13

Gordon zet me af bij het hotel.

“Ik zie je morgenochtend weer bij het ontbijt, partner!” roept hij terwijl hij wegrijdt. Onvermoeibaar, die man.

Ik begeef me naar mijn kamer en ga op bed liggen. Ik ben op, maar kan niet slapen. Ben nog steeds de jetlag niet te boven. De kinderen bij het verdeelpunt doen rare dingen met mijn hart. Het is niet de bedoeling dat ik betrokken raak bij die mensen. Dat is de manier om in mijn bovenkamer alles op een rijtje te houden. Maar goed…ik heb alles al een hele tijd niet meer op een rijtje. Ik denk aan Adanna en de lange wond in haar arm. Ik denk aan die maffe kerkdienst en die woorden: “Voed Mijn schapen.” Is dat echt voorgevallen, of kwam dat door de hele sfeer daar?

Whitney heeft me laten bulderen van het lachen met haar verhalen over haar jeugd in die swingende kerk van haar in het Zuiden, die heette de ‘Vrije kerk van het Evangelie en de Heilige Geest in Attapulgus’ of iets dergelijks. Op opwekkingszondag, dat was ongeveer één keer per maand, werden zij en haar broers ‘aangemoedigd’ om naar voren te komen om een dreun op hun voorhoofd te krijgen. Had te maken met vallen in de Geest. Of omgekegeld worden door de Geest. Hoe dan ook, het klinkt gewelddadig en verkeerd. Maar Whit en haar lievelingsbroer voelden niet echt iets tijdens die momenten. Ze speelden mee, alsof het een spelletje was. Ze bleven een tijdje op de grond liggen, keken elkaar dan aan door de spleetjes van hun ogen en knikten wanneer ze dachten dat ze wel weer konden opstaan.

Ik vraag me af hoeveel mensen in niet swingende kerken alleen maar doen alsof.

Ik mis Whitney. Voel de behoefte om met haar te praten, haar stem te horen.

Ik haal mijn telefoon uit mijn tas. Hij is nog niet helemaal leeg. Ik neem de lift naar boven, naar het zwembad, en loop richting de stoel die het verst weg staat. Een man met grijs haar en een veel jongere blondine spetteren in het diepe water naar elkaar. Hij flirt openlijk met haar en het is me duidelijk dat het werkt.

De telefoon gaat over. En nog eens.

“Hallo?”

“Hoi. Whit. Met Stuart.”

“Je leeft nog! Ik begon me al zorgen te maken, omdat ik niks meer van je had gehoord.”

“Tja, je moet hier geluk hebbendat je bereik hebt. Hier bij het zwembad heb ik maar één streepje. En ik kan zo weer wegvallen.”

“Het is goed om je stem te horen.”

“O, en mijn batterij is ook bijna leeg. Het wordt dus waarschijnlijk een kort gesprek.”

“Goed.”

“Sorry, maar danweet je tenminste wat er aan de hand is als de verbinding wegvalt. Eh…het is ook echt goed om jouw stem te horen.” Ik weet niet echt wat ik moet zeggen. Ik vermoed dat dat komt doordat ik niet zeker weet hoe ik me voel.

“Gaat alles goed?”

“Gordon en ik zijn vandaag naar een verdeelpunt geweest om met de kinderen te praten en foto’s te maken. Het kost me zelfs al moeite om een beschrijving van de situatie te geven. Die kinderen hebben gewoon echt niemand.”

“Wat bedoel je met ‘niemand’?”

“Ik bedoel echt niemand. Hun ouders en ooms en tantes zijn allemaal doodgegaan. Er lopen daar kinderen van zeven jaar rond die voor hun broertjes en zusjes zorgen. Zo heb ik bijvoorbeeld een meisje ontmoet, Adanna. Ze is waarschijnlijk niet ouder dan een jaar of elf, misschien twaalf, en haar moeder ligt dood te gaan aan AIDS, dus wat moet ze? Ze is naar een medicijnvrouw geweest, maar het enige wat ze daarmee opgeschoten is, is dat ze nu een rafelige wond in haar arm heeft, waar die kwakzalver haar heeft opengesneden voor haar bloed.”

“Wat vreselijk.”

“Dominee Walter, de man die hier zo veel mogelijk kinderen probeert te helpen – je zou echt zijn verhaal eens moeten horen – werkt samen met hulporganisaties om voedsel te verstrekken aan kinderen, maar die organisaties zijn niet echt betrouwbaar. Gordon en ik hebben die Adanna wat crackers en andere dingetjes gegeven die ik bij me had. Maar ik heb niet echt het gevoel dat we iets zinnigs hebben gedaan.”

“Het klinkt allemaal zo onwerkelijk, Stu.” Haar stem klinkt zacht.

“Deze hele reis voelt onwerkelijk aan.”

Er valt een ongemakkelijke stilte. Ik weet dat ze het over ‘ons’ wil hebben, maar daar ben ik nog niet klaar voor. Nog niet. Er raast te veel door mijn gedachten.

“Ik ben naar de kerk geweest,” zeg ik uiteindelijk.

“Zei je kerk?

Ik moet lachen. “Ja, maar dat was niet gepland. Het gebeurde gewoon. Gordon en ik hadden net een buitengewone Swazi vrouw geïnterviewd. Ze deed me erg aan Wangari denken.”

“Heeft die jullie meegenomen naar de kerk?”

“Nee, niet echt. Nadat we met z’n drieën hadden gedineerd, zijn we een eindje gaan wandelen. Het is hier trouwens heel erg mooi, buiten het feit dat iedereen doodgaat van de honger en de AIDS dan.”

“Wat zeg je dat weer mooi. Blijf jij maar gewoon foto’s maken.” Ze laat die woorden even bezinken voor ze vervolgt: “En wat viel er in die kerk te beleven?”

“Hij was afgeladen, maar leek totaal niet op andere kerkdiensten die ik heb bijgewoond. Er waren voornamelijk kinderen en oudere vrouwen .Volgens mij worden die grootmoedertypes gogos genoemd, of zoiets. Hoe dan ook, ze waren aan het zingen – dat was de reden dat we daar terecht waren gekomen, omdat we wilden weten wat het was. Ik moet toegeven dat ik het zo mooi vond, dat mijn keel er bijna dicht van ging zitten.”

Meer stilte.

“Stu? Ben je er nog? Je valt een beetje weg.”

“Sorry. Ik zal het je een andere keer wel vertellen. Maar het was…onwerkelijk. En ook een beetje griezelig, omdat ik een stem hoorde…”

“Stu, dat laatste verstond ik niet.”

“Ik zei dat het een beetje griezelig was, meer niet.”

“Ik ben blij dat je naar de kerk bent geweest. En denk dat dat wel goed is. Misschien is het goed voor je…voor ons. Ik bedoel, dan zitten we op zondag tenminste op dezelfde plek.”

“Ja…”Wanneer was de laatste keer dat ik samen met Whitney naar de kerk ben geweest? Maanden geleden? Jaren? Whitney moet weer een stilte doorbreken.

“Stuart, dit is niet helemaal hoe ik me het had voorgesteld, maar ik heb belangrijk nieuws.”

“Oké.” Dat klinkt onheilspellend. Gaat dit over ons? Of over vrienden? Is er iemand ziek of doodgegaan?

“Is alles in orde?”

“Ja, behalve dan dat ik…”

“Whit, ben je er nog?”

“Stuart, ik…ik bedoel we… krijgen een baby.”

Ik laat mijn gsm uit mijn handen vallen. Hij stuitert een keer op de grond en glijdt dan in de richting van het zwembad. Hij gaat nog net niet over het randje. Ik raap hem snel op en druk hem tegen mijn oor.

“Whit, ben je er nog? Whitney?”

Stilte.