Jessica en ik zitten aan het uitgebreide ontbijtbuffet van Hotel Van Houten: vers fruit, verschillende soorten brood, muesli, hartig en zoet beleg, eieren naar keuze gebakken of gekookt. Je kunt er gezond en mager eten, of je te buiten gaan aan vet en calorieën. Jessica haalt een bord fruit.
Ik houd het bij koffie. Deze ochtend kan ik geen hap door mijn keel krijgen. In plaats van naar het buffet, ga ik naar het toilet en bekijk mijn gezicht in de spiegel. Over mijn huid ligt een grauw waas van vermoeidheid, waardoor mijn sproeten zwarte spatjes lijken, en er zijn lijntjes onder mijn ogen verschenen, die er gisterochtend nog niet zaten. Het kan me niets schelen.
Mijn mobiel piept. Het is een SMS van Stef. “Sterkte en ik denk aan je.”
Therese heeft hem op mijn verzoek gebeld om te vertellen wat er aan de hand is. Stef kennende, hij is nogal emotioneel, zal hij behoorlijk ondersteboven van het nieuws zijn. Hij kende mijn ouders immers goed, hij was kind aan huis en stapelgek op ze. Maar ik voel me nu nog niet in staat om mijn emoties met hem te delen – ik moet ze eerst zelf nog een plaatsje geven.
∗
Jessica weet het ook al. Gisteravond laat, toen ik terugging naar onze suite, zat ze in bed op me te wachten. “Wat ben jij laat,” gaapte ze. Toen ze mijn kleine huiloogjes zag, zette ze onmiddellijk de tv uit. “Slecht nieuws?”
Omdat ik geen zin had om smoezen te verzinnen of te liegen, heb ik haar de waarheid verteld.
“Geadopteerd?” riep ze verbijsterd. “Dat meen je niet!”
“Ja. En het schijnt dat mijn biologische moeder me wil benaderen.”
“Wil jij dat?”
“Nee, daar heb ik geen enkele behoefte aan.” Ik kleedde me uit en deed mijn nachtpon aan.
“Jezus,” mompelde Jessica. “Dat je dit er ook nog bij krijgt Kan ik wat voor je doen? Wil je erover praten?”
“Nee, dank je.” Het enige wat ik wilde, was in bed stappen en slapen.
Jessica pakte de telefoon en belde roomservice. “Heeft u warme anijsmelk? Met een flinke scheut rum, alstublieft. Tweemaal. Dank u wel.” Ze draaide zich weer naar me toe. “Misschien val je hiermee makkelijker in slaap. Dat drankje dronken we thuis altijd als er iets ergs gebeurd was.”
Het was de eerste keer dat Jessica iets losliet over haar jeugd. Normaliter zou ik haar meteen verder uitgehoord hebben, maar nu had ik wel wat anders aan mijn hoofd.
Voor Jessica was de warme melk met rum inderdaad een wondermiddel. Voor mij helaas niet. In de donkere suite lag ik klaarwakker voor me uit te staren, luisterend naar de zachte snurkgeluidjes van Jessica. Na een paar uur hield ik het niet meer uit in bed en deed mijn badjas aan. Om Jessica niet te storen, trok ik de deur geruisloos achter me dicht en sloop de gang op.
Onder de kamerdeur van Therese scheen zacht licht. Ik klopte.
“Binnen,” riep Therese. Ze zat met haar leesbril op rechtop in de kussens, een boek op schoot. “Kan je ook niet slapen?” vroeg ze en ze sloeg het dekbed open. “Ik verwachtte je eigenlijk al.”
Net als vroeger, na de dood van mijn ouders, kroop ik tegen haar aan. Therese hield me stevig vast, aaide mijn haar en sprak sussende woordjes. “Je was zo’n schattig peutertje, en je ouders waren stapelgek met je. Je was hün baby’tje, hun kind.” Langzaam ontspande ik en met de vertrouwde geur van Thereses parfum in mijn neus viel ik eindelijk in een droomloze slaap.
Toen ik wakker werd, was Therese al vertrokken, maar ze had een briefje voor me op haar kussen achtergelaten. “Ik ben alvast naar Amsterdam om je huis op te ruimen. Tot vanmiddag. P.S. Ik zal er altijd voor je zijn.”
Bij het lezen van die zin barstte ik voor de zoveelste keer in huilen uit. Niet alleen van verdriet, maar ook van dankbaarheid. Omdat ik wist dat elk woord dat Therese geschreven had gemeend was.
Het afgelopen etmaal was heftig en verwarrend, alsof ik mijn ouders voor de tweede keer verloor, maar het eerste zaadje van acceptatie is ontkiemd. Dankzij de onvoorwaardelijke steun van Therese.
Ik kijk weer in de spiegel, pak een lipstick uit mijn tas, stift mijn lippen, borstel mijn haar en ga naar de eetzaal om Jessica op te halen.
We gaan terug naar Amsterdam.
∗
Als we tegen twaalven thuis arriveren, worden we buiten opgewacht door Therese, Stef en, tot mijn aangename verrassing, Ruby en Claartje. Mijn hart maakt een sprongetje van vreugde. Ben ik even blij dat ik haar toch die kaart heb gestuurd. Nu ze daar zo staat, besef ik hoe erg ik het vond dat ze zich van me af had gekeerd.
Van Therese krijg ik een knipoog. Stef omhelst me alsof ik een jaar weg ben geweest, hij knijpt me bijna fijn. Ook Jessica krijgt een hartelijke begroeting. “Je ziet er leuk uit met dat korte koppie,” zegt Stef tegen haar.
“Ik wil je ook complimenteren met je nieuwe kapsel,” zegt Therese. “En dat korte rokje staat je goed, je hebt prachtige benen.”
Jessica glundert.
Ruby kijkt sloom voor zich uit. Het zou me niets verbazen als ze onder de kalmerende middelen zit. Ik wil op haar toestappen, maar ze bukt zich en doet alsof ze een niet bestaand vlekje van haar bruine suède laars veegt Wat flauw. Waarom komt ze langs als ze niets van me wil weten?
Claartje biedt me stralend een bos narcissen aan. “Ik ben blij dat je er weer bent. En de bloemen heb ik zelf uitgekozen, je moet je neus erin stoppen, want ze ruiken heel lekker.”
Braaf ruik ik aan de bloemen. “Goh, Gaar, wat lief van je.”
Een grote grijns verschijnt op haar gezichtje. Er ontbreekt een tand, ze is aan het wisselen. “Mamma heeft gezegd dat jij geplaagd wordt door een enge man. En nu mag ik niet meer alleen op straat spelen.” Ze kruipt tegen me aan en kijkt omhoog. “Want enge mannen zijn gevaarlijk, hè?”
“Dat is zo, lieverd.”
“Kom, Claartje, we gaan er weer vandoor,” zegt Ruby tegen haar dochter.
“Willen jullie niets drinken?” Therese kijkt verbaasd.
“Nee, Claartje wilde alleen Manuela even begroeten. We gaan een nieuwe broek voor haar kopen. Nog een fijne dag gewenst.”
“Een fijne dag,” echoot Claartje terwijl ze ons gedag wuift en achter Ruby aanloopt, die met grote stappen wegbeent.
“Wat doet Ruby raar!” Stef is verbaasd. “Zo nors, zo, eh…”
“Bijzonder vreemd,”merkt Therese op. “Volgens mij heeft die dame het heel moeilijk met zichzelf. Maar laten we het ons niet persoonlijk aantrekken. En jij zeker niet,” zegt ze tegen mij. Dan wijst ze trots naar de voorgevel van mijn huis. “Hoe vind je het?”
Natuurlijk had ik er al eerder een vluchtige blik op geworpen, maar nu heeft het smeedijzer voor de deur en voor de ramen van de begane grond en de eerste verdieping mijn onverdeelde aandacht. Mijn angst dat mijn huis eruit zou zien als een gevangenis, is ongegrond, het smeedijzer is luchtig met klimopachtige blaadjes. De blauweregen eroverheen geeft het geheel bijna een lieflijk effect.
“Het is prachtig, echt prachtig. Dank je, Therese.”
Ik geef Stef een speelse stomp op zijn schouder. “En jou moet ik ook bedanken, dit zal een flinke klus zijn geweest.”
Verdomme, er biggelt een traan over mijn wang, en ik had me nog zo voorgenomen niet weer te huilen.
“Gekke griet.” Hij wrijft over mijn rug. “Ik kan het ook nog steeds niet geloven,” fluistert hij in mijn oor. “Dat van je ouders en zo.”
Dan houd ik het niet meer. Als een klein kind leun ik tegen hem aan en zet het op een brullen. En Stef, die grote beer, doet net zo hard mee.
∗
Op de keukentafel staat een doosje, verpakt in goudkleurig papier, dat Allard voor me heeft afgegeven. Ik heb al zo’n vermoeden van de inhoud. Ik gris het papier eraf en ja hoor, het zijn bonbons van Australian Homemade. Allard weet hoe lekker ik die vind. Wat hef. Even trekt het schaamrood over mijn kaken, omdat ik Allard ervan verdacht heb mijn stalker te zijn. Helemaal als blijkt dat hij Therese en Stef de uitnodiging voor de opening van mijn tentoonstelling persoonlijk heeft overhandigd. Hij heeft er ook eentje voor mij en Jessica achtergelaten.
Jessica bekijkt aandachtig het roomwitte papier met daarop het logo van galerie Levefre. “Je opening is al over drie weken, wat snel.”
“Ja, en Allard moet ook alles nog ophangen,” antwoord ik. “Dus dat wordt flink doorbuffelen.”
“Ga je dat halen?” vraagt Therese.
“Jazeker.” Ik ben vastbesloten de deadline niet te overschrijden, koste wat het kost.
Terwijl we koffiedrinken, draait McDonalds, beledigd door mijn afwezigheid, nijdig rondjes om me heen. Maar een kwartier later ploft hij met zijn volle gewicht op mijn schoot. Dat betekent dat hij me vergeven heeft. Ik aai zijn buikje en trek hem dicht tegen me aan. Net iets te stevig, daar is hij niet van gediend. Hij schiet weg, zijn staart omhoog.
“Ik krijg je nog wel,” roep ik. “Vanavond. In bed!”
Wanneer Therese en Stef vertrokken zijn, merk ik tot mijn opluchting dat mijn huis veilig en knus voelt. Echt als mijn thuis.
Het volgende halfuur spelen Jessica en ik met de alarmcode en leren de cijfercombinatie uit ons hoofd, tot we de deur bij wijze van spreken slapend kunnen openen en afsluiten.
“Vanaf nu kan die klootzak het huis niet meer in. En als hij het probeert, spuiten we hem plat.” Jessica heeft haar eigen busje pepperspray van Therese gekregen.
“Precies!” doe ik er nog een schepje bovenop.
Als een stel stoere jochies geven we elkaar een highfive.
Maar als het erop aankomt naar mijn atelier te gaan, verdwijnt mijn stoerheid als sneeuw voor de zon. Steeds zie ik het beschadigde schilderij voor me, de resten van de rode zuurtjes verspreid over de grond. “Jesse, wil jij met me mee naar het atelier?” vraag ik daarom.
“Kom op,” is haar reactie.
Beneden haal ik diep adem, duw de deurkruk naar beneden en ga samen met Jessica naar binnen. Het atelier is netjes. Niets wijst erop dat zich hier een kleine ramp voltrokken heeft. Het portret met de rode jurk staat omgekeerd tegen de muur. Ik wil het niet zien en hang er een doek overheen.
“Gaat het?” vraagt Jessica.
“Ja, het valt mee.”
“Je moet nog naar het politiebureau om je notities in te leveren,” brengt ze me in herinnering.
“Dat zal ik zometeen doen en daarna ga ik aan de slag met de Candy Clothes.”
“Ik help je wel.”
Ik overweeg haar aanbod, maar besluit er geen gebruik van te maken. Nu de tijd zo dringt, ga ik in de deadlinemodus, leg ik haar uit. Dat betekent dat mijn normale dag- en nachtritme overboord gaat.
“Ik werk, slaap een paar uurtjes, eet en ga dan weer aan het werk. Dat lukt me alleen als ik ongestoord mijn eigen tempo kan bepalen en met niemand rekening hoef te houden. En daarnaast, je hebt al zoveel voor me gedaan, dat ik me bijna bezwaard begin te voelen.”
“Bedoel je dat je mij niet nodig hebt?” Teleurgesteld kijkt ze me aan. “Maar gieten kan je niet alleen, die grote pannen zijn te zwaar.”
“Als ik kleine pannetjes gebruik, meerdere tegelijk, moet het lukken. Het wordt hoog tijd dat ik weer selfsupporting word. En jij hebt recht op je eigen leven.”
Jessica’s gezicht vertrekt.
“Dit is geen afwijzing,” haast ik me haar uit te leggen. “Ik wil je ontzien.”
Ze pruilt. “Maar ik wil je helpen, ik heb nog nooit zo’n goede vriendin als jij gehad…”
“Je hoeft mijn vriendschap niet te kopen door je voor mij uit de naad te werken, Jesse.” Ik aai haar wang. “Je bent me heel dierbaar, geloof me, maar ik kan het echt alleen af.”
“Oké, dan ga ik naar boven.” Haar stem klinkt afgemeten.