12

Hier komen alleen slechte vrouwen

Mijn geduld met Mexicaanse macho’s raakt op. Zelfs als ik gehuld in een nonnenhabijt al het autoverkeer in de stad plat zou kunnen leggen zou ik het niet meer vleiend vinden. Mijn humeur wordt er, elke dag weer, door verpest.

Ik heb me er inmiddels bij neergelegd dat ik ‘s-avonds laat door mijn hippievrienden word gechaperonneerd, maar op klaarlichte dag denk ik mij vrijelijk te kunnen bewegen. Dat blijkt een vergissing.

Als ik ‘s-middags op een bankje in de Alameda, het grote stadspark, mijn Otomi-grammatica zit te bestuderen komen twee oudere heren met wandelstokken naast me zitten om een gesprekje met me aan te knopen. Ik kom helemaal uit Nederland? Zozo. En waar zijn mijn kinderen, heb ik die soms thuis gelaten?

“Ik ben tweeëntwintig,” antwoord ik, “in mijn land hebben de meeste vrouwen nog geen kind op die leeftijd.”

Maar mijn man dan?

“Die heb ik ook niet.”

Dan toch tenminste een vriendje, doen ze een laatste poging, om die mogelijkheid meteen zelf te verwerpen: als ik een vriendje had zou hij me natuurlijk nooit zo ver van huis laten gaan. Verontrust concluderen ze: ze is alleen. Een van de mannen buigt zich met een ernstig gezicht naar me toe.

“Ik wil niet paternalistisch overkomen,” fluistert hij, “maar als ik jou was zou ik niet in mijn eentje in een park als dit gaan zitten.”

Ik gooi het nog eens op mijn sterke-jonge-vrouw-die-zich-niet-laat-kisten-houding, maar hij voegt eraan toe: “Hier komen alleen slechte vrouwen, als je begrijpt wat ik bedoel.” Pas nu dringt tot me door waar hij het over heeft. Door midden op de dag op een willekeurig bankje in een park te gaan zitten zou ik de indruk kunnen wekken een vrouw van lichte zeden te zijn.

Als ik even later aanstalten maak om op te stappen, staan de mannen erop me tot de rand van het park te brengen. Enigszins verbouwereerd loop ik weer door de drukke straat waar het park aan grenst. Ik zal een ander plantsoen moeten uitzoeken om mijn stof door te nemen.

Maar als ik dat gevonden heb duurt het ook daar niet lang voordat ik gezelschap krijg. De man, een generatie jonger dan mijn beschermheren van zojuist, schudt me de hand, stopt me een roos toe en stelt na een dialoog van drie zinnen sans gêne voor: “Zo, en zullen we dan nu maar naar mijn huis gaan?” Wanneer hij uiteindelijk afdruipt komt de stoom me uit de oren. Dit is de limit.

Het is tijd voor een tegenoffensief, te beginnen met het pareren van de opmerkingen op straat. Als ik iets als tetitas (tietjes) krijg toegesist draai ik me om, stap op de man in kwestie af en vraag hem: “Sorry, had je het tegen mij? Wilde je iets vragen of had je iets interessants te melden?” Deze kruipt ineen. De genadeslag breng ik toe door eraan toe te voegen: “Nee? Houd dan de volgende keer gewoon je mond, wil je?” De reacties verschillen: van totaal onthutste gezichten – “Ze kan praten!” – tot hard wegrennen naar de overkant van de straat.

De ultieme vertolking van mijn woede komt echter in de vorm van een protestlied. Het is een parodie op een van de grootste hits van het moment: ‘Santa Lucia’. De tekst komt duidelijk uit mijn tenen, want ik heb hem binnen een uur op papier staan.

‘s-Avonds laat ik de tekst aan Guillermo lezen. Hij is lyrisch. “Dit moet je opsturen naar de televisie!” giert hij. “Je hebt nu zo’n show waarin mensen liedjes parodiëren. Ik weet zeker dat je dat lukt!”

Ik vind zijn voorstel iets te veel van het goede. Wel laat ik me overhalen om later die avond in la Catrina op te treden. Dat is een café waar de intellectuelen van Querétaro samenkomen om gedichten voor te dragen of al dan niet zelfgeschreven liedjes te spelen. Fatiha treedt er ook regelmatig op. Vanavond speelt er een gitarist die naast zijn eigen liedjes verzoeknummers doet. Guillermo en de rest van het gezelschap jutten me op. Even later sta ik op het podium en zing, onder stijgende verbazing van de gitarist, een versie van ‘Santa Lucia’ die een stuk feministischer is dan ik altijd dacht te zijn:

Ningún lado donde puedo andar sola

Ni unparque en que me puedo sentar

Sin qu’ unpinche mexicano

Seajoven o anciano

De repente me empieze a molestar

Tú no sabes nada de mi vida

No conoces ni un detalle de mi

Solo ves a una guëra

Pero que soy extranjera

No dice que voy à la cama contigo

¡Por favor!

¡Déjame sola!

No me preguntes

Si vengo a tu casa

No soy unaputa

Calle la boca

No digas nada

¿No te das cuenta

Que estoy enojada?

Sabes, nosotras

No somos objetos

La unica para quien tienes respeto

Es la Santa Maria, Santa Maria

La primera vez me quedé sorprendida

La segunda vezya supe qué decir

¡Vete lejos con tus rosas!

No me gustan esas cosas

Que sea claro te lo voy a repetir

¡Por favor!

¡Déjame sola!

No me preguntes

Si vengo a tu casa

No soy una puta

Calle la boca

No digas nada

¿No te das cuenta

Que estoy enojada?

Sabes, nosotras

No somos objetos

La unica para quien tienes respeto

Es la Santa Maria, Santa Maria

(Geen plaats waar ik alleen kan lopen

Geen parkje waar ik kan gaan zitten

Zonder dat zo’n verdomde Mexicaan

Of hij nu jong is of bejaard

Me opeens begint lastig te vallen

Jij weet helemaal niets van mijn leven

Je kent nog geen detail van mij

Je ziet alleen dat ik blank ben

Maar dat ik buitenlands ben

Zegt nog niet dat ik met je naar bed ga

Alsjeblieft!

Laat me alleen

Vraag me niet

Of ik naar je huis kom

Ik ben geen hoer

Houd je mond

Zeg niets

Merk je dan niet

Dat ik boos ben?

Weet je, wij vrouwen

Zijn geen dingen

De enige vrouw voor wie je respect hebt

Is de heilige Maria

De eerste keer bleef ik verbaasd achter

De tweede keer wist ik al wat te zeggen

Rot op met je rozen!

Ik houd niet van dat soort dingen

Ik herhaal het nog maar eens, zodat het je duidelijk is

Alsjeblieft!

Laat me alleen

Vraag me niet

Of ik naar je huis kom

Ik ben geen hoer

Houd je mond

Zeg niets

Merk je dan niet

Dat ik boos ben?

Weet je, wij vrouwen

Zijn geen dingen

De enige vrouw voor wie je respect hebt

Is de heilige Maria)

De gitarist, met een gelhoofd en borsthaar dat nadrukkelijk uit zijn openstaande overhemd krult, is not amused.

“Niet alle Mexicanen zijn pinches, hè,” bromt hij me na in de microfoon. Maar bij mijn vrienden kan ik geen kwaad meer doen. Onder luid gejuich word ik in hun midden ontvangen. En ook bij de rest van de aanwezigen schijnt het protestlied goed gevallen te zijn. Niet precies het effect dat ik beoogde; ik heb gewoon voor een progressief publiek gezongen.

Mijn eenmansactie, of in deze context liever gezegd eenvrouwsactie, druisen in tegen alle adviezen die reisgidsen de naar Mexico afreizende vrouw meegeven. Reageer zoals de locals dat doen, propageren die. En dat betekent: negeren. Maar op dit moment kies ik ervoor om het even niet volgens het boekje te doen. Ik toon ongetwijfeld weinig respect voor de machocultuur en heb ook zeker niet de illusie die in mijn eentje te kunnen veranderen. Wél voel ik me een stuk beter.