29

‘Ik wil haar niet in het bos hebben!’ zei D.D. tien minuten later tegen Bobby. Ze waren een eindje van de rij auto’s af gaan staan. ‘Haar taak was om ons hierheen te brengen. Ze heeft gedaan wat ze moest doen en nu begint onze taak.’

‘Het hondenteam wil haar hulp,’ bracht Bobby daartegen in. ‘Er staat geen wind en dat betekent dat het voor de honden moeilijk wordt om de opening van de geurkegel op te pikken.’

D.D. staarde hem uitdrukkingsloos aan.

‘Geur,’ probeerde hij weer, terwijl hij met zijn handen een soort driehoek vormde, ‘verspreidt zich van het doel in de vorm van een breder wordende kegel. Een hond kan de geur alleen oppikken als die met de wind meewaait, in de opening van de kegel, anders kan de hond het doel zelfs op een halve meter afstand nog missen.’

‘Wanneer heb jij zoveel over honden geleerd?’ wilde D.D. weten.

‘Een halve minuut geleden, toen ik Nelson en Cassondra vroeg wat we voor ze konden doen. Ze maken zich zorgen over de omstandigheden. Het terrein is vlak en ik geloof dat dat gunstig is, maar het is ook open, en dat maakt het gecompliceerder.’

‘Waarom?’

‘Geur hoopt zich op als die ergens door wordt tegengehouden. Dus als dit een omheind veld was, of een strook met struiken eromheen, zouden ze bij de randen beginnen. Maar je hebt hier geen hek of struiken, alleen een groot, open veld.’

Bobby gebaarde om zich heen. D.D. zuchtte diep.

Tessa Leoni had hen naar een van de weinige plekken in Massachusetts gebracht die nog onbewoond en onherbergzaam waren en voor de helft uit bos en voor de helft uit velden bestond. Door de sneeuw die zondagavond was gevallen, waren de velden één grote, lege vlakte: geen voetafdrukken, geen bandensporen, geen sleepsporen en alleen zo hier en daar een groepje donkere, skeletachtige bomen en een paar kale struiken.

Ze mochten van geluk spreken dat ze hiernaartoe hadden kunnen rijden, en D.D. was er niet gerust op dat ze ook weer weg konden komen. Sneeuwschoenen zouden een goed idee zijn. En op vakantie gaan een nog veel beter idee.

‘Honden worden sneller moe als ze door verse sneeuw moeten lopen,’ zei Bobby. ‘Daarom wil het team eerst het zoekgebied zo veel mogelijk verkleinen. En dat betekent dat Tessa ons zo dicht mogelijk bij het doel moet brengen.’

‘Misschien kan ze ons de juiste richting wijzen,’ mompelde D.D. Bobby rolde met zijn ogen. ‘Tessa is geboeid en probeert door tien centimeter poedersneeuw te lopen. Die vlucht echt nergens heen.’

‘Ze heeft geen jas.’

‘Er is vast wel iemand met een reservejas.’

‘Ze speelt een spelletje met ons,’ zei D.D. fel.

‘Weet ik.’

‘Is het je opgevallen dat ze niet één van onze vragen beantwoordt?’

‘Dat is me opgevallen, ja.’

‘Terwijl ze wel uit alle macht probeert om informatie van ons los te krijgen.’

‘Ja.’

‘Heb je gehoord wat ze met die man heeft gedaan die die bewaarder had aangevallen? Ze heeft hem niet alleen uitgeschakeld, ze heeft een geïmproviseerd steekwapen in zijn dij gestoken en rondgedraaid. Twee keer. Dat heeft niets meer met professionele training te maken. Dat is persoonlijke genoegdoening.’

‘Ze komt wat… nerveus en prikkelbaar over,’ gaf Bobby toe. ‘Ik geloof dat het haar de afgelopen dagen niet echt heeft meegezeten.’

‘En toch staan we hier weer naar haar pijpen te dansen. Het zint me niet.’

Bobby dacht even na. ‘Misschien moet jij in de auto blijven,’ zei hij ten slotte. ‘Gewoon voor de veiligheid…’

D.D. balde haar handen tot vuisten om te voorkomen dat ze hem zou slaan. Toen zuchtte ze en wreef over haar voorhoofd. Ze had de afgelopen nacht niet geslapen en vanmorgen niet gegeten. En dus was ze al moe en chagrijnig geweest vóórdat ze te horen had gekregen dat Tessa Leoni bereid was om hen naar het lichaam van haar dochter te brengen.

D.D. wilde hier helemaal niet zijn. Ze wilde niet door de sneeuw ploeteren. Ze wilde niet bij een uitstulpinkje komen en daaronder het bevroren gezicht van een zesjarig meisje aantreffen. Zou het lijken of Sophie sliep? Ingepakt in haar roze winterjas, terwijl ze haar lievelingspop vasthield?

Of zouden er kogelgaten zijn, rode druppels die getuigden van een laatste, gewelddadig moment?

D.D. was een professional die zich niet professioneel meer voelde. Ze had zin om op de achterbank te gaan zitten en haar handen om de keel van Tessa Leoni te slaan. Ze had zin om heel hard te knijpen en haar heen en weer te schudden en te gillen: Hoe kon je zoiets doen! Met het kleine meisje dat van je híéld!

D.D. kon waarschijnlijk maar beter achterblijven. En dat betekende natuurlijk dat ze dat niet zou doen.

‘Het zoekteam vraagt om verdere assistentie,’ zei Bobby zacht. ‘Het is nog vier uur licht en de omstandigheden zijn niet ideaal. De honden kunnen niet zo snel lopen. Voor de hondengeleiders geldt hetzelfde. Wat stel je voor?’

‘Shit,’ mompelde D.D.

‘Zo denk ik er ook over.’

‘Als ze ook maar één grapje uithaalt, moet ik haar vermoorden,’ zei D.D. na een korte stilte.

Bobby haalde zijn schouders op. ‘Ik denk niet dat er hier veel mensen zijn die daar anders over denken.’

‘Bobby… als we dat lichaam vinden… Als ik het niet aankan…’

‘Ik zal je dekken,’ zei hij zacht.

Ze knikte en probeerde hem te bedanken, maar haar keel zat dicht. Ze knikte weer. Hij pakte haar even bij haar schouder.

Toen gingen ze terug naar Tessa Leoni.

Tessa was de Crown Vic uit gekomen. Zonder jas en met boeien om haar polsen en enkels was het haar gelukt om bij een van de wagens van het hondenteam te komen, waar ze toekeek hoe Nelson zijn honden uitlaadde.

In de eerste twee kennels zaten kleinere honden, die opgewonden rondjes draaiden en enthousiast blaften.

‘Zijn dat speurhonden?’ vroeg Tessa sceptisch terwijl Bobby en D.D. kwamen aanlopen.

‘Nee,’ zei Nelson, terwijl hij een derde, veel grotere kennel opende, waar een Duitse herder in bleek te zitten. ‘Die vormen de beloning.’

‘Wat?’

Nu Nelson de Duitse herder eruit had gelaten, die in een strakke cirkel om hem heen liep, boog hij zich voorover om de andere twee kennels open te maken. De kleinere, ruwharige honden schoten tegelijkertijd als een pijl uit de boog naar buiten en stortten zich op de Duitse herder, Nelson, Tessa, Bobby, D.D. en iedereen die zich in een straal van tien meter bevond.

‘Dit zijn Kelli en Skyler,’ zei Nelson lijzig. ‘Soft coated wheaten terriërs. Hartstikke slim, maar een beetje te nerveus voor speurwerk. Quizo vindt ze echter de beste speelkameraadjes van de hele wereld, en hij wil niks anders als beloning.’

‘Hij eet ze toch niet op, hè?’ vroeg Tessa. Ze zag er tegen de hagelwitte sneeuw uit als een oranje vlek en rilde van de kou.

Nelson grijnsde naar haar, duidelijk geamuseerd door haar vraag. Als hij zich er al ongemakkelijk bij voelde om met een moordverdachte te praten, dacht D.D., dan liet hij dat niet merken. ‘Als je een hond traint,’ zei hij nu, terwijl hij spullen uit de overdekte laadbak van zijn wagen haalde, ‘is het vooral belangrijk om erachter te komen wat de hond motiveert. Elke pup is anders. Sommige willen eten. Andere willen genegenheid. De meeste een bepaald stuk speelgoed. Als trainer moet je die signalen oppikken. Pas wanneer je er eenmaal achter bent wat de beste beloning is, wat dat ene voorwerp is dat je hond echt motiveert, begint de echte training.’

‘Bij onze Quizo hier’ – hij gaf de herder een aai over zijn kop – ‘duurde het even voor ik erachter was. Hij was de slimste hond die ik ooit had gezien, maar alleen als hij er zin in had. Dat werkt natuurlijk niet. Ik moet een hond hebben die zoekt op commando, niet wanneer hij in de stemming is. Toen doken deze twee hier op een dag op.’ Hij gebaarde met zijn hand naar de rondspringende, blaffende terriërs. ‘Ik had een vriend die ze niet langer kon houden. Ik zei dat ik ze wel een tijdje wilde nemen tot hij iets beters kon regelen. Het was gewoon liefde op het eerste gezicht. Mevrouw Kelli en meneer Skyler besprongen Quizo onophoudelijk en dan ging hij achter ze aan. Dat zette me aan het denken. Misschien kon ik er wel een beloning van maken om te spelen met zijn beste vriendjes. Ik probeerde het een paar keer uit, en elke keer was het raak. Quizo blijkt een beetje een uitslover te zijn. Hij vindt het helemaal niet erg om te werken, als hij maar het juiste publiek heeft.

‘Dus wanneer we ergens gaan zoeken, neem ik ze alle drie mee. Ik geef Quizo hier even de tijd om met zijn maatjes te spelen, zodat hij weet dat ze er zijn. Dan moet ik Kelli en Skyler weghalen – anders loopt Quizo ze de hele tijd onder de voet, geloof me – en geef ik Quizo opdracht om aan het werk te gaan. Hij gaat dan meteen aan de slag, omdat hij begrijpt dat hoe sneller hij klaar is met zijn opdracht, hoe sneller hij terug kan naar zijn vriendjes.’

Nelson keek Tessa recht aan. ‘Skyler en Kelli zullen hem ook helpen om een beetje opgewekt te blijven,’ zei de hondengeleider op neutrale toon. ‘Zelfs getrainde speurhonden vinden het niet fijn om een lijk te vinden. Ze worden er depressief van, en dat maakt het dubbel zo belangrijk dat Skyler en Kelli hier vandaag zijn.’

Beeldde D.D. het zich in of kromp Tessa eindelijk ineen? Misschien klopte er dan toch een hart onder die façade.

D.D. kwam naar voren, met Bobby naast zich. Ze richtte zich eerst tot Nelson. ‘Hoe lang heb je nodig?’

Hij keek even naar zijn honden en vervolgens naar de overige leden van het team, die de wagens achter de zijne aan het uitladen waren. ‘Nog een kwartier.’

‘Kunnen we nog iets voor je doen?’

Nelson glimlachte flauwtjes. ‘Nou, als je de plek die we zoeken even wilt markeren?’

‘Hoe weet je wanneer de honden iets hebben gevonden?’ vroeg D.D. nieuwsgierig. ‘Gaat Quizo dan… harder blaffen?’

‘Als hij iets vindt, blaft hij drie minuten lang onafgebroken,’ vertelde Nelson haar. ‘Alle speurhonden worden net iets anders getraind – sommige gaan zitten om aan te geven dat ze iets hebben gevonden, andere blaffen op een bepaalde hoogte. Maar aangezien ons team gespecialiseerd is in reddingsoperaties en het zoeken naar stoffelijke resten, hebben wij gekozen voor drie minuten onafgebroken blaffen, omdat we ervan uitgaan dat onze honden mogelijk uit het zicht zijn, omdat ze achter een boom of een rots zitten bijvoorbeeld, en het drie minuten kan duren voor we ze hebben ingehaald. Voor ons werkt het prima.’

‘De plek kan ik niet markeren,’ zei D.D., ‘maar we hebben wel iets om mee te beginnen.’ Ze wendde zich tot Tessa. ‘Begin maar in je geheugen te graven. Ben je tot hier gereden?’

Tessa’s gezicht vertoonde geen enkele emotie. Ze knikte.

‘Heb je hier geparkeerd?’

‘Weet ik niet. De weg was duidelijker zichtbaar, de sneeuw was meer samengepakt. Ik ben tot het einde doorgereden.’

D.D. wees om zich heen. ‘Bomen, velden, komt iets je bekend voor?’ Tessa aarzelde en huiverde weer. ‘Misschien dat groepje bomen daar,’ zei ze ten slotte, vaag wijzend met haar twee geboeide handen. ‘Ik weet het niet zeker. Die verse sneeuw… Het is net of iemand het bord heeft schoongeveegd. Alles is hetzelfde en toch anders.’

‘Vier uur,’ zei D.D. scherp. ‘Dan zit je hoe dan ook weer achter de tralies. Dus ik stel voor dat je de omgeving begint te bestuderen, want als je je dochter echt thuis wilt brengen, dan is dit je enige kans.’

Eindelijk veranderde er iets in Tessa’s gezicht, een opwelling van emotie die moeilijk te doorgronden was, maar die deels berouw zou kunnen zijn. D.D. kreeg er een ongemakkelijk gevoel bij. Ze wendde zich van Tessa af, haar beide armen om haar middel geslagen.

‘Haal een jas voor haar,’ mompelde ze tegen Bobby.

Hij had al een extra jas in zijn handen en stak hem uit. D.D. schoot bijna in de lach. Het was een zwarte donsjas waar met grote letters BOSTON PD op stond, ongetwijfeld afkomstig uit de kofferbak van een van de surveillanceagenten. Bobby deed de jas om Tessa’s schouders, omdat ze haar geboeide handen niet in de mouwen kon krijgen, en ritste hem toen dicht om hem op zijn plek te houden.

‘Ik weet niet wat ik ongepaster vind,’ mompelde D.D. hardop. ‘Een staatsagent in een jas van de BPD of een gevangene van de Suffolk County Jail in een jas van de BPD. Hoe dan ook,’ zei ze, en haar stem werd zachter en dreigend, hatelijk zelfs, ‘het is ongepast.’

D.D. liep terug naar haar auto. Daar bleef ze staan, in elkaar gedoken tegen de kou en het gevoel van naderend onheil. Aan de horizon pakten zich donkergrijze wolken samen.

Er is sneeuw op komst, dacht ze, en opnieuw wilde ze dat ze hier geen van allen waren.

Twaalf minuten later gingen ze op weg, een geboeide Tessa voorop met aan weerszijden Bobby en D.D., en daarachter het hondenteam en een gevarieerd gezelschap politiemensen. De honden bleven aangelijnd. Ze hadden nog geen opdracht gekregen om aan het werk te gaan, maar trokken ongedurig aan hun riem.

Ze waren nog geen tien meter ver toen ze voor de eerste keer halt hielden. Hoe rancuneus D.D. ook was, Tessa kon met geboeide voeten onmogelijk door tien centimeter sneeuw lopen. Ze maakten de boeien om haar enkels los en kwamen toen eindelijk beter vooruit.

Tessa ging de groep voor naar het eerste groepje bomen. Ze liep er met gefronst voorhoofd omheen, alsof ze de bomen aandachtig bekeek. Toen liep ze tussen de bomen met de kale takken door, maar na drie meter schudde ze haar hoofd en kwam ze weer tussen de bomen uit. Op dezelfde manier onderzochten ze nog drie andere groepjes bomen, totdat het bij de vierde raak leek te zijn.

Tessa liep tussen de bomen door en bleef lopen, sneller en overtuigder. Ze kwam bij een grote grijze steen die uitstak boven de grond en leek te knikken. Ze liepen links om de steen heen en Quizo jankte zachtjes diep in zijn keel, alsof hij al iets rook.

Niemand zei iets. Het enige wat te horen viel, was het piepende geknars van voetstappen die sneeuw vertrapten, het gehijg van honden en het gedempte uitademen van hun begeleiders en van de politiemensen, die allemaal een nekwarmer en een wollen sjaal droegen.

Ze kwam het groepje bomen weer uit. D.D. bleef staan, omdat ze dacht dat Tessa zich vergiste, maar die bleef doorlopen. Ze stak een besneeuwd open stuk over en een smal beekje dat nog net zichtbaar was tussen de witte oevers. Toen verdween ze in een wat groter bomengroepje.

‘Wel een vreselijk eind om met een lijk te lopen,’ mompelde D.D.

Bobby wierp haar een blik toe en scheen hetzelfde te denken.

Maar Tessa zei geen woord. Ze liep nu sneller, doelgerichter. Ze had een bijna griezelige uitdrukking op haar gezicht: onverzettelijkheid, vermengd met pure wanhoop.

Was Tessa zich überhaupt bewust van het hondenteam, en haar entourage van politiemensen en hondengeleiders? Of was ze in ge dachten terug gegaan naar een koude zaterdagmiddag? Buren hadden de Denali rond vieren die middag zien wegrijden, wat betekende dat het niet lang licht meer was geweest tegen de tijd dat ze helemaal hier had weten te komen.

Wat was er dat laatste halfuur in de schemering door Tessa Leoni heen gegaan? Terwijl ze zeulend met het lichaam van haar dochter tussen de bomen door strompelde, over vlakke witte velden, steeds verder tussen de bomen door?

Wanneer je je eigen kind ging begraven, was het dan of je je dierbaarste schat aan de gewijde natuur schonk? Of was het alsof je je grootste zonde verborgen hield en je instinctief het donkerste binnenste van het bos opzocht om je misdaad te verhullen?

Ze kwamen opnieuw bij een verzameling met mos bedekte stenen, deze keer in een vorm die vaag iets menselijks had. Stenen muren, oude funderingen, de restanten van schoorstenen. In een staat die al zo lang werd bewoond als Massachusetts, waren er zelfs in de bossen altijd wel ergens overblijfselen van de beschaving.

Achter de bomen lag een kleine open plek en Tessa bleef staan. Haar keel bewoog. Na een paar pogingen kwam het woord er als een fluistering uit: ‘Hier.’

‘Waar?’ vroeg D.D.

‘Er lag een omgevallen boom en er was een sneeuwwal ontstaan. Het leek me een makkelijke plek om te graven.’

D.D. zei niet meteen iets terug. Ze tuurde naar de open plek, die bedekt was met verse witte vlokken. Links van haar bevond zich een lichte glooiing die mogelijk veroorzaakt werd door een omgevallen boom. Natuurlijk was er daarvóór zo’n zelfde soort glooiing, terwijl ze aan de overkant van de open plek nog een derde kon onderscheiden, naast een groepje verdwaalde bomen. Maar alles bij elkaar ging het om ongeveer 250 vierkante meter. Aangezien ze een team van drie ervaren speurhonden bij zich hadden, was het zoekgebied uitermate overzichtelijk.

Ook Bobby bestudeerde de omgeving aandachtig met zijn scherpe sluipschuttersblik. Hij keek naar D.D., wees naar de eerste paar uitstulpingen en toen naar een nog bredere verhoging naast de verste rand van het bos. D.D. knikte.

Tijd om de honden los te laten.

‘Jij gaat nu terug naar de auto,’ zei D.D. Ze keek Tessa niet aan.

‘Maar…’

‘Je gaat terug naar de auto!’

Tessa zweeg. D.D. draaide zich weer om naar het verzamelde team. Achter in het groepje zag ze de agent die met het moorddossier bij de oorspronkelijke plaats delict had gewerkt. Ze gebaarde dat hij naar haar toe moest komen. ‘Agent Fiske?’

‘Ja, mevrouw.’

‘Jij brengt mevrouw Leoni terug naar je wagen en wacht daar met haar.’

De man keek beteuterd. Van een actieve zoektocht naar passief oppasje spelen. ‘Goed, mevrouw,’ zei hij.

‘Het is een grote verantwoordelijkheid om in je eentje een gevangene te begeleiden.’

Hij fleurde een beetje op en ging met een hand op zijn holster naast Tessa staan.

Tessa zei niets. Ze stond daar alleen maar, opnieuw met een uitdrukkingsloos gezicht. Het gezicht van een agent, dacht D.D. op -eens, en om een of andere reden moest ze daarvan huiveren.

‘Dank je,’ zei D.D. abrupt.

‘Waarvoor?’ vroeg Tessa.

‘Je dochter verdient dit. Kinderen horen niet verdwaald te raken in het bos. Nu kunnen we haar naar huis brengen.’

Tessa kon haar gezicht niet meer in de plooi houden. Haar ogen gingen wijd open en stonden ontzettend grimmig. Ze wankelde op haar benen en het scheelde maar een haartje of ze was onderuitgegaan.

‘Ik hou van mijn dochter.’

‘We zullen haar met respect behandelen,’ antwoordde D.D., die al gebaarde naar het zoekteam, dat een rij begon te vormen aan de dichtstbijzijnde rand van de groep bomen.

‘Ik hou van mijn dochter,’ herhaalde Tessa, en haar stem klonk dringender. ‘Je denkt nu dat je dat begrijpt, maar voor jou is het nog maar het begin. Over negen maanden zul je er versteld van staan hoe weinig je daarvoor van mensen kon houden, en een jaar later weer, en een jaar later weer. Stel je zes jaar voor. Zes hele jaren met zo’n liefde…’

D.D. keek de vrouw aan. ‘Dat heeft haar uiteindelijk niet gered, hè?’

D.D. wendde zich doelbewust van Tessa Leoni af en voegde zich bij de lijkenhonden.