Nu

De doktoren hebben de diagnose gesteld dat mama manisch depressief is.

Ze zegt: ‘We zijn allemaal gek,’ en voegt daar dan glimlachend aan toe: ‘Maar ik ben de enige met een certificaat om het te staven.’

Ze is opgenomen in wat zij ‘het gekkenhuis’ noemt, in Harare, na een bijzonder manische fase waarin ze onder meer probeerde haar hoogbejaarde vader tot koning van Schotland te laten kronen.

Ze had een plan uitgebroed om haggis te verkopen aan Zambianen en tien pond van het spul langs de Zambiaanse douane gesmokkeld toen ze terugkwam van haar Kroon-Pa-tot-Koning-campagne in Schotland.

De vogels begonnen tegen haar te praten. En ze luisterde naar hun advies.

Ze ging haar best doen om bij het ontbijt al dronken te zijn, zodat de stemmen, de herrie, het geroezemoes in haar hoofd niet zo luid waren.

Ze vergat in bad te gaan, schone kleren aan te trekken of de honden uit te laten.

Toen werd ze op een avond op Leopards Hill Road aangetroffen door een aardig Zambiaans echtpaar uit de middenklasse. Ze liep van huis weg, vertelde ze hun. Papa lag in Oribi Ridge met alle honden in bed en besefte pas dat ze verdwenen was toen de buurtwachten verschenen in hun pick-up met knetterende radio’s met zend- en ontvangstinrichting, om papa te vertellen dat mama het laatst was gesignaleerd bij een aardig Zambiaans echtpaar en te vragen wat hij eraan wilde doen.

Het aardige Zambiaanse echtpaar had mama in de auto meegenomen naar hun huis waar ze haar zover probeerden te krijgen te vertellen wie ze was en wat ze deed. Maar mama wilde niet praten. Ze maakten een kop thee voor haar en namen via de radio contact op met de buurtwachten, en terwijl ze afgeleid waren door het contact via de radio, rende mama de achterdeur uit, klom hun schutting over en bleef rennen.

Ze rende naar de kleine privé-kliniek waarvan ze zich herinnerde dat de zusters aardig waren geweest toen ze daar een jaar tevoren was opgenomen voor een spoedoperatie aan haar maag. Ze bonkte schreeuwend op de poort totdat de bewaker wakker werd. ‘Laat me binnen,’ riep ze huilend. ‘Laat me in godsnaam binnen.’

De bewaker opende voorzichtig de poort. Hij tuurde argwanend om het hoekje.

‘Ah, maar mevrouw…’

Maar mama stormde langs de bewaker de binnenplaats op en de kliniek in, waar ze de nachtzuster verraste. ‘Alstublieft,’ smeekte ze, snikkend van de inspanning die het haar had gekost om in het donker achttien kilometer te rennen op schoenen die daar niet geschikt voor waren, ‘alstublieft, u moet me helpen.’

De zuster was verbijsterd.

‘Ikheb gewoon behoefte aan slaap,’ zei mama. ‘Breng me in slaap.’

Mama heeft bijna twee jaar lang op en af –  meestal op –  geslapen. Uitgeput van het leven.

Papa bracht haar naar het gekkenhuis in Harare, de grens over bij Chirundu, waar ze nu minder dan ooit op haar pasfoto leek.

Ze gaven haar zoveel medicijnen dat ze geplet als een vochtige handdoek op de lakens van haar bed lag. Nauwelijks in staat om te spreken. Niet in staat, voor het eerst in haar belezen leven, om een boek op te tillen.

‘Het was niet zo heel erg. Ik was er eigenlijk niet,’ zegt mama. ‘Ik was gewoon een beetje aan het zweven. Zonder iets te voelen. Het was niet goed, het was niet slecht. Het was eigenlijk helemaal niets. Telkens wanneer er iets als een gevoel naar het oppervlak zweefde, gaven ze me meer medicijnen en dan ging dat gevoel weg en merkte ik dat ik heel zwaar en plat werd…Ik heb het grootste deel van de tijd gewoon geslapen.’

Toen verschafte een medepatiënt zich op een ochtend toegang tot mama’s kamer, ging op haar bed staan, trok zijn piemel tevoorschijn en piste op haar. Mama was te zwak om te reageren. Ze probeerde te schreeuwen.

‘Ik zou die vervloekte kerel bewusteloos hebben geslagen,’ zegt mama. Maar haar armen, benen en stem weigerden dienst.

‘Toen wist ik dat dit het enige was wat erger was dan gek zijn: zo te zijn als dit…als een vleesklomp.’

Mama en papa hebben nu een visboerderij aan de Neder-Zambezi. Na mama’s grote Zenuwinzinking hebben ze een paar jaar in een hut met strodak gewoond. Hun eetkamer was een tafel onder een boom. Hun keuken was een houtvuur onder een andere boom. Het bad was een zinken kuip onder de sterren, omgeven door een grashek. Ik kon vanuit mijn kuip omhoog kijken naar de zwarte, diepe, met zilveren sterren bespikkelde hemel. Het toilet was een belachelijk smal gat in de grond, een latrine met een omvang waar ik bezwaar tegen maakte toen ik uit Amerika op bezoek kwam.

Papa zei: ‘We maken hier geen latrines met de omvang van een verlengde limousine. Wij Afrikanen hebben geen gaten nodig van super formaat.’

Ze verdelen hun tijd tussen de hut op Oribi Ridge en de boerderij in Chirundu. Zodra hun nieuwe huis klaar is, zullen ze permanent in Chirundu gaan wonen. Hun naaste Europese buren zijn een paar Italiaanse nonnen die een ziekenhuis runnen voor inheemse dorpelingen, en een gezin dat een vissersherberg runt. De inheemse dorpelingen hebben van oudsher de kost verdiend met het stropen van wild, het vissen in de gevaarlijk krokodilrijke wateren en het omhakken van traaggroeiende hardhoutbomen om houtskool te maken dat ze in Lusaka verkopen. Chirundu is een van de minst gezonde, meest door malaria geteisterde, heetste, onaangenaamste plekken van Zambia. Maar het is, zoals papa zegt: ‘Ver van het mensengedrang.’

‘Want niemand staat te dringen om daar te gaan wonen,’ merk ik op.

‘Zo is het.’ Papa zwijgt even om aan zijn pijp te frummelen. ‘Maar wij hebben nijlpaarden in de tuin.’

Alsof dat opweegt tegen de dikke wolken muskieten, de isolatie, de ondraaglijke, doodslaande hitte en het gebrek aan regen.

Mama neemt nu elke dag één wit pilletje in. Ze zegt: ‘Het is net voldoende om mijn geest rustig te houden, maar ook weer niet zoveel om me te vloeren.’

Ze vertelt haar verhalen meer dan één keer. Men heeft gezegd dat dat een bijwerking zou zijn.

Ik zeg: ‘Je hebt je verhalen altijd meer dan één keer verteld.’

Ze heeft zes meter koperdraad aan de bomen gehangen dat aan een kortegolfradio bevestigd is. Ze houdt zich bezig met lezen, een tuin aanplanten, naar de radio luisteren, tegen de honden praten, de lunch regelen en een poging om een briefte schrijven, alles tegelijkertijd.

Vanessa heeft haar eerste man verlaten, is hertrouwd en woont nu een paar uur van mama en papa vandaan in een huis dat schertsend ‘het rotspaleis’ wordt genoemd. Een prachtige, fantasievolle nederzetting die door slangen wordt gefrequenteerd. Ze is net bevallen van haar vierde kind.

Een brief aan mij in Amerika, van mama in Zambia, gedateerd 12 december 2000, luidt gedeeltelijk als volgt:

Wanneer we water krijgen, ga ik als een bezetene in de tuin en met het gazon aan de slag. Ik blijf maar bomen planten, waar het personeel een hekel aan heeft omdat ze water uit een bron moeten halen om ze water te geven, en die beestachtige Mevrouw kruipt van plant tot plant en van vogelvoederplank tot vogelbad zodra ik uit Oribi Ridge terugkom – de vogels daar zijn prachtig! Ons huis schiet al op – zitkamer doodgewoon, hoog rechthoekig – heeft een plafond nodig wanneer we het ons kunnen veroorloven, en leien, tegels – wat dan ook – voor de vloer, die nog steeds uit cement bestaat. Slaapkamermuren opgetrokken – zo’n vreemde vorm – papa wilde per se een afwijkende vorm en tekende met een stok op de grond iets uit – toen zei de aannemer: ‘‘Hoe zetten we daar het dak op?’ en Bwana wist het niet – maar Mevrouw kwam natuurlijk met een briljant idee op de proppen – maar laten we eerst eens zien of het werkt.

Huis met strodak lekt, had laag plafond van zwarte zaaibedplaten die uitzakten en waarin razende hagedissen verstrikt raakten die alleen maar gered konden worden wanneer Mevrouw terugkwam (uit Oribi Ridge). Nee, dit was een zweetkamertje – een geduchte martelkamer – in die hitte kon ik het er niet uithouden – nu moest Banda (al heel lang papa’s rechterhand) rondkruipen om plastic tegen het riet te bevestigen als een nette bekleding – NIET wat hij van plan was: plastic over het dak leggen – stel je voor – het begint hier steeds meer op township-troep te lijken.

Arme Van wordt gek van de neerslachtigheid en de pijnen het wachten (op de geboorte van de baby). Ze zijn naar Dunc en Nicollet Hawkesworths huis verhuisd (dichter bij de kliniek)…

Genoeg gekletst nu!

We zullen met Kerstmis vol liefde aan je denken…

Veel liefs, mama en papa.

Vanessa’s baby werd de dag na Kerstmis geboren. Ze noemde haar Natasya Isabelle Jayne.

‘Jayne’ ter nagedachtenis aan de baby die we geen van allen ooit zullen vergeten: Oliviajane Fuller.

Dit is geen afgerond geheel. Het is het Leven dat doorgaat. Het is de volgende ademtocht. Het is de keuze die we maken om verder te gaan.

EOF