Aan de wind: schuin tegen de wind in. De lengte-as van de boot maakt dan met de windrichting een hoek tussen 45 en 90 graden
Afmeren: aanleggen, de boot langs een steiger of kade parkeren
Afvallen: van de wind afsturen
Almanak: soort routeboek met informatie over havens, stromingen et cetera.
Antifouling: verf voor op de romp om aangroei van onder andere zeepokken tegen te gaan
Bakboord: links, naar voren gezien
Bakdekker: een boot met verhoogd voordek (bakdek). Hieronder bevindt zich meestal het woongedeelte
Bakskist: afsluitbare opbergbak in de kuip
Bearing: de te varen koers (zoals berekend door gps) naar het doel (waypoint)
Bilge: opvangruimte voor lekwater onder in de boot, boven de kiel
Boeg: voorkant van een boot
Buiswater: water dat over de boot heen breekt doordat deze met de boeg in de golven duikt
Bulletalie: lijn die, voor de wind zeilend, gebruikt kan worden om te voorkomen dat de giek overzwaait
Deining: een door wind gegenereerd golfpatroon
Dinghy: bijbootje, meestal opblaasbaar
Fok: driehoekig zeil dat voor de mast wordt gevoerd
Genua: grote fok, die tot voorbij de mast reikt
Giek: rondhout of buis waaraan het grootzeil vanaf de mast naar achteren wordt gevoerd
Gijpen: een manoeuvre tijdens voor de wind varen, waarbij de koers zodanig wordt gewijzigd dat de wind over het andere boord in komt. De zeilen zwaaien hierbij helemaal over naar het andere boord, terwijl ze wind blijven vangen
Gps: Global Positioning System, een wereldwijd plaatsbepalingssysteem met behulp van satellieten
Grondkoers: de koers die werkelijk wordt gevaren, rekening houdend met alle variabelen (bijvoorbeeld magnetische afwijking kompas, de effecten van wind en stroom)
Grootschoot: lijn waarmee de stand van het grootzeil ten opzichte van de boot wordt geregeld
Grootzeil: (meestal) driehoekig zeil dat achter de mast wordt gevoerd
Harp: sluiting waarmee bijvoorbeeld katrollen aan dek kunnen worden bevestigd
Heklicht: naar achteren schijnend wit navigatielicht dat ‘s nachts wordt gevoerd aan de achterkant van de boot
Helmstok: stuk hout waarmee het roer bediend wordt
Hoosblik: stuk plastic in soort schepvorm, om de boot mee leeg te hozen
Huik: afdekzeil dat ergens overheen kan worden gehangen, om voor beschutting of een droge plek te zorgen
Kajuit: de woonruimte binnen in de boot
Katrol: blok; werktuig waarmee de trekrichting van een touw wordt omgekeerd
Kiel: contragewicht onder aan de romp, meestal in de vorm van een met lood verzwaarde plaat, waaraan de boot in het water stabiliteit ontleent
Kielzog: een spoor van vaak schuimend water, dat een boot al varend achterlaat in de zee
Knik in de schoot: net iets verder van de wind weg varend dan aan de wind, waardoor de boot vaak harder loopt en comfortabeler beweegt
Knoop: een eenheid van snelheid, zeemijl per uur (1 knoop is 1,852 km⁄u)
Kruisen: zeilend tegen de wind in opwerken, door beurtelings over beide boegen aan de wind te zeilen
Kuip: beschutte, laaggelegen plek achter op de boot waar men zit te sturen
Landvast: lijn om een boot mee aan te meren
Lier: kleine kaapstander waarmee lijnen met grote kracht kunnen worden aangetrokken
Lifeline: veiligheidslijn, lijn waarmee je jezelf vast kan maken aan de boot om overboord spoelen te voorkomen
Ligplaats, box: plek in een jachthaven waar de boot kan worden geparkeerd
Log: snelheidsmeter die tevens de afgelegde afstand bijhoudt
Marifoon: compacte kortegolfzender⁄ontvanger die wordt gebruikt voor communicatie op het water
Mast: horizontaal op boot geplaatste paal, waaraan de zeilen gevoerd worden
Mooring: boei die verbonden is aan een zwaar anker op de bodem, waaraan een boot vastgemaakt kan worden
Motorbun: gat in de romp, waardoor de schroef van de buitenboordmotor in het water steekt
Oploeven: naar de wand toe sturen
Pilot: routeboek voor op het water met betrekking tot havens et cetera. Zie ook almanak
Planeren: zodanig snel varen, dat de boot door zijn boeggolf uit het water wordt getild
Preekstoel: veiligheidsreling rond de voorkant van de boot
Puts: sterke emmer met een touw eraan, om makkelijker vanaf de boot water te kunnen scheppen
Randmeer: type open zeilboot, ontworpen door E.G. van de Stadt met lengte van 6,50 meter
Reling: soort dun hekwerk om boot heen, om te voorkomen dat bemanning overboord valt
Reven: het verkleinen van het zeiloppervlak
Roer: aan of onder de spiegel in het water stekend blad waarmee de boot wordt gestuurd
Romp: het casco van een boot
Scheepshoorn: toeter die door schepen wordt gebruikt om mee te seinen
Schoot: een lijn om een zeil mee te bedienen
Spiegel: platte achtersteven van de boot
Spinnaker: groot bol zeil van zeer licht doek, ook wel ballonfok genaamd
Spinnakerboom: buis waarmee de spinnaker buiten de boot wordt uitgehouden, zodat hij optimaal wind vangt
Spring: lijn waarmee de boot wordt vastgemaakt aan de steiger, en die voorkomt dat de boot al te veel langs de kade heen en weer beweegt
Stagen: kabels waarmee de mast op de boot wordt vastgezet en gesteund
Stoomlicht: vooruitschijnend wit navigatielicht dat gevoerd wordt halverwege de mast
Stootwil: langwerpig opblaasbaar lichaam, waarvan een aantal ter bescherming rondom buiten de boot wordt gehangen
Stormrondje: manoeuvre die bij heel harde wind wordt gebruikt in plaats van de (moeilijk te controleren) gijp
Stuurautomaat: elektrisch apparaat met ingebouwd elektronisch kompas dat de boot op koers houdt
Stuurboord: rechts, naar voren gezien
Tanker: zeer groot vrachtschip voor vervoer van vloeibare lading
Toplicht: wit, rondom schijnend navigatielicht, gevoerd in het topje van de mast
Val: een lijn om een zeil mee te hijsen
Verlijeren: zijwaarts afdrijven van de boot onder invloed van de wind
Vlonder: een houten plank, plaat of rooster onder in de boot
Voet: in de scheepsbouw nog veel gehanteerde lengte-eenheid, 0,3048 meter
Voorpunt⁄piek: ruimte voor in de boot
Want: het geheel van stagen om de mast overeind te houden
Waypoint: punt op aarde, opgeslagen met coördinaten; zeker punt in de uitgezette route
Weather window: gunstige weersvoorspelling (vooral de wind-condities) voor een bepaald aantal dagen
Zeilband: band waarmee opgevouwen zeilen samengebonden worden
EOF