AUGUSTUS

DINSDAG

“Meneer Wouters is er niet,” zeg ik tegen een cliënt. “Kan ik een boodschap doorgeven?”

“Zeg maar dat ik een andere advocaat zoek. Ik zit verdomme al twee uur op hem te wachten!” Hij knalt de hoorn op de haak. Ik zet me af tegen mijn bureau en draai een rondje op mijn stoel. Wat een stuk chagrijn, die vent. Dan komt Lianne binnen met een stapel dossiers die ze op mijn bureau legt. Ik vertel haar van het telefoontje, maar ze geeft niet meer dan een vaag knikje. “Wil je koffie?” vraag ik als ze aanstalten maakt om weer weg te lopen. “Ja, nee, nou goed,” zegt ze. “Breng je het naar mijn kamer?” Even later sta ik met een dampende mok voor haar bureau. Gebogen over haar papieren gebaart ze: zet daar maar neer. Zo makkelijk laat ik me niet afschepen. “Joris nog gesproken?”

“Gisteravond heb ik hem gebeld,” antwoordt ze. “Hij zei dat hij ontzettende hoofdpijn had. Eigen schuld, dikke kater.” Vinnig roert ze in haar koffie.

“Wat was dat nou gisteren?” vraag ik voorzichtig. “O, Joris heeft het idee dat het leven geen zin heeft als hij zich niet eens in de zoveel tijd hartstikke klem zuipt. Na een week of zo verschijnt hij weer op kantoor en zijn wij weer een paar cliënten kwijt. Daar raak ik nou van aan de drank.”

“Waarom doet ie dat dan?”

“Joost mag het weten,” zucht ze. “Doe je de deur achter je dicht?”

WOENSDAG

Claire heeft weer een nieuw plan in de strijd voor een strak lijf. We gaan BOM-en: Bewegen Op Muziek. “Wel op tijd komen,” waarschuwde ze gisteren door de telefoon, “anders komen we er niet meer in.” Om zes uur precies sta ik met mijn plastic tasje voor een sporthal in het centrum.

Claire staat binnen al met kaartjes te zwaaien. “Goed dat ik wat eerder was,” zegt ze, “want het is hartstikke druk.”

Dat klopt, we moeten ons langs allerlei vrouwen in verschillende staten van ontkleding de kleedkamer in vechten. Het ruikt hier naar middelbare school, als laatste gekozen worden en gekneusde polsen van het volleyballen, denk ik somber. Claire trekt aan mijn arm. “Kom nou, het begint zo.” Aarzelend loop ik achter haar aan naar de sportzaal. Meer dan tachtig vrouwen en een handvol mannen staan al klaar. Tevreden stel ik vast dat de meesten net zo’n slobberige broek aan hebben als ik. Dan betreedt een jongen met strakke billen in een krap gympak het podiumpje vooraan in de zaal. Hij zet de muziek aan en schreeuwt: “We beginnen met ons warm te lopen.” Iedereen maakt stampende bewegingen op de plaats. “Je armen gebruiken!” gilt hij. “Goed je benen optillen! En nu zijwaarts huppelen naar links.”

Bijna honderd mensen bewegen zich naar links. “En een huppel naar rechts.”

Hoewel het zweet langs mijn slapen druipt, vind ik het best leuk. De oefeningen kan ik redelijk bijhouden en als we iets op de grond moeten doen en ik even uitrust, is er niemand die daar over zeurt. Na afloop houden Claire en ik ons sportkloffie aan, want er zijn maar twee douches.

“Ik heb berenhonger,” zeg ik. “Zullen we wat gaan eten?” Even later zitten we allebei achter een enorme hamburger en milkshake. Volgende week gaan we weer.

ZATERDAG

Gina staart teleurgesteld naar haar avocadosalade die langzaam bruin wordt, want de rechtenstudenten die het koude buffet hebben besteld, drinken voornamelijk. Vanachter de tafel met heerlijkheden bekijken we hoe ze elkaar op de schouders slaan en met hun hoofd achterover hard lachen.

“Het koude buffet is perfect,” troost ik.

“Ik heb net op de wc iemand horen overgeven,” zegt ze.

“Dat ligt niet aan jouw kookkunst.” Ik steek een toastje in mijn mond.

“Hoho,” zegt een blonde student met stropdas. “Gaat het bedienend personeel zich aan de hapjes vergrijpen?”

“Als enigen, ja,” antwoord ik.

“De nadorst wil ook nog wel eens met voedsel gestelpt worden,” grijnst hij. Dan kijkt hij me onderzoekend aan: “Ken ik jou niet ergens van?”

“De Arena?” probeer ik.

“Ken ik niet,” antwoordt hij. Hij heeft een kuiltje in zijn kin.

Achtereenvolgens noem ik de buurt waar ik woon, de supermarkten waar ik winkel en het kantoor waar ik werk.

“Werk je bij Joris en Lianne?” roept hij uit. “Daar heb ik stage gelopen. Ik kan je verhalen vertellen…”

ZONDAG

Josée staat uien te snijden, ik zit aan de keukentafel wijn te drinken.

“Dus die student, Niels, een schatje maar een beetje te ballerig voor mij, heeft bij Lianne en Joris stage gelopen. Volgens hem heeft Joris dit kantoor opgezet omdat hij bij zijn oude kantoor weg moest vanwege zijn drankprobleem. Lianne kwam meteen na haar studie bij hem werken, en ze hebben een tijdje een verhouding gehad. Dat is ook een van de redenen waarom Joris gescheiden is.”

“Nou nou,” zegt Josée, “je bent wel in een soap terechtgekomen.”

“Maar waar ik me echt een beetje zorgen over maak, is dat Niels zei dat niet al hun zaakjes even koosjer zijn.”

“Wat bedoelde hij daarmee?”

“Ik weet het eigenlijk niet. Net toen hij dat wilde vertellen, riep een van zijn vriendjes hem om een stom studentenlied aan te heffen.”

“Misschien moet je ontslag nemen.” Josée draait driftig aan de sla-centrifuge.

“Dat zei Gina ook al,” zeg ik, “maar ik heb het er best naar m’n zin.”

“Kots van je baas opruimen lijkt me minder. Dek jij de tafel?”

Ik dek voor twee, want Peter doet een dagje dierentuin en McDonald’s met zijn kinderen. Daarna ga ik weer zitten en schenk ik nog eens in.

“Jij ook?”

“Doe mij nog maar een spaatje,” zegt Josée.

“Gaat het wel goed met je?” vraag ik. “Je drinkt niets, je rookt niet meer. Ben je naar een kuuroord geweest of zo?”

“Nee hoor, gewoon naar de Costa Brava en het was heerlijk.” Met glanzende ogen vertelt ze over lekker eten, een azuurblauwe zee en luchtbedden.

“Ben je niet uit geweest?” vraag ik. “Daar hadden Peter en ik dit jaar helemaal geen zin in.” Ik staar naar haar handen terwijl ze aardappelen opschept. Geen zin meer in uitgaan, niet meer roken en drinken—Josée wordt zo langzamerhand een gesettelde oude taart. Misschien is dat wel de reden dat we elkaar de laatste tijd zo weinig zien. “Hoe is het met de liefde?” vraagt ze dan.

“Nou niks,” zeg ik zo opgewekt mogelijk. “Mijn laatste verovering was een gescheiden vegetariër met kind.”

“Jouw tijd komt nog wel.” Ze geeft me een bemoedigend klopje op mijn arm.

“Op de liefde,” zeg ik terwijl ik mijn glas hef. “Op de liefde,” herhaalt Josée, en pakt haar glas spa. Haar linkerhand ligt beschermend op haar buik. “Nou begrijp ik het!” roep ik. “Je bent zwanger!” Met een vuurrood gezicht zegt ze: “Dat willen we graag, maar het is nog niet zover.”

“Goh, wat spannend.”

“Ja,” zucht ze. “Ik kon het niet laten om alvast een babypakje te kopen.” Ze staat op om het te laten zien, en begint vervolgens over die adorabele baby van een vriendin, de bevalling, de stofwisseling van het kind en of ze wel of niet blijft werken.

Ik schenk mezelf nog maar een glas wijn in, want vrolijk word ik niet van dit gesprek. Volgens mij groeien Josée en ik uit elkaar.

DINSDAG

Door de regen naar kantoor, een doodsaaie dag gehad, door de regen naar de supermarkt en door de regen naar huis. Ik zit op de bank uit te lekken als Gina binnenkomt.

“Het regent,” zegt ze terwijl ze haar paraplu in een hoek zet.

“Je meent het.”

Ze verdwijnt in de slaapkamer om iemand te bellen. Ik zap, blader in de krant, eet een zak chips leeg en voel me met de minuut verveelder. Een poos later komt Gina tevoorschijn in feestspijkerbroek. “Til je luie kont van de bank, we gaan een pizza eten en naar de film.”

“Moet ik weer naar buiten?” kerm ik. “Het is al bijna droog,” zegt ze opgewekt.

“Er is vanavond een leuke film op tv,” zeg ik, “en ik heb allemaal lekkere dingen gehaald.”

“Ik moet er gewoon even uit!”

“Je kunt toch ook alleen naar de film?”

“Ik betaal.”

“Ook de pizza?”

“Ook de pizza,” zucht ze.

Ik trek iets anders aan en even later lopen we ‘Singing in the rain’ zingend naar de tramhalte. Bij de pizzeria zeg ik: “Er zit hier vlakbij een lekker shoarmatentje. Zullen we daar naartoe gaan?”

“Ik wil per se pizza,” zegt Gina.

“Zullen we dan naar een andere pizzeria gaan? Ik heb hier al zo vaak gegeten.”

“Ik wil hier pizza,” zegt ze verbeten, en ze sleurt me het restaurant in. “Het lijkt wel of achterin Claire zit,” zeg ik. Dan zie ik mijn ouders en nog meer bekende gezichten.

“Surprise!” gillen ze allemaal door elkaar heen. “Hartelijk gefeliciteerd Floor!”

DONDERDAG

“Gefeliciteerd Floor,” zeg ik tegen mijn spiegelbeeld, want vandaag ben ik officieel jarig. Ik trek mijn wangen strak. Zijn er al kraaienpootjes te zien? Zit ik in de alarmfase wat betreft putten in mijn dijen? Gaan ze me mevrouw noemen?

In de keuken zit Gina te ontbijten. “Gefeliciteerd,” zegt ze terwijl ze over tafel een envelop naar me toe duwt.

“Maar je hebt me al die cd gegeven,” protesteer ik, “en bovendien heb je die surpriseparty georganiseerd!”

“Maak nou maar open. Het is niet echt een cadeau, maar je bent er vast heel blij mee.” In de envelop zit een foto van een appartementencomplex. Niet-begrijpend kijk ik haar aan. “Ik heb het onderste appartement gekocht. Als alles meezit, heb je over een maand je huisje weer voor je alleen.”

“Waarom heb je dat niet eerder gezegd?” vraag ik geschrokken. “Vorige week ben ik wezen kijken en ik moest pijlsnel beslissen. Het leek me wel een leuke verrassing voor je.”

“Heel leuk. Het is toch niet ver weg?”

“Twintig minuten lopen, tien minuten fietsen en vijf minuten in de auto of op de motor.”

Terwijl ze verder vertelt over de buurt, de grootte van het appartement en vooral de catering-geschiktheid van de keuken, vallen mijn gedachten over elkaar heen. Tien minuten fietsen is vlakbij, en eigenlijk lijkt het me best fijn om weer alleen te wonen. Geen ruzie meer over vuilniszakken, geen gezeur over wie het eerst kan douchen, de afwas gewoon weer een week laten staan. “Ik kan toch wel af en toe bij je komen eten?” onderbreek ik haar.

“Natuurlijk, anders ga ik je veel te veel missen en”—ze grijnst—“krijg jij nooit meer iets behoorlijks binnen.”

Een halfuur later vind ik op mijn bureau een enorm boeket waar een kaartje aan bungelt: ‘Van harte, Joris en Lianne’. In de keuken zet ik de bloemen in het water, ik leg de moorkoppen op schoteltjes en zet koffie. Dan loop ik Liannes kamer binnen. “Bedankt voor de bloemen,” zeg ik terwijl ik haar een gebakje presenteer. “Dus Joris is er ook?”

“Hij beweert dat hij maandag weer komt,” bromt ze. “Ik hoop het maar, want alles loopt in de soep.”

“Wil je zijn gebakje?” Ze schudt van nee.

Dus zit ik even later mijn tweede moorkop uit te lepelen. Zonder schuldgevoel, want vandaag ben ik jarig.

VRIJDAG

Met een groots gebaar gooit Gina de voordeur open en zegt: “Welkom in Villa Gina.”

Door een smalle gang lopen mijn vader en ik achter haar aan naar de woonkamer. Hij werpt een blik in het toilet. “Een nieuwe stortbak kan geen kwaad, dit vooroorlogse model kost je liters water. En zou een wastafel hier niet handig zijn?”

Gina antwoordt niet, want ze is in de kamer bezig met het ontgrendelen van de terrasdeuren. “Ze klemmen een beetje,” verklaart ze. Dan struikelt ze min of meer de tuin in. “Wat groot!” roep ik uit.

“Wel erg schaduwrijk,” meent mijn vader, “maar als je die boom kapt en die struiken snoeit, heb je al veel meer licht.” Gina laat mij een rododendron zien, terwijl mijn vader op z’n knieën een stuk tapijt los pulkt. “Hout wil je, hè?” schreeuwt hij. “Dan moet je eerst die vloer egaliseren.”

In de slaapkamer wijst Gina waar haar bed komt, mijn vader bekijkt het binnenste van een kast. “Misschien moet je er planken in maken. Erg veel kun je er niet in kwijt.”

“Misschien,” zucht Gina. Ze gaat ons voor naar de keuken. Daar tikt mijn vader op de kozijnen, hij draait de kraan open en dicht en werpt een afkeurende blik op de geiser. “Al jaren aan vervanging toe,” bromt hij.

Gina loopt rood aan. “Mijn wc is niet goed, mijn vloer is niet goed, mijn kast is niet goed en mijn geiser is niet goed. Oké, ik geef het toe: het is een miskoop.” De tranen springen in haar ogen. “Zo bedoel ik het niet,” mompelt mijn vader terwijl hij haar onhandige klopjes op haar rug geeft. “Ik vind het…” Op dat moment gaat de bel. “Ik doe wel open,” zeg ik haastig. Voor de deur staat een bleek mannetje van een jaar of vijftig dat me een zweterig handje geeft. “Ik hoorde dat er nieuwe buren zijn,” zegt hij, “dus ik dacht: ik kom me even voorstellen. Theo de Groot is mijn naam.”

“Floor Faber,” zeg ik terwijl ik mijn hand probeer los te trekken. “Maar ik kom hier niet wonen, dat is mijn zus.”

“Je bedoelt die brunette?” Hij probeert langs me de gang in te kijken.

“Ze is er op het moment niet,” zeg ik snel. “Ik denk dat u een andere keer maar moet terugkomen.” Ik gooi de deur voor zijn neus dicht.

Wat een griezel.