FEBRUARI

WOENSDAG

Hoewel ik Erik al een paar jaar ken—oké, het is een jaar uit geweest -moet ik toch aan hem wennen. Ik wist niet dat hij overhemden strijkt tijdens ‘Studio Sport’, dat hij tandpasta in voorraad heeft en dat hij herhalingen van het nieuws gaat kijken als hij niet kan slapen. Ik moet ook wennen aan zijn huis, van: hoe werkt de video, tot: waar zit de stomerij?

Maar elke nacht liggen we tegen elkaar aan en ik vind het fijn dat er iemand is als ik thuiskom. En dan in het bijzonder iemand die gewoon blij is en niet onmiddellijk verslag doet van de laatste paar uren hartzeer.

Bovendien kan Erik goed koken, bijna net zo lekker als Gina. Ook ik probeer culinair te presteren. Als ik dan sta te koken terwijl Erik de krant leest, is het net alsof we vadertje en moedertje spelen.

DONDERDAG

Na het verven zet ik tegen het lekken een plastic Hema-tas op mijn hoofd. Juist dan wordt er aangebeld. Ik bid dat het een jehovagetuige is, maar het is mijn moeder.

Na een blik op mijn plastic muts zegt ze: “Toch niet weer dat hele blonde hè? Dat vind ik zo ordinair. Ik was in de stad voor koopavond,” vervolgt ze, “en ik dacht: ik ga eens kijken hoe het met mijn dochter en haar vriend is.”

“Leuk,” zeg ik, “alleen is Erik met een paar vrienden naar een café. We kunnen natuurlijk wat afspreken…”

Maar ze heeft al wat kranten opzij gelegd om te gaan zitten. “Ik lust best een kopje koffie. Een mens wordt doodmoe van winkelen.”

“Dat komt doordat je niet kunt kiezen,” antwoord ik. “Besluiteloosheid bedoel je,” zegt mijn moeder. “Daar heb ik geen last van.”

Ik schenk koffie in en ga tegenover haar zitten. Terwijl ze geanimeerd verslag doet van Gina’s laatste lief en leed, dat van haarzelf en dat van de buren, kijk ik met een schuin oog naar de klok. Die verf mag er niet langer dan een halfuur in zitten.

“Eigenlijk ben ik blij dat ik je alleen tref,” zegt mijn moeder plotseling op vertrouwelijke toon, “want om eerlijk te zijn maak ik me een beetje ongerust over Erik en jou. Vorig jaar was het definitief uit en nu wonen jullie samen. En nog niet eens omdat jullie het dolgraag willen, maar omdat Gina geen huis heeft. Ik vind het allemaal zo,” ze roert driftig in haar kopje koffie, “zo modern, zo: we zien wel waar het schip strandt.” Ik kijk haar sprakeloos aan.

“Waarom heb je niet nog even gewacht?” vraagt ze serieus. “Ik wil niet nog een dochter in puin.”

“Misschien is dit meer iets tussen Erik en mij,” zeg ik. “En nu moet ik die verf eruit spoelen.”

Verschrikt kijkt ze op. “Je bent toch niet boos of zo?”

“Nee hoor,” zeg ik. “Maar ik ga nu douchen.”

VRIJDAG

In de lunchpauze zit Claire een kwartier lang begrijpend te knikken als ik foeter over de bemoeizucht van mijn moeder. “De mijne komt dit weekend,” zegt ze. “Ik heb het nog een maand uit weten te stellen, maar ze was niet meer te houden. Ze is van alles van plan: eerst uit eten, dan naar de film en tussendoor natuurlijk een goed gesprek.”

“Het is toch van de dolle,” zeg ik. “We zijn volwassen en zelfstandig en toch laten we ons door onze moeders van alles zeggen.”

“Niet alleen door onze moeders,” sombert Claire. “Wat dacht je van je baas, je broer, de buren…”

“Niemand laat zich door Frits iets zeggen,” giechel ik. “Verder heb ik geen broer en mijn buren ken ik nog niet.”

“Je snapt wel wat ik bedoel,” zucht ze. “Soms denk ik: ik laat de boel de boel, ik ga naar Australië of naar een ander eiland waar je in een hoela-hoela-rokje kunt rondlopen.”

“En dan met dolfijnen zwemmen,” mijmer ik.

“Volgens prinses Irene moet je het als een antwoord zien als ze over je heen plassen.”

“Maar het zijn toch intelligente dieren?”

“Daarom doen ze dat natuurlijk,” lacht Claire.

MAANDAG

Als de dringendste werkdingen zijn afgehandeld, ga ik even bij Claire zitten. “Hoe was het uitje met je moeder?”

“Het ging wel,” zegt ze met een peinzend gezicht. “Ze kwam me zaterdagavond ophalen om uit eten te gaan. Ik heb alsmaar zitten wachten of ze over therapie of Frid zou beginnen, maar nee. Zelfs na een fles wijn begon ze niet te zeuren. Toen dacht ik: na de film zal ze wel een prettig gesprek willen. Maar ze stapte zo in een taxi naar het station. Eigenlijk was ze best lief. Het enige wat ze heeft gevraagd, is of ik gelukkig ben.”

“Ik ben zaterdag ook naar de film geweest,” zegt Stephanie, die ongemerkt bij ons is komen staan. “Mei Gibson is zo’n geweldige acteur. Het was die film waarin zijn zoontje ontvoerd is en hij…”

“Ik vind Mei Gibson een lul,” onderbreekt Claire haar. “Nou, deze film was echt hartstikke spannend, ik ging er bijna van nagelbijten.”

“Goddank is dat niet gebeurd,” zegt Claire, “want we weten allemaal hoe belangrijk je nagels voor je zijn.” Stephanie druipt af. “Was dat nou nodig?” vraag ik. “Zeker,” zegt Claire, “anders waren er klappen gevallen.”

DONDERDAG

Het is half drie ‘s nachts en ik lig naar het plafond te staren. Ik ga plassen en als ik weer in bed stap, is Erik ook wakker.

“Kun je niet slapen?” vraagt hij. “Je ligt zo te woelen.”

“Nee,” antwoord ik. “Zullen we even een slaappauze houden?”

Erik doet het licht aan en we steken een sigaret op. “Ik blijf maar over Gina tobben,” zeg ik. “Vandaag belde ze weer huilend op, Gerard heeft de papieren getekend waardoor hun boerderij op zijn naam komt te staan. Het is nu dus definitief over tussen hen. Ik kan het gewoon niet geloven. Ze leken het ideale stel, ik was altijd hartstikke jaloers op ze. Vorig jaar hadden ze nog trouwplannen!”

“Die dingen gebeuren.”

“Is dan niets meer voor altijd?” vraag ik.

“Je ouders zijn toch nog bij elkaar?”

“Een wonder, als je de statistieken gelooft.”

“Het kan dus wel,” zegt Erik terwijl hij zijn sigaret uitdrukt. “Zullen we het licht uitdoen?”

Ik kruip tegen hem aan en sla mijn arm om zijn middel.

Hij pakt mijn hand. “Je moet je niet zo’n zorgen maken,” zegt hij slaperig.

Ik staar in het donker. “Is het tussen ons voor altijd, denk je?”

“Moeten we daar nu over praten?” zucht hij.

“Nou?” dring ik aan.

Hij gaat op z’n rug liggen. “Ik weet het niet.”

“Ik weet het wel,” zeg ik, en schiet overeind. “Ik ben met je gaan samenwonen omdat ik denk dat het voor altijd is.”

“Én omdat Gina geen huis heeft, én om het uit te proberen.”

“Dus ik ben hier op proef!”

“Zo moet je het niet zien,” sust hij.

“Hoe dan wel?”

“Ik kan toch niet in de toekomst kijken?” Hij trekt me tegen zich aan.

“Maar nu houd ik van je.”

Dat woordje ‘nu’ zorgt ervoor dat het nog zeker een uur duurt voor ik in slaap val.

VRIJDAG

Giechelend hijsen Claire en ik ons op de wc in feestkleren. Zo meteen vertrekt de bus naar de geheime locatie van het personeelsuitje.

Ik bewerk mijn wimpers met mascara en denk: als Erik niet op tijd is, vermoord ik hem.

Helemaal prachtig lopen we naar de hal van ons bedrijf. Stephanie staat er al, samen met Frits. Ze heeft haar rok verwisseld voor een nog korter exemplaar en haar haar hangt los op haar schouders. Eigenlijk ziet ze er geweldig uit.

“Het wordt een interessante avond voor Frits,” fluistert Claire. “Zijn vrouw komt toch ook?”

“Denk je dat dat lieve Stephanie iets uitmaakt?” Dan zie ik Erik staan. Ik loop naar hem toe en omhels hem. “We gaan toch niet de hele avond kleffen?” vraagt hij, half serieus. In de bus hangt een opgewonden stemming. Collega’s van een andere afdeling zingen ‘Ik heb een potje met vet’. Na het 45e couplet stappen we uit op een industrieterrein. Gemor van alle kanten: “De chauffeur heeft zich zeker vergist.”

“Misschien is het een dropping.”

“Dat bowlen van vorig jaar vond ik veel leuker.”

Een gastvrouw leidt ons naar een grote loods. Flarden fluitmuziek en heerlijke geuren komen ons tegemoet. Een minstreel zwaait de deur open en heet ons welkom op deze middeleeuwse avond. Naast een enorme open haard waarin een varken aan het spit wordt gebraden, gaan we zitten aan een lange tafel op schragen. Meisjes in Breugeliaanse jurken gaan met karaffen wijn en eten rond, een jongleur doet kunstjes met ballen en in de hoek zit een middeleeuws orkestje te spelen. “Leuk hè?” zeg ik tegen Erik. “Wie is dat?” fluistert hij.

“Dat is nou Stephanie, de schrik van onze afdeling,” giechel ik. “Kijk maar, uit dat ze je niet behekst, dat heeft ze bij Frits ook al gedaan.”

“Ze lijkt me heel aardig.”

“Tja, jij bent een man…”

Na het eten krijgen we les in middeleeuws dansen. Omdat Erik zich ‘niet wil aanstellen op iele fluitmuziek’ betreed ik met Claire de dansvloer. Het is veel moeilijker dan het lijkt, we staan regelmatig op elkaars tenen of botsen tegen elkaar op. Als we twintig minuten later naar onze tafel teruglopen, zie ik dat Erik in gesprek is met Stephanie. “Moet ik je redden?” fluister ik in zijn oor.

“Nee hoor,” zegt hij, “ik heb het prima naar m’n zin.” En hij vervolgt zijn gesprek met Stephanie.

“Krijg nou wat,” mompel ik tegen Claire, “ik geloof dat Stephanie een nieuw slachtoffer heeft gemaakt.”

“Welnee,” zegt ze, “hij is gewoon beleefd.”

Maar ik houd ze nauwlettend in het oog.

Als Frits een babbeltje met Stephanie komt maken, loopt Erik naar ons toe. “We kenden een heleboel dezelfde mensen,” zegt hij. “Vlak nadat ik bij Data Elektron wegging, is zij daar gaan werken.”

“Niet langer dan een paar maanden, denk ik,” snauwt Claire. “Onze lieve Stephanie houdt het nergens lang uit.”

“Ze vertelde anders dat ze bij jullie waarschijnlijk een vast contract krijgt.”

“Niet als ik het kan verhinderen,” zegt Claire bits.

“Ik vond haar heel sympathiek.” Hij ziet mijn blik. “Daarom hoefje me nog niet zo wantrouwig aan te kijken.”

DINSDAG

Over tien minuten komen de ouders van Erik en het is een pestzooi in huis. In paniek prop ik vuile sokken in de wasmand (sokken van Erik), hang overhemden in de kast (overhemden van Erik) en probeer tegelijkertijd te stofzuigen. Als ik de sleutel in het slot hoor, ben ik witheet. “Heb je slagroom meegenomen?”

Erik doet de deur achter zich dicht en haalt zijn schouders op. “Nee, hoezo?”

“Voor het toetje!” gil ik. “Vanochtend heb ik het nog gevraagd. Het zijn verdomme jouw ouders voor wie ik me zo uitsloof en jij doet hele maal niks. Je doet sowieso niks aan het huishouden. Nog nooit heb je spontaan afgewassen. Ik moet drie dagen zeuren voor jij een keer de wasmachine aanzet. En je weet niet eens hoe een stofdoek eruitziet!”

“Je stelt je aan,” schreeuwt Erik. “Sinds je bij mij woont doe je alsof je een soort huishoudster bent, terwijl je in je oude huis vaak niet kon lopen door de troep.”

“Dat was mijn troep! En nu ben ik alleen maar bezig met jouw troep! Denk je dat ik het opwindend vind om jouw gore sokken en boxers op te ruimen?”

“Nou,” zegt hij smalend, “ik word helemaal warm van binnen als ik zie dat je mijn scheermes hebt gebruikt om je benen te ontharen, of als er een natte panty langs mijn gezicht strijkt als ik onder de douche stap!”

Er wordt aangebeld. “Doe jij open,” sis ik, “ik heb nog geen tijd gehad om iets aan mijn haar te doen.”

“Ik ook niet,” antwoordt Erik, “ik had het te druk met luisteren naar mijn schreeuwende vriendin.”

In de badkamer druk ik een koude washand tegen mijn kloppende slapen terwijl ik luister naar het goh-wat-gezellig van Eriks moeder.

Ik neem een aspirine, plak een glimlach op mijn gezicht en loop de gang in. “Wat enig dat jullie er zijn,” begroet ik zijn ouders.

DONDERDAG

Ik parkeer mijn motor op z’n oude plekje. Ik ben hier pas een paar weken weg, maar nu al voelt mijn straat niet meer als mijn straat. En als Gina me heeft binnengelaten, zie ik dat m’n huis ook niet langer mijn huis is. Ze heeft haar schilderijen opgehangen, een kleed over de bank gelegd en een andere stoel neergezet. “Staat leuk,” zeg ik.

“Ik vind het nog steeds niet leuk,” zucht Gina.

Na het eten (weer zo’n fantastische Gina-maaltijd) trekken we nog maar een fles wijn open. “Het gaat niet goed,” zegt ze. “Ik sleep me naar mijn werk, sleep me weer naar huis, met moeite kook ik iets voor mezelf en ‘s nachts droom ik van ruzies met Gerard. Bovendien word ik dik en krijg ik rimpels.”

“Dat valt wel mee,” zeg ik lachend.

Ze staat op en trekt haar trui omhoog. “Zie je dit?” Ze neemt een stuk vel tussen haar vingers. “Rubber.”

“Dat hoort zo,” stel ik haar gerust. “Maar we kunnen wel een keer naar een kuuroord gaan. Een heel weekend op slippers!”

“Laatst zat bij een tijdschrift zo’n folder,” zegt Gina enthousiast. “Die zal ik even pakken.”

We buigen ons over de folder met fantastische kuuroorden waar ze fantastische therapieën aanbieden. Uiteindelijk kiezen we een arrangement met een melk- en honingbad en een hydrojet-behandeling omdat we wel eens willen weten wat dat is.

Bij de voordeur omhelst Gina me. “Voor het eerst sinds tijden heb ik weer een leuke avond gehad.”