoe oud Evelien was, maar als ze hier al twintig jaar kwam, dan moest ze nu minstens zesendertig zijn, vijftien jaar ouder dan ik. Ik nam haar van opzij op en zag nu pas dat ze een paar kleine lachrimpeltjes bij haar ogen had. Verder had ik haar die leeftijd echt niet gegeven, maar ja, ik ben dan ook slecht in het schatten van leeftijden. Toch gek, mijn ouders scheelden hooguit een jaar of tien met haar, maar ze zagen er zó veel ouder uit. Misschien was Evelien wel een van die mensen op wie leeftijd geen vat heeft. Of misschien deed ze veel aan sport, of ze was zo slank en gespierd geworden omdat ze elke dag twee uur met Bert lag te seksen. Meteen drongen de foto’s zich weer op.

“Sara! Waar zit je met je gedachten? Ik vroeg wat je wilde drinken.”

“Ik vroeg me af hoe oud je was. Als je hier al twintig jaar komt…”

“Zevenendertig. Wat wil je nou drinken?”

Het leek me het beste om maar gewoon met de witte wijn door te gaan.

“Weet je dat zeker?” vroeg het meisje achtende bar. “Vanavond hebben we Breek-de-week-cocktailavond. Ik kan een heel lekkere cocktail voor je maken.” Ze keek me indringend aan. Het bracht me in de war. Flirtte ze met me? Ach, hield ik mezelf voor, dat is gewoon professioneel barvrouwschap, dat doe je zelf ook zo vaak. Ik besloot terug te flirten.

“Oh? Wat is je specialiteit?”

Ze leunde over de bar. “Sex on the beach,” fluisterde ze in mijn oor. “Gerda’s cocktails zijn tot in de wijde omtrek bekend,” zei Evelien. “Doe mij maar een Margarita, Gerda.”

Gerda? Waarom kwam ik alleen maar mensen met idiote namen tegen? Wie noemt z’n kind nou Gerda in deze tijd? “En jij?” Gerda lachte naar me. Ze had een tongpiercing. “Doe me je specialiteit maar.”

Ze maakte er een hele show van, en ondertussen telde ik haar tatoeages. Een Keltische band om haar pols, een slang op haar rechterschouder, een Chinees teken op haar bovenarm. Nog eentje op haar rug, boven de tailleband van haar broek en mijn beeld zou weer helemaal kloppen, bedacht ik. Ze droeg vast een string, waar dan zo’n mysterieus teken bovenuit zou piepen. Ik glimlachte tevreden toen ze bukte om een roerstaafje te pakken. Bingo: tatoeage én string. Ik prees mezelf om mijn mensenkennis. Als ik niet van die opleiding was gegooid, was ik waarschijnlijk een uitstekende journalist geworden. Ik was zo geconcentreerd geweest op Gerda en haar bilnaad, dat ik niet had gemerkt dat er iemand binnengekomen was. Een vrouw met kort rood haar, die Evelien drie klinkende kussen op haar wangen gaf en haar nét iets steviger en langer vasthield dan nog beleefd was. “Ik dacht dat je nooit meer zou komen,” zei Evelien. “Sara, dit is Nel. Nel, Sara.”

Eindelijk eens iemand die helemaal bij haar naam paste. Nel was stevig, had gezellige rode couperosewangen, droeg roze driehoeken in haar oren en een dubbel vrouwenteken om haar nek en ze was oud. Ik mocht haar meteen.

Gerda zette mijn cocktail voor me neer. Ze knipoogde. “Geniet ervan, schat, hij is met extra veel liefde klaargemaakt.”

“Maak je geen illusies, zo is ze tegen iedereen,” zei Nel. Ze bestelde een biertje en we proostten.

“Hoe is het met die vent van je?” vroeg ze aan Evelien. “Wanneer zet je hem aan de kant en trouw je met mij?”

Evelien lachte. “Volgende week. Hoe staat het met de plannen?”

“Goed. We zijn inmiddels met z’n vijven. Kitty, Margriet en Lenie deden al mee, en nu is Hans daar nog bij gekomen.”

“Hans?” Evelien trok haar wenkbrauwen op. “Vind je het wel zo’n goed idee om dit samen met je meest recente ex te doen?” Dat Nel een man als ex had, dat zou ik zo op het eerste gezicht niet gedacht hebben.

“Die relatie is al zo lang voorbij. Ik kan het tegenwoordig wel weer redelijk goed vinden met Hans. De combinatie Kitty en Margriet is veel gewaagder. Hoe dan ook, we komen maandagavond voor het eerst met z’n allen bij elkaar. Dan gaan we onze plannen bespreken.” Ik begon nu wel nieuwsgierig te worden. Wat voor plannen? Wanneer zou ik te horen krijgen wat ik hier deed? Nel was degene aan wie Evelien me wilde voorstellen, maar zou dat dan ook betekenen dat ik onderdeel was van die plannen?

“Misschien moeten we Sara even vertellen wat de bedoeling is,” zei Evelien. “Ze kijkt alsof we Chinees praten.”

Nel begon te vertellen. Zij en haar vriendinnen werden al wat ouder en zagen het niet zo zitten om hun oude dag alleen te moeten slijten in een sneue bejaardenwoning of een verzorgingsflat, daar waren ze veel te actief voor. Maar een huis dat wat meer gemakken had dan een gewoon huurwoninkje, dat wilden ze wel. Het plan was nu dat ze met z’n allen een groot pand gingen huren of kopen, waar ze dan gezamenlijk in zouden gaan wonen. Aangepast aan hun wensen en behoeften, ieder met haar eigen huishouding, en met een grote gemeenschappelijke ruimte en de mogelijkheid om allerlei dingen samen te doen. “En daar zou jij een rol in kunnen spelen,” zei Evelien. “We zoeken iemand die ons wil helpen,” vertelde Nel. “Een leuke, vlotte jonge meid die niet te beroerd is om de handen uit de mouwen te steken.”

“Wat moet ik dan doen?” Ik kon me er van alles bij voorstellen: muren die gesloopt en ergens anders weer opgebouwd moesten worden, maar ook ouwe besjes die ik Brinta moest voeren. Als al die vrouwen zo waren als Nel, zou dat laatste waarschijnlijk nog lang op zich laten wachten.

“We dachten aan een combinatie van huismeester en huishoudelijke hulp. Je doet kleine klusjes in huis, zorgt dat dingen geregeld worden, kookt een paar keer per week en houdt de boel schoon. En in ruil daarvoor krijg je gratis kost en inwoning.”

“Dus als ik het goed begrijp,” zei ik langzaam, “word ik uitgenodigd om samen te wonen in een woongroep met vijf vrouwen die ik niet ken, maar die allemaal veel ouder zijn dan ik, en om werk te doen waarvan ik nog niet precies weet wat het inhoudt. In een huis dat jullie ook nog niet hebben.”

“Precies!” zei Nel stralend. “Nou, doe je het?”