Hoofdstuk 3

God, wat had ik een hoofdpijn. Tegen alle verwachtingen in was het gisteravond ontzettend druk geweest in de Dolle Eend. Schoonmaken had me veel meer tijd gekost dan normaal, en amper vier uur nadat ik mijn bed ingerold was, stond ik te luisteren naar een besnorde man van middelbare leeftijd die me probeerde uit te leggen hoe je de enorme onderbroeken van de bewoners van het plaatselijke gekkenhuis zo efficiënt mogelijk op kon vouwen. Ik luisterde maar half en keek naar de andere meisjes, die bergen ondergoed en pyjama’s van een lopende band pakten en op de grote tafel gooiden. We waren met z’n achten. Twee allochtone meisjes met en een zonder hoofddoek, twee mollige volkstypes, twee meiden die eruitzagen als studentes en ikzelf. “Wij leren het haar wel, Willem,” zei een van de hoofddoekmeisjes. “Ik heet Naima, trouwens.” Ik stelde me voor en ging naast haar staan. Ze legde uit hoe ik moest vouwen, hoe laat we pauze hadden en dat je het altijd moest melden als je naar de wc moest. Het leek wel een gevangenis. Het werk was makkelijk. Na een uur deden mijn tempo en mijn stapeltjes niet meer onder voor die van mijn collega’s. Op die van Naima na dan, want die vouwde alsof haar leven ervanaf hing. “Hebben jullie ook zulke droge handen?” vroeg ik, terwijl ik een gebloemde nachtpon in maat 46 van de tafel pakte. Naima knikte. “Je mag mijn handcrème zo wel even lenen.” De lucht in de wasserij was warm en vochtig, en na een paar uur van onafgebroken aanvoer zat de lopende band vol pluizen. Ik probeerde me voor te stellen dat ik hier dag in dag uit zou werken. Acht uur beginnen, half vijf naar huis. Twee keer een kwartier pauze in de baas z’n tijd en een halfuurtje tussen de middag. En, wat me nog het ergste leek, de hele dag Sky Radio. “Werk jij hier voor vast?” vroeg ik Naima.

“Via een uitzendbureau. Tot ik een baan vind die aansluit bij mijn opleiding.”

“Wat heb je gestudeerd dan?”

“Schoevers. Ik solliciteer me suf, maar niemand wil een secretaresse met een hoofddoek.”

“Belachelijk.”

Ze haalde haar schouders op. “Het went. Je zou eens moeten horen met wat voor smoezen ik word afgescheept. Ik word heel vaak uitgenodigd voor een gesprek, en dan schrikken ze zich wezenloos als ze me zien.”

“Ik zou je wel aannemen hoor. Je bent hartstikke representatief.” Ik keek naar haar verzorgde kleren en haar bescheiden opgemaakte gezicht. Een groter contrast dan tussen ons was niet denkbaar: ik had vanochtend een redelijk schone, maar zwaar gekreukte broek en T–shirt uit de wasmand gevist. Ik vertelde haar van het hittepetitje. “Flauw,” zei Naima. “Maar ze heeft wel gelijk, secretaresse is een vak. Het stelt echt wel wat meer voor dan alleen tikwerk. Pak jij even een stapel van de band?”

Na drie dagen onderbroeken vouwen kon ik de complete playlist van Sky Radio woordelijk meezingen. Ik had inmiddels kennisgemaakt met de andere meisjes. Marije, die ik had ingeschat als studente, was hier na het vmbo terechtgekomen, net als Nebahat. Sanne, een van de mollige volkstypes, bleek economie te studeren. Voor haar en bedrijfs-kundestudente Ulke was dit vakantiewerk. Sylvia werkte bij De Witte Roos omdat haar vriend, met wie ze samenwoonde, alleen maar zoop en geen flikker uitvoerde (haar woorden) en Samantha wist eigenlijk niet goed waarom ze hier werkte. De pauzegesprekken, waarin Ulke en Nebahat het hoogste woord hadden, gingen over jongens, tv-programma’s en uitgaan. Ik verveelde me kapot. De enige met wie ik af en toe een leuk gesprek had, was Naima.

“Vanavond ga ik eten bij een docente van de opleiding,” vertelde ik haar tijdens de koffiepauze. “Leuk, ken je haar goed?”

“Absoluut niet. Mijn beste vriendin denkt dat ze lesbisch is en dat ze mij wel ziet zitten.” Nét te laat bedacht ik dat Naima dit waarschijnlijk niet zo’n leuk gespreksonderwerp zou vinden, als moslim. Maar ze reageerde laconiek. “Spannend. Vind je haar leuk?”

“Als docente, ja. Ik ben benieuwd wat ze van me moet.”

“Een van mijn vriendinnen is lesbisch,” zei Naima. “We gaan wel eens samen naar zo’n dansavond. Hartstikke leuk, alleen maar vrouwen en je kunt je lekker uitleven zonder dat je last hebt van opdringerige kerels.”

Die Naima. Zo zie je maar weer, zo’n hoofddoek brengt een mens maar op vooroordelen. “Weten haar ouders dat ze lesbisch is?”

“Die willen dat ze gaat trouwen met een of andere nitwit die zij hebben uitgezocht. Voorlopig gaat het prima zo, maar het kan zijn dat ze straks moet onderduiken of verstoten wordt door haar familie.”

“Gatverdamme, dat lijkt me vreselijk.”

“Is het ook. Ik ben blij dat ik niet in haar schoenen sta. Mijn ouders vinden dat ik zelf mijn partner moet uitzoeken.”

“Maar je draagt wel een hoofddoek.” Het was eruit voor ik het wist. “Dat betekent nog niet dat ik ouderwets ben, of onderdrukt.” Ze lachte en stond op. “De onderbroeken roepen.”

Vertwijfeld stond ik ‘s-avonds voor mijn klerenkast. Wat trek je in godsnaam aan naar een etentje bij een van je voormalige docenten, van wie je niks weet behalve dat ze lesbisch is en volgens je beste vriendin mooie benen heeft? Gewoon een spijkerbroek met een T–shirt, of toch een jurkje? In elk geval niks al te uitdagends, besloot ik. Stel je voor dat ze het verkeerd zou interpreteren. Maar als ik zo bang was dat ze het verkeerd zou interpreteren, waarom had ik dan haar uitnodiging aangenomen? En wie zei dat het haar om seks te doen was? Misschien vond ze me wel gewoon aardig, als potentiële vriendin. Ik trok een stapel uit de kast. Spijkerbroek en T–shirt zag er misschien wel weer juist te lesbisch uit…Waar was ik aan begonnen?

In een ribbroek met een gebloemd jurkje eroverheen stond ik een paar uur later voor haar huis. ‘Evelien Custers’ vermeldde het naamplaatje bij de bel. Ze woonde dus alleen. Ik belde aan. Er kwam niemand. Ik wilde bijna nog een keer bellen toen ik voetstappen hoorde. Ze deed open in een laaguitgesneden truitje dat haar kleine borsten mooi deed uitkomen, en een spijkerrokje met die onafscheidelijke netpanty’s eronder. Haar blonde krullen had ze losjes opgestoken. Terwijl ze voor me uit liep naar de kamer zag ik dat ze inderdaad mooie benen had. Dat was me nooit zo opgevallen. In de kamer gaf ik haar de fles witte wijn die ik zonder te vragen uit de kelder van de Dolle Eend geleend had.

“Lekker, die trekken we zo meteen open. Of is dat onbeleefd? Ga lekker zitten, ik moet nog even iets doen.”

Ze had een open keuken. Vanaf de bank keek ik hoe ze in een pannetje roerde en de oven open- en weer dichtdeed. Soep en hartige taart, gokte ik.

Ik keek de kamer rond. Aan de knalroze muur tegenover me hingen twee grote zwart-wit foto’s. Ik kon niet meteen zien wat ze voorstelden en keek nog een keer. Contouren van mensen, dacht ik. Ik volgde de lijnen en kneep mijn ogen half dicht. En toen zag ik het. De ene foto was een vrouw die bovenop een man zat, de andere een ander standje.

Alleen de lichamen, niet hun hoofden. Waarom zou een lesbische vrouw zoiets aan de muur hangen?

Evelien kwam de kamer in met een dampende pan. “Hou je van Thais? Dit is een kippensoep met kokos en citroen.”

“Het ruikt heerlijk.” Ik ging zitten. “Aparte foto’s,” zei ik, met een blik op de roze muur. “Zelfontspanner. Eet smakelijk.”

“Dus dat ben jij met je…” ik nam een hap. “Vriend. Wat vind je van de soep?”

“Lekker. Uit de Allerhande?”

“Uit een kookboek. Kun jij koken?”

Er volgde een levendig gesprek over eten, kookboeken, tv-koks en de oosterse keuken, waarin Evelien voornamelijk aan het woord was. Ik wist namelijk niets van koken, ik maakte wel eens wat uit de Allerhande maar dat lukte vaker niet dan wel. Evelien had een hartige taart gemaakt met een Indiaas prutje erin, scherp, zacht en zoet tegelijk. Mijn meegebrachte wijn smaakte er uitstekend bij. “Heb je zin om straks even mee de stad in te gaan?” vroeg Evelien, terwijl ze een tweede fles opentrok. “Op woensdag? Dan is er toch niks te doen?”

“Ik wil je aan iemand voorstellen.” Ze schonk mijn glas vol en streek een losse krul uit haar gezicht.

Op dat moment ging de deur open. Een man van een jaar of dertig (veertig kon ook, boven de twintig ben ik erg slecht in leeftijden schatten) kwam de kamer binnen. Hij kuste Evelien vol op haar mond en stak zijn hand naar me uit. “Bert.”

Die naam vond ik echt niet bij hem passen. Bij een Bert verwacht je een vale huid, vlassig blond haar, een bril van twee seizoenen geleden en een buikje. Geen waanzinnig lekker ding met bruine krullen, blauwe ogen, een licht gebruinde huid en prachtige gespierde billen. Mijn blik gleed als vanzelf weer naar de roze muur. Die foto’s werden ineens een stuk interessanter.

Evelien haalde me weer terug. “Dit is Sara, die studente over wie ik je verteld heb.”

“Oh ja, die. En, doe je het?” Bert keek me vragend aan. “Doe ik wat?” Ik kreeg ineens een visioen van een triootje met Bert en Evelien. “Ik moet het haar nog vragen,” zei Evelien. “We gaan zo.”