14

Het is misschien een beetje laf, maar de afgelopen dagen ben ik thuis gebleven, daar voel ik me op dit moment toch het veiligst. En aangezien er meer dan genoeg te doen is voor mijn tentoonstelling, maakte ik van de nood een deugd en dook mijn atelier in. Ik ben dan ook flink opgeschoten met het aankleden van mijn ‘naakte dames’. Een van hen, zittend in een grote fauteuil, is nu gekleed in een zeegroene halterjurk. Vrouw die op de bus wacht draagt een verpleegstersuniform, compleet met kapje. Natuurlijk slaat zo’n kapje nergens op, die dingen worden al eeuwen niet meer gedragen, maar ik kon het niet laten. Het is zo sexy.

Op de grond, tussen de opengeslagen modetijdschriften en bladzijden die ik ter inspiratie uit verschillende tijdschriften heb gescheurd, liggen een roze catsuit en een blauwe doorzichtige nachtpon gereed om op de schilderijen bevestigd te worden. Ik heb zelfs een begin gemaakt met het mantelpakje voor Thereses portret. Omdat duimdrop nergens op korte termijn in grote hoeveelheden te krijgen was, heb ik jujubes gekocht, die ik opplak en lichtjes opschuur tot het oppervlak egaal is. Het glanst je tegemoet, het is net echt leer dat pas ingevet is.

In de keuken liggen zuurtjes in alle mogelijke kleuren. Het smelten doe ik nu zelf, maar Jessica assisteert me nog steeds met gieten: we werken samen als een goed geoliede snoepmachine.

Tot mijn verbazing houdt Mister X zich gedeisd. Al vijf dagen heb ik niets van hem gehoord. Zolang heeft hij me, sinds hij mijn leven binnendrong, nog nooit met rust gelaten. Elke dag die verglijdt zonder ‘nummer onbekend’, briefjes of boeketten, lijk ik vrijer te kunnen ademen. Zou hij zomaar opgehouden zijn mijn leven zuur te maken? Dat lijkt me sterk, maar misschien is hij ziek. Of heeft hij een ander slachtoffer gevonden? Eentje zonder fluitje?

Therese, die me elke dag even belt, gelooft geen seconde dat ik van mijn kwelgeest af ben. “Hij speelt gewoon een spelletje met je. Het lijkt me echt iets voor hem om je eerst op adem te laten komen en dan weer toe te slaan, waardoor de schok harder aankomt,” zei ze vanochtend. “Ik kan niet wachten tot de politie die klootzak ontmaskert, dan gaan we hem toch te grazen nemen…”

“Oog om oog…”

“Precies.”

Door het raam valt het zonlicht naar binnen. Opeens heb ik het helemaal gehad met dat binnen zitten. Ik wil geen gevangene meer zijn van mijn eigen angst. Ik pak mijn tas en stop het busje pepperspray in het zijvak. Manuela Helt laat haar leven niet meer verpesten!

Wanneer ik de deur uitstap, kijk ik toch voor alle zekerheid even om me heen. In het hofje zitten een paar moeders. Ze zijn druk in gesprek, terwijl hun kinderen op felgekleurde wipkippen heen en weer schommelen. Geen verdacht persoon te zien.

Het is heerlijk buiten. Van de ene op de andere dag is de zomer echt losgebroken. Het tere lentegroen is vervangen door zoetgeurende rozenstruiken, en de geveltuintjes die zo typerend zijn voor Amsterdam, staan in volle bloei. Het Sarphatipark is vol verliefde stelletjes, giechelende tieners en families met picknickmanden. Op mijn gemak wandel ik naar een van de terrasjes in de buurt van de Albert Cuyp en bestel verse jus en een broodje tonijn. Nadat ik mijn gezicht heb ingesmeerd met zonnebrandcrème, leun ik achterover om van de zon te genieten.

Het is een uur of drie, nog een uurtje voordat Allard me komt halen voor de receptie. Even voel ik de verleiding af te bellen en hier de hele middag te blijven zitten. Maar ik besef maar al te goed dat Allard gelijk had, toen hij me erop wees dat ik me vaker moest vertonen bij de mensen die het in de kunstwereld voor het zeggen hebben.

Uit mijn tas haal ik de ansichtkaart die ik onderweg voor Ruby heb gekocht: een afbeelding van een zomers veld vol wilde bloemen. Zou ze er prijs op stellen om post van me te ontvangen? Ik waag het erop. Ook al gedraagt ze zich de laatste tijd vreemd en vijandig, ik zal nooit vergeten hoe hef ze voor me was toen ik pas verhuisd was. Ik schroef de dop van mijn vulpen en schrijf dat ik veel om haar geef en dat ik haar die avond van het concert niet heb willen kwetsen. ‘Veel liefs van Maan’ zet ik eronder.

Om vier uur komt Allard me ophalen. Ik ben gekleed in een auberginekleurige jurk met wijd uitlopende mouwen, daaronder zwarte hooggehakte sandaaltjes. Nadat ik zoveel dagen in een overall heb rondgelopen, geniet ik ervan me weer eens supervrouwelijk uit te dossen.

Allard is ook op zijn paasbest en draagt een van zijn Armani-pakken. Hij overhandigt me een boeket in verschillende tinten wit. Het is zo groot dat ik waarschijnlijk niet eens een vaas heb waar het in past. Zou Allard weten dat ik een boeket van Bas heb gehad? Dat is immers via de galerie verstuurd. Is dat de reden voor dit peperdure boeket dat je eerder in een balzaal dan in een gewoon huis zou verwachten? Irouwens, ik heb het sowieso gehad met boeketten sinds ik er een van Mister X kreeg. Bij de herinnering krimp ik in elkaar.

“Wat is er?” Allard kijkt me verontrust aan. “Vind je de bloemen niet mooi?”

“Nee, dat is het niet, maar er zijn de laatste tijd een paar vervelende dingen gebeurd.”

“Iets met bloemen?”Verbazing is op zijn gezicht te lezen. “Wat dan?”

“Kom eerst mee naar het atelier om mijn vorderingen te zien, dan hoor je dat later wel.”

“Nee, ik wil het nu weten,” zegt hij gedecideerd.

We gaan naar de keuken en terwijl ik de bloemen in een vaas zet, vertel ik Allard over mijn stalker en het boeket dat hij voor mijn deur heeft gezet.

Zijn gezicht krijgt een grimmige uitdrukking, een uitdrukking die ik nooit eerder bij hem gezien heb. “Dit klinkt afschuwelijk. Kan ik iets voor je doen?”

Ik schud mijn hoofd. “Therese heeft aangeboden dat ik, inclusief de inhoud van mijn atelier, terecht kan in haar hotel.”

“Goed, maar laat het me weten als je mijn hulp nodig hebt, hè? Je mag ook bij mij logeren, mijn huis is groot genoeg.”

“Dank je, dat is hef aangeboden,” zeg ik beleefd, maar dat lijkt me geen goed plan nu ik weet dat hij amoureuze gevoelens voor me koestert.

“Er zal toch geen verband zijn tussen die man en dat gedoe met Herinnering!” peinst Allard.

Nu mijn eigen angstige gedachten hardop worden uitgesproken, krijg ik kippenvel over mijn hele lichaam.

“Ach, ik draaf door,” zegt Allard geruststellend na een blik op mijn gezicht. “Misschien wil ik niet onder ogen zien dat er in de galerie ook wel eens een fout wordt gemaakt. Maar genoeg hierover.”

Ik recht mijn rug. “Zullen we mijn werk bekijken?”

In mijn atelier werpt Allard eerst een blik op de Candy Clothes die op de grond liggen en loopt dan tergend langzaam langs de aangeklede portretten. Zijn duim en wijsvinger in een geconcentreerd gebaar onder zijn kin. “Boven verwachting,” zegt hij uiteindelijk. “Geweldig. Vernieuwend ook, maar er zullen critici zijn, die vinden dat het te toegankelijk is.”

“Daar kan ik wel tegen.” Ik loop naar Thereses mantelpakje in wording en stop snel een jujube in mijn mond. “En wat is er eigenlijk mis met toegankelijk?”

Hoewel Allard me in de auto al had gewaarschuwd dat er vooral kunstkopers voor bedrijven op de receptie aanwezig zouden zijn, had ik niet verwacht dat ik zó op zou vallen. Ik lijk wel een paradijsvogel vergeleken met al die mannen in pak. De enige kleurige noot in een zwartgrijze menigte. Na wat rondturen ontdek ik welgeteld drie vrouwen. In keurige mantelpakjes en bijpassende schoenen. “Kom op, aan het werk,” vermaan ik mezelf, “duik erin.”

Allard blijft het grootste deel van de tijd in mijn buurt. “Mag ik u Manuela Helt, mijn meest veelbelovende kunstenares, voorstellen?” introduceert hij me consequent Met mij aan zijn zijde maakt hij met de meeste aanwezigen een kort praatje. Hij vraagt naar hun echtgenotes, hun vriendinnen, hun kinderen. Naar hun laatste kunstaankopen. Allard heeft een dijk van een geheugen en ik weet toevallig dat hij ook nog een kaartenbak van al zijn contacten bijhoudt. Daarin staat zelfs wat hun favoriete wijn is: hij laat niets aan het toeval over.

“Je doet het goed,” fluistert hij in mijn oor. “Moet je die mannen naar je zien staren. Ze zijn razend nieuwsgierig.”

“Allard, ik doe het helemaal niet goed. Ik heb niets met die mannen gemeen, ze hebben het over de beurs en over golf. Rijke mannendingen.”

“Laat ze maar praten. Zorg ervoor dat je luistert en glimlacht, dan komt het allemaal vanzelf goed. En drink niet te veel champagne. Blijf bij de les.”

Hij kan me wat De catering is het enige dat me aan die hele receptie bevalt. Na twee glazen champagne begin ik het zelfs lollig te vinden om als een trofee meegevoerd te worden. Ik gedraag me voorbeeldig, tenminste, dat vind ik zelf. Af en toe stel ik een vraag en luister zogenaamd gefascineerd naar het antwoord. Ik lach om saaie grapjes en blijf zelfs beleefd als de aangeschoten manager van een staalconcern mijn nek begint te aaien. Alleen doe ik een stapje opzij, zodat zijn arm voor het zicht van iedereen in de lucht blijft hangen. Gelukkig neemt hij het sportief op.

Tegen het einde van de bijeenkomst – de stropdassen zijn ondertussen los, de gezichten enigszins rood aangelopen – raak ik in gesprek met een oudere dame. Ze is vast laat binnengekomen, anders was ze me met haar rode broekpak heus wel eerder opgevallen. Haar grijze haar is kortgeknipt in een smaakvolle coupe met speelse plukjes over haar oren, wat haar grote bruine ogen benadrukt.

“Volgens mij ben jij die kunstenares van wie er laatst vier werken tegelijk zijn verkocht, klopt dat?” vraagt ze.

Voor het eerst die avond vraagt iemand iets aan mij. Enthousiast vertel ik haar over de anonieme verzamelaar, over mijn komende expositie, over Lick Art, en dat ik altijd een fascinatie voor kunst in combinatie met snoep en voedsel heb gehad.

“Het spijt me, maar ik ben je naam even kwijt,” zegt ze verontschuldigend.

“Manuela Helt,” antwoord ik.

“Helt? Ben je misschien familie van Therese Helt?”

“Ja,” zeg ik verbaasd. “Dat is mijn tante, de zus van mijn vader. Hoe weet u dat?”

Ze lacht. “Een gokje.”

“Kent u haar?”

Ze knikt. “We hebben ooit samen op de universiteit gezeten, waar we kunstgeschiedenis studeerden. Therese haakte in het eerste jaar af, wat ik overigens heel jammer vond. Ze bracht, hoe zal ik dat zeggen, leven in de brouwerij. Ze was zo intelligent, zo geestig. Hoe gaat het nu met haar?”

De lovende woorden over Therese doen me plezier. “Prima,” antwoord ik. “Ze is tegenwoordig eigenaresse van een hotel op de Veluwe, Hotel Van Houten.”

“Daar heb ik wel eens gelogeerd. Een fantastisch hotel. Heel smaakvol en de bediening is on-Nederlands goed. Is dat van haar? Wat enig! Wil je haar de hartelijke groeten van me doen? Misschien weet ze mijn naam nog.” Ze kijkt me alweer verontschuldigend aan. “Ach, je zult me wel onbeleefd vinden, ik heb me nog niet eens aan je voorgesteld.” Ze steekt haar hand uit. “Anna Garucci, noem me maar Anna.” Haar hand verdwijnt vervolgens in haar tas, ze haalt er een visitekaartje uit dat ze me overhandigt.

Ongelooflijk dat Anna en Therese ongeveer dezelfde leeftijd hebben. Therese ziet er, dankzij haar cosmetisch chirurg, tien jaar jonger uit dan Anna. Hoewel Anna haar jaren met gratie draagt. Wat ze wel gemeen hebben, is de wijze waarop ze nieuwsgierig en geïnteresseerd de wereld inkijken.

“Het spijt me dat ik jullie stoor.” Allard voegt zich bij ons. Hij slaat een arm om mijn schouder, zodat het voor de buitenwereld lijkt of we een stelletje zijn. Omdat ik hem niet in het openbaar wil afvallen, laat ik het zo. Maar prettig vind ik het niet.

“U stoort helemaal niet,” zegt Anna. “Manuela en ik hebben gezellig gekeuveld en ik zou er prijs op stellen als u me een uitnodiging voor haar expositie stuurt.”

“Maar natuurlijk, met alle soorten van genoegen,” antwoordt Allard.

Met een vriendelijk kneepje in mijn arm neemt Anna afscheid. “Manuela, het was bijzonder interessant je te ontmoeten.”

“Insgelijks,” zeg ik welgemeend en ik kijk haar na terwijl ze naar de uitgang loopt. Een zelfbewuste, zelfverzekerde vrouw.

“Weet je wie dat is?” fluistert Allard enthousiast in mijn oor.

“Anna.”

Hij moet lachen. “Je weet het echt niet, hè? Anna is een grote en zeer invloedrijke verzamelaar. Het is me nog nooit gelukt haar naar een van mijn openingen te lokken, hoezeer ik daar ook mijn best voor heb gedaan. Hoe heb jij dat in godsnaam voor elkaar gekregen?”

Ik heb me ondertussen onder Allards arm vandaan gefriemeld en haal mijn schouders op. “Het klikte gewoon.”

“Je bent een kanjer. Zie je wel hoe belangrijk dit soort bijeenkomsten is?” Hij kijkt om zich heen, de meeste gasten zijn al vertrokken. “Een potentiële koper heeft me uitgenodigd voor het diner. Maan, ik zou je graag meenemen, maar dit wordt strikt zakelijk.”

“En daar kan je geen gezelschap bij gebruiken. Geen punt, mijn atelier wacht.”

Candy Clothes!

“Precies.” En achter de pc met Bas, maar dat hoeft Allard niet te weten.

“Ik geef je natuurlijk een lift naar huis, ik kom er toch langs op weg naar het restaurant. Dan hoefje niet alleen over straat.”

“Wat ben je toch een gentleman. Therese heeft gelijk.”

“Zegt ze dat over me?” Allard probeert het te verbergen, maar hij is zichtbaar gevleid, zijn mondhoeken krullen lichtjes omhoog.

Een halfuur later stoppen we voor mijn huis, Allard stapt uit, rent om de auto heen en opent galant het portier voor me. “Nog een prettige avond,” zegt hij. “En gefeliciteerd met je succes bij Anna Garucci.”

Garucci. Ik proef het woord voor in mijn mond. Wat een mooie naam. Zou ze Italiaans zijn, of getrouwd zijn met een Italiaan?

“Laat je het me weten als je weer lastig wordt gevallen?” vraagt Allard. “Je mag me altijd bellen, al is het midden in de nacht.”

Verdorie, waarom begint Allard daar nu over? Ik voelde me net zo vrolijk. Lichtelijk geërgerd stap ik de auto uit en bedenk dan dat Allard het goed bedoelt. Berouwvol zwaai ik hem na tot hij uit het zicht verdwenen is.

Ik schenk mezelf een glas wijn in en ga naar mijn werkkamer. “Bas, lieverd, ik kom eraan,” zeg ik tegen zijn foto die inmiddels in een zilverkleurig lijstje naast mijn computer staat.

“Hallo, prachtige vrouw,” heeft Bas me een uur geleden geschreven. “Dank voor de dagelijkse portie virtuele kippensoep. Helaas, het heeft niet mogen baten: mijn stem heeft het begeven. Volgens de dokter moet ik een paar dagen rust houden. Niet praten en veel ijs eten. Dus brengt mijn favoriete serveerster, die van zestig, elke dag drie bananasplits naar boven. Desondanks geeft de thermometer bijna veertig graden koorts aan, ik voel me zo beroerd dat ik mijn bed induik. Sorry schatje, volgende keer zal ik je een extra lange briefschrijven.”

“Shit, was jij maar hier,” is mijn reactie. “Of ik daar, dan kroop ik lekker bij je in bed. Beterschap en kussen.”

Er komt een nieuw berichtje binnen. De afzender is rocodile@hotmail.com. Geen flauw idee wie of wat dat is, waarschijnlijk ongewenste reclame. Er is me al viagra via internet aangeboden, een penisvergroting, een ‘nog goedkopere’ lening en pillen om af te vallen. Ik ga met de cursor naar het bericht zodat ik het kan deleten. Of zal ik toch even kijken? Ik kan het niet laten en open het bericht.

“Hoe vond je mijn boeket? Ben je geschrokken?”

Mijn hoofd begint te bonzen.

“Ik droom elke nacht van je en van wat ik met je zou willen doen. Hou je van een beetje pijn?”

Nu kan ik mezelf echt niet meer wijsmaken dat die rotzak uit mijn leven verdwenen is. De moed zakt me in de schoenen, maar ik laat me niet kennen. “Zo, dus jij houdt van SM?” tik ik, driftig op de toetsen rammelend. “Ben je een of andere hoge pief die graag weer kleuter wil zijn, wil je een luier om? Of ben je zo’n dombo die zich oppermachtig wil voelen? Dan moet je niet bij mij zijn. Daar heb je speciale websites voor. Daar vind je soortgenoten. Succes!”

Zo, dat voelt goed. Die engerd krijgt me er niet onder!

Een paar seconden later verschijnt een melding op het scherm dat er een nieuw bericht is. Weer is de afzender rocodile. Het lijkt wel of hij voor de pc heeft zitten wachten op mijn reactie.

“Let maar goed op je kat,” heeft hij teruggeschreven. “Die loopt toch graag over straat?”

Wat? Nu bedreigt hij McDonalds. De klootzak. Shit. Waar is McDonalds? Sinds ik thuis ben van de receptie, heb ik hem nog niet gezien. Ik ren naar mijn slaapkamer en slaak een zucht van opluchting: mijn lieve dikkerd ligt zachtjes snurkend op mijn bed.

Moet ik Mister X serieus nemen? Dat hij gestoord is, weet ik nu wel, maar hoe gestoord? Zou hij een dier, een onschuldige kat, iets aandoen?

McDonalds is meestal in de binnentuin, maar af en toe gaat hij de straat op via het kattenluikje in de voordeur. Mijn slimme kat is prima in staat om zelfstandig over te steken en hij ligt graag op een van de bankjes in het hofje.

Moet het luikje in de voordeur dicht? Nee! Ik laat de vrijheid van mijn straatvechter niet beperken. Hoewel, ik zou het mezelf nooit vergeven als McDonalds iets overkomt. Wat moet ik nou?

Ik loop naar boven, maar Jessica’s deur is op slot, haar jas hangt niet aan de kapstok op haar overloop. Ik baal. Wat advies en steun waren welkom geweest.

Met tegenzin ga ik weer naar beneden, pak hamer en spijkers en bevestig een stuk hardboard voor het kattenluikje op de voordeur. Daarna ga ik naar McDonalds en aai zijn stugge vachtje. “Sorry, Mac,” zeg ik zachtjes. “Je mag voortaan niet meer in het hofje spelen.”

Terwijl ik mijn nietsvermoedende kater achter zijn oren krab, slaan mijn gedachten op hol. Hoe komt het dat die klootzak zoveel over me weet? Hoe is hij erachter gekomen dat ik een kat heb die graag op straat rondstruint? Is hij soms aan het posten, hangt hij rond in het hofje?

Gespannen loop ik naar het raam, doe de vitrage opzij en kijk naar buiten. Niemand te zien. Toch doe ik snel de gordijnen dicht.

Opeens schiet me iets te binnen. Ik loop naar de boekenkast, naar de map waarin ik mijn knipsels bewaar. Volgens mij heb ik tijdens een interview met een opkomend kunstblaadje gezegd dat McDonalds ‘de man van mijn leven was’. Gehaast blader ik de map door. Ja. Hier staat het. “Mijn kat is de enige man die ik elke nacht in de slaapkamer toelaat.” In dezelfde alinea staat ook dat McDonalds eraan gewend is op straat rond te schuieren.

Met een klap doe ik de map dicht en zet ‘m terug. Mysterie opgelost. Maar hoe komt die gluiperd aan mijn e-mailadres? Dat heeft bijna niemand. Hoe ik ook peins en in mijn geheugen graaf, ik kan er geen verklaring voor vinden. En dat zint me niets.

Ik kruip weer achter de pc en besluit Bas te schrijven om mijn hart te luchten. Misschien haakt hij meteen af. Een vrouw die wordt lastiggevallen door een stalker, dat is niet bepaald gezellig. Maar het kan natuurlijk ook dat hij meelevend reageert, dat hij met me meedenkt. Laat ik het beschouwen als onze eerste relatietest.

Ik begin te typen en schrijf twee pagina’s vol.

Zenuwachtig druk ik op send. Als het ooit wat wordt tussen Bas en mij, moet hij weten wat er aan de hand is. In nood leer je je ware vrienden, én de potentiële vader van je kinderen, kennen.