32

New York, 2008

De bomen in Central Park zien eruit alsof ze in brand staan wanneer de zon met zijn levendige kleuren de kou uit deze heldere najaarsdag haalt. De huur van dit nieuwe appartement is belachelijk hoog, maar het uitzicht vanaf het balkon is het waard. Nu ik naast mijn baan als freelance fotograaf ook lezingen geeft, kan ik het me veroorloven. Ik reis nog steeds, maar momenteel voornamelijk in de Verenigde Staten, waar ik over mijn foto’s, mijn werk en de wereldwijde HIV-crisis praat.

Wangari heeft me op haar agenda staan wanneer ze haar rondjes maakt in het diplomatieke circuit. Volgens mij vormen wij een prima team samen.

Ik heb een kaart in mijn hand waar ik helemaal ondersteboven van ben. Het is een zelfgemaakt ding, het werk van een creatief, vijfjarig meisje uit een ver land. Er staat netjes met grote roze letters Gefeliciteerd op geschreven. Het is zeer zorgvuldig gedaan. Waarschijnlijk door Gordon, maar dan wel op aanwijzing van zijn dochter.

Er klinkt een al vertrouwde kreet op vanuit de belendende kamer. Het zou me niks verbazen als de mensen in het appartement hieronder het kunnen horen. Ik weet zelfs zeker dat ik het vanaf de andere kant van het park zou kunnen horen, wanneer ik diep in slaap ben en er een karavaan vrachtwagens langsrijdt.

Ik loop de kleine gang door. De geur van de herfst vermengt zich nu met de geur van nieuwe verf. Ik loop naar de wieg toe en til mijn dochter eruit. Mijn handen lijken enorme kolenschoppen in vergelijking met haar kleine, fijne lichaampje, dat nog geen drie kilo weegt. Maar ze is het grootste geschenk dat ik ooit heb gekregen.

“Kom maar bij pappa, lieve meid. Alles is goed.”

Whitney komt de babykamer binnen.

“Hé, jij moet eigenlijk rusten,” zeg ik.

“Straks. Volgens mij heeft ze honger.” Whitneys lange haar zit slordig bij elkaar gebonden op haar hoofd en ze draagt hetzelfde lichtblauwe joggingpak dat ze al twee dagen aanheeft, maar ze heeft er nog nooit zo mooi uitgezien.

Ik geef haar de baby.

“Volgens mij is het lunchtijd, lieve Danna.”

Whitney loopt naar de schommelstoel en gaat zitten.

“Ik wil je iets laten zien, Whit.” Ik graai de kaart en het bijgevoegde pakketje bij elkaar. Het pakketje is nog ingepakt. Whitney leest het kaartje hardop voor: “God zegene jullie Adanna en ik bid dat Hij haar de gave van het woord zal geven, waarmee ze op zekere dag Hem en haar nagedachtenis zal eren. Liefs, Gordon, Precious en Abu.”

Ik maak het pakketje open. Het is een schitterend dagboek. Een leeg dagboek, om precies te zijn, dat wacht op woorden.

Er zit ook een foto bij van de gevers. Precious heeft een felgeel jurkje aan en Abu een nette broek met een rood overhemd. En Gordon…nou ja, die is gewoon Gordon. Ze eten een ijsje en grijnzen.

Whitney slaat het boekje open en leest wat er op de eerste bladzijde staat geschreven:

Tranen zullen weldra stromen

In lange rivieren over het opgeheven gelaat

Zodat de ogen vrij zullen zijn,

Om zon en sterren te aanschouwen.

“Wat een schitterende woorden.”

“Ze komen uit Adanna’s dagboek. Het gedicht heet ‘Tranen’ en is van de een of andere beroemde dichter van vroeger. Adanna heeft het in haar dagboek geschreven. Ze zei dat het ons duidelijk maakt dat verdriet nou eenmaal deel uitmaakt van het leven, maar dat onze tranen ons beeld schoonspoelen, zodat we een beter zicht hebben op God.”

Ik realiseer me op dit moment dat het leven en de dood van één klein meisje mijn gezicht omhoog hebben gericht, naar de hemel. Mijn beeld is weer helder. Er zijn nog raadsels genoeg overgebleven en er zijn nog heel wat dingen die ik niet begrijp, maar één ding weet ik zeker: God is leven en de schenker van leven.

De tranen staan Whitney in de ogen. Ik hurk neer en kijk naar mijn dochter. Ze heeft mijn mond en de ogen en de neus van Whitney.

“We hebben haar de juiste naam gegeven, Stuart.”

“Ik denk dat die al voor ons was uitgekozen.”

Adanna.

De dochter van de Vader.