Hoofdstuk 9

Het was druk bij de Albert Heijn. Het was dan ook leukemensentijd. Mijn Appie werd tussen vijf en zeven standaard bevolkt door studenten, kunstacademietypes en andere hippe figuren. Heel vermakelijk als je de tijd had om ze uitgebreid te bestuderen. Ik haalde mijn portemonnee uit mijn zak. Hoewel mijn financiële situatie er de laatste tijd wel iets op vooruitgegaan was, hield de inhoud nog steeds niet over: vijftien euro. Daar zou ik nog wel even mee toe moeten. Ik besloot een omelet met champignons, uien en paprika te maken. Goed voor de groenteconsumptie en voor de portemonnee. Ik liep naar de eieren en pakte de goedkoopste. “Hé! Jij bent toch Sara?”

Ik draaide me om. De stem kwam me vaag bekend voor, maar ik kon hem niet helemaal thuisbrengen. Ik zag zwart punkhaar en een brede glimlach die een tongpiercing blootlegde. “Hé, GerdavanhetCOC!” Ze lachte. “Woon je hier ook in de buurt?”

“Boven de Dolle Eend.”

“Je meent het! Dan woon ik bij je om de hoek. Ken je dat huis met die paarse deur?”

“Met al die bloemen erop? Ik vraag me al eeuwen af wie daar woont.”

“Dan weet je dat nu. Ben je op de fiets?” Ik schudde mijn hoofd. “Lopend.”

“Ik ook. Moet jij nog veel?”

“Alleen nog wat groenten, dan ben ik klaar.”

Ze liep met me mee naar de groenteafdeling. Ik pakte wat ik nodig had en voor het idee van gezond ook nog een paar tomaten. Gerda ging op de biologische toer, zag ik.

“Ik heb net gelezen dat biologische groenten helemaal niet gezonder zijn,” kon ik niet nalaten op te merken.

Gerda haalde haar schouders op. “Ik neem het zekere voor het onzekere. Je weet nooit wat ze op je groenten spuiten, van sommige soorten gif wordt het pas na jaren bekend wat voor effect het op mensen heeft.” We liepen naar de kassa en rekenden af. Mijn budget voor de rest van de week slonk in één keer naar elf euro. Gerda was heel wat duurder uit met haar bio-spullen.

“Kom je vanavond ook?” vroeg Gerda, toen we buiten liepen. Oh ja, woensdag. Breek-de-week-cocktailavond. Na die ene avond was ik niet meer in het COC geweest.

“Soms kruipt de avond voorbij,” ging ze verder. “Als er alleen maar van die kirrende ouwe nichten zijn. Het lijkt me gezellig als jij er bent, heb ik tenminste een leuk iemand om mee te praten.”

“Hoe weet je dat? Misschien ben ik wel ontzettend saai.”

“Mensen met dreads zijn nooit saai. Kom nou maar gewoon.”

“Ik ben hartstikke blut. Ik heb nog elf euro en daar moet ik tot zaterdagavond mee doen.”

“De eerste cocktail krijg je van mij.” Gerda wilde me wel erg graag op haar feestje hebben.

“Oké dan,” beloofde ik. “Eventjes.” Na die gratis cocktail van Gerda kon ik altijd weer naar huis gaan.

We praatten verder over koetjes en kalfjes. Gerda was kunstenaar, vertelde ze. Het eerste jaar op de academie had ze de lerarenopleiding geprobeerd, maar dat was niks voor haar en ze was overgestapt naar vrije kunst. Vorig jaar was ze afgestudeerd en nu werkte ze parttime als illustrator voor een kinderboekenuitgeverij en maakte ze in opdracht muurschilderingen voor restaurants.

“Zie ik je vanavond?” vroeg ze nog een keer, toen we voor haar huis stonden. “We gaan om acht uur open en vooral in het begin van de avond verveel ik me kapot. Dus dan zou het fijn zijn als jij er bent.”

“Toe maar, alsof je een escortservice bestelt.”

Ze stak haar sleutel in het slot van de paarse bloemendeur en lachte. “Tot vanavond.”

Acht uur leek me toch echt te vroeg, dus om half negen zat ik aan de bar van een verder leeg COC. Het zou vast niet druk worden, het was meer terrasweer.

“Wat mag ik voor je mixen?” vroeg Gerda. “Sex on the beach? Dat heb ik toch de vorige keer voor je gemaakt?”

“Goed onthouden.” Het rolde als vanzelf uit mijn mond. “Maar je maakt natuurlijk voor iedereen Sex on the beach, dat is toch je specialiteit?” zwakte ik het compliment weer af.

“Goed onthouden,” zei zij op haar beurt. “Maar vanavond is mijn specialiteit…Hm, wat is mijn specialiteit eigenlijk? Lastig als je zo veelzijdig bent.” Ze trok een koelkast open. “Hé, verse munt! Vanavond is mijn specialiteit de authentieke…” Ze haalde het deksel van een vierkante plastic emmer op de bar. “Ja hoor, de authentieke Cubaanse mojito. Proeven?”

“Wat zit erin?”

“Geheim recept. Je lust toch wel rum?”

Ik lachte. Ik had allang gezien wat er in die plastic bak zat. Limoenen. Dat in combinatie met munt en rum leek me gewaagd, maar op Cuba zouden ze toch wel weten wat lekker was?

Gerda ging in de weer met ijs en een cocktailshaker en zette, ter verhoging van de sfeer, ook nog een cd’tje van Buena Vista Social Club op. “Alsof je in Havana bent,” zei ze, terwijl ze mijn longdrinkglas voor me neerzette. Het zag er prachtig uit en door de munt ook heel gezond. “Proost.”

Ik nam een slokje. Best lekker. Gerda was niet bepaald zuinig met de rum geweest.

“Ben jij daar wel eens geweest dan?” vroeg ik. “Op Cuba?”

Ik knikte. “Wat dacht je dan, op Schiermonnikoog?”

“Ik wil er wel heel graag heen. Maar voor een armlastige kunstenaar is dat iets te ver weg. Dit jaar blijf ik de hele vakantie hier. En jij?”

“Ik ben ook nog nooit op Cuba geweest. Anders zou ik natuurlijk wel weten wat een mojito is.”

“Ik bedoel: wat ga jij doen in deze vakantie?”

Voor ik het wist, had ik haar alles verteld. De relatiebreuk, dat ik van school gestuurd was, een enorme huurschuld had en nu bij de wasse-rij werkte. En het hele verhaal van de pottenwoongroep. “Jezus, jouw leven zit wel even in een soort stroomversnelling,” concludeerde ze. “Nog eentje?” Ze wees op mijn glas. “Eh…” ik dacht aan mijn boodschappenbudget. Ze dook de koelkast alweer in. “Je krijgt ‘m van mij. Wat is nou zo’n beetje rum? Hé, dus je had een relatie met een jongen?” Ik knikte.

“Je valt helemaal niet op meisjes. Vandaar dat ik je hier nooit eerder gezien heb.” Ze keek teleurgesteld. “Nou…” zei ik.

Een sprankje hoop in haar ogen.

Ik dacht even na. Om haar nou uitgebreid te gaan vertellen over een week Salou met ene Marlies, dat ging me toch iets te ver. “Ik heb wel eens iets met een meisje gehad,” zei ik tenslotte. “Ik wist het wel,” zei ze tevreden. “En hoe ken je Evelien?”

“Die gaf les op de School voor Journalistiek. Trouwens, dat van die Evelien, dat snap ik niet helemaal. Ik had gehoord dat ze lesbisch was, maar toen ik bij haar ging eten, bleek ze iets met een man te hebben. Bert. En vervolgens gingen we hierheen en beweerde ze doodleuk dat ze hier al jaren komt.”

Gerda zwaaide naar iemand die voorbijkwam. “Je kunt het haar vragen, als je wilt. Ze komt zo binnen.” Ze was nog niet uitgesproken of de deur vloog open. “Hé Sara! Wat doe jij nou hier?”

“Het COC heeft goeie proppers, die staan bij de Albert Heijn om mensen te lokken.”

Ze keek naar Gerda. Die grijnsde breed. “Mijn verleidingskunsten kan niemand weerstaan. Wat mag ik voor jou maken?” Evelien bestelde een Strawberry Margarita, hing haar jas over de barkruk naast me en ging zitten. “Hoe staat het met de pottenwoongroep?” Ik vertelde haar over de zoektocht naar betaalbare huizen. “Laat me raden,” zei ze. “Kitty vindt alles te duur, particuliere huiseigenaren zijn oplichters en woningbouwverenigingen bestaan uit luie uitzuigers.”

“Je slaat de spijker op z’n kop. En ze heeft me een lesje in de vrouwengeschiedenis gegeven. Wist jij dat de handelings…”

“…-onbekwaamheid van vrouwen pas in 1956 is afgeschaft? Ja, dat wist ik. Daar hebben de dames me jarenlang mee doodgegooid.” Evelien hief haar Margarita. “Proost. Op de handelingsbekwaamheid dan maar.”

We proostten, ik nam een flinke slok van mijn mojito en verslikte me bijna. Gerda knipoogde en gaf met haar vingers aan hoeveel rum ze erin gegooid had. Een centimeter of vijf, schatte ik. Geen wonder dat ik me bij elke slok ontspannener ging voelen.

“Maar genoeg over de vrouwengeschiedenis in het algemeen,” zei ik, plotseling overmoedig, tegen Evelien. “Laten we het eens over jouw geschiedenis hebben.”

“De geschiedenis van Evelien. Hm. Wat wil je precies weten?”

“Wat je gestudeerd hebt, wanneer je les bent gaan geven, hoe je in godsnaam bij het COC terechtkwam, dat soort dingen.”

“Wat je met die Bert moet.” Gerda, bedankt, dacht ik. Ik voelde me knalrood worden.

Evelien kon er wel om lachen. “Wat willen jullie eerst horen?”

“Doe dan eerst maar…” omwille van de dramatiek nam ik nog een slok, “je leven en liefdes.”

“Dat klinkt goed. Schrijf het op en je hebt een boek.”

“Niet het onderwerp veranderen, vertellen,” commandeerde Gerda. “Oké, oké. Hoe ver zal ik teruggaan?”

“Pfff, al die vragen. Begin nou maar gewoon,” zuchtte Gerda. “Vrouwen…”

“Ik ben geboren in 1969. Mijn moeder was niet getrouwd, dat was toen heel ongebruikelijk.”

“Een BOM dus,” zei ik. “Een BOM-moeder,” corrigeerde Gerda. “Die M staat al voor moeder.”

“Oh ja.”

“Dames, mag ik misschien verder vertellen? We woonden in een gereformeerd gehucht in Zeeland en we waren de outcasts van het dorp. Vriendinnetjes mochten niet bij ons thuis komen en iedereen vond ons raar, omdat ik geen vader had. Toen ik een jaar of tien was, lieten we alles en iedereen in Zeeland achter en verhuisden we naar Amsterdam. We gingen in een kraakpand wonen. Een vrouwenpand. Daar maakten we kennis met Lenie.”

“Lenie? Die ik ook ken? Van de pottenwoongroep?” vroeg ik. “Precies, die Lenie. Zij kreeg een relatie met mijn moeder.”

“Was je moeder lesbisch dan?” Spuit Elf Gerda deed ook een duit in het zakje. “Ja hèhè, anders kregen ze toch geen relatie samen.”

“Nou, dat moet je niet zeggen. Je had politieke lesbo’s in die tijd,” zei Gerda.

Ze zagen de verwarring op mijn gezicht.

“Vrouwen die zó feministisch waren dat ze niets meer met mannen te maken wilden hebben,” legde Evelien uit. “Die zeker niet wilden slapen met hun onderdrukkers en uit overtuiging voor vrouwen kozen, niet uit liefde.”

“Bizar. Ga verder.”

“Mijn moeder was niet lesbisch, tenminste, ik ben geboren uit een ongelukje. Maar toch werd ze verliefd op Lenie en dat ging een paar jaar goed. Tot ze ziek werd.”

“Wie, Lenie?” vroeg Gerda. “Nee, mijn moeder. Borstkanker.”

“Hè gatverdamme,” zei Gerda.

“Mijn moeder had gebroken met haar familie. De vrouwen in de woongroep wisten alles van ons verleden, maar niet waar wij precies vandaan kwamen en waar onze familie woonde. Dus toen mijn moeder doodging, hebben de vrouwen uit de woongroep mij opgevoed.”

“Hoe oud was je toen ze overleed?” wilde ik weten. “Vijftien.”

“Mocht je dan zomaar in die woongroep blijven wonen? Je krijgt dan toch een voogd of zoiets, of een pleeggezin?”

“Dat hoeft niet,” zei Gerda. “Ik ben op mijn zestiende weggelopen en ik heb nooit bij een voogd gewoond.”

“Waarom liep je weg?” vroeg ik.

“Mijn vader had me in elkaar geslagen nadat ik had verteld dat ik op meisjes viel. De hulpverlening plaatste me in een pleeggezin. Maar die vent van dat pleeggezin kon niet met z’n poten van me afblijven, dus daar liep ik ook weer weg.”

“Belachelijk dat zulke mensen voor kinderen mogen zorgen,” zei ik. “Kinderen? Ik was zestien hoor. In elk geval, ik kwam bij de crisisopvang terecht. Daar ontmoette ik Marjolein en we wilden samen de wijde wereld in. In plaats daarvan gingen we aan de dope. We hadden geen geld, sliepen in het park en waren alleen maar bezig met overleven. Niemand die zich om ons bekommerde.”

“Wat een verhaal,” zei ik.

“Ik was nog niet klaar,” zei Gerda. “Maar misschien moet ik een andere keer vertellen over de anorexiakliniek en het gekkenhuis. We hadden het over de geschiedenis van Evelien. Ga verder schat,” spoorde ze Evelien aan. “Dus Lenie is een soort tweede moeder voor je geweest?”

Evelien knikte. “Alle vrouwen uit de woongroep zorgden voor mij, maar Lenie was wel speciaal. Die opvoeding, dat wilden ze trouwens allemaal anders doen dan hun eigen ouders. Anti-autoritair. Dus ik mocht gewoon doen wat ik wilde en zij behoedden mij voor al te grote blunders.”

“Relaxt,” vond Gerda. “Dat had ik ook wel gewild.”

“Hallo, haar moeder was dus net dood hè.” Het klonk vinniger dan ik het bedoeld had. “Sorry.”

“Lenie was ontroostbaar. De andere vrouwen hebben haar zo goed en zo kwaad als het kon opgevangen, maar ze bleef depressief. Uiteindelijk zocht ze het in de spiritualiteit en daar sloeg ze behoorlijk ver in door. Nog steeds, trouwens. Dat zul jij nog wel merken,” zei Evelien tegen mij.

“Maar hoe kwam je dan in het COC terecht? Gewoon een keertje met de dames mee?” vroeg Gerda.

Evelien knikte. “Ik vond het heerlijk dat er een plek was waar je niet de hele tijd door kerels belaagd werd.” Hé, waar had ik dat eerder gehoord? Oh ja, Naima. “Je maakt mij niet wijs dat je niet voortdurend vrouwen achter je aan kreeg.” Onze eigen flirterige Gerda gaf een luchtige draai aan het serieuze gesprek. Ze knikte in de richting van de deur. “Daar komen de kirrende nichten.”

Een groepje gespierde jongens in strakke T–shirts en fout gebleekte spijkerbroeken kwam druk pratend binnen en nam alle overgebleven barkrukken in beslag.

“Jij nog wat drinken?” vroeg Evelien. “Nog zo’n mojito?” Ik twijfelde. Met de hoeveelheden alcohol die Gerda in haar mojito’s gooide, zou ik halverwege de volgende behoorlijk aangeschoten zijn. Bovendien zou ik Evelien niet terug kunnen trakteren. Nou ja, eentje kon geen kwaad, besloot ik. En Evelien zou vast niet de hele avond Margarita’s blijven drinken. En anders maar wel, dan zou ik wel zien hoe ik de rest van de week mijn eten moest betalen. “Jij weet dus alles van de dames uit de woongroep van Nel?” vroeg ik, terwijl Gerda mijn mojito voor me neerzette.

“Ik ken ze allemaal wel, ja.” Evelien hief haar glas. “Proost. Wat vind je van ze?”

Ik zocht naar een woord dat de groep zou beschrijven. Apart? Een wespennest? Ik kwam er niet uit. “Ze zijn heel verschillend,” zei ik ten slotte.

“Zeg dat wel,” verzuchtte Evelien. “Ik heb nog nooit zo’n zooitje ongeregeld bij elkaar gezien. Het enige dat ze gemeen hebben is het lesbisch feminisme. Ik weet nog goed dat er bij ons thuis voortdurend van alles besproken moest worden. Eindeloos duurden die vergaderingen.”

“Nog steeds,” zei ik. “Ze dwalen de hele tijd af naar dingen uit het verleden, die er helemaal niks mee te maken hebben. En als ze even de kans krijgen, zitten ze op elkaar te hakken.”

“Dat is maar spel,” zei Evelien. “Ik ken ze niet anders. Eigenlijk zijn ze stuk voor stuk gek op elkaar en ze zouden niet zonder elkaar kunnen.”

Ik trok mijn wenkbrauwen op en nam nog maar een slok. “Ik heb de indruk dat ze onderling ook allemaal iets met elkaar gehad hebben.”

“Goed gezien. Lenie is de enige voor wie dat niet geldt, die is na mijn moeder alleen gebleven. Nel was bevriend met Margriet. Volgens mij was ze stiekem verliefd op haar. Hoe dan ook, die vriendschap verwaterde omdat Margriet haar niet intelligent genoeg vond. En bovendien kreeg Margriet iets met Kitty. Die was wel intelligent genoeg, maar veel te links en te vrijgevochten. Margriet was meer een parel-kettinglesbienne.” Ik lachte. Ik kon me Margriet ook zó voorstellen als wethouder voor de VVD. “Toch heeft ze wel wat van haar principes laten varen, ze kreeg namelijk een affaire met Hans en heeft anderhalf jaar lang twee relaties tegelijk onderhouden. Dat was behoorlijk ingewikkeld.”

Het duizelde me. “Ik hoop wel dat Hans op dat moment geen partner had. Anders werd het helemaal een puinhoop.”

Evelien lachte. “Je moet niet vergeten dat deze vrouwen opgevoed zijn in de jaren vijftig. Aan dat milieu hebben ze zich echt moeten ontworstelen. Daar kun je behoorlijk opstandig van worden. Twee partners tegelijk, dat moest gewoon kunnen, ook al was je een parel-kettinglesbienne. Hans kreeg trouwens uiteindelijk een relatie met Nel. Met haar is ze heel lang samen geweest.”

Margriet en haar twee relaties tegelijk bleven me bezighouden. “Lijkt me vreselijk voor Kitty. Of kon die er wel tegen?” Eigenlijk wist ik het antwoord al. Ik hoefde alleen maar te denken aan die vergaderingen, waarbij Kitty geen kans voorbij liet gaan om Margriet uit haar tent te lokken.

“Hoe zit het nou met die Bert?” vroeg Gerda. “En heb je zelf nooit overwogen om iets met een vrouw te beginnen?”

“Ze kijkt wel uit,” zei ik. “Je hoort toch in wat voor wespennesten jullie lesbo’s je begeven?” Gerda stak haar tong uit. “Bert is mijn vriend,” zei Evelien. “Is-ie knap?” vroeg Gerda. “Ligt eraan wat je knap vindt.” Gerda lachte. “Blond, slank en een lekker figuurtje.”

“We hebben het hier over een man hè,” zei ik voor de zekerheid. “Tuurlijk schat, dat weet ik toch,” zei Gerda op geruststellende toon. “Heb je Bert wel eens gezien?”

“Sara heeft ‘m één keer gezien, toen ze bij mij kwam eten.” Evelien keek me vragend aan. “Denk je dat Gerda ‘m knap vindt?”

“Hij heeft geen borsten, dus ik denk het niet.”

We gingen nog een minuut of tien door over Bert en of Gerda hem al dan niet knap zou vinden. Vervolgens hadden we het over school, over journalistiek, welke krant het beste was en waarom de actualiteitenrubrieken op tv altijd zo saai waren en ineens was het kwart voor een. “Laatste ronde!” riep Gerda, terwijl ze vast een mojito voor me neerzette. “Van het huis. Jij nog een Margarita?” vroeg ze aan Evelien. “Nee, dank je. Ik ga naar huis, morgen weer veel te doen.” Ze trok haar jas aan, kuste me op beide wangen en vertrok.

Gerda schonk drankjes in voor de paar mensen die er nog waren en kwam weer bij me staan.

“De Put is tot drie uur open, heb je zin om daar straks nog heen te gaan?” Ik kwam nooit in De Put. Het was het soort anarchistische tent waar Richard en Karina allebei niet heen wilden. Maar met Richard had ik niets meer te maken, en Karina was er vanavond ook niet bij. Het zou best leuk kunnen zijn. En het was nog vroeg.

“Of moet jij morgen ook veel doen?” Gerda haalde mij uit mijn overpeinzingen.

Oh ja. Shit. Ik moest morgen werken. Nou ja, morgen zou ik wel zien. “Ik ga wel mee. Leuk.” Subtiel maar dwingend werkte Gerda de laatste gasten de deur uit. Ze draaide de deur op slot, zette een cd van Anouk op, haalde de geldia uit de kassa en zette hem in een kluisje in de keuken. Ik stond op om haar met de afwas te helpen en voelde de drank in één keer naar mijn benen zakken. Ik hield me vast aan de barkruk, haalde diep adem en liep naar de keuken. Een tikje onvast, maar niet dronken. Het COC had een minikeuken, die met twee mensen erin overvol was. Ze duwde me een theedoek in de hand en begon met de afwas, ondertussen keihard meezingend met Nobody’s Wife. Haar enthousiasme werkte aanstekelijk en voor ik het wist stond ik ook mee te zingen. Binnen een kwartier was de afwas klaar en stonden we buiten.

Het kostte me wat moeite om mijn fiets van het slot te krijgen. “Laat mij maar,” zei Gerda. Ze pakte het sleuteltje uit mijn handen, terwijl ze me diep in mijn ogen keek. Ik voelde me warm worden. Ze stond wel érg dichtbij. Plotseling kon ik me best voorstellen dat ik met Gerda…

“Klaar. We kunnen gaan.” Gerda stapte op haar eigen fiets en we reden naar De Put. Daar was het behoorlijk druk, aan de hoeveelheid fietsen voor de deur te zien. Binnen was het warm en donker. Gerda was al meteen in gesprek met een jongen die ik alleen van de achterkant kon zien. Met haar ogen seinde ze naar me. Ik gokte dat ik erbij moest komen staan. “Mag ik je voorstellen,” zei Gerda tegen de jongen. “Sara.” Ze sloeg bezitterig een arm om me heen. “Mijn vriendin.” Haar vriendin? Wat had dit te betekenen? “We kennen elkaar al,” zei ik. “Hoi, Kofie.”

“Hoi, Sara,” mompelde Kofie.

“Wij eh…wij gaan even daarheen,” zei Gerda. “Doei, Carlo!” Ze loodste me door de overvolle kroeg heen naar de bar. “Kofie?” vroeg ze. “Dat leg ik je later nog wel uit. Wat was dat met die vriendin?”

“Ach, die Carlo. Die is verliefd op mij. Al jaren. Twee baco’s alsjeblieft.” Dat was tegen de barman, een ongewassen en ongeschoren jongen in een Guns N’ Roses T–shirt waar ooit mouwen in gezeten hadden. “Weet-ie niet dat je lesbisch bent?” Ik hou er niet van om mensen in hokjes te stoppen, maar bij Gerda kon iedereen van een kilometer afstand zien hoe de vork in de steel zat.

“Jawel,” ze duwde me een baco in de hand, “maar zolang ik geen vriendin heb, denkt hij dat het een fase is en dat hij wel een kans maakt. Dus nu heb ik gezegd dat jij mijn vriendin bent. Hij kijkt trouwens. Kus me.”

Voor ik wist wat er gebeurde, had ze haar lippen al op de mijne gedrukt. Haar vrije hand gleed over mijn rug. Ze kon best lekker zoenen, maar ik voelde me toch wat opgelaten, midden in de kroeg, zoenend met iemand met wie ik verder niks had.

Na een seconde, een minuut, een kwartier of een uur liet ze me los. Ze hief haar glas naar Kofie en nam een slok. Ik zag de verbijsterde blik op Kofies gezicht en kreeg medelijden.

“Het is zijn eigen schuld hoor,” zei Gerda. “Wie niet horen wil, moet maar voelen. Wil je even op mijn glas passen? Ik moet naar de wc.” Weg was ze. Daar stond ik, met twee baco’s in mijn handen, blootgesteld aan de nieuwsgierige blikken van de bezoekers van De Put. Gelukkig kende ik hier niemand. Ik staarde een beetje naar de grond en hoopte dat Gerda snel terug zou komen.

“Ik wist helemaal niet dat jij lesbisch was. Dat zal Richard leuk vinden om te horen.”

Ik keek op. “Hé Leon. Sinds wanneer kom jij in De Put? Helemaal geen tent voor jou.”

Hij haalde zijn schouders op. “De enige die nog open is op dit tijdstip. Hoe zit dat met die meid, ben je lesbisch?”

“Het lijkt me dat dat jouw zaken niet zijn.” Waar bleef Gerda? Ik nam een slok van mijn baco. Gelukkig waren ze bij De Put wat minder scheutig met de rum.

“Weet Richard dat jij in de kroeg met wijven staat te tongen?” Jezus, wat kon die gozer zeuren. “Dat gaat Richard helemaal geen donder aan en jou trouwens ook niet.”

“Slet! Gore vieze likdoos!” Kofie kwam wankelend aanlopen, met bloeddoorlopen ogen. In zijn opgeheven hand had hij een kapot bierglas. Pas toen hij dichterbij kwam, zag ik dat zijn polsen bebloed waren. “Waar is ze?”

“Wie, Gerda? Naar de wc.”

“Als ze, als ze…” Hij keek nu wel héél eng uit z’n ogen. “Als ze terugkomt, zeg dan maar dat dit haar schuld is.” Hij trok spierwit weg, draaide met zijn ogen en stortte neer.

Er ontstond meteen paniek in de tent. Iemand belde 112. Leon knielde naast Kofie en probeerde hem bij bewustzijn te brengen. Er stond al een grote groep mensen om ons heen, toen Gerda van de wc kwam. Haar ogen werden groot toen ze zag wat er aan de hand was. Ik nam haar even apart. “Onze vriend heeft met een bierglas in zijn polsen zitten snijden. En het is allemaal jouw schuld, zegt-ie.” Ze schudde haar hoofd. “Eikel. Laten we hier weggaan.”

“Ik wil even wachten tot de ambulance er is.” Ik was nog niet uitgesproken, toen de deur openging en twee stoere ambulancebroeders binnenkwamen. Binnen vijf minuten was Kofie afgevoerd en herinnerde alleen een bloedvlek op de vloer nog aan wat er gebeurd was. We zetten onze lege glazen op de bar en staken de straat over naar mijn huis.