Het is een prachtige avond. Een van de eerste warme zomeravonden van het jaar. In plaats van te piekeren zet ik alles van me af. Ik ga genieten van het eten en het fijne gezelschap. Gewoon, een lekker simpel avondje barbecueën in de tuin.
Jessica komt de trap afgedenderd in een vormloos wit T-shirtjurkje. Nee hè, nou kan niemand zien dat ze zo’n prachtig figuur heeft.
O, wat zou ik graag de inhoud van haar kledingkast naar een textielbak voor het goede doel willen brengen. Misschien moet ik een keer met haar gaan winkelen, kleding kopen die een tikje vrouwelijk en geraffineerd is. Niet té, daar zou ze zich niet comfortabel bij voelen. Maar met dat perfecte lijf en dat guitige koppie van haar zou ze een heuse schoonheid kunnen zijn.
Het geluid van een motor galmt door het hofje: het is Stef die met zijn leren jack en motorlaarzen de bink uithangt op zijn oude Norton. Terwijl hij zijn motor op slot zet, lopen we naar de voordeur om hem te begroeten. Zijdelings kijk ik naar Jessica. Ze staart naar Stef. Och, Jezus, ik herken die blik. Zo kijken vrouwen vaker naar hem, gefascineerd door zoveel mannelijk vertoon. Ze moesten eens weten dat er in dat grote lijf een onzeker jongetje schuilt. Op relatiegebied dan. Maar dat heb ik de avond van de verhuizing toch duidelijk aan Jessica verteld? In het bijzijn van Stef nog wel.
Was ik niet duidelijk genoeg? Stef is werkelijk als de dood om verliefd te worden. Een beetje verliefd, dat trekt-ie nog wel.
Maar echt grote passie? Alles liever dan dat! En Jessica heeft een man nodig die helemaal voor haar gaat, zeker na haar vervelende ervaring met Alex.
Voorkomen is beter dan genezen, dus vertel ik haar onomwonden dat Stef het laatste is waar ze op zit te wachten. “Als partner maakt hij je doodongelukkig, hij heeft al heel wat verdrietige, verliefde vrouwen achter zich gelaten.” Om Stef niet al te zeer af te vallen voeg ik eraan toe dat je als goede vriend honderd procent op hem kan bouwen. En daar is geen woord van gelogen.
Als een klein meisje dat betrapt is tijdens het stelen van een handvol snoepjes, kijkt ze me aan. “Ik staarde, hè? Viel het zo op? Maak je geen zorgen, ik vind hem gewoon een mooie man. Maar ik wil voorlopig toch single blijven.”
Opeens staat Stef voor onze neus. Hoeveel van ons gesprek heeft hij opgevangen?
“Single?” vraagt hij, terwijl hij mij nieuwsgierig aankijkt. “Al een echte vent gevonden?”
Gelukkig. Hij denkt dat we het over mijn zoektocht naar de ideale man hebben.
Jessica pakt, uit het zicht van Stef, mijn hand vast en geeft er een opgelucht kneepje in. Samenzweerderig knijp ik terug.
“Dat is een beetje voorbarig,” zeg ik. “Maar ik heb wel een hele leuke ontdekt. Een fotograaf uit New York.”
“Klinkt interessant…”
Tot mijn verrassing komt er deze keer geen preek over de datingsite.
“…maar je weet het nooit zeker,” vervolgt hij echter. “Op internet.”
“Ja, dat weten we nou wel,” snauw ik.
“Ik ben bezorgd, Maan.”
“Hoeft niet. Ik kan wel op mezelf passen.”
“Goed, als jij het zegt.” Hij pakt zijn rugzak uit. “Meiden, we gaan heerlijk eten. Lamskoteletjes, gepofte aardappels en een salade, die ik thuis al heb gemaakt.”
Nieuwsgierig pulk ik de deksel van de plastic bak die hij op tafel heeft gezet. Veldsla, artisjokharten en zongedroogde tomaatjes. Niet verkeerd. Ik vis een tomaatje uit de bak en stop ‘t in mijn mond.
“Kan het de goedkeuring van de koningin wegdragen?” vraagt Stef.
∗
Op de borden liggen afgekloven botten en restjes sla. Jessica eet de laatste gepofte aardappel op, met een grote lading knoflooksaus. Ongelooflijk dat ze zo slank blijft.
“Goh, lekker.” Jessica wrijft over haar buik. “Ik zou zo nog een portie op kunnen.”
“Dat was zalig, Stef,” voeg ik eraan toe en probeer geen jaloerse blik op Jessica te werpen. Mollig is mooi!
“Fijn dat de dames tevreden zijn.” Stef pakt een biertje en schenkt onze wijnglazen nog eens vol. “Maan?”
“Ja?” Ik stapel de borden op elkaar.
“Heb je toevallig nog wat van die overheerlijke bitterkoekjespudding?” Hij weet dat er altijd een voorraad toetjes in mijn ijskast ligt.
“Mag het ook tiramisu zijn?”
Stef kijkt verheugd. “Nog beter.”
Jessica staat op. “Ik haal het wel.” Ze verdwijnt naar binnen en neemt de borden en het vuile bestek mee.
“Wat heb ik het toch getroffen met Jesse,” zeg ik als ze haar hielen gelicht heeft. “Ze heeft vandaag voor me geposeerd. Ze is een natuurtalent.”
“Ja, het is een leuk wijfie, hè?”
“Belangstelling?” Meteen nadat ik het gezegd heb, kan ik mijn tong wel afbijten. Het klinkt jaloers. En dat ben ik niet. Ik heb bovendien wel wat anders aan mijn hoofd, zoals het geniepige briefje dat die anonieme klootzak bij Herinneringheeft achtergelaten.
“Jezus, Maan,” zegt Stef. “Alles aan haar is zo Ienie Mienie, geef mij maar wat meer vlees.”
Peilend neem ik hem op. Als je het over ‘meer vlees’ hebt, pas ik prima in het plaatje, gaat door me heen. Zou hij nog wel eens aan die nacht denken? Die nacht die we samen hebben doorgebracht?
Stef port nog wat in de barbecue.
Zal ik hem vertellen dat het me spijt dat ik moest lachen omdat-ie geen stijve kreeg? Uideggen dat het van de zenuwen kwam, vanwege het vreemde van de situatie? Of zal ik het laten rusten? Stef gedraagt zich niet alsof hij er nog mee zit, volgens mij heeft hij het uit zijn geheugen gewist. Nou had hij, en hetzelfde gold ook voor mij, behoorlijk veel drank achter zijn kiezen. Ik besluit geen slapende honden wakker te maken. Ik heb mijn lesje wel geleerd: in bed duiken met je beste vriend is een van de stomste dingen die je kunt doen. Gelukkig heeft het onze vriendschap niet verknald.
Jessica komt de tuin weer in en zet een dienblad neer met drie porties tiramisu. Die van Stef is in een paar seconden verdwenen. Als hij vroeger bij ons thuis at en we hadden taart na, zorgde mijn moeder altijd dat er een extra stuk voor Stef was. “Hij moet er nog van groeien,” zei ze dan. Ik glimlach bij de herinnering.
Naast ons, in de tuin van Ruby en William, klinkt gestommel. Het is William die een paar lege flessen buiten zet.
“Hé, die Will,” roept Stef. “Hoe gaat het met je Bonneville? Is die rare tik er nu uit?”
“Prima, die Triumph rijdt weer als een zonnetje.”
Stef steekt een duim omhoog. “Het is een prachtig machientje.”
Sinds Stef de motor van William onderhoudt, is er een typische mannenvriendschap tussen hen ontstaan. Voor je het weet, zit je de hele avond te luisteren naar verhalen over remschoentjes, motorblokken en meer van die technische termen.
“Wil je ook een biertje?” biedt Stef aan.
“Nou, eh, graag. Ruby en Claartje zijn niet thuis, dus het kan wel even.”
“Waar wacht je op man?” brult Stef. “Stap dat lullige haagje over en kom erbij.”
Ik klap een tuinstoel voor hem uit en Stef haalt een koud blikje bier uit de koelkast.
William neemt een slok, zet het blikje op tafel en staart voor zich uit. Het lijkt of hij onze aanwezigheid vergeten is.
“Will, jongen, wat is er met jou?” vraagt Stef.
Ah, deze mannenvriendschap lijkt verder te gaan dan kletsen over motoren.
Ongemakkelijk kijkt William eerst naar Jessica, dan naar mij.
“Zullen we de troep in de vaatwasser zetten?” stel ik voor en knik naar Jessica, die de hint meteen begrijpt. Volgens mij wil William even alleen met Stef zijn. Maar ik heb het mis.
“Maan,” zegt William tegen mij. “Ik wil graag dat je erbij blijft, dat je ook weet wat er speelt, vooral omdat je bevriend bent met Ruby.”
“Goed.”
Jessica verdwijnt tactvol naar binnen.
“Wat ik vertel moet wel tussen ons blijven,” zegt William nadrukkelijk.
“Natuurlijk,” roepen Stef en ik tegelijk.
“Oké dan, het gaat hierom. Het bedrijf waar ik werk, gaat fuseren en Ruby is als de dood dat ik mijn baan verhes, ze heeft er slapeloze nachten van. Zoals jullie weten, is ze sinds haar miskraam extreem gevoelig.”
“Miskraam?” roept Stef. “Heeft ze een miskraam gehad? Tyfus, dat wist ik niet Wat afschuwelijk voor jullie!”
“Ja.” William kijkt even naar de grond. “We hebben er veel verdriet van. En Ruby is volledig van slag, door de hormonen. Ze heeft het heel zwaar.”
Stef knikt. “Logisch.”
Ondanks het nare onderwerp, moet ik mijn lachen inhouden. Stef, de vrouwenkenner. Als ik kwaad ben, hoe terecht ook, roept hij steevast dat ik zeker ongesteld ben.
William zucht. “Ik voel me zo machteloos. Hopelijk waait die hormonale toestand gauw over en wordt ze snel weer de oude.”
Hij rept met geen woord over de jaloezie van Ruby. Dat vind ik loyaal.
Wanneer Stef hem nog een biertje aanbiedt, wijst William dat af.
“Nee, dank je. Ik moet weer ‘s gaan, er liggen nog wat klusjes thuis.”
“Sterkte, Will. Laat het me weten als ik iets kan doen,” zegt Stef. “Wat dan ook.”
“Dank je.” William stapt weer over de heg. Zijn schouders gebogen.
∗
“Jemig, wat een klotesituatie,” zegt Stef nadat we de vaatwasser hebben ingeruimd en aan mijn keukentafel zitten. “Ruby leek me zo’n stevige tante.”
“Is ze normaliter ook. Nog één laatste biertje?”
“Graag.” Hij trekt zijn stoel dicht bij de mijne. “En nou even iets anders. Wat is er met jou aan de hand?”
“Hoezo?”
“Ik ken je als mijn broekzak, je bent de hele avond al zo gespannen als de pest. Wat zit je dwars?”
Zijn vraag doorbreekt mijn pantser. Ik begin te huilen en tussen het snikken door vertel hem alles over mijn stalker. Ik houd niets achter.
Stef luistert en stelt af en toe een vraag. “Verdomme!” zegt hij als ik klaar ben met mijn verhaal. “Dus hij is na die eerste keer gewoon doorgegaan? En daar heb je me niets over gezegd! Tyfus! Als ik die gozer in mijn handen krijg…”
“Weet je wat ik het engste vind?”
“Nou?”
“Dat gedoe met Herinnering. Hoe weet die man dat het zo’n belangrijk kunstwerk voor me is? Het lijkt wel of hij me kent.”
“Dat hoeft niet zo te zijn. Als Herinnering tentoongesteld wordt, hangt er toch altijd een bordje bij dat het niet te koop is? Dan is het voor iedereen duidelijk dat het een speciale betekenis heeft.”
Dat is waar.
“En misschien is het gewoon een lullige streek van een werknemer van Allard,” gaat Stef verder. “Hij lijkt me geen gemakkelijke vent om voor te werken. En het is trouwens behoorlijk slordig van hem om zijn depot niet te beveiligen.” Stef kijkt me onderzoekend aan. “Maan, vertrouw je Allard?”
“Ja, ik kan me niet voorstellen dat hij me kwaad wil doen.” Dat Allard heeft gevraagd of hij een kans bij me maakte, houd ik voor me. Ik wil hem niet voor schut zetten. Zeker niet omdat Stef het nooit zo op Allard heeft gehad. Hij vindt hem een oude bok en een dandy. Allard op zijn beurt vindt Stef ‘niet zo beschaafd’.
Stef staat op. “Ik ga nu meteen al je sloten nakijken en als dat nodig is, kom ik morgen met mijn gereedschapskist.”
Een kwartier later staat hij weer voor mijn neus. “Alles is pico bello in orde, ik weet niet wie die sloten erin gezet heeft, maar het is verdomd goed gedaan. En het is kwaliteitsspul. Om hier in te breken, moet je erg je best doen, en dan heb ik het niet eens over de herrie die daarmee gepaard gaat. Nee, jij kan rustig slapen, hoor.”
Ik begin weer te huilen. Van opluchting. Van het me niet meer alleen voelen.
“Kom eens hier.” Stef slaat zijn grote armen om me heen.
Het portret van Therese staat voor de zoveelste keer op mijn schildersezel. In een poging vast te stellen wat er nou precies mis mee is, bestudeer ik het doek vanuit verschillende hoeken, van veraf én van dichtbij. Zelfs liggend vanaf de sofa. Wat is het toch? Wat schort er nou toch aan? De kleuren zijn in balans en er is niets mis met de compositie en de verhoudingen. En toch is het niet wat het zijn moet!
Pas wanneer ik het doek tussen de andere naakten aan de muur hang, zie ik het. Er is helemaal niets mis met het schilderij! Nee, het zit ‘m in iets anders: hoe goed geconserveerd haar lichaam ook is – Therese ziet er geweldig uit voor haar leeftijd – toch is ze wel degelijk vijfenvijftig, terwijl de leeftijd van de andere modellen tussen de twintig en dertig jaar ligt Daardoor valt het schilderij van Therese uit de toon, het past simpelweg niet bij de rest! Over oneerlijke concurrentie gesproken…Dit kan ik Therese niet aandoen. Verdomme!
Kwaad op mezelf ijsbeer ik door mijn atelier. Dit had ik moeten bedenken vóór ik Therese vroeg model te staat. Vóór ik begon te schilderen. Wat nu?
Uit het raam starend wordt mijn blik getrokken door het vrolijke gele jasje van Claartje, die met een vriendinnetje op de stoep zit te kletsen en te giechelen. Beiden likken vol overgave aan een lolly, hun lippen rood besmeurd. Wat zijn ze nog onschuldig, zo zonder zorgen. Ik moet denken aan mijn eigen kindertijd. Hoe veilig en tevreden ik me voelde als ik in de huiskamer speelde, terwijl mijn moeder in de keuken bezig was. Opeens zie ik ook mijn favoriete speelgoed weer voor me: een geplastificeerde pop, een soort tweedimensionale Barbie, met verschillende garderobes die je met magneetjes op het lijfje kon plakken.
Het beeld van die pop laat me niet meer los. Ik kijk nog een keer naar Claartje en haar lolly, en dan weer naar Thereses portret. Voor ik het weet zijn de raderen in mijn hersenen op topsnelheid aan het werk. En dan weet ik wat me te doen staat! Ik ga Thereses schilderij aankleden! Met een kledingstuk van zuurtjes. Sterker nog, ik ga al mijn schilderijen aankleden, anders is de samenhang van mijn tentoonstelling weg. En eigenlijk is het een logische stap, het ligt in het verlengde van de suikerspinbeelden. Kleding van snoep: Candy Clothes!
“Candy Clothes.” Ik zeg het hardop. Klinkt goed. Onmiddellijk buitelen beelden van vrolijke jurken, felgekleurde truitjes, mantelpakjes en bikini’s door mijn hoofd. De titel van de tentoonstelling weet ik ook al: Lick Art!
Meteen bel ik Allard, om te horen wat hij van mijn idee vindt.
“Hallo, Manuela, hoe gaat het met je?” vraagt hij rustig en vriendelijk als hij mijn stem hoort. Niets duidt erop dat hij me laatst nog heeft laten weten dat hij me wel ziet zitten. En afgewezen is. Niets over het feit dat Herinnering is verdwenen en weer opdook. Ook over het briefje rept hij met geen woord. Wat is het toch een vreemde man.
De woorden van Stef, gisteravond, schieten me te binnen. Vertrouw je Allard?
Stop! Dit is paranoïde. Er is geen enkele reden om Allard te wantrouwen, dat verdient hij niet.
Nadat ik Allard heb uitgelegd wat ik van plan ben, blijft het een tijdje stil. Aan de andere kant van de lijn wordt gewikt en gewogen.
“Ik weet het niet,” zegt hij dan. “Wat is er mis met je naakt-schilderijen?”
Voordat ik antwoord kan geven, denkt hij hardop verder. “Aan de andere kant, de combinatie van kunst en snoep past beter bij jou en je eerdere werk. En qua pr kan het ook geen kwaad, want het is spectaculair. Lick Art. En geestig. Maar is het niet te kort dag? Red je de deadline dan nog wel?”
“Natuurlijk, je kent me toch? Al moet ik dag en nacht doorwerken!”
“Goed, ga je gang, maar houd me op de hoogte van je vorderingen, oké?”
Voor we ophangen, nodigt Allard me uit om volgende week mee te gaan naar een receptie. Wanneer ik niet direct toehap, wijst hij me erop dat je als kunstenaar af en toe je gezicht moet laten zien. “Hoe meer je opvalt, hoe beter,” voegt hij eraan toe. “We gaan je als een kanonskogel lanceren.”
Glimlachend ga ik naar de keuken, terwijl ik al voor me zie hoe ik als een ouderwetse circusartieste met een helmpje op in een kanon lig, klaar om in de lucht geschoten te worden. Ik doe yoghurt, een banaan en suiker in de blender en kijk toe hoe een vloeibare, gele schuimende massa ontstaat.
∗
Met twee glazen smoothie ga ik naar boven, naar Jessica.
“Hé, lekker!” roept ze. “Valt er wat te vieren?”
Enthousiast vertel ik haar over de Candy Clothes.
“Wat een gaaf plan!” Gretig zuigt ze aan het rietje.
“Wat vind je van een rode jurk?” vraag ik, mijn laatste restje smoothie luidruchtig naar binnen slurpend.
“Een rode jurk?” Ze wijst naar haar wijde blauwe bermuda. “Is hier iets mis mee? Die draag ik alleen binnenshuis, hoor.”
Met die bermuda is alles mis, maar daar gaat het nu niet om. “Nee, joh! Ik heb het over je schilderij, je portret krijgt een rode jurk!”
“O.” Ze giechelt. “Klinkt goed!” Ze zet haar lege glas op tafel. “Maar hoe ga je dat doen met die zuurtjes, ga je ze smelten?”
“Da’s geen gek idee. En er is vast nog meer snoep dat bruikbaar is, toffees bijvoorbeeld, die zijn makkelijk te kneden. En duimdrop. Dat lijkt een beetje op leer.” Ik kijk op mijn horloge. “Het is bij vieren. Nog een uur voor de markt afgebroken wordt.”
“Als je me even de tijd geeft om me om te kleden,” stelt Jessica voor, “dan ga ik met je mee.”
∗
We lopen over de Albert Cuyp en laten de bloemenstal en de kraam met verse pasta links liggen. Evenals de Hindoestaanse stoffenwinkel, waar ik normaal gesproken geen weerstand aan kan bieden. We stoppen alleen bij de kramen die snoep verkopen.
Drie kwartier later en veertig euro armer gaan we zwaarbeladen op weg naar huis.
“Kijk, Maan,” zegt Jessica als we langs een kledingstal komen. “Zie je dat mooie joggingpak? Die zwarte met dat witte streepje. Die wil ik hebben.”
“Jesse, heb jij ook vrouwelijke kleren?”
“Hoe bedoel je?”
“Jurken, schoenen met een hakje. Sexy dingen,” zeg ik en ik pak een kort simpel jurkje in legerprint met spaghettibandjes uit het rek.
“Ik ben meer het sportieve type, dat soort dingen staat mij toch niet?”
“Wedden van wel?” Ik duw de jurk in haar handen. “Mag ik je hierop trakteren voor vanavond, voor het optreden van Stef? Het zal je prachtig staan.”
De verkoper schiet me te hulp. “Je kan het passen, er is hier achter een spiegel.”
“Probeer het alleen maar,” zeg ik.
“Ja, moppie, pas het effe!” De man geeft me een knipoog.
Jessica gaat overstag en wanneer ze het pashokje, gemaakt van een lap stof, uit komt, fluit de man. Terecht. Het jurkje zit als gegoten, het is alsof er een totaal andere Jessica voor me staat. Vrouwelijk en zelfbewust.
“O.” Verbaasd kijkt Jessica in de spiegel die haar wordt voorgehouden door de enthousiaste kraamhouder.
“Mooi hè, wijfie?”
“Hij heeft gelijk, het is echt mooi!” Jessica’s gezicht straalt. “En het staat vast heel goed bij mijn Dr. Mar tens!”
Ik slaak een hoorbare zucht.
∗
“Zal ik je helpen bij het zuurtjes smelten?” vraagt Jessica als we ons hofje weer inlopen. “Tot er een nieuwe opdracht binnenkomt, heb ik alle tijd. Zeeën van tijd zelfs.”
Ik aarzel geen seconde. “Graag.”
“Dan zijn we een echt team, net als Nicci French!”
Een team? Nicci French? Pardon? Ik ben de kunstenaar!
Ik probeer een opmerking te formuleren, waardoor ze snapt dat helpen met zuurtjes smelten niet automatisch betekent dat we een soort Acda & De Munnik zijn. Ach, wat maakt het ook uit, denk ik, terwijl ik naar haar blije koppie kijk. Jessica biedt haar hulp aan en ze bedoelt het goed. Punt.
Op de stoep voor ons huis is Claartje aan het hinkelen. Zodra ze ons ziet, rent ze op ons af. “Manuela, er staat een bos bloemen voor je deur,” zegt ze opgetogen. “Een hele grote bos. Met een kaartje.”
Nieuwsgierig loop ik naar de voordeur. Daar staat inderdaad een boeket met lichtpaarse bloemen. Aandachtig lees ik het witte kartonnen kaartje. Er staat ‘Voor Maan, van een aanbidder’ op. Handgeschreven met blauwe pen. Linksboven staat een nummer, waarschijnlijk een bestelnummer van de bloemenzaak.
“Van wie is het?” vraagt Jessica nieuwsgierig.
“Van een aanbidder.” Ik overhandig haar het kaartje.
“Krijg ik later ook aanbidders?” vraagt Claartje.
“Stapels,” stel ik haar gerust.
Claartje legt haar hand op mijn heup. “Mag ik met jullie mee naar binnen?”
“Een andere keer.” Ik geef haar een aai over haar bol. “Hoe is het met je moeder?”
Ze haalt haar smalle schouders op. “Zij en papa maken vaak ruzie. Dat vind ik niet zo leuk.”
“Nee, dat is ook niet leuk, lieverd. Maar grote mensen zijn het niet altijd met elkaar eens. Heb jij wel eens ruzie?”
Ze knikt vol overtuiging. “Laatst met mijn vriendinnetje, maar nu is het weer goed.” Opgelucht rent ze terug naar de met krijt getekende hinkelbaan.
“Een stille aanbidder,” zegt Jessica. “Wat spannend. Wie zou dat zijn?”
Opeens is het of een band zich om mijn borstkas spant Als het maar niet Mister X is!
“Jesse, ik ga meteen die bloemenwinkel bellen,” zeg ik.
Geschrokken, alsof ze mijn gedachten kan lezen, kijkt Jessica me aan. “Och Jezus, nee toch?”
Even later draai ik het nummer op het kaartje en krijg een meisje aan de lijn.
“Goedemiddag,” zeg ik. “Er is vandaag een boeket bij mij bezorgd, maar er staat geen afzender op. Wel een bestelnummer. Zou u na kunnen gaan van wie het afkomstig is?”
Nadat ze het nummer en mijn adres heeft gevraagd, gaat ze hoorbaar met bonnetjes in de weer. Het geknisper van papier klinkt luid in mijn oren. “Wat voor boeket is het?”
“Ik weet niet hoe ze heten, maar het zijn lichtpaarse bloemen.”
“O, dat is waarschijnlijk lathyrus. Wacht, hier is de bon. Het boeket is telefonisch besteld en met een creditcard betaald. Maar het adres klopt niet, het boeket is naar een galerie met een of andere Franse naam gegaan. Vindt u de bloemen niet mooi?” Het meisje klinkt bezorgd.
“Jawel, het is prachtig. Ik was alleen nieuwsgierig wie me wilde verrassen. Weet u zijn naam toevallig?”
“Nee. Sorry. Maar wacht eens, er staat me bij dat het om iemand uit het buitenland ging. Ja, ik weet het alweer, het was een man die vanuit New York belde.”
De band verdwijnt als bij toverslag. Het boeket is van Bas! Hij heeft mijn boeket via de galerie gestuurd en waarschijnlijk heeft iemand van Allards personeel het even langs gebracht.
“Dank je wel,” zeg ik tegen het meisje. “Ik kan je niet zeggen hoe blij ik hiermee ben.”
“Goh, waren al onze klanten maar zo tevreden,” hoor ik haar nog zeggen als ik de hoorn neerleg.
“En?” Jessica is ondertussen de snoep op de keukentafel aan het uitstallen. “Telefonisch besteld door een man,” zeg ik en ik houd mijn stem met opzet neutraal. “Betaald met een creditcard.”
“O, nee!”
“En,” ga ik triomfantelijk verder, “hij belde vanuit het buitenland, uit New York.”
“Bedoel je…?”
“Ja, ze zijn van Bas!” Glunderend pak ik een vaas uit een van de keukenkastjes en bekijk de bloemen nog een keer. Ze zijn prachtig en teer, als ontluikende liefde, denk ik zwijmelend.
Voordat ik helemaal in een roze wolk verdwijn, gaat de telefoon. Het is Therese.
“Dag schat,” zegt ze vermoeid. “Zeg, ik werd net gebeld door Stef, hij heeft me uitgenodigd voor zijn concert vanavond.”
Rondhangen in een rokerige kroeg en luisteren naar een keiharde rockband is niet bepaald Thereses idee van een gezellig avondje uit, maar Stef, de slimmerd, heeft benadrukt dat zijn bandje een half jaar geoefend heeft voor deze ene avond. En Therese, die vindt dat ze alle creatieve uitingen hoort te steunen, kon het niet over haar hart verkrijgen nee te zeggen.
“Kom je eerst hiernaartoe? Dan blijf je vannacht gezellig slapen en krijg je morgen ontbijt op bed.”
“Goed. Ik ben er om een uur of negen.”
Vanavond ga ik Therese over mijn stalker vertellen, besluit ik. Het wordt tijd dat ik haar ook op de hoogte breng. Misschien kan ik haar tijdens het concert even apart nemen in een rustig hoekje en anders stel ik het uit tot we weer thuis zijn.
Ik vis mijn mobiel uit mijn tas om Stef succes te wensen. “Ben je zenuwachtig voor vanavond?” vraag ik hem.
“Ja! Nee! Ja! Een beetje, maar dat hoort er toch bij? Dat heeft elke artiest.”
Artiest? Hij treedt gemiddeld twee keer per jaar op. Op z’n hoogst. Ik grijns van oor tot oor, dat ziet hij toch niet.
“Jullie komen toch wel, hè, jij en Jesse? Therese komt ook!” Er klinkt enige trots in zijn stem, hij vindt Therese ‘een moordwijf’. Dan wordt zijn stem ernstig. “Heb je nog last gehad van die eikel?”
“Nee.”
“Goed! Maan, ik moet rennen, we gaan soundchecken.”
Jessica gaat naar boven en ik ga internet op om Bas te bedanken. Terwijl ik wacht tot de pc is opgestart, draai ik ongeduldig op mijn bureaustoel heen en weer.
Bas is me voor geweest. “Vind je de bloemen mooi?” heeft hij geschreven. “Dat paars leek me echt wat voor jou! Ik hoop dat je mijn gebaar niet brutaal vindt.”
Wat is hij toch een heerlijke romantische dwaas, ik voel zowaar kriebeltjes in mijn buik. Na het eerste berichtje van Bas waren de andere mannen op connect-ya eigenlijk niet interessant meer. Niet echt. Met Bas voel ik een soort verwantschap, het klikt gewoon. Misschien speelt mee dat hij ook een creatief beroep heeft, gortdroge humor en zich niet voordoet als een geslaagde macho.
In de rest van zijn brief beschrijft hij zijn jeugd in een Brabants dorpje en zijn vroegere relaties. Twee lange van vier jaar. Hij heeft nu al een jaar geen serieuze verhouding gehad, afgezien van wat korte affaires.
Hij vindt het jammer dat hij niet bij de opening van mijn tentoonstelling kan zijn, lees ik verder. Hij wil na afloop een uitgebreide beschrijving van alle reacties. Kijk, nóg een pre: hij is geïnteresseerd. Niet alleen in mij, maar in een heleboel dingen. Ditmaal heeft hij muziekfragmenten van bands, waarvan hij vindt dat ik ze moet leren kennen, meegestuurd. Ik krijg tips over boeken en films. Misschien loopt hij hard van stapel, maar dat vind ik juist leuk. Hij gaat er helemaal voor.
Om vijf over negen stapt Therese de keuken binnen. Ze draagt een leren broek met een zwart T-shirt, haar steile haar is omgetoverd tot een bos wilde krullen. Wanneer ze me ziet staren, moet ze lachen. “Maan, ik kan toch niet in een mantelpak naar zo’n motorkroeg! En de kapper van Van Houten stond erop me onder handen te nemen, toen hij hoorde dat ik naar een rockconcert ging.”
“Je ziet er geweldig uit,” roept Jessica die in haar nieuwe jurk rondparadeert. “Echt geweldig.”
“Dank je, kind,” zegt Therese, een geamuseerde blik om haar lippen. Tot haar oog op de grote berg snoep op tafel valt. Ze wijst er met een priemende vinger naar. “Wat zijn jullie van plan? Solliciteren jullie naar adhd? Die troep barst van de kleur-, geur- en smaakstoffen!”
“Dat is voor de tentoonstelling van Maan, ze gaat de schilderijen aankleden,” zegt Jessica. “Goed, hè?”
“Ik weet zeker dat Maan zelf kan praten,” zet ze Jessica op haar plaats.
Voor de derde keer die dag leg ik mijn plannen voor de Candy Clothes uit.
“Spraakmakend!” zegt Therese dan enthousiast.
Ik vraag Therese of ze er bezwaar tegen heeft als ik haar schilderij aakleed met een ‘leren’ mantelpakje. “Misschien lukt het me een paar kilo duim drop op de kop te tikken.”
“Bezwaar? Welnee, enig juist!” Ze krijgt het paarse boeket in het oog. “Wat prachtig!”
“Van Bas gekregen,” zeg ik trots.
“Bas?” Therese kijkt me verbaasd aan. “Wie is Bas?”
“Dat is een fotograaf die in New York woont. Binnenkort komt hij weer naar Nederland. Ik ken hem via connect-ya en hij is hartstikke leuk.”
Therese wijst naar het boeket. “Ik moet zeggen dat hij stijl heeft.”
Dat is een groot compliment uit de mond van mijn tante.
“Verliefd op afstand, op iemand die je nog nooit in levenden lijve gezien hebt. Bestaat dat?” vraag ik me hardop af.
“Nee!” zegt Therese resoluut.
“Maar Bas is geweldig,” sputter ik tegen.
“Misschien. Hoewel je niet weet wat hij in Amerika met andere vrouwen uitvoert. En op internet kun je je veel leuker en beter voordoen dan je in werkelijkheid bent. Je hebt hem nog nooit in het echt gesproken. Ofwel? Heeft hij je wel eens om je telefoonnummer gevraagd?”
“Nee. Ik ook niet om dat van hem, ik wil niets overhaasten. Volgens mij denkt Bas er net zo over, het lijkt wel of we elkaar haarscherp aanvoelen.”
Jessica schaart zich aan mijn zijde. “Elkaar schrijven is zo romantisch, een relatie moet je langzaam opbouwen.”
“Jullie zijn een stel dwazen!” Therese kijkt ons aan alsof we de grootste sukkels op aarde zijn.
“Niet iedereen is gelijk uit op seks!” roep ik verontwaardigd.
Therese moet lachen. “Uiteindelijk is iedereen uit op seks!”
“Hoe laat is het eigenlijk?”vraagt Jessica.
Therese kijkt op haar horloge. “Halftien. Laten we een taxi bellen, we passen niet met z’n allen in mijn Smart. En aangezien ik morgen vrij heb én vanavond een paar glazen wijn wil drinken, laten we ons lekker rijden. Ik trakteer.”
Hij stond klaar, verdekt opgesteld. Een zonnebril op, een muts over zijn hoofd getrokken en een waterafstotende zwarte tas op zijn rug. Zomaar een fietskoerier. Niemand zou hem herkennen.
Wacht. Ze kwam naar buiten, in gezelschap van dat andere meisje en de oudere vrouw. Hij keek toe terwijl het gezelschap in een taxi stapte. Onopvallend volgde hij de auto, tot ze voor een café stopten en daar naar binnen gingen. Hij noteerde de naam en het adres. Een glimlach verscheen op zijn gezicht: hij verheugde zich nu al op het telefoontje dat hij zou gaan plegen.