“Die slaapt voorlopig nog niet,” zei Kitty, toen we Nel naar huis gebracht hadden. “Die heeft zo’n adrenalinestoot gekregen dat ze haar hele huis nog gaat poetsen.”
Gerda lachte. “Ik ga trouwens meteen naar huis, ik ben hartstikke moe.” Ze keek uitnodigend mijn kant uit, maar ik besloot net te doen of ik niets in de gaten had.
Voor de Dolle Eend stopten we. Ze kuste me en even wist ik niet meer waarom ik ook al weer niet met haar mee wilde. “Dan ga ik maar,” zei ze. “Oh, trouwens, vergeet je niet dat ik donderdag jarig ben?”
“Gefeliciteerd,” zei Kitty.
“Dat mag je donderdag doen. Sara weet waar ik woon, je bent vanaf acht uur welkom.”
“Leuk,” zei Kitty. “En welterusten alvast.”
We keken haar na toen ze de hoek omsloeg.
“Merk je nou wat van die tongpiercing?” vroeg Kitty. Helemaal niet, wou ik zeggen, naar waarheid. Maar ik hield me nog net op tijd in. “Daar moet je zelf maar achter komen.”
“Alles op z’n tijd,” zei Kitty. “Zullen we nog wat drinken in die kroeg van jou?”
We liepen de Dolle Eend in. Chantal had het niet zo druk vanavond. Met haar hoofd gaf ze signalen in de richting van een jongen die aan de bar zat. Dat was vast de date met wie ze naar de film had gewild. Best een leuke jongen om te zien. “Hoe ging het?” vroeg ze toen ik kwam bestellen. “Goed. We kunnen nu elk huis binnen.” Ik zag haar verschrikte gezicht. “Niet dat we dat doen natuurlijk.”
“Fijn. Maar ik bedoelde natuurlijk met Gerda, bijdehandje.”
“Oh. Nog geen verandering.”
Ik negeerde haar afkeurende blik en liep met een biertje en een bitter lemon naar het tafeltje waar Kitty zat te wachten. Ze pakte het glas bier van me aan.
“Vertel eens wat meer over jezelf,” zei ze. “Wat wil je weten?”
“Was er niet iets met een studie?”
“Journalistiek,” zei ik. “Onvrijwillig afgebroken wegens een verschil van inzicht.”
Ze leunde wat verder naar voren. “Vertel.”
“Gewoon, ik deed de dingen anders. Maakte overal projecten van, met veel praktijk en weinig theorie.”
“Volgens mij leer je daar het meest van,” zei Kitty. “Dat lijkt mij ook. Maar die school dacht daar anders over. Die vond dat je dingen uit boeken moest overschrijven en dat was dan een werkstuk. Of je moest die dingen uitje hoofd leren en ze vervolgens bij een tentamen opschrijven. Ik snapte niet hoe je daar een goede journalist van kon worden.”
“Ik ook niet. En toen?”
“Werd mij vriendelijk verzocht de opleiding te verlaten. En nu heb ik overdag een uitzendbaantje bij een wasserij en twee avonden per week werk ik hier. En hoe zit het met jou?”
“Culturele antropologie,” zei ze. “In het derde jaar even tijdelijk opgeschort, omdat ik actief werd in de vrouwenbeweging. Ik ging in een kraakpand wonen en ik had andere prioriteiten. Onze idealen waren belangrijker dan mijn studie, vond ik. Ik heb ‘m nooit afgemaakt.”
“Zonde.”
“Moet jij zeggen. In elk geval, ik heb een hele tijd gewoon wat aangerommeld. Vrijwilligerswerk, uitzendbaantjes, dat soort dingen. Ik deed vrijwilligerswerk in het buurthuis, toen daar een betaalde baan vrijkwam als coördinator meidenprojecten. Daar heb ik op gesolliciteerd en ik werd aangenomen.”
“Hoe lang is dat geleden?”
“Acht jaar. Ik heb dat werk drie jaar gedaan en toen kreeg ik RSI.”
“Moest je zoveel typen dan?”
“RSI heeft veel minder met typen te maken dan mensen denken. Het zit tussen je oren. Er was een hoop stress bij dat buurthuis. Projecten moesten met steeds minder geld uitgevoerd worden en als er al mensen werden aangenomen, kregen ze een tijdelijk contract. Dat is natuurlijk niet zo goed voor de motivatie. Ik denk dat ik RSI heb gekregen van de bezuinigingen. Ik heb eerst in de ziektewet gezeten en nu heb ik een uitkering.”
“Maar als het van de werkstress komt, waarom is het nu dan niet over?” Ze haalde haar schouders op. “Ik heb van alles geprobeerd, van fysio tot fitness en van acupunctuur tot homeopathie. Het helpt wel, maar het haalt de oorzaken niet weg natuurlijk. Binnenkort ga ik langs bij een burnout therapeut. Misschien kan die de echte oorzaak vinden.”
“Wil je dat graag?”
“Gewetensvraag. Ik denk dat het antwoord op die vraag misschien wel de helft van het probleem is. Pot op negen uur, trouwens.”
“Pardon?”
“Daar, aan de bar, dat meisje met die bruine krullen. Hartstikke lesbisch.”
“Hoe weet je dat?”
“Ik heb een gaydar.”
“Dus jij kunt zien of iemand lesbisch is? Kun je mij dat ook leren?”
“Waarom zou je dat willen weten?” Ze keek me onderzoekend aan. “Je bent verliefd.” Het was geen veronderstelling, meer een mededeling. “Tien punten. Nou, hoe kun je zien of iemand lesbisch is?”
“Ik weet het niet, het is een gevoel. Soms zie ik het aan haar manier van lopen, of aan haar kleding. En soms heb ik het ook helemaal mis. Niet dat dat wat uitmaakt trouwens.” Ze lachte. “Het is helemaal niet van belang of iemand wel of niet zegt dat ze lesbisch is. Zeker vijf van mijn exen hebben me ooit in alle toonaarden bezworen dat ze honderd procent hetero waren.” Ze zag mijn verbazing en er verscheen iets van triomf op haar gezicht. “Mijn vriendinnen noemden mij altijd de heteroturner.”
“Heb je daar dan ook trucs voor?” vroeg ik.
“Welnee. Ik maakte gewoon werk van de vrouw op wie ik verliefd was. Soms hielp dat, soms ook niet. Ik heb eens twee jaar achter een vrouw aangelopen die écht niets in mij zag. Stom, maar dat gebeurt nou eenmaal.”
“Heb je ook wel eens een heterovrouw…” ik aarzelde even. “Gebruikt? Nee, zo zou ik het niet willen formuleren. Met alle voormalige hetero’s heb ik min of meer langdurige relaties gehad. Margriet was er trouwens een van. De eerste.”
“Die was hetero?”
“Tot ze mij ontmoette natuurlijk,” lachte Kitty. “Ik was onweerstaanbaar.”
Misschien wel, maar Hans ook, dacht ik. Met haar had Margriet tegelijkertijd een relatie gehad.
“Margriet was nog getrouwd toen ze het feminisme ontdekte,” ging Kitty verder. “Ze kwam bij een van onze praatgroepen en werd steeds actiever. Ik vond het wel spannend, zo’n keurige getrouwde mevrouw. En toen zij eenmaal doorhad dat ik op haar viel, sleurde ze me zowat haar bed in.”
“Van haar hoefde je dus niet echt werk te maken,” merkte ik op. “Dat kwam later pas.” Ze keek ineens een stuk serieuzer. “Later?”
“Toen Hans op het toneel verscheen.”
“Concurrentie?”
Ze knikte. “En het meest ironische was wel dat Hans ook een verstokte hetero was. Margriet deed dus met Hans hetzelfde als wat ik met haar gedaan had: omturnen. En ik stond erbij en keek ernaar.”
“Waarom maakte je het niet gewoon uit?”
“Omdat ik van die moderne ideeën had. Ik had er ook wel eens twee vriendinnetjes tegelijk op na gehouden en vond dat dat best moest kunnen. Tot het mij overkwam. Ik heb het nog een tijdje volgehouden, maar uiteindelijk trok ik het niet meer.”
“Ik snap nu wel waarom het niet zo lekker gaat tussen jou en Margriet,” zei ik.
“Ach,” zei ze. “Ik begrijp niet dat we het überhaupt zo lang met elkaar uitgehouden hebben. We waren in alles elkaars tegenpool.” Ik lachte. “Dat kun je wel stellen, ja.”
“Het zal de tijdgeest wel geweest zijn,” zei ze laconiek. “Jij nog wat drinken?”
“Lekker. Ik hoef morgen toch niet te werken.”
“Waarom werkje eigenlijk in die wasserij? Dat vind ik helemaal niet bij je passen,” zei ze toen ze terugkwam met onze drankjes. Ik legde uit dat ik een huurschuld had en toch ergens van moest leven.
“Een intelligente meid als jij kan toch wel leukere baantjes krijgen?”
“Huismeester in een pottenwoongroep bedoel je?”
“Bijvoorbeeld.”
Ik vertelde over het Filmhuis, en dat ik niet wist welke baan ik moest opzeggen en hoe.
“Wat voelt voor jou het natuurlijkst?” vroeg ze. Dat was een heel ander soort vraag dan die Linda had gesteld.
“De kroeg,” zei ik zonder aarzelen. “Dat vroege opstaan bevalt me helemaal niet. En met die meiden in de wasserij heb ik niks.”
“Dan moet je de wasserij opzeggen. En het is toch uitzendwerk? Dan heb je geen opzegtermijn, dus je kunt gewoon op 1 september aan je nieuwe baan beginnen.” Dat was nog eens goed nieuws. Aan die Kitty had je wat.