23

Als je iemand dood wil hebben, dan is de gevangenis daar de ideale plek voor. Het feit dat de Suffolk County Jail minimaal beveiligd was, wilde niet zeggen dat het er niet wemelde van de gewelddadige misdadigers. De veroordeelde moordenaar die net twintig jaar had doorgebracht in de zwaarst beveiligde gevangenis van Massachusetts, zat hier misschien wel de achttien maanden voor inbraak uit waartoe hij boven op de straf voor de moord was veroordeeld. Misschien zat mijn celgenoot Erica vast voor het dealen van drugs, prostitutie of diefstal. Maar het kon ook zijn dat ze de laatste drie vrouwen had vermoord die haar meth van haar hadden willen afpakken.

Toen ik het aan haar vroeg, lachte ze alleen maar haar twee rijen zwarte tanden bloot.

Op afdeling 1-9-2 zaten nog vierendertig andere vrouwen die net zo waren als zij.

Omdat we nog in afwachting waren van onze berechting, werden we afgezonderd van de algemene gevangenispopulatie, op een afgesloten afdeling waar ons eten werd gebracht, waar de verpleegkundige bij ons langskwam en waar we bezig werden gehouden. Op de afdeling was intimidatie echter aan de orde van de dag, zodat geweld op allerlei manieren de kop kon opsteken.

Erica nam de dagindeling met me door. De ochtend begon om zeven uur, wanneer de bewaarder de gevangenen telde. Vervolgens kregen we ontbijt geserveerd in onze cel, gevolgd door een paar uur ‘recreatietijd’. We konden dan onze cel uit en zonder boeien over de afdeling lopen, of televisie kijken in de gemeenschappelijke ruimte, of een douche nemen (pal naast de gemeenschappelijke ruimte waren drie douches, zodat iedereen zich ook met douchende medegevangenen kon vermaken als er niets op tv was), of een poosje op de knarsende hometrainer (de verbale beledigingen van je medegevangenen niet inbegrepen).

Al snel had ik door dat de meeste vrouwen hun tijd doorbrachten met kaarten of roddelen aan de ronde roestvrijstalen tafels die in het midden van de afdeling stonden. Een vrouw kwam dan aan een tafel zitten, kreeg een roddel te horen, vertelde er zelf ook een paar en ging vervolgens langs bij de cel van een buurvrouw, waar ze het nieuwtje als eerste kon vertellen. En zo gingen de vrouwen rond, van tafel naar tafel en van cel naar cel. De sfeer deed me denken aan een zomerkamp, waar iedereen dezelfde kleding droeg, in stapelbedden sliep en geobsedeerd was door jongens.

Om elf uur gingen alle vrouwen terug naar hun cel. De gevangenen werden voor de tweede keer geteld, waarna de lunch volgde. Vervolgens opnieuw recreatietijd. Om drie uur opnieuw een telling. Avondeten rond vijven. Om elf uur ’s avonds werden de gevangen voor de laatste keer geteld, waarna de lichten uitgingen, wat echter niet betekende dat het dan stil werd. In de gevangenis bestond er niet zoiets als stilte, en al helemaal niet in een gevangenis waar zowel mannen als vrouwen zaten.

Ik kwam er al snel achter dat de vrouwen op de drie bovenste verdiepingen van de ‘toren’ van de Suffolk County Jail zaten. Een onder -nemende vrouw (of man) had ontdekt dat de sanitaire leidingen van de bovenste verdiepingen in verbinding stonden met de lager gelegen verdiepingen. Dat betekende dat een vrouwelijke gevangene – mijn celgenoot Erica bijvoorbeeld – haar hoofd in de porseleinen toiletpot kon steken om te ‘praten’ met een willekeurige man op een lagere verdieping. Al is praten niet echt wat een man wil doen. Zie het meer als de gevangenisversie van sexting.

Erica zei schunnige dingen en ergens onder ons kreunde een onbekende man. Erica zei nog meer schunnige dingen: Harder, sneller, kom op schatje, ik wrijf over m’n tieten voor jou, kun je voelen dat ik voor jou over m’n tieten wrijf? (Dat heb ik verzonnen, want Erica had geen tieten. Door de meth was al het vet en weefsel van haar botten verdwenen, ook haar borsten. Zwarte tanden, zwarte nagels, geen borsten. Erica zou de show stelen in een campagne tegen drugsgebruik onder tienermeisjes: zo ziet je lichaam eruit als je aan de meth gaat.)

De onbekende man negen verdiepingen onder ons wist dat echter niet. Hij dacht waarschijnlijk dat Erica een wellustige blondine was, of misschien die geile Latijns-Amerikaanse stoot die hij een keer op de medische afdeling had gespot. Hij rukte zich tevreden af en Erica begon aan de tweede ronde.

Net als de vrouw in de cel naast ons, en de cel daarnaast, en de cel daarnaast. De godganse nacht lang.

Een gevangenis is een heel sociale plek.

De Suffolk County Jail bestaat uit meerdere gebouwen. Helaas konden alleen de mannen die op de lager gelegen verdiepingen van de toren verbleven via de wc’s communiceren met de vrouwen op de bovenste drie verdiepingen. Uiteraard leidde dat tot grote frustratie bij de mannen in de andere gebouwen.

De ondernemende mannen in gebouw 3 hadden echter uitgevogeld dat wij vanuit onze cellen hun ramen konden zien. Erica legde uit dat we ’s ochtends als eerste moesten kijken of er boodschappen waren aangebracht voor de ramen van gebouw 3. Zo konden sokken, ondergoed en T-shirts ingenieus gerangschikt zijn tot een reeks getallen of letters. Natuurlijk kon je met sokken lang niet alles spellen en daarom was er een code ontwikkeld. De vrouwen van afdeling 1-9-2 schreven de code op, en als we dan naar de bibliotheek gingen wisten we in welk boek we een completere boodschap konden vinden (neuk me, neuk me, neem me, neem, o wat ben je mooi kun je voelen hoe hard ik word…).

Gevangenispoëzie, verzuchtte Erica. Ze bekende dat spelling niet haar sterkste kant was, maar ze deed altijd haar best om terug te schrijven en liet dan in dezelfde roman een nieuw berichtje (ja, ja,

JA!) achter.

Met andere woorden: gevangenen van verschillende afdelingen konden met elkaar communiceren, vrouwelijke gedetineerden met mannen elders in de gevangenis die al veroordeeld waren en vice versa. De kans was dus heel groot dat de hele gevangenispopulatie op de hoogte was van mijn aanwezigheid, en een onervaren gedetineerde op de ene afdeling kon worden geholpen door een gevangene van een andere afdeling die al meer gehard was.

Ik vroeg me af hoe het zou gaan.

Bijvoorbeeld wanneer mijn hele afdeling onder begeleiding negen verdiepingen naar beneden ging, naar de bibliotheek. Of een van de weinige keren dat we naar het fitnesscentrum gingen. Of tijdens het bezoekuur, wat ook een groepsactiviteit was en waarbij een grote ruimte vol stond met een stuk of tien tafels en iedereen door elkaar heen ging zitten.

Het zou voor een medegevangene een fluitje van een cent zijn om naast me te komen zitten, een mes tussen mijn ribben te steken en te verdwijnen.

Ongelukken gebeuren nou eenmaal, nietwaar? En al helemaal in de gevangenis.

Ik overdacht het zo goed mogelijk. Hoe zou ik het zelf aanpakken als ik een vrouwelijke gevangene was die een getrainde agent te grazen probeerde te nemen? Bij nader inzien: misschien wel niet met openlijk geweld. Ten eerste zou een agent in staat moeten zijn een aanval af te weren. Ten tweede werden we de paar keer dat de afdeling ergens heen ging – naar de bibliotheek of het fitnesscentrum of het bezoekuur – begeleid door een stel uit de kluiten gewassen bewaarders die erop voorbereid waren om er ogenblikkelijk op los te slaan.

Nee, ik zou voor vergif gaan.

Gif was al eeuwenlang een wapen waar vrouwen de voorkeur aan gaven. Je kon het makkelijk naar binnen smokkelen. Elke gedetineerde mocht vijftig dollar per week uitgeven in het winkeltje. De meesten leken hun centen uit te geven aan bamisoep, tennisschoenen en toiletartikelen. Met hulp van buitenaf was het een koud kunstje om een beetje arsenicum in het zakje bamisoep te stoppen, of in de dop van de zojuist aangeschafte handlotion, enzovoort enzovoort.

Ik hoefde maar één moment afgeleid te zijn en Erica kon het door mijn eten roeren. Of anders later, als Sheera, een andere gevangene, me in de gemeenschappelijke ruimte toast met pindakaas aanbood.

Arsenicum kon worden vermengd met lotions, haarproducten, tandpasta. Elke keer als ik mijn huid insmeerde, mijn haar waste, mijn tanden poetste…

Word je op die manier gek? Door je te realiseren op welke manieren je allemaal dood kunt gaan?

En als dat gebeurde, hoeveel mensen zou dat dan iets kunnen schelen?

20.23 uur. Ik zat in mijn eentje op een dunne matras voor een raam met dikke spijlen. De zon was allang onder. Ik staarde naar de kille duisternis achter het glas, terwijl achter me de tl-buizen onophoudelijk te fel brandden.

En heel even zou ik willen dat ik die spijlen kon ombuigen, dat ik het hoge raam open kon krijgen en, negen verdiepingen boven het kolkende Boston, de frisse maartavond in kon stappen om te zien of ik kon vliegen.

Alles loslaten. Het donker in storten.

Ik duwde met mijn hand tegen het glas. Staarde de diepdonkere avond in. En vroeg me af of Sophie ergens naar hetzelfde donker staarde. Of ze kon voelen dat ik probeerde haar te bereiken. Of ze wist dat ik er nog was en van haar hield en haar zou vinden. Ze was mijn Sophie en ik zou haar redden, net zoals ik had gedaan toen ze zich in de kofferbak had opgesloten.

Maar eerst moesten we allebei dapper zijn.

Brian moest dood. Dat had die man zaterdagochtend in mijn keuken tegen me gezegd. Brian was heel stout geweest en moest dood. Maar Sophie en ik mochten blijven leven. Als ik maar deed wat me werd opgedragen.

Ze hadden Sophie. Om haar terug te krijgen moest ik de schuld op me nemen voor de dood van mijn man. Ze hadden zelfs een paar suggesties voor me. Ik kon dingen in scène zetten en me beroepen op noodweer. Brian zou dan nog steeds dood zijn, maar ik zou de dans ontspringen en Sophie zou op een miraculeuze manier worden gevonden en met me worden herenigd. Mijn baan bij de politie zou ik waarschijnlijk kwijtraken, maar hé, ik zou mijn dochter terug hebben.

Terwijl ik daar zo midden in de keuken stond, mijn oren nog nagalmend van de schoten en met de geur van kruit en bloed nog in mijn neus, had me dat een goede deal geleken. Ik had ja gezegd, op alles, op alles.

Het enige wat ik wilde, was Sophie.

‘Alsjeblieft,’ had ik gesmeekt, gesméékt in mijn eigen huis. ‘Doe mijn dochter niets aan. Ik zal het doen. Als zij maar ongedeerd blijft.’

Nu begon het natuurlijk tot me door te dringen hoe dom ik was geweest. Brian moest dood en iemand ánders moest daarvoor de schuld op zich nemen? Als Brian dood moest, waarom was er dan niet met zijn remmen geknoeid of hadden ze geen ‘ongeluk’ in scène gezet als hij weer ging skiën? Brian was heel vaak alleen, en de man in het zwart had genoeg andere dingen kunnen doen dan Brian doodschieten en zijn vrouw opdragen de schuld op zich te nemen. Waarom had hij dat gedaan? Waarom ik?

Sophie zou op miraculeuze wijze worden gevonden? Hoe dan? Ronddolend in een groot warenhuis? Of zou ze misschien wakker worden op een parkeerplaats langs de snelweg? De politie zou haar natuurlijk ondervragen, en van kinderen was bekend dat ze als getuige onbetrouwbaar waren. Misschien kon de man haar zo bang ma -ken dat ze niets zou zeggen, maar waarom zou je dat risico nemen?

En bovendien: waarom zou ik zelf blijven zwijgen als mijn dochter eenmaal bij me terug was? Misschien ging ik dán wel naar de politie. Waarom zou je dat risico nemen?

Ik begon steeds meer te denken dat iemand die in koelen bloede drie keer op een man kon schieten, waarschijnlijk geen onnodige risico’s nam.

Ik begon steeds meer te denken dat iemand die in koelen bloede drie keer op een man kon schieten, veel meer belangen had dan hij toegaf.

Wat had Brian gedaan? Waarom moest hij dood?

En had hij zich in de laatste seconde van zijn leven gerealiseerd dat hij Sophie en mij vrijwel zeker ook de dood zou injagen?

Ik voelde de metalen spijlen tegen de beide kanten van mijn hand drukken. Ze waren niet zo rond als ik had gedacht maar hadden ongeveer dezelfde vorm als verticale jaloezieën.

Die man wilde me in de gevangenis hebben, besefte ik nu. Hij en de mensen voor wie hij ongetwijfeld werkte wilden me uit de weg hebben.

Voor de eerste keer in drie dagen lachte ik.

Er stond ze een kleine verrassing te wachten. Want tijdens die bloederige nasleep, terwijl mijn oren nog nagalmden en mijn ogen opengesperd waren van afgrijzen, had ik me vastgeklampt aan één gedachte. Ik moest tijd rekken, ik moest de boel vertragen.

Vijftigduizend dollar had ik de man geboden die zojuist mijn echtgenoot had vermoord. Vijftigduizend dollar als hij me vierentwintig uur de tijd gaf om ‘mijn zaken op orde te krijgen’. Als ik de schuld op me ging nemen voor de dood van mijn man en in de gevangenis belandde, dan moest ik dingen regelen voor mijn dochter. Dat had ik tegen hem gezegd.

En misschien vertrouwde hij me wel niet, misschien was hij wel argwanend geweest, maar een halve ton was een halve ton en toen ik hem had uitgelegd dat ik Brians lichaam kon invriezen…

Hij was onder de indruk geweest. Niet geschokt. Onder de indruk. Kennelijk hield hij wel van vrouwen die het lichaam van hun man goed konden houden met sneeuw.

De anonieme huurmoordenaar had dus vijftigduizend dollar aangenomen, en in ruil daarvoor kreeg ik vierentwintig uur de tijd om ‘mijn verhaal kloppend te maken’.

In vierentwintig uur blijk je een heleboel te kunnen doen. Vooral wanneer je zo’n vrouw bent die emotieloos sneeuw over de man heen kan scheppen die ooit had beloofd dat hij altijd van haar zou houden en voor haar zou zorgen, dat hij haar nooit zou verlaten.

Ik dacht nu niet aan Brian. Ik was er niet klaar voor, ik kon me de herinneringen niet veroorloven. En dus concentreerde ik me op het belangrijkste.

‘Van wie hou je?’

De huurmoordenaar had gelijk. Daar draait het in het leven uiteindelijk om. Van wie hou je?

Sophie. Ergens daarbuiten in datzelfde donker, mijn dochter. Zes jaar oud, een hartvormig gezicht, grote blauwe ogen en een tandeloze lach die de zon kon laten stralen. Sophie.

Brian was voor haar gestorven. Nu zou ik voor haar overleven.

Alles om mijn dochter terug te krijgen.

‘Ik kom,’ fluisterde ik. ‘Wees dapper, schattebout. Wees dapper.’

‘Wat?’ vroeg Erica vanaf het bovenste stapelbed, waar ze gedachte -loos kaarten omdraaide.

‘Niks.’

‘Dat raam breekt niet, hoor,’ deelde ze mee. ‘Zo kom je nooit weg!’ Erica giechelde, alsof ze een geweldige mop had verteld.

Ik draaide me naar mijn celgenoot toe. ‘Erica, die telefoon in de gemeenschappelijke ruimte, kan ik daarmee bellen?’

Ze stopte met het omdraaien van de kaarten.

‘Wie ga je bellen?’ vroeg ze belangstellend.

‘Ghostbusters,’ zei ik met een stalen gezicht.

Erica giechelde weer. Toen vertelde ze me wat ik moest weten.