27

‘Bekijk het maar!’ riep D.D. twee uur later woedend. Ze was in een vergaderkamer in het hoofdbureau van de BPD, samen met Bobby, de hoofdinspecteur van de afdeling Moordzaken, en Tessa’s advocaat, Ken Cargill. Cargill had hen twintig minuten geleden bij elkaar laten komen. Hij had laten weten dat hij een aanbod had voor ze dat beperkt geldig was. D.D.’s baas moest erbij zijn, want als er een beslissing zou worden genomen, moest dat snel gebeuren. Dat betekende dat hij ergens over wilde onderhandelen wat D.D.’s loonschaal te boven ging. En ook dat ze de hoofdinspecteur, Cal Horgan, zou moeten laten reageren op Cargills absurde verzoek.

D.D. was er nooit goed in geweest om haar mond te houden.

‘We verzorgen geen rondleidingen!’ vervolgde ze verhit. ‘Wil Tessa eindelijk doen wat ze al veel eerder had moeten doen? Prima. Bobby en ik kunnen over twintig minuten in haar cel zijn, dan kan ze een plattegrond voor ons tekenen.’

Horgan zei niets, dus misschien was hij het met haar eens.

‘Ze kan geen plattegrond voor jullie tekenen,’ antwoordde Cargill onverstoorbaar. ‘Ze herinnert zich de exacte locatie niet. Ze heeft eerst een tijd rondgereden. Ze kan jullie misschien niet vertellen waar de precieze plek is, maar ze denkt dat ze aardig in de buurt kan komen door naar oriëntatiepunten te zoeken.’

‘Ze kan ons niet eens naar de precieze locatie brengen?’ mengde Bobby zich in het gesprek. Hij klonk net zo sceptisch als D.D.

‘Ik zou een hondenteam regelen,’ antwoordde Cargill.

‘Een lijkenteam bedoel je,’ zei D.D. bitter. Ze zakte weer naar achteren in haar stoel met haar beide armen over haar buik geslagen. Ze had al na de eerste vierentwintig uur geweten dat de kleine Sophie met de bruine krullen, de grote blauwe ogen en het hartvormige gezicht hoogstwaarschijnlijk dood was. Maar om iemand, en dan ook nog Tessa’s advocaat, hardop te horen uitspreken dat het tijd was om het lichaam te gaan zoeken…

Op sommige dagen was dit werk gewoon te zwaar.

‘Hoe zei ze ook alweer dat Sophie was overleden?’ vroeg Bobby.

Cargill wierp hem een venijnige blik toe. ‘Dat heeft ze niet gezegd.’

‘Dat klopt,’ vervolgde Bobby. ‘Ze vertelt ons eigenlijk helemaal niks, hè? Ze wil alleen maar dat we haar uit de gevangenis halen en een eindje met haar gaan rijden. Het moet niet gekker worden.’

‘Ze was er vanmorgen bijna geweest,’ bracht Cargill naar voren. ‘Een gecoördineerde aanval door zes vrouwelijke gevangenen, terwijl een mannelijke gedetineerde de bewaarder uitschakelde. Als mevrouw Leoni niet zo snel had gereageerd, zou bewaarder Watters nu niet meer in leven zijn, en Tessa waarschijnlijk ook niet.’

‘Zelfbehoud,’ zei Bobby.

‘Weer zo’n verhaal dat ze uit haar duim heeft gezogen,’ voegde D.D. daar meedogenloos aan toe.

Cargill keek haar aan. ‘Ze heeft niks uit haar duim gezogen. Het staat op tape, ik heb de opnamen zelf gezien. Eerst viel de mannelijke gevangene de bewaarder aan en toen kwamen die zes vrouwen op Tessa af. Ze mag van geluk spreken dat ze nog leeft. En jullie mogen van geluk spreken dat de schok van die gebeurtenissen ertoe heeft geleid dat ze wil samenwerken.’

‘Samenwerken,’ zei D.D. ‘Wéér dat woord. Voor mij betekent “samenwerken” het helpen van anderen. Ze zou bijvoorbeeld een plattegrond voor ons kunnen tekenen, misschien op basis van oriëntatiepunten die ze zich nog kan herinneren. Dát zou samenwerken zijn. Ze zou ons kunnen vertellen hoe Sophie om het leven is gekomen. Dát zou samenwerken zijn. Ze zou ons ook voor eens en voor altijd kunnen vertellen wat er met haar man en kind is gebeurd, weer een andere vorm van samenwerking. Op een of andere manier lijkt ze het maar niet te begrijpen.’

Cargill haalde zijn schouders op. Hij verplaatste zijn aandacht van Bobby en D.D. naar de hoofdinspecteur. ‘Of het jullie nu aanstaat of niet, ik weet niet hoe lang mijn cliënt bereid zal zijn om samen te werken. Ze heeft vanmorgen een traumatische ervaring gehad. Ik kan niet garanderen dat de impuls om mee te werken vanmiddag, en laat staan morgenochtend, nog zal bestaan. En bovendien kan ik me zo voorstellen, aangezien mijn cliënt er misschien niet voor voelt om op al jullie vragen een antwoord te geven, dat een heleboel van die vragen beantwoord zouden worden als jullie het lichaam van Sophie Leoni zouden vinden. Je weet wel, aanvullend bewijs. Of zijn jullie nog steeds bezig met het verzamelen van bewijs?’

‘Ze gaat terug naar de gevangenis,’ zei Horgan.

‘Pffff, kom op,’ zei D.D. ‘Nooit onderhandelen met terroristen.’

Cargill negeerde haar en bleef zich op Horgan richten. ‘Begrepen.’

‘Ze blijft te allen tijde geboeid.’

‘Ik had niet anders verwacht.’ Een korte stilte. ‘Maar misschien zou u een en ander moeten afstemmen met de districtspolitie van Suffolk County. Juridisch gezien houden zij haar in hechtenis, en dat betekent dat zij misschien de begeleiding willen regelen.’

Horgan rolde met zijn ogen. Verschillende instanties, net wat ze nodig hadden.

‘Hoe lang is het rijden naar die plek?’ vroeg Horgan.

‘Hoogstens een uur.’

D.D. keek op de klok aan de muur. Het was half elf. Om half zes ging de zon onder. Dat betekende dat tijd nu al een heel belangrijke rol speelde. Ze staarde haar baas aan, omdat ze niet meer goed wist wat ze wilde. Ze vond het vreselijk om de eisen van een verdachte in te willigen, maar aan de andere kant… Ze wilde Sophie thuisbrengen. Ze hunkerde naar dat hele kleine beetje meer duidelijkheid. Alsof dat de pijn in haar hart ook maar iets zou verzachten.

‘Haal haar om twaalf uur op,’ zei Horgan abrupt. Hij draaide zich naar D.D. toe en keek haar aan. ‘Regel een hondenteam. Nu.’

‘Ja, meneer.’

Horgan wendde zich weer tot Cargill. ‘Er wordt niet nodeloos rondgereden. Als uw cliënt niet meewerkt, komen al haar huidige voorrechten in de gevangenis te vervallen. Ze zal niet alleen teruggaan naar de gevangenis, ze zal het er ook heel zwaar krijgen. Is dat begrepen?’

Er verscheen een zuinig lachje om Cargills lippen. ‘Mijn cliënt is een hoogst gerespecteerde agente. Ze begrijpt het heel goed. En mag ik u feliciteren omdat u haar uit de gevangenis haalt nu ze nog in leven is en u kan helpen bij uw inspanningen?’

Er waren een heleboel dingen die D.D. nu graag zou willen doen: schoppen, razen, tieren. Maar omdat tijd kostbaar was, hield ze zich in en nam ze contact op met het hondenteam van Noord-Massachusetts.

Zoals de meeste hondenteams bestond de groep uit Massachusetts volledig uit vrijwilligers. Ze hadden elf leden, onder wie Nelson Bradley en zijn Duitse herder Quizo, een van de slechts paar honderd honden ter wereld die speciaal waren getraind in het opsporen van lijken.

D.D. had Nelson en Quizo nodig, en wel meteen. Goed nieuws: teamleider Cassondra Murray was bereid het hele team binnen ander -half uur te verzamelen. Murray en mogelijk ook Nelson zouden de politie in Boston ontmoeten en vervolgens zou de hele club achter elkaar aan rijden. Andere leden van het team zouden zich bij hen aansluiten als er eenmaal een locatie bekend was, aangezien zij te ver buiten de stad woonden om nog op tijd in het centrum van Boston te zijn.

Dat vond D.D. een goed plan.

‘Wat heb je nodig?’ vroeg D.D. over de telefoon. Het was jaren geleden dat ze voor het laatst met een hondenteam had gewerkt, en toen hadden ze een leven moeten redden en hoefde er geen lijk te worden gevonden. ‘Ik kan voor kleding van het kind en dat soort dingen zorgen.’

‘Hoeft niet.’

‘Omdat het een lijk is,’ verduidelijkte D.D.

‘Nee, dat maakt niet uit. Honden zijn getraind om een menselijke geur op te sporen als het om een reddingsoperatie gaat en een lijken -geur als er een stoffelijk overschot gevonden moet worden. Wat we vooral willen, is dat jij en je team niet in de weg lopen.’

‘O, goed hoor,’ zei D.D. lijzig en een beetje gepikeerd.

‘Eén speurhond is evenveel waard als honderdvijftig vrijwilligers,’ verkondigde Murray met stelligheid.

‘Wordt de sneeuw een probleem?’

‘Nee. Door warmte stijgt geur op, door kou blijft geur dichter bij de grond. Als hondengeleiders passen we onze zoekstrategie daaraan aan. Maar vanuit het perspectief van onze honden blijft een geur een geur.’

‘En hoe lang gaat het duren?’

‘Als het geen al te moeilijk terrein is, moeten honden twee uur kunnen werken, dan moeten ze twintig minuten pauzeren. Hangt natuurlijk van de omstandigheden af.’

‘Hoeveel honden komen er mee?’

‘Drie, waarvan Quizo de beste is.’

‘Wacht even – ik dacht dat Quizo de enige hond was die lijken kon opsporen.’

‘Niet meer. Sinds twee jaar zijn al onze honden getraind in het opsporen van levende en dode mensen en in zoeken in water. We beginnen met het trainen in zoeken naar levenden, omdat je een puppy dat het makkelijkst kunt leren. Maar wanneer de honden dat eenmaal kunnen, trainen we ze in het opsporen van lijken en vervolgens in het zoeken in water.’

‘Wil ik weten hoe je ze traint om lijken te vinden?’ vroeg D.D.

Murray lachte. ‘Nou, we hebben geluk. De patholoog-anatoom, Ben…’

‘Ik ken Ben.’

‘Hij is heel enthousiast over ons en helpt waar hij maar kan. We geven hem tennisballen om in de lijkzakken te leggen. Wanneer de geur van ontbinding eenmaal in de ballen is gaan zitten, doet hij ze voor ons in luchtdichte bakken. Die gebruiken we om te trainen. Het is een goed compromis, omdat de staat Massachusetts afwijzend tegenover het privébezit van lijken staat en ik niet geloof in kunstmatige “lijkengeur”. De beste wetenschappers ter wereld zijn het erover eens dat ontbinding een van de meest gecompliceerde geuren is. Niemand weet waar de honden zich op richten, en dat betekent dat de mens zich daar niet mee moet bemoeien.’

‘Oké,’ zei D.D.

‘Denk je dat we in water moeten zoeken?’ vroeg Murray. ‘Want dat is in deze tijd van het jaar wat lastiger. We nemen de honden natuurlijk mee in boten, maar vanwege de temperaturen zou ik ze ook speciaal tuig om willen doen voor het geval ze in het water vallen.’

‘Werken jullie honden in boten?’

‘Yep. Ze vangen de geur op in de stroming van het water, net als de zuiging van de wind. Quizo heeft op meer dan dertig meter diepte lichamen gevonden. Het lijkt wel een beetje op voodoo, wat ook een reden is waarom ik niet van kunstmatige geur houd. Honden zijn gewoon veel te slim om te trainen op basis van laboratoriumonderzoek. Verwacht je water?’

‘Ik kan niks uitsluiten,’ antwoordde D.D. eerlijk.

‘Dan nemen we alle spullen mee. Je zei dat het zoekgebied waarschijnlijk binnen een uur rijden van Boston ligt?’

‘Voor zover ik kan inschatten.’

‘Dan neem ik mijn boek met kaarten van Massachusetts mee. Niets is zo belangrijk als topografie wanneer je met geuren werkt.’

‘Oké,’ zei D.D. weer.

‘Is er een patholoog of een forensisch antropoloog aanwezig?’

‘Hoezo?’

‘Soms stuiten de honden op andere stoffelijke resten. Het is goed als er iemand bij is die meteen kan vaststellen dat het om menselijke resten gaat.’

‘Deze stoffelijke resten… zijn minder dan achtenveertig uur oud,’ zei D.D. ‘In omstandigheden onder het vriespunt.’

Er viel een korte stilte. ‘Nou, dan zal een antropoloog wel niet nodig zijn,’ zei Murray. ‘Tot over anderhalf uur.’

Murray hing op. D.D. begon de rest van het team op te trommelen.