2
Van wie hou je?
Ik leerde Brian kennen op een barbecue op Onafhankelijkheidsdag bij Shane thuis. Normaal gesproken sloeg ik dat soort uitnodigingen af, maar de laatste tijd was ik me gaan realiseren dat ik mijn mening daarover misschien moest herzien – als het niet in mijn eigen belang was, dan toch wel in dat van Sophie.
Er waren niet zo heel veel mensen op het feestje, een man of dertig, allemaal agenten van de staatspolitie plus aanhang die bij Shane in de buurt woonden. De luitenant-kolonel had zijn gezicht ook even laten zien, wat een aardig succesje was voor Shane. Ik zag vier jongens van het bureau bij de barbecue staan. Ze dronken bier en treiterden de gastheer, die zich zenuwachtig stond te maken om een nieuwe lading vlees. Voor hen stonden twee picknicktafels, waar een groep lachende echtgenotes tussen de zorg voor verschillende kinderen door nu al margarita’s aan het mixen was.
Andere mensen bevonden zich in het huis, waar ze pastasalades klaarmaakten en naar de slotfase van de wedstrijd keken. Overal stonden mensen onder het genot van een hapje en een drankje met elkaar te kletsen. Kortom: iedereen deed wat mensen op een zonnige zaterdagmiddag zoal doen.
Ik stond in de schaduw van een oude eik.Op Sophies verzoek droeg ik een zomerse jurk met oranje bloemen en had ik mijn enige chique paar goudkleurige slippers aangetrokken. Ik stond nog steeds met mijn voeten een beetje uit elkaar, met mijn ellebogen strak langs mijn onbeschermde zijdes en met mijn rug tegen de boom. Ik was dan wel niet aan het werk, maar dat betekende niet dat ik het werk kon loslaten.
Ik zou me onder de mensen moeten begeven en een gesprek moeten aanknopen, maar ik wist niet waar ik moest beginnen. Moest ik bij de vrouwen gaan zitten, van wie ik er niet één kende, of kon ik beter gaan rondhangen bij de jongens, bij wie ik me meer op mijn gemak voelde? Het klikte zelden met de echtgenotes, maar ik kon me niet veroorloven de indruk te wekken dat ik me vermaakte met hun mannen – als dat gebeurde, zou het lachen de vrouwen vergaan en zouden ze me vernietigende blikken toewerpen.
Dus stond ik in mijn eentje bij de boom en hield ik me afzijdig, met een bierflesje in de hand dat ik nooit leeg zou drinken. Ik wachtte tot het feestje ver genoeg over zijn hoogtepunt heen was om te kunnen vertrekken zonder onbeleefd te zijn.
Ik keek vooral naar mijn dochter.
Een meter of honderd verderop giechelde ze uitgelaten terwijl ze samen met een paar andere kinderen van een grasheuveltje rolde. Haar knalroze jurkje zat al helemaal onder de groene vlekken en haar gezicht onder de kruimels van chocoladekoekjes. Als ze aan de voet van de heuvel weer opstond, pakte ze de hand van het meisje naast haar en dan renden ze puffend en zo snel hun drie jaar oude beentjes hen dragen konden weer naar boven.
Sophie maakte altijd heel makkelijk vrienden. In lichamelijk opzicht leek ze op mij, maar haar karakter had ze helemaal van zichzelf. Spontaan, vrijmoedig, avontuurlijk ingesteld. Als het aan haar lag, zou ze altijd mensen om zich heen hebben. Misschien was charme een dominant gen dat ze van haar vader had geërfd, want ze had het zeker niet van mij.
Sophie bereikte samen met de andere peuter de top van de heuvel. Ze ging als eerste liggen. Haar donkere haar stak scherp af tegen de gele paardenbloemen. Vervolgens was er één grote wirwar van mollige armen en wild heen en weer zwaaiende benen toen ze begon te rollen. Haar gegiechel schalde door de blauwe lucht.
Aan de voet van de heuvel kwam ze duizelig overeind en toen zag ze dat ik naar haar stond te kijken.
‘Ik hou van je, mama,’ schreeuwde ze en ze dartelde weer de heuvel op.
Ik keek toe hoe ze wegrende en wilde, niet voor het eerst, dat ik niet alles hoefde te weten wat een vrouw als ik weten moest.
‘Hallo.’
Er kwam een man naar me toe lopen die zich had losgemaakt uit de menigte. Achter in de dertig, één meter vijfenzeventig, iets van tachtig kilo, blond stekeltjeshaar en brede, gespierde schouders. Gezien de plaats van handeling was het heel goed mogelijk dat hij ook van de politie was, maar ik herkende hem niet.
Hij stak zijn hand uit. Te laat stak ik mijn eigen hand uit.
‘Brian,’ zei hij. ‘Brian Darby.’ Hij knikte in de richting van het huis. ‘Ik woon verderop in de straat. En jij?’
‘Eh… Tessa. Tessa Leoni. Ik ken Shane van het bureau.’
Ik wachtte op de onvermijdelijke opmerking die mannen maakten wanneer ze een vrouwelijke agent tegenkwamen. Ben je van de politie? Dan kan ik me maar beter goed gedragen. Of: Oeh, waar is je pistool?
En dat waren dan nog de aardige gasten.
Maar Brian knikte alleen. Met één hand hield hij een flesje Bud Light vast en de andere had hij in de zak van zijn beige korte broek gestoken. Hij droeg een blauwe polo met een gouden embleem op de borstzak, maar vanuit mijn positie kon ik het niet thuisbrengen.
‘Ik moet je iets bekennen,’ zei hij.
Ik zette me schrap.
‘Shane heeft me verteld wie je bent. Maar wat voor me pleit is dat ik er eerst zelf naar gevraagd heb. Het leek me wel een goed idee om navraag te doen naar een knappe vrouw die in haar eentje bij een boom staat.’
‘Wat zei Shane?’
‘Dat je veel te hoog gegrepen bent voor mij. Ik hapte natuurlijk meteen.’
‘Shane kan ongelooflijk uit zijn nek lullen,’ zei ik.
‘Vaak wel, ja. Je drinkt niet van je bier.’
Ik keek omlaag, alsof ik het flesje voor de eerste keer zag.
‘Dat was me opgevallen,’ vervolgde Brian soepeltjes. ‘Je hebt een bierflesje vast maar drinkt er niet van. Heb je liever een margarita? Zal ik er een voor je halen? Alhoewel,’ zei hij terwijl hij naar de snaterende echtgenotes keek, die aan hun derde ronde bezig waren en evenredig lachten, ‘ik vind het wel een beetje eng.’
‘Laat maar.’ Ik ontspande een beetje en schudde mijn armen los.
‘Ik drink eigenlijk niet.’
‘Ben je oproepbaar?’
‘Vandaag niet.’
‘Ik werk niet bij de politie, dus ik doe niet of ik weet hoe het is, maar ik ga nu al meer dan vijf jaar met Shane om, dus ik mag graag geloven dat ik de hoofdlijnen wel begrijp. Een agent van de staatspolitie doet méér dan op snelwegen surveilleren en bonnen uitschrijven. Toch, Shane?’ riep Brian, die de gebruikelijke klacht van elke staatsagent door de tuin had laten schallen. Bij de barbecue reageerde Shane door zijn rechterhand op te steken en een obsceen gebaar naar zijn buurman te maken.
‘Shane is een zeikerd,’ zei ik, en ook ik zorgde ervoor dat iedereen me kon horen.
Ook naar mij stak Shane zijn middelvinger op. Verscheidene jongens lachten.
‘Hoe lang zijn jullie al collega’s?’ vroeg Brian.
‘Een jaar. Ik werk er nog maar net.’
‘Echt? Waarom wilde je bij de politie?’
Ik haalde mijn schouders op en voelde me weer ongemakkelijk. Echt zo’n vraag die iedereen stelde en waarvan ik nooit wist wat ik erop moest antwoorden. ‘Leek me een goed idee toen ik ermee be -gon.’
‘Ik werk in de koopvaardij,’ zei Brian. ‘Hoofdzakelijk op olietankers; ik moet ervoor zorgen dat ze zonder problemen op hun bestemming arriveren. We zijn steeds een paar maanden onderweg, dan weer een paar maanden thuis en dan weer een paar maanden onderweg. Het sociale leven lijdt er nogal onder, maar ik vind het fijn werk. Het is nooit saai.’
‘Jij moet ervoor zorgen dat tankers goed aankomen? Wat doe je dan, schepen beschermen tegen piraten en zo?’
‘Nee, wij varen heen en weer van Puget Sound naar Alaska. Daar zitten niet zoveel Somalische piraten. Ik ben machinist. Ik moet ervoor zorgen dat het schip blijft varen. Ik hou van kabels en machines en schroeven. Wapens vind ik doodeng.’
‘Ik hou er zelf ook niet van.’
‘Grappig om dat uit de mond van een agent te horen.’
‘Nee hoor.’
Mijn blik was automatisch weer afgedwaald naar Sophie. Even kijken hoe het ging. Brian zag waar ik naar keek. ‘Shane zei dat je een dochtertje van drie hebt. Jemig, wat lijkt ze op je. Jij komt straks vast niet met het verkeerde kind thuis.’
‘Shane zei dat ik een kind heb en toch hapte je?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Kinderen zijn leuk. Ik heb zelf geen kinderen, maar dat betekent niet dat ik er iets tegen heb. Is de vader in beeld?’ vroeg hij terloops.
‘Nee.’
Hij keek niet zelfgenoegzaam toen hij dat hoorde, eerder peinzend. ‘Dat zal wel zwaar zijn, om een fulltime baan bij de politie te hebben en een kind op te voeden.’
‘We redden ons wel.’
‘Daar twijfel ik niet aan. Mijn vader is gestorven toen ik nog klein was. Mijn moeder bleef achter met vijf kinderen die ze in haar eentje moest opvoeden. Wij redden ons ook, en ik heb ontzettend veel respect voor haar.’
‘Wat is er met je vader gebeurd?’
‘Hartaanval. En met die van haar?’ Hij knikte naar Sophie, die nu tikkertje leek te doen.
‘Die kon wat beters krijgen.’
‘Mannen zijn eikels,’ mompelde hij, en hij leek het zo serieus te menen dat ik eindelijk lachte. Hij bloosde. ‘Had ik al gezegd dat ik vier zussen heb? Dat soort dingen gebeuren je als je vier zussen hebt. Bovendien moet ik dubbel respect hebben voor mijn moeder, omdat ze niet alleen haar hoofd boven water heeft gehouden als alleenstaande moeder, maar ook nog eens als alleenstaande moeder van vier meiden. En ik heb haar nooit iets sterkers zien drinken dan kruiden -thee. Wat zeg je me daarvan?’
‘Ze lijkt me een kei,’ zei ik instemmend.
‘Ben jij misschien ook een kruidentheemeisje, aangezien je niet drinkt?’
‘Koffie.’
‘Aha, mijn favoriete drug.’ Hij keek me aan. ‘Nou, Tessa, misschien mag ik je een keer ’s middags op een kop koffie trakteren. Bij jou in de buurt of bij mij, laat maar weten.’
Ik bekeek Brian Darby opnieuw aandachtig. Warme, bruine ogen, een gulle lach, stevige schouders.
‘Oké,’ hoorde ik mezelf zeggen. ‘Dat lijkt me leuk.’
Geloof je in liefde op het eerste gezicht? Ik niet. Ik ben te berekenend voor zulke onzin, te behoedzaam. Of misschien weet ik gewoon beter.
Ik ging een keer met Brian koffiedrinken. Hij vertelde me dat hij alle tijd van de wereld had als hij thuis was. Dus konden we makkelijk ’s middags samen een wandeling maken nadat ik was bijgekomen van mijn nachtdienst en voordat ik om vijf uur Sophie ging ophalen bij het kinderdagverblijf. Toen gingen we op mijn vrije avond naar een wedstrijd van de Red Sox, en voordat ik het wist ging hij samen met mij en Sophie picknicken.
Voor Sophie was het wél liefde op het eerste gezicht. Binnen een paar seconden was ze op Brians rug geklommen en liet ze hem als een paard rondjes rennen. Gehoorzaam galoppeerde Brian door het park met een krijsend driejarig meisje achter op zijn rug dat zo hard ze kon ‘Sneller!’ gilde. Toen ze klaar waren, liet Brian zich op het picknickkleed vallen terwijl Sophie met wankele stapjes wegliep om paardenbloemen te gaan plukken. Ik dacht dat ze voor mij waren, maar ze gaf ze aan Brian.
Brian nam de bloemen in eerste instantie aarzelend aan, maar begon te stralen toen het tot hem doordrong dat het verwelkte boeketje helemaal voor hem alleen was.
Daarna werd het makkelijker om de weekends bij hem thuis door te brengen: hij woonde in een huis met een echte tuin en ik in een krappe flat met één slaapkamer. We maakten samen het eten klaar terwijl Sophie rondrende met zijn hond, een bejaarde Duitse herder die naar de naam Duke luisterde. Brian kocht een plastic kinderzwembadje voor op het terras en hing een peuterschommel aan de oude eik.
Toen ik me een weekend helemaal niet lekker voelde, kwam hij naar onze flat en stopte mijn koelkast helemaal vol, zodat Sophie en ik de week zouden doorkomen. En toen ik op een middag thuiskwam nadat ik te maken had gehad met een motorongeluk waarbij drie kinderen waren omgekomen, las hij Sophie voor terwijl ik naar de muur van de slaapkamer staarde en uit alle macht probeerde weer een beetje tot mezelf te komen.
Later zat ik tegen hem aan genesteld op de bank en vertelde hij me verhalen over zijn vier zussen, zoals die keer dat ze hem slapend op de bank hadden aangetroffen en hem zwaar hadden opgemaakt. Hij had twee uur lang door de buurt gefietst met blauwe glitteroogschaduw en knalroze lippenstift op voordat hij bij toeval een glimp van zichzelf opving in een raam. Ik moest lachen. Toen moest ik huilen. Hij hield me nog steviger vast en we zeiden allebei niets.
De zomer ging langzaam voorbij. Het werd herfst, en toen moest hij zomaar opeens vertrekken, de zee op. Hij zou acht weken weg zijn, maar hij verzekerde me dat hij op tijd terug zou zijn voor Thanksgiving. Een goede vriend van hem zorgde altijd voor Duke, maar als we wilden…
Hij gaf me de sleutel van zijn huis. We konden er blijven. We mochten het huis zelfs vrouwvriendelijker maken – misschien konden we de tweede slaapkamer roze schilderen, voor Sophie. Een paar posters aan de muren hangen. Rubberen prinsesseneendjes in de badkamer leggen. Waar we ons ook maar door thuis zouden voelen.
Ik gaf hem een kus op zijn wang en stopte de sleutel weer in zijn hand.
Sophie en ik redden het prima samen. Dat was altijd zo geweest en dat zou altijd zo blijven. Tot over acht weken.
Sophie was echter ontroostbaar en huilde tranen met tuiten.
Het zijn maar een paar maanden, probeerde ik haar voor te houden. Dat stelt bijna niks voor. Een paar weken maar, eigenlijk.
Het leven was saaier zonder Brian. Een eindeloze sleur van om één uur ’s middags opstaan, Sophie om vijf uur uit het kinderdagverblijf halen, haar bezighouden tot ze om negen uur ging slapen, mevrouw Ennis die om tien uur arriveerde zodat ik van elf tot zeven kon surveilleren. Het leven van een alleenstaande werkende moeder. Het kostte me de grootste moeite om de eindjes aan elkaar te knopen, ik moest talloze boodschappen doen op dagen die toch al overvol waren en ik moest alle zeilen bijzetten om mijn bazen tevreden te houden terwijl ik ook moest voorzien in de behoeften van mijn dochtertje.
Ik hield mezelf voor dat ik het aankon. Ik was een taaie. Ik was in mijn eentje de zwangerschap doorgekomen, ik had in mijn eentje een kind ter wereld gebracht. Ik had vijfentwintig lange, eenzame weken op de politieacademie doorstaan, waar ik tijdens de opleiding ook had gewoond en waar ik Sophie bij elke ademhaling had gemist. Ik was echter vastbesloten geweest om niet op te geven, omdat een baan bij de staatspolitie de beste optie was die ik had om mijn dochter een toekomst te geven. Ik had toestemming gekregen om elke vrijdagavond naar huis te gaan, naar Sophie, maar ik moest haar ook elke maandagochtend huilend achtergelaten bij mevrouw Ennis. Week in week uit, tot ik dacht dat ik zou gaan gillen van de enorme druk. Maar het lukte me. Alles voor Sophie. Altijd voor Sophie.
Toch begon ik vaker mijn mail te checken omdat Brian ons snel even een berichtje stuurde als zijn schip ergens in een haven lag, of een melige foto van een eland die midden in een hoofdstraat in Alaska stond. Na zes weken realiseerde ik me dat ik gelukkiger was op de dagen dat hij mailde en gespannener op de dagen dat hij dat niet deed. Voor Sophie gold hetzelfde. Elke avond kropen we samen achter de computer, twee mooie meiden die wachtten op nieuws van hun vent.
Toen kwam eindelijk het telefoontje. Brians schip was afgemeerd in Ferndale, in de staat Washington. Hij zou overmorgen vrij zijn en dan de nachtvlucht naar Boston nemen. Kon hij ons mee uit eten nemen?
Sophie koos haar favoriete donkerblauwe jurk uit. Ik droeg de oranje jurk die ik tijdens de barbecue had gedragen, met een vestje erover om de novemberkou te trotseren.
Sophie, die bij het raam op de uitkijk stond, zag hem het eerst. Ze gaf een gilletje van verrukking en rende zo snel de trap af dat ik dacht dat ze zou vallen. Brian kon haar op het pad naar het trottoir maar net opvangen. Hij greep haar in zijn armen en zwaaide haar in het rond. Ze kwam niet meer bij van het lachen.
Ik deed het rustiger aan. Voordat ik naar hem toe liep nam ik de tijd om nog een laatste keer mijn haar goed te doen en mijn vestje dicht te knopen. Ik stapte de voordeur van het flatgebouw uit en sloeg die stevig achter me dicht.
Toen draaide ik me om en nam hem van drie meter afstand eens goed in me op. Drónk hem op.
Brian zette Sophie neer. Hij stond nu stil aan het einde van het pad, met mijn kind nog steeds in zijn armen, en hij bekeek mij ook.
We raakten elkaar niet aan. We zeiden geen woord. Dat was ook niet nodig.
Later, na het etentje, nadat we naar zijn huis waren gereden, nadat ik Sophie in het bed aan de andere kant van de gang had ingestopt, liep ik zijn slaapkamer in. Ik ging voor hem staan en liet hem het vestje van mijn schouders en mijn armen halen, de jurk van mijn lichaam. Ik legde mijn handen tegen zijn blote borst. Ik proefde het zout op zijn keel.
‘Acht weken was te lang,’ mompelde hij met dikke stem. ‘Verdomme, Tessa, ik wil je bij me hebben. Ik wil altijd weten dat jij er bent als ik thuiskom.’
Ik legde zijn handen tegen mijn borsten en duwde mezelf naar voren om zijn vingers beter te kunnen voelen.
‘Trouw met me,’ fluisterde hij. ‘Ik meen het, Tessa. Ik wil dat je mijn vrouw wordt. Ik wil dat Sophie mijn dochter wordt. Kom hier bij mij en Duke wonen. Laten we een gezin worden.’
Ik proefde zijn huid weer. Liet mijn handen langs zijn lichaam glijden en duwde mijn blote huid tegen de zijne. Ik rilde bij de eerste aanraking. Maar het was niet genoeg om hem te voelen, te proeven. Hij moest tegen me aan komen, hij moest op me komen, hij moest in me komen. Hij moest overal zijn, hier, op dit moment.
Ik trok hem mee naar het bed en sloeg mijn armen om zijn middel. Toen gleed hij bij me naar binnen en ik kreunde, of misschien kreunde hij, maar dat maakte eigenlijk niet uit. Hij was waar ik hem wilde hebben.
Op het laatste moment pakte ik zijn gezicht tussen mijn handen zodat ik hem aan kon kijken toen de eerste golf over ons heen spoelde.
‘Trouw met me,’ herhaalde hij. ‘Ik zal een goede man voor je zijn, Tessa. Ik zal goed voor jou en Sophie zorgen.’
Ik voelde hem in me bewegen en zei: ‘Ja.’