Draaideuren gebruiken
Een paar bollebozen van het Massachusetts Institute of Technology hebben vastgesteld dat er bij gewone deuren grofweg acht keer zo veel lucht wegstroomt als bij hun draaiende tegenhangers. De schrijvers van het onderzoek legden het als volgt uit: “Onze schattingen tonen aan dat als iedereen alleen al bij [universiteitsgebouw] E25 de draaideuren zou gebruiken, het mit bijna $7500 zou besparen op gas, wat neerkomt op ongeveer 15 ton CO². En dat zijn nog maar twee van de 29 draaideuren op de campus.”
Ik durf ook te wedden dat er nog meer energie wordt bespaard als er zich twee mensen in een compartiment persen – puberaal gedrag kan best groen zijn.
Een natuurlijk glijmiddel gebruiken
Hoewel ik een controlfreak ben en veel behoefte heb aan grenzen en persoonlijke ruimte, vind ik het heel prettig om samen te wonen, op voorwaarde dat minstens tachtig procent van zijn eigenaardigheden verenigbaar is met die van mij en er wordt voldaan aan basale eisen op het gebied van hygiëne. Op dat vlak deden zich geen problemen voor – Mark is schoon, hij slaapt en ontwaakt op acceptabele uren, hij vindt alles leuk, ook niets doen, en natuurlijk smolten door de dagelijkse massages alle eventuele spanningen weg nog voordat ze echt waren ontstaan. Bovendien was het voor hem geen enkel probleem om zich aan mijn groene regels te houden; de meeste daarvan waren niet nieuw voor hem. Iedere dag als ik naar mijn werk ging, legde ik een briefje voor hem neer – geschreven met enkele regelafstand en smalle marges – waarin ik suggesties deed voor uitstapjes. Toen ik een keer thuis zou werken, was ik bang dat hij me op de zenuwen zou werken. Maar hij zat gewoon rustig met zijn laptop op de bank naast me zijn eigen werk te doen. Na een paar uur stond hij op om rijstwafels met hummus en komkommer te maken, die hij op een bord naar me toe bracht. Daarna ruimde hij op en ging weer zitten, met zijn hand rustig op mijn voet.
Dit was huiselijkheid op zijn best. Dit was een man die heel veel gaf om de aarde maar ook om mensen, die rijstcrackers met hummus voor me maakte, die me masseerde en die teder kon zijn zonder me af te leiden van mijn bezigheden. Wat wilde ik nog meer.
En toch, en toch…kon ik echt met iemand leven die nooit koffie dronk? Die niet wist wat een Mini was? Die van mening was dat monogamie zo passé was?
Ik besloot te doen wat iedere perfectionist⁄twijfelaar doet die altijd wikt en weegt: een lijst maken.
Ik draaide mijn scherm van hem af en maakte een document aan op mijn bureaublad met de cryptische titel ‘Plussen⁄Minnen’.
Na ongeveer tien minuten stond er:
Dingen die ik leuk vind aan Mark:
Dingen die ik minder leuk vind aan Mark:
Ik wist nog steeds niet wat ik moest doen.
Kleren twee keer dragen voordat ik ze was
Iedere ochtend als ik mijn tanden heb gepoetst en een donkere, lauwe douche heb genomen, loop ik naar mijn kledingkast om te kiezen wat ik aan zal trekken. Normaal houdt dat in dat ik de stapels broeken doorkijk, een paar laden opentrek en weer sluit, me probeer voor te stellen welke kledingstukken goed bij elkaar zouden passen. Maar
Mark liet me weer eens zien hoe de meeste mannen besluiten wat ze aantrekken: ze pakken kledingstukken van de vloer en ruiken eraan om te bepalen welk het schoonst is.
Ik ben veel te netjes om mijn T-shirts ergens anders neer te leggen dan in de kast, maar langzaam begon ik in te zien dat er niets mis is met een kledingstuk twee keer dragen, zolang het niet stinkt. Sterker nog, laatst droeg ik een sweater drie dagen achter elkaar omdat ik in het noorden aan het kamperen was – of eigenlijk waren Mark en ik in het noorden aan het kamperen.
Dat was mijn manier om erachter te komen wat ik echt voor hem voelde. Ik had geconcludeerd dat ik dat het best kon doen door hem aan twee cruciale proeven te onderwerpen. Ten eerste een minivakantie waarin we flink wat tijd onderweg zouden zijn in een kleine ruimte, en ten tweede, hem voorstellen aan Meghan, Ian en mijn familie.
We besloten dus om een lang weekend in Algonquin Park te kamperen. Daarvoor moesten we een paar uur naar het noorden rijden, over een paar meren kanoën, de boot over land dragen en dan nog een stuk naar een eiland peddelen. Mark sloeg van tevoren voedsel in—biologische yams, quinoa, dadels, amandelpasta, veganistische energierepen, spliterwtensoepmix enzovoort – en nam zijn waterfilter mee. Ik leende de auto van mijn vader, een Jaguar SLX, niet bepaald een hybride, maar ik had mijn geweten een beetje weten te sussen door van tevoren de CO² van de rit te compenseren. Maar wat ik niet kon sussen was mijn schaamte toen we bij het verhuurbedrijf van het park onze kano op het dak bonden (het personeel wilde per se foto’s van ons maken voor het archief). We verdwaalden een paar keer, maar omdat ik bijna iedere keer verdwaal als ik in een auto stap, ben ik nu in ieder geval zo geoefend dat ik het heel snel merk als ik verdwaald ben, waardoor we nooit erg ver de verkeerde kant uit gingen. Mark is ook iemand die altijd rustig blijft, dus er werd niet gekibbeld en toen we eindelijk aankwamen waren we allebei in opperbeste stemming.
Toen de avond viel maakten we een korte wandeling en namen we naakt een duik. Daarna zetten we onze tent op, verzamelden hout voor het vuur en bereidden we een diner van verbrande yams. Marks zwijgzaamheid was een welkome afwisseling van al de herrie waaraan ik in de stad gewend was, en er begon een gevoel van rust over ons kleine eilandje neer te dalen. Toen we daar zo op een vochtige boomstam onze verbrande yams zaten te eten, starend naar het vuur dat de lucht kuste, en een duiker zijn roep over het meer liet schallen, waarmee het moment officieel het predicaat ‘Canadees’ kreeg, voelde ik me vredig – totaal en volkomen gelukkig. Er was geen flits van verlichting, niets metafysisch of dieps aan, maar dit was zonder twijfel een van de gelukkigste momenten van mijn leven. Al snel besefte ik echter dat Mark hier weliswaar integraal onderdeel van was, maar dat mijn diepere gevoelens meer waren verbonden met de omgeving. Het had niets te maken met misantropie of het bekende ‘Tjonge, wat zijn we toch onbeduidend in het grotere geheel’ – inzicht; ik had gewoon het gevoel dat ik aan de buitenkant verstild was terwijl ik vanbinnen diep geroerd was…Het was een soort complexe eenvoud, bijna alsof ik van een afstand werd omhelsd.
Toen ik terugkwam van dat weekend met Mark was ik er vast van overtuigd dat niets in mijn leven ertoe deed zolang er iemand was die ‘s-ochtends smoothies voor me maakte, ‘s-middags mijn computer repareerde en ‘s-avonds mijn voeten masseerde.
Later reageerde Meghan in een mail op een paar foto’s van onze kampeervakantie die ik online had gezet. Ze schreef: “Ik wil ook een leuke jongen die yams voor me verbrandt!” Ik glimlachte, belde haar op en vroeg of ze hem wilde ontmoeten, wat ze natuurlijk wel wilde.
Binnenkort zou de Critical Mass-tocht weer worden gehouden, een maandelijks evenement in verschillende steden in heel Noord-Amerika, waarbij een groep fietsers, in aantal variërend van tien tot vijfhonderd, bijeenkomt en heel langzaam door de grote straten van het centrum fietst. Het is georganiseerd maar niet helemaal legaal. Het doel is om mensen te wijzen op het belang van fietspaden en de onderliggende bedoeling is natuurlijk om de spreekwoordelijke middelvinger op te steken naar motorvoertuigen. Meghan stelde voor dat we met zijn allen mee zouden doen. Ik ben niet zo dol op protestacties, maar ik had beloofd om als onderdeel van mijn groene missie deel te nemen aan de een of andere vorm van activisme, en ik had het gevoel dat dat iets verder moest gaan dan mijn DEZE ZIJN GEMAAKT VAN BOMEN-sticker, waarmee ik me beperkte tot openbare wc’s. Bovendien hoefde ik als protestkreet alleen af en toe mijn bel te laten rinkelen. Dat kon ik nog net aan.
We ontmoetten Meghan op de afgesproken plek en nog geen vijf seconden later wierp ze me goedkeurende blikken toe, vergezeld van een paar slinkse knipoogjes. Zij en Mark raakten al snel verzeild in een discussie over ayurvedische lichaamstypen en over de voor- en nadelen van rijstmelk versus hennepmelk. Uiteindelijk gingen we van start en reden we met zijn drieën Spadina Avenue af. Onderweg maakten we foto’s en wezen we elkaar op bijzondere fietsen. Op een gegeven moment reed Mark vooruit om nog wat foto’s te maken en Meghan gaf me haar zegen met de woorden dat mijn geluk het enige was wat telde.
“Ik geloof dat ik gelukkig ben,” zei ik.
Een paar dagen later belde Ian. Hij had kaartjes voor de voorstelling van Architecture in Helsinki in het Opera House op woensdag, of ik mee wilde. Natuurlijk, zei ik, en ik vroeg of ik Mark mee mocht nemen, omdat hij bij mij logeerde en niets anders te doen had. Ian, die altijd openstaat voor nieuwe mensen – en daar nu ‘mindful’ over was – vond het best. We haalden hem thuis op en liepen naar een hamburgertent waar ze biologische zuivel en vlees van weidekoeien hadden om snel even wat te eten. Op weg naar het restaurant begon Ian een discussie over de esthetiek van postmoderne architectuur die werd toegepast in nieuwbouwprojecten; Mark zei niets. Ian maakte het wat eenvoudiger en beperkte zich tot ‘Dit gebouw is lelijk, dat is mooi’, maar nog steeds geen enkele reactie. We staken de brug over de Don River over naar de hamburgertent waar Ian en ik poutine (frites met stukjes verse kaas en jus), uienringen en bier bestelden; Mark, die alleen vlees, kaas en transvetten op het menu zag en geen alcohol dronk, nam niets. Op weg naar het concert begonnen Ian en ik te praten over onze haat-liefdeverhouding met de trendy cultuur. Ik merkte dat Mark zijn adem inhield en zijn ogen toekneep als hij iemand passeerde die rookte. Toen we eindelijk het Opera House binnenliepen, haalden we nog wat biertjes, waarna Mark vroeg of de vloer kleefde of dat het aan zijn schoenen lag (ik wilde hem vertellen dat het aan zijn schoenen lag, want dat heb je nou eenmaal als je op je wandelschoenen naar een concertzaal gaat, maar ik hield me in). Ian bleef proberen hem met vragen over Portland, muziek en de opwarming van de aarde tot een gesprek te verleiden. Mark zei iets over dat we eigenlijk een apocalyptische milieuramp nodig hadden die een flink deel van de wereldbevolking zou wegvagen, om mensen zover te krijgen dat ze hun suv’s zouden laten staan en op een verantwoorde manier zouden leven. Nu was lan degene die zweeg. Zijn mond viel open, hij kneep zijn ogen tot spleetjes en schudde zijn hoofd. Het was duidelijk dat er allerlei tegenwerpingen op het puntje van zijn tong lagen, maar dat hij niet wist waar hij moest beginnen. Uiteindelijk zei hij iets wat ik niet kon verstaan boven de kakofonie van de openingsband uit. Hij stelde Mark nog een paar vragen, maar blijkbaar had Mark alles gezegd wat hij kwijt wilde en hij nam weer zijn in het niets starende, zwijgende pose aan. Voor lan en mij, twee beste vrienden die niet alleen elkaars zinnen afmaken, maar ook met één woord zeven verschillende dingen kunnen zeggen en dus onze meningen over uiteenlopende onderwerpen met alle mogelijke zijsprongen in minder dan vijf minuten kunnen samenballen, was het moeilijk om deze vorm van non-verbale communicatie te accepteren.
Kortom: het was een fiasco.
Later moest ik denken aan iets wat mijn vriend Kieran ooit heeft gezegd over het verschil tussen de oostkust en de westkust.
“Mensen van de oostkust zijn ontspannen over hun gespannenheid,” zei hij, “en mensen van de westkust zijn gespannen over hun ontspannenheid.”
Dat leek aardig te kloppen, hoewel Mark eigenlijk niet zozeer gespannen was over zijn ontspannenheid als wel ontspannen over zijn ontspannenheid, wat in mijn snelle, hyperalerte wereld helaas wordt geïnterpreteerd als sociaal comateus.
De volgende dag belde lan op om mindful en recht-voor-zijn-raap te zeggen dat hij een leuke avond had gehad en dat Mark aardig was, maar niet goed genoeg. Een even zwijgzaam – beter gezegd sprakeloos – etentje bij mijn familie een paar dagen later bevestigde dit en met een zwaar gemoed en een diepe zucht nam ik een beslissing. Ik hechtte waarde aan de mening van Meghan en zou het nooit met een jongen uitmaken alleen omdat mijn ouders hem afkeurden, maar ik wist dat lan gelijk had. Het ging niet alleen om het feit dat hij niet wist wat een Mini is en dat hij niet wist hoe goed Joy Division is, het ging om culturele betrokkenheid, meningen hebben en die kunnen uiten. Discussies over duurzaamheid en veganisme zijn prima, maar er is meer in het leven dan alleen maar het analyseren en minimaliseren van onze voetafdrukken.
Na drie weken ging Mark terug naar Portland, voorgoed.
Kleiner schrijven en beide zijden van het papier gebruiken
Van alle journalisten die ooit hebben geleefd ben ik het allerslechtst in het maken van aantekeningen. Om dat te bewijzen volgt hier een fragment van de aantekeningen die ik tijdens de film Persepolis: “Gatver, Orly. Voedde vijf kinderen op met tranen. Iron Maiden. Als God het wil. Kleur = aanwezig.”
Erger nog: dat zijn alle aantekeningen die ik maakte tijdens die film.
En hier is wat ik opschreef tijdens een interview met de directeur van Luminator, een jaarlijks kunstfestival in Toronto: “Mill voor het ïst. Wat heeft T.O. zich snel gev. als centrum van kunstcultuur. Niet ab. passieve toesch. Licht op voeten open nacht dansfeest. Lumibateau? MND 8 talen, acrobaten etc. Min. ï comp. +⁄- kunstenaar in res. Elk jr. z⁄w Harbor and Dist.”
Ik kan niet alleen geen wijs worden uit mijn aantekeningen, ik schrijf ook altijd zo paniekerig dat ik maar vier woorden op één bladzijde krijg, hetgeen tot nogal wat papierverspilling leidt. Dat had allemaal voorkomen kunnen worden als ik de tijd had genomen om steno te leren tijdens mijn opleiding journalistiek – helaas vond ik het op mijn drieëntwintigste belangrijker om de ene aflevering van The Bachelor na de andere te bekijken. Nu heb ik maar een peperduur digitaal opnameapparaat gekocht.
Mijn gebrek aan accuratesse is met deze technologie geen probleem meer, mits ik niet vergeet om de opnameknop in te drukken en ervoor te zorgen dat de batterijen opgeladen zijn, en voor verhalen waarvoor geen interviews nodig zijn, doe ik heel uitgebreid onderzoek. Maar wat blijft is het milieuprobleem: de papierverspilling.
Dus heb ik als verandering van vandaag besloten kleiner te schrijven en beide zijden van het papier te gebruiken.
En op wie zou ik die groene verandering beter kunnen testen dan op acteur Jake Gyllenhaal, die toevallig in de stad was om op het filmfestival zijn film Rendition te promoten, die ik voor de Post moest bespreken. Die ochtend schreef ik mijn stukje voor de blog, gaf het de titel ‘Jake Gyllenhaal krijgt twee pagina’s, op zijn hoogst’ en vertelde mijn lezers, vooral als grap, natuurlijk, dat als ze dringende vragen voor hem hadden, ik mijn best zou doen een antwoord uit hem te krijgen.
Nou, laat me dit zeggen, als je een blogger bent en meer hits wilt, is dit een goede tactiek: typ de woorden ‘Jake Gyllenhaal’ in als onderwerp van je stukje.
Mijn teller stond vrijwel meteen zo’n tweeduizend hoger.
Een van mijn lezers van het eerste uur zei: “Jemig, ik vraag me af of je wel weet wat je je hiermee op de hals hebt gehaald.”
En ze kreeg dubbel en dwars gelijk. Toen ik een paar uur later mijn blog bekeek, werd me duidelijk dat alle fans van de acteur die enige kennis hadden van internet op de een of andere manier hadden ontdekt dat ik over hem had geschreven en nu waren deze mensen—vooral vrouwen, die zichzelf Gyllenhaalics noemden – als vliegen op mijn website afgekomen om me te smeken of ik alsjeblieft, alsjeblieft die of die vraag wilde stellen waar ze al eeeeeuwen mee rondliepen. De vragen varieerden van duidelijk en professioneel (‘Welke boodschap wil hij het publiek meegeven met zijn nieuwste film?”) via triviaal en nutteloos (‘Wat zou hij tegen de Amerikaanse jeugd willen zeggen over het verwezenlijken van hun dromen?’) tot volkomen irrelevant (‘Wat vindt hij van koriander?’).
Ik schreef een paar van die vragen op, voor het geval mijn eigen vragen op zouden raken – ik was tenslotte niet kapot van Rendition, maar wel van koriander – en ging op weg naar de achtste verdieping van het Intercontinental Hotel, waar de interviews zouden plaatsvinden.
Ik liep naar binnen met mijn fietshelm onder de arm en mijn waterfles in de hand, een laagje zweet op mijn voorhoofd, dat ik in mijn pluizige, ongeföhnde haar wreef, en een slecht passend T-shirt van biologisch katoen met een vlek van een markeerstift onderaan. Ik voelde me meteen een slonzige onbenul toen ik voor Jake stond, die was gekleed in een keurig pak met das en er in levenden lijve nog beter uitzag dan op het scherm – en langer was en nog blauwere ogen had. Had ik maar mijn eigen regel geschonden een kauwgumpje genomen om mijn adem te verfrissen.
Dus deed ik wat ik altijd doe als ik nerveus ben: ratelen zonder ophouden. Maar daar moest hij niets van weten en hij onderbrak me om te vragen wat voor fiets ik had.
Wacht even, wat voor fiets had ik ook alweer? Plotseling kon ik het me niet herinneren. Hij was wit, ja wit, maar welk merk was het? Waarom wist ik dat niet meer? Nog geen twee minuten geleden was ik erop hiernaartoe gereden.
“Eh, een oude Bianchi?” zei ik half vragend. Wat zei ik nou? Ik had geen Bianchi, ik had een Sirrus-hybride – ik bedoel, ik vond de Bianchi een prachtig merk, zeker sinds ik in Oregon Andrew had leren kennen, en ik had laatst nog naar een paar Bianchi’s gekeken op Craigslist, maar ik had er geen. Waarom loog ik tegen Jake Gyllenhaal? En waarom moest hij zo’n volmaakte huid hebben? En zo’n perfect gebit?
Dit begon uit de hand te lopen. Ik zocht mijn opnameapparaat, pakte mijn notitieblok, ging zitten en begon met het interview.
Het gesprek kabbelde tien minuten rustig voort, maar ik was zijn laatste interviewer van die dag en het was duidelijk dat hij uitgeput was en genoeg had van al die vragen over dezelfde film. Zijn antwoorden klonken ingestudeerd en ongeïnspireerd en mijn lijst vragen zag er al even onorigineel uit. Ik besloot de sprong te wagen en de Gyllenhaalics te geven wat ze wilden.
“Oké, luister,” zei ik. “Ik moet iets uitleggen wat een beetje vreemd is.”
Zo snel als ik kon – want ik had maar vijftien minuten in totaal, inclusief de tijd die de fotograaf nodig had om een portret te maken—vertelde ik de acteur over mijn blog, over het stukje dat ik vandaag had geschreven over mijn verkleinde handschrift en dat ik onbedoeld een massa fanatieke fans had aangetrokken die graag van alles over hem wilden weten, uiteenlopend van de vraag of hij zijn hond Boo nog had, tot zijn mening over koriander.
“O, ik heb een hekel aan koriander,” zei hij. “Dat is het enige kruid dat ik niet lekker vind.”
Goed. Ik maakte er een formele aantekening over, mompelde iets doms over dat het een van de meest omstreden kruiden was in de maatschappij van nu en ging door naar de volgende vraag.
Maar hij onderbrak me.
“Zo klein schrijf je anders niet.”
“Sorry?” zei ik.
“Je handschrift,” zei hij. “Het is vrij groot. Ik bedoel, je zei dat je probeerde kleiner te schrijven, maar ik kan het hiervandaan lezen, zelfs op zijn kop.”
Ik keek op het papier. Hij had gelijk, het was helemaal niet zo klein. Maar wacht even, was dat echt zo belangrijk?
Mijn gedachten raakten door de war.
“Eh, ja…ik geloof dat je gelijk hebt,” stotterde ik. “Maar het is kleiner dan gewoonlijk. Je zou mijn normale handschrift moeten zien. Dat is, nou, reusachtig – en ik gebruik in ieder geval beide zijden van het papier.”
“Is dat van je fietsketting?”
“Wat?” vroeg ik.
Hij wees naar een veeg smeerolie op mijn rechterscheenbeen, en raakte hem aan met zijn vinger.
“Verdomd. Stoer, hoor.”
O mijn god, Jake Gyllenhaal heeft zojuist mijn scheenbeen aangeraakt. Hij heeft zojuist mijn scheenbeen aangeraakt en ‘stoer’ gezegd. Mag dat wel? Mag ik hem ook aanraken? Misschien doet hij het nog een keer. Hoe kan ik hem zover krijgen dat hij het nog een keer doet? Waarom kijkt hij me zo aan in plaats van mijn volgende vraag te beantwoorden? O mijn god, ik heb mijn volgende vraag nog niet gesteld.
“Ja, dat komt van mijn fietsketting. Ik heb altijd vegen. Smeerolie kan nogal een troep geven.”
Shit. Dat was helemaal geen vraag. Dat was ook het gênantste wat er die dag over mijn lippen was gekomen. Echt waar, ik geloof misschien niet in God, maar soms dank ik de Heer uitvoerig voor het feit dat mijn chef nog niet heeft ontdekt dat ik eigenlijk alleen maar doe alsof ik journalist ben.
“Eh, oké, je had toch een puggle? Boo?”
“Je tijd is op,” zei een stem bij de deur. Zijn pr-agent kwam binnen en zei dat het interview voorbij was. Fantastisch. Het enige wat ik had waren een paar suffe uitspraken over de cia en over het feit dat Jake Gyllenhaal niet van koriander houdt. Sensationeel! Stop de persen.
Terwijl zijn gevolg binnendruppelde, sloeg ik mijn notitieblok dicht en maakte ik me klaar om te vertrekken. Ik wuifde ten afscheid en bedankte hem. Hij wuifde terug en gaf me een knipoog. “Fiets voorzichtig,” zei hij.
Geen wc-papier voor de kleine boodschap
Ik speelde al een paar weken met het idee om geen wc-papier meer te gebruiken en eerlijk gezegd kwam mijn aarzeling niet voort uit tuttigheid of bescheidenheid, maar uit logistieke twijfel. Als je besluit dat spul niet meer te gebruiken, zijn er twee opties: water of doekjes (of een combinatie van beide). Bij het lezen van een paar andere groene blogs, viel me op dat sommigen, zoals degenen die deelnamen aan het afveegdoekjesexperiment van Crunchy Chicken, graag zakdoekjes of katoenen doekjes gebruikten. Maar de meeste anderen gebruikten een bidet – hetzij in de vorm van een bakje dat je aan de zijkant van het toilet kunt haken, zoals de TushyClean, of een aparte ‘achterwerkfontein’ (zoals iemand het ooit zo plastisch omschreef). Dat laatste klonk veel hygiënischer dan de doekjesmethode, in ieder geval voor de grote boodschap. Het idee dat ik die doekjes die krioelden van de bacteriën moest verzamelen in een bakje waar ze een tijdje lagen te fermenteren, en die vieze dingen dan moest wassen met mijn kleren, handdoeken en lakens stond me te veel tegen en het leek me verre van hygiënisch. Bovendien zou ik heter moeten wassen, wat meer energie kostte.
Ik vond de watertechniek beter klinken, maar wilde voor de zekerheid mijn moeder ernaar vragen, omdat zij niet alleen de gevaren van bacteriën kende, maar ook een bidet had.
“Gebruik je dat ding eigenlijk wel?” vroeg ik haar op een middag aan de telefoon.
“Nou, niet zo vaak…Kitty gebruikt hem waarschijnlijk nog het meest.”
Kitty was de kat van mijn ouders – een kleine, grijze en belachelijk harige kat, die haar eigen naam nog steeds niet kende (of hem in ieder geval negeerde, wat wel te begrijpen is). Een van haar favoriete slaapplaatsen was de ondiepe kom van het bidet in de badkamer.
“Maar ik ben er wel blij mee,” voegde mam eraan toe. “Ik bedoel, het werkt goed. En je moet echt nooit iets met fecaliën in de gewone was gooien, die troep krijg je er niet uit, tenzij je een heleboel bleek gebruikt.”
Maar ik had geen bidet en ik had niet genoeg geld om mijn wc om te bouwen. Toen herinnerde ik me dat Colin van No Impact Man had gezegd dat hij geen wc-papier gebruikte. Maar hij kocht ook nooit iets nieuws, dus hoe deed hij dat dan?
Ik ging aan mijn computer zitten en schreef hem een mail.
“Beste Colin,” stond er. “Ik heb een nogal persoonlijke vraag voor je.”
Daarna legde ik uit dat ik erover dacht om in plaats van wc-papier water te gebruiken, maar dat ik niet wist hoe ik het moest aanpakken. Met veel omhaal van woorden vroeg ik of hij bereid was mij te vertellen wat hij gebruikte en hoe hij dat gebruikte.
Hij schreef snel terug maar benadrukte dat zijn reactie niet voor publicatie bedoeld was. Bij journalistiek had ik geleerd dat dat eigenlijk niets betekent, want als je besluit iets te zeggen, dan heb je het al gezegd. Maar ik begrijp ook dat het misschien het beste is om iemands woorden te parafraseren als het gaat om de details van zijn scatologische gewoonten.
Dus, de essentie van wat No Impact Man vertelde, was dat hij niets anders gebruikte dan een kom water en zijn hand. Zijn vrouw en jonge dochter deden hetzelfde.
Oké, dacht ik. Dat is misschien wel te doen. Maar maakte je naderhand de kom schoon? En wat deed je met opspattend bevuild water? En als je je handen gebruikte, kwamen ze in contact met poep en onmiddellijk daarna met de kraan – hoe lang bleef de E.-colibacterie eigenlijk in leven op dergelijke oppervlakken?
Ik stelde deze en andere vragen aan Colin, maar hij gaf geen enkel zinvol antwoord. Hij zei alleen kortweg dat talloze mensen in landen over de hele wereld dit doen, dus moest ik niet zeuren, mijn preutsheid opzijzetten en het gewoon doen.
Ja, ja, dacht ik. Los van de preutsheid: hoeveel mensen over de hele wereld hadden dysenterie omdat ze zich afveegden met hun handen?
Zelfs in een eerstewereldland waar zeep en warm water beschikbaar zijn, ben ik er niet zeker van dat mijn pogingen tot sterilisatie ook maar enig effect zullen hebben – als ik zou investeren in een autoclaaf en reinigingsdoekjes zou ik me prettiger voelen, maar dat is niet erg milieuvriendelijk. En hoeveel schade konden een paar extra velletjes kringloop-wc-papier nou eigenlijk aanrichten?
Uiteindelijk besloot ik de middenweg te kiezen en wc-papier te blijven gebruiken voor de grote maar niet voor de kleine boodschap. Urine was vrij schoon en zolang ik goed bleef drinken, zou er toch voornamelijk water uit komen. Maar dat gedoe met die kom van Colin sprak me nog steeds niet aan, dus ging ik naar boven en haalde ik mijn kledingkast overhoop op zoek naar iets anders wat ik zou kunnen gebruiken, iets wat misschien een gestage, gemakkelijk te richten straal water kon afgeven. Ik meende me vaag te herinneren dat mijn ouders een paar waterpistolen hadden liggen in de schuur in hun achtertuin, maar de gedachte dat ik een pistool – al was het een speelgoedexemplaar – op zo’n gevoelig gebied zou moeten richten, stond me tegen. Toen zag ik het: een waterfles met pompje die ik gratis bij de groene huishoudbeurs had gekregen. Die deprimerende beurs bleek dus toch nog zijn nut te hebben gehad.
Ik zou die fles kunnen gebruiken in combinatie met een washandje of zakdoek, die waarschijnlijk pas na een paar dagen vervangen hoefde te worden als ik strategisch veegde.
Toegegeven, dit was niet het soort verandering dat ik ook buitenshuis zou kunnen toepassen, een extra waterfles en doekjes pasten echt niet meer in mijn handtas, en het laatste wat ik wilde was dat ik een keer per ongeluk mijn neus zou snuiten in het verkeerde vochtige doekje, maar het voldeed in ieder geval voor thuisgebruik. Dus liep ik naar de wastafel, vulde mijn fles en draaide de dop goed dicht. Toen zette ik hem op de grond naast het toilet en legde een van mijn oude, vale washandjes erop.
Provisorisch bidet: $0.
Niet slecht, dacht ik, terwijl ik naar beneden liep en een flink glas water voor mezelf vulde.
Geen anticonceptiepil meer gebruiken
Ik weet zeker dat mijn moeder blij zal zijn met mijn beslissing om de pil niet meer te gebruiken, want dat brengt mijn zwangerschap een stap dichterbij. Eigenlijk was zij degene die me aan de pil hielp, toen ik zestien was en verkering had met een jongen die drie jaar ouder was—volgens mijn moeder deed ik dat alleen maar uit rebellie, maar eigenlijk was het verre van rebels, want hij was toevallig nog minder stoer dan ik. Maar nu Mark uit beeld was verdwenen, was ik officieel single en besloot ik dat het een beetje onzinnig was om dagelijks iets in te nemen wat ik technisch gezien niet nodig had – dat gold natuurlijk niet voor koffie, maar eigenlijk had ik dat ook heel hard nodig. Bovendien was ik nu ongeveer twaalf jaar lang bezig mijn hormoonhuishouding te veranderen en het leek me tijd om mijn baarmoeder en eileiders eraan te herinneren dat ze nog wat werk te verzetten hadden.
Maar ook het milieu speelt een rol: ik lees steeds vaker over hermafrodiete kikkers en vissen die van geslacht zijn veranderd door het oestrogeengehalte in rivieren en beken. Volgens wetenschappers komt dat doordat bij vrouwen die de pil gebruiken een deel van het oestrogeen wordt opgenomen in het lichaam maar het grootste deel in niet-actieve vorm wordt uitgescheiden in urine. Als het door de wc wordt gespoeld, blijft het een tijdje in de zuiveringsinstallaties, die niet goed zijn toegerust om farmaceutische stoffen te filteren. Het wordt steeds geconcentreerder, vermengt zich met andere chemicaliën en verandert in een zwaar vervuilende stof. Uiteindelijk vindt het oestrogeen zijn weg naar een meer, vijver of een ander wateroppervlak. Daar vormen bacteriën het om tot een actief hormoon dat inwerkt op de weerloze kikkervisjes en kuit. Zelfs als je niet veel geeft om de natuur, is de gedachte dat je hapt in toastjes met oestrogeenkaviaar toch moeilijk te verteren.
En dan heb je nog de verpakkingen – meestal krijg je een strip in een kartonnen doosje, een gebruiksaanwijzing, informatiefolders en een bonnetje, en dat alles in een tasje.
Aan de andere kant is de kans dat ik zwanger word veel groter als ik geen voorbehoedmiddelgebruik als de pil. Hoewel het menselijk ras erop is gebouwd om heen te gaan en zich te vermenigvuldigen, valt niet te ontkennen dat het krijgen van een kind direct bijdraagt aan de overbevolking, die weer leidt tot nog meer schaarste en afval en meer CO²-afdrukken. En degenen zonder vaste relatie – en soms ook degenen mét – moeten ook stilstaan bij het probleem van soa’s. Als je geen condooms gebruikt en wel risico’s neemt, loop je grote kans een akelige infectie op te lopen, waarvoor je misschien de rest van je leven medicijnen moet slikken, wat ons weer terugbrengt bij de kikkervisjes met hun afwijkende chromosomen.
Veel hormonaal geladen hippies raden condooms met een laagje aloë aan, maar die worden nog steeds gemaakt van latex en individueel verpakt in plastic en folie. Als je fel tegen latex bent en je hormonen met rust wilt laten, is de enige groene optie op het gebied van voorbehoedsmiddelen een spiraaltje – een plastic staafje omhuld met koperdraad dat in de baarmoeder wordt ingebracht om te voorkomen dat embryo’s zich daar kunnen nestelen – of periodieke onthouding, wat inhoudt dat je je cyclus heel, heel goed in de gaten moet houden. Maar geen van beide methoden beschermt tegen soa’s. Dus helaas lijkt het erop dat de enige manier om honderd procent veilig, honderd procent groen en honderd procent niet zwanger te zijn, algehele onthouding is.
Hoewel ik geen relatie heb en me over dit soort zaken op dit moment helemaal niet druk hoef te maken, werd ik toch nogal somber van deze statistieken, dus besloot ik de enige persoon in mijn leven te bellen die altijd positiefis.
Meghan.
Zij stopte een paar jaar geleden met de pil, maar ik had het gevoel dat ze niet kapot was van condooms en spiraaltjes, dus vroeg ik haar welke methode zij gebruikt.
“Eh, nou…” zei ze aarzelend. “Ik weet niet of je wel echt van een methode kunt spreken.”
“Oké, wat doe je dan?” vroeg ik.
“Nou, laten we het er maar op houden dat ik eens per maand heel zenuwachtig word.”
Hmm, dat klonk weinig geruststellend. Zenuwachtigheid leidt alleen maar tot zwangerschapstesten die net zo veel verpakkingsmateriaal met zich meebrengen – en vergeet ook alle chips en tijdschriften niet die absoluut gekocht moeten worden in een treurige poging de caissière te laten denken dat die test toevallig in je hoofd opkwam. “Inderdaad, alleen een zakje chips, de nieuwste Vanity Fair en, ach, waarom geen zwangerschapstestje nu ik hier toch ben?”
Blijkbaar had Meghan ook nog geen oplossing gevonden voor het dilemma, wat zowel frustrerend als geruststellend was. Met een lange zucht concludeerde ik uiteindelijk dat ik deze hobbel te zijner tijd wel kon nemen, als ik een echt vriendje had opgeduikeld en iets had wat op een seksleven leek.
Het NIET STOREN-bordje gedurende mijn hele verblijf aan de hoteldeur laten hangen
Toen ik hoorde dat ik was toegelaten tot een cursus korte verhalen schrijven in het Banff Centre, was ik opgetogen om drie redenen: ï) het zou betekenen dat ik eindelijk af en toe een zin kon beginnen met: “Toen ik een cursus korte verhalen schrijven volgde in het Banff Centre…”, 2) in plaats van iedere ochtend bergen persberichten op mijn bureau te zien liggen, zou ik nu alleen echte bergen zien liggen, punt, 3) het zou voldoen aan al mijn groene criteria – het centrum was bezig met de procedure om het LEED-keurmerk te krijgen, de kantine serveerde zo mogelijk alleen lokale producten, de slaapkamers hadden allemaal spaarlampen en natuurlijke toiletspullen in kringloopverpakking, en de lakens en handdoeken werden alleen vervangen als je ze op de vloer of in de badkuip legde.
Maar geen van deze milieuvriendelijke pluspunten veranderde iets aan het feit dat Banff niet echt om de hoek lag – het lag in Alberta, wat betekende dat ik weer moest vliegen. Om precies te zijn betekende het een vlucht van 2706 kilometer naar Calgary, gevolgd door een busrit van 145 kilometer naar het noorden. Al maakte ik de hele reis CO²-neutraal, het kwam erop neer dat ik in dit zogenaamde groene jaar van mij tot nu toe meer heb gereisd dan sommige mensen in hun hele leven.
Toch kon ik deze kans niet aan me voorbij laten gaan alleen maar omwille van Moeder Natuur. Ik hou echt van haar, hoor, maar dit was iets wat ik heel graag wilde. Ik moest gewoon gaan, genieten van de ervaring ondanks de tol die het eiste van het milieu en mijn uiterste best doen om mijn voetafdruk zo klein mogelijk te maken.
Toen ik na aankomst mijn kamer opzocht, zag ik het NIET STOREN-bordje aan de buitenkant van de deur. Ze hadden me verteld dat er dagelijks een schoonmaakronde was, waarbij in ieder geval werd gestofzuigd en de prullenmanden werden geleegd. Dus besloot ik het bordje ook te laten hangen als ik weg was om er zeker van te zijn dat er niet onnodig werd schoongemaakt.
Tot mijn ontsteltenis ontdekte ik al snel dat de schoonmaakploeg van Banff Centre anders dan je zou verwachten voornamelijk uit knappe jongemannen bestond die wat extra geld wilden verdienen om te kunnen skiën en snowboarden. Toen ik op een ochtend mijn kamer verliet en in de gang een jongen zag die eruitzag als een topfotomodel, gekleed was in een strak poloshirt en kakibroek en een wagentje vol wc-papier en koffiefilters voor zich uit duwde, stond ik aan de grond genageld.
Ik vroeg me af of ik mijn bordje kon veranderen in NIET STOREN, TENZIJ JE BINNEN WILT KOMEN VOOR EEN DRANKJE.
Een natuurlijke zoutoplossing gebruiken in plaats van oogdruppels
Ik heb een tamelijk ernstige vorm van hooikoorts, die ieder jaar halverwege augustus begint en aanhoudt tot de eerste vorst in december. Toen ik naar de specialist ging, die een priktest deed, zei hij dat ik allergisch zou zijn als mijn huid een paar millimeter rondom de plaats van de prik rood zou worden. Ongeveer tien minuten later was mijn hele arm – van mijn pols tot mijn oksel – bedekt met een afschuwelijke, jeukende uitslag.
Nu het hooikoortsseizoen zijn hoogtij beleeft, probeer ik de symptomen te onderdrukken zonder concessies te doen op groen gebied. Dat betekent dat ik in plaats van dagelijkse medicijnen zes Pollinex-injecties neem, om de hoeveelheid verpakkingen te verminderen en te voorkomen dat er antihistaminen via mijn lichaam in de riolen en uiteindelijk de rivieren terechtkomen, dat ik een apparaatje gebruik dat netipot heet en op natuurlijke wijze mijn neusholten schoonmaakt in plaats van de hoofdpijn opwekkende neussprays met steroïden; en dat ik vanaf vandaag voor mijn ogen mijn eigen zoutoplossing gebruik in plaats van oogdruppels van Visine.
Maar toen ik na Banff terugkwam in mijn appartement, dat er meer uitzag als een slooppand, wist ik niet zo zeker of ik nog wel wilde kunnen zien.
Een week geleden had ik mijn zus gevraagd op Sophie en mijn appartement te passen. Mijn ervaring in de zomer met Justin als oppasser was zo positief dat ik besloot gewoon dezelfde lijst met instructies te printen en de rest aan Emma over te laten. Het was maar een week, dus zelfs als ze zou vergeten de planten water te geven of het gescheiden afval weg te brengen, zou dat niet zo’n ramp zijn. Bovendien had ik zojuist een nieuw groentepakket gekregen, dus er was genoeg te eten. Ik zette zelfs de koelkast weer aan om tegemoet te komen aan Emma’s behoefte aan gekoelde pinot grigio op elk uur van de dag. Ik had niets van haar gehoord toen ik weg was, dus ik nam aan dat alles goed ging.
Het was duidelijk dat ik me had vergist. Emma had geweigerd iets te eten van al het biologische, lokale voedsel dat ik had achtergelaten, en had gekozen voor bezorgmaaltijden van de Thai. Ze had een heel brood, drie pruimen, twee appels, een krop sla en een bos wortelen in de compostbak gegooid, zonder ze in stukken te breken of ze door de compost heen te scheppen. De aanblik van deze verspilling zou iedere werknemer van een voedselbank in tranen doen uitbarsten, maar de koelkast was nog erger: restjes pizza, een half broodje ham, een busje kant-en-klare slagroom, een pak niet-biologische melk, kartonnen dozen geïmporteerde wijn enzovoort. Niets biologisch, niets zonder conserveringsmiddelen – kortom, niets wat ik kon eten.
Toen las ik haar brief.
Hij had een titel.
“De verwoesting van een groen appartement”
“Dag 1,” stond er. “De steiltang werd onmiddellijk in het stopcontact gestoken, de temperatuur van de koelkast hoger gezet. Per ongeluk het licht beneden de hele nacht laten branden, MAAR de wekker uit het stopcontact getrokken toen hij om vier uur afging en ik niet wist hoe ik hem uit moest zetten. Ontbijt bij Starbucks. Kan niet koken dus kies voor een afhaalmaaltijd, wat betekent dat ik zowel de energie van het fornuis als mijn eigen energie spaar.
Dag 2: Hoop dat de compostbak van Thais eten houdt. Ik schrok me rot toen ik erin keek. Vanmiddag je Mare Jacobs-jas geleend – lenen is toch groen? De blikjes Red Buil stapelen zich op, maar ze zijn tenminste suikervrij dus ik steun in ieder geval niet de niet-lokale suikerrietproductie.
Dag 4: Het zou kunnen dat de wurmen dood zijn.
Dag 5: WIE HEEFT ER IN GODSNAAM DE ELEKTRISCHE WATERKOKER UITGEVONDEN?!? KEUKEN IN DE FIK!! SOS! MOET KAT EN MEZELF REDDEN!”
Blijkbaar dacht Emma dat mijn waterkoker op het fornuis moest—ondanks de stekker die tamelijk goed zichtbaar aan de onderkant hangt – en had ze hem op een dag op het vuur gezet om instant-kimchi te maken, waarna ze naar de badkamer was gegaan om daar urenlang god mag weten wat te doen.
Uiteindelijk vatte de waterkoker vlam en begon te smelten. Het hele fornuis raakte bedekt met een laag gesmolten plastic en de rook maakte roetvlekken op het plafond.
Maar dat was nog maar het begin.
Omdat ze mijn groene gewoonte om urine niet door te spoelen in ere wilde houden, spoelde Emma ook niet meer door als ze had geplast. Het probleem is dat mijn zus, zoals ik al eerder zei alleen koffie en alcohol drinkt en maar ongeveer eens in de vier dagen een grote boodschap doet. Dat had tot gevolg dat er nu een zeer krachtige poel urine in de wc lag te gisten.
Kort na het waterkokerincident ging Emma weer naar de badkamer en Sophie, die misschien genoeg had van de chaos beneden, volgde haar. Om wat voor reden dan ook sprong de kat vervolgens op de wc en viel erin, waardoor ze van kop tot staart doordrenkt raakte met geconcentreerde pis. Natuurlijk raakte ze daarvan in paniek, dus ze begon als een dolle door het appartement te rennen, met mijn zus achter zich aan, waardoor ze natuurlijk alleen maar nog harder ging rennen. En overal liet ze een nat, stinkend spoor achter.
Op dat moment gaf Emma er officieel de brui aan en ging ze naar het huisje van haar broer om daar het weekend door te brengen.
Ik sloeg om naar de laatste bladzijde van de brief en zag dat haar ronde, bolle handschrift opeens overging in het hoekige doktershandschrift van mijn moeder.
“Ik neem de boel over,” stond er.
Godzijdank, dacht ik.
Maar door de staat van mijn appartement wist ik dat er ook iets moet zijn misgegaan toen mijn moeder hier was, want het was alleen voor het oog netjes, terwijl ze meestal iedere hoek van ieder huis brandschoon houdt.
Mam zei dat ze het plafond een klein beetje schoon had kunnen maken en dat ze alle rottende groenten had weggegooid (Emma had de vuilstortkoker niet kunnen vinden). Dat was mooi, maar ik had al gezien dat deze brief vijf bladzijden besloeg, dus ik hield mijn adem in en bereidde me voor op een nieuw niet-groen hoofdstuk in het oppas-epos.
De volgende pagina begon met een klacht over het feit dat ik geen kabel had, waardoor mijn moeder haar vrije tijd moest doorbrengen met het bekijken van fotoalbums en – o, schrik! – een boek lezen. Misschien kwam het door de inspanning van het turen naar woorden op een bladzijde in plaats van naar beelden op een scherm, misschien had ze last van ontwenningsverschijnselen doordat ze was afgesneden van de populaire cultuur of, dat was het waarschijnlijkst, de stress van het schoonmaken van de chaos die mijn zus had aangericht, was haar te veel geworden – in ieder geval voelde mijn moeder tegen de tijd dat ze naar bed ging de eerste steken van een migraine.
Ze kon niet slapen, dus besloot ze op te staan en naar beneden te gaan, waar haar handtas stond met een flesje ibuprofen. Omdat ze mijn groene regels wilde naleven en zo min mogelijk elektriciteit wilde gebruiken, liet ze de lichten uit.
Helaas had dat tot gevolg dat ze niet de trap afliep, maar viel.
En haar ribben brak.
Op dat moment ging mijn woede over het feit dat Emma al mijn groene instructies had genegeerd en bijna mijn appartement in brand had gestoken, over in medelijden met mijn moeder en een overweldigend schuldgevoel dat ik ze allebei hierin had meegesleept. Wat had ik me in mijn hoofd gehaald? Waarom drong ik deze levensstijl op aan anderen en vermoordde ik bijna mijn eigen familie alleen maar om een paar kilowatt elektriciteit te besparen.
“Hoge dosis pijnstillers helpt niet,” ging mijn moeder verder.
“Lig de hele dag op de bank. Kan niet bewegen. Moet een nieuwe waterkoker kopen, maar ben aan huis gebonden. Croissants van Clafouti niet indrukwekkend.”
Typisch mijn moeder – vieze croissants zijn net zo belangrijk als gebroken ribben.
“Moet mijn make-upverwijderaar halen. Sophie durft niet meer naar beneden te komen. Wat doe ik hier? Kan de suiker voor de koffie niet vinden. O nee, de koffie moet gemalen worden. Wacht, koffiemolen gevonden. O, en suiker staat op het aanrecht. Nu zitten er grote klonten in de koffie. Denk er op dit moment sterk over wijn te drinken voor het ontbijt. O nee – suiker is zout!!! Ik wil Starbucks! Het is me gelukt het huis uit te komen,” ging de brief verder. “Veel drukte op straat. Demonstratie tegen auto’s. Muziek, dansende mensen, mensen die hun haar lieten knippen. Voel me beter maar kan nog steeds niet bukken of slapen.”
Een maand later was de ribbenkast van mijn moeder genezen en wist mijn zus hoe ze een elektrische waterkoker moest herkennen. En ik had een les geleerd: door één groene verandering per dag door te voeren, had ik geleidelijk kunnen wennen aan een milieuvriendelijke manier van leven en ik kon niet verwachten dat iemand in één keer die overgang kon maken. Steeds meer mensen vragen me welke veranderingen ik belangrijk vind, maar vanaf nu wacht ik even voordat ik antwoord geef en neem ik de tijd om na te denken over hoe hun dagelijks leven eruitziet, waar zij wonen en wat zij belangrijk vinden – want hoewel ik zelf begon te ontdekken dat ik eigenlijk helemaal geen koelkast nodig had, ben ik me ervan bewust dat niet iedereen raad weet met vazen vol wortels en hennepmelk op kamertemperatuur.
Ijs uit een hoorntje eten in plaats vanuit een bekertje
Ik dacht dat schrijven over Jake Gyllenhaal de beste manier was om meer hits op mijn blog te krijgen – tjonge, wat een vergissing. Er blijkt een ander onderwerp te zijn dat gegarandeerd goed is voor tweemaal zo veel hits als Jake, en dat onderwerp is menstruatie. Het is bizar – ik bedoel, het lijkt wel alsof er alleen vrouwen rondhangen in de bloggosfeer, en dan ook nog vrouwen die erg goed in contact staan met hun lichaam en graag praten over hoe goed ze in contact staan met hun lichaam.
Dit bleek gisteren, toen mijn stukje over het gebruik van Lunapads, herbruikbaar maandverband van katoen, meer dan veertig reacties opleverde, waarvan een groot aantal ging over onderwerpen als hoe je ze in de gootsteen of een emmer moest wassen en of je met het bloederige water naderhand je planten kon begieten enzovoort. Alles werd in geuren en kleuren uit de doeken gedaan, zodat ik mijn zelfgemaakte lunch niet meer door mijn keel kreeg.
Hier is echter een grappig verhaal over de Lunapads: ik had ze zelf al gekocht, maar het bedrijf dat ze maakt ontdekte mijn blog en besloot me er gratis een paar toe te sturen. Ze vroegen mijn adres en ik besloot het adres van de National Post te gebruiken. Op de dag dat ze werden bezorgd, was ik niet op kantoor, maar mijn chef wel. Ben had voor die avond een eetafspraak gemaakt met Kelly, een verslaggever die bij ons had gewerkt en die in Toronto was voor een bliksembezoek aan zijn oude vrienden. Ben besloot een soort welkom-terugcadeautje mee te nemen en graaide in de berg met promotiegeschenken van de Kunst & Lifestyle-afdeling. Er zat niet veel tussen, dus richtte hij zich in zijn wanhoop op mijn bureau op zoek naar postpakketjes die eruitzagen alsof ze gevuld waren met presentjes. Hij pakte de enveloppe met Lunapads, nam hem mee naar de Franse bistro en keek met lichte afschuw toe toen Kelly het pakketje opende boven zijn gekonfijte eend.
Kelly sloeg het cadeau beleefd af en gaf het terug aan Ben, die het uiteindelijk teruggaf aan mij. Ik besloot het op mijn blog als prijs uit te loven aan degene die een originele groene verandering voor me verzon. Het grootste deel van mijn missie zat er inmiddels op, de ideeën raakten uitgeput en er was niets milieuonvriendelijks aan om anderen met omkoping zover te krijgen dat ze mijn creatieve werk deden.
Ik maakte er echter geen officiële wedstrijd van, maar schreef alleen onder aan mijn stukje dat degene die mij een goed idee kon leveren voor een nieuwe groene verandering, een heleboel Lunapads zou winnen, evenals een onderbroek van biologisch katoen (medium).
De eerste die reageerde was een man, wat ik een beetje vreemd vond. Hij heette Mark (niet de Mark die ik kende – ik heb het mailadres gecontroleerd) en dit was zijn groene idee: “Wat dacht je ervan om je mannelijke gasten in de wastafel te laten plassen. Bespaart een hoop water en levert ook een siddering van plezierig schuldgevoel op, vooral als er veel gastenzeepjes en kleine handdoekjes in de buurt zijn. Als we de instorting van de olieproductie met enige waardigheid willen overleven, zullen we toch meer moeten wennen aan onze lichaamssappen.”
Het volgende commentaar was van Meghan: “Als je gasten in je wastafel gaan plassen, kom ik nooit meer bij je over de vloer.”
Dit is werkelijk het smerigste idee dat ik ooit heb gehoord. Plassen in de douche, misschien, maar in de wastafel? Ik weet dat urine steriel is, maar ik heb toch liever geen spetters op mijn spiegel en tandenborstel.
Mijn zus Emma was de volgende die een commentaar achterliet, ze was er niet op uit om me te helpen met een groene verandering, maar meer om haar afschuw te uiten over mijn beslissing om over te stappen op herbruikbaar maandverband. “Ben ik wel familie van jou?” schreef ze.
Daarna volgde er een stroom reacties met suggesties voor veranderingen die ik al had doorgevoerd en waar ik dus weinig aan had, en een bizar idee van een vrouw die Liberty heette en zei dat ik mijn eigen graan zou kunnen malen.
Maar bijna onderaan fonkelde een groen juweeltje van lezeres Laura W. Die schreef: “Dit gaat minder ver dan de andere suggesties” – alleen dat sprak me al aan – “maar ik heb de hele zomer ijs gekocht in een hoorntje zodat ik geen bekertje en lepeltje nodig had.”
Het was simpel. Het was lief. Het verdiende de prijs. Tot nu toe had ik me niet eens gerealiseerd hoe ingenieus het concept van ijs in een hoorntje is. Ze zouden meer etenswaren in eetbare bakjes moeten doen. Het broodje is waarschijnlijk het beste en veelzijdigste voorbeeld, misschien samen met soep in een kom van brood, maar ik ben ervan overtuigd dat dat maar het topje van de ijsberg is. Er moeten toch meer mogelijkheden zijn om uit te werken, zoals koffie in een muffin, wijn in een glas van kaas of, misschien plausibeler, melk in een beker van koek.
Ik mailde Laura om haar te bedanken en verstuurde de Lunapads. Pas toen besefte ik hoe vreemd deze transactie was: jij geeft mij een groen idee, ik stuur jou maandverband.