Er zit een paard aan de toog!

“Er staat een paard in de gang!” zong André van Duin jaren geleden al. Maar in de Alexandra Hotel Bar in Jarrow, een plaatsje in het noordoosten van Engeland, ging men nog een stukje verder dan in de gekende carnavalshit. Daar stond immers geen paard in de gang, maar zat er dagelijks één aan de toog.

Peggy, een twaalfjarige merrie, kwam er samen met haar eigenaar Peter Dolan elke dag een pintje drinken. Zoals het een hongerige cafébezoekster past, at ze er vaak ook nog een zakje chips bij.

Hoe dat zo gekomen was? Op een dag, jaren geleden, was Peggy haar baasje gewoon achternagelopen. Dat leek haar ongetwijfeld veel leuker dan op haar dooie eentje in de weide te moeten staan. Haar baas gaf haar doodgemoedereerd een pintje, en jawel…Peggy lustte het nog ook!

Na dat eerste succesvolle bezoek volgde Peggy haar baasje elke dag naar de kroeg. Op de duur vonden de vaste klanten het zo gewoon dat niemand er nog van opkeek. Iedereen beschouwde haar gewoon als één van de stamgasten. Het beest was trouwens heel voorkomend. Als er eens een grapje over haar gemaakt werd, voelde ze zich nooit op de te…euh, hoeven getrapt, ze hoefde niet per se het laatste woord te hebben, maakte geen heibel en was nooit dronken. Voor Jackie Gray, de uitbaatster van de pub, was Peggy dus eigenlijk de ideale stamgast.

Toch mocht Peggy op een dag de kroeg niet meer in. Reden? De inrichting werd vernieuwd en er kwam een nieuw tapijt.

“Ik vond het ook jammer dat ik haar aan de deur moest zetten,” treurt Jackie. “Ze is waarschijnlijk schoner dan sommige van mijn vaste klanten, maar die hoefafdrukken blijven nu eenmaal in het tapijt staan.”

En nu moet Peggy dus buiten wachten. Met intrieste ogen staart ze door het venster en ziet hoe haar vroegere drinkebroers het ene pintje na het andere naar binnen gieten. Discriminatie, natuurlijk. Maar ja, waar kun je als paard met zo’n klacht terecht?