Versiertrucjes

Wat doe je als je als jonge kerel een bloedmooi meisje ziet dat je haast waanzinnig van verliefdheid maakt? Je gaat erachteraan, natuurlijk en je probeert op alle mogelijke manieren indruk op haar te maken in de hoop dat ze jou zal kiezen.

In de dierenwereld is het niet anders, dat merk je wel aan de mannelijke pauwen die als echte macho’s trots hun staart openzetten als er een vrouwtje in hun buurt is. Ook veel andere dieren proberen op hun eigen manier het vrouwtje te imponeren. Zo hebben nogal wat insecten de gewoonte om hun uitverkorene een zorgvuldig ingesponnen pakje te geven. Daarin zit een prooi die ze het vrouwtje aanbieden. Als het vrouwtje het geschenk aanneemt, is ze onvermijdelijk een hele tijd bezig om het uit te pakken, wat het mannetje de kans geeft om dicht bij haar te komen. Maar net als in de mensenwereld zijn er ook hier bedriegers bij. Die leperds pakken alleen maar een houtsplinter of een stukje blad in. Tegen de tijd dat het vrouwtje het trucje doorheeft, is het mannetje al zo dicht bij haar dat er geen ontkomen meer aan is.

Gelukkig spelen de wenkkrabbetjes het spel heel wat eerlijker. De kleine mannelijke krabbetjes hebben een schaar die haast even groot is als hun lijfje, een goeie twee centimeter dus. In tropische gebieden kun je bij eb op zandstranden soms honderden van die krabbetjes zien. Ze zwaaien allemaal heel beheerst met hun schaartjes heen en weer. Tot er een vrouwtje voorbij paradeert. Dan beginnen al die schaartjes plots in een razend tempo heel zenuwachtig op en neer te bewegen. Alsof al die mannetjes tegelijk wenken van: “Hé, hier moet je zijn.” Sommige doen er nog wat nerveuze danspasjes bij. Best vermoeiend, hoor, zeker als je weet dat sommige vrouwtjeskrabben er dagen over doen vooraleer ze besluiten eindelijk één van die driftig zwaaiende mannetjes te volgen.

Ook de zogenaamde prieelvogels uit Australië hebben het niet zo makkelijk om een vrouwtje in te palmen. Zij bouwen voor hun toekomstige liefje een echt tuinhuisje, een prieeltje dus, waarvoor ze hun verleidingsdansjes en -liedjes opvoeren. Ze houden daarbij niet van half werk. Sommige soorten kiezen voor halfopen huisjes die wel tot twee meter hoog zijn. Alsof dat nog niet genoeg is, versieren ze hun prieeltje met alles wat kleurrijk is: flesdoppen, slakkenhuisjes, knopen, bloemen, papiertjes, wasknijpers, keverschilden…En omdat een ongeverfd huisje ook maar niks is, schilderen sommige soorten hun bouwsel blauw met bessensap! Hoe minder kleur de vogel heeft, hoe meer moeite hij doet om zijn huis een kleurrijk tintje te geven. Of om het in mensentaal te zeggen: hoe minder iemand te bieden heeft, hoe meer hij dit probeert te verbergen…

Ook voor de rest zijn prieelvogels al geen haa…euh, pluim beter dan mensen. Sommige spelen het spel zo hard dat ze er niet voor terugschrikken het huisje van een concurrent te vernielen. Nu ja, het dient gezegd dat prieelvogels het ook niet gemakkelijk hebben. Voor dertig mannetjes is er soms maar één vrouwtje beschikbaar…

Het mannetje van de Australische waterwants, een insectje dat nauwelijks een millimeter groot is, moet allicht eens lachen om de ijver van de prieelvogels. Hij leeft letterlijk en figuurlijk op de rug van zijn veel grotere wijfje en laat zich z’n hele leven als een echte luiwam…nu ja, luiwants door haar meevoeren. Hij hoeft zelfs niet naar eten te zoeken, maar krijgt er een voedselpakket bovenop dat zij via haar klieren afscheidt. In ruil voor dat luilekkerleventje moet hij af en toe eens afstappen en met haar paren, maar zelfs als het vrouwtje bevrucht is, blijft ze het mannetje de hele tijd met zich meezeulen. Waarom het vrouwtje dit doet? Wel, anders dan bij de prieelvogels zijn er in de wantsenwereld veel meer mannetjes dan vrouwtjes. Met die luilak op haar rug laten de andere mannelijke wantsen het vrouwtje met rust.

Tja, je moet maar het geluk hebben als mannelijke wants of prieelvogel geboren te worden. Ik zou wel weten wat te kiezen…