Ik was een tijd geleden behoorlijk anaal gefixeerd. Het is een periode in m’n leven geweest, waarvoor ik me nu hartelijk schaam, maar het is toch wel nodig, dat ik haar even behandel. ‘t Is misschien een wat rauw begin maar als ik het nou meteen doe, dan bent u er ook het snelst van af.
Ik ben degene geweest die de oorzaak was van de later zo berucht geworden ‘vinger-in-de-bips-plaag.’
Op drukke zaterdagmiddagen liep ik door de winkel- centra van de steden op zoek naar grote bipsen, kleine bipsen, dikke bipsen, dunne bipsen, en overal werd ik gevreesd als ‘De Vinger’! En wat was ik daar trots op! O, wat was ik er trots op dat ik de beruchte ‘Vinger’ was! Tot het volgende gebeurde: De opvolger van goeroe Bagh-one, goeroe Bagh-two, was gespecialiseerd in anale ademhaling. Ook bij hem heb ik een vinger in de bips gestopt en hij is gestikt. Mijn schuld. Sindsdien word ik gezocht.
Ik ben zo laf geweest om mij al die tijd schuil te houden tot een paar dagen terug; twee dagen geleden loop ik door het winkelcentrum van Aadorp, komt er een hele horde mensen op mij af, want een vrouw blijkt mij te hebben herkend en die vrouw schreeuwt:: “Hé, daar is die viezerik! Dat is De Vinger! Griept ‘m, griept ‘m!” Ik moest maken dat ik wegkwam. Kom ik gelukkig mijn buurvrouw tegen die net de auto stond te parkeren bij ‘t winkelcentrum. Ik zeg: “Goh, buurvrouw, niet om ‘t een of ander, maar ze zitten mij achterna, is het goed dat ik uw auto even leen?”
“Ja, maar kijk er wel een beetje mee uit, want het beestje heeft nogal kuren.”
“Zo buurvrouw, heeft de auto nogal kuren? Wat dan?”
“Nou, hij slaat nogal gauw af.”
“O, dat is lastig, want ik moet rechtdoor.”
“Dat went zo!”
Gelukkig heb ik al vaker in die auto van de buurvrouw gezeten. Prima autootje, ken het beestje door en door. Gelukkig wel, anders had die menigte mij nog te pakken gekregen ook. ‘t Is een prima autootje, motor loopt als een naaimachientje, maar voor de rest mankeert er niets aan. Afijn, ik zit zo een tijdje in de auto van de buurvrouw, ik kijk eens achterom naar de menigte, ik zet hem in z’n twee, ik zet hem in z’n drie, ‘k zwaai nog een keer naar de menigte, ik zet hem in z’n vier en ik start ‘m. Zet hem in z’n twee, zet hem in z’n drie, doe de handrem d’r af, ik zet hem in z’n vier. Afijn, ik rijd zo ‘n tijdje in de auto van de buurvrouw, hoor ik na een poosje een heel eigenaardig bericht over de radio:
“Wij onderbreken dit programma voor een extra politiebericht. Zojuist is de al jaren voortvluchtige misdadiger ‘De Vinger’ gesignaleerd. Hij is voor het laatst gezien in de omgeving van Aadorp in een auto van de buurvrouw. Al het autoverkeer rondom Aadorp wordt systematisch onderzocht. ‘De Vinger’ zal zo spoedig gevonden moeten worden, temeer daar de politie van de dader vingerafdrukken in overvloed heeft.”
Terwijl ik dat zo hoor, zie ik langs de kant van de weg een politieagent op rolschaatsen, die een shagje staat te draaien. Terwijl ik langs hem rijd, likt de agent aan z’n shagje en hij kijkt me aan zo van: “Hé.”
Ik denk: ik ben d’r bij! Ik denk: ik ben d’r als de kippen bij! En jawel, hoor, de agent geeft mij het stopteken. Afijn, ik stop, zegt die agent: “Heeft u misschien een vuurtje voor mij?”
“Goh, jawel.”
‘k Geef hem een vuurtje.
“Weertje, hè!” zegt hij.
“Ja, lekker schaatsweertje.”
“Nog zo’n uurtje of twee en dan zit het er weer op voor vandaag.”
“Zo, kijk ‘s aan.”
Ik denk, wat een rare kerel. Ik zeg: “Zoudt u mij niet eens vragen of ik wel een rijbewijs heb?”
“Hoe bedoelt u dat?”
“Gewoon, vragen of ik wel een rijbewijs heb.”
“Heeft u een rijbewijs?”
“Nee, hoezo?”
“Tja, dan zal ik u een fikse bekeuring moeten geven!”
“Daar was ik al bang voor!”
En terwijl de agent mij mijn bekeuring uitschrijft, zegt ie: “En zoudt u mij niet eens vragen waarom ik op rolschaatsen rijd?”
“Ik zou niet weten waarom.”
“U kunt mij toch wel even vragen waarom ik op rolschaatsen rij!”
“Ik zou niet weten waarom.”
“Moet u ‘s luisteren,” zegt ie, “wat is dat nou voor moeite om mij even te vragen…?”
“Volgens mij bent u hartstikke gek.”
“Zeg dat nog eens.”
“U bent hartstikke gek!”
“Die bekeuring,” zegt ie, terwijl hij de bon aan stukken scheurt, “daar kunt u naar fluiten!”
Ik denk, snotdomme, eerst dat gedonder met dat politiebericht en nou gaat me die bekeuring ook nog aan mijn neus voorbij! Maar goed, ik wil verder rijden, denk ik in een keer: stom, verder rijden, ik kan veel beter de auto aan de kant zetten en gaan lopen in verband met het politiebericht. Dus ik doe dat, is maar goed ook dat ik ben gaan lopen want nog geen tweehonderd meter verder staan er langs de kant van de weg twee agenten in burger. Ik wist dat het agenten in burger waren, want ze hadden geen uniform aan. Afijn, ik loop naar die lui toe en zeg: “Eh, zoekt u iemand?” Een beetje jennen, hè!
“Zoekt u iemand?”
En zij heel interessant doend: “Ja, wij zoeken iemand.”
“Kijk ‘s aan, mag ik ook weten wie?”
“Ja, wij zoeken De Vinger. Kent u die?”
“Die ken ik heel goed zelfs.”
Uitlokken, hè, uitlokken!
“Die ken ik heel goed.”
“Zo, dat treft. Weet u waar die woont?”
“Ja, kom maar mee!”
Wij met z’n drieën naar mijn huis, komen bij mijn huis, ik bel aan, er doet geen mens open, wat heel vreemd is, want normaal gesproken ben ik om die tijd altijd thuis. Ik zeg: “Doe maar kalm aan! Ik loop wel even achterom.”
Dus ik loop achterom, ga bij mezelf de keuken in, sta ik in de keuken, hoor ik de bel, ga naar de voordeur, doe open, wat denk je? Politie! Dus, ik smijt die deur weer dicht. Heeft een van die agenten zijn rolschaatsen ertussen gezet, grijpt me in de kraag, ik krijg de vingerboeien om en word meegenomen naar het bureau.
Vanuit mijn cel neem ik u even mee terug in de tijd. De wat ouderen onder ons zullen zich het nog wel herinneren: 1619. Tachtigjarige oorlog, Spanjaarden, Alpha, Maurits stadhouder, een kleine wapenstilstand, kortom de tijd van: