Urbi et Orbi

Urbi et Orbi, lopen door een groot bos. In de verte nadert een man met een hond. Orbi kent de hond. Hij beseft dat het beest vals is. Orbi gaat er daarop vandoor, de hond achtervolgt hem en grijpt zich vast in Orbi…

De man begroet Urbi en vraagt om toiletpapier.

“Toiletpapier,” zegt Urbi, “wat moet ik midden in het bos met toiletpapier?”

“Nou,” zegt de man, “ik heb nogal een sterke drang en ik heb geen papier bij mij.”

“Heeft u dan ook niets anders bij u, een zakdoek of zo? Of een tissue?” zegt Urbi.

“Nee,” zegt de man, “alleen een briefje van honderd. Maar daar begin je zo weinig mee.”

“Ik kan wel wisselen,” zegt Urbi.

Dat klinkt hoopgevend. Urbi vraagt zelfs hoe de man het gewisseld wil hebben.

“Nou,” zegt de man, “als ik het voor het zeggen heb: Twintig briefjes van vijf, dat lijkt mij het meest praktisch.”

“Ho, ho, ho,” zegt Urbi, “twintig briefjes van vijf. Nee, ik kan u wel helpen aan drie van vijfentwintig, vier van vijf en twee rijksdaalders.”

De rijksdaalders mag Urbi houden. In de tussentijd maakt Orbi angstige momenten door met de hond.

“Hij is braaf, hij is braaf,” roept hij aldoor.

“Gek,” denkt de hond, “hoe harder ik hem bijt, hoe braver hij me vindt.”

En niet eens zo zeer omdat hij vals is, maar omdat hij denkt Orbi een plezier te doen, bijt hij zo hard hij kan.

De man is met Urbi wat dieper het bos ingelopen op zoek naar een rustige plek. “Kijk,” zegt de man wijzend op een kleine zandverstuiving, “daar kan ik mooi m’n gang gaan.”

Bij het zien van al dat zand flitst het in een keer door Urbi heen: “Verrek, daar had ik vorige week mooi wit zand vandaan kunnen halen.”

Maar ja, van de andere kant, wat moest hij met wit zand?

“Laat u mij even alleen?” zegt de man.

“Tuurlijk,” zegt Urbi en terwijl Urbi terugloopt bekijkt hij het briefje van honderd dat hij zojuist heeft ontvangen. Een vermoeden dat het briefje vals is bijt hem. Bijt hem? Orbi, Orbi zit nog steeds met die hond opgescheept! Urbi treft Orbi die nog steeds “Hij is braaf, hij is braaf!” roept zwaar gewond aan.

“Af, lelijke rothond!”

“Goddank,” denkt de hond, “die Orbi wist van geen ophouden.”

“Orbi, we zijn eringeluisd!” fluistert Urbi.

“Het is een onsje meer, mag dat?” antwoordt Orbi die door de emoties de juiste woorden niet kan vinden.

In de tussentijd trekt de man zijn broek weer op.

“Ziezo,” zegt de boef. – De man is een boef. – “Die wisseltruc is prima gelukt, alleen…” Een beetje beteuterd kijkt hij naar het geld dat behoorlijk bevuild op de grond ligt. Tsjonge, tsjonge, wat had hij huisgehouden! Achteraf bezien had hij de rijksdaalders ook wel kunnen gebruiken. Wat moest hij nou met dat zo begeerlijke maar bevuilde geld? “Ach wat,” zegt de man resoluut, “geld stinkt niet” en stopt de buit in zijn portemonnaie.