Acht

Straks krijg ik te horen dat ik iedereen ‘geemokuur’ leer schrijven terwijl het ‘chemokuur’ moet zijn. Dus vanaf nu schrijf ik het woord zoals het moet: chemokuur.

Maar ik weet niet of ik het nog vaak ga schrijven, want mama heeft net haar laatste chemokuur gehad. Er komt geen nieuwe meer. Ook niet als de laatste niks heeft geholpen.

Papa had vandaag gebak in huis gehaald om de laatste chemokuur te vieren. Geen slim idee, want na een chemokuur is mama altijd nog een paar dagen flink ziek.

“Eten jullie alles maar lekker op,” zei ze dan ook. Maar dat heb ik niet gedaan. Mama niks, ikzelf ook niks, dacht ik bij mezelf. Okke en papa hebben toen allebei twee gebakjes opgegeten.

Als de laatste chemokuur bij mama niet helpt, haat ik chemokuren nog meer dan ik al deed. Ze zijn giftig. Dat is nodig omdat ze kankercellen moeten doden. Kankercellen splitsen zich heel snel, heeft mama mij verteld, waardoor er steeds meer in haar lichaam komen. Het gif van een chemokuur moet de cellen doodmaken. Maar het gif werkt bij mama dus niet altijd. En het gif vernielt ook gezonde dingen in haar lijf. Daarom haat ik chemokuren en ga ik voortaan samen met papa collecteren voor de Kankerbestrijding. Ja, dat heb je ook: de Kanker bestrijding. Een chemokuur is natuurlijk ook kankerbestrijding. Maar er is ook een club die Kankerbestrijding heet.

Die doet onderzoek naar kanker en geeft er voorlichting over. En daar is geld voor nodig. Daarom heb ik gisteravond samen met papa gecollecteerd. Met een echte collectebus. Het is wel raar dat papa en ik nooit eerder hebben gecollecteerd voor de Kankerbestrijding. Mama moest er eerst borstkanker voor krijgen. Dat is niet echt eerlijk van ons. Nu mama kanker heeft, gaan we collecteren. Misschien dat het met de meeste collectanten 20 is.

Dat ze gaan collecteren voor een bepaalde ziekte als iemand van de familie die ziekte heeft. Daarom zou ik nu eigenlijk voor iets anders moeten gaan collecteren, voor een ziekte die niemand van ons heeft: een nierziekte, brandwonden, astma, epilepsie, dementie, een hartziekte, reuma. Er zijn ziektes genoeg. Maar ik mag nog niet in m’n eentje gaan collecteren. Ik ben te jong. Papa moet voorlopig mee. En die wil alleen voor de Kankerbestrijding collecteren, heeft hij gezegd.

“Omdat…?” vroeg ik.

“Omdat mama kanker heeft,” zei hij.

Dat is dus precies wat ik dacht.

Het is egoïstisch.

Dat vindt papa ook wel een beetje.

Hij vertelde me onder het collecteren trouwens nog een goeie mop over collecteren:

Er komt iemand aan de deur om te collecteren voor het buurtzwembad. Dat moet flink verbeterd worden. Jantje, die heeft opengedaan, loopt terug naar binnen en vraagt aan zijn vader: “Pap, wil je de meneer die aan de deur staat een bijdrage geven voor het buurtzwembad?”

Antwoordt zijn vader: “Ja, geef hem maar een glas water.”

Papa en ik hebben gecollecteerd bij ons in de buurt. Je belt aan en dan zeg je: “Hebt u misschien een bijdrage voor de Kankerbestrijding?” En dan houd je de collectebus naar voren. Dat laatste deed ik, terwijl papa die zin zei.

De meeste mensen gaven wel iets. Een paar mensen niet.

“Neenee,” zei iemand, “ik kan niet overal aan geven.”

En iemand anders zei: “Ik heb helemaal geen geld in huis.”

Dat geloofde ik dus niet. Helemaal geen geld in huis.

Nog geen vijf cent zeker.

We zijn ook bij Lucy aan de deur geweest. Ik wilde hun huis liever overslaan, maar dat kon niet, vond papa. De moeder van Lucy deed open. Ze herkende ons meteen. Ze vroeg hoe het met mama was. Papa zei dat het niet zo goed ging. Ze stopte daarna een briefje van vijf euro in de collectebus. Dat had ik niet gedacht, omdat Lucy soms zo akelig tegen me doet. Vandaag ook weer op school. Ze heeft vanmorgen aan een paar kinderen in de klas verteld dat papa en ik alleen maar geld hebben opgehaald voor mama. Dus niet voor alle mensen die kanker hebben, maar alleen voor mama. Simone kwam het me vertellen.

Maar wat kan ik ertegen doen? Had ik naar Lucy moeten gaan en haar voor liegbeest moeten uitmaken? Het is ook zo raar zoals ze tegen me doet. Terwijl haar moeder juist heel aardig deed. Lucy kan toch niet jaloers op me zijn?

Wie wil er nu graag een moeder die borstkanker heeft?

Hoeveel papa en ik hebben opgehaald met collecteren, weet ik niet. De collectebus kunnen we namelijk niet openmaken. We gaan deze week ‘s-avonds nog één keer collecteren. En daarna leveren we de collectebus in bij de Kankerbestrijding. Daar gaan ze het geld eruithalen en tellen.

Voor mama komt het opgehaalde geld van alle collectes misschien te laat. Of zeker te laat. Ze gaat dood. Dat begin ik nu ook steeds meer te denken. Het mag niet, maar het gebeurt toch.