OKTOBER

VRIJDAG

Als ik nu mijn huissleutels vind, ben ik misschien nog op tijd bij de bioscoop. In paniek smeer ik lippenstift op mijn lippen terwijl ik alle mogelijke plekken naga: niet op de schoorsteenmantel, niet op het lage kastje en niet in mijn tas. Waar zijn die rotdingen toch? Erik heeft er een bloedhekel aan als ik te laat kom. De deurbel gaat. Hopelijk is het Erik, hij heeft mijn sleutels ook en dan kunnen we de reclames nog zien.

Het is Claire. “Sorry dat ik zomaar langskom,” zegt ze, “maar ik voel me zo ellendig.” Zo ziet ze er ook uit. Vandaag op kantoor vond ik het al niet veel, maar nu heeft ze een soort joggingbroek aan en met haar haar is ook iets vreselijks gebeurd. Traag loopt ze naar de bank en laat zich erop vallen.

“Ik heb eigenlijk een beetje haast,” zeg ik. “Erik en ik gaan naar de film. Je mag wel mee.”

“Geen geld bij me,” zegt Claire.

“Geeft niet, ik trakteer.” Ik ga verder met zoeken naar mijn sleutels. Pas als ik vijf dingenbakjes heb omgekeerd en mijn hoofd in de koelkast heb gestoken, vraagt ze. “Zoek je iets?”

“Mijn huissleutels,” antwoord ik. “Over een kwartier begint de film. Ben je op de fiets?”

“Nee.”

“Je kan bij mij achterop.” Terwijl ik Erik op zijn mobiel probeer te bereiken om te zeggen dat ik wat later kom, kijk ik naar Claire. Haar hele houding drukt stil lijden uit. Erik neemt niet op. “Ik trek de deur maar gewoon achter me dicht,” zeg ik. “Ga je mee?” Moeizaam komt ze overeind en kijkt achterom. “Ik dacht al, ik zit ergens op. Kijk eens wat ik hier heb?” Ze houdt mijn sleutels omhoog. “Goddank.” Ik storm de trap af.

Claire komt treuzelend achter me aan. “Zal ik fietsen?” vraagt ze. “Nee, laat mij maar.” Met doodsverachting trap ik door het drukke stadsverkeer. Erik loopt te ijsberen voor de bioscoop. “We hebben alleen het eerste kwartier van de film gemist,” zegt hij boos, “maar dat geeft niet, want bij thrillers is het toch niet belangrijk dat je het verhaal kunt volgen. Hallo Claire.”

Ze mompelt wat onverstaanbaars terug. Hij koopt de kaartjes en we lopen de zaal in. Alleen vooraan is nog plaats. Claire gaat tussen Erik en mij in zitten, dus ik kan hem niet uitleggen waarom ze mee is. Ik probeer me dan maar op de film te concentreren, maar het doek is zo groot dat je je hoofd van links naar rechts moet bewegen om de ondertiteling te kunnen lezen. Na een kwartier ben ik duizelig, en na een uur moet ik plassen. Aan pauzes doen ze niet in deze bioscoop. Als de zaallichten aangaan, is mijn onderlijf totaal verkrampt. “Er rijden geen trams meer,” stelt Claire vast als we buiten staan. “Ik breng je wel naar huis,” zeg ik, zonder naar het zure gezicht van Erik te kijken. Hij geeft me een kille kus en sist: “Dit is de tweede keer dat je hysterische vriendin mijn avond verziekt.”

“Ik bel je nog wel,” zeg ik kwaad. Alsof ik zo’n leuke avond heb gehad, en alsof je een vriendin in nood in de kou laat staan. De asociale lul.

ZATERDAG

Erik wilde vanavond iets leuks met me gaan doen, maar ik heb gezegd dat ik me niet leuk voel, en dat ik hem op het moment ook niet erg leuk vind. Dus loop ik in mijn pyjama en op sloffen te piekeren ter wijl ik een zak chips leeg eet. Dat botte gedrag van gisteren! Als hij zijn zin niet krijgt, wordt hij meteen een dreinend kind van drie.

Claire belde net om te vragen wat er gisteren met hem was. “Niets hoor,” zei ik opgewekt, “hij was chagrijnig omdat hij veel gedoe heeft op zijn werk.” Maar ik voel me moordlustig. Ik dacht dat hij was veranderd. Halsoverkop heb ik me weer in die relatie gestort, geen moment gedacht aan de redenen waarom het vorig jaar tussen ons uitging: de verveling, zijn asociale gedrag, dat we niets konden uit praten. Waarom heb ik het weer zo ver laten komen?

Gedeprimeerd staar ik in de koelkast. Qua verstandig knabbelwerk heb ik nog wortels, maar ik smacht naar veel en vet. Ik trek een spijkerbroek en regenlaarzen aan (hopelijk kom ik geen bekenden tegen) en loop naar de snackbar. “Een hotdog en een patatje,” bestel ik.

“Alles op je hotdog?” vraagt de friteur.

“Alles.”

“Mayo op je friet?”

“Doe maar een patatje oorlog.” Even later zit ik voor de tv met mijn papieren zakjes. Na de derde hap hotdog ben ik misselijk.

ZONDAG

Het motregent op het strand. Erik en ik zijn dan ook de enigen die een wandeling maken. Het is meer een trimtocht, want ik kan hem nauwelijks bijhouden. “Langzamer,” hijg ik na een poosje. “Doe niet zo slap,” antwoordt hij.

Ik ruk mijn hand los. “Je bekijkt het maar, ik ga naar huis. Ik ben het zat om altijd maar te doen wat jij wilt.”

“Wat jij wilt, bedoel je! Je lijkt verdomme wel een maatschappelijk werkster. Óf je verveelt me met verhalen over die achterlijke vriendinnen van je, óf ze verpesten persoonlijk mijn avond! Die Claire slaat echt alles. Hoe ze er vrijdag uitzag! Dat mens moet niet naar de film, die moet naar een psychiatrische inrichting.”

“Asociale hond! Het enige wat telt, is dat jij het leuk hebt. Ongeacht hoe andere mensen zich voelen.”

“Houd jij ooit rekening met mijn gevoelens? Maak je ooit tijd voor mij?” Hij draait zich om en loopt met gebogen schouders weg. Iets langzamer loop ik achter hem aan. Zijn rug ziet er verdrietig uit. Honderd meter verder heb ik spijt, en op dat moment staat hij stil. Zodra ik hem heb ingehaald, zegt hij: “Misschien moeten we er maar mee ophouden. Als we over dit soort dingen al ruzie krijgen.”

“Wat?” Het voelt of hij een emmer koud water over me heen stort. “Doe niet zo belachelijk, we kunnen toch wel eens ruzie hebben?”

“Dus je wilt me nog?” vraagt hij schuchter. “Ik wil je.” Ik sla mijn armen om hem heen.

ZATERDAG

Het gaat echt niet goed met Claire. Ze heeft de hele week als een dweil achter haar bureau gehangen. Daarom heb ik in het kader van het Claire-opknapplan kaartjes voor ons gekocht voor de musical Grease. Nou ja, eigenlijk wilde Erik niet mee. “Musicals zijn stom,” zei hij toen ik enthousiast met de kaartjes wapperde. “Net als het verhaal leuk begint te worden, gaan ze een dansje doen.” Ik verheug me er in ieder geval enorm op. Ik heb een Olivia Newton John-haarband in en roze lippenstift op. “You’re the one that I want, oe oe oe,” zing ik als ik bij Claire aanbel. “Ben je daar al?” zegt ze verschrikt.

“Half zeven hadden we toch afgesproken? We moeten met de trein en ik wil daar nog koffie drinken.”

“Ik ben klaar hoor,” mompelt ze.

Ik neem haar van top tot teen op. Weer die joggingbroek met…“Die sloffen houd je toch niet aan?”

“Neuh.”

“En moet je niet wat op je gezicht smeren?”

“Oké.” Zuchtend verdwijnt ze in haar slaapkamer. Een kwartier later is mijn vrolijkheid veranderd in ergernis. Wat is dat mens traag! Pas als ik de eerste tonen van de musical hoor, word ik weer vrolijk. Het wervelt, het swingt, het kost me gewoon moeite om op mijn stoel te blijven zitten. In de pauze ga ik bij het buffet in de rij staan, Claire moet plassen. Als ik eindelijk drinken heb, is ze nog niet terug. Ik kijk rond. Geen Claire, maar wel een bekend colbert. Het is van Menno, en naast hem staat Elise, die er geweldig uitziet. Hij buigt zich naar haar toe om iets in haar oor te fluisteren. Vanaf hier kan ik haar gelach horen: een parelend geluid natuurlijk, geen Floor-gebulder. Ik verberg me achter een pilaar. Nog geen half jaar geleden hing ik aan zijn arm, was ik degene die lachte om zijn grapjes. Ik zie Claire lopen, maar ik kan haar niet roepen zonder de aandacht op me te vestigen. Pas als Menno en Elise teruggaan naar de zaal, kom ik achter mijn paal vandaan. “Waar was je nou?” vraagt Claire.

“Wat spoken gezien.” We lopen terug naar de zaal. Een rij of vijftien voor ons zie ik Menno en Elise, natuurlijk hebben ze de beste plaatsen. Het kost me moeite om me nog op de show te concentreren. Na afloop breng ik Claire meteen naar huis (we zijn allebei te chagrijnig om nog leuk iets te gaan drinken) en fiets ik door naar Erik. Hij ligt in bed te lezen, dus kleed ik me uit en kruip ik tegen hem aan. “Was het leuk?”

“Niet zo.”

“Deed Claire weer moeilijk?”

“Ook.” Dan begin ik tot mijn schrik te huilen en gooi ik het hele ver haal over die ellendige verhouding met Menno eruit. Als ik alleen nog maar snik, loopt hij naar de badkamer. Hij komt terug met een stuk toiletpapier, geeft het aan me, blijft naast het bed staan en vraagt:

“Waarom heb je dit niet eerder verteld?”

“Jij hebt er toch niets mee te maken?” snotter ik.

“Als ik dit gejank zie, heb ik er alles mee te maken. Ik krijg steeds meer het gevoel dat ik een soort poedelprijs ben. Wat voel je eigenlijk voor mij?”

“Met jou is het anders,” zeg ik.

“Hoe anders?”

“Niet minder, maar gewoon anders. Met Menno was het…” Heftig, gepassioneerd, waanzinnig, schiet door mijn hoofd. Maar dat klinkt vast onaardig. “Van jou houd ik,” zeg ik dus maar.

“Je houdt ook van je kat en van patat,” snauwt Erik. “Dus dat vind ik geen antwoord. Ik wil nu wel eens weten waar ik sta.”

Ik stap uit bed en omhels hem. “Jij bent degene bij wie ik me prettig voel, met wie ik oud wil worden. Menno was meer…alsof ik in een achtbaan zat.”

“En zo opwindend ben ik niet?” Hij maakt zich van me los.

“Je moet me vertrouwen, ik wil niet in een achtbaan zitten, ik wil jou.”

“De betrouwbare Ford Diesel. Ik weet niet hoe dit verder moet, Floor. Echt niet.” Hij gaat weer in bed liggen, zijn rug naar me toe.

“Wil je dat ik wegga?”

“Onzin,” zegt hij. Maar als ik tegen zijn rug kruip, mompelt hij: “Niet doen, dat wordt zo plakkerig.”

VRIJDAG

Gina staat in de voordeur om de verhuizers naar de juiste kamers te dirigeren. Ze maakt een opgewonden indruk. Nadat ze Erik en mij heeft begroet, stuurt ze hem naar boven en mij naar de keuken.

Daar staat mijn moeder op een trapje kastjes uit te soppen. Ik moet glazen omspoelen, afdrogen en in de kast zetten. Ondertussen neemt ze het wel en wee van de buren, familie en bridgekennissen door. Als ze even moet stoppen om adem te halen, zeg ik: “Het gaat niet goed tussen Erik en mij.”

Ze gaat op het trapje zitten en luistert. “Dat was niet zo handig,” zegt ze. “Hoe zou jij het vinden als Erik in tranen uitbarst om een ex?”

“Ik heb wel tachtig keer gezegd dat ik van hem houd, maar hij hoort het gewoon niet.”

Gina komt binnen om te zeggen dat we koffie moeten zetten. Even later zitten we allemaal op een doos in de kamer die na wat ingrijpende veranderingen de woonkamer zal worden. “Wat leuk dat je bent meegekomen, Erik,” zegt mijn moeder. “We vonden het jammer dat we je een tijd niet hebben gezien.” Ik kijk mijn moeder vernietigend aan, maar ze is niet te stoppen. “Die Menno hebben we nooit mogen ontmoeten,” gaat ze door. “Die nam ‘t niet zo serieus met onze Floor. Nee, onze meid beseft maar al te goed hoe ze het met jou heeft getroffen.” Ze glimlacht mijn kant op. Ik overweeg haar te wurgen. “Dat vraag ik me wel eens af,” antwoordt Erik. Iedereen schuift ongemakkelijk op zijn doos, tot Gina vraagt: “Iemand nog koffie?”