Chimurenga

HET BEGIN

In april 1966, het jaar dat mijn ouders met hun baby naar Rhodesië verhuisden, viel het Afrikaanse Nationale Bevrijdingsleger van Zimbabwe (ZANLA) de regeringstroepen in Sinoia aan om te protesteren tegen Smiths unilaterale onafhankelijkheidsverklaring en om te vechten voor een meerderheidsregering.

Sinoia, een verbastering van Chinhoyi, was de naam van de plaatselijke leider in 1902.

De Tweede Chimurenga werd het genoemd door de zwarte Afrikanen in Rhodesië, deze oorlog waarvan de schermutseling in 1966 in Sinoia pas het begin was.

Chimurenga. Een poëtische, Shona-manier om ‘bevrijdingsoorlog’ te zeggen.

Zimbabwe noemden ze het land. Van dzimba dza mabwe: ‘huizen van steen’.

De blanken noemden het geen Chimurenga. Zij noemden het ‘de problemen’, ‘die vervloekte onzin’. En soms ‘de oorlog’. Een oorlog begonnen door ‘Arrogante Zwarten’, ‘Brutale Kaffers ‘, ‘Bolsjewistische Muntus

‘Rusteloze inboorlingen’, ‘De Hotes’.

Zwarte Rhodesiërs zijn bij blanke Rhodesiërs ook bekend onder de namen: Gondies, Boogs, Toeys, Zots, Nig-Nogs, Wogs, Affies.

We noemen de zwarte vrouwen Kinderjuf, en de zwarte mannenjongen.

De eerste Chimurenga vond lang geleden plaats. Een paar jaar nadat de kolonisten hier waren gekomen. De loper was bij wijze van spreken nog niet uitgelegd, of de Afrikanen beseften dat een loper niet was wat ze nodig hadden voor hun Europese gasten. Toen ze zagen dat de Europeanen gasten waren van het soort dat met je vrouw sliep, je kinderen tot slaven maakte en je vee stal, begrepen ze dat ze scherpe speren nodig hadden en jongemannen die daar mee om konden gaan. De oorlogstrommels werden uit donkere hoeken tevoorschijn gehaald en afgestoft, en de oude mannen die de kunst van het trommelen verstonden, die wisten welke ritmes de vechtlust in dé jongemannen zouden opzwepen, werd opgedragen te gaan trommelen.

Tussen 1889 en 1893 hadden de Britse kolonisten, die uit Zuid-Afrika noordwaarts trokken onder de staalharde, hebberige blik van Cecil John Rhodes, land…Welk woord kan ik gebruiken? Ik denk dat het afhangt van wie je bent. Ik zou kunnen zeggen: Genomen? Gestolen? Gekoloniseerd? Bezet? Geannexeerd? Welk woord het ook is, ze hadden het gedaan met een strook land dat ze voortaan Rhodesië noemden. Voor die tijd was het land beweeglijk, verschoof het onder de voeten van de zegevierende stam die op dat moment op zijn grond danste, nam het nieuwe namen en pas gestolen vee aan, absorbeerde het het bloed en de lijken van wie er ook maar op die grond leefde, ademde, geboren werd, stierf. Het land zelf trok zich natuurlijk niets aan van zijn naam. Nog steeds niet. Je kunt het noemen zoals je wilt, alle oorlogen die je maar wilt uitvechten in zijn naam. Je kunt zijn naam helemaal veranderen als je dat wilt. Het verblikt of verbloost nog steeds niet onder de Afrikaanse hemel. Het zal het bloed van blanke mannen en het bloed van Afrikaanse mannen, het bloed van geslacht vee en het bloed van een vrouwenbevalling even dorstig absorberen. Het trekt zich er niets van aan.

Dit waren de Afrikaanse namen in dat stuk land waarvoor we allemaal zouden vechten: Bulawayo  –  de Plaats van het Doden. Chivi  –  Zonde, of Vuil. Inyati  –  de Plaats van de Buffels. Nyabira  – de Plaats waar een Fjord is.

De blanke mannen kwamen. Ze zeiden: ‘Hoe noemen jullie deze plaats?’

Kadoma, ’ zeiden ze. Dat betekent in het Ndebele: Plaats zonder onweer en zonder lawaai.

De blanke mannen noemden die plaats Gatooma.

‘En hoe noemen jullie deze plaats?’

Ikwelo, ’ zeiden ze. Dat betekent in het Ndebele: Steile kanten van de rivieroever.

De blanke mannen noemden die plaats Gwelo.

‘Hoe heet deze plaats?’

Kwe Kwe, ’ zeiden de Afrikanen, wat het geluid is dat de kikkers maken in de nabijgelegen rivier.

De blanke mannen noemden de plaats Que Que.

‘We gaan in deze plaats wonen.’

‘Maar dit is Nehawara, de residentie van de hoofdman,’ zeiden de Afrikanen.

‘En wij zullen het Salisbury noemen.’

De blanke mannen vernoemden de plaatsen naar zichzelf, naar de vrouwen met wie ze waren of de vrouwen die ze achtergelaten hadden, naar de mannen bij wie ze in het gevlei wilden komen of die ze wilden imponeren: Salisbury, Muriel, Beatrice, Alice Mine, Juliasdale, West Nicholson.

En ze gaven sommige plaatsen hoopvolle namen: Copper Queen, Eldorado, Golden Valley.

En voor de hand liggende namen: Figtree, Guinea Fowl, Lion’s Den, Redcliff, Hippo Valley.

En onwaarschijnlijke, gestolen namen: Alaska, Venice, Bannockburn, Turk Mine.

In 1896 waren de Ndebele in opstand gekomen tegen deze Europeesheid. In een paar weken tijd doodden ze ongeveer honderdvijftig Europese mannen, vrouwen en kinderen. Maar binnen drie maanden hadden de kolonisten, met de steun van militaire versterkingen uit Zuid-Afrika, de Ndebeles verslagen en had Cecil John Rhodes met de Ndebele-leiders in Matopo Hills een staakt-het-vuren gesloten.

Matopo Hills, waar Cecil John Rhodes ligt begraven, tot in eeuwigheid uitkijkend over Ndebele-land. Matapo Hills, een verbastering van Amatobos, oftewel de ‘kaalkoppen’.

In juni 1896, dezelfde maand dat Rhodes zich vestigde bij de Ndebeles in het zuiden van het land, begonnen de Mashona’s in het midden en het oosten van het land een afzonderlijke, serieuzere opstand tegen de blanken. Wanneer boeren, zoals de Mashona, ten strijde trekken, zijn ze niet als de Ndebele-krijgers die de open savanne in gaan, pronkend met hun blote borsten onder de heldere hemel, zwaaiend met hun gevederde hoofdtooien, hun dijen en voorhoofd uitgedost met de huiden van geslachte leeuwen en geschoten luipaarden. Boeren voeren een dodelijker, geheimer soort oorlog. Zij vechten voor land waarin hun zaad, hun zweet, hun hoop zit. Ze zijn geheimzinnig, sluw, wanhopig. Ze komen niet met luide oorlogstrommels en botten van krachtige dieren om hun nek. Ze komen met één bedoeling, glijdend op hun buik, heimelijk in de nacht. Ze komen niet om te zegevieren in een veldslag. Ze komen om hun land terug te vorderen.

De Mashona hebben vierhonderdvijftig kolonisten gedood.

Uit Zuid-Afrika en Engeland kwamen versterkingen om de kolonisten te helpen. De Afrikanen ontwikkelden een systeem waarbij ze zich in grotten verstopten om aan het leger van de blanken te ontsnappen. De kolonisten gebruikten dynamiet om de Afrikanen te dwingen uit hun grotten te komen, en toen de grotten instortten, werden in één klap hele dorpen weggevaagd – mannen, vrouwen en kinderen van de Mashona stierven met honderden tegelijk, begraven in een massagraf. Overlevenden van de opgeblazen grotten werden geëxecuteerd zodra ze uit hun kant-en-klare graven kropen. Het duurde bijna twee jaar voordat de eerste Chimurenga de kop was ingedrukt.

De Afrikanen vergaten hun helden uit deze eerste onafhankelijkheidsstrijd niet. Kaguvi, Mkwati en Nehanda.

Kaguvi. Ook wel genoemd Murenga of verzetsstrijder. Daar komt het woord Chimurenga vandaan.

Mkwati, beroemd om zijn gebruik van johannesbrood-medicijn.

Nehanda, de vrouw, boven de stammen uitstijgende mhondoro-geest. Ze ging op 27 april 1897 samen met Kaguvi zingend en dansend naar haar executie. ‘Wij zullen zegevieren. Mijn bloed is niet tevergeefs vergoten.’

Hoe kunnen wij nu, wij die onze afkomst hebben afgeworpen zoals een slang in de winter zijn huid afwerpt, hopen te triomferen over deze geschiedenis? Wij mazungus. Wij blanke Afrikanen van afgeschudde Engelse, Schotse en Hollandse origine.

Zeven ZANLA-troepen sneuvelden op 28 april 1966, in de eerste veldslag van de Tweede Chimurenga. Er staat een gedenkteken voor hen in de moderne stad Chinhoyi: ‘De dappere zeven van Chinhoyi’.