9
Als D.D. geen toezicht hield op een taskforce van meerdere departementen die een moord moest oplossen en een kind moest redden, leidde ze een driekoppig team van de afdeling Moordzaken van de Bostonse politie. Haar eerste teamlid, Phil, was een echte gezinsman. Hij was getrouwd met het meisje met wie hij al op de middelbare school verkering had gekregen en had thuis vier kinderen. Het andere teamlid, Neil, was een roodharige slungel die ambulance -verpleegkundige was geweest voordat hij bij de Bostonse politie kwam werken. Hij nam de meeste autopsies voor zijn rekening en bracht zoveel tijd door in het mortuarium dat hij nu verkering had met de patholoog, Ben Whitley.
D.D. had dan wel een hele taskforce tot haar beschikking, ze werkte het liefst met mensen die ze kende. Ze liet Neil de autopsie van Brian Darby regelen, die momenteel gepland stond voor maandagmiddag. In de tussentijd kon Neil het medisch personeel lastigvallen dat verantwoordelijk was voor de verzorging van Tessa Leoni, om na te gaan hoe ernstig haar verwondingen waren en om te achterhalen of ze een medische geschiedenis van ‘ongelukjes’ had. Phil, die altijd voor alle data zorgde, moest op de computer achtergrondinformatie opzoeken over Brian Darby en Tessa Leoni. En natuurlijk moest hij haar de informatie over de huidige werkgever van Brian Darby verschaffen, en wel onmiddellijk.
Brian bleek bij de Alaska South Slope Crude, de ASSC, te hebben gewerkt. Het hoofdkantoor stond in Seattle en was op zondag gesloten. Dat kwam D.D. helemaal niet goed uit. Ze beet op haar wang terwijl ze met een flesje water in haar handen in het commandocentrum zat. De menigte politiemensen was intussen flink uitgedund en ook de meeste buurtbewoners waren verdwenen, nadat ze zoals gebruikelijk hadden gemompeld dat ze niets hadden gezien en niets wisten. Nu was alleen de pers er nog, die zich nog steeds aan de overkant van de straat ophield en nog altijd om een persconferentie schreeuwde.
D.D. zou daar iets mee moeten, maar ze was nog niet klaar. Ze wilde dat er eerst iets gebeurde – misschien een belangrijke doorbraak die ze de uitgehongerde meute voor kon houden. Of nieuwe informatie waarmee ze de media voor haar karretje kon spannen. Iets. Wat dan ook.
Shit, wat was ze moe. Echt tot op het bot. Ze zou zich zo kunnen opkrullen op de vloer van het commandocentrum en meteen in slaap vallen. Ze kon maar niet wennen aan de intense aanvallen van misselijkheid die werden gevolgd door het bijna verdovende gevoel van vermoeidheid. Ze was nog maar vijf weken over tijd en nu al was haar lichaam niet meer van haarzelf.
Wat moest ze doen? Hoe kon ze het aan Alex vertellen terwijl ze nog niet eens wist wat ze er zelf van vond?
Wat moest ze doen?
Bobby, die een ernstig gesprek met zijn luitenant-kolonel had gevoerd, was eindelijk uitgepraat en kwam naast haar zitten. Hij strekte zijn benen.
‘Heb je trek?’ vroeg hij.
‘Wat?’
‘Het is twee uur geweest. We moeten lunchen.’
Ze keek hem wezenloos aan, omdat ze niet kon geloven dat het al twee uur was geweest en omdat ze er absoluut niet in staat was alle kwesties waardoor maaltijden doorgaans werden omgeven het hoofd te bieden.
‘Gaat het?’ Hij vroeg het op neutrale toon.
‘Natuurlijk! Ik… ik maak me alleen zorgen. Misschien was het je ontgaan, maar er wordt nog altijd een zesjarig meisje vermist.’
‘Dan heb ik een cadeautje voor je.’ Bobby stak een vel papier omhoog. ‘De luitenant-kolonel kreeg dit net gefaxt. Het is afkomstig uit de gegevens van Tessa Leoni, en het blijkt dat ze naast haar man nog een andere contactpersoon voor noodgevallen had.’
‘Wat?’
‘Ene mevrouw Brandi Ennis. Ik neem aan dat zij voor Sophie zorgde als Leoni dienst had en Brian Darby op zee was.’
‘Godsamme.’ D.D. griste het papier uit zijn hand, liet haar blik over de inhoud glijden en klapte haar mobieltje open.
Brandi Ennis nam na één keer op. Ja, ze had het nieuws gezien. Ja, ze wilde praten. Meteen? Bij haar thuis was prima. Ze gaf haar adres.
‘We zijn er over een kwartier,’ verzekerde D.D. de vrouw, die zo te horen al wat ouder was. Toen waren zij en Bobby op weg.
Twaalf minuten later kwamen D.D. en Bobby tot stilstand voor een log flatgebouw. Afgebladderde raamkozijnen. Afbrokkelend beton op het bordes.
D.D. concludeerde dat er mensen met een laag inkomen in het gebouw woonden en dat zelfs dat voor de meeste bewoners hoog gegrepen was.
Voor het gebouw speelden een paar kinderen in de sneeuw. Ze probeerden een treurig ogende sneeuwpop te maken. Toen ze twee politiemensen uit hun auto zagen stappen, renden ze meteen naar binnen. D.D. trok een grimas. Er waren talloze uren geïnvesteerd in het leggen van contact met de buurt, maar de nieuwe generatie wantrouwde de politie nog net zo erg als de vorige. Het maakte het leven er voor geen van hen gemakkelijker op.
Mevrouw Ennis woonde op de eerste verdieping, in flat 2C. Bobby en D.D. namen de trap naar boven en klopten zachtjes op de houten deur, die vol krassen zat. Mevrouw Ennis deed al open voordat D.D. haar hand had laten zakken. Het was duidelijk dat ze op hen had staan wachten.
Ze gebaarde dat ze binnen konden komen in haar kleine maar nette eenkamerappartement. Keukenkastjes links, keukentafel rechts, recht voor hen een bruine slaapbank met bloemetjesmotief. Het geluid van de televisie, die op de magnetron stond, schalde door het vertrek. Het duurde even voordat mevrouw Ennis de kamer door was en het toestel had uitgezet. Toen vroeg ze vriendelijk of ze thee of koffie wilden.
D.D. en Bobby sloegen het aanbod beleefd af, maar mevrouw Ennis ging toch in de weer bij de kastjes. Ze zette een ketel water op en pakte een trommel met wafeltjes.
Ze was al op leeftijd, waarschijnlijk eind zestig, begin zeventig. Ze had kort, staalgrijs haar. Ze droeg een donkerblauw trainingspak over een klein lijfje met afhangende schouders. Haar verweerde handen trilden een beetje toen ze de koektrommel openmaakte, maar haar bewegingen waren kordaat en energiek. Deze vrouw wist wat ze wilde.
D.D. nam een moment de tijd om door de kamer te lopen, voor het geval Sophie op een of andere magische manier met haar tandeloze glimlach op de bank zat, of misschien met eendjes in bad zat te spelen, of zelfs zat weggestopt in de enige kast om zich te verbergen voor haar gewelddadige ouders.
Terwijl ze de kastdeur dichtdeed, zei mevrouw Ennis kalm: ‘Gaat u nu maar zitten, mevrouw. Ik heb het kind hier niet in huis, en dat zou ik haar arme moeder ook nooit aandoen.’
Op haar nummer gezet trok D.D. haar zware winterjas uit en ging zitten. Bobby zat al een wafeltje te eten. D.D. keek verlekkerd naar de koekjes. Toen haar maag zich niet protesterend omkeerde, stak ze voorzichtig een hand uit. Simpel eten als crackers en droge muesli had tot dusver geen problemen opgeleverd. Ze nam een paar voorzichtige hapjes en besloot toen dat ze misschien geluk had, want nu ze erover nadacht, realiseerde ze zich dat ze enorme trek had.
‘Hoe lang kent u Tessa Leoni al?’ vroeg D.D.
Mevrouw Ennis was gaan zitten en klemde een beker thee tussen haar handen. Haar ogen zagen er rood uit, alsof ze had gehuild, maar ze leek nu rustig te zijn. Klaar om te praten.
‘Ik heb Tessa zeven jaar geleden leren kennen, toen ze hier in het gebouw kwam wonen. Aan de overkant van de gang, in flat 2D. Ook een studio, al is ze kort na Sophies geboorte verhuisd naar een flat met een slaapkamer.’
‘U hebt haar voor Sophies geboorte leren kennen?’ vroeg D.D.
‘Ja. Ze was drie, vier maanden zwanger. Een klein wijfie met een klein buikje. Ik hoorde een klap en ging de gang op. Tessa had een doos met potten en pannen de trap op proberen te dragen en die was uit elkaar gescheurd. Ik bood aan om te helpen, maar ze zei dat dat niet hoefde. Ik heb toen toch haar braadpan opgeraapt, en zo is het begonnen.’
‘Raakten jullie bevriend?’ vroeg D.D. om zich ervan te vergewissen dat ze haar goed begreep.
‘Ik vroeg haar zo nu en dan te eten en dan nodigde ze mij ook uit. Twee alleenstaande vrouwen in het gebouw. Het was fijn om wat gezelschap te hebben.’
‘En ze was dus al zwanger?’
‘Ja, mevrouw.’
‘Had ze het vaak over de vader?’
‘Nooit.’
‘En wat kunt u zeggen over vriendjes, haar sociale leven, bezoek van familie?’
‘Er was geen familie. Ook geen mannen. Ze werkte in een eetcafé en probeerde geld opzij te leggen voor de geboorte van de baby. Het valt niet mee om in verwachting te zijn als je helemaal alleen bent.’
‘Ging ze helemaal niet met mannen om?’ drong D.D. aan. ‘Misschien ging ze wel eens ’s avonds laat uit met vrienden…’
‘Ze heeft geen vrienden,’ zei mevrouw Ennis stellig.
‘Geen vrienden?’ herhaalde D.D.
‘Dat is niets voor haar,’ zei mevrouw Ennis.
D.D. keek even naar Bobby, die ook geïntrigeerd leek door wat hij hoorde.
‘Waarom dan niet?’ vroeg D.D. na een korte stilte.
‘Ze is zelfstandig. Op zichzelf. Haar baby was belangrijk voor haar. Vanaf het begin was dát waar Tessa over praatte en waar ze voor werkte. Ze zag in dat ze het als alleenstaande moeder zwaar zou krijgen. Hier aan deze tafel kwam ze op het idee om bij de politie te gaan.’
‘Echt?’ vroeg Bobby. ‘En waarom de staatspolitie?’
‘Ze probeerde vooruit te plannen – het zou lastig zijn om een kind te onderhouden als ze haar hele leven in een eetcafé werkte. Dus begonnen we de mogelijkheden te bespreken. Ze had de middelbare school afgemaakt. Ze zag zichzelf geen administratief werk doen, maar een baan waarbij ze dingen kon ondernemen, actief kon zijn, leek haar wel wat. Mijn zoon was brandweerman geworden. Daar hadden we het over, en voordat ik het wist had Tessa opeens haar zinnen gezet op een baan bij de politie. Ze bekeek personeelsadvertenties en zocht allerlei dingen uit. Het betaalde goed en ze voldeed aan de minimum eisen. Toen kwam ze er natuurlijk achter dat ze naar de academie zou moeten, en dat schrok haar af. Dat was het moment waarop ik zei dat ik wel wilde oppassen. Ik had de kleine Sophie nog nooit ontmoet, maar ik zei dat ik voor haar zou zorgen. Als Tessa zo ver wist te komen met de opleiding, zou ik bijspringen door op te passen.’
D.D. keek naar Bobby. ‘Hoe lang duurt de opleiding op de academie van de staatspolitie ook alweer?’
‘Vijfentwintig weken,’ antwoordde hij. ‘Je woont er intern en mag alleen in de weekends naar huis. Niet makkelijk voor een alleenstaande moeder.’
‘We redden ons anders prima,’ zei mevrouw Ennis stijfjes. ‘Tessa rondde vóór de bevalling haar sollicitatie af. Ze werd toegelaten en werd ingeschreven voor de eerstvolgende rekrutenklas. Sophie was toen negen maanden. Ik weet dat Tessa nerveus was. Dat was ik ook. Maar het was ook heel spannend.’ De oudere vrouw keek D.D. met stralende ogen aan. ‘Bent u alleenstaand? Hebt u zelf kinderen? Het is heel inspirerend om aan een nieuw hoofdstuk in je leven te beginnen, om een risico te nemen waardoor jij en je kind een hele nieuwe toekomst kunnen krijgen. Tessa was altijd al serieus, maar nu ging ze er echt helemaal voor. Ze wist waar ze aan begon, als alleenstaande moeder die bij de politie wilde. Maar ze geloofde ook dat het voor haar en Sophie het beste was als ze zou proberen om bij de politie te komen. Ze twijfelde geen moment. En als die vrouw eenmaal iets in haar hoofd heeft…’
‘Een alleenstaande, toegewijde moeder,’ mompelde D.D.
‘Héél toegewijd.’
‘Liefdevol?’
‘Altijd!’ zei mevrouw Ennis vol overtuiging.
‘Bent u op haar diploma-uitreiking geweest?’ vroeg Bobby.
‘Ik heb er zelfs een nieuwe jurk voor gekocht,’ bevestigde mevrouw Ennis.
‘Kwamen er nog andere mensen voor haar?’
‘Nee, alleen wij.’
‘Ze moet meteen zijn begonnen met surveilleren,’ ging Bobby verder. ‘Dat betekende dat ze nachtdiensten moest draaien en dan thuiskwam bij een klein kind…’
‘Ze wilde Sophie op een kinderdagverblijf doen, maar daar wilde ik niets van weten. Sophie en ik redden ons prima toen Tessa op de academie zat. Het was voor mij een fluitje van een cent om naar de andere kant van de gang te lopen en bij Tessa op de slaapbank te slapen in plaats van op mijn eigen bank. En als Sophie wakker werd, nam ik haar mee naar mijn flat, zodat Tessa even kon rusten. Het was echt geen moeite om Sophie een paar uur bezig te houden. Hemeltjelief, wat een kind… Altijd lachen en giechelen en kusjes en knuffels. We zouden allemaal een kleine Sophie in ons leven moeten hebben.’
‘Een blij, tevreden kind dus?’ vroeg D.D.
‘En grappig en uitgelaten. Een heerlijke meid. Mijn hart brak bijna toen ze verhuisden.’
‘Wanneer was dat?’
‘Toen ze haar man leerde kennen, Brian. Sophie en zij waren gelijk helemaal weg van hem. Echt een charmeur. Hij was wel het minste wat Tessa had verdiend nadat ze het zo lang in haar eentje had moeten rooien. En dat geldt ook voor Sophie. Elk meisje moet de kans krijgen om papa’s kleine prinsesje te zijn.’
‘Mocht u Brian Darby graag?’ vroeg D.D.
‘Ja,’ antwoordde mevrouw Ennis, maar ze klonk nu duidelijk gereserveerder.
‘Hoe hebben ze elkaar leren kennen?’
‘Via het werk, dacht ik. Brian was bevriend met een andere agent van de staatspolitie.’
D.D. keek naar Bobby, die knikte en een aantekening maakte. ‘Was hij hier vaak?’
Mevrouw Ennis schudde haar hoofd. ‘Te klein. Het was makkelijker voor ze om naar hem toe te gaan. Er is een periode geweest dat ik Tessa en Sophie weinig meer zag. En ik was blij voor haar, natúúrlijk. Maar…’ Mevrouw Ennis zuchtte. ‘Ik heb zelf geen kleinkinderen. Sophie is als een eigen kleinkind voor me, en ik mis haar.’
‘Maar u springt toch nog steeds bij?’
‘Als Brian op zee is. In die maanden ga ik naar ze toe en dan slaapt Sophie bij mij, net als vroeger. ’s Morgens haal ik haar van school. Ik word ook gebeld in noodgevallen, omdat Tessa door haar werk niet altijd meteen kan komen. Dus als de school dicht is door de sneeuw of als Sophie zich niet zo lekker voelt, dan zorg ik voor haar. En ik vind het niet erg. Zoals ik al zei, het voelt alsof Sophie mijn eigen kind is.’
D.D. tuitte haar lippen en keek de oudere vrouw aandachtig aan. ‘Hoe zou u Tessa als moeder beschrijven?’ vroeg ze.
‘Ze heeft alles voor Sophie over,’ antwoordde mevrouw Ennis meteen.
‘Drinkt ze wel eens?’
‘Nee, mevrouw.’
‘Het lijkt me anders best zwaar om eerst te werken en dan thuis te komen bij je kind. Als ik het zo hoor, had ze nooit een moment voor zichzelf.’
‘Ik heb haar nooit horen klagen,’ zei mevrouw Ennis koppig.
‘Bent u wel eens gebeld omdat Tessa gewoon een slechte dag had en even behoefte had aan een onderbreking?’
‘Nee, mevrouw. Als ze niet werkte, wilde ze bij haar dochter zijn. Sophie is alles voor haar.’
‘Tot ze haar man leerde kennen.’
Mevrouw Ennis was even stil. ‘Wilt u een eerlijk antwoord?’
‘Graag.’
‘Volgens mij hield Tessa van Brian omdat Sophie van hem hield. Want Brian en Sophie konden goed met elkaar opschieten, in elk geval in het begin.’
‘In het begin?’ drong D.D. aan.
Mevrouw Ennis zuchtte en keek omlaag naar haar thee. ‘Het huwelijk…’ zei ze, en achter die woorden ging een wereld van emoties schuil. ‘Mensen beginnen er altijd zo enthousiast aan…’ Ze zuchtte opnieuw. ‘Ik kan natuurlijk niet zeggen wat zich achter gesloten deuren afspeelt.’
‘Maar…’ drong D.D. opnieuw aan.
‘In het begin maakten Brian en Tessa en Sophie elkaar gelukkig. Tessa kwam thuis met verhalen over wandelingen en picknicks en fietstochten en barbecues, allemaal leuke dingen. Ze hadden het prima naar hun zin samen. Maar het huwelijk is meer dan vermaak. Brian ging varen en dan zat Tessa in een huis met een tuin met een kapotte grasmaaier of een kapotte bladblazer en dan moest zij alles zelf zien op te lossen omdat hij weg was, en huizen moeten ook onder houden worden, net als kleine kinderen en honden en ba -nen bij de politie. Ik zag haar… ik zag haar uitgeput raken. Ik denk wel dat het leven met Brian beter was als hij thuis was. Maar het leven werd een stuk zwaarder als Brian weg was. Ze kreeg meer op haar bordje dan toen ze nog alleen met Sophie in een kleine studio woonde.’
D.D. knikte. Daar zat wel wat in. Dat zij zelf geen tuin, plant of zelfs maar een goudvis bezat, had een reden.
‘En hoe was het voor Brian?’
‘Hij heeft mij natuurlijk nooit in vertrouwen genomen,’ zei mevrouw Ennis.
‘Nee, dat begrijp ik.’
‘Maar uit opmerkingen van Tessa maakte ik op… Hij moest hard werken op zee. Vierentwintig uur per dag, zeven dagen per week, en nooit een vrije dag. Dus wanneer hij thuiskwam, ging hij niet meteen klussen of het gras maaien en zorgde hij zelfs niet voor Sophie.’
‘Hij wilde leuke dingen doen,’ zei D.D.
‘Die man had wat tijd nodig om te ontspannen. Tessa paste haar rooster aan zodat ik de eerste week als hij thuis was nog steeds ’s morgens Sophie kwam helpen. Maar dat stond Brian ook niet aan; hij zei dat hij zich niet kon ontspannen als ik bij ze in huis was. Dus gingen we het weer op de oude manier doen. Ze deden hun best,’ zei mevrouw Ennis op ernstige toon. ‘Maar hun werk maakte het zwaar. Als Tessa moest werken kon ze daar niet onderuit, en ze kwam niet altijd op de afgesproken tijd thuis. En dan verdween Brian twee maanden en vervolgens was hij weer twee maanden thuis… Volgens mij was het voor geen van beiden makkelijk.’
‘Hebt u ze wel eens ruzie horen maken?’ vroeg D.D.
Mevrouw Ennis staarde naar haar thee. ‘Geen ruzie… Ik kon de spanning voelen. Soms was Sophie… als Brian thuiskwam, was ze een paar dagen opvallend stil. Als hij dan weer vertrok, leefde ze op. Een vader die komt en gaat, dat is voor een kind niet makkelijk te begrijpen. En de stress van het huishouden… Kinderen voelen dat.’
‘Heeft hij haar wel eens geslagen?’
‘O nee! En als ik daar ook maar het geringste vermoeden van had gehad, zou ik het persoonlijk hebben gemeld.’
‘Aan wie?’ vroeg D.D. nieuwsgierig.
‘Aan Tessa natuurlijk.’
‘Sloeg hij háár wel eens?’
Mevrouw Ennis aarzelde. D.D. keek de vrouw met hernieuwde belangstelling aan.
‘Dat weet ik niet,’ zei die.
‘Dat weet u niet?’
‘Soms zag ik een blauwe plek. Een paar keer, niet zo lang geleden, leek Tessa een beetje mank te lopen. Maar toen ik haar ernaar vroeg, zei ze dat ze van de traptreden was gevallen omdat er ijs op lag, of dat ze een ongelukje had gehad met het skiën. Het is een actief gezin. Actieve mensen lopen wel eens een blessure op.’
‘Maar Sophie niet.’
‘Sophie niet!’ zei mevrouw Ennis fel.
‘Want dan zou u hebben ingegrepen.’
Voor het eerst trilde de mond van mevrouw Ennis. Ze ontweek D.D.’s blik, en op dat moment zag D.D. dat de vrouw zich schaamde.
‘U vermoedde wel dat hij haar sloeg,’ zei D.D. op neutrale toon. ‘U was bang dat Tessa werd mishandeld door haar man en u greep niet in.’
‘Zes, acht weken geleden… Het was duidelijk dat er iets was gebeurd, ze liep moeilijk, maar ze weigerde het toe te geven. Ik probeerde het ter sprake te brengen…’
‘Wat zei ze?’
‘Dat ze voor het huis van de trap was gevallen. Ze was vergeten te strooien, het was allemaal haar schuld…’ Mevrouw Ennis tuitte haar lippen, duidelijk sceptisch. ‘Ik wist niet wat ik ervan moest denken,’ zei de oudere vrouw ten slotte. ‘Tessa is een agent. Ze heeft een opleiding gevolgd, ze draagt een pistool bij zich. Ik hield mezelf voor dat ze het me zou vertellen als ze hulp nodig had. Of anders een collega. Ze zit de hele dag bij de politie. Dan zou ze toch wel om hulp vragen?’
Dat is de grote vraag, dacht D.D. Aan Bobby’s blik kon ze zien dat hij hetzelfde dacht. Hij leunde naar voren om de aandacht van mevrouw Ennis te trekken.
‘Had Tessa het wel eens over Sophies biologische vader? Heeft hij misschien onlangs contact met haar opgenomen, of belangstelling voor zijn kind getoond?’
Mevrouw Ennis schudde haar hoofd. ‘Tessa had het nooit over hem. Ik ben er altijd van uitgegaan dat het die man niet interesseerde dat hij vader was. Tessa zei dat hij iets beters had kunnen krijgen, en daar liet ze het bij.’
‘Heeft Tessa het er wel eens over gehad dat ze zich zorgen maakte over een arrestatie die ze had verricht?’
Mevrouw Ennis schudde haar hoofd.
‘En problemen op het werk, misschien met een collega? Het was vast niet makkelijk om de enige vrouw te zijn op bureau Framingham.’
Mevrouw Ennis schudde opnieuw haar hoofd. ‘Ze had het nooit over haar werk. Tegen mij niet in elk geval. Maar Tessa was wel trots op haar werk. Dat kon ik zien, gewoon door de manier waarop ze elke avond op surveillance ging. Misschien heeft ze voor de staatspolitie gekozen omdat ze dacht dat dat goed was voor haar kind, maar het was ook goed voor haar. Een stevige baan voor een stevige vrouw.’
‘Denkt u dat ze haar man kan hebben doodgeschoten?’ vroeg D.D. op de man af.
Mevrouw Ennis gaf geen antwoord.
‘En als hij haar kind iets zou hebben aangedaan?’
Als door een adder gebeten keek mevrouw Ennis op. ‘Hemeltjelief, u wilt toch niet zeggen…’ Ze sloeg haar hand voor haar mond. ‘Denkt u dat Brian Sophie om het leven heeft gebracht? Denkt u dat ze dood is? Maar dat Amber Alert… Ik dacht dat ze alleen maar vermist werd. Misschien is ze weggelopen door alle opschudding…’
‘Welke opschudding?’
‘Op het nieuws zeiden ze dat er een voorval had plaatsgevonden waarbij één dode was gevallen. Ik dacht dat er misschien was ingebroken en dat er een vechtpartij was geweest. Misschien is Sophie gevlucht om zichzelf in veiligheid te brengen.’
‘Wie zou er moeten inbreken?’ vroeg D.D.
‘Weet ik niet. Dit is Boston. Inbrekers, bendes… Die dingen gebeuren.’
‘Er zijn geen sporen van een inbraak,’ zei D.D. zacht, en ze gaf mevrouw Ennis even de tijd om dat nieuws te laten doordringen. ‘Tessa heeft bekend dat ze haar man heeft neergeschoten. Wat we proberen vast te stellen is wat daartoe heeft geleid en wat er met Sophie is gebeurd.’
‘Hemeltjelief. O… o…’ Mevrouw Ennis verplaatste haar handen van haar mond naar haar ogen. Daar waren de tranen al. ‘Maar ik had nooit gedacht… Ook al had Brian… wel eens een driftbui, ik had nooit gedacht dat het zo erg was geworden. Ik bedoel, hij ging toch weg? Als het allemaal zo erg was, waarom gingen Tessa en Sophie dan niet gewoon bij hem weg toen hij op zee was? Ik zou hebben geholpen. Dat moet ze geweten hebben!’
‘Dat is een heel goede vraag,’ zei D.D. zacht. ‘Waarom gingen zij en Sophie niet gewoon weg toen hij eenmaal op zee was?’
‘Had Sophie het wel eens over school?’ vroeg Bobby. ‘Leek ze het daar naar haar zin te hebben, of had ze er een beetje moeite mee?’
‘Sophie vond het heerlijk op school. Ze zat in groep drie, bij juf DiPace. Ze was net begonnen met echte boekjes lezen, met een beetje hulp. Het is een slimme meid. En ook een lieve meid. Ik kan… ik kan u de naam geven van het schoolhoofd en de leraren; ik heb de hele schoollijst hier omdat ik haar zo vaak naar school bracht. Iedereen zegt alleen maar geweldige dingen over haar, en hemeltjelief, ik…’
Mevrouw Ennis was opgestaan en liep een rondje voordat ze zich leek te herinneren wat ze ging doen. Ze ging naar een bijzettafeltje naast de bank, deed de bovenste la open en begon er papieren uit te halen.
‘Wat kunt u zeggen over buitenschoolse activiteiten?’ vroeg D.D.
‘Ze hadden elke maandag een knutselgroepje na school. Sophie vond het geweldig.’
‘Geven ouders zich daarvoor op als vrijwilliger?’ probeerde Bobby.
D.D. knikte, omdat ze snapte waarom hij het vroeg: ouders van wie ze de achtergrond konden natrekken.
Mevrouw Ennis draaide zich weer naar hen toe, met verscheidene papieren in haar hand: een schoolkalender, contactinformatie, een telefoonboom met nummers van andere ouders die gebruikt werd op dagen dat er vanwege de sneeuw geen school was.
‘Kunt u iemand bedenken die Sophie iets zou willen aandoen?’ vroeg D.D. zo voorzichtig als ze kon.
Mevrouw Ennis schudde haar hoofd. Ze keek nog steeds geschokt.
‘Hebt u enig idee waar ze zich zou kunnen verstoppen als ze wegliep?’
‘In de boom,’ antwoordde mevrouw Ennis meteen. ‘Als ze even alleen wilde zijn, klom ze altijd in de grote eik in de achtertuin. Tessa zei dat zij dat als kind ook altijd deed.’
Bobby en D.D. knikten. Ze hadden de kale boom al bekeken, maar Sophie had niet tussen de takken verscholen gezeten.
‘Hoe gaat u naar het huis?’ vroeg D.D. terwijl zij en Bobby opstonden.
‘Met de bus.’
‘Is Sophie wel eens met u meegereden? Weet ze hoe het openbaar vervoer werkt?’
‘We zijn een paar keer met de bus gegaan. Ik denk niet dat ze weet hoe…’ Mevrouw Ennis zweeg en haar donkere ogen begonnen te stralen. ‘Maar ze kan wel met geld omgaan. De laatste paar keer dat we met de bus gingen, telde zij het geld uit. En ze is heel avontuurlijk. Als ze om welke reden dan ook zou denken dat ze met de bus moest, zou ik het haar wel alleen zien proberen.’
‘Dank u wel, mevrouw Ennis. Als u nog iets anders te binnen schiet…’ D.D. gaf de vrouw haar kaartje.
Bobby had de deur al geopend. Terwijl D.D. de gang op liep draaide hij zich op het laatste moment om.
‘U zei dat een andere agent Tessa en Brian met elkaar in contact heeft gebracht. Kunt u zich nog herinneren wie dat was?’
‘O, het was op een barbecue…’ Mevrouw Ennis zocht haar geheugen af. ‘Shane. Zo noemde Tessa hem. Ze was bij Shane thuis geweest.’
Bobby bedankte de vrouw en liep achter D.D. aan de trap af.
‘Wie is Shane?’ vroeg D.D. zodra ze buiten waren. Ze ademden ijswolkjes uit en trokken hun handschoenen aan.
‘Ik vermoed dat het Shane Lyons is, een agent van bureau Framingham.’
‘De vakbondsman!’ zei D.D.
‘Inderdaad. En ook de agent die de eerste melding heeft gedaan.’
‘Dan is hij de volgende die we gaan ondervragen.’ D.D. keek naar de verre horizon en voor het eerst viel het haar op dat het daglicht nu snel afnam. Ze kreeg een wee gevoel in haar buik. ‘O nee. Bobby… Het is bijna donker!’
‘Dan moeten we sneller gaan werken.’
Bobby liep naar de auto. D.D. kwam vlug achter hem aan.