DECEMBER

DONDERDAG

Robert, de man die op mijn woningruiladvertentie heeft gereageerd, had het over een redelijk grote woonkamer, een piepklein keukentje en een gemeenschappelijke ruimte om een wasmachine in te zetten. Maar de huur is fantastisch laag, het zou me tweehonderd gulden per maand schelen.

Ik neem de bus, want het regent. Buiten zie ik een hulp-Sinterklaas die zijn mijter krampachtig vasthoudt zodat ie niet wegwaait en een Piet in gevecht met een omklappende paraplu. Ik stap uit in een buurt die ik wel ken omdat de markt er vlakbij is. Nadat ik even heb gezocht, bel ik aan bij een nieuwbouwflat.

“Kom maar boven,” klinkt het door de intercom, “de bovenste etage.” Er is geen lift. Ik heb klamme zweethanden en hijg als een paard wanneer ik Robert een hand geef.

Zijn ogen zijn diepbruin. “Het went wel, die trappen,” lacht hij. “Je moet alleen niets vergeten.”

“Goed voor mijn conditie,” zeg ik buiten adem. Ik loop achter hem aan terwijl hij de flat laat zien. Het is niet groot, maar groot genoeg voor mij alleen. Jammer genoeg kun je in de keuken bijna je kont niet keren en kunnen op het balkon niet meer dan twee stoeltjes staan. “Het lijkt me wel wat,” zeg ik uiteindelijk. “Zullen we nu naar mijn huis gaan kijken?”

Even later trekt Robert bij mij thuis een kast open. Een berg slipjes en beha’s valt op de grond. “Sorry,” zegt hij.

Met rode wangen prop ik de katoenen gevalletjes zo snel mogelijk terug. Dan ga ik hem voor naar de badkamer (gelukkig heb ik vanmorgen nog met een satéprikker de haren uit het afvoerputje gevist) en het balkon (drie volle vuilniszakken en twee dozen oude kranten heb ik gisteren weggebracht). “Wat denk je ervan?” vraag ik na het rondje Huize Floor.

“Tja, ik weet niet,” zegt hij. “H€t is wel wat groter dan bij mij, maar ik ga ook veel meer huur betalen.”

“De buurt is hartstikke leuk,” probeer ik. “En hier heb je eindelijk een groot balkon en een redelijke keuken.” Ik voel me als een makelaar die een onverkoopbaar pand aanprijst.

“Ik moet er nog even over nadenken,” zegt Robert. Hij ritst zijn jas dicht. “Ik bel je voor kerst.”

“Uitstekend,” zeg ik, overdreven vriendelijk glimlachend, “maar ik houd het niet voor je vast, hoor. Als ik nog een reactie op mijn advertentie krijg, is ie misschien weg.”

“Ik kijk ook nog even verder.” Met die weinig opwekkende mededeling loopt hij de trap af.

Ik zet water op voor een kopje thee en draai het nummer van Gina. Ze heeft me niet meer gebeld na het cateringfiasco, maar ik hoop dat ze eroverheen is.

Zodra ze opgenomen heeft, doe ik enthousiast verslag van Roberts huis. Echt geboeid lijkt ze niet. “Ben je nog steeds kwaad?” vraag ik uiteindelijk. “Ik heb dat bord soep echt niet expres in Joris’ kruis laten vallen, hoor.”

“Nee, dat is het niet,” antwoordt ze. “Op mijn advertentie heb ik maar één telefoontje gehad: Theo, mijn buurman.”

“Gedverdemme, die griezel.”

“Maandag ga ik zijn eerste maaltijd brengen. Ik kon toch moeilijk zeggen dat ik niet wil koken voor enge mannen?”

“Je had je er wel met een smoesje vanaf kunnen maken, toch?”

“Ik kon zo snel niks verzinnen,” zegt ze.

We praten nog even en daarna zet ik de televisie aan. Maar het lukt me niet om me te concentreren. Van mijn sollicitaties en de uitzendbureaus heb ik nog steeds niets gehoord, waardoor ik me zorgen maak over werk, wonen en geld. Dus zo’n beetje de pijlers van het menselijk bestaan.

Nou ja, je hebt natuurlijk ook nog liefde, maar ik kan me bijna niet meer herinneren hoe dat voelt.

ZATERDAG

Claire en Ageeth zitten de hele avond aan elkaar te friemelen en te lachen om voor mij onbegrijpelijke grapjes. “Ik haal nog wat te drinken,” zeg ik, maar ze horen me niet eens.

Naast me aan de bar staat een man met een bril me geïnteresseerd op te nemen. “Je vriendinnen lijken zich prima te amuseren,” zegt hij. Grimmig antwoord ik: “Zij wel.”

“Dan blijf je toch hier?” Hij bestelt twee whisky en we praten over werk, wonen, geld en liefde. Ook hem gaat het niet allemaal even makkelijk af. Omdat hij zich te pletter werkt om zijn bedrijfje op poten te krijgen, is zijn vriendin weggelopen met bed en bankstel. “Dus nu slaap ik op de grond.”

Ik giechel boven mijn vierde whisky: “Als het tegenzit, heb ik binnenkort helemaal geen dak meer boven mijn hoofd!” Claire en Ageeth komen gedag zeggen. Ik wil ze voorstellen aan de man met de bril, maar Claire fluistert in mijn oor: “We brengen je wel even naar huis, volgens mij heb je genoeg gehad.”

“Jij weet helemaal niet hoeveel ik heb gedronken,” zeg ik boos. “Jij had de hele avond alleen maar aandacht voor Ageeth.”

“Hier heb ik geen zin in,” zegt Claire, en ze trekt haar vriendin mee het café uit.

Tegen de bril zeg ik: “Dat is nou ware liefde.” En weer moet ik ontzettend lachen.

ZONDAG

Alles doet pijn, zelfs het openen van mijn ogen. En het eerste wat ik zie, is een keelholte waar met elke ademtocht een zware whiskylucht uit zwemt. Ik knipper met mijn ogen, maar het is waar: ik lig niet in mijn eigen bed met de kat, maar op een campingmatrasje met een man. De man met de bril, die er zonder bril een stuk jonger uitziet. De beelden van afgelopen nacht komen langzaam terug. Volgens mij hebben we nog wel iets geprobeerd, maar werd hij slap zodra hij het condoom omdeed. Hij was gewoon te dronken. Of ik, dat kan ook. Geruisloos glijd ik onder de slaapzak vandaan en in mijn broek. T–shirt aan, trui aan, waar is mijn beha? Zo voorzichtig mogelijk wroet ik onder de slaapzak, maar hij wordt er toch wakker van. “Dag,” zeg ik.

“Dag,” zegt hij tastend naar zijn bril. “Hij ligt links,” zeg ik. “Ik ben zo weg, even mijn…Ah, hier heb ik ‘m.”

Ik prop het ding in mijn jaszak en loop naar de deur.

“Wil je geen koffie of zo?” vraagt hij.

“Nee hoor.” Buiten bedenk ik dat ik niet eens zijn naam weet, en daar word ik ineens zo ontzettend verdrietig van dat ik huilend op de bus sta te wachten.

MAANDAG

De hele stad is in kerststemming, zelfs in het uitzendbureau klinkt een opgewekt ‘Jingle bells’. Ik voel me helemaal niet opgewekt. Als mijn financiële zaken niet snel worden geregeld, eindig ik deze kerst zelf in een stal.

De intercedente kijkt me glazig aan. “U vroeg naar meneer Wim?”

“Het advocatenkantoor waar ik werkte, is waarschijnlijk failliet gegaan en meneer Wim is degene die ervoor kan zorgen dat ik toch uitbetaald krijg.”

“O, dan zal ik even kijken of hij er is.” Ze loopt weg op klikkende hoge hakjes.

Ik pak een oude kassabon, scheur hem in twee repen en maak er een muizentrap van. Je moet toch wat, als roker in een rookvrije zone. Ik probeer er net een andere kassabon achteraan te vlechten als ze terugkomt.

“Wim is even naar een klant,” zegt ze, “tegen een uur of twee is hij weer terug.”

“Bedankt,” zucht ik. Het is nu kwart voor elf. Ik kan naar huis gaan of ruim drie uur in de stad doorbrengen. Ik loop naar buiten. De meeste winkels zijn nog niet open. In een coffeeshop bestel ik een cappuccino en pak ik een zaterdagkrant die ik nog niet heb nagekeken op baantjes. De advertenties die me wel wat lijken, scheur ik stiekem uit.

Een uur later sta ik weer op straat. Ik bekijk wat winkels, maar heb het bitter koud in mijn te dunne winterjas. Hoe ging het ook alweer met dat meisje met de zwavelstokjes? Die vroor toch dood omdat ze niet genoeg lucifers wist te verkopen? “Verman je, Floor,” zeg ik tegen mezelf. Ik loop het eerste het beste uitzendbureau in.

“Ik moet onmiddellijk werk,” zeg ik tegen het meisje achter de balie.

“Onmiddellijk.”

“Heb je horeca-ervaring?” vraagt ze terwijl ze een map pakt. “Natuurlijk,” zeg ik. Nu pas zie ik dat dit een gespecialiseerd uitzendbureau is. Maar het maakt me niet uit wat ik ga doen, als er maar snel weer werk komt.

Ze vraagt duizend dingen aan me, ik moet formulieren tekenen en passen laten zien. Dan zegt ze: “We bellen je zodra we iets hebben.” Ik voel me iets blijer als ik weer buiten sta. Het is half twee, dus ik besluit vast naar het uitzendbureau te lopen. Misschien is meneer Wim wel eerder terug.

De glazig kijkende intercedente schudt langzaam haar hoofd. “Wim ging toch nog even naar een andere klant. Probeer het morgen maar opnieuw.”

Dan ontplof ik. Ik brul dat dit uitzendbureau me móet uitbetalen, dat ik geen eten meer kan kopen, dat het goddorie bijna kerst is en dat die achterlijke meneer Wim mij maar moet bellen. Ik stamp weg en sla de deur hard achter me dicht. Vijftig meter verder heb ik al spijt. Ik geloof niet dat ik daar ooit mijn gezicht nog durf te vertonen.

DINSDAG

Om vijf uur gaat de wekker, maar ik moet dankbaar zijn, want ik ga werken. Gistermiddag belde het horeca-uitzendbureau al dat ze een leuk klusje voor me hadden: ontbijt serveren. Ik sta op, zet koffie en stap onder de douche. Ik voel me brak, terwijl ik toch om tien uur al in bed lag. Maar ik heb dan ook tot minstens twee uur liggen tobben. Op mijn motor rijd ik naar een hotel vlak buiten de stad. Ik meld me bij de receptie en word verwezen naar een enorme keuken. Een dikke jongen met een strikje om zijn nek vertelt waar ik me kan verkleden en dat ik daarna glazen moet gaan opwrijven. Tussen blikken gepelde mandarijntjes op sap en dozen vol kaarsen trek ik mijn serveersterspakje aan. Vervolgens begin ik ijverig met de glazen.

Naast me staat een fit uitziend meisje met donkerbruin haar. Ze vertelt dat ze op een horecaopleiding zit. “En jij?”

“Ik dicht gaten,” mompel ik. Onverstoorbaar babbelt ze door over collega’s, haar toekomstplannen en haar vriend. Ik voel me alsof ik elk moment met mijn snufferd op de glazen kan klappen.

Tegen een uur of zeven komen de eerste hotelgasten naar het ontbijtbuffet. Ik moet langs de tafels lopen met loodzware kannen koffie en thee om de koppen vol te schenken. Er zitten een troep Japanners, een zwijgend Duits stel, een clubje oude dames uit Engeland en wat losse zakenmannen en -vrouwen. Ik ruim tafels af, schenk nog meer koffie en thee in en wrijf enorme hoeveelheden bestek en glazen op. Tegen een uur of één rijd ik weer naar huis, zo moe dat alles in mijn lichaam pijn doet.

Voordat ik in bed stap, luister ik het antwoordapparaat af. Twee ophangers, Gina die ademloos meldt dat ze me móet spreken, want “Wat me nou is overkomen!” en meneer Wim. Met trillende handen bel ik terug. Komt er nu een einde aan mijn financiële crisis? Ik ben klaar voor een scheldpartij, maar meneer Wim is me voor. Hij vindt het heel erg voor me, dit had nooit mogen gebeuren en hij zal zo snel mogelijk mijn achterstallige salaris overmaken. Blij ga ik in bed liggen.

Tegen een uur of zes kom ik eruit. Ik ben soep aan het opscheppen als de bel gaat. Gina komt de trap op gerend. “Dit geloof je niet,” zegt ze. Met haar jas nog aan gaat ze tegenover me aan tafel zitten. “Ook zin in erwtensoep?”

Ze kijkt naar de groene kledder. “Ik begrijp niet dat je dat kunt eten.” Ik schep op, neem een grote hap en wil “Mmm, heerlijk,” zeggen. Maar dan knapt een gloeiend heet knakworstje tussen mijn kiezen. “Ik had toch een cateringklus bij mijn bovenbuurman?” vertelt Gina. “Gisteravond belde ik om zeven uur aan met mijn tas tortilla’s. Theo deed open in een glimmende kamerjas. Een beetje vreemd vond ik dat wel, maar ik dacht: een heleboel mensen kijken tv in joggingpak, dus waarom niet in een kamerjas? Hij ging me voor naar de keuken. Ik legde hem uit op welke stand hij de tortilla’s moest opwarmen en dat de mousse au chocolat nog even in de ijskast moest. De hele tijd stond hij zo opdringerig dicht bij me dat ik zijn aftershave kon ruiken, maar hem wegduwen vond ik ook zo raar. Toen liet ik mijn lege plastic tas vallen. Ik bukte me om hem op te rapen, maar Theo ook. Zijn kamerjas fladderde daarbij open, en wat denk je dat ik zag? Geen onderbroek, een erectie!”

“Jezus!” zeg ik.

“Ik wist niet waar ik kijken moest. Toen zei hij: ‘Poppetje gezien, kastje dicht’, en knoopte zijn kamerjas dicht met zo’n rare grijns. Ik werd er bloednerveus van en ben min of meer naar beneden gerend. Ik heb mijn voordeur op slot gedaan en heb jou gebeld.”

“Niet gehoord, ik lag al in bed,” zeg ik.

“Ik wist niet dat je ontbijten serveerde,” vervolgt ze, “dus toen er om een uur of elf werd aangebeld, dacht ik dat jij het was. Wie zou het anders moeten zijn? Nou, het was weer Theo de Groot in kamerjas. Het had hem heerlijk gesmaakt, zei hij, en hij kwam nu de bordjes terugbrengen. Hij wilde een gezellig praatje beginnen, maar ik heb mijn spullen uit zijn handen gegrist en de deur voor zijn neus dichtgeslagen. Vanmiddag belde hij of ik volgende week weer kom.”

“Dat ga je toch niet doen?”

“Natuurlijk niet. Ik heb gezegd dat ik het te druk had om nog voor hem te koken. Maar ik voel me niet meer lekker in mijn huis met een geile buurman boven mijn hoofd.”

“Niks van aantrekken,” zeg ik. “Je moet je niet laten wegjagen door zo’n engerd. Gewoon afblaffen, dan vindt ie het vast niet meer leuk.” Mijn zus zucht. “Ik hoop dat het zo makkelijk is.” Om haar op te vrolijken, trek ik een fles wijn open en zeg: “Het goede nieuws is: meneer Wim van het uitzendbureau gaat me nog voor de feestdagen uitbetalen. Ik heb weer geld! En jij ook, want je krijgt je lening terug.”

“Maak daar maar half januari van, want voordat je met die kerstdrukte je geld hebt…”

“Je bent echt van de kaart,” stel ik vast.

“Vind je het gek?” zegt ze schril. “Vannacht heb ik met een hamer naast mijn bed geslapen en bij elk geluid zat ik stijf rechtop.”

“Je moet je niet zo druk maken,” zeg ik. “Je hebt toch goede sloten op de deur? En zodra er iets is, bel je mij of de politie. Die Theo komt echt niet zomaar je huis binnen.” Ze kijkt me aan alsof ze elk moment in huilen kan uitbarsten.

WOENSDAG

Het is koud maar zonnig, dus ben ik op de fiets naar mijn werk gereden. Op de terugweg zie ik op de hoek van een straat een berg kerstbomen liggen. Een man met stoppels staat ernaast met zijn handen in zijn zakken. Ik stap af en vraag of hij een klein boompje heeft. Na wat gewroet in de dennen, toont hij me een boom op borsthoogte. “Die past in mijn huis als ik mijn bank op het balkon zet,” zeg ik. “Hebt u niet iets nog kleiners?”

Hij laat een rotboompje met kluit zien en noemt de prijs. “En nu iets goedkopers, graag.”

“Deze mag je meenemen voor een tientje,” mompelt hij en hij haalt een boompje tevoorschijn dat aan een kant helemaal kaal is. “Voor drie knaken neem ik hem mee,” zeg ik. Zo blij als een kind fiets ik even later naar huis.

Op de trap laat mijn boom een spoor van naalden achter, en Otje probeert er al in te klimmen nog voor de ballen hangen. Maar zodra ik hem versierd in een hoek heb gezet, kom ik in kerststemming. Ik zet een cd van Bing Crosby op, maak warme chocolademelk en ga in een stoel naast de boom zitten met Otje op schoot. Dan wordt er aangebeld. Met tegenzin sta ik op en roep naar beneden: “Ja?”

“Ik ben het, Robert! Van de advertentie! Ik wil toch nog een keer naar je huis kijken.”

“Kom maar boven,” gil ik terug. Snel loop ik naar binnen om wat rommel te verstoppen. Ik hoop zo dat die woningruil doorgaat.

ZATERDAG

Claire zit aan de bar van De Arena een bierviltje te verscheuren. Ik besluip haar van opzij en letter in haar oor: “Ik ga verhuizen!”

“Ik had je al aan zien komen,” zucht ze. “Gefeliciteerd.”

“Niet te enthousiast worden,” zeg ik, en ik hijs me op een barkruk. “Ik baal als een stekker,” zegt ze. “Ageeth is vanavond uit met haar ex.”

“Het zal echt niet voor niets een ex zijn,” zeg ik. “Zal ik je wat over mijn nieuwe etage vertellen? Ik begin een heel nieuw leven. De markt is vlakbij, zodat ik voortaan alleen nog maar verse groente zal eten, de ruimte is beperkt waardoor ik verplicht moet opruimen, en de huur is zo laag dat financiële crises voor altijd tot het verleden gaan behoren. Op alle fronten ga ik er geweldig op vooruit.” Claire schudt meewarig haar hoofd. “Geloof je het zelf? Je hebt een pesthekel aan groente en aan opruimen. En met geld omgaan kun je ook niet. Een nieuw huis zal daar heus niets aan veranderen.” Beledigd zeg ik: “Je hebt echt een rothumeur.”

“Sorry.” Ze bestelt nog een pilsje en we kijken een poosje zwijgend voor ons uit.

“Waarom maak je je zoveel zorgen?” vraag ik dan. “Het gaat toch goed tussen jou en Ageeth?”

“Het gaat wel goed, maar zodra de naam van haar ex valt, raakt ze van de kaart. Het ging uit met die Mark omdat hij zichzelf wilde ontplooien of zoiets. Dat moest gebeuren in het buitenland en dat kon niet zolang hij een verhouding had met Ageeth. Nu is hij voor de feestdagen een paar weken over uit Nicaragua en ze is de hele week al van alles voor hem aan het regelen.”

“Haar ex is dus een man. Maak je je daarom zo druk?”

“Daar kan ik toch niet mee concurreren?” Met een ruk verscheurt ze het zoveelste bierviltje. “Hij logeert zelfs bij haar. Goddank gaat hij half januari terug.”

Ik laat het even op me inwerken. “Hij slaapt toch niet bij haar in bed?”

“Ze zegt van niet.” Ik klop bemoedigend op haar arm en bestel nog maar eens.

VRIJDAG

Dat ontbijt serveren gaat me niet in de koude kleren zitten. Rillend van moeheid zit ik bij mijn ouders aan het kerstdiner. Gina is er niet, want die moet werken. Ze heeft het zelfs zo druk met haar catering dat ik haar de hele week nog niet heb gesproken. Mijn moeder heeft weer enorm haar best gedaan: garnalencocktail, kalkoenrollade en ijs toe. Na het eten geven we elkaar de kerstcadeaus. Ik schaam me dat ik door mijn geldgebrek zo weinig uit te delen heb. Mijn moeder veinst enthousiasme als ze haar ovenwanten uitpakt en mijn vader lijkt echt verguld met zijn synthetische stropdas. Van hen krijg ik een cd, een sjaal en wanten, vitaminepreparaten en het halve kerstpakket van pap. Want: “Dat kun jij veel beter gebruiken dan wij,” zegt mijn moeder.

Bij het afscheid omhels ik mijn moeder en zeg dat ze zich niet zoveel zorgen om me moeten maken.

“Daar zijn we ouders voor,” glimlacht ze.

ZATERDAG

Ferdinand, de broer van Claire, zwaait met een groots gebaar de deur open. Terwijl hij me stevig omhelst, gluur ik de woonkamer in. Hij heeft zijn hele huis versierd met engeltjes en dennentakken. Een gigantische tafel is prachtig gedekt met een wit kleed, allerlei soorten bestek en borden in verschillende kleuren. Vermoedelijk heeft hij aan een aantal mensen gevraagd of ze servies wilden meenemen. Elke gast moest ook een gerecht klaarmaken, maar omdat ik niet bekend sta om mijn culinaire kwaliteiten, kreeg ik de taak om de frisdranken te verzorgen.

Nadat Ferdinand mijn jas heeft opgehangen, breng ik de flessen spa en pakken jus naar de keuken. Ik kijk mijn ogen uit, want er staat genoeg eten om twee maanden van te leven en genoeg drank om net zo lang dronken te blijven. Maar Ferdinand heeft dan ook achttien gasten uitgenodigd.

Ik loop de kamer weer in en begin een gesprek met een jongen die ik vaag ken uit De Arena. Dan zie ik Claire, Ageeth en een jongen met romantisch donkere krullen binnenkomen. Als dat Mark is, heeft Claire alle reden om bezorgd te zijn. Hoewel, misschien lukt het me om zijn aandacht te trekken? Ik zet mijn verleidelijkste glimlach op en wil naar ze toelopen, maar dan roept Ferdinand dat we aan tafel kunnen.

Iedereen probeert op de briefjes bij de borden zijn naam te vinden.

Claire en Ageeth gaan tegenover me aan tafel zitten, met tussen hen in de jongen met de krullen. Ageeth is druk met hem in gesprek.

“Is dat Mark?” fluister ik tegen Claire.

Ze knikt grimmig. Dat kan een gezellige avond worden.

Links van me zit een roodharige jongen in pak die geobsedeerd is door zijn andere tafeldame. Rechts van me zit nog niemand. Ik pak het kaartje dat op het bord ligt. Freek Borgman staat erop, maar die naam zegt me niets. Dan komt een man met een bril naast me zitten. Het is hém!

“Dag Freek Borgman,” zeg ik.

“Dag..” Hij spiekt op het briefje bij mijn bord. “Floor Faber.” Moet ik hem een zoen geven? Wat zijn de regels als je een one–night-stand voor de tweede keer ontmoet?

Hij zet zijn bril af, poetst ‘m schoon met de punt van zijn servet en zegt: “Dit is een merkwaardige situatie. Je was die ochtend zo snel vertrokken. Ik wist je naam niet eens.”

“Ik moest…ik wilde naar huis,” stotter ik.

“Dat campingmatrasje ligt ook niet erg gemakkelijk,” zegt hij. “Inmiddels heb ik een bed gekocht, maar dat komt pas over een maand. Hoe is het met je?” Met lichtgrijze ogen, die enorm worden vergroot door zijn bril, kijkt hij me belangstellend aan. Terwijl ik vertel over mijn nieuwe carrière als ontbijtserveerster en mijn aankomende verhuizing, begin ik me langzamerhand te ontspannen. Ik ga hem steeds aardiger vinden. “Hoe ben jij eigenlijk op dit feestje verzeild geraakt?”

“Ik ben al jaren bevriend met Celine, de vriendin van Ferdinand,” zegt hij. “We kennen elkaar nog van de HEAO. Zij heeft me uitgenodigd omdat ze het zielig vond, zo’n man alleen met kerst. Tja, vorig jaar zat ik nog bij de schoonfamilie.”

“Ik ook,” zeg ik zacht. Ik krijg een flashback van een tweede kerstdag van jaren geleden. Erik en ik lagen de hele dag samen in bed, tot we ons pijlsnel moesten aankleden om nog op tijd bij zijn familie aan te treden. Maar ik krijg geen tijd om te verzinken in melancholische overpeinzingen, want Claire geeft me een schop onder tafel. “Kun jij niet een leuk gesprek met die Mark aanknopen?” sist ze. “Het bevalt me helemaal niet, zoals hij Ageeth opslokt.” Ik wil pesterig opmerken dat ik me toch nooit meer met haar liefdesleven mocht bemoeien, maar als ik zie hoe ongelukkig ze kijkt, houd ik mijn mond.

Zodra het gesprek tussen Mark en Ageeth een seconde stilvalt, zeg ik: “Hé Mark, ik hoorde dat je in Nicaragua werkt?”

“Hij zet daar een landbouwproject op voor de boeren,” antwoordt Ageeth. “Vind je het erg, Floor, we zijn even in gesprek.” Claire trekt een gezicht alsof ze azijn heeft gedronken. “Je moet je ook niet opdringen aan tortelduifjes,” zei Freek. “Het ligt iets anders,” zeg ik. “Claire heeft iets met Ageeth, en Mark is de ex van Ageeth die bij haar logeert.”

“Dat bewijst maar weer dat de liefde een ramp is,” antwoordt hij. “Laten we daarop drinken.”

Ik hef mijn glas, maar zet het meteen weer neer. Ik vind het eigenlijk niet zo leuk om met Freek te drinken op de rampzalige kant van de liefde.

Na het eten zetten Ferdinand en Celine de tafel opzij, zodat er ruimte ontstaat om te dansen. Wanneer Last Christmas van Wham! wordt gedraaid, gaat iedereen uit z’n dak. Nou ja, bijna iedereen, want Claire staat in een hoekje op een kaasstengel te kauwen. Ik wil net naar haar toe gaan als het nummer is afgelopen, maar Freek trekt me in zijn armen. “Een slow voor je one–night-stand,” zegt hij. Zijn ogen twinkelen achter zijn bril.

Langzaam bewegen we op het zwoele ritme. Ik laat me helemaal gaan, tot harde vrouwenstemmen uit de gang opklinken. Even later hoor ik een deur dichtslaan en loopt Ageeth alleen de kamer in. “Ik denk dat Claire is vertrokken,” zeg ik tegen Freek. Hij trekt me nog dichter tegen zich aan.

Om een uur of drie gaan Freek en ik naar huis. Hij fietst met me mee, maar bij mijn voordeur blijft hij aarzelend staan. “Wil je nog wat drinken?” vraag ik.

“Laat ik dat maar niet doen,” zegt hij. “Ik bel je, oké? Ik weet nu hoe je heet.” Ik kijk hem na tot hij de hoek is omgeslagen. Even later lig ik alleen in mijn koude bed.

DONDERDAG

Met oliebollen, appelflappen en andere lekkere hapjes zitten Gina en ik op de bank. We brengen oud en nieuw samen door, voor de televisie, omdat we de volgende dag allebei vroeg moeten werken.

“Het is dat ik het zo druk heb,” zegt Gina, “maar anders zouden deze dagen me echt naar de keel grijpen. Ik moet voortdurend denken aan wat er het afgelopen jaar allemaal is gebeurd: Gerard, dat ik dacht dat ik kanker had, de verhuizing.”

“Dat heeft iedereen rond deze tijd,” zeg ik en ik neem nog een oliebol. “Ik heb gewoon elk jaar een kerstdepiessie,” zucht ze. “Misschien ben ik deze kerst wel de liefde van mijn leven tegengekomen,” grijns ik. Ik vertel over mijn hernieuwde ontmoeting met Freek. “Laten we hopen dat ie belt,” zegt mijn zus cynisch. Ik heb geen zin erop in te gaan, dus zet ik de tv wat harder, zodat we de oudejaarsconference goed kunnen volgen. De laatste seconden tellen we samen hardop af en daarna vallen we elkaar in de armen om elkaar het beste, mooiste, meest fantastische nieuwe jaar toe te wensen.

 

EINDE