MAART

DONDERDAG

Die rot plastic tassen! Van supermarkt tot huis heb ik me afgevraagd of de hengsels het zouden houden, en net voor de voordeur scheurt de bodem open. Daar gaat de we-wonen-42-dagen-samen-feestmaal-tijd voor Erik en mij. Beteuterd staar ik naar het verdronken bami-pakket, de zwemmende augurken en de gedeukte bierblikjes. Ik red wat er te redden valt, loop naar boven en ruim de boodschappen op. Dan luister ik het antwoordapparaat af: “Met mams, gaat het goed met je? Je vergeet toch niet dat papa aanstaande zaterdag jarig is?” Piep-piep. “Hoi Floor, Erik hier, ik moet vanavond overwerken. Tegen een uur of elf ben ik thuis. Kus.” Piep-piep.

Gefrustreerd schop ik tegen het tafeltje waar het antwoordapparaat op staat. De vaas met bloemen valt om en er schieten enge flitsjes uit het apparaat. Hoe zat het ook alweer met elektriciteit en water? Ik trek de stekker uit het stopcontact en schud het water uit het antwoordapparaat. Dan wikkel ik het in een handdoek en leg het op de verwarming.

Als Erik thuiskomt, lig ik in bed een tijdschrift te lezen. Hij steekt zijn hoofd om de deur van de slaapkamer. “Dag lieverd, ik kom zo bij je, maar…”

“Er is iets vervelends gebeurd,” onderbreek ik hem. “Het ging een beetje mis met het antwoordapparaat.” Ik vertel over de schop, de vaas en het water. “Hij ligt nu te drogen,” besluit ik. “Ik durfde er niet meer aan te komen.”

“Hij bijt niet, Floor,” zucht Erik. “Ik ga wel even kijken.” Even later staat hij boos voor het bed. “Leuk dat je een bedje voor het antwoordapparaat hebt gemaakt, maar hij is nu wel stuk. Kun je niet wat voorzichtiger met mijn spullen omgaan?”

“Het spijt me,” zeg ik vanonder de dekens.

Erik gaat douchen en stapt sterk ruikend naar Badedas bij me in bed. Ik schuif dicht hem aan, streel z’n rug en vlinder zo’n beetje richting buik. “Vanavond niet, Floor,” mompelt hij. “Ik ben echt bekaf.”

ZATERDAG

Als oom Theo en tante Agaath vertrekken, fluistert Gina in mijn oor: “Leuk dat jullie er waren, fijn dat jullie weer weggaan.” Het is kwart over tien, en als het tegenzit moeten we nog minstens twee uur ons blije verjaardagsgezicht ophouden. “Zullen we afwassen?” stel ik voor.

Na een discussie over wie wast en wie droogt (mijn zus vindt haar lange nagels een doorslaggevend argument), zetten we ons aan de enorme vaat.

“Waarom is Erik er niet?” vraagt Gina.

“Geen zin,” zucht ik. “Hij wilde met vrienden uit. Natuurlijk heb ik er ruzie over gemaakt, zoals we tegenwoordig over alles ruziemaken.”

“Toen ik net met Gerard samenwoonde, hadden we ook vaak ruzie,” zegt ze. “Volgens mij doe je dat als je net samenwoont.”

“Dus het is normaal, denk je?”

“Gerard en ik maakten het daarna altijd goed in bed. Zo gaat het bij jullie toch ook?”

“Ja hoor.” Om het gesprek een andere wending te geven, zeg ik: “Heb je gezien dat oom Theo zelfs met dit weer sandalen aan heeft?” Ik heb geen zin om Gina te vertellen dat het juist lijkt alsof Erik steeds minder zin heeft.

MAANDAG

Stephanie komt het kantoor binnen in weer een nieuwe lente-outfit -iets lime-groens. Waar haalt dat mens toch de tijd en energie vandaan om zich elke dag zo op te doffen? Beteuterd bekijk ik wat ik zelf op dit moment draag: weer een spijkerbroek, weer een zwarte coltrui. Met mijn kop koffie ga ik op de rand van Claires bureau zitten. “Dit weekend gaan Gina en ik in de revisie,” zeg ik. “Kuuroord?” vraagt Claire.

“En een overnachting in een hotel, en shoppen de volgende dag. Ik word een nieuwe Floor.”

“Dus je blijft daar slapen?” vraagt Stephanie, die weer bij ons is komen staan.

“Dat zei ik toch?” Moet ze zich nu echt in elk gesprek mengen? Gelukkig draait ze zich om en loopt naar haar eigen bureau. “We praten wel verder tijdens de lunch,” zeg ik op gedempte toon tegen Claire. “Bedenken we meteen wat martelmethodes voor die lieve Stephanie.”

ZATERDAG

“Ik heet Cynthia,” zegt de zonnebankbruine gastvrouw van het kuuroord. “Kleden jullie je maar snel om, want de eerste behandeling is over een kwartier. Ik zie jullie zo in de rustruimte.” Vlug hijsen we ons in een witte badjas. “Zou je je onderbroek aan mogen houden?” vraagt Gina.

“Natuurlijk niet,” zeg ik, “bloot moet. En die rare badslippers moeten ook aan.”

We bekijken elkaar in de spiegel. “Dit komt helemaal goed,” verklaart Gina.

“Ik hoop het,” giechel ik.

In de rustruimte liggen mannen en vrouwen in badjas in lederen stoelen. Ertussendoor huppelt personeel in een soort verpleeguniform. De gemiddelde kuurder is vijftig-plus en het gemiddelde lichaam ziet eruit alsof er hier nog heel wat tijd doorgebracht moet worden.

“Ik hoop niet dat die badjassen openvallen,” fluistert Gina. We bestellen koffie, maar hebben nog geen slok genomen als Cynthia alweer voor ons staat.

“Hier heb ik jullie agenda,” zegt ze. “Eerst doen jullie de hydro-light-brain-jet, om één uur de gezichtsbehandeling, daarna het Cleopatra-bad, vervolgens de voetreflexmassage en dan de hoofdhuidmassage. Om zes uur kunnen jullie de sauna in en daarna serveren we het diner. Zouden jullie zelf op de tijd willen letten? Anders raakt het schema in de war.”

We badslipperen achter Cynthia aan. “Ik dacht dat we hier kwamen om te ontspannen,” brom ik tegen Gina.

In het kamertje staan twee bedden. “Het is een soort waterbed en massagetafel ineen,” legt Cynthia uit. “Als je ook nog dit brilletje opzet, kom je helemaal tot rust.”

Voorzichtig laat ik me op het golvende matras zakken en zet het brilletje op. Ik zie niets, alleen rode flitsjes.

“Dan zet ik nu de apparaten aan. En houden jullie van new-age-muziek?”

Het bed begint angstaanjagend te brommen en een waterstraal beukt in mijn rug. Is dit wel de bedoeling? “Lekker hè?” zegt Gina.

Ik probeer niet te denken aan wat er gebeurt als de machine op hol slaat of als het matras gaat lekken, en concentreer me op het vogel-getjilp uit de luidsprekers.

Tegen het eind van de middag bladeren Gina en ik verlept in wat roddelbladen terwijl we yoghurt met vruchtensap naar binnen lepelen. “Dit programma is vermoeiender dan het notuleren van drie saaie vergaderingen,” zeg ik. “Waar moeten we zo naartoe?”

“Hoofdhuidmassage,” zucht Gina. “Schijnt de doorbloeding te stimuleren.”

Twee kittige masseuses ontvangen ons. Ze beginnen door olie in ons haar te smeren. Zodra er geen sprake meer is van kapsel, beginnen ze op mijn hoofd te duwen, te wrijven en te aaien. Eigenlijk word ik er een beetje ongemakkelijk van—alleen Erik en, heel soms, mijn moeder raken me op die manier aan.

“Heb je het al gehoord van Marieke?” zegt de ene masseuse tegen de andere. “Gerben is bij haar weg.”

“Ik dacht dat het zo goed ging tussen die twee!”

“Nou, het schijnt dat hij al een tijdje een ander had. Marieke zei dat ze het eigenlijk wel wist. Volgens haar heeft ze maanden lopen slaapwandelen. Als zij de telefoon opnam, werd er vaak onmiddellijk opgehangen, Gerben werkte steeds vaker over, de seks werd minder…”

“Afschuwelijk,” zucht haar collega.

Ze babbelen verder, maar ik zit verstijfd op mijn stoel. Dit verhaal doet me ergens aan denken. Heb ik deze week niet een keer of drie naar het tuut-tuut-tuut van een verbroken verbinding geluisterd? Erik moet de laatste tijd heel vaak ‘s-avonds trainen of overwerken. En seks? Ik denk dat het al twee weken geleden is dat we het voor het laatst hebben gedaan.

“Je nek zit ineens weer helemaal vast,” zegt de masseuse. “Doe je ogen nou maar dicht en ontspan je.”

ZONDAG

Gina zet me voor de deur af en geeft me een dikke zoen. “Bedankt voor het geweldige weekend, Floor. Ik ben er enorm van opgeknapt.”

“Niet fysiek,” grijns ik, want we hebben allebei rode vlekken op onze wangen van het mee-eters uitknijpen door de schoonheidsspecialiste. “Geestelijk in ieder geval wel,” zegt ze.

Van mezelf weet ik dat nog zo net niet. Sinds dat gesprek tussen die masseuses maak ik me zorgen over mijn relatie met Erik. Met Gina heb ik het er niet over gehad, want waarschijnlijk is er niets aan de hand. Maar ik ben vastbesloten om onze verhouding op te frissen. Ik pak mijn spullen uit de auto, zwaai naar Gina en storm de trap op. Nog voordat ik de sleutel in het slot heb omgedraaid, gooit Erik de deur open. “Heb je het leuk gehad?” vraagt hij en hij slaat zijn armen om me heen.

“Ik heb je zo gemist,” piep ik.

“Nou overdrijf je een beetje.” Hij trekt me mee naar de woonkamer. Er staat een gigantische bos witte lelies op de eettafel. “Voor mij?” vraag ik. “Wat ontzettend lief!”

Erik staat een beetje verlegen te grijnzen. Ik draai me om zodat ik hem kan knuffelen, maar hij zegt: “Ik schenk een glas wijn voor je in, dan kun je me alles vertellen.”

“Ik zal je alles laten zien.” In de slaapkamer trek ik snel de kleren aan die Gina en ik vanmiddag hebben gekocht: een nieuwe broek, T–shirt en jasje, plus pikante opduwbeha en een kanten string. De rode vlekken op mijn gezicht werk ik ook een beetje weg. Dan paradeer ik de kamer binnen terwijl ik zo sensueel mogelijk zing: “Voulez-vous coucher avec moi?”

Erik kijkt me vanaf de bank verbouwereerd aan. “Misschien kan ik beter de cd opzetten,” zeg ik. Het duurt even voordat ik het juiste nummer heb gevonden, maar dan geef ik me over aan de muziek. Het jasje gooi ik sierlijk van me af, ook het T–shirt gaat verleidelijk uit, maar bij de broek gaat het verschrikkelijk mis. Ik val. Zittend probeer ik er nog iets erotisch van te maken, tot ik Erik verstikt hoor lachen. “Ik zal er maar mee ophouden, hè?” zeg ik. “Je bent echt hartstikke gek, Floor.”

“Maar toch wel leuk gek?”

“Wel leuk gek.” Ik kruip in zijn armen. Waar maakte ik me nou zo druk over?

MAANDAG

“Zien jullie iets aan me?” vraag ik zodra ik op kantoor ben.

“Nieuw kapsel,” zegt Frits.

“Andere oogschaduw?” vraagt Claire.

“Je bent naar een kuuroord geweest,” zegt Stephanie.

Verrast antwoord ik: “Inderdaad.”

“O ja, natuurlijk,” zegt Claire. “Vertel eens, hoe was het?”

Ik ga op haar bureau zitten en doe uitgebreid verslag. “Maar echt mooier ben ik er niet van geworden,” besluit ik.

“Het hangt er natuurlijk vanaf naar welk kuuroord je gaat,” zegt Stephanie, en ze begint een eindeloos Stephanie-verhaal over de resultaten van een mooier en duurder kuuroord.

Tegelijkertijd zeggen Claire en ik: “Ik geloof dat ik aan het werk moet.”

DONDERDAG

Mijn relatie-opfrisplannen slagen niet erg. Weer zit ik alleen aan de broccoli. Vanavond is Erik naar training, eergisteren moest hij overwerken en gisteren was ik zelf met Claire naar de film. Voor steun bel ik mijn zus.

“Met Gina,” klinkt het snotterig.

“Floor hier,” zeg ik geschrokken. “Gaat het wel goed met je?”

“Ik ben uien aan het snijden,” antwoordt ze. “Een collega krijgt morgen haar schoonouders te eten en ze heeft me gevraagd of ik wat gerechten wil maken. Zelf kan ze nog geen water koken.”

“Dus je bent aan het cateren?”

“Zoiets.”

“Ik voel me helemaal niet goed,” klaag ik. “Erik heb ik deze week nog maar één avond gezien. We doen nooit meer wat samen. Hij is altijd aan het werk of moet trainen, en als hij thuis is, is hij chagrijnig.”

“Word je ongesteld of zo?” zegt Gina.

“Wat is dat nou weer voor idiote vraag? Ik probeer mijn problemen met je te bespreken.”

“Dat kun je beter met Erik doen,” antwoordt ze. “Bel je zo even terug? Ik moet nu iets in de oven zetten.”

Woedend hang ik op, waarna ik meteen het antwoordapparaat aanzet. Nadat ik heel lang en heel heet heb gedoucht, kom ik een beetje bij zinnen. In een badjas op de bank wacht ik op Erik. Pas na een volle pot thee en een aflevering van Jerry Springer hoor ik de voordeur. “Ben je nog wakker?” vraagt hij verbaasd. “Ik heb op je gewacht, de laatste tijd zie ik je zo weinig.”

“Ik denk dat we eens moeten praten,” zegt hij. Als iemand dat tegen je zegt, volgt er altijd slecht nieuws. Zenuwachtig grijp ik naar een sigaret.

Erik komt naast me zitten en steekt er ook een op. “Misschien is het allemaal te snel gegaan,” zegt hij dan.

“Wat?” vraag ik, maar ik weet wat hij bedoelt. Mijn nekhaar staat overeind en mijn hart bonst alsof ik net vier trappen op ben gerend.

“Dat je hier zo snel bent komen wonen.”

“Maar we kenden elkaar al jaren,” protesteer ik.

“Ik denk dat ik weer alleen wil wonen,” zegt Erik.

“Je woont praktisch alleen!” val ik uit. “Bijna elke avond ben je weg. Of ik ben weg. We zien elkaar nooit.”

Hij antwoordt niet.

Op de televisie probeert de weduwe van Elvis Presley ons een haarstuk te verkopen. Ik voel tranen over mijn wangen lopen. “Dus ik moet verhuizen,” zeg ik beverig. “En is het dan ook uit?”

“We kunnen vrienden blijven,” zegt Erik sussend.

“Maar waarom?” snik ik. “Houd je niet meer van me? Ben je verliefd op iemand anders?”

Erik staat op en loopt door de kamer. Hij kijkt me niet aan als hij zegt:

“Natuurlijk niet. Ik weet niet wat het is. Ik ben gewoon…niet gelukkig zo.”

“Nu ben ik ook ongelukkig,” zeg ik. Ik wil gillen, hem op z’n gezicht slaan of in zijn kruis trappen, maar ik doe niks, blijf gewoon huilend zitten.

Erik knielt voor me, pakt mijn handen en zegt: “Het spijt me.” Ik trek mijn handen los. “Wil je dat ik nu wegga?”

“Doe niet zo idioot,” antwoordt hij, “je hebt je pyjama al aan.” Ik word boos. “Maar wel zo snel mogelijk, bij voorkeur nog dit weekend? Langer kun je me waarschijnlijk niet om je heen verdragen!”

“Je stelt je aan, Floor,” zucht Erik. “We kunnen dit toch als twee volwassen mensen oplossen?”

Dan haal ik uit. Erik valt achterover, zijn hoofd schampt het bijzettafeltje en er is ineens overal bloed. Ik heb hem vermoord, schiet door mijn hoofd, hij is dood. Verlamd blijf ik zitten, tot hij kreunend z’n handen naar zijn neus brengt. “Klotewijf! Hij kan wel gebroken zijn!”

Ik ren naar de keuken en doe wat ijsblokjes in een theedoek. Erik zit inmiddels tegen de bank aan, bloed sijpelt langs zijn vingers. “Laat eens zien?” zeg ik.

“Ga weg! Raak me niet aan!” Hij staat op, strompelt naar de badkamer en slaat de deur achter zich dicht.

Klappertandend van alle emoties kijk ik naar Priscilla, die vertelt hoe je met de haarstukken een weelderige bos krullen kunt creëren.

Even later komt Erik de kamer weer in met een dot watten onder zijn neus. “Is het erg?” vraag ik voorzichtig.

“Niet gebroken,” klinkt het nasaal. “Ik ga naar bed.”

“Sorry,” zeg ik nog, maar hij hoort het niet meer. Ik zet de televisie uit en probeer op de bank in slaap te vallen.

VRIJDAG

Erik is naar zijn werk gegaan zonder me gedag te zeggen. Zijn neus was erg gezwollen. Ik heb naar kantoor gebeld dat ik buikgriep heb. Sindsdien heb ik afwisselend huilend en vloekend mijn spullen bij elkaar gezocht. Ik kan gewoon niet geloven dat het over is. Ik dacht echt dat Erik de vader van mijn kinderen zou worden, de man wiens rolstoel ik zou voortduwen in het bejaardenhuis. Wat is er misgegaan? Het ging toch goed? Tot een maand geleden. Daarna hadden we ineens ruzie over alles, als hij er al was. Ik begrijp het niet. Hoe kan hij ineens niet meer van me houden?

ZATERDAG

Gina en ik proberen orde te scheppen in mijn bomvolle appartementje. Er zijn een stoel, een bank en vijf vuilniszakken kleding te veel in deze ruimte. En een mens.

“Ik doe mijn best, Floor,” zucht Gina. “Van de week ben ik weer naar een makelaar geweest, maar ik ben niet de enige die op zoek is naar een huis.”

“We redden ons wel tot die tijd,” snik ik.

Twee uur later is de meeste troep uit zicht, en als we voorzichtig manoeuvreren kunnen we door de kamer lopen. Gina zet thee. “Ik heb die Erik altijd al een gluiperig type gevonden,” zegt ze terwijl ze twee kopjes pakt. Ik begin weer te huilen.

“Je moet maar denken: geen hand vol, maar een land vol.”

“Als ik dat soort dingen wil horen, bel ik mama wel.”

“Sorry,” zegt Gina. “Ik vind het zo rot voor je, ik weet gewoon niet wat ik moet zeggen.”

“Zeg maar niks.”