43

Bobby en D.D. hadden de Mass Pike achter zich gelaten en reden over het donkere lint dat de landelijke US 20 vormde, toen D.D.’s mobieltje ging. Het geluid rukte haar uit haar versufte toestand. Ze nam op en hield de telefoon tegen haar oor. Het was Phil.

‘D.D., rij je nog steeds naar het westen?’

‘We zijn er al.’

‘Oké, Hamilton heeft twee percelen. Eentje in Framingham, in de buurt van het hoofdbureau van de staatspolitie. Ik vermoed dat ze dat het vaakst gebruiken, want het staat zowel op naam van Gerard als van Judy Hamilton. Maar er is nog een tweede huisje, in Adams, en dat staat alleen op zijn naam.‘

‘Adres?’ vroeg D.D. kortaf.

Phil dreunde het op. ‘Maar moet je horen: op de politiescanner ving ik net de melding op van een brand in een woning in Adams, in de buurt van het Mount Greylock-reservaat. Zou het toeval zijn? Of anders staat het huisje van Hamilton misschien in brand.’

‘Shit!’ Opeens was D.D. klaarwakker. ‘Phil, neem contact op met de plaatselijke autoriteiten. Ik wil ondersteuning. Roep iedereen op, maar geen staatspolitie.’ Bobby wierp haar een blik toe, maar zei niets. ‘Nu!’ zei ze dringend, en vervolgens voerde ze het adres van Hamiltons huisje in in het navigatiesysteem.

‘Phil heeft het adres voor ons gevonden en kennelijk woedt daar ergens in de buurt brand.’

‘Verdomme!’ Bobby beukte met zijn hand op het stuur. ‘Hamilton is er al en hij is zijn sporen aan het wissen!’

‘Niet als wij daar iets over te zeggen hebben.’