24

Kippenhoeders aan de grens

De volgende ochtend is Sylvia nog in diepe slaap als ik de zaal uitsluip. Even later ben ik weer op weg naar Mexico, met een bonkend Budweiserhoofd maar evengoed met hernieuwde energie.

De overgang van Los Angeles naar het Mexicaanse leven is geleidelijker dan die in tegenovergestelde richting. In de bus naar het centrum zie ik mijzelf als enige blanke zitten tussen voornamelijk zwarten en enkele latino’s. Downtown LA draagt al meer sporen van de Mexicanen die voor veertig procent deel uitmaken van de bevolking van deze metropool. Tussen de oude, hoge gebouwen op 7th Street wordt alleen in het Spaans geadverteerd. “Stuur uw geld voordelig naar Mexico,” prijzen Mexicaanse banken hun diensten aan.

In de Greyhound naar Tijuana toont mijn buurvrouw, na vastgesteld te hebben dat ik geen gringa ben, me een keur aan pasjes. De foto op haar immigrantenpas laat een vrouw van eind vijftig zien, haar haren iets zorgvuldiger roodgekleurd dan nu. Grijze haren zijn bij de hoofdhuid zichtbaar. “Ik woon in Tijuana,” vertelt ze, “maar af en toe mag ik op en neer naar Los Angeles met deze pas. Daar woont mijn dochter. Zelf heb ik er ook jaren gewoond, om te werken. Vandaar dat ik nu m’n pensioen krijg van de Verenigde Staten. Maar voor geen goud zou ik daar nog een dag langer wonen! Oh, ik haat dat land! Toen ik m’n centen had verdiend ben ik meteen weer terug gegaan naar Mexico. Ondertussen wordt mijn pensioen naar m’n dochter in Los Angeles gestuurd, zogenaamd naar mijn adres daar.” Ze zucht. “Als ik maar de Amerikaanse nationaliteit kon krijgen, dan hoefde het allemaal niet zo stiekem. Maar ja, daar moet je een examen voor doen, met vragen over de Verenigde Staten. Over de geschiedenis, de topografie. In het Engels. En dat kan ik niet.” Dan krijgt ze een ingeving. “Of zou ik gewoon de vragen en de antwoorden uit mijn hoofd kunnen leren?” vraagt ze. “Wat denk je, zou dat lukken?”

“Het is het proberen waard,” zeg ik.

De interesse voor mensen die vanuit de Verenigde Staten naar Mexico gaan is een lachertje vergeleken bij het moeizame geploeter dat mijn buurvrouw beschrijft. Bij de grens wordt de bus stil gehouden en moeten we er allemaal uit. Dan volgt een sterk staaltje van raadselachtige Mexicaanse regels. Oom agent laat ons een voor een op een knop drukken met een verkeerslicht erboven. Brandt het licht rood, dan lichten de letters reviso op en wordt de inhoud van je tas gecontroleerd. Brandt het groen, pose, dan mag je doorlopen. De methode van het apparaat, die ook, zo herinner ik mij, op het vliegveld in Mexico-stad gebruikt wordt, berust op volstrekte willekeur.

Pas als ik via Tijuana het plaatsje Tecate heb bereikt bedenk ik dat er geen haan was die kraaide naar een visum of toeristenkaart. Mijn paspoort werd niet eens bekeken, overtuigd als iedereen er van was dat ik Amerikaanse was. Met die nationaliteit mag je voor 72 uur in het grensgebied van Mexico blijven.

De geur van gerst dringt mijn neusgaten binnen. Hij wordt verspreid door een groot grijs complex waar het fameuze Tecate bier wordt gebrouwen. Het is de enige grote fabriek die Tecate heeft; de plaats is niet te vergelijken met de grote, vieze steden elders aan de grens met Californië. Waar Tijuana en Mexicali gonzen van bedrijvigheid door hun grote industrieën en de in mensensmokkel en drugshandel gespecialiseerde onderwereld, is dit een lieflijk en onschuldig ogend dorpje. Het dorpsplein ligt er vredig bij.

Aan de westkant is een boekhandel. “Zaken doen met Amerikanen? Leer ze eerst kennen!” schreeuwt de omslag van een bestseller in de etalage die ik passeer. De sterren van de Amerikaanse vlag zijn ingevuld met dollartekens. Titels als Hoe houden we de jeugd in toom? en Beleef een romance met je echtgenoot liggen ernaast.

‘s-Middags kuier ik langs de grens. Een golfplaten hek van zo’n tweeënhalve meter hoog ontneemt me het zicht op het land van de onbegrensde mogelijkheden. Het ziet er niet al te stevig uit. Er wordt slordig omgesprongen met de dromen van de Mexicaan.

In het grenskantoor waar ik mijn visumaanvraag invul, valt mijn oog op een kaartje. Aan de ene kant staat een kalender van het jaar 1999. Op de andere kant is de volgende tekst gedrukt:

Opgelet migrant

Belangrijke waarschuwing

Veel mensen zijn doodgegaan van honger, kou, uitputting en hitte toen ze probeerden de grens te bereiken via het gebied van Tecate, door het bergachtige gebied van Orly. Er is geen water en geen eten op deze route, die tussen de drie en vier dagen in beslag neemt. De temperaturen zijn extreem: te grote hitte overdag en intense kou ‘s-nachts, met regen en sneeuw in de maanden januari en februari. De bergen zijn erg hoog en hebben diepe afgronden, het is een gebied waar je gemakkelijk kunt verdwalen, je zult van niets en niemand hulp krijgen, probeer in de regentijd niet de rivier Tijuana over te steken, die is erg diep en koud, dat maakt het zeer gevaarlijk.

Dan volgt een waarschuwing voor de pollens, letterlijk kippenhoeders, die mensen ronselen om tegen betaling de grens over te zetten:

De zogenaamde polleros bedriegen de mensen, ze zeggen dat de oversteek in het gebied van Tecate weinig reistijd kost, bovendien laten ze mensen achter als ze niet door kunnen lopen, wat de dood tot gevolg heeft.

Door te proberen over te steken in hoge-risico-zones zet je je leven op het spel! Leg je leven niet in de waagschaal! Laat je niet bedriegen! Wees voorzichtig en bescherm je familie!

Bijna dagelijks sterft er een Mexicaan die de meer dan drieduizend kilometer lange grens over probeert te steken. Sinds de pesocrisis in 1994 en de enorme vlucht van buitenlands kapitaal is het aantal illegale immigranten buitenproportioneel toegenomen. De Verenigde Staten reageerden met een verscherpte controle langs de grens, in de ene staat strenger dan in de andere. Helikopters cirkelen ‘s-nachts met enorme zoeklichten boven de grens. De meest ingenieuze middelen zijn infraroodsystemen die in de nacht de lichaamswarmte van de overstekers detecteren. Vanaf dat moment is de rest een koud kunstje. De maatregelen leidden ertoe dat de immigranten voor gevaarlijkere routes kozen, de minst riskante routes worden het zwaarst bewaakt. Het had een hoger dodenaantal tot gevolg, maar was booming business voor de polleros. Zij verrichten het voorwerk voor de coyotes, die de mensen daadwerkelijk over de grens en, afhankelijk van het betaalde bedrag, tot in een stad al otro lado brengen. Hoe moeilijker de route is, des te meer behoefte hebben de overstekers aan begeleiding.

De prijzen liggen hier een flink stuk hoger dan in het binnenland. Voor mij vertaalt zich dat in een Spartaans onderkomen met een zelf op te maken bed en op de gang een wc die je moet doortrekken door tot je elleboog in de stortbak te reiken. Ongeschoren mannen kijken van over de balustrade naar beneden, hun armen op de leuning over elkaar geslagen. De middag dat ik aankwam stonden ze er ook al, in precies dezelfde pose. Ik ben de enige buitenlandse in het gebouw.

Mario staat voor een enorme viznaga, zijn haren veranderen in stekels die er vervaarlijk uitzien. Hij kijkt me doordringend aan: “Guërita, ben je toch maar weer teruggekomen?” Als ik hem wil omhelzen prikken de stekels in mijn huid.

Ik schrik wakker. Alleen een koude muur naast me. Drie uur, zie ik op mijn reiswekker. Lawaai klinkt op de gang waaraan mijn kamer grenst. Zeker een uur houdt het gestommel aan. Deuren die open en dicht gaan, stemmen. “Schiet je op?”

“Ja ik kom eraan!” Slaapdronken vraag ik mij af of dit nu de polleros zijn, of hun klanten, de polios, kippen, zelf.