ZATERDAG
“Uitgekaterd?” vraagt barkeeper Bob van de Arena als ik een biertje bestel.
Ik krijg een kop als een boei. “Ik stortte niet in door drank, maar door griep.”
“Dat zeggen ze allemaal,” grijnst hij.
Ik heb zin om op te stappen, maar ik heb hier met Claire afgesproken. In een hoekje ga ik op haar zitten wachten.
Even later komt ze met swingende passen binnengelopen. “Zo werkloze,” zegt ze, “nog wat drinken?”
“Ik wil weg.” Ik pak mijn jas. “Bob moest meteen een opmerking maken over die avond dat ik ziek werd.”
“Doe niet zo moeilijk.”
Terwijl Claire bestelt, versnipper ik een bierviltje. Dan voel ik een hand op mijn schouder. Met een ruk draai ik me om en kijk in het lachende gezicht van Ageeth. “Hé, wat leuk dat je er bent,” zeg ik. “Claire belde vanmiddag,” zegt ze. “Ben je weer helemaal beter?” Wanneer we met z’n drieën zitten te kletsen, bestudeer ik Claire en Ageeth. Kijken ze elkaar nou af en toe aanhankelijk aan, of verbeeld ik me dat? Maar ik durf niets te vragen, bang dat Claire weer vindt dat ik me te veel met haar bemoei.
DINSDAG
Voor de derde keer kijk ik in mijn agenda, maar het adres klopt. In deze gigantische kantoorbunker moet ik zijn. Achter de balie zit een meisje met opgestoken blond haar dat me naar de vierde verdieping verwijst. Terwijl ik op de lift sta te wachten, kijk ik eens goed om me heen. Wat een chique boel: een marmeren vloer, overal halogeenlampen, echte kunst aan de muur…
Voor de spiegel in de lift trek ik snel het splitje van mijn rok weer naar het midden. Op de vierde verdieping is net zo’n balie als beneden, alleen zit er nu niemand achter. Ik kijk op mijn horloge: ik ben precies op tijd. Er staat een bank met grote, gele kussens, maar ik ben bang dat ik daar niet kreukvrij uitkom.
Net als ik elk vlekje op een zeefdruk wel heb bekeken, komt een vrouw met grijs haar en een bril aan een koordje aangelopen. “U bent Floor Faber?” vraagt ze. “Lea Driessen, personeelsmanager.” Nadat ze me een koude hand heeft gegeven, gaat ze me voor naar haar kamer. Ze pakt een map en zet haar bril op. “Het uitzendbureau heeft me uw cv gefaxt, maar er waren enkele lacunes. Uw vorige werkgever is failliet gegaan?”
“Dat klopt,” zeg ik.
“En bij de werkgever daarvoor heeft u met onmiddellijke ingang ontslag genomen.”
“Klopt ook.”
“Wat was de reden?”
“Persoonlijke omstandigheden,” zeg ik grimmig. Ze legt haar bril weer op haar borst en spreekt me toe over het bedrijf, terwijl ze me aankijkt alsof ik net een koekje uit haar trommel heb gepikt. Dan besluit ze met: “We nemen nog contact met u op.” Zodra ik buiten ben en uit zicht van de blondine achter de balie, maak ik een paar rare sprongetjes.
VRIJDAG
Gina zit een krant te lezen in de coffeeshop waar we hebben afgesproken. Ik bestel een cappuccino en schuif aan. Enthousiast begint ze te ratelen. “Ik heb een advertentie opgesteld voor het Tafeltje-Dek-Je-Voor-Yuppen-Plan. Wil je ‘m lezen?” Over tafel schuift ze me een briefje toe waarop staat:
Lekker eten zonder gedoe? Traiteur Gina brengt Bourgondische maaltijden bij u thuis vanaf € 9. Een kok bij u in de keuken behoort ook tot de mogelijkheden. Bel voor inlichtingen…
“Ik ga hem plaatsen in het Stadsblad,” zegt ze. “Misschien komt mijn catering nu eindelijk echt van de grond. Waarom zet jij niet meteen een advertentie voor woningruil? Dan lopen we zo even langs het kantoor van de krant.”
“Ik weet niet,” aarzel ik. “Er gebeuren al zoveel nieuwe dingen. Straks heb ik én een nieuwe baan én een nieuw huis. Ik word al moe bij de gedachte.”
“Je moet het zelf weten, maar ik dacht dat je in geldnood zat.”
“Dat zit ik ook.”
Even later lopen we over de markt om ingrediënten te kopen voor de cateringopdracht die Gina morgen heeft. Ze koopt vis met uitpuilende ogen en allerlei ingewikkelde groentes. Ik kijk intussen naar leuke truien en beha’s die bijna niets kosten, maar voor mij te duur zijn. Als Gina genoeg eten heeft ingeslagen, zegt ze: “Hier vlakbij zit dat kantoor van het Stadsblad. Loop je mee?”
“Goed hoor.” Inmiddels ben ik zo gefrustreerd dat ik toch maar een advertentie zet voor woningruil.
ZATERDAG
Tegen een uur of vijf rijden Gina en ik met een auto vol heerlijke hapjes naar een dure wijk. Ze is zo zenuwachtig dat er geen zinnig woord met haar is te wisselen. Bij een oprijlaan met twee stenen leeuwen zegt ze: “Hier is het.” Ze zet de motor uit en we staren naar het huis. Het is zo groot dat er met gemak vier gezinnen kunnen wonen. “Zullen we hard wegrijden?” stelt Gina voor. “Doe niet zo idioot,” antwoord ik.
Ze start de motor weer en we rijden de oprijlaan op. Als we aanbellen, doet een jonge vrouw open. “O geweldig, de catering,” zegt ze. “Jullie kunnen beter even achterom rijden.” Ze legt uit hoe we bij de keuken komen. Daar staat ze ons op te wachten. “Kom binnen,” zegt ze. “Hier kunnen jullie alle spulletjes neerzetten en hier achter is de keuken. O, ik heb me nog niet voorgesteld hè? Ik heet Samantha.”
Verbijsterd kijken Gina en ik om ons heen: dit is de best uitgeruste keuken die we ooit hebben gezien. In het midden staat een kookeiland, elk denkbaar keukenapparaat is aanwezig en het ziet er allemaal verschrikkelijk luxe uit.
“Meestal gaan Joop en ik uit eten,” zegt Samantha. “Maar ja, soms moet je zelf ook eens een feestje geven. Hopelijk redden jullie het een beetje, want ik ben bang dat ik niet kan helpen. Een ei koken is voor mij al een probleem.”
“Dat zal wel lukken,” zegt Gina.
Een uur later staat mijn zus ijverig in pannen te roeren en heb ik me omgekleed in een serveersterspakje. Zodra de gasten er zijn, rangschik ik de borrelhapjes op een schaal en loop ik naar binnen. De eerste aa, “ik denk dat de andere gasten ook wel een toastje willen.” Ze begint een geanimeerd gesprek met Joris.
Ik maak een rondje met de kreeft maar houd mijn voormalige werkgever goed in de gaten. Hij speelt weer echt de charmeur. Met mijn lege schaal loop ik de keuken in. “Weet je wie er binnen zit?” zeg ik tegen Gina. “Joris, en hij amuseert zich kostelijk. Ik wilde net vragen wat er met het kantoor is gebeurd, toen Samantha me onderbrak.”
“Je hebt toch geen scène gemaakt?” vraagt Gina geschrokken. “Dit is een belangrijke opdracht voor me.”
“Natuurlijk niet.” Maar mijn bloed begint te koken wanneer ik bedenk dat Lianne me heeft overgehaald om bij het kantoor te blijven toen ik ontslag wilde nemen. En wat leverde al die loyaliteit me op? Ik ben werkloos en heb geen geld, terwijl die plurk lekker toastjes staat te eten. Met opeengeklemde kaken ga ik een schaal cheddarsoufflés presenteren. Ik negeer Joris, die naar me knipoogt wanneer ik langs hem loop.
Een uur later neemt het gezelschap plaats in de eetkamer. Joris zit tussen Samantha en een brunette met een hippe bril op. Na de vis in gelei serveren Gina en ik de soep. Ik buig me voorover om het bord van Joris neer te zetten, maar dan geeft hij een klapje op mijn bil. Daar raak ik zo van uit mijn evenwicht dat ik het bord laat vallen. Precies in zijn kruis.
Met een schreeuw van pijn komt hij overeind. “Stomme trut, kun je niet uitkijken?” De vermicelli maakt bizarre figuren op zijn donkerblauwe maatkostuum. “Sorry,” mompel ik.
“Joop,” zegt Samantha kil, “neem jij Joris even mee naar boven zodat hij een schone broek kan aantrekken.”
“Hoeft niet, het valt wel mee,” zegt Joris terwijl hij zijn broek dept met een servet.
Inmiddels heeft Gina een doekje uit de keuken gehaald. Ze begint voorzichtig zijn broek schoon te maken.
“Nou heren,” zegt hij lachend, “om deze behandeling te krijgen, wil ik best nog een keer een bord over me heen krijgen.”
“Stuur de rekening van de stomerij maar op,” zegt Gina als zijn pak weer een beetje toonbaar is.
“Reken maar dat die pittig zal zijn,” antwoordt hij met gedempte stem.
Zodra we in de keuken zijn, valt Gina tegen me uit: “Dat deed je expres! Je hebt mijn diner verpest omdat je Joris een zielige streek wilde leveren. Denk maar niet dat die Samantha mij ooit nog een opdracht zal geven, en die andere gasten ook niet. Ze zullen zich niet het lekkere eten herinneren, maar die stomme serveerster die borden soep laat vallen.”
“Sorry, ik deed het niet expres.” De tranen springen in mijn ogen. “Hij gaf me een klap op mijn kont en toen liet ik het bord vallen.”
“Roer maar in die pannen of zo, of begin alvast met de afwas,” zegt ze. “Jij komt de eetkamer niet meer in. Ik denk niet dat ik je ooit nog bij een diner laat helpen.”
Pas als we rond één uur ‘s nachts naar huis rijden, wil ze weer met me praten.