Gediplomeerde zakkenvullers
De eerste buien van het jaar vallen in Querétaro en weer lijkt de stad erdoor verrast te worden. Een afvoersysteem is ook dit jaar niet in de straten aangelegd. ‘s-Avonds komt het water me soms tot de enkels als ik met de stroom mee van het centrum naar huis loop. Toch zijn het alleen Ewald en ik die er binnensmonds over lopen te mopperen. Regen is voor een Nederlander nu eenmaal synoniem met rotweer. Verder is iedereen blij met het verkoelende water, Mario incluis. De bergen zijn nu extra mooi, zegt hij, je zou ze moeten zien, zo groen!
Sierra Gorda heet het gebergte dat even buiten Querétaro ligt. We besluiten erheen te liften. Er zijn genoeg vrachtwagenchauffeurs die gezelschap kunnen gebruiken op de lange weg van de Amerikaanse grens naar Mexico-stad.
We rijden mee met Antonio, een dikke man met een ringbaardje die al twee dagen onderweg is. Antonio heeft duidelijk behoefte aan wat aanspraak. Van Nederland weet hij dat er tulpen bloeien, dat er kaas wordt gemaakt en dat het onder zeeniveau ligt. Hij vraagt zich echter tegelijkertijd af of Nederland ook zo volzit met ladrones, rovers, in de politiek. Mijn ontkennende antwoord luidt het startschot voor een monoloog die de daaropvolgende zestig kilometer aanhoudt. Het zijn woorden die ik al zo vaak gehoord heb.
“De regering in Mexico is één grote clan van cabrones. Klootzakken zijn het, allemaal! Het maakt niet uit bij welke partij ze zitten, PRI of PAN of PRD, het is allemaal één pot nat. Ze vergeven alle baantjes aan hun vriendjes, zijn zelf te lui om te werken en vullen hun zakken met het geld dat ze van de armen van dit land jatten. Alles, alles wordt geregeld door die clan. De televisie, de kranten, zelfs de stakingen en opstanden zijn in scène gezet. Zo kunnen zij goed voor de dag komen als ze weer een zogenaamde oplossing hebben bedacht.”
Hij haalt even adem om dan weer los te barsten: “En dan de politie! Dat zijn mensen die er zelfs voor worden opgeleid om hun zakken te vullen. Gediplomeerde zakkenvullers, ha!”
We zijn aangekomen bij een militaire controlepost. Antonio doet een graai in een klein tasje dat naast het stuur hangt, draait het raampje open en overhandigt de militair een biljet. Deze gebaart dat hij mag doorrijden.
Antonio haalt zijn schouders op en kijkt ons verontschuldigend aan. “Maar ja, wat doe je er tegen hè,” zegt hij.
Ik hoor de stem van Ewald in mijn achterhoofd. “Weet je wat het gekke met die corruptie is? Iedereen is er het slachtoffer van, maar niemand de aanstichter.”