ZATERDAG
“Het moet,” zeg ik tegen Erik, “en het is zo gebeurd.” Ik sleur hem het warenhuis in. Op de parfumafdeling doet hij alsof hij moet overgeven, dus die nieuwe mascara moet nog maar even wachten. Op de huishoudafdeling koop ik een keukenschort voor mijn moeder en een design-eiersnijder voor mijn zus. Voor mijn vader een cd en voor de vader van Erik meteen maar dezelfde cd.
Dan nemen we de roltrap naar de boekenafdeling. “Moet je dat stel zien,” zeg ik, “die vrouw laat haar man alles dragen.” Erik bromt iets wat ik niet versta, want ik moet kiezen tussen de nieuwe Amy Tan en Isabel Allende. Als ik heb afgerekend, pik ik Erik op bij de tijdschriften. “We zijn klaar,” zeg ik, “alleen nog even naar de damesmode.”
“Nee,” zegt hij, “ik ga weg.”
Ik trek aan zijn arm. “Doe nou niet zo vervelend, ik moet er toch een beetje leuk uitzien met de kerst?” Zweet parelt op zijn voorhoofd. “Ik ga nu. En je pakjes draag je ook zelf maar.”
Verbluft pak ik vier tasjes aan en kijk hoe hij met grote stappen via de roltrap naar beneden rent.
DINSDAG
Wanneer ik de lift uit kom, zegt Stephanie stralend: “Goedemorgen.”
Ook Claire bromt wat. Ik trek mijn jas uit en ontdek dat de kerstman vannacht een pakje op mijn bureau heeft achtergelaten. Nieuwsgierig maak ik het open. Er zit een vies ruikend zeepje in. Nou ja, toch leuk dat Frits de kerstgedachte wil uitdragen. “Wat heb jij?” vraag ik aan Claire. Ze toont twee marsepeinen kroketten.
“En jij, Stephanie?”
“Niks,” antwoordt ze.
“Je krijgt vast nog wel wat,” stel ik haar gerust. “Het is niets voor Frits om iemand te vergeten.” Ik begin snel te werken want ik wil mijn bureau leeg hebben voor de feestdagen.
Even later staat Frits op de afdeling. “Wat ontzettend lief dat jullie aan me gedacht hebben,” zegt hij en hij laat een zijden stropdas zien. “Ik ga hem veel dragen en als iemand ernaar vraagt, zal ik zeggen: ‘Cadeautje van mijn kantoormeisjes’.”
Er valt een ongemakkelijke stilte.
“Ik dacht dat we van jou…,” zeg ik. “Ik weet er niks van.”
“Ik ook niet,” zegt Claire. Iedereen kijkt naar Stephanie. Met een rood hoofd zegt ze: “Ach, het is kerst. En ik heb het hier zo naar mijn zin.”
“Je bent het zonnetje van de afdeling,” zegt Frits, en hij zoent haar op haar wangen.
“Ja, leuk zeepje,” bedank ik.
“Heel vriendelijk,” zegt Claire. Maar zodra Stephanie even de kamer uit is om iets te kopiëren, fluistert ze: “Ik word kotsmisselijk van die griet. Het liefst propte ik die kroketten door haar strot.”
“Ze is gewoon een slijmerd,” zeg ik.
“Ze moet wel. Gisteren ontdekte ik dat ze van het archief een zootje heeft gemaakt. Volgens mij kent ze het alfabet niet eens.”
“Ze is misschien niet de slimste,” geef ik toe.
“Maar wel de uitgekooktste,” antwoordt Claire.
DONDERDAG
Gina doet open in haar ski-jack. “Houden jullie je jas ook maar aan,” zegt ze, “we hebben een probleempje met de cv-ketel. Door de kerst dagen hebben we mazzel als er morgen iemand komt om de boel te repareren.” In de gang staat een muurtje van dozen, maar de huiskamer ziet er bewoonbaar uit als je over de emmers stuc heen kijkt.—
Mijn ouders en Gerard zitten in een kring bij de open haard. Mijn vader heeft zijn pet op en mijn moeder heeft onder haar rok een joggingbroek van Gina aan.
“Het is wat behelpen,” zegt Gerard, en geeft ons een glas wijn. “Het is al een halfjaar behelpen,” zegt Gina, “en niet alleen met het huis.”
“Moeten we daar nu over praten?” zegt Gerard. “Heb ik al verteld dat we zulke grote plassen in de tuin hebben?” zegt mijn moeder. “Misschien weet jij een oplossing, Gerard. Jij bent altijd zo handig.”
“Zo heeft hij vanmiddag, heel handig, de cv-ketel laten ontploffen,” zegt Gina, en beent de kamer uit.
Ik vind haar in de keuken, huilend boven de kalkoen. “Wat is er toch?” vraag ik, en sla een arm om haar heen. “Ik word gek van dit huis,” snikt ze. “Maar vooral van Gerard.”
MAANDAG
Ik heb al een paar dagen het basisschool-kerstvakantie-gevoel.
Vandaag teken ik nieuwjaarskaarten met engeltjes, ballen en bomen.
Of ik ze verstuur weet ik nog niet, want Erik vroeg net of ik op elke kaart een ander verkeersongeluk had getekend.
Gisteren heb ik met mijn moeder door het bos gewandeld. Ze maakt zich zorgen om Gina.
“Ze is de laatste tijd zo somber,” zei ze. “Zit het wel goed tussen haar en Gerard?”
“Ze moeten nog veel aan hun huis doen,” deed ik vaag. Het leek me niet verstandig haar te vertellen wat Gina me in de keuken toevertrouwde: dat Gerard alleen maar aandacht heeft voor die eindeloze verbouwing, zijn werk en de kinderen uit zijn vorige huwelijk. “Over ons seksleven kan ik kort zijn,” zei Gina, “dat bestaat niet meer.” Toen greep ze naar een theedoek om haar tranen weg te vegen. “Als het af is, zouden ze gaan trouwen,” vervolgde mijn moeder. “Hebben ze nou al een datum geprikt?”
“Niet dat ik weet.”
Mijn moeder gaf me een arm en zei: “Ik weet dat ouders hun kinderen moeten loslaten, maar het kost me verschrikkelijk veel moeite. Ik zie toch dat Gina ongelukkig is. Vroeger regelde ik het wel even: een gesprekje met de juf, een kus op een kapotte knie, een draai om de oren van dat rottige buurjongetje. Denk je dat ik eens met ze moet gaan praten?”
“Bemoei je er maar niet mee, mam,” zei ik. “Dit kunnen ze alleen zelf oplossen.”