Vader

Mijn vader komt de laatste tijd ook hoe langer hoe vaker naar me toe en dan zegt hij: “Ik weet nog wel iets leuks voor je show. Moet je gebruiken in je programma. Ik heb er laatst van gedroomd. Ik droomde dat mijn vader naar me toe kwam en zei: ‘Ik weet nog iets leuks voor je show. Moet je gebruiken in je programma.’

Hij zegt: ‘Mag ik een hand van jou?’ Dus ik geef hem een hand, hakt hij mijn hand eraf. ‘Snap je hem?’ zegt ie, ‘snap je hem? Ik zeg: ‘Mag ik een hand van jou?’ Jij zegt ‘ja’, dus ik néém jouw hand. Vind je hem leuk,’ zegt ie, ‘vind je hem leuk?’ Ik kijk zo naar mijn stompje en zeg: ‘Nou, ik vind hem niet zo sterk.’

Hij zegt: ‘Nee? Dat moet je gebruiken in je programma. Dat vinden de mensen mooi. Die domme dingen, dat vinden ze mooi.’

Ik zeg: ‘Nou, ik hoop wel, dat je me met die domme dingen even naar het ziekenhuis brengt.’

‘Tuurlijk,’ zegt hij, dus hij pakt mijn hand, stopt die in zijn jasje en wij naar het ziekenhuis. Komen wij bij het ziekenhuis, zegt de dokter tegen mij: ‘Hé, ben jij niet die grappenmaker?’

‘Ja,’ zegt mijn vader, ‘en ik ben zijn vader.’

‘Leuk,’ zegt de dokter, ‘dat grappige van hem, heeft u dat nou ook?’

‘Nou,’ zegt mijn vader, ‘ik heb er wel een handje van.’”