Met stramme vingers en een pijnlijke rug ga ik overeind staan om het colbert van Therese te bekijken: het getailleerde jasje valt over de heupen en heeft een kraag, zakken en knopen. Er zit zelfs een coupenaad op de borsten. Het jasje mag dan van drop zijn, maar als ik Candy Clothes aflever, moeten ze zo natuurgetrouw mogelijk zijn.
Net als ik het ontwerp van de bijbehorende rok aan het bestuderen ben, belt Therese.
“Gisteravond had ik zo’n vreemd, onbestemd gevoel,” zegt ze. “Ik was bang dat er iets met je aan de hand was. Heb je soms weer last van die afschuwelijke man gehad?”
“Helaas wel.” Als ik haar de inhoud van de mailtjes vertel, die in mijn geheugen gegrift staan, wil ze weten of het kattenluikje aan de voorkant al dichtgemaakt is.
“Ja, McDonalds is woedend.” Hij zit op dit moment zelfs luid miauwend voor de voordeur en mept met zijn pootjes tegen het hardboard.
“Maan,” zegt Therese. “Heb je al overwogen een alarmsysteem te nemen?”
Een alarmsysteem? Bah, dat associeer ik met ijzeren hekken en grote blaffende honden.
“Desnoods betaal ik het, dan huur ik de firma in die ook voor Van Houten werkt,” biedt ze aan.
“Maar, Therese,” roep ik, “thuis is juist mijn enige veilige plek.”
“Oké, ik zal erover ophouden,” zegt ze. “Voor vandaag dan.”
Ik hoor een zacht putje. “Ben je aan het roken?”
“Ja. Ik ben van de week nog even langs geweest bij Hajenius aan het Rokin. Wat is dat toch een zalige winkel.” Therese is sigarenrookster en komt maandelijks met een groepje vrouwelijke liefhebbers samen om een bolknak weg te stomen onder het genot van een glaasje champagne.
Het zou me niets verbazen als Anna Garucci ook een dergelijk clubje heeft, zo’n type lijkt ze me wel. Opeens schiet me te binnen dat ik Therese nog moet vertellen dat ik haar oude studiegenoot ontmoet heb. “Therese? Heb jij ooit van Anna Garucci gehoord?”
Weer een pufje.
“Ze kent jou in ieder geval wel,” ga ik verder. “Je moet de groeten van haar hebben.”
“O, ik weet het alweer. We hebben een tijdje samen kunstgeschiedenis gestudeerd. Hoe ken jij haar in hemelsnaam?”
“Van een receptie waar Allard me mee naartoe heeft genomen. Ze was ontzettend aardig, ze heeft Allard zelfs gevraagd om haar een uitnodiging voor mijn tentoonstelling te sturen. En het schijnt dat ze heel invloedrijk is in de kunstwereld.”
“Dat geloof ik best Die vrouw wist volgens mij in de wieg al precies wat ze wilde, en ze krijgt het nog ook.”
“Therese!” zeg ik verbaasd over de scherpte in haar stem. Het isniets voor haar om zo over iemand te praten. “Wat is er tussen jullie gebeurd? Hebben jullie soms ruzie gehad over een man?”
“Ben je gek, kind, ik heb in mijn hele leven nog nooit om een man gevochten. Nee, dat is het niet,” houdt Therese de boot af.
Ah, er is dus wel iets. “Wat dan?”vis ik.
“Ach, dat is al zo lang geleden, dat doet er niet meer toe.”
Blijkbaar wel. Ik overweeg nog een keer aan te dringen, maar krijg de kans niet Mijn mobieltje gaat over. “Het is Allard,” zeg ik tegen Therese. “Ik moet opnemen. Blijf even hangen.”
“Hallo, Manuela,” zegt Allard in mijn andere oor. “Hoe is het met je?” Zijn toon is aimabel genoeg, maar er zit een randje spanning in, wat duidelijk maakt dat hij niet voor de gezelligheid belt. “Ik kreeg een vreemde e-mail,” zegt hij dan. “Van ene rocodile.”
“Dat is mijn stalker!” roep ik uit. “Hij heeft mij ook mails gestuurd, hele vervelende, waarin hij McDonalds bedreigde. Wat wilde hij van jou?”
“In de mijne stond dat ik mijn computer beter moest beveiligen. Maan, deze man heeft toegang gehad tot al mijn gegevens, hij heeft zelfs in mijn persoonlijke adressenbestanden geknoeid. Mijn computermannetje heeft zojuist mijn systeem beveiligd met alle denkbare antivirussen, antispyware en firewalls.”
Dus zo is die hufter aan mijn e-mailadres gekomen. Uit het adressenbestand van Allard. Het is toch niet te geloven!
“Dit gaat alle perken te buiten,” roept Therese in mijn rechteroor.
“Wat zeg je?” vraagt Allard.
“Niets. Dat was Therese op de andere lijn, ze kon horen wat je zei.”
“Doe haar mijn hartelijke groeten.”
“De groeten terug,” zegt Therese. “En vraag Allard of zijn computermannetje de afzender van de e-mail heeft kunnen achterhalen.”
“Therese vraagt of jullie hebben kunnen achterhalen waar die e-mail vandaan komt,” papegaai ik.
“Nee,” zegt Allard. “Hij kon niets vinden.”
“Misschien moet ik Stef bellen om te vragen of hij naar mijn computer wil kijken,” opper ik. “Hij heeft er verstand van.”
“Dat lijkt me verstandig,” zegt Allard links.
“Doen. Nu meteen,” zegt Therese op rechts.
Ik voel me net een komkommersandwich. Of beter gezegd: de komkommer.
∗
In de werkplaats van Stef staat een radio keihard te schetteren. “Stef, Ik heb je hulp nodig,” schreeuw ik eroverheen.
“Het zal eens een keer niet,” grapt hij.
Stef vloekt wanneer hij mijn verhaal heeft aangehoord. “Brutale klootzak! Ik ben nu bezig met een spoedklus, maar daarna kom ik meteen. Misschien zijn er wat gegevens van die gozer te achterhalen via zijn e-mailadres. Een uur of vijf, is dat goed?”
“Prima.”
“En eh…Maan, als je je onveilig voelt, kom ik bij je logeren.”
Ik kan het niet laten hem te plagen. “Je bedoelt dat een echte vent altijd van pas komt?”
“Precies. En dan krijg ik tenminste weer eens goed te eten.”
∗
Laat in de middag hangt Allard weer aan de lijn. “Ik kreeg daarnet nog een e-mail van rocodile,” valt hij met de deur in huis. “Hij schreef dat ik beter op mijn spullen moest letten. Manuela, ik ben de hele galerie doorgelopen en op het eerste gezicht was er niets verdwenen. Maar bij het depot was het slot geforceerd en…”
Ik weet al wat er komen gaat…
“Herinneringis weg. Ik vrees nu echt.”
Draaierig ga ik op de grond zitten, met mijn rug tegen de koele muur. Ik kan bijna alles verdragen. Maar dit niet.
“Ik ga onmiddellijk de politie inschakelen. Red jij het in je eentje, of moet ik later even langskomen?”
“Nee, dat hoeft niet.”
“Het is niet in woorden uit te drukken hoe erg ik dit vind, schatje,” zegt Allard voor hij ophangt.
Schatje?
Verward kies ik Stefs nummer. Zodra ik zijn stem hoor, barst ik in huilen uit. “Herinneringis gestolen,” snik ik.
“Godverdomme,” roept hij. “Ik kom eraan.”
Als een kip zonder kop ren ik naar de verdieping van Jessica. Ze is er weer niet. Ik maak een rondje door het huis om te checken of alle ramen en deuren op de begane grond en de eerste verdieping goed dicht zijn. Vervolgens ijsbeer ik rond tot Stef arriveert.
Huilend val ik in zijn armen en druk mijn neus tegen zijn naar zweet en smeer ruikende T-shirt.
Na een tijdje maakt hij zich van me los. “Als jij een pot thee zet, ga ik achter dat hotmailadres aan, oké?”
∗
Er wordt op de keukendeur geklopt. Als ik ‘ja’ roep, komt Jessica binnen en treft mij met mijn hoofd in mijn handen rustend aan. Voor me staat een dampende pot thee. Ik ben zo van de kaart dat ik me niet eens kan herinneren dat ik er een theezakje in heb gedaan en er water op heb geschonken.
“Maan,” roept ze enthousiast. “Ik heb vier tassen kleren gekocht op de Albert Cuyp. En een notentaart, heb je daar trek in?”
“Nee, dank je.” Ik zucht.
“Wat is er met jou aan de hand?”
Haar vraag veroorzaakt één grote woordenbrij, die maar uit mijn mond blijft stromen. “Herinnering weg…rocodile… McDonalds’ kattenluikje…” Ik klets maar door, stoppen lukt niet meer. Volgens mij ben ik aan het doordraaien.
Jessica slaat haar armen om me heen. “Kalm maar, ik ben bij je.”
Daar sta ik dan, als een reuzin in de armen van de kleine, tengere Jessica. Even moet ik denken aan de dag dat we elkaar voor het eerst ontmoetten. Toen waren de rollen omgedraaid.
Op dat moment stormt Stef binnen. “Ik dacht het wel,” roept hij kwaad. “Die verdomde kloothommel heeft zich aangemeld als ‘Pietje Precies’ en als adres heeft hij jouw straat en huisnummer gebruikt.”
“Dus het spoor loopt dood?” vraag ik.
“Ia.”
Ik begin te snikken. En houd gelijk weer op. Het resultaat is een bizar giecheltje.
“Maan,” zegt Stef onmiddellijk. “Je moet er even uit.” Hij richt zich tot Jessica. “Heb jij een rijbewijs?”
Jessica knikt.
“Waarom gaan jullie geen strandwandeling maken? Even weg uit dit huis.” Hij wijst naar Jessica. “Dan rij jij Maans auto. Ondertussen ga ik nog een paar extra sloten bij de ijzerwinkel halen en jullie huis wat zwaarder beveiligen. En dan moet ik ervandoor, want die spoedklus ligt nog op me te wachten.”
Met fijn schuurpapier bewerkte hij het brokje doorzichtig materiaal dat voor hem op tafel lag. Als de scherpe randjes eraf waren, zou het een handige presse-papier zijn. En een herinnering aan zijn doortastende actie. Hij grinnikte. Hij had laten zien dat hij lef had én gevoel voor timing. Ak dat rode kreng het nu niet op haar zenuwen zou krijgen, wist hij het ook niet meer. In dat geval moest hij haar nog meer onder druk zetten. Hij wist al precies hoe: haar raken waar ze het meest kwetsbaar was.