37
Bobby en D.D. waren halverwege de rit naar het huis van Shane Lyons toen ze de melding hoorden: Assistentie collega, assistentie collega, oproep voor alle wagens…
De meldkamer dreunde een adres op. D.D. voerde het in in haar computer en verbleekte toen op het scherm het plattegrondje verscheen.
‘Dat is vlak bij Tessa’s huis,’ mompelde ze.
‘En dat van Lyons,’ zei Bobby.
Ze staarden elkaar aan.
‘Shit.’
Bobby zette de zwaailichten aan en gaf plankgas. Ze spoedden zich in doodse stilte naar het adres.
Tegen de tijd dat ze arriveerden, werd de hele boel al geblokkeerd door ambulances en politiewagens. Het krioelde van de politiemensen, die geen van allen echt iets deden. En dat kon maar één ding betekenen.
Bobby en D.D. stapten uit. De eerste agent die ze tegen het lijf liepen was van de staatspolitie, dus voerde Bobby het woord.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Het is Shane Lyons. Een schotwond in het hoofd.’ De jonge agent slikte moeizaam. ‘Hij is ter plaatse overleden. Het ambulancepersoneel heeft niets meer kunnen doen.’
Bobby knikte en keek in D.D.’s richting.
‘Had hij dienst?’ vroeg ze.
‘Nee. Hij had zich nog niet gemeld. Rechercheur Parker’ – de agent wees naar een man in een zware grijze wollen jas die achter het afzetlint stond – ‘leidt het onderzoek. Misschien kunt u beter met hem praten.’
Ze knikten, bedankten hem en liepen naar de plaats delict.
Bobby kende Al Parker. Hij en D.D. lieten hun politiepenning zien aan de agent met het moorddossier. Toen doken ze onder het gele lint door en liepen naar de leider van het onderzoek toe.
Parker, een dunne, slungelige man, ging rechter staan toen hij ze zag aankomen. Hij pakte met zijn leren handschoenen nog aan Bobby’s beide handen vast, en Bobby stelde D.D. aan hem voor.
Het was eindelijk minder hard gaan sneeuwen. Er lag nog een laag van een centimeter of tien op het wegdek, waarop een wirwar van voetafdrukken zichtbaar was, van agenten en ambulanceverpleegkundigen die te hulp waren gesneld. Het viel echter meteen op dat er maar één bandenspoor was. Een ander voertuig zou sporen hebben achtergelaten, maar D.D. zag niets.
Ze zei het tegen rechercheur Parker, die knikte.
‘Kennelijk is Lyons achter het gebouw gaan staan,’ zei hij. ‘Offi -cieel was hij nog niet aan zijn dienst begonnen. Ook heeft hij er geen melding van gemaakt dat hij reageerde op aanwijzingen van verdachte activiteiten…’
Rechercheur Parker hoefde niet uit te leggen wat dat betekende.
Agenten die dienst hadden, meldden zich altijd. Dat zat ingebakken in hun DNA. Als je koffie ging halen, een plas ging doen of een inbraak zag plaatsvinden, dan meldde je dat. Dat betekende dat wat het ook was waardoor Lyons op deze afgelegen plek terecht was gekomen, het niets met zijn werk te maken had, maar iets persoonlijks was geweest.
‘Eén schotwond,’ vervolgde Parker. ‘In de linkerslaap. Het schot is afgevuurd vanaf de bestuurdersstoel. Lyons zat achterin.’
D.D. schrok, Bobby ook.
Toen Parker hun blik zag, gebaarde hij dat ze naar de surveillancewagen moesten lopen, waarvan
alle vier de portieren openstonden. Vanaf de bloedvlek op de achterbank volgde hij achterwaarts de baan van het schot.
‘Had hij zijn politieriem om?’ vroeg Bobby fronsend.
Parker knikte. ‘Ja, maar er zijn sporen op zijn polsen die erop wijzen dat hij geboeid was. De handboeien waren niet meer aanwezig toen de eerste agent ter plaatse kwam, maar eerder op de avond zijn Lyons’ handen geboeid geweest.’
Dat beeld stond D.D. niet aan – een geboeide agent die op de achterbank van zijn eigen wagen in de loop van een pistool staarde. Ze voelde koude sneeuwvlokken langs haar wimpers strijken en dook dieper weg in haar winterjas.
‘Zijn wapen?’ vroeg ze.
‘De Sig Sauer zit in zijn holster. Maar ik wil jullie wat laten zien.’
Parker liep voor hen uit naar de achterkant van de wagen en deed de kofferbak open. Die was leeg. D.D. begreep meteen wat dat wilde zeggen. Geen enkele agent, of hij nu een uniform droeg of niet, reed rond met een lege kofferbak. Er zouden op zijn minst wat voedingsmiddelen moeten zijn, om nog maar te zwijgen van een karabijn of een riotgun, of allebei.
Ter bevestiging keek ze even naar Bobby. Die knikte en mompelde: ‘Een Remington riotgun en een M4 karabijn zijn standaard. Iemand was op zoek naar wapens.’
Parker keek hen allebei aandachtig aan, maar ze deden er het zwijgen toe. Het was zonder woorden ook wel duidelijk wie diegene was: iemand die Shane Lyons kende, hem uit zijn wagen zou weten te lokken en heel erg verlegen zat om vuurwapens.
‘Lyons’ gezin?’ vroeg Bobby.
‘De kolonel is erheen om ze op de hoogte te stellen.’
‘Shit,’ mompelde Bobby.
‘Drie jongens. Shit, ja.’
D.D.’s mobieltje ging. Ze herkende het nummer niet, maar het was een nummer uit Boston, dus verontschuldigde ze zich en liep een eindje weg om op te nemen.
Even later kwam ze terug naar Bobby en Parker.
‘We moeten gaan,’ zei ze terwijl ze Bobby op zijn arm tikte.
Hij vroeg niets, niet waar de andere rechercheur bij was. Hij gaf Parker eenvoudigweg een hand, bedankte hem voor zijn tijd en toen waren ze weg.
‘Wie was dat?’ vroeg Bobby zodra ze buiten gehoorsafstand waren.
‘Geloof het of niet: Shanes weduwe. Ze heeft iets voor ons.’
Bobby trok een wenkbrauw op.
‘Een envelop,’ verduidelijkte D.D. ‘Kennelijk heeft Shane die op zondagavond aan haar gegeven. Hij zei dat ze mij moest bellen als hem iets overkwam, alleen mij, en me de envelop moest geven. De kolonel is net weg. De weduwe vervult nu de laatste wensen van haar man.’
In het huis van Shane Lyons waren alle lampen aan. In de straat stonden zes auto’s, waarvan er twee fout geparkeerd in de voortuin stonden. Vast familie, dacht D.D. Vrouwen van andere staatsagenten. De ondersteuning was op gang gekomen.
Ze vroeg zich af of Shanes jongens al wakker waren gemaakt. Ze vroeg zich af of hun moeder al had verteld dat hun vader nooit meer thuis zou komen.
Bobby en zij stonden schouder aan schouder voor de voordeur, hun gezicht in de plooi omdat het nou eenmaal zo werkte. Ze rouwden om de dood van elke politieagent, voelden de pijn die het gezin van de betreffende agent voelde en deden desondanks hun plicht. Agent Shane Lyons was slachtoffer én verdachte. Niets was makkelijk in dit soort zaken of onderzoeken.
Er werd opengedaan door een oudere vrouw. Op basis van haar leeftijd en haar gelaatstrekken concludeerde D.D. dat het de moeder van Tina Lyons was. D.D. liet haar politiepenning zien, en Bobby deed hetzelfde.
Dat leek de vrouw te verwarren. ‘Ik neem toch aan dat jullie nu geen vragen voor Tina hebben,’ zei ze zacht. ‘Geef mijn dochter op zijn minst een paar dagen…’
‘Ze heeft ons gebeld, mevrouw,’ zei D.D.
‘Wat?’
‘We zijn hier omdat ze ons gevraagd heeft om te komen,’ herhaalde D.D. ‘Zou u haar willen laten weten dat brigadier-rechercheur D.D. Warren er is? We vinden het niet erg om buiten te wachten.’
Sterker nog, Bobby en zij gaven daar de voorkeur aan. Wat Tina ook voor hen had, ze konden er maar beter geen getuigen bij hebben.
De minuten verstreken. Net toen D.D. begon te denken dat Tina zich bedacht had, kwam de vrouw naar buiten. Ze had een verwilderde uitdrukking op haar gezicht en rode ogen van het huilen. Ze droeg een donzige roze badjas die ze aan de bovenkant stevig tegen zich aan drukte. In haar andere hand hield ze een grote, effen witte envelop.
‘Weten jullie wie mijn man heeft vermoord?’ vroeg ze.
‘Nee, mevrouw.’
Tina Lyons duwde D.D. de envelop in handen ‘Dat is het enige wat ik wil weten. Ik meen het. Dat is het énige wat ik wil weten. Kom daar eerst maar achter, dan zien we elkaar wel weer.’
Ze trok zich terug om zich over te geven aan de schrale troost die familie en vrienden te bieden hadden en liet D.D. en Bobby achter op de veranda.
‘Ze weet iets,’ zei Bobby.
‘Ze vermóédt iets,’ corrigeerde D.D. hem zachtjes. ‘Ze wil het niet weten. Volgens mij was dat het hele punt van wat ze zei.’
D.D. hield de envelop met beide handen vast. Ze keek de besneeuwde oprijlaan rond. Het was na middernacht in een rustige woonwijk, overal op het trottoir stonden lantaarnpalen, en toch doemden overal donkere plekken op.
Plotseling voelde ze zich in het oog lopen en onbeschut.
‘Kom, we gaan,’ mompelde ze tegen Bobby.
Ze liepen voorzichtig de straat door naar hun auto. D.D. droeg de envelop in haar handen. Bobby droeg zijn pistool.
Tien minuten later hadden ze een paar basale ontwijkende manoeuvres uitgevoerd in een doolhof van straten in Allston-Brighton. Bobby was blij dat niemand hen had gevolgd. D.D. kon niet wachten om te zien wat er in de envelop zat.
Ze vonden een kleine avondwinkel waar het een drukte van belang was met studenten, die zich niet hadden laten afschrikken door het late tijdstip of het weer. De vele auto’s zorgden ervoor dat hun Crown Vic minder in het oog liep, en bovendien waren er nu dankzij de studenten meer dan genoeg ooggetuigen om een onverwachte aanval te voorkomen.
Gerustgesteld verving D.D. haar winterhandschoenen door een paar latex handschoenen en maakte toen zo voorzichtig mogelijk de envelop open, om eventueel bewijs intact te houden.
In de envelop zaten twaalf kleurenfoto’s. De eerste elf bleken van het gezin van Shane Lyons te zijn. Daar had je Tina in de supermarkt. Daar liep Tina een gebouw in met een yogamatje in haar handen. Daar haalde Tina de jongens op van school. Daar speelden de jongens op het schoolplein.
Je hoefde geen genie te zijn om de boodschap te begrijpen. Iemand had het gezin van Shane gestalkt, en die persoon wilde dat Shane dat wist.
Toen kwam D.D. bij de laatste foto. Ze hield haar adem in; naast haar vloekte Bobby.
Sophie Leoni.
Ze staarden naar Sophie Leoni, of beter gezegd: zij staarde recht in de camera, terwijl ze krampachtig een pop vasthield die één oog had, een gehavende blauwe knoop. Sophie hield haar lippen op elkaar geperst, zoals een klein meisje zou kunnen doen dat heel erg haar best deed om niet te huilen. Maar ze hield haar kin omhoog. Aan de blik in haar blauwe ogen kon je duidelijk zien dat ze zich probeerde te verzetten, ook al zaten er vegen van vuil en tranen op haar wangen en leek haar bruine haar nu wel een rattennest.
De foto’s waren van dichtbij genomen, en de enige zichtbare aanwijzing was het hout van de panelen op de achtergrond. Misschien was de foto in een kast of een klein kamertje genomen. Een raamloos vertrek, dacht D.D. Dat zou een logische plek zijn om een kind op te sluiten.
Haar hand begon te trillen.
D.D. draaide de foto om om te zien of ze nog meer aanwijzingen kon ontdekken.
Ze vond een boodschap die met zwarte markeerstift was opgeschreven: Zorg ervoor dat jouw kind dit niet ook overkomt.
D.D. draaide de foto weer om en wierp nog een laatste blik op het hartvormige gezicht van Sophie Leoni. Haar handen trilden nu zo erg dat ze de foto op haar schoot moest leggen.
‘Ze is echt ontvoerd. Ze is echt…’ Haar gedachten schoten alle kanten op. ‘En het is godverdomme meer dan drie dagen geleden! Hoe moeten we haar na drie dagen godverdomme ooit nog terugvinden?’
Ze gaf een ram op het dashboard. De klap deed pijn aan haar hand, maar temperde haar woede absoluut niet.
Ze draaide zich met een ruk naar haar partner toe. ‘Wat is er godverdomme aan de hand, Bobby? Wie ontvoert er godverdomme het kind van een politieagent en bedreigt ook nog eens het gezin van een tweede agent? Ik bedoel, wat voor iemand dóét zoiets?’
Bobby gaf niet meteen antwoord. Zijn handen omklemden het stuur zo stevig dat hij witte knokkels had.
Toen vroeg hij: ‘Wat zei Tina toen ze belde? Wat waren Shanes instructies?’
‘Dat ze deze envelop aan mij moest geven als hem iets overkwam.’
‘Waarom aan jou, D.D.? Met alle respect, maar jij bent van de BPD.
Als Shane hulp nodig had, zou hij zich dan niet tot zijn eigen geüniformeerde vrienden wenden, zijn broeders in het blauw?’
D.D. staarde hem aan. Ze herinnerde zich de dag dat ze aan deze zaak was begonnen, de manier waarop de staatspolitie de rijen had gesloten, zelfs tegenover haar, een collega van de BPD. Toen zette ze grote ogen op.
‘Je denkt toch niet…’
‘Er zijn maar weinig criminelen die de ballen hebben om een staatsagent te bedreigen, laat staan twee. Maar een andere agent zou dat wél doen.’
‘Waarom?’
‘Hoeveel is er gestolen van de vakbond?’
‘Een kwart miljoen.’
Bobby knikte.
‘Met andere woorden: tweehonderdvijftigduizend redenen om het uniform te schande te maken. Tweehonderdvijftigduizend redenen om Brian Darby om het leven te brengen, Sophie Leoni te ontvoeren en Shane Lyons te bedreigen.’
Daar dacht D.D. even over na. ‘Tessa Leoni heeft Lyons doodgeschoten. Hij heeft het uniform te schande gemaakt, maar wat nog erger is, is dat hij haar gezin heeft verraden. Nu is de vraag: heeft ze van Lyons de informatie losgekregen waar ze naar op zoek was?’
‘Lyons was maar een hulpje, Brian Darby misschien ook. Ze hebben het geld van de vakbond gejat om te kunnen gokken. Maar iemand anders heeft ze geholpen – de persoon die de leiding had.’
Bobby wierp een blik op Sophies foto en probeerde zijn gedachten onder woorden te brengen. ‘Als Tessa Leoni degene is geweest die Lyons heeft doodgeschoten en zo ver gekomen is, dan kan het niet anders dan dat ze een auto heeft.’
‘Om nog maar te zwijgen van een klein arsenaal aan wapens.’
‘Dus misschien heeft ze wel degelijk een naam en een adres,’ voegde Bobby daaraan toe.
‘Ze gaat achter haar dochter aan.’
Eindelijk lachte Bobby. ‘Dan hoop ik maar voor het brein achter de diefstal dat wij die smeerlap eerder vinden.’