12
Het eerste waar ik als vrouwelijke agente achter kwam, was dat mannen niet de vijand waren die ik gedacht had.
Een stel dronken boerenpummels in een kroeg? Als mijn begeleider, Lyons, uit zijn surveillancewagen stapte, begonnen ze zich meteen agressiever en machoachtiger te gedragen. Maar als ik verscheen, kregen ze minder praatjes en keken ze aandachtig naar hun laarzen, als een stel bedremmelde jongens die door hun moeder waren betrapt. Ruige vrachtwagenchauffeurs? Die weten niet hoe snel ze ja mevrouw of nee mevrouw moeten zeggen als ik met mijn bonnenboekje naast hun truck sta. Knappe studenten die een paar biertjes te veel op hebben? Die beginnen te stamelen en te stotteren en vragen me vervolgens bijna altijd mee uit.
De meeste mannen zijn vanaf hun geboorte getraind om te reageren op vrouwelijk gezag. Ze zien me als de moeder die ze altijd hebben moeten gehoorzamen of, vanwege mijn leeftijd en mijn uiterlijk, als een aantrekkelijke vrouw die het waard is om haar haar zin te geven. In beide gevallen vorm ik geen directe bedreiging. Daarom kan zelfs de agressiefste man het zich veroorloven om in het bijzijn van zijn maten in te binden. En in situaties waarin te veel testosteron in het spel was, werd ik door mijn collega’s vaak opgeroepen om te komen helpen omdat ze erop rekenden dat ik met mijn vrouwelijke aanpak de kou uit de lucht zou halen, wat meestal ook het geval was.
Mannen konden soms een beetje flirten, een beetje opgewonden raken of allebei. Uiteindelijk deden ze echter wat ik zei.
Maar vrouwen…
Zet een voetbalmoeder die in haar Lexus honderdvijftig kilometer per uur heeft gereden aan de kant en ze zal onmiddellijk verbaal de strijd met je aangaan en je krijsend duidelijk maken waarom het nodig was dat ze zo hard reed, in het bijzijn van haar 2,2 kinderen die óók al kijken alsof mammie het volste recht van de wereld heeft om net zo hard te rijden als ze wil. Als ik assistentie verleen terwijl een man met een huisverbod zijn laatste spullen uit de flat haalt, word ik onvermijdelijk aangevlogen door de mishandelde vriendin, die wil weten waarom ik hem in godsnaam zijn ondergoed laat pakken en die me de huid vol scheldt en tegen me gilt alsof ik verantwoordelijk ben voor alle slechte dingen die haar ooit zijn overkomen.
Mannen zijn geen probleem voor een agente van de staatspolitie. Het zijn de vrouwen die je te grazen proberen te nemen zodra ze daar de kans toe krijgen.
Mijn advocaat zat al twintig minuten naast mijn bed te oreren toen brigadier-rechercheur D.D. Warren het gordijn met een ruk openschoof. De vertegenwoordiger van de staatspolitie kwam achter haar aan. Zijn gezicht was ondoorgrondelijk. Rechercheur Warren daarentegen keek als een uitgehongerde hyena.
De stem van mijn advocaat stierf weg. Hij leek helemaal niet blij met de plotselinge verschijning van twee rechercheurs van de afdeling Moordzaken, maar verbaasd was hij ook niet. Hij had me proberen uit te leggen in wat voor juridisch parket ik zat, en het zag er niet best uit. Naar zijn deskundige mening maakte het feit dat ik nog een volledige verklaring aan de politie diende af te leggen het er niet beter op.
Vooralsnog stond de dood van mijn man te boek als ‘mogelijke doodslag’. Nu zou de aanklager, in samenwerking met de Bostonse politie, moeten vaststellen wat de uiteindelijke aanklacht zou worden. Als ze het waarschijnlijk achtten dat ik zelf slachtoffer was, een zielige mishandelde echtgenote van wie was bevestigd dat ze meerdere malen een bezoek had moeten brengen aan de spoedeisende hulp, zou Brians dood misschien als een geval van noodweer worden afgedaan.
Maar moord was een gecompliceerd iets. Brian had me belaagd met een gebroken fles en ik had hem vervolgens aangevallen met een pistool. De aanklager zou kunnen aanvoeren dat ik me weliswaar duidelijk had verdedigd, maar dat ik onnodig veel geweld had gebruikt. De pepperspray, de wapenstok en de taser aan mijn riem waren allemaal betere opties geweest, en omdat ik zo schietgraag was geweest zou ik worden aangeklaagd voor doodslag.
Of misschien geloofden ze wel niet dat ik voor mijn leven had gevreesd. Misschien dachten ze dat Brian en ik ruzie hadden gehad en dat ik mijn man in de hitte van de strijd had doodgeschoten. Ook in dat geval zou me doodslag ten laste worden gelegd.
Dat waren de gunstige scenario’s. Er was natuurlijk nog een ander scenario, het scenario waarbij de politie concludeerde dat mijn man helemaal niet agressief was en dat hij zijn vrouw niet sloeg, maar dat ik een meester-manipulator was en hem opzettelijk en met voorbedachten rade om het leven had gebracht. Moord dus.
In dat geval zou ik de rest van mijn leven achter de tralies doorbrengen. Game over.
Met die zorgen was mijn advocaat naast mijn bed komen zitten. Hij wilde niet dat ik met de politie de strijd zou aangaan om het stoffelijk overschot van mijn man. Hij wilde dat ik een verklaring aan de pers zou geven: een echtgenote die zelf slachtoffer was en bezwoer dat ze onschuldig was, een wanhopige moeder die smeekte dat haar dochtertje ongedeerd werd teruggebracht. Ook wilde hij dat ik netjes mee ging werken met de rechercheurs die mijn zaak onderzochten. Hij wees erop dat als ik het op noodweer wilde gooien, de bewijslast op mijn gekwetste schouders zou rusten.
Het huwelijk bleek neer te komen op zijn woord tegenover dat van haar, lang nadat een van de huwelijkspartners was overleden.
Nu waren de rechercheurs terug, en mijn advocaat kwam ongemakkelijk overeind en ging in een defensieve houding naast mijn bed staan.
‘Zoals u kunt zien,’ begon hij, ‘is mijn cliënte nog herstellende van een hersenschudding, om nog maar te zwijgen over het feit dat ze een gebroken jukbeen heeft. Haar arts heeft bepaald dat ze een nacht ter observatie in het ziekenhuis moet blijven en goed moet rusten.’
‘Sophie?’ vroeg ik. Mijn stem klonk gespannen. Rechercheur Warren kwam te hard en ongevoelig over voor iemand die een moeder slecht nieuws kwam vertellen, maar ja, aan de andere kant…
‘Niets,’ zei ze kortaf.
‘Hoe laat is het?’
‘Twee over half acht.’
‘Dan is het al donker,’ mompelde ik.
De blonde rechercheur staarde me aan. Geen compassie, geen medeleven. Dat verbaasde me niets. Er werkten zo weinig vrouwen bij de politie dat je zou denken dat we elkaar steunden. Maar wat dat betreft waren vrouwen eigenaardig. Ze waren maar al te bereid een andere vrouw het leven zuur te maken, en al helemaal als ze haar als zwak beschouwden, zoals een vrouw die had gefungeerd als de persoonlijke boksbal van haar echtgenoot.
Ik kon me niet voorstellen dat rechercheur Warren ooit zou toestaan dat ze thuis werd geslagen. Ik wilde wedden dat als een man haar sloeg, ze twee keer zo hard zou terugslaan. Of ze zou zijn ballen bewerken met een taser.
Rechercheur Dodge was in actie gekomen. Hij had twee stoelen gepakt en zette die nu naast het bed. Hij gebaarde naar D.D. en ze kwamen allebei dicht naast het bed zitten. Cargill ging weer op het puntje van zijn eigen stoel zitten. Hij leek nog steeds slecht op zijn gemak.
‘Mijn cliënt is er nog niet aan toe om veel vragen te beantwoorden,’ zei hij. ‘Natuurlijk wil ze doen wat ze kan om te assisteren bij de zoektocht naar haar dochter. Is er informatie die u relevant acht voor dat onderzoek?’
‘Wie is Sophies biologische vader?’ vroeg rechercheur Warren.
‘En waar is hij?’
Ik schudde mijn hoofd, en door die beweging kromp ik onmiddel -lijk in elkaar.
‘Ik moet een naam hebben,’ zei Warren ongeduldig.
Ik likte aan mijn droge lippen en probeerde het opnieuw. ‘Ze heeft geen vader.’
‘Onmogelijk.’
‘Niet als je een alcoholist en een slet bent,’ zei ik.
Cargill keek me geschrokken aan, maar de rechercheurs leken eerder geïntrigeerd.
‘Ben je alcoholist?’ vroeg Bobby Dodge op neutrale toon.
‘Ja.’
‘Wie weet daarvan?’
‘Luitenant-kolonel Hamilton en een paar van de jongens.’ Ik haalde mijn schouders op, waarbij ik probeerde mijn schouders niet te bewegen. ‘Ik ben zeven jaar geleden gestopt met drinken, voordat ik bij de politie ging werken. Het is nooit een probleem geweest.’
‘Zeven jaar geleden?’ herhaalde D.D. ‘Toen je zwanger was van je dochter?’
‘Inderdaad.’
‘Hoe oud was je toen je zwanger werd van Sophie?’ ‘Eenentwintig. Jong en onbezonnen. Ik dronk en feestte te veel. Op een dag was ik zwanger, en toen bleek dat de mensen van wie ik dacht dat ze mijn vrienden waren alleen maar met me omgingen omdat ik deel uitmaakte van het circus. Nadat ik er wegging heb ik geen van hen ooit nog gezien.’
‘Mannelijke collega’s?’ vroeg D.D.
‘Die zullen je niet verder helpen. Ik ging niet naar bed met mannen die ik kende. Ik sliep met mannen die ik níét kende, meestal oudere mannen die voor een jong dom meisje maar al te graag heel veel alcohol wilden kopen. Ik werd dronken, zij konden een wip maken. Vervolgens gingen we ieder onze eigen weg.’
‘Tessa,’ begon mijn advocaat.
Ik stak een hand op. ‘Het is oud nieuws, en het doet er ook niet toe. Ik weet niet wie Sophies vader is. Zelfs als ik het had gewild, had ik hem niet kunnen achterhalen, maar ik wilde het niet. Ik raakte zwanger. Toen werd ik volwassen en wijzer en stopte ik met drinken. Dat is het enige wat ertoe doet.’
‘Heeft Sophie er ooit naar gevraagd?’ vroeg Bobby.
‘Nee. Ze was drie toen ik Brian leerde kennen. Binnen een paar weken zei ze “papa” tegen hem. Ik denk niet dat ze zich iets kan herinneren van de tijd dat hij nog niet bij ons woonde.’
‘Wanneer heeft hij je voor het eerst geslagen?’ vroeg D.D. ‘Eén maand nadat jullie getrouwd waren? Zes? Misschien pas na een jaar?’
Ik zei niets en staarde alleen maar naar het plafond. Mijn rechterhand lag onder de dunne groene ziekenhuisdeken en omklemde de blauwe knoop die een verpleegkundige voor me had opgeraapt.
‘We zullen je medische dossier moeten inzien,’ maakte D.D. duidelijk. Ze keek mijn advocaat strak aan. Het was zonneklaar dat ze hem uitdaagde.
‘Ik ben van de trap gevallen,’ zei ik. Mijn lippen vertrokken tot een merkwaardige glimlach omdat het wel degelijk de waarheid was, maar zij zouden het natuurlijk interpreteren als een typische leugen. De ironie. God behoede me voor ironie.
‘Pardon?’
‘Die blauwe plek op mijn ribben… Ik had moeten strooien. Stom van me.’
Rechercheur Warren keek me ongelovig aan. ‘Tuurlijk. Je bent gevallen. Hoe vaak, drie, vier keer?’
‘Volgens mij maar twee keer.’
Ze kon mijn gevoel voor humor niet waarderen. ‘Heb je wel eens aangifte gedaan van mishandeling?’ drong ze aan.
Ik schudde mijn hoofd, waardoor de achterkant van mijn schedel stuiterde van de pijn en mijn goede oog zich vulde met tranen.
‘En heb je wel eens iets aan een collega verteld? Aan Shane Lyons bijvoorbeeld? We hebben begrepen dat hij heel behulpzaam is met klusjes in en om het huis.’
Ik zei niets.
‘Of aan een vriendin?’ vroeg Bobby. ‘Of iemand van de kerk, of een anonieme hulplijn? We vragen deze dingen om je te helpen, Tessa.’
Er kwamen meer tranen. Ik knipperde met mijn ogen om ze te laten verdwijnen.
‘Zo erg was het niet,’ zei ik ten slotte, terwijl ik naar de witte plafond tegels staarde. ‘Eerst niet. Ik dacht… ik dacht dat ik hem wel in de hand kon houden. Dat ik het weer kon laten ophouden.’
‘Wanneer is je man begonnen met gewichtheffen?’ vroeg Bobby. ‘Negen maanden geleden.’
‘Zo te zien is hij wel een stukje zwaarder geworden. Vijftien kilo in negen maanden. Gebruikte hij voedingssupplementen?’
‘Dat wou hij niet zeggen.’
‘Maar hij werd wel steeds breder. Bouwde hij actief spiermassa op?’ Ik knikte en voelde me ellendig. Al die keren dat ik tegen hem had gezegd dat hij niet zo hard hoefde te trainen. Dat hij er al goed uitzag, dat hij sterk genoeg was. Ik had beter moeten weten – zijn obsessie met orde en netheid, zijn compulsieve drang om zelfs de soepblikken te rangschikken. Ik had de aanwijzingen moeten zien, maar dat had ik niet. Ze zeggen niet voor niets dat de echtgenote er altijd als laatste achter komt.
‘Wanneer sloeg hij Sophie voor het eerst?’ vroeg D.D.
‘Hij hééft Sophie niet geslagen!’ Ik was weer helemaal bij de les. ‘Echt niet? Wil je me in alle ernst vertellen, met die ingeslagen schedel en dat verbrijzelde jukbeen van je, dat die bruut van een dode man van je alleen jou sloeg?’
‘Hij hield van Sophie!’
‘Maar hij hield niet van jou. Dat was het probleem.’
‘Misschien gebruikte hij steroïden.’ Het was iets. Ik keek naar Bobby.
‘Iemand die flipt door steroïden ontziet niemand,’ zei D.D. lijzig. ‘Als dat het geval was, heeft hij jullie er ongetwijfeld allebei van langs gegeven.’
‘Ik zeg alleen… Hij was nog maar een paar weken thuis van zijn laatste reis, en deze keer… deze keer was er echt iets veranderd.’ Dat was geen leugen. Ik hoopte zelfs dat ze het zouden natrekken. Ik kon wel een paar goeie rechercheurs gebruiken die hun best voor me deden. Sophie verdiende absoluut rechercheurs die slimmer waren dan ik die haar probeerden te redden.
‘Hij was gewelddadiger,’ zei Bobby voorzichtig.
‘Hij was kwaad. De hele tijd. Ik probeerde hem te begrijpen, in de hoop dat hij weer rustig zou worden. Maar dat werkte niet.’ Ik verschoof met mijn ene hand de deken en kneep met de andere in de knoop. ‘Ik… Ik weet gewoon niet hoe het zo ver is gekomen. En dat is de waarheid. We hielden van elkaar. Hij was een goede man en een goede vader. Toen…’ Meer tranen, en deze keer waren ze oprecht. Ik liet er één over mijn wang omlaag glijden. ‘Ik weet niet hoe het zo ver heeft kunnen komen.’
De rechercheurs zwegen. Naast me ontspande mijn advocaat. Ik denk dat hij blij was met de tranen, en waarschijnlijk ook dat ik de steroïden had genoemd. Dat was een goede invalshoek.
‘Waar is Sophie?’ vroeg D.D., die nu minder vijandig en aandachtiger was.
‘Weet ik niet.’ Opnieuw een eerlijk antwoord.
‘Haar laarzen zijn weg. Haar jas ook. Iemand heeft haar goed ingepakt en meegenomen.’
‘Mevrouw Ennis?’ vroeg ik hoopvol. ‘Zij zorgt voor Sophie…’
‘We weten wie ze is,’ viel D.D. me in de rede. ‘Zij heeft je kind niet.’ ‘O.’
‘Heeft Brian een tweede huis? Een oude skihut, een huisje waar hij zit als hij gaat vissen of zoiets?’ Deze keer stelde Bobby de vraag.
Ik schudde mijn hoofd. Ik begon moe te worden, ik kon er niets aan doen. Ik moest al mijn uithoudingsvermogen aanspreken. Krachten opdoen voor de dagen en nachten die voor me lagen.
‘Is er nog iemand die Sophie kent en haar uit het huis kan hebben weggehaald?’ drong D.D. aan. Ze was niet van plan om los te laten.
‘Ik weet niet…’
‘Familie van Brian?’
‘Hij heeft een moeder en vier zussen. De zussen wonen verspreid over het hele land, zijn moeder woont in New Hampshire. Jullie zouden het moeten vragen, maar we zagen ze niet zo vaak. We hadden het allebei te druk met werken.’
‘En jouw familie?’
‘Ik heb geen familie,’ zei ik werktuiglijk.
‘In het politierapport stond iets anders.’
‘Wat?’
‘Wat?’ papegaaide mijn advocaat.
Geen van de rechercheurs keurde hem een blik waardig. ‘Tien jaar geleden. Toen je door de politie bent ondervraagd over de dood van de negentienjarige Thomas Howe. Volgens het rapport heeft je eigen vader het pistool geregeld.’
Ik staarde D.D. Warren aan. Ik blééf maar staren.
‘Dat rapport is verzegeld,’ zei ik zacht.
‘Tessa…’ begon mijn advocaat weer. Hij klonk helemaal niet blij. ‘Maar ik heb luitenant-kolonel Hamilton erover verteld toen ik bij staatspolitie kwam werken,’ zei ik vlak. ‘Ik wilde elk mogelijk misverstand uitsluiten.’
‘Bijvoorbeeld dat een van je collega’s erachter zou komen dat je een kind had doodgeschoten, bedoel je?’ zei D.D.
‘Een kind doodgeschoten?’ bauwde ik haar na. ‘Ik was zestien. Ik was het kind! Godverdomme, waarom denk je dat ze dat rapport hebben verzegeld? Hoe dan ook, ik ben nooit vervolgd omdat de aanklager van mening was dat er sprake was van noodweer. Ik probeerde alleen maar weg te komen.’
‘Je hebt hem neergeschoten met een .22,’ vervolgde rechercheur Warren alsof ik niets had gezegd. ‘Een wapen dat je toevallig bij je droeg. Ook wees niets erop dat je fysiek was aangevallen…’
‘Je hebt met mijn vader gepraat,’ zei ik bitter. Ik kon me niet inhouden.
D.D. hield haar hoofd een beetje schuin en keek me ijzig aan. ‘Hij heeft je nooit geloofd.’
Ik zei niets. En daarmee had ik in feite mijn antwoord gegeven.
‘Wat is er die nacht gebeurd, Tessa? Je moet ons helpen het te begrijpen, want het ziet er echt niet best voor je uit.’
Ik klemde de knoop steviger vast. Tien jaar was een lange tijd. En toch niet lang genoeg.
‘Ik sliep die avond bij mijn beste vriendin,’ zei ik ten slotte. ‘Juliana Howe. Thomas was haar oudere broer. De laatste keren dat ik er was, maakte hij opmerkingen. Als we met z’n tweeën waren, kwam hij te dicht bij me staan, en dan voelde ik me ongemakkelijk. Maar ik was zestien. Ik voelde me sowieso ongemakkelijk bij jongens, vooral als ze ouder waren.’
‘Waarom bleef je er dan slapen?’ wilde D.D. weten.
‘Juliana was mijn beste vriendin,’ zei ik zachtjes, en op dat moment kwam het allemaal weer terug. De doodsangst. Haar tranen. Mijn verlies.
‘Je had een pistool meegenomen,’ vervolgde de rechercheur.
‘Mijn vader gaf me een pistool,’ corrigeerde ik haar. ‘Ik had een baantje in een restaurant in het winkelcentrum. Ik werkte vaak tot elf uur en dan moest ik in het donker naar mijn auto lopen. Hij wilde dat ik me kon verdedigen.’
‘En dus gaf hij je een pistool?’ vroeg D.D. ongelovig.
Ik glimlachte. ‘Je moet weten hoe hij is. Als hij me persoonlijk zou ophalen, zou dat betekenen dat hij betrokken raakte. Maar door me een .22 semiautomatisch wapen te geven waarvan ik geen idee had hoe ik het moest gebruiken, was het mooi opgelost. Dus dat deed hij.’
‘Beschrijf eens wat er die nacht is gebeurd,’ zei Bobby zacht.
‘Ik ging naar Juliana’s huis. Haar broer was er niet, en daar was ik blij om. We maakten popcorn en hielden een filmmarathon met films van Molly Ringwald – Sixteen Candles en daarna The Breakfast Club. Ik viel op de bank in slaap. Toen ik wakker werd, waren alle lampen uit en had iemand een deken over me heen gelegd. Ik nam aan dat Juliana naar bed was. Ik wilde net naar haar kamer lopen toen haar broer via de voordeur binnenkwam. Thomas was dronken. Hij zag me. Hij…’
De beide rechercheurs en mijn advocaat wachtten af.
‘Ik probeerde langs hem te komen,’ zei ik na een poosje. ‘Hij versperde me de weg en duwde me op de bank. Hij was groter, sterker. Ik was zestien, hij negentien. Wat kon ik doen?’
Mijn stem stierf weer weg. Ik slikte.
‘Mag ik een beetje water?’ vroeg ik.
Mijn advocaat zag de kan naast mijn bed en schonk een plastic beker voor me vol. Mijn hand trilde toen ik die optilde. Ik nam aan dat ze het me niet kwalijk zouden nemen dat ik liet merken dat ik ontdaan was. Ik dronk de beker helemaal leeg en zette hem toen weer terug. Aangezien het al een hele tijd geleden was dat ik een verklaring had afgelegd, moest ik hier goed over nadenken. Het was ontzettend belangrijk dat ik een consistent verhaal vertelde, en ik kon me in dit stadium geen fout veroorloven.
Drie paar ogen keken me afwachtend aan.
Ik haalde nog een keer diep adem, omklemde de blauwe knoop en dacht aan het leven, de patronen die we maakten, de cyclussen waar we niet aan konden ontkomen.
Ze konden de pot op met hun voorzichtigheid.
‘Net toen Thomas… wilde doen wat hij van plan was, voelde ik mijn handtasje tegen mijn heup. Hij duwde me met zijn hele gewicht tegen de bank terwijl hij de rits van zijn spijkerbroek probeerde open te krijgen. Dus reikte ik met mijn rechterhand omlaag. Ik voelde het tasje. Ik pakte het pistool eruit. En toen hij niet van me af ging, haalde ik de trekker over.’
‘In de huiskamer van het huis van je beste vriendin?’ vroeg rechercheur Warren.
‘Ja.’
‘Dat moet een enorme troep hebben gegeven.’
‘Zo groot is een .22 niet,’ zei ik.
‘En je vriendin? Hoe nam die het allemaal op?’
Ik bleef naar het plafond kijken. ‘Het was haar broer. Ze hield natuurlijk van hem.’
‘Dus… de aanklager laat je vrijuit gaan. De rechter laat de rapporten verzegelen. Maar je vader en je beste vriendin hebben het je nooit vergeven, hè.’
Ze zei het stellig, het was geen vraag, dus gaf ik geen antwoord.
‘Ben je toen gaan drinken?’ vroeg rechercheur Dodge.
Ik knikte alleen maar.
‘Je ging het huis uit, stopte met school…’ vervolgde hij.
‘Ik ben echt niet de eerste agent met een beroerde jeugd,’ bracht ik daar stug tegen in.
‘Je raakte zwanger,’ zei rechercheur Warren. ‘Je werd volwassen, wijzer, en je stopte met drinken. Dat zijn een heleboel offers voor een kind.’
‘Nee. Dat is liefde voor mijn dochter.’
‘Het beste wat je ooit is overkomen. De enige familie die je nog hebt.’
D.D. klonk nog steeds sceptisch, wat op zich al een waarschuwing was.
‘Heb je wel eens van ontbindingsgeuranalyse gehoord?’ vervolgde de rechercheur met luidere stem. ‘Arpad Vass, een analytisch scheikundige en forensisch antropoloog, heeft een techniek ontworpen waarmee de meer dan vierhonderd chemicaliën kunnen worden geïdentificeerd die vrijkomen uit ontbindend vlees. Deze chemicaliën blijken zich te hechten aan aarde en stof – zelfs aan, ik noem maar wat, de bekleding in de kofferbak van een auto. Met behulp van een elektronisch instrument kan dr. Vass als het ware aan het lichaam ruiken en zodoende alsnog de moleculaire samenstelling van achtergebleven lichaamsontbinding vaststellen. Zo kan hij de bekleding analyseren die uit een auto is weggehaald en daadwerkelijk de chemicaliën zien die het silhouet van een kinderlijk vormen.’
Ik maakte een geluid. Misschien hapte ik naar adem. Misschien kreunde ik. Onder het laken kneep ik mijn hand steviger dicht.
‘We hebben de bekleding uit de SUV van je man zojuist naar dr. Vass gestuurd. Wat zal hij vinden, Tessa? Wordt het de laatste glimp van het lichaam van je dochter?’
‘Hou op. Dit is ongevoelig en ongepast!’ Mijn advocaat was opgesprongen.
Ik hoorde hem niet echt. Ik herinnerde me dat ik de dekens terugsloeg en vol afgrijzen naar Sophies lege bed staarde.
Het enige wat ik wil met kerst zijn mijn twee voortanden…
‘Wat is er met je dochter gebeurd!’ vroeg D.D. op luide toon.
‘Dat wilde hij niet zeggen.’
‘Kwam je thuis? Was ze toen al weg?’
‘Ik heb het hele huis doorzocht,’ fluisterde ik. ‘De garage, de serre, de zolder, de tuin. Ik heb overal gezocht. Ik eiste dat hij me vertelde wat hij had gedaan.’
‘Wat is er gebeurd, Tessa? Wat heeft je man met Sophie gedaan?’ ‘Dat weet ik niet! Ze was weg. Weg! Ik ging werken en toen ik thuiskwam…’ Ik staarde D.D. en Bobby aan en voelde mijn hart weer als een razende tekeergaan. Sophie. Van de aardbodem verdwenen. Zomaar.
Het enige wat ik wil met kerst zijn mijn twee voortanden, mijn twee voortanden…
‘Wat heeft hij gedaan, Tessa? Vertel ons wat Brian gedaan heeft.’ ‘Hij heeft ons gezin kapotgemaakt. Hij heeft tegen me gelogen. Hij heeft ons bedrogen. Hij heeft… alles verwoest.’
Ik haalde weer diep adem. Ik keek beide rechercheurs in de ogen: ‘En toen wist ik dat hij dood moest.’