“Dit wordt het rooster.” Hans plakte een enorm vel papier tegen de muur. “Zoals jullie zien, zijn nog niet alle taken ingevuld. De verschillende kleuren staan voor de soort verantwoordelijkheid. Geel betekent dat je assisteert, blauw dat je hoofdverantwoordelijk bent.” Met stomheid geslagen staarde iedereen naar het vel papier, waarop alle klussen keurig onder elkaar in een schema gerangschikt waren. Alle leden van de kraakploeg hadden minstens één taak toegewezen gekregen. Ik moest tussen half tien en tien uur opletten aan de achterkant van het pand en daarna Bert assisteren bij het plaatsen van een nieuw slot in de voordeur. En van elf tot één moest ik spullen naar binnen sjouwen.
“Indrukwekkend,” zei Kitty. “Zet mijn naam maar bij de eerste inspectie van de binnenkant.”
“Dat wil ik ook wel doen,” zei Nel.
Na drie kwartier hadden alle lege vakjes een naam gekregen en was de kraak van minuut tot minuut gepland.
“Ik heb trouwens Rop gebeld,” zei Kitty. “Ik ga de bakfiets bij hem ophalen voor we naar Villa Volta gaan. Hij doet zijn best om er ook bij te zijn, maar hij zit de avond daarvoor op een anarchopunkfeest in Amsterdam.”
“Als je die bakfiets daar kunt ophalen, dan is hij toch wakker?” vroeg Hans.
“Ik moet iets doen met een sleutel onder een bloempot. Vraag maar niet.”
“Heb je al wat gehoord van die klopsleutelman?” vroeg Hans. “Daar ben ik geweest.” Kitty stak haar hand in haar broekzak en haalde er een soort sleutel uit. “Dit is ‘m. Die jongen was wel een beetje een crimineel trouwens. Zo’n akelig klein boefje, zeg maar. In een glimmend trainingspak.”
“Misschien zat dat gewoon lekker,” zei Lenie. “Of hij was een sportief type.”
“Zou ook kunnen. Maar ik denk het niet.”
“Dus dat is nou een klopsleutel.” Nel nam de sleutel van Kitty over. “En daar kun je alle sloten mee open krijgen? Is het niet strafbaar om zo’n ding te hebben?”
“Hebben niet, gebruiken wel.” Kitty stopte de sleutel weer in haar zak.
“Ik heb trouwens nog wat meegenomen.” Ze liep naar de gang en kwam even later terug met een vuilniszak, waaruit een puntige stok stak.
“Ga je op vampierenjacht?” vroeg Lenie bloedserieus.
“Kitty de Vampire Slayer,” zei Kitty. Ze zette de zak op de grond en hield hem met haar voet tegen, terwijl ze de puntstok eruit trok. Het bleek een prachtig Delfts blauw bordje, waarop ‘Villa Volta’ geschilderd was.
“Het lijken net echte antieke tegeltjes,” zei Lenie.
“Mooi!” zei Nel. “Wie heeft dat gemaakt?”
“Gerda.”
“Van Sara?” vroeg Nel.
“Waar Sara eventjes iets mee gehad heeft, ja.”
“Maar eergisteren hebben we pas over de naam beslist,” zei Hans. “Hoe kan dat nou dat ze zo snel een bordje heeft gemaakt?”
“Ik kwam haar na de vergadering toevallig tegen,” zei Kitty. Jaja. Bij haar thuis zeker.
Door al dat geregel zou ik haast vergeten dat ik aan een nieuwe baan zou beginnen. Een paar uur voor ik die vrijdagmiddag verwacht werd bij het Filmhuis, wist ik ineens niet meer wat ik aan moest trekken. In mijn ondergoed stond ik mismoedig te staren naar de kleren die ik op mijn bed had uitgestald. Ik was net van plan om de wasmand om te kieperen, toen er geklopt werd. Chantal stak haar hoofd naar binnen.
“Ben je aan het opruimen?”
“Ik moet om half vier beginnen bij het Filmhuis en ik weet niet wat ik aan moet trekken.”
“Iets waar je je lekker in voelt.” Ze wees op een spijkerbroek en een roze T–shirtje. “Dat heb je heel vaak aan, dus dat is vast geschikt.”
Dat klopte, maar om nou te zeggen dat ik daar instant zelfvertrouwen van kreeg…Ik besloot het toch maar aan te trekken, dan was ik van het probleem af.
“Weet je al iets over het kraken?” vroeg Chantal terwijl ik me aankleedde.
“Goed dat je het vraagt. We gaan zondagochtend en zaterdag moet er nog een hoop voorbereid worden, dus ik had je willen vragen of je zaterdag in wilt vallen. En misschien ook zondagavond.”
“Ik ga zaterdag bij mijn ouders eten. Maar ik kan wel de laatste paar uurtjes van je overnemen, dan hoef je maar een paar uur te werken. Zondag is geen probleem. Succes vanmiddag.”
Ze liep de kamer uit en ik bekeek mezelf in de spiegel. Kon ermee door.
Het werk bij het Filmhuis bleek doodsimpel. Er vroeg iemand om kaartjes, je drukte op een knop en de kaartjes kwamen uit een apparaat rollen. Een kind kon de was doen. Echt druk was het niet, dus ik vermaakte me met raden naar welke film de bezoekers zouden gaan. Vijftig procent kans dat ik het goed had: er draaiden maar twee films. Na het kassawerk had ik bardienst in de foyer. Vergeleken met de Dolle Eend was dit ook een makkie, al werd er wel veel meer cappuccino besteld en was het heel eventjes stervensdruk tijdens de pauze. Daar stond tegenover dat er geen zeurende alcoholisten aan de bar kwamen hangen en dat er niet gerookt werd, wat wel fijn was omdat ik dan mijn haar niet hoefde te wassen als ik thuiskwam. Al met al een goede keuze, dit baantje. Ik stond vrolijk cappuccinokopjes af te wassen na de pauze, toen Mo binnenkwam. “Hé collega,” zei ik niet bijster origineel. “Hoi.” Ze ging aan de bar zitten. “Hoe bevalt het?”
“Goed. Best makkelijk, dit werk. Jammer dat we niet tegelijk werken.”
“Dan zouden we elkaar toch niet tegenkomen, ik zit de hele tijd in de projectieruimte. Niks gezelligs aan. Wat ga je morgen doen?”
“De laatste voorbereidingen voor…” Ik zag Steven binnenkomen, de jongen die me ingewerkt had. “Je weet wel, zondag.”
“Kan ik ergens bij helpen?”
“Ik vraag het me af. Hans heeft een schema gemaakt waarin ze alles gepland heeft. Echt alles hè. Het zou mij niet verbazen als ze zondag met een zweep klaarstaat.”
“Wat voor type is dat dan? Zo’n strenge meesteres?”
“Wie is een strenge meesteres?” vroeg Steven. “Willemien? Die valt best mee hoor.”
“Iemand die Sara kent,” zei Mo. “Nou, vertel?”
“Beetje warrig haar, handgebreide vesten, linnen broek met wijde pijpen, gewoon, zo’n PvdA-tiep.”
“Daar zou je zoiets toch niet achter zoeken.”
“Wat voor iets?” vroeg Steven weer.
“Sara zit ook bij scouting, maar bij een andere groep dan ik,” verzon Mo. “En een van die akela’s daar is nogal overgestructureerd.”
“Zondag hebben we een activiteit,” vulde ik aan. “Dan vliegen de welpen over,” ging Mo vrolijk door. “En die Hans, die heeft dat dus helemaal gepland.”
“We hebben niet eens tijd om naar de wc te gaan,” overdreef ik. “Scouting. Daar heb ik nou helemaal niks mee,” zei Steven. “En bij overvliegen kan ik me niks voorstellen.” Hij stak afwerend zijn hand op toen Mo haar mond opendeed om hem haarfijn alle details van het overvliegen te vertellen. “Ik wil het niet eens weten. Lukt het met opruimen?” Dat was tegen mij. Ik knikte en Steven liep de foyer weer uit. We schoten in de lach.
“Die gozer kun je alles wijsmaken,” zei Mo. “Jammer dat-ie weggaat, anders konden we nog lol hebben. Ik kom morgen wel gewoon naar jou, dan zien we wel.”
Ze stond op, liep naar me toe en kuste me vol op mijn mond. Haar zachte lippen en de bedwelmende geur van patchouli maakten dat ik me even niet druk maakte over tijd, plaats en de dreiging van betrapt worden.
“Kan dit wel?” vroeg ik, toen ze me na een zalige eeuwigheid weer losliet.
“Eigenlijk niet. Maar ik zag Willemien net naar buiten lopen en Steven is een sulletje. Ik zie je morgen.”