Een afwijking waaraan vooral mannen lijden
Het machismo heeft het niet alleen op blanke vrouwen gemunt, zo blijkt als ik op 5 de Mayo het huis van Ewald bezoek. De dag van de arbeid is nauwelijks voorbij of deze dag, waarop het Franse leger in 1862 bij Puebla werd verslagen, wordt gevierd. Ook deze datum is een straatnaam geworden. En een officiële vrije dag, dus ook voor de medewerkers van de universiteit. Om toch nog enigszins productief te zijn heb ik met mijn stagebegeleider afgesproken om de voortgang van ons project te bespreken.
Ik geniet van de bezoeken bij hem thuis. De gesprekken in het Nederlands zijn een welkome afwisseling van het Spaans waarmee ik dagelijks word omringd. Voor Ewald vervul ik een andere rol: die van ijkpunt voor de Nederlandse normen en waarden waarvan hij, ook na vijfentwintig jaar, weigert afstand te doen.
Hij woont in een licht huis in het oude centrum, in de buurt van het plein waar de hippies bijeenkomen. Een bontgekleurd, door Otomf’s geborduurd kleed ligt op tafel. Aan de muur hangt een kalender met foto’s van de Amsterdamse grachten. Op de wc op de eerste verdieping zoek ik tevergeefs naar het vuilnisemmertje. Mexicaanse wc-potten kunnen geen papier aan en daarom spoel je gebruikt wc-papier niet door, maar gooi je het in een vuilnisemmertje dat naast de pot staat. Niet bij Ewald thuis: “Het idee, zeg. Dat gaat toch stinken! Dan maar een verstoppinkje op zijn tijd.”
∗
We lopen wat uit op het schema dat we van tevoren hadden opgesteld. We moeten Cipriano achter de broek zitten en de leerlingen in Santiago aansporen hun huiswerk te doen. Na deze conclusie zet Ewald een kop thee voor mij neer, een kop koffie voor zichzelf en begint te vertellen over zijn leven in Mexico.
Ewald is homo en homoseksualiteit is in Mexico een gevoelig onderwerp, al doen wilde theorieën de ronde over het verschijnsel. Een tekst in een boekje van de Querétareense kloosterbibliotheek waarschuwt: “Homoseksualiteit is een afwijking waaraan vooral mannen lijden. Past u op voor hen, zij lokken uw kinderen mee naar huis om er hun perverse lusten op te botvieren? In deze trant gaat het verhaal nog enkele bladzijden voort. Maar, sluit het geruststellend af, wie maar vroom blijft bidden tot God kan van deze ziekte genezen worden. Een hedendaagse visie op de herenliefde wordt fel bezongen in de rockhit ‘¡Puto!” (Flikker!) die alle diskjockeys grijsdraaien op de radio en in discotheken. De tekst ‘¡Mátale al maricon!’, dood die nicht, hoorde ik de eerste keer verbijsterd aan.
Toch bestaat er een paradoxale overeenkomst tussen homoseksualiteit en het machismo. Beide kennen de man een actieve rol toe. De ‘actieve’ homoseksueel is meestal keurig getrouwd en heeft kinderen als bewijs van zijn viriliteit. Hij heeft het aura om zich heen van de ultieme macho: hij die zowel vrouwen als mannen het bed in weet te krijgen. Een man die een andere man verovert – penetreert – is dan ook niet zozeer degene tegen wie de agressie is gericht, het gaat vooral om de man die de passieve rol aanneemt. Hij is het mietje, het wijf. Hij verdient geen enkel respect.
De tolerantie tegenover homo’s verschilt per regio. Querétaro, een echte plattelandsprovincie, staat te boek als conservatief.
“Hier is het droevig gesteld met de homobars,” bevestigt Ewald. “Maar in Mexico-stad is een gay scène die in de loop der jaren steeds groter is geworden. Toen ik er jaren geleden woonde waren er wat bars en cafés, een enkele discotheek. Ik ging er wel eens naartoe. Soms alleen, soms met vrienden. Op een avond was ik alleen in een bar en sprak een man me aan. Hij flirtte met me, dat was me meteen wel duidelijk. Samen liepen we naar buiten. Ik schrok me dood: een heel ontvangstcomité van snorren stond ons op te wachten. Ze pakten me vast en riepen: “Vuile flikker!” Mijn eerste reactie was woede en ik ging tegen ze tekeer: “Laat me los, klootzakken!” Achteraf stom, want zo liet ik me kennen en wisten zij dat ik vloeiend Spaans sprak. De verdwijning van een ordinaire toerist zou de krant wel halen, maar nu deed mijn blanke huid er opeens niet meer toe. Ik was homo en homo’s moeten ze hier hebben. Ze wapperden met een identiteitsbewijs: judiciales. Het volgende moment werd ik een auto in gesleurd. Met gierende banden reden ze weg. En ik zat op de achterbank en dacht: “Dit was het dan.” Meer kon ik niet denken.”
“Wat was er met die jongen gebeurd?” onderbreek ik hem.
“Die zat naast me op de achterbank. Ik wist niet precies wat zijn rol in het geheel was. Die werd me gaandeweg steeds duidelijker. Op een gegeven moment kwamen we aan op een open terrein en trokken ze me de auto uit. Met die jongen gebeurde niets, hij stond er maar zo’n beetje naast te grijnzen. Ik werd hardhandig vastgepakt en ze vroegen: ‘Ben jij homo?’ En toen werd ik toch zo kwaad! ‘Ja,’ antwoordde ik, ‘en ik ben er trots op ook!’ Nou, toen kreeg ik natuurlijk klappen. In mijn buik, op mijn rug. Ze eisten tienduizend gulden. Ik wist bij god niet waar ik het vandaan moest halen. Op mijn rekening had ik niet zo’n groot bedrag staan. Weer die auto in. We moesten naar de pinautomaat. Daar bleek inderdaad dat ik dat geld niet had. Dat moest ik bekopen met nog een paar stompen en schoppen. Het enige dat ik toen kon bedenken was dat een Nederlandse vriendin van me op dat moment ook in Mexico-stad was, samen met haar man. Ik mocht haar bellen, als het maar in het Spaans gebeurde. Godzijdank was ze in haar hotel. Ze had meteen in de gaten wat er aan de hand was, ook zij kent dit land. Ik vertelde haar waar ik was en gaf haar het nummer van de telefooncel. Vijf minuten later belde ze. Ze wilden het geld niet geven als ze mij niet eerst hadden losgelaten. Zoals ik al zei, ze kent dit land. Een half uur later kwam ze met haar man in een taxi aan. Toen mijn ontvoerders het geld hadden gekregen – we hadden kunnen ‘afdingen’ tot zo’n drieduizend gulden – reden ze weg. En bleef ik misselijk achter bij mijn vriendin en haar man.”
We zwijgen. Ik ben er zelf een beetje misselijk van geworden.
“Aangifte gedaan?” doorbreek ik uiteindelijk de stilte. Ewald hoont. Heb ik dan nooit gehoord van de uitslag van dat onderzoek waaruit bleek dat in Mexico-stad de helft van alle misdaden wordt gepleegd door de politie zelf? Dat is toch algemeen bekend? De politie in Mexico ontvangt een schamel loon. Gelukkig bieden de mazen van het net genoeg mogelijkheden om dat uit te breiden. De beruchte mordidas bijvoorbeeld: de honderd pesos die je een verkeersagent toestopt als hij je betrapt op door rood licht rijden – of zégt je daarop te hebben betrapt. Willen ze echt hun slag slaan, dan komen ze echter met extremere maatregelen. Met ontvoeringen zoals Ewald die beschrijft dus. Die zijn het werk van de judiciales.
“Dit is heus niet de enige keer dat me dit overkomen is, hoor,” zegt hij. “En ze hebben het ook niet alleen speciaal op buitenlanders gemunt. Ik durf te wedden dat elke Mexicaan wel eens zoiets is gebeurd. Als het niet op verdenking van homoseksualiteit is, dan wel om vermeend drugsbezit of gewoon om een smerige leugen. Maar het wordt doodgezwegen. Aangifte doen is nicht im Frage. Stel je voor dat je aangifte gaat doen en oog in oog zit met je eigen ontvoerder! Dan heb je de poppen pas echt aan het dansen.”
Toeristen hebben minder kans op dit soort dingen, meent hij. “Die kunnen naar de ambassade gaan en het aan de grote klok hangen. Dat betekent slechte buitenlandse publiciteit en teruglopende inkomsten in de toeristenindustrie.”
Ewald staat op om zichzelf nog een kop koffie in te schenken. “Nee, denk maar niet dat dit zeldzame verhalen zijn in dit land.”