Hotel Van Houten is een oase van stilte en rust. Een kleine, perfecte wereld, waar het beddengoed elke dag door onzichtbare handen vervangen wordt, de suite altijd keurig opgeruimd is en de badkamer zelfreinigend lijkt. Maar het voornaamste is dat ik me hier veilig voel. Veilig en beschermd.
De dagen glijden gezapig voorbij, met als vaste punten het ontbijt, de lunch en het diner. Tussendoor werkt Jessica aan een nieuwe vertaling of hangt rond in de fitnessruimte, terwijl mijn schetsboek zich vult met Candy Clothes. Het ontwerp voor de trouwjurk is bijna af.
‘s-Avonds voor het slapengaan maken we een wandelingetje over het terrein. We lijken wel een stel hoogbejaarden, maar het doet me goed. Mijn lichaam is voor het eerst sinds tijden weer ontspannen, mede door de massages, en psychisch voel ik me met de dag sterker worden.
We gaan onze vijfde dag in als Therese belt om te vertellen dat het smeedijzer geplaatst is en het alarmsysteem op de deur zit. “Als er ingebroken wordt,” zegt ze, “gaat er direct een melding naar het beveiligingsbedrijf en staan ze binnen een paar minuten bij je op de stoep.”
Het klinkt allemaal heel professioneel en zo. Maar toch…“Lijkt het smeedijzer niet op tralies?” vraag ik.
“Nee, hoor,” zegt Therese. “Wacht maar tot je het ziet, het oogt heel fraai. Ik stel voor dat jullie nog een nachtje blijven en dan morgen naar huis komen.”
Op de achtergrond hoor ik McDonalds miauwen. Een golf van gemis en liefde schiet door me heen. “Gaat alles goed met mijnloedertje?”
“Zeker weten. Hoewel ik heel wat met hem te stellen heb: hij doet precies waar hij zin in heeft. Hij lijkt op zijn bazinnetje.” Ze lacht en wordt dan weer serieus. “O ja, Maan, heb je de lijst voor de politie al gemaakt? Ze belden om te vragen of je ook nog een lijst wilt maken van alle mannen die je kent. Vrienden, collega’s, kennissen. De man waar je je verf koopt, de obers van restaurants waar je vaak komt, de postbode, kopers van je werk. Et cetera.”
Ik krijg het benauwd als ik haar zo hoor.
∗
Ik zit in het zonnetje op ons balkon, voor me liggen een schrijfblok en een pen. De lijst met ‘de activiteiten van mijn stalker’, van de eerste telefoontjes tot de vernieling van het portret met de rode jurk, is af. Bij roomservice bestel ik cappuccino en een assortiment minitaartjes als beloning en ter aanmoediging, voordat ik verder ga met ‘de lijst met mannen die ik ken’. De klus waar ik het meest tegenop zie.
Een uurtje en nog twee cappuccino’s later liggen er drie pagina’s met namen op tafel En dat is behoorlijk confronterend: ik wil niet in iedere man een potentiële engerd zien. Mijn handen beven dan ook lichtjes, terwijl ik de papieren in een grote envelop doe.
Dat iemand mij als doelwit heeft gekozen om zijn frustratie op te botvieren, is overduidelijk. Maar waarom? Wat heb ik gedaan om een dergelijke haat op te roepen? In gedachten ga ik nog eens na of ik iemand de laatste tijd gekwetst heb. Echt gekwetst, zodat de pijn is gaan woekeren. Ik pieker en pieker, maar kan werkelijk niemand bedenken.
Wacht eens even! Ik heb Allard vast gekwetst toen ik hem afwees. Hij bleef uiterst beleefd, maar dat kan ook schijn zijn. Nee! Zo zit hij niet in elkaar. En daarnaast: de telefoontjes waren daarvoor al begonnen. Opeens slaan mijn gedachten op hol. Stel dat mijn kwelgeest een vrouw is? Als je heel langzaam praat, je stem laag maakt, kun je als een man klinken, zelfs als een masturberende man. Maar de voetafdrukken waren maat 44. “Nou en?” klinkt een vervelend stemmetje in mijn achterhoofd. “Iedereen kan te grote schoenen aantrekken.”
Opeens is de wereld een angstaanjagende plek, waar niemand is wie hij of zij lijkt te zijn.
Tevergeefs probeer ik mezelf een halt toe te roepen, maar mijn hersenen razen door als een trein waarvan de remmen het begeven hebben.
Ik bel de masseuse om te vragen of ze tijd voor me heeft.
“Kom maar,” zegt ze hartelijk. “Ik vind wel een gaatje voor je.”
∗
Mijn hart klopt weer rustig en het gejaagde gevoel is verdwenen, wanneer ik onze suite binnenstap. Jessica zit op de kruk voor de kaptafel en draait zich langzaam om, haar gezicht vol verwachting op mij gericht.
Haar haren zijn kort geknipt, met opstaande piekjes waardoor haar hartvormige gezicht goed uitkomt. Ze lijkt wel een ander mens. Van een slonzig jongetje naar een mooie meid.
“Ik ben naar de kapsalon in het hotel geweest,” zegt ze. “Hoe vind je het?”
“Het staat je goed,” roep ik. “Echt heel goed.”
Verheugd draait Jessica zich weer naar de spiegel om zichzelf te bewonderen en ze maakt met haar vingers haar haren nog iets warriger. Uit een tasje pakt ze lipstick en bewerkt haar lippen. Daarna is de eyeliner aan de beurt.
Ik wist niet eens dat ze make-up had!
“Mag ik jouw laptop gebruiken om Bas een mailtje te sturen?” vraag ik. “Ik heb al een paar dagen niets van me laten horen.”
“Tuurlijk.” Jessica steunt op haar elleboog, haar mond open, en probeert een streepje op haar bovenste ooglid te trekken. Haar hand schiet uit. “Verdomme!”
“Oefenen, veel oefenen.” Glimlachend start ik de laptop. Opeens slaan de zenuwen toe. Als er maar geen bericht is van rocodile, en als Bas maar niet afgehaakt heeft, nu hij weet dat ik een stalker heb. “Een mens lijdt het meest van het lijden dat hij vreest,” zei mijn moeder vaak. En ze had gelijk. Resoluut open ik mijn inbox waar één nieuw bericht op me wacht. Van Bas.
“Lieve, lieve Maan. Wat afschuwelijk, zo’n stalker. Was ik maar in Nederland om je te steunen. Heb je verder nog last gehad? Of is die asshole opgehouden? Hou me op de hoogte. Ik sta achter je, desnoods kom je naar New York. P.S. Ik vind het fijn om over je leven en de mensen om je heen te lezen, ik kan ze bijna voor me zien en ik wil ze graag ontmoeten. Maar bovenal wil ik jou in mijn armen sluiten en ervoor zorgen dat niemand je kwaad doet.”
Mijn hart wordt warm, ik voel kriebels in mijn buik, maar ditmaal niet van angst. Ik denk dat ik echt verliefd aan het worden ben. Als nu blijkt dat Bas een piepstemmetje heeft, zou me dat niets meer kunnen schelen. Helemaal niets. Ik kan op hem rekenen, hij is geestig en onderhoudend. Een droomman.
“En?” vraagt Jessica. Het is haar eindelijk gelukt een keurig streepje boven haar ogen te trekken.
Ik laat haar de e-mail lezen.
“Wat heb jij een mazzel. Misschien is zo’n datingsite ook wel wat voor mij.”
“Volgens mij is Bas een uniek geval, zulke mannen kom je daar niet snel tegen.” Ik grijns. “En jij hebt zo’n site helemaal niet nodig, je ziet er nu zo goed uit dat mannen je bij bosjes achterna zullen lopen.”
“Denk je dat echt?” Ze kijkt me gretig aan.
“Jazeker.”
Opeens springt Jessica op het bed en begint op en neer te springen. “Maan is verliefd, Maan is verlie-hiefd,” plaagt ze.
“Nietes!”roep ik.
“Jawel, ik zie het aan je ogen.” Ze duikt op me af en begint me te kietelen.
Met een kussen weer ik haar af. Voor ik het weet, zijn we in een kussengevecht verzeild en rennen we elkaar achterna. Van de slaapkamer naar de badkamer en weer terug. Wanneer heb ik voor het laatst zoveel lol gehad? Ik kan het me niet eens herinneren.
∗
Terwijl Jessica aan het fitnessen is, bel ik Therese. Ik schaam me een beetje, omdat ik tijdens ons vorige gesprek alleen maar met mezelf bezig was. Ik heb haar niet eens gevraagd hoe het met haar ging. Terwijl zij nota bene in mijn huis zit, in de herrie tussen de werklui, en ik lekker in Van Houten verwend word.
Als ik haar aan de lijn krijg, wimpelt ze mijn excuses af en vraagt of de lijsten afzijn.
Gelukkig kan ik deze keer bevestigend antwoorden.
“Goed zo, lieverd. Ik weet hoe je ertegen opzag. Heb je nog een patroon kunnen ontdekken? Is er iets wat je opgevallen is?”
“Eh, ja. Eigenlijk wel.” Ik vertel haar dat ik bang ben dat Mister X iemand uit mijn omgeving is. Een bekende. “Het kan toeval zijn, hoor. Maar er zijn wat dingen die me dwarszitten. Bijvoorbeeld die e-mail, waarin McDonalds bedreigd wordt, waaruit blijkt dat hij weet dat ik een kat heb.”
“Dat stond toch in dat tijdschriftartikel?”
“Ja, maar de vraag is of hij dat gelezen heeft. En dan Herinnering.”
Net als Stef begint ze over het bordje ‘ niet te koop’.
“Er is nog meer,” ga ik verder. “Dat veldboeket was precies mijn smaak, dat zou ik zelf uitgekozen kunnen hebben.”
“De kans dat die man een bekende is, is uiterst klein,” merkt Therese op. “Desondanks lijkt het me verstandig die verdenking voor ons te houden. Zolang hij zich veilig waant, is de kans groter dat hij een fout maakt.”
Ik vind het prettig dat Therese me serieus neemt, maar het maakt me tegelijkertijd angstig. Ik had liever dat ze mijn woordenmet een resoluut ‘onzin!’ had weggewuifd.
“Maan, wanneer zijn de telefoontjes precies begonnen?” vraagt Therese.
“Op de dag dat die vier kunstwerken verkocht werden en Jesse bij me kwam wonen.”
Therese zegt niets, maar de stilte is veelzeggend genoeg.
“Je denkt toch niet dat Jesse…”
“Het is wel toevallig. En je weet vrijwel niets van haar.”
“Nee, Jesse is het niet, echt niet.”
“Oké, oké, ik hou er al over op.” Therese kucht om daarna in een enorme hoestbui uit te barsten. “Sorry,” zegt ze als ze uitgehoest is. “Ik heb de laatste dagen iets te veel sigaartjes gerookt. Zeg lieverd, even wat anders. Ik kom vanavond naar Van Houten, er liggen een paar klusjes op me te wachten en er is iets wat ik met je wil bespreken. Onder vier ogen. Zullen we samen dineren?”
“Heeft Mister X weer wat gedaan?” vraag ik geschrokken.
“Nee, schat, niets van dat alles. Echt, er is niets engs gebeurd.”
Ik probeer haar te verleiden een tipje van de sluier op te lichten, maar ze wil niets loslaten, alleen dat ze om zeven uur bij me is. Daar kan ik het mee doen.
De rest van de middag loop ik allerlei scenario’s te bedenken. Is Therese mijn anonieme verzamelaar en heeft ze op deze manier mijn carrière een zetje willen geven? Heeft ze zich verloofd met Piet van Steenis? Ach, ik kan zo nog uren doorgaan, maar dat heeft weinig zin. Ik pak een tijdschrift en probeer mijn gedachten te verzetten.
∗
Therese en ik dineren op het terras van het restaurant, onder een grote parasol.
Jessica eet in onze suite.
“Vind je het niet erg?” had ik haar gevraagd. “Het is onze laatste avond hier.”
“Welnee joh, als jij belangrijke zaken met Therese te bespreken hebt, gaat dat voor. Geen probleem. Ik haal een romantische komedie bij de receptie en ga lekker voor de tv van mijn maaltijd genieten.” Ze gaf me een zetje. “Hup, anders kom je te laat. Therese wacht op je.”
Therese en ik bestellen beiden de specialiteit van het huis, risotto met truffels. Tijdens ons aperitief en het eten hebben we het over McDonalds, die een van de werklui de stuipen op het lijf heeft gejaagd. “Een boom van een kerel en als de dood voor katten,” lacht Therese. En over Stef, die niet van Thereses zijde week. Kortom: over van alles en nog wat, maar geen woord over’ het onderwerp’.
Het maakt me nerveus dat Therese, die gewoonlijk zo direct is, niet ter zake komt. “Wat wilde je me nou vertellen?” flap ik eruit.
Therese duwt haar bord van zich af. “Sorry, Maan. Ik lijk de juiste woorden niet te kunnen vinden. En wat ik je ga vertellen, kan een enorme schok voor je zijn. Misschien kunnen we beter naar mijn suite gaan.”
Het is of een hand mijn keel dichtknijpt. Wat nu weer?
Thereses suite ligt pal naast die van Jessica en mij. Ik neem plaats op de bank. Therese gaat op een stoel zitten en pakt een sigaar uit een doos die naast haar op tafel staat. Nadat ze ‘m met een lucifer heeft aangestoken, blaast ze een rookwolk de lucht in.
Nu krijg ik toch echt genoeg van die afleidingsmanoeuvres. “Kom op,”zeg ik ongeduldig.
Therese leunt achterover. “Ik weet niet hoe ik dit tactvol moet verpakken. Dus ik zeg het maar ronduit.” Ze haalt diep adem. “Je bent geadopteerd. Je ouders zijn niet je biologische ouders.”
“Je maakt een grapje, hè?”
Therese schudt haar hoofd. “Was het maar waar.”