5
Tegen de tijd dat D.D. en Bobby klaar waren met het inspecteren van de tuin en bij de voorkant van het huis kwamen, haalden de ambulanceverplegers een brancard achter uit de ambulance. D.D. keek hun kant op en zag toen bij het lint waarmee de plaats delict was afgezet de agent in het uniform van de Bostonse politie staan die het moorddossier vasthield. Ze liep naar hem toe.
‘Hé, Fiske. Heb je daar de namen in geschreven van alle agenten die hier naar binnen zijn gekomen?’ Ze gebaarde naar het boek in zijn hand, waar hij de namen in noteerde van iedereen die voorbij het afzetlint kwam.
‘Tweeënveertig man,’ zei hij, zonder een spier te vertrekken.
‘Jezus. Is er nog wel een agent over om in de rest van Boston te patrouilleren?’
‘Ik betwijfel het,’ zei Fiske. Hij was een jonge, serieuze agent. Lag het aan D.D. of werden ze elk jaar jonger en serieuzer?
‘Het probleem is dat terwijl jij hier namen opschrijft, het aan de achterkant een komen en gaan is van agenten, en daar word ik echt heel pissig van.’
De ogen van Fiske werden groter.
‘Heb je geen maatje?’ ging D.D. verder. ‘Roep hem op en zeg dat hij met een notitieboekje aan de achterkant van het huis moet gaan staan. Ik wil dat jullie alle namen, rangen en badgenummers noteren. En als jullie toch bezig zijn, maak dan gelijk bekend dat alle agenten
van de staatspolitie die zich op dit adres hebben vertoond zich vóór het einde van de dag moeten melden op het hoofdkantoor van de Bostonse politie om een afdruk te laten maken van hun laarzen. Wie medewerking weigert krijgt onmiddellijk bureaudienst. Dat heeft de vertegenwoordiger van de staatspolitie je persoonlijk verteld.’ Ze wees met haar duim naar Bobby, die met rollende ogen naast haar stond.
‘D.D. …’ begon hij.
‘Ze hebben mijn plaats delict onder de voet gelopen. Ik vergeef niet en ik vergeet niet.’
Bobby zweeg. Dat beviel haar aan hem.
Nu ze haar plaats delict had veiliggesteld en de boel lekker had opgeschud, liep D.D. naar de ambulanceverpleegkundigen toe, die net met de brancard tussen hen in de steile trap naar de voordeur wilden opgaan.
‘Wacht even,’ riep D.D.
De ambulanceverpleegkundigen, een man en een vrouw, bleven staan terwijl ze naar hen toe liep.
D.D. stelde zich voor: ‘Brigadier-rechercheur D.D. Warren. Ik heb de leiding in dit circus. Gaan jullie Tessa Leoni vervoeren?’
De zwaargebouwde vrouw die aan het voorste uiteinde van de brancard stond knikte en draaide zich alweer om om de trap op te gaan.
‘Ho ho,’ zei D.D. snel. ‘Geef me vijf minuten. Ik moet mevrouw Leoni een paar vragen stellen voordat ze haar uitstapje gaat maken.’
‘Mevrouw Leoni heeft een zware hoofdwond,’ zei de vrouw stellig. ‘We brengen haar naar het ziekenhuis voor een CT-scan. U doet uw werk, wij het onze.’
De ambulanceverpleegkundigen deden opnieuw een stap in de richting van de trap. D.D. versperde hen de weg.
‘Bestaat het gevaar dat mevrouw Leoni doodbloedt?’ drong D.D. aan. Ze wierp een snelle blik op de badge van de vrouw en voegde daar net te laat aan toe: ‘Marla?’
Marla leek niet onder de indruk. ‘Nee.’
‘Loopt ze direct fysiek gevaar?’
De ambulanceverpleegkundige begon het lijstje op te dreunen: ‘Zwelling van de hersenen, hersenbloeding…’
‘Dan zullen we ervoor zorgen dat ze bij bewustzijn blijft en haar vragen of ze weet hoe ze heet en welke dag het vandaag is. Dat doen jullie toch bij een hersenschudding? Tot vijf tellen en weer terug, naam, rang en serienummer, blablabla.’
Naast haar zuchtte Bobby. D.D. bewoog zich duidelijk op de grens van het toelaatbare. Ze bleef zich op Marla richten, die zich nog meer leek te ergeren dan Bobby.
‘Rechercheur…’ begon Marla.
‘Er wordt een kind vermist,’ viel D.D. haar in de rede. ‘Een meisje van zes, en we hebben geen idee waar ze is. Ik heb maar vijf minuten nodig, Marla. Misschien vraag ik daarmee heel veel van jou en van de gewonde mevrouw Leoni, maar volgens mij is het voor een meisje van zes echt niet te veel gevraagd.’
D.D. was goed. Dat was ze altijd al geweest en zou ze altijd blijven. Marla, die D.D. ergens in de veertig schatte en die waarschijnlijk zelf kinderen had, om nog maar te zwijgen van neefjes en nichtjes, gaf zich gewonnen.
‘Vijf minuten,’ zei ze, terwijl ze even naar haar collega keek. ‘Dan nemen we haar mee, of u nu klaar bent of niet.’
‘Afgesproken,’ zei D.D. en ze rende naar de trap.
‘Heb je soms eieren met spek als ontbijt gehad?’ mompelde Bobby terwijl hij achter haar aan hobbelde.
‘Je bent gewoon jaloers.’
‘Jaloers? Hoezo?’
‘Omdat ik hier altijd mee wegkom.’
‘Hoogmoed komt voor de val,’ mompelde Bobby.
D.D. duwde de voordeur van het huis open. ‘Laten we voor de kleine Sophie hopen van niet.’
Tessa Leoni werd nog steeds in afzondering gehouden in de serre. D.D. en Bobby moesten de keuken door om er te komen. Het lichaam van Brian Darby was weggehaald, maar de vloerplanken zaten onder het bloed, overal stonden gele bordjes om bewijsmateriaal mee te markeren en er lag een dikke laag poeder dat was gebruikt voor het nemen van vingerafdrukken. De gebruikelijke overblijfselen op een plaats delict. D.D. hield een hand voor haar neus en mond terwijl ze zigzaggend verder liep. Ze had nog steeds een paar stappen voorsprong op Bobby en hoopte dat hij het niet zag.
Tessa Leoni keek op toen Bobby en D.D. binnenkwamen. Ze drukte een zak ijs tegen een kant van haar gezicht, maar daarmee werden haar bloederige lip en de al even bloederige snee op haar voorhoofd niet aan het zicht onttrokken. Toen D.D. de serre binnen liep, liet de agente haar hand zakken, zodat er een oog zichtbaar werd dat zo gezwollen was dat het helemaal dichtzat en een paarsgele kleur had.
Even was D.D. geschokt, ze kon er niets aan doen. Of ze Leoni’s eerste verklaring nu geloofde of niet, het stond buiten kijf dat de agent van de staatspolitie er flink van langs had gekregen. D.D. wierp een snelle blik op de handen van de vrouw, om te zien of Leoni verwondingen had opgelopen doordat ze zichzelf verdedigd had. De agente zag het en bedekte haar knokkels met de ijszak.
Even bekeken de twee vrouwen elkaar. D.D. vond Tessa Leoni jong overkomen, wat nog werd versterkt door het blauwe uniform van de staatspolitie. Ze had lang donker haar, blauwe ogen en een hartvormig gezicht. Een knappe meid, ondanks de verwondingen, en misschien maakten die verwondingen haar ook wel kwetsbaarder. D.D. voelde meteen irritatie opborrelen. Haar geduld werd bijna altijd op de proef gesteld door de combinatie van knap en kwetsbaar.
D.D. nam de twee andere aanwezigen in het vertrek in zich op. Naast Leoni stond een reusachtige agent van de staatspolitie. Om er zo veel mogelijk als een harde jongen uit te zien, hield hij zijn schouders zo ver mogelijk naar achteren. Tegenover Leoni zat een keurige oudere heer in een grijs pak die op één knie zorgvuldig een geel schrijfblok in evenwicht hield. Het viel D.D. op dat de vertegenwoordiger van de vakbond stond en dat de door de vakbond toegewezen advocaat zat.
De hele club was dus compleet.
De vakbondsvertegenwoordiger, ook een agent van de staatspolitie, nam als eerste het woord.
‘Mevrouw Leoni beantwoordt geen vragen,’ deelde hij mee terwijl hij zijn kin uitstak.
D.D. keek op zijn badge. ‘Meneer Lyons…’
‘Ze heeft al een eerste verklaring afgelegd,’ vervolgde Lyons onbuigzaam. ‘Alle andere vragen zullen moeten wachten tot ze medisch is behandeld.’ Hij keek achter D.D. langs naar de deur. ‘Waar zijn de mensen van de ambulance?’
‘Die halen hun spullen,’ zei D.D. sussend. ‘Ze komen zo. Natúúrlijk hebben de verwondingen van mevrouw Leoni prioriteit. Een collega moet de best mogelijke verzorging krijgen.’
D.D. deed een stap naar rechts, zodat Bobby naast haar kon komen staan. Een verenigd front van de Bostonse politie en de staatspolitie. Lyons leek niet onder de indruk.
De advocaat was gaan staan. Nu stak hij zijn hand uit en stelde zich voor: ‘Ken Cargill. Ik zal mevrouw Leoni bijstaan.’
‘Brigadier-rechercheur D.D. Warren,’ zei D.D., en vervolgens stelde ze Bobby voor.
‘Mijn cliënt beantwoordt nu geen vragen,’ zei Cargill. ‘Wanneer ze eenmaal de vereiste medische verzorging heeft gekregen en we weten wat de aard van haar verwondingen is, zullen we u dat laten weten.’
‘Dat begrijp ik. Het is niet mijn bedoeling om de zaak op de spits te drijven. De mensen van de ambulance zeiden dat ze nog een paar minuten nodig hadden om de brancard klaar te maken en wat vloeistof te pakken. Ik dacht dat we die tijd mooi konden gebruiken om een paar essentiële dingen te bespreken. Er is een Amber Alert uitgegeven voor de kleine Sophie, maar ik moet eerlijk zijn.’ D.D. spreidde haar handen in een hulpeloos gebaar. ‘We hebben geen aanwijzingen. Mevrouw Leoni weet ongetwijfeld dat in een dergelijke situatie elke minuut telt.’
Toen Sophies naam viel verstijfde Leoni. Ze keek D.D. noch een van de mannen in de serre aan en hield haar blik strak gericht op een plek op het versleten groene tapijt. Haar handen lagen nog steeds onder de ijszak.
‘Ik heb overal gezocht,’ zei Leoni opeens. ‘In het huis, de garage, op zolder, in zijn auto…’
‘Niet doen, Tessa,’ onderbrak Lyons haar. ‘Je hoeft dit niet te doen.’
‘Wanneer hebt u uw dochter voor het laatst gezien?’ vroeg D.D., die de opening in het gesprek met beide handen aangreep.
‘Gisterenavond om kwart voor elf,’ antwoordde de agente werktuiglijk, alsof ze het antwoord uit haar hoofd had geleerd. ‘Ik ga altijd even bij Sophie kijken voordat ik aan het werk ga.’
D.D. fronste haar wenkbrauwen. ‘U bent hier om kwart voor elf vertrokken voor uw dienst van elf uur? Kunt u vanaf hier in een kwartier bij het bureau in Framingham zijn?’
Leoni schudde haar hoofd. ‘Ik hoef niet naar het bureau. We rijden met onze surveillancewagen naar huis, zodat we met onze surveillance kunnen beginnen zodra we achter het stuur gaan zitten. Ik nam vanuit de auto contact op met de meldkamer en gaf code vijf door. Toen kreeg ik te horen in welk gebied ik moest surveilleren en kon ik vertrekken.’
D.D. knikte. Aangezien ze zelf niet bij de staatspolitie werkte, wist ze die dingen niet. Maar ze speelde ook een spelletje met Tessa Leoni. Dat spelletje heette: vaststellen in welke gemoedstoestand de verdachte verkeert. Op die manier kon D.D., wanneer Leoni onvermijdelijk een keer iets bruikbaars zei en haar uitsloverige advocaat die bekentenis probeerde tegen te houden door aan te voeren dat zijn cliënt een hersenschudding had en daarom niet helder kon denken, vaststellen hoe helder en duidelijk Leoni andere, gemakkelijk verifieerbare vragen had beantwoord. Als Leoni bijvoorbeeld nog heel goed wist hoe laat ze contact had opgenomen met de meld -kamer, hoe laat ze aan haar surveillance was begonnen enzovoort enzovoort, waarom zou ze zich dan opeens vergissen als het ging om het neerschieten van haar eigen man?
Een goede rechercheur had dit soort spelletjes onder de knie. Een paar uur geleden zou D.D. dit misschien niet hebben gedaan bij een collega van de politie. Ze zou misschien bereid zijn geweest om het wat rustiger aan te doen met die arme, gewonde Tessa Leoni en haar de voorkeursbehandeling geven die een politievrouw al snel geneigd was een andere politievrouw te geven. Maar dat was voordat de agenten van de staatspolitie D.D.’s plaats delict hadden vertrapt en een muur hadden opgetrokken waar ze niet doorheen kon breken.
D.D. vergaf niet en vergat niet.
En ze had er nu helemaal geen trek in om te werken aan een zaak waar een klein kind bij betrokken was. Maar daar kon ze niet over praten, zelfs niet met Bobby.
‘Dus u bent om kwart voor elf bij Sophie gaan kijken,’ drong D.D. aan.
‘Ze sliep. Ik gaf haar een kus op haar wang. Ze… draaide zich om en trok de dekens over zich heen.’
‘En uw man?’
‘Die was beneden. Hij keek tv.’
‘Waar keek hij naar?’
‘Heb ik niet op gelet. Hij was bier aan het drinken, dat leidde me af. Ik wou… Ik vond het fijner als hij niet dronk.’
‘Hoeveel biertjes had hij op?’
‘Drie.’
‘Hebt u ze geteld?’
‘Ik heb gekeken hoeveel lege flesjes er naast de gootsteen stonden.’
‘Had uw man een alcoholprobleem?’ vroeg D.D. op de man af. Leoni keek eindelijk omhoog naar D.D. Ze keek haar aan met haar goede oog terwijl de andere helft van haar gezicht één grote opgezwollen, pulpachtige ravage was. ‘Brian was zestig dagen lang onafgebroken thuis zonder dat hij iets omhanden had. Ik moest werken. Sophie ging naar school. Maar hij had niks. Soms dronk hij. En soms… Drinken was niet goed voor hem.’
‘Dus uw man, van wie u zou willen dat hij niet dronk, had drie biertjes op, en toch liet u hem alleen achter met uw dochter.’
‘Hé…’ Lyons wilde weer tussenbeide komen.
Maar Tessa Leoni zei: ‘Ja, mevrouw. Ik liet mijn dochter achter bij haar dronken stiefvader. En als ik het had geweten… dan had ik hem tóén doodgeschoten, godverdomme. Dan had ik het gisterenavond al gedaan!’
‘Ho ho…’ De advocaat was opgestaan uit zijn stoel. Maar D.D. negeerde hem, net als Leoni.
‘Wat is er met uw dochter gebeurd?’ wilde D.D. weten. ‘Wat heeft uw man haar aangedaan?’
Leoni haalde haar schouders al op. ‘Dat wou hij niet vertellen. Toen ik thuiskwam ging ik naar boven. Ik dacht dat ze in bed zou liggen, of dat ze op de grond aan het spelen was. Maar… ze was er niet. Ik heb overal gezocht, maar Sophie was weg.’
‘Sloeg hij haar wel eens?’ vroeg D.D.
‘Hij raakte wel eens gefrustreerd door mij. Maar ik heb nooit gezien dat hij haar sloeg.’
‘Eenzaam? U bent de hele nacht weg, hij is alleen met haar.’
‘Nee! Zo is het niet. Dat zou ik hebben geweten! Dat zou ze me verteld hebben.’
‘Vertel jij het me dan, Tessa. Wat is er met je dochter gebeurd?’
‘Dat weet ik niet! Verdomme, ze is nog maar zo klein. Wat voor man doet nou een kind kwaad? Wat voor man dóét nou zoiets?’
Lyons legde zijn handen op haar schouders, alsof hij probeerde haar te kalmeren, maar Leoni rukte zich los. Ze kwam overeind, duidelijk geagiteerd. Die inspanning bleek echter te veel: ze viel vrijwel meteen opzij.
Lyons pakte haar bij een arm en liet haar voorzichtig weer op het bankje zitten. Hij staarde D.D. woest aan.
‘Rustig aan,’ zei hij kortaf tegen Tessa Leoni terwijl hij boos naar D.D. en Bobby bleef kijken.
‘Je begrijpt het niet, je begrijpt het niet,’ mompelde de moeder en agente. Ze zag er niet langer knap of kwetsbaar uit. Haar gezicht was ongezond bleek geworden; ze zag eruit alsof ze ging overgeven en sloeg met haar hand op de lege plek naast haar. ‘Sophie is heel dapper en avontuurlijk. Maar ze is bang voor het donker. Doodsbang. Toen ze bijna drie was is ze een keer in de kofferbak van mijn surveillancewagen geklommen, en toen die dichtklapte gilde ze het uit. Als je haar had horen gillen… Dan zou je het weten, dan zou je het begrijpen…’
Leoni wendde zich tot Lyons. Ze pakte zijn vlezige handen vast en keek hem wanhopig aan. ‘Er zal haar toch niets overkomen, hè? Jullie zorgen er toch wel voor dat er niets met haar gebeurt? Jullie zorgen toch voor haar? Breng haar naar huis. Voor het donker wordt, Shane. Voor het donker. Alsjeblieft, alsjeblieft. Ik smeek het je, alsjeblíéft.’
Lyons scheen niet te weten hoe hij op de uitbarsting moest reageren. Hij bleef Tessa’s schouders vasthouden, zodat D.D. degene was die de prullenbak pakte en hem net op tijd onder het asgrauwe gezicht van Leoni hield. De vrouw gaf over tot haar maag helemaal leeg was.
‘Mijn hoofd,’ kreunde ze, terwijl ze alweer onderuitzakte op het bankje.
‘Hé, wie maakt onze patiënt zo van streek? Iedereen weg hier!’ Marla en haar collega waren terug. Ze kwamen de serre binnenstappen en Marla wierp D.D. een venijnige blik toe. D.D. en Bobby begrepen dat protesteren geen zin had en draaiden zich om naar de aangrenzende keuken.
Maar uitgerekend Leoni greep D.D. bij haar pols. D.D. schrok van de kracht waarmee de bleke hand haar tegenhield.
‘Mijn dochter heeft je nodig,’ fluisterde de agente, terwijl de ambulanceverpleegkundigen haar andere hand pakten en het infuus begonnen aan te leggen.
‘Natuurlijk,’ zei D.D. schaapachtig.
‘Je moet haar vinden. Beloof het!’
‘We zullen ons best doen om…’
‘Belóóf het!’
‘Goed, goed,’ hoorde D.D. zichzelf zeggen. ‘We zullen haar vinden. Natúúrlijk. Ga… ga nu maar naar het ziekenhuis. Doe rustig aan.’
Marla en haar collega legden Leoni op de brancard. De agente sloeg nog steeds wild om zich heen en probeerde ze weg te duwen, probeerde D.D. dichter naar zich toe te trekken. Het was moeilijk te zeggen. Binnen een paar seconden hadden de ambulanceverpleegkundigen haar vastgebonden en waren ze de deur uit. Lyons liep gelaten achter hen aan.
De advocaat bleef achter en terwijl ze de serre uitliepen gaf hij D.D. zijn kaartje. ‘U zult ongetwijfeld begrijpen dat niets van dit alles toelaatbaar was. Zo heeft mijn cliënt nooit afstand gedaan van haar rechten, en o ja, ze heeft een hérsenschudding.’
Nadat hij zijn zegje had gedaan vertrok ook de advocaat en toen stonden D.D. en Bobby samen bij de keuken. D.D. hoefde haar neus niet langer te bedekken. Het gesprek met Tessa Leoni had haar zo afgeleid dat ze de geur niet meer opmerkte.
‘Ligt het aan mij,’ zei D.D., ‘of lijkt het net of iemand haar gezicht met een hamer heeft bewerkt?’
‘En toch zitten er helemaal geen schrammen of schaafwonden op haar handen,’ vulde Bobby aan. ‘Geen gescheurde nagels of beschadigde knokkels.’
‘Dus iemand ramt haar helemaal in elkaar zonder dat ze een vinger uitsteekt om zich te verdedigen?’ vroeg D.D. sceptisch.
‘Tot ze hem doodschoot,’ corrigeerde Bobby haar goedaardig.
D.D. wierp een blik ten hemel. Ze was verbijsterd en het stond haar helemaal niet aan. De verwondingen in het gezicht van Tessa Leoni zagen er echt uit. Maar het geheel… het ontbreken van verdedigingswonden, een getrainde agente die als eerste naar haar pistool greep terwijl ze een hele politieriem tot haar beschikking had, een vrouw die net zo’n emotionele verklaring had gegeven terwijl ze angstvallig elk oogcontact meed…
D.D. voelde zich over dat alles heel ongemakkelijk, of misschien wel vooral over een vrouwelijke collega die haar had vastgegrepen en zo ongeveer had gesmeekt haar vermiste kind te gaan zoeken.
De zesjarige Sophie Leoni, die zo bang was voor het donker.
O god. Dit werd een pijnlijke zaak.
‘Het lijkt erop dat zij en haar man een knallende ruzie hadden,’ zei Bobby. ‘Hij overmeesterde haar en sloeg haar tegen de grond, en dus pakte zij haar pistool. Pas later ontdekte ze dat haar dochter weg was. En toen realiseerde ze zich natuurlijk dat ze de persoon had gedood die haar waarschijnlijk had kunnen vertellen waar Sophie is.’
D.D. knikte en dacht na. ‘Ik heb een vraag: wat zal een agent intuïtief doen, zichzelf beschermen of anderen?’
‘Anderen.’
‘En een moeder? Zichzelf of haar kind?’
‘Haar kind.’
‘En toch wordt de dochter van Tessa Leoni vermist en is het eerste wat ze doet haar vakbondsvertegenwoordiger inschakelen en voor een goede advocaat zorgen.’
‘Misschien is ze niet zo’n goede agent,’ zei Bobby.
‘Misschien is ze niet zo’n goede moeder,’ antwoordde D.D.