40
Mensen werden hiernaartoe gebracht om te sterven.
Dat wist ik alleen al door de stank. De doordringende, roestige geur van bloed, die zo diep in de betonnen vloer was doorgedrongen dat je die met geen enkele hoeveelheid bleekmiddel of limoen weg kon krijgen. Sommige mensen hadden in hun kelder een werkplaats. Kennelijk had John Stephen Purcell er een martelkamer.
Ik had licht nodig. Dat zou mijn nachtzicht verpesten, maar het zou ook criminelen desoriënteren die wachtten tot ze me konden aanvallen.
Aarzelend stond ik op de bovenste trede, met mijn hand aan het lichtknopje. Ik wist niet of ik wel licht in de kelder wilde. Ik wist niet of ik het wel wilde zien.
Na uren van gelukzalige verdoofdheid stond ik op instorten. De geur. Mijn dochter. De geur. Sophie.
Een klein meisje zouden ze niet martelen. Wat zouden ze daarmee opschieten? Wat zou Sophie hun in vredesnaam kunnen vertellen?
Ik sloot mijn ogen. Deed het lichtknopje omhoog. En toen stond ik in die diepe stilte die na middernacht valt en wachtte ik tot ik mijn dochter jammerend hoorde zeggen dat ze gered wilde worden, of op het geluid van iemand die op het punt stond me aan te vallen.
Ik hoorde helemaal niets.
Ik opende mijn rechteroog, telde tot vijf, en deed toen mijn linkeroog open. Het felle schijnsel van de kale gloeilamp deed minder pijn dan ik had verwacht. Met de riotgun tegen me aan gedrukt, en terwijl het bloed uit mijn gewonde rechterschouder druppelde, begon ik naar beneden te lopen.
Er lag nergens rommel in Purcells kelder. Geen tuinmeubels of dozen met troep of bakken kerstversiering voor een man die zulk werk deed als hij.
In de open ruimte stonden een wasmachine, een droger, een wasbak en een grote roestvrijstalen tafel. Om de tafel zat een goot, zoals je die in lijkenhuizen zag. De goot liep naar een plateau aan de onderkant van de tafel, waar je een slang aan kon bevestigen om de inhoud naar de aangrenzende wasbak te spoelen.
Kennelijk ging Purcell graag netjes te werk wanneer hij knieschijven brak en vingertoppen afsneed, maar te oordelen naar de grote roze vlek op de vloer was het onmogelijk dit soort dingen helemaal zonder knoeien te doen.
Naast de roestvrijstalen tafel stond een versleten klaptafeltje met verscheidene instrumenten erop die als het gereedschap van een chirurg lagen uitgestald. Alles was van roestvrij staal en recentelijk schoongemaakt, en het licht van de plafondlamp weerkaatste tegen de pas geslepen lemmeten.
Ik wilde wedden dat Purcell er een hoop tijd aan besteedde om zijn spullen precies op deze manier uit te stallen. Ik wilde wedden dat hij ervan genoot om zijn slachtoffers de hele verzameling instrumenten in zich te laten opnemen en ze doodsbang al op de zaken vooruit te laten lopen, zodat ze hem de helft van het werk uit handen namen. Dan zou hij ze vastbinden aan de tafel.
Ik stelde me zo voor dat de meesten al uit de school klapten voordat hij de eerste combinatietang oppakte. En ik wilde wedden dat ze daarmee niet gered waren.
Ik liep langs de tafel, de wasbak, de wasmachine en de droger. Achter de trap stuitte ik op de deur naar de bijkeuken. Ik ging ernaast staan, met mijn rug tegen de muur, en strekte mijn arm om de deur open te duwen.
Niemand die naar buiten kwam stormen. Geen kind dat een begroeting schreeuwde.
Nog schrikachtig van de zenuwen, vermoeidheid en een knagend gevoel van angst ging ik op mijn hurken zitten, bracht de riotgun op schouderhoogte en sprong toen het halfduister in.
Ik zag een olietank, een geiser, de elektriciteitskast en een paar kunststof planken die doorbogen onder het gewicht van allerlei schoonmaakartikelen, kabelbinders en rollen touw. En ook een dikke, opgerolde slang, perfect geschikt voor het wegspoelen van de laatste resten.
Ik kwam langzaam overeind, en tot mijn verbazing begon ik te wankelen en ging ik bijna van mijn stokje.
De vloer was nat. Ik keek omlaag en zag een plas van mijn eigen bloed. Het bloed gutste nu uit mijn arm.
Ik had hulp nodig. Ik moest naar de spoedeisende hulp. Ik moest…
Wat, de cavalerie te hulp roepen?
Mijn verbitterde gedachten brachten me weer bij zinnen. Ik verliet de kelder en ging terug naar boven, naar het donker. Maar nu deed ik alle lampen in het huis aan.
Zoals ik al had gedacht, trof ik in Purcells badkamer een royale hoeveelheid EHBO-spullen aan. Iemand die zulk werk deed als hij, hield ongetwijfeld rekening met verwondingen die hij niet kon melden, en daar had hij zijn medicijnkastje dan ook naar ingericht.
Ik kon de col van mijn zwarte trui niet over mijn hoofd trekken, dus knipte ik de trui door met een schaartje uit de verbanddoos. Toen ging ik boven de wasbak staan en goot het waterstofperoxide rechtstreeks in het bloedende gat.
Ik hapte naar adem van de pijn en beet toen hard op mijn onderlip.
Als ik een echte stoere jongen was – Rambo bijvoorbeeld – zou ik de kogel er met stokjes uit peuteren en de wond vervolgens dichtnaaien met flosdraad. Maar ik wist niet hoe die dingen werkten, dus stopte ik verbandgaas in de wond en plakte ik het bloederige geheel vast met pleisters.
Ik slikte drie ibuprofentabletten door met water en pakte toen een donkerblauw flanellen overhemd van Purcell uit de kast. Dat was twee maten te groot en rook naar wasverzachter en een mannengeurtje. Het viel niet mee om de mouwen op te rollen zodat ik mijn handen vrij zou hebben.
Ik had nog nooit een overhemd gedragen van een man die ik ging doden. Ik vond het op een merkwaardige manier intiem, zoiets als je uitrekken in bed met het dichtgeknoopte nette overhemd van je minnaar aan nadat je voor de eerste keer met hem naar bed was geweest.
Ik ben te ver gegaan, dacht ik. Ik ben een deel van mezelf kwijt. Ik was op zoek naar mijn dochter, maar wat ik vond was een duistere afgrond in mezelf waarvan ik nooit had geweten dat die bestond. Zou de pijn minder worden als ik Sophie terugvond? Zou het licht van haar liefde de duisternis weer verjagen?
Maakte het iets uit? Vanaf het moment dat ze werd geboren, zou ik mijn leven voor mijn kind hebben gegeven. Wat stelde een beetje geestelijke gezondheid dan voor?
Ik pakte de riotgun en liep weer naar buiten, waar Purcell nog altijd met gesloten ogen tegen het huis aan hing. Ik dacht dat hij buiten bewustzijn was, maar toen mijn voeten knerpten in de sneeuw, deed hij zijn ogen open.
Hij was bleek. Ondanks de vrieskou was zijn bovenlip bezweet. Hij had een hoop bloed verloren. Waarschijnlijk was hij stervende, en hij leek zich daarvan bewust te zijn, al scheen het hem niet te verbazen.
Purcell was van de oude stempel. Wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen.
Dat zou mijn volgende opdracht moeilijker maken. Ik hurkte naast hem neer.
‘Ik zou je mee kunnen nemen naar de kelder,’ zei ik. Hij haalde zijn schouders op.
‘Dan geef ik je een koekje van eigen deeg.’ Opnieuw haalde hij zijn schouders op.
‘Je hebt gelijk, ik haal de spullen naar boven. Dat bespaart me de moeite om met je te gaan slepen.’
Weer die schouders. Opeens wilde ik dat Purcell een vrouw en kinderen had. Wat zou ik dan doen? Ik wist het niet, maar ik wilde hem net zoveel pijn doen als hij mij had aangedaan.
Ik legde de riotgun achter me, buiten bereik van Purcell. Toen schoof ik het mes uit de schede en bracht het langzaam omhoog.
Purcells ogen flitsten naar het lemmet, maar hij zei nog altijd niets.
‘Je wordt afgemaakt door door een vrouw,’ zei ik tegen hem, en eindelijk had ik het genoegen om te zien dat zijn neusgaten zich open sperden. Ego. Natuurlijk. Niets was zo pijnlijk voor een man als afgetroefd te worden door een vrouw.
‘Weet je nog wat je die ochtend in de keuken tegen me zei?’ fluisterde ik. ‘Je zei dat niemand iets zou overkomen als ik meewerkte. Je zei dat je mijn man en mijn kind zou laten gaan als ik mijn dienstwapen aan je gaf. Toen draaide je je om en vermoordde je mijn man.’
Ik liet het mes langs de voorkant van zijn overhemd glijden. De eerste knoop kwam los, de tweede, de derde. Purcell droeg er een zwart T-shirt onder, met de onvermijdelijke gouden ketting.
Ik zette de punt van het mes op de bovenkant van het dunne katoen en begon te snijden.
Purcell staarde gefascineerd naar het lemmet. Ik kon zien dat zijn fantasie begon te werken en dat tot hem doordrong wat zo’n groot, scherp lemmet hem allemaal kon aandoen. Terwijl hij met gebonden handen in zijn eigen achtertuin zat. Hulpeloos. Kwetsbaar.
‘Ik maak je niet dood,’ zei ik terwijl ik het zwarte T-shirt verder open sneed.
Purcells ogen werden groot. Hij staarde me onzeker aan.
‘Dat wil je toch? In het harnas sterven. Een gepast einde voor een respectabele gangster.’
De laatste knoop van het overhemd schoot los. Het laatste stukje van het T-shirt ging aan flarden.
Met het lemmet duwde ik de kledingresten naar achteren. Zijn buik was bleek, en een beetje gezet rond zijn middel, maar wel stevig. Het was duidelijk dat hij trainde. Hij was niet breed. Misschien een bokser. Fitnesstraining was belangrijk bij het soort werk dat hij deed. Je moest wel over enige spierkracht beschikken om bewusteloze lichamen naar de kelder te slepen en ze aan de tafel vast te binden.
Je moest wel een beetje stevig zijn om een tegenspartelend meisje van zes te kunnen ontvoeren.
Ik duwde het overhemd naar achteren met het mes en staarde gefascineerd naar zijn blote schouder. Naar het kippenvel van de kou dat zich over zijn huid verspreidde. Naar de manier waarop zijn tepel precies voor zijn hart een ronde knop vormde.
‘Je hebt mijn man hier geraakt,’ mompelde ik, en ik markeerde de plek met het lemmet. Bloed welde op en vormde een volmaakte X op Purcells huid. Het vlijmscherpe mes maakte een mooie, rechte snee. Shane had altijd veel zorg besteed aan zijn spullen.
‘Daarna hier.’ Ik bewoog het mes weer. Misschien sneed ik deze keer dieper, want Purcell siste en hij trilde.
‘Het derde schot: hier.’ Deze keer ging ik écht diep. Toen ik het legermes weer omhoog deed, druppelde er bloed van het lemmet op Purcells buik.
Bloed in de schone witte sneeuw.
Brian die stierf op de schone, glanzende keukenvloer.
De gangster schokte. Ik staarde hem recht aan. Ik liet hem de dood in mijn ogen zien. Ik liet hem de moordenaar zien die ik mede door hem was geworden.
‘Dit is de deal,’ deelde ik hem mee. ‘Als je me vertelt waar mijn dochter is, maak ik je los. Ik ben niet zo gek om je een mes te geven, maar je mag een keer op me schieten. Misschien kun je van me winnen, dat is dan mijn eigen schuld. Misschien kun je dat niet. Maar in dat geval sterf je niet vastgebonden als een varken in je eigen achtertuin. Je krijgt vijf tellen de tijd om te beslissen. Eén.’
‘Ik verlink niemand,’ grauwde Purcell.
Ik haalde mijn schouders op en sneed, eigenlijk vooral omdat ik daar zin in had, een reusachtige lok van zijn dikke bruine haar af. ‘Twee.’
Hij kromp in elkaar maar deinsde niet terug. ‘Je maakt me godverdomme tóch af, trut.’
Nog een stuk haar, misschien zelfs een stukje oor. ‘Drie.’
‘Vieze kut.’
‘Schelden doet geen zeer.’ Ik pakte een vuist vol donker haar boven op zijn voorhoofd. Ik kreeg nu de smaak te pakken en gaf zo’n harde ruk dat ik zijn hoofdhuid omhoog zag komen. ‘Vier.’
‘Ik heb je dochter niet!’ viel Purcell uit. ‘Ik doe geen kinderen. Dat heb ik van het begin af aan tegen ze gezegd, ik doe geen kinderen.’
‘Waar is ze dan?’
‘Jíj bent de smeris. Vind je niet dat je dat zelf moet weten?’
Ik haalde uit met het mes. Ik nam een heleboel haar mee en ongetwijfeld ook een stukje hoofdhuid. Er borrelde bloed op. Het druppelde op de grond en werd roze in de sneeuw.
Ik vroeg me af of ik ooit nog een winter zou meemaken waarin ik geen braakneigingen zou krijgen van pas gevallen sneeuw.
Purcell brulde het uit en sidderde. ‘Je vertrouwde alle verkeerde mensen en nu pak je mij? Ik heb je een dienst bewezen! Je man deugde voor geen meter. Die andere agent, die vriend van je, was nog erger. Hoe denk je dat ik ooit bij jullie binnen ben gekomen, stomme kut? Dacht je dat die kerel van je me gewoon binnen zou laten?’
Ik verstijfde en staarde hem aan. En op dat moment realiseerde ik me wat het ontbrekende puzzelstukje was. Ik was zo overweldigd geweest door het trauma van zaterdagochtend dat ik nooit had na -gedacht over de logistiek. Ik had de gebeurtenissen nooit als agent geanalyseerd.
Zo wist Brian al dat hij in de problemen zat. Dat gewichtheffen van hem, de recente aanschaf van de Glock .40. Zijn schrikachtige, geagiteerde stemming en opvliegendheid. Hij wist dat hij heel diep in de shit zat. En inderdaad, hij zou nooit open hebben gedaan voor een man als John Stephen Purcell, en al helemaal niet met Sophie in huis.
Alleen was Sophie niet in het huis geweest toen ik thuiskwam.
Ze was al weg. Purcell had in zijn eentje in de keuken gestaan en Brian onder schot gehouden.
Sophie was al meegenomen, door een tweede persoon die met Purcell moest zijn meegekomen. Iemand voor wie Brian open durfde te doen. Iemand die toegang had tot de pensioenen van de staatsagenten. Iemand die Shane kende. Iemand die zich machtig genoeg voelde om alle betrokken partijen in de hand te houden.
Ik werd vast bleek, want Purcell begon te lachen – een rochelend geluid in zijn borstkas.
‘Zie je wel?’ grauwde hij. ‘Ik ben het probleem niet. Dat zijn de mannen in je leven.’
Purcell lachte opnieuw, terwijl het bloed van zijn gezicht droop, waardoor hij er net zo gestoord uitzag als ik me voelde. We konden elkaar een hand geven, realiseerde ik me opeens. Soldaten in een oorlog, die werden gebruikt, misbruikt en verraden door de generaals.
Anderen namen de beslissingen. Wij betaalden alleen maar de prijs.
Ik legde het mes achter me neer, naast de riotgun. Mijn rechterarm bonsde. Ik had hem zo intensief gebruikt dat de schotwond weer was gaan bloeden. Ik kon vocht van mijn arm voelen druppelen. Nog meer roze vlekken in de sneeuw.
Ik wist dat ik weinig tijd meer had. En net als Purcell was ik niet bang. Ik berustte in mijn lot.
‘Lyons is dood,’ zei ik.
Purcell hield op met lachen.
‘Jij blijkt hem twee uur geleden te hebben doodgeschoten.’
Purcell kneep zijn lippen samen. Hij was niet gek.
Van achter uit mijn broek haalde ik het .22 semiautomatische pistool tevoorschijn dat ik in Purcells badkamer had gevonden, vastgeplakt aan de achterkant van de spoelbak van de wc. Voor iemand als hij was het niet meer dan een reservewapen, maar het was goed genoeg om de klus mee te klaren.
‘Volgens mij komt dit wapen van de zwarte markt,’ zei ik. ‘Het serienummer is eraf gevijld. Niet meer te achterhalen.’
‘Je hebt een eerlijk gevecht beloofd,’ zei Purcell.
‘En jij hebt beloofd dat je mijn man zou laten gaan. Ik vrees dat we allebei leugenaars zijn.’
Ik boog me dicht naar hem toe. ‘Van wie hou je?’ fluisterde ik in de bloederige sneeuw.
‘Van niemand,’ antwoordde hij vermoeid. ‘Nooit gedaan ook.’
Ik knikte. Het verbaasde me niet. Toen schoot ik hem neer. Twee schoten in de linkerslaap, precies zoals dat in de onderwereld gedaan werd. Vervolgens pakte ik het legermes en kerfde zonder omhaal met grote letters het woord ‘rat’ in de huid van de dode man. Ik moest de drie kruisen wegwerken die ik eerder in zijn borst had gemaakt, want als een gewiekste rechercheur als D.D. Warren die zag, zou ze binnen de kortste keren bij me op de stoep staan.
Mijn gezicht voelde vreemd aan. Hard. Meedogenloos, ik merkte het zelf. Ik herinnerde mezelf aan die keurige kelder met de vage geur van bleekmiddel en bloed, aan de pijn die Purcell mij met alle liefde had willen aandoen als hij de kans had gekregen. Het hielp niet. Ik was voorbestemd om agent te zijn, niet om mensen te doden. En bij elke daad van geweld verloor ik iets wat ik nooit meer terug zou krijgen.
Maar ik ging verder, want zoals elke vrouw was ik goed in zelf toegebrachte pijn.
De laatste details: ik haalde Brians Glock .40 uit mijn plunjezak en sloot Purcells hand om de kolf, om te zorgen dat zijn vingerafdrukken erop kwamen te staan. Purcells .22 verdween in mijn plunjezak, en ik zou het wapen in de eerste de beste rivier gooien die ik tegenkwam. De Glock .40 ging Purcells huis in en werd achter het toilet geplakt, net zoals Purcell dat met het eerste wapen had gedaan.
Kort na zonsopgang zou de politie Purcells lichaam vastgebonden aan het huis aantreffen, duidelijk gemarteld en bezweken aan de verwondingen. Ze zouden zijn huis doorzoeken, ze zouden zijn kelder ontdekken, en dat zou de helft van hun vragen beantwoorden – het was onvermijdelijk dat iemand met het werk van Purcell op een nare manier aan zijn einde kwam.
Tijdens het doorzoeken van Purcells huis zouden ze Brians Glock.40 vinden. De kogel waarmee politieagent Shane Lyons om het leven was gebracht, zou overeenkomen met dat wapen, en dat zou leiden tot de theorie dat Purcell een keer mijn huis was binnengedrongen en het pistool van mijn man had gestolen, dat hij later had gebruikt om een respectabele staatsagent om het leven te brengen.
De moord op Purcell zou in de ijskast worden gezet – gewoon de zoveelste crimineel die op een gewelddadige manier om het leven was gekomen. Shane zou eervol worden begraven en zijn gezin zou een speciale uitkering krijgen.
Natuurlijk zou de politie naar het wapen zoeken waarmee Purcell was doodgeschoten. Ze zouden willen weten wie hem had vermoord. Maar niet elke vraag kreeg een antwoord.
Net zoals je niet iedereen kon vertrouwen.
Om 1.17 uur kwam ik wankelend overeind en liep ik terug naar de pick-up. Ik dronk twee flesjes water leeg en at twee energierepen. Mijn rechterschouder deed heel erg pijn. Mijn vingers tintelden. Onder in mijn buik had ik een hol gevoel. Mijn lippen voelden merkwaardig gevoelloos aan.
Toen was ik weer op weg, met de riotgun op mijn schoot en mijn bebloede handen aan het stuur.
Ik kom eraan, Sophie.