Hoofdstuk 15

In het Filmhuis was het retrozomer, las ik op een poster. Allerlei oude films werden uit de archieven gehaald, elke dag een andere. De hal hing vol met oude filmposters. Ik schatte dat ik hooguit een kwart van die films gezien had. Er was niemand. Ik twijfelde. Moest ik meteen doorlopen? En waarheen dan? Waarom had dat Filmhuis de deur trouwens niet op slot? Ze hadden waarschijnlijk wel heel hard iemand nodig, als ze de kassa onbemand achterlieten. Vanuit een gangetje kwam een slungelige jongen met een bril aanlopen. “Ben jij de sollicitante?” Ik knikte.

“Willemien zit al op je te wachten in de foyer. Trap op.” Hij wees met zijn duim.

“Dank je.” Mijn stem klonk bibberig. Dat beloofde wat voor het gesprek. Mijn zelfvertrouwen van eergisteren had plaatsgemaakt voor een idioot soort plankenkoorts.

Aan de bar in de foyer zat een vrouw met een asymmetrisch kapsel. Ze liet zich van haar kruk glijden. Ze droeg een zwierige zwarte jurk en liep met uitgestoken hand op me af. “Jij bent vast Sara. Ik ben Willemien. Loop je mee naar mijn kantoor?”

Ik kon geen woord uitbrengen. Dat moest straks wel even beter gaan. Ik slikte, een paar keer en hoopte dat ze me iets te drinken aan zou bieden. Belachelijk dat ik zo zenuwachtig was, alsof mijn leven hiervan afhing.

“Jij kwam via Mo,” begon Willemien, toen we aan haar bureau zaten. Door haar strenge rode bril keek ze me aan.

Ik knikte weer. Als dat zo doorging zou ik mijn stem niet eens hoeven te gebruiken. “Mag ik je cv zien?”

Ik schoof het A-viertje naar haar toe. Ze las het vluchtig door. “Je hebt horeca-ervaring, zie ik. Kun je ook met een computerkassa omgaan?”

“We hebben er een in de Dolle Eend.” Tot mijn opluchting klonk ik weer normaal.

“De ene computerkassa is de andere niet. Wil je wat drinken trouwens?”

“Thee alsjeblieft.”

Ze liep de kamer uit en kwam even later terug met cappuccino voor haar en thee voor mij. “Wat lijkt je leuk aan het Filmhuis?”

Wat moest ik daar nou weer op antwoorden? Dat ik fan was van Johnny Depp leek me niet de argumentatie waar Willemien warm voor zou lopen. Johnny Depp zou ik hier waarschijnlijk nooit tegenkomen. Niet in levenden lijve en waarschijnlijk ook niet in het filmaanbod.

“Mo vertelde dat de werksfeer hier leuk is en dat jullie een leuk team hebben,” zei ik.

Willemien lachte. “Heel verfrissend. Dat is nog eens wat anders dan die mensen die solliciteren omdat ze graag gratis naar de film willen.”

“Dat is trouwens ook mooi meegenomen.” Daar had je Sara weer met haar grote mond. Zo zenuwachtig, zo weinig zeggen en er dan na drie normale zinnen toch nog één stomme uit weten te flappen. Ze lachte weer. “We zijn hartstikke blij met Mo. Dus als haar vrienden komen solliciteren, gaan we er eigenlijk al vanuit dat het goed zit.” De rest van het gesprek was een eitje. We praatten over de inhoud van het werk en over de films die nu draaiden. Ik zou een halfjaarcontract krijgen met een maand proeftijd. Mijn werkdagen waren donderdag en vrijdag. Die slungel die beneden zat en Steven bleek te heten, zou me inwerken voor hij zelf weg zou gaan. “Wanneer kun je beginnen?” vroeg Willemien. Op die vraag had ik niet gerekend, terwijl je zoiets natuurlijk wel kunt verwachten bij een sollicitatiegesprek. Wat moest ik doen, mijn baan bij de wasserij opzeggen of mijn baantje in de kroeg? Of allebei? Ik was zo goed als bij met de huur, dus de extra inkomsten had ik niet meer nodig. Van de andere kant, als die huizenzoektocht nog lang zou duren, zat ik nog wel even vast aan mijn kamer en moest er dus veel geld binnenkomen, “l september?” vroeg ik aarzelend.

“Je moetje oude baan nog opzeggen?” concludeerde Willemien. “Ja, en ik weet niet precies wanneer dat kan,” zei ik. Ze gaf me haar visitekaartje. “Steven gaat per 15 september weg. Als je de eerste kunt beginnen, is dat prima, maar ik kan me voorstellen dat je nu ook een opzegtermijn hebt. Opzeggen moet meestal een maand van tevoren. Jammer dat het vandaag 2 augustus is. Kijk maar wat je kan doen. Alles vóór 15 september is meegenomen. Bel me maar als je het weet.” Ze stond op en gaf me een hand. “Leuk dat je bij ons komt werken.”

Buiten belde ik Mo. Als iemand moest weten dat ik aangenomen was, dan was zij het natuurlijk. Ze nam meteen op. “En?”

“Je mag me feliciteren.”

“Ik wist het wel!” riep ze. “Wanneer begin je?”

“Dat weet ik nog niet.” Ik legde uit wat we besproken hadden. “Hartstikke goed. Dus nu worden we collega’s. Dat moeten we vieren. Waar spreken we af?”

“De Purple Haze?” Dat was een loungeclub met zachte banken en mooi licht. De perfecte plek om rustig iets te vieren. “Oké. Ik zie je over een kwartiertje.”

Pas toen ik opgehangen had en richting Purple Haze liep, drong het tot me door wat ik zojuist gedaan had. Ik had Mo gebeld! Zonder eerst een halfuur na te denken en vervolgens te besluiten om het toch maar niet te doen. Ik had het gewoon gedaan op het moment dat het in me opkwam. En alsof dat nog niet mooi genoeg was: ik zou met haar uitgaan!

Ineens sloeg de paniek toe. Ik keek naar mijn sollicitatiekleren, dezelfde als die ik zondag naar mijn ouders aan had gehad. Zou ze dat niet te netjes vinden? Of te saai? Het was tien minuten lopen en de Dolle Eend was maar twee straten van de Purple Haze vandaan. Ik zou me nog even kunnen omkleden in mijn kamer. Ik versnelde mijn pas. Misschien zou ik ook nog wat mascara op kunnen doen. Een beetje, onopvallend, net zoveel dat mijn ogen blauwer en sprekender zouden lijken. En dan zou ik die vale spijkerbroek aantrekken, die kon nog best een dagje. Ik had nog ergens een knalroze shirtje met een foto van Audrey Hepburn erop. Als ik dat nou eens aantrok, zou ik haar misschien een hint geven. Of dat witte shirtje met die regenboogprint. Ik was zo in gedachten bij mijn klerenkast—of, eerlijker gezegd, mijn wasmand—dat ik Mo straal voorbijliep. “Hé, Sara!” riep ze, terwijl ze haar fiets op slot zette. Van omkleden zou dus niets meer komen. Ze liep naar me toe. Voor ik goed en wel in de gaten had wat er gebeurde, kuste ze me. Twee op mijn linkerwang, een rechts. Niet van die suffe luchtkussen die je van nichtjes of halve vriendinnen krijgt, maar echte kussen. Van veelbelovend zachte lippen. Ik voelde het bloed alweer naar mijn wangen stromen. “Gefeliciteerd met je nieuwe baan,” zei ze. “Leuk rokje. Wat vond je van Willemien?”

“Wel aardig,” zei ik. We liepen naar binnen. “Ze scheen nogal weg te zijn van jou.”

Mo haalde haar schouders op. “Wie niet, hè. Volgens mij hebben ze hier heel lekkere cocktails.” Ze zag mijn verschrikte gezicht. “Heb ik iets verkeerds gezegd?”

“Nee hoor, ik moest ineens ergens aan denken,” zei ik. Het was woensdag, eigenlijk moest ik naar Gerda om haar te dumpen. Ik besloot dat voorlopig uit mijn hoofd te zetten. Gerda dumpen kon volgende week ook nog wel, ik had iets te vieren tenslotte.

We zonken weg in rood fluweel. Mo pakte de menukaart van de zilverkleurige ronde tafel, die zo uit een Marokkaans paleis had kunnen komen. “Mojito, Caipirinha, Margarita, Long Island Ice Tea…” somde ze op. “Jaja, dat kennen we allemaal wel. Geen toverdrank.” Ze lachte en draaide de menukaart naar me toe.

Gelukkig ook geen Sex on the Beach, zag ik. De cocktails hadden geen van allen die vreselijke suggestieve namen die je in Spaanse badplaatsen of Turkse all-inclusives wel tegenkwam. En bij Gerda natuurlijk, maar daar zou ik even niet meer aan denken. “Wat neem jij?” vroeg Mo. “Ik een Little Wing.”

“Wat zit daarin?” Ik keek op de kaart. Little Wing stond bij de alcoholvrije cocktails. Rode vruchten en een vleugje yoghurt. Klonk best goed. “Ik neem een Electric Ladyland.” Ze trok haar wenkbrauwen op.

“Sinaasappelsap, banaan en framboos,” verduidelijkte ik. “Een vitaminebom,” concludeerde ze. “Zonder alcohol. Heel verstandig, midden in de week.”

“Zo,” zei ze, toen onze drankjes, die er bedrieglijk alcoholisch uit-zagen, voor ons op het tafeltje stonden, “je vond Willemien dus wel aardig? En verder?”

“Erg doortastend. Volgens mij had ze van tevoren al bedacht dat ze me aan zou nemen. Dat komt natuurlijk doordat ik via jou kwam.”

“Tuurlijk. Want ze is nogal weg van mij, hoor ik net.” Ze nam een slokje van haar Little Wing. “Willemien heeft volgens mij al een vriendin,” vervolgde ze.

“Dan kun je nog wel weg zijn van iemand anders,” zei ik. Kijk maar naar mij, dacht ik erachteraan. Ik heb mezelf opgezadeld met Gerda, maar ik vind jou veel leuker.

“Da’s waar,” zei Mo. “Hoe is het met je vervelende ex?”

“Goed, hij valt me niet meer lastig.” Ik pakte mijn Electric Ladyland. Van die vitaminen proefde je niets. Hij was fluweelzacht, zoet en fris. “Mag ik?” Mo’s hand bewoog in de richting van mijn schouder. Even dacht ik dat ze haar arm om me heen wilde slaan. “Je hebt een verdikking,” zei ze. Ze had het dreadje al te pakken. “Ik draai ‘m wel even strak.”

“Da’s goed hoor.”

Waarom vond ik het toch altijd zo moeilijk om gespreksstof te verzinnen als ik bij haar in de buurt was? Het leek wel of alle onderwerpen te banaal waren om met haar te bespreken. En tegelijkertijd maakte het niet uit hoe banaal het was, want met haar was elk gespreksonderwerp boeiend. Jammer dat ik er geen kon vinden. “Wanneer moet je weer naar school?” vroeg ik uiteindelijk maar. “4 september. Nog meer dan een maand.”

“Heb je er zin in?”

“In de vakken wel, in mijn klasgenoten niet. Denk je dat jij je school gaat missen?”

Ik schudde mijn hoofd. “Ik heb genoeg te doen. Ik ben bezig om met een groep vrouwen een woongroep op te zetten.” Oké, dat was niet helemaal de waarheid. Maar ik kon toch niet zeggen dat ik elke week een vergadering bijwoonde van een stel kijvende zestigplussers die het nergens over eens konden worden, en dat ik daarbij zat en ernaar keek?

“Wat leuk! Wat voor vrouwen?”

“Lesbische vrouwen van rond de zestig.” Yes. Het woord lesbisch was gevallen. Haar kwartje zou vast snel volgen. “Hè? Hoe ken jij die?”

“Uit het COC.” Alweer een halve waarheid, want dit klonk alsof ik daar zowat elke dag zat. Nou ja, alles was beter dan die oversekste Viva-act die ik zaterdagnacht opgevoerd had. “En wat voor woongroep wordt dat dan?” Ik legde uit wat de bedoeling was. “Het klinkt wel geweldig,” zei ze. “Dat zou ik ook wel willen als ik zestig was. Lekker met een paar vriendinnen in een huis, en dan een jong iemand erbij die alles voor ons regelt. Het lijkt me heerlijk om zo je oude dag te slijten.”

“Voorlopig zie ik het nog niet gebeuren,” zei ik. “We hebben geen van allen geld en iedereen stelt andere eisen aan ons toekomstige huis.”

“Ben je altijd zo somber?”

“Realistisch zou ik het eerder noemen.”

“Het komt vast wel goed. Hoe smaakt jouw—wat had je ook alweer?”

“Electric Ladyland. Wil je een slokje?” Ik pakte mijn glas en ze nam het van me over. Geen schokje toen onze vingers elkaar raakten. Misschien had ze toch gelijk gehad en kwam dat er alleen als je schoenzolen van plastic waren.

“Lekker. Wil jij een slokje van mijn Little Wing?” Ze hield me haar glas voor, het rietje priemend in mijn richting. Ik nam een slok. Net zo zacht als mijn cocktail, dat kwam natuurlijk door de yoghurt. Maar wel veel zoeter. “Ook niet verkeerd.”

“Kom je daar vaak?” vroeg ze. “Waar?”

“Bij het COC.”

“Af en toe. Jij?” Alweer zo’n typische Sara-omweg. Waarom deed ik zo moeilijk? Waarom vroeg ik niet gewoon of ze lesbisch was en zo ja, of ze mij zag zitten? Van de andere kant: waarom deed zij dat eigenlijk niet? Misschien voelde ze gewoon niet hetzelfde als ik. Dat moest het zijn. Ze vond me gewoon aardig, vond het leuk dat ik haar collega zou worden en dat was het dan. Waarschijnlijk was ze nog hetero ook, wat zei zo’n Dyke-Magnet-button nou helemaal? Ik moest me maar instellen op een leuke vriendschap. Ik boog naar het tafeltje om mijn glas te pakken.

“Ik vroeg het omdat ik jou daar nog nooit gezien heb,” zei ze. Mijn Electric Ladyland bleef ergens halverwege tussen de tafel en mijn mond steken.

“Maar ik ben er de laatste paar maanden ook niet geweest,” ging ze verder. “Ik kwam er best vaak, meestal op zaterdag. Een vriendin van mij werkt er.”

“Oh. Hoe heet ze?” Ik bad in stilte dat het niet Gerda was. “Josje. Ken je haar? Lang bruin haar, meestal een staartje.” Ik schudde mijn hoofd. “Ik kom er nooit op zaterdag, dan werk ik in de Dolle Eend, weet je nog? Ik ben er eigenlijk ook nog maar een paar keer geweest.” Ik vertelde haar de voorgeschiedenis van het pottenproject.

Ze moest lachen toen ik uitverteld was. “Dus jij werd opgezadeld met een paar bejaarde dames, terwijl je dacht dat je was uitgenodigd voor een triootje met de juf en haar man?”

“Had toch gekund?” verdedigde ik mezelf. “Alsof er nooit iemand met mij naar bed zou willen.”

“Stil maar, ik twijfel er niet aan dat er best iemand met jou naar bed wil.” In de stilte die daarop volgde probeerde ik mijn fantasie in bedwang te houden door uit alle macht ergens anders aan te denken dan aan Mo die wel of niet met mij naar bed wilde.

“Trouwens, zullen we nu naar het COC gaan?” vroeg ze. “Ze hebben daar toch cocktails op woensdag? Die zijn vast veel goedkoper dan hier.”

Dat wist ik wel zeker. Het enige minpuntje was dat ze gemixt werden door iemand die ik nu liever niet wilde zien.

“Ik moet morgen vroeg op,” zei ik. “En het COC is hier zo ver vandaan. We kunnen nog wel even een afzakkertje nemen in de Dolle Eend, als je graag ergens anders heen wilt.” Hoe dichter we bij mijn kamer waren, hoe beter. Je wist tenslotte maar nooit wat er zou gebeuren. “Oké.” Ze stond op. “Laten we gaan dan.”

Het was een warme avond en de zware geur van de lindebomen beheerste de stad. We liepen met haar fiets tussen ons in.

“Lekker ruikt het,” zei ik. “Naar zomer.”

“Niet zo gek hè, in augustus.”

“Deze lucht hoort bij de zomer, vind ik.”

“Geniet er dan nog maar even van,” zei ze. “Volgens mij bloeien de lindebomen maar twee weken per jaar of zo.”

Ik begon het bijna jammer te vinden dat we niet naar het COC gingen.

Ik had met haar wel de hele nacht door de stad willen lopen.

“We kunnen ook gaan fietsen,” stelde ze voor. “Dan ga jij gewoon achterop.”

“Ik ben veel te zwaar voor jou,” protesteerde ik.

“Jij bent echt niet zwaar.” Ze monsterde me, “Jij bent slank.”

“Nou, slank, ik mag wel naar buiten als het waait.”

Ze moest lachen. “Wil je nog achterop of niet? Ik kan je best houden.”

“Het is maar een klein stukje,” wilde ik nog zeggen, maar ze zat al op haar fiets en ik kon weinig anders dan een aanloop nemen en op de bagagedrager springen. Ik hield me vast aan de onderkant van het zadel terwijl we slingerend de bocht om gingen. Bij de Dolle Eend sprong ik eraf en wachtte ik tot Mo haar fiets op slot had gezet. In het halletje kreeg ik de schrik van mijn leven. Op de grond voor mijn deur zat Gerda.

“Moet jij niet werken?” vroeg ik. Het was een belachelijke vraag, maar ik wist even niet wat ik moest zeggen.

“Ik heb iemand anders laten overnemen.” Ze was inmiddels overeind gekomen en stond pal voor me. Best intimiderend, want ze was minstens een kop groter dan ik. “Waar was je? Waarom hoor ik niks van je? Kon je niet terug SMS’en? Ik was doodongerust!”

“Mijn beltegoed is op.” Dat dat als een flauwe smoes klonk, kon ik zelf ook nog wel horen.

“Wat een kutsmoes.” Ze raakte op dreef. “Je kunt het niet maken om zolang niks van je te laten horen. Ik dacht dat je ergens dood in een greppel lag of dat je verkracht was of zoiets.”

“Wat haal je je allemaal in je hoofd?” vroeg ik. “Ik leef nog, er is niks aan de hand. Ik ben niet van de aardbodem verdwenen, ik heb je eergisteren nog gezien.” Ik keek verontschuldigend naar Mo. Die sloeg het tafereeltje geamuseerd gade. “Waarom kwam je dan vanavond niet even langs?”

“Dat was ik ook van plan, maar ik had een sollicitatiegesprek.”

“Jaja, met haar zeker.” Ze wees naar Mo. “Is zij die rooie waar je ex het over had? En hoe vaak doen jullie het nou, solliciteren, met z’n tweet jes?” Ik kon wel door de grond zakken van ellende. Waarom had ik niet beter naar Chantal geluisterd? Nu stond ik hier met een doorgedraaide Gerda en een Mo die geen idee had wat er aan de hand was. Dat er tussen Mo en mij ook maar iets zou gebeuren leek me nu onwaarschijnlijker dan ooit.

“We gaan even wat drinken,” besliste Mo. “Allebei mee naar binnen jullie.”

“Ik hoef niks te drinken,” zei Gerda. “Ik ga naar huis.” Ze beende weg zonder afscheid te nemen.

“Wat was dat?” vroeg Mo toen we in de Dolle Eend achter een toverdrankje zaten.

“Dat was de grootste vergissing van mijn leven,” zuchtte ik. “Laten we het alsjeblieft over iets leuks hebben.”