Het zit in beschuitjes met muisjes,
als ooievaar zich heeft gemeld.
Het zit in de oma die ‘s-ochtends
door kleindochter wordt opgebeld.
Geluk zit in heel kleine dingen:
een weekend aan zee met z’n twee,
een liedje dat staat in een bundel,
en ook nog es op een elpee.
De moordenaar, wiens executie
een weekje nog werd uitgesteld.
Geluk is een weerloos oud vrouwtje
alleen op straat met een bom geld.
Geluk zit in heel kleine dingen:
positief staan op de bank,
de moeder, die kraaiend en lachend
haar alimentatie ontvangt.
Het leven is een automobiel,
wij allen zijn een deel van het wiel,
liefde is een bouwvakkerstas,
vreugde de waterpas.
Geluk dat is een klauwhamerkop,
je grijpt zijn steel en timmert erop,
maar als de kop er wat losjes op zit,
dan klapt het geluk op ‘t gebit.
Een meisje dat denkt ik word moeder
en daardoor geheel is ontsteld,
maar opgelucht merkt op een ochtend,
ze had zich gewoonweg verteld.
Geluk zit in heel kleine dingen:
Een dammer, die fijn heeft gedamd,
of een jongetje, dat door zijn vader
nog nooit in elkaar is geramd.
Het leven is een keihard bestaan,
toch is het ooit nog uit liefde ontstaan,
maar vaak was dat niet meer dan ma uit haar sas,
vanwege weer extra was.
Geluk dat was die fiets die je kreeg
en als jarig jobje besteeg,
en gleden je voetjes eraf per abuis,
dan trok het geluk door je kruis.