Het kon in dit boek natuurlijk niet ontbreken…Het verhaal over het monster van Loch Ness, het beroemdste watermonster ter wereld. Het ondier werd in 564 voor het eerst gezien door de heilige Columba. Volgens de overlevering wilde het zich toen net op een zwemmende man storten. Maar de priester, van geen kleintje vervaard, hief het kruis dat hij bij zich had en sprak heel resoluut: “Tot hier en niet verder! Raak die man niet aan! Ga onmiddellijk weg!” En kijk, die woorden hadden zo’n effect dat het monster terstond weer wegzwom. En zoals het in alle stichtende verhalen past, waren de aanwezigen zo onder de indruk dat ze zich prompt tot het christendom bekeerden.
Na die eerste melding bleef het lange tijd stil, maar vanaf 1880 werd ‘Nessie’, zoals het monster al snel genoemd werd, geregeld gesignaleerd. Niet alleen door een metselaar, maar ook door een boswachter en zelfs door een hele groep schoolkinderen. Toch duurde het nog tot 1933 voor het monster echt de internationale toer opging. Dat jaar reden meneer en mevrouw Spicer op de terugreis naar Londen langs de zuidelijke oever van Loch Ness. ‘Loch’ wil eigenlijk ‘meer’ zeggen, en het Loch Ness is echt wel een meer om U tegen te zeggen. Met een lengte van 36 kilometer en een diepte tot 220 meter is het zowat de grootste vergaarbak van zoet water in Groot-Brittannië. De Spicers keken raar op toen er uit de varens langs de weg plots een vreemd gedrocht opdook. Volgens hen had het een lange, beweeglijke nek – iets dikker dan de slurf van een olifant – een kleine kop, een zwaar lichaam en vier zwemvliesachtige poten. Het monster stak de weg over met een dier – misschien wel een schaap – in zijn bek en sprong dan met een geweldige plons het meer weer in. Spicer vertelde de ongelooflijke gebeurtenis aan een journalist. Die plaatste het in de krant en al snel ging het verhaal de hele wereld rond.
Onmiddellijk waren er mensen die Spicer onvoorwaardelijk geloofden. Ze twijfelden er niet aan dat hij inderdaad een monster van een kleine negen meter gezien had dat eruitzag als een reusachtige slak met een lange nek. Zij beweerden dat het meer diep genoeg was om een voorhistorisch dier te herbergen. Een plesiosaurus misschien, een slanghagedis met een tonvormig lichaam en een slangachtige nek die gedurende miljoenen jaren in zee geleefd had. En omdat zelfs monsters zich eenzaam kunnen voelen, geloofden die mensen dat er misschien wel een hele monsterfamilie op de bodem van het meer leefde.
Vanaf dat ogenblik volgden er duizenden getuigenissen van mensen die allemaal beweerden het monster gezien te hebben. Jammer genoeg waren er haast geen bewijzen. Het monster liet zich blijkbaar zeer moeilijk fotograferen, en als het toch eens op de gevoelige plaat verscheen, dan was er vaak met de foto geknoeid. Zo ook met de beroemdste foto die ooit van Nessie gemaakt werd en waarop de lange nek van het monster heel duidelijk uit het water steekt. Dokter Robert Kenneth Wilson, die de foto genomen had, bekende op zijn sterfbed dat het om een valse monsterkop ging die vastgebonden was aan een speelgoedonderzeeër. Ook met de pootafdrukken die men aan de rand van de oever vond, was meestal wat mis. Er waren er zelfs bij die afkomstig waren van een paraplubak, vervaardigd uit een nijlpaardpoot.
Ondanks al die vervalsingen bleef Nessie de wetenschappers boeien. In 2000 stelden ze zelfs een twaalfkoppig team samen. Omdat het water te troebel was om goed te filmen, namen ze sonarapparatuur mee aan boord. Die apparatuur kaatst geluidssignalen terug, zodat men de grootte van onzichtbare voorwerpen kan bepalen. En eerlijk is eerlijk: na heel wat mislukte pogingen ontdekten de expeditieleden op de bodem van het meer een voorwerp van zo’n vijf meter lang dat qua vorm wat aan Nessie deed denken. Om zeker te zijn dat het geen wrak van een bootje was, voer de hele expeditie de volgende dag terug naar de plaats waar het voorwerp was waargenomen…maar tot hun verbazing was het weg. Ze konden dus alleen concluderen dat er diep in het water ‘iets’ ronddreef, maar wat bleef natuurlijk de vraag.
Was er op de bodem van het meer toch een plesiosaurus blijven leven, die door de evolutie veel kleiner was geworden? Maar waar zou die dan van leven? In het meer is immers veel te weinig voedsel. Anderzijds weet men intussen dat er onder en om Loch Ness ook grotten en gangen zijn. Misschien vond Nessie daarin het nodige voedsel om zijn dikke lijf te voeden?
Of misschien houdt men de mythe graag in stand, want het toerisme is natuurlijk ook niet slecht af met al die aandacht. Al van in 1933 stappen er elk jaar duizenden vakantiegangers in hun auto om koers te zetten naar een meer dat ze anders nooit zouden bezoeken! Dagenlang turen ze over het wateroppervlak in de hoop die ene foto te kunnen schieten waar iedereen hen om zal benijden.
Er werden in de loop van de jaren trouwens ook heel forse beloningen beloofd aan wie erin zou slagen het monster levend te vangen. 500 euro van de New Yorkse dierentuin, 20.000 pond van het Bertram Mills Circus en een euh…Jawel, monsterlijk bedrag van Black and White-whisky: 1.000.000 pond!
Dat één van die beloningen van een circus kwam, stemde Neil Clark, een Schotse onderzoeker, tot nadenken. Hij bedacht in 2006 één van de origineelste en meest merkwaardige theorieën. Volgens hem was Nessie gewoon een circusolifant die zich in het water aan het wassen was. Clark kwam er immers achter dat er op het moment van de eerste verschijning een circusgezelschap bij het meer verbleef. Daar waren natuurlijk ook olifanten bij. En als zo’n olifant het water ingaat om een bad te nemen, doet die dat vaak zo grondig dat alleen zijn slurf en een deel van zijn rug nog boven het water uitsteken…Geef toe, je zou voor minder denken oog in oog met een monster te staan…