Een lied over schaatsen.
Op een ijsbaan schaatst men altijd linksom. Niemand weet precies waarom, dat is in de loop der jaren zo gegroeid, maar op een ijsbaan schaatst men altijd linksom. Nu is er echter in het dorpje waar mijn vrouw vandaan komt een ijsbaan waar men net de andere kant op schaatst. Zo heb ik mijn vrouw ook ontmoet.
Nu is er in Friesland een tocht waarbij men noch links noch rechtsom schaatst, maar 200 kilometer rechtuit, dat heet de elfstedentocht. Ik heb er een lied over en het is natuurlijk een overbekend feit dat het succes van een lied afhankelijk is van de gradatie ellende. Zit er te weinig ellende in een lied, dan slaat het niet aan.
Zit er te veel ellende in, dan zegt men: “Ja, dat vind ik zo’n eigenaardig liedje, dat zegt mij niets.”
Dat wil ik hier uitproberen.
In het eerste couplet van ‘De Elfstedentocht’ gebeurt niets ellendigs, u zult zien, er valt niks amusants te beleven. Vervolgens voer ik per couplet de ellende iets op. Net zo lang tot ik aan de hand van uw reaktie de juiste gradatie heb bepaald, om volgend jaar in Finland van een succesvol songfestival-liedje te kunnen spreken. Nu zult u zeggen: “Goh, maar wij zijn toch geen songfestival-publiek!” Nee, maar het verschil tussen een literair publiek en een songfestivalpubliek is ook weer niet zo groot. Het voornaamste verschil is dat een literair publiek zichzelf wat overschat.
In het eerste couplet van ‘De Elfstedentocht’ gebeurt niets ellendigs, u zult zien, er valt niets te lachen:
Steeds weer als er vorst is,
denkt de Fries: vorst
en controleert het water
op de dikte van de korst.
Koorts in elf steden:
Kan de tocht gereden?
Het antwoord komt vanzelf
van de raad van elf.
De elfstedentocht
zo verknocht
aan Berenburg, Berenburg.
Zie, dit was echt zo’n couplet waarvan je zegt: “Ja, wat moet ik daarmee? Daarvoor blijf ik niet thuis.”
Wij voeren dan vervolgens de ellende iets op. Niet te veel, een half toontje, en waarschijnlijk ook nog niet zodanig dat u zegt: “Goh, wat ben ik mij aan het amuseren!”
Opa Nauta heeft
de tocht ooit eens gemaakt
in alleen een onderbroek
en verder poedelnaakt.
Ben speciaal vertrokken, kleumde hij
want ik ben al oud
in een lange onderbroek
en nog heb ik het koud.
De elfstedentocht
in de bocht
met Berenburg, Berenburg.
Ook nog niet echt dat je zegt: geweldig.
Tjibbe, Sjoerd en Wibbe
die zouden het wel rooien.
Tjibbe, Sjoerd en Wibbe
die zaten mooi te klooien.
Zijn in een wak gereden,
volledig overleden.
Zo heb je ‘t over Friezen,
zo heb je ‘t over dooien.
De elfstedentocht…
Ziet u wel. Het verschil tussen het ene publiek en het andere publiek is echt niet zó groot. En nu vermoed ik dus dat dit de juiste gradatie is om volgend jaar in Finland van een succesvol songfestival-liedje te kunnen spreken. Maar je weet natuurlijk maar nooit. Wie weet schuilt er wel een enorme klapper in dit werkje.
Dus laten wij voor alle zekerheid de ellende nog eenmaal iets opvoeren. Niet te veel, een half toontje. Op het gevaar af dat u zegt: “Ja, vind ik toch jammer, dat hij dat doet, had voor mij niet gehoeven.”
Maar ja, schrijven is schrappen, houd ik wel rekening mee.
Voeren wij dus voor de laatste maal de ellende nog iets op.
Over dooi gesproken:
in wereldoorlog twee
werd hij vaak verreden,
het weer zat vrees’lijk mee.
Een koude oorlog,
dat is waar,
drie schaatsers vroren dood.
Was toen niet zo’n bezwaar:
het ging van de grote hoop.
De elfstedentocht
o wat bocht…
is Berenburg.
Ja, dit is dan zo’n couplet waarvan je zegt: “Had voor mij niet gehoeven.”
Zo’n couplet waarvan je al gauw zegt: “Goh, dat heeft zo’n jongen toch niet nodig.”
Weet ik dat, houd ik daar rekening mee. Schrijven is schrappen en zo schrijven wij dus onze liedjes.