De beûnaap

Misschien heb je ooit wel eens een stripverhaal over de Rode Ridder gelezen? Als dat zo is moet je allicht toegeven dat Karel Biddeloo, de tekenaar die destijds met de reeks startte en jammer genoeg veel te vroeg overleed, bijzonder veel fantasie had. Dat was trouwens een familietrekje. Ook zijn broer Dirk, die al verscheidene boeken publiceerde, heeft een bijzonder rijke verbeelding. En als ze samen waren, was niemand veilig voor hun humor. Zo vertelt Dirk in zijn biografie De muziekdoos een zeer merkwaardig dierenverhaal…

 

Op een dag verscheen er in een advertentieblad een bizar artikel:

Kopen? Beûnaap. Zittend een meter vijfenzestig, staand een meter vijfentachtig. Half tam en zeer sterk. Stevige kooi vereist.

En daarachter volgden dan het telefoonnummer en het tijdstip waarop men kon telefoneren (‘s-avonds tussen 19 en 20 uur).

Het spreekt voor zich zelf dat er nogal wat mensen benieuwd waren naar zo’n Beûnaap, waarvan ze ongetwijfeld nog nooit eerder gehoord hadden. Elke avond om 19 uur zaten Dirk en Karel dan ook op post. Ze hadden vooraf een bandopname gemaakt waarop Karel luidkeels en met zware stem als een losgeslagen aap tekeerging, terwijl Dirk geweldige trappen gaf tegen het metalen bureau op zijn kamer. Mits enig montagewerk waren ze erin geslaagd die geluiden nog zwaarder te laten klinken. Het eindresultaat was een vreselijk gedonder gecombineerd met een voorhistorisch geloei. Hierbij vergeleken waren de kreten van King Kong echt een lachertje!

En jawel…Al snel kregen de broers een boel reacties. Terwijl Karel de bandopnemer inschakelde en aldus voor ‘dreigende aapgeluiden’ op de achtergrond zorgde, nam Dirk de telefoon op…

Één van de eerste bellers vond het allemaal wat ongeloofwaardig. “Zittend een meter vijfenzestig en staand een meter vijfentachtig…Hoe kan dat nu?” Maar Dirk had natuurlijk meteen een antwoord klaar: “Hij heeft kromme pootjes, meneer.”

Een andere geïnteresseerde deed zich voor als een echte kenner. “Een beunhaas ken ik, maar van een beunaap heb ik nog nooit gehoord! U houdt mij voor de aap!” Op zulke momenten is het natuurlijk belangrijk om voet bij stuk te houden. “Natuurlijk, meneer, u hebt gelijk. Een beunaap bestaat niet. Dit is een Beûnaap. Van de Beûneilanden, niet ver van Madagascar!” En ondertussen deed Dirk teken de bandopname op de achtergrond een beetje luider te zetten. Het kwam zo overtuigend over dat zelfs deze ‘kenner’, die het hele zaakje ongetwijfeld eens snel wilde ontmaskeren, aarzelend van mening veranderde. “Ah ja, jaja de Beûneilanden. Natuurlijk…Dat ik daar niet aan gedacht heb…” En dan werd het natuurlijk gieren, zodra de hoorn weer op de haak lag, want ook de Beûneilanden bestonden, net als hun aapachtige bewoner, alleen in de fantasie van de broers Biddeloo.

Nog een leuke anekdote. Een dame aan de telefoon. Tijdens het gesprek merkt ze ongerust op: “Ik…Ik hoor hem, denk ik.” Dan komt het er natuurlijk op aan geen krimp te geven en te doen alsof het om de gewoonste zaak van de wereld gaat. “Klopt, hoor. Het is bijna etenstijd. Dan wordt hij altijd wat onrustig.” Het telefoongesprek was die avond heel snel afgelopen. “Ja. Jaja. In orde. Dank u.” Hoewel de vrouw zich kranig probeerde te houden, kon ze toch een angstige trilling in haar stem niet verbergen…

Eén vrouw was zo vasthoudend dat ze zich niet liet afschrikken door de King Kong-geluiden op de achtergrond. “Ik zou hem willen zien. Wanneer kan ik eens langskomen?” Maar de broers hadden op voorhand dit onwaarschijnlijke scenario al besproken. Karel zette de volumeknop nu helemaal open en boven het verschrikkelijke gehuil uit loeide zijn broer: “Pas op! Die kooi is niet op slot. Ik had het je nog gezegd. HIJ BREEKT LOS!” De bandopnemer gaf alles wat hij kon. Het paniekerige gekrijs van Dirk versmolt met het gedaver en geschreeuw van het ondier. Er was geen sprake meer van de conversatie met de dame nog op gang te houden en de verbinding werd verbroken.

Maar aan alle spelletjes komt een eind. Ook aan het spelletje van de broers Biddeloo, die op dat ogenblik hun apenjaren eigenlijk al voorbij moesten zijn. Hun moeder werd het dagelijkse gebrul en gekrijs tussen 19 en 20 uur zo beu, dat ze op een avond besloot zelf de telefoon op te nemen.

“Pardon, mevrouw, bent u de eigenares van die aap?”

“Nee, meneer. Ik heb niet één aap, ik heb twee apen in huis.”

Hoorn op de haak en einde van het verhaal.