3

Terwijl ik aan het ontbijt zit met verse jus d’orange en chocoladecroissants uit de oven, verdwijnt McDonalds met een protesterend knorretje door het kattenluik. Hij is beledigd omdat ik vergeten ben zijn favoriete blikken kattenvoer te kopen en hij het met brokjes moet doen. Verwend ventje. “Ik maak het goed met je, vanavond krijg je verse vis,” roep ik hem nog na.

Wanneer ik de ontbijtspullen in de vaatwasser zet, denk ik aan Stef en zijn telefoontje van vannacht. Ik probeer te bedenken hoe ik het hem betaald kan zetten. Ik zou hem bijvoorbeeld kunnen bellen en me voordoen als zijn bejaarde buurvrouw, een ongelooflijke zuurpruim, en dan bekennen dat ik al jaren een oogje op hem heb. Of me uitgeven voor iemand van de radio, die hem met zo’n hieperdepiep-hoerastem meedeelt dat hij een date met Britney Spears heeft gewonnen. Stef vindt haar verschrikkelijk, tenminste, dat beweert hij altijd. Terwijl ik nog meer scenario’s probeer te verzinnen, gaat mijn mobiel en ik neem na het eerste rinkeltje op.

“Hallo, lieverd,” zegt Therese in mijn oor.

Hè, wat klinkt haar stem toch heerlijk vertrouwd. “Wat fijn dat je terug bent!” roep ik. “Heb je een lekkere vakantie gehad?”

“Kon niet beter. Prachtig weer, goed gezelschap en eersteklas eten. Mimi heeft me voor de komende herfst weer uitgenodigd.”

Mimi is een van Thereses oudste en dierbaarste vriendinnen, ze woont sinds haar huwelijk in Frankrijk. Ik heb haar wel eens ontmoet toen ze in Nederland bij Therese logeerde. Een hoogbejaarde dame, maar zo fit als een hoentje. Ze is beeldhouwster en hanteert nog bijna dagelijks haar lasapparaat om haar metalen objecten in elkaar te zetten.

Behalve Mimi heeft Therese nog zoveel vrienden in het buitenland, de meesten in goeden doen, zeg maar gewoon rijk, dat ze het hele jaar door in de mooiste villa’s en palazzo’s zou kunnen verblijven. Maar ze is nu eenmaal gehecht aan Nederland, aan haar luxe hotel op de Veluwe, waar ze een suite bewoont en dat onder haar leiding is uitgegroeid tot een gewild onderkomen voor bekende artiesten en kunstenaars.

“En? Hoe was jouw week?” vraagt ze oprecht geïnteresseerd.

Meer aanmoediging heb ik niet nodig, ik barst meteen los. “Allard heeft vier kunstwerken van me verkocht. In één keer! En de datum van de tentoonstelling is vastgelegd. Over anderhalve maand.”

“O, kind, wat zalig allemaal. Heb je enig idee wie de koper is?”

“Nee, die wil anoniem blijven. Spannend, hè? Allard heeft het vermoeden dat het om een grote verzamelaar gaat.”

Therese klakt met haar tong. “Ik heb altijd gezegd dat het slechts een kwestie van tijd was tot het kunstminnende publiek erachter zou komen hoe goed je bent.”

Ze meent elk woord. Therese was degene die me als kleuter pastelkrijt gaf, en later, toen ze ontdekte dat ik talent had, water- en olieverf. Voor mijn twaalfde verjaardag gaf ze me een museumjaarkaart en nam me mee naar tentoonstellingen. Als zij er niet geweest was en me niet had aangemoedigd, was ik waarschijnlijk nooit naar de kunstacademie gegaan.

“O, en ik heb een huurster voor de derde etage,” zeg ik. “Ze heet Jessica. Stef heeft haar opgeduikeld en je zult haar vast aardig vinden. Ze is iets jonger dan ik, denk ik, en werkt als vertaalster. Maar ze heeft het momenteel niet makkelijk, ze is net door haar vriend aan de dijk gezet.”

“Ze is toch geen probleemgeval, hè?”

“Ze is echt oké,” stel ik haar gerust. “Maar ze kan wel wat steun gebruiken. En dat geef ik haar graag, dat zit nu eenmaal in mijn genen. Jij hebt jaren voor mij gezorgd.”

“Dat is wat anders, jij bent familie.” Therese lacht. “En eerlijk gezegd was dat precies wat ik nodig had. Het werd tijd dat ik eindelijk eens volwassen werd. En om jou op te vangen, moest ik wel in het gareel leren lopen. Gelukkig maar, anders was ik misschien nog steeds door de wereld aan het fladderen. En niets is triester dan een vlinder op leeftijd.”

Ik weet even niets te zeggen.

“Serieus, Maan, denk je dat je een hotel kunt runnen als je geen verantwoordelijkheid aandurft? En over hotels gesproken, morgen heb ik een bespreking in het Amstel Hotel met een man die hopelijk mijn nieuwe manager wordt. Kan ik vanavond bij je logeren?”

“Vanzelfsprekend.” Het Amstel Hotel is zo’n beetje bij mij om de hoek. “Je bent hier altijd welkom, dat weet je. Wil je mee-eten? Dan zal ik wat lekkers voor je koken.”

“Graag, maar niet te machtig, hoor, ik ben deze week een paar kilo aangekomen, maar ik heb van elke maaltijd én van elke slok wijn genoten. Ik ben blij dat ik vóór de vakantie voor je geposeerd heb.”

Een paar maanden geleden heb ik Therese gevraagd om model voor me te staan. Aanvankelijk had ze er geen trek in, maar uiteindelijk is het me gelukt haar over te halen.

“Vooruit dan maar,” had ze gezegd. “Een rijpe vrouw kan fraai zijn, en als iemand dat op een schilderij kan vastleggen, ben jij het!”

Therese is dit jaar 55 geworden, hoewel je dat niet zou zeggen als je haar ziet. Ze heeft een facelift gehad en ziet er daardoor jaren jonger uit. Met haar nog steeds fantastische figuur, haar bruinzwarte haar dat geraffineerd tot op haar schouders valt, en haar immer roodgestifte lippen is ze een opvallende verschijning. Maar het is vooral haar uitstraling die het ‘m doet. Met haar geamuseerde blik en geestige, intelligente conversatie kan ze een kamer laten opleven zodra ze binnenkomt. Mannen staan nog steeds voor haar in de rij.

Na een huwelijk, dat amper een jaar heeft geduurd en waar ze liever niet over praat, heeft ze de nodige minnaars versleten, maar zich nooit meer willen binden. “Mijn vrijheid is me te dierbaar,” zegt ze steevast. Vaak tot grote teleurstelling van de heer in kwestie. Therese, de vrouwelijke donjuan.

“Zeg, hoe staat het eigenlijk met mijn portret?” vraagt ze dan.

Ik was al bang dat die vraag zou komen. “Het schiet lekker op,” zeg ik. Voordat het mijn mond uit is, schaam ik me al. Het schilderij van Therese staat namelijk in het ‘probleemhoekje’, samen met de andere schilderijen die niet naar mijn zin zijn. Ik heb er al heel wat uren aan besteed, alleen krijg ik de essentie van Therese maar niet op het doek.

Therese gelooft me op mijn woord, waardoor ik me nog een graadje erger schaam. Zozeer zelfs dat ik na ons gesprek gelijk naar mijn atelier ga om weer aan haar schilderij te werken.

Mijn atelier. Mijn domein, mijn heilige der heiligen. Er staat een oude blauwe sofa, schildersezels in verschillende maten, een stellingkast met verf en kwasten, en een kleine rommelkast waarop ik mijn cd-speler gezet heb. De muren hangen vol met naaktportretten.

Gedecideerd pak ik het schilderij van Therese en zet een cd van Joss Stone op repeat, het volume omhoog draaiend. Joss zingt dat ze er recht op heeft van mening te veranderen. “Got a right to be wrong

Ze heeft groot gelijk.

In de paar seconden stilte tussen twee nummers in belt Stef.

“Jezus, Maan. Ik probeer je de hele ochtend al te bellen, maar je nam niet op.”

“Sorry, ik was aan het schilderen en de muziek stond te hard om de telefoon te horen.”

“Wat was dat voor raar SMS-je vannacht?” vraagt hij. “Was je dronken of zo?”

“Goed geacteerd, maar daar trap ik dus mooi niet in.”

“Maan, waar gaat dit over?” Hij klinkt nu kwaad en bezorgd.

Shit, hij weet echt van niets! Dat verandert de zaak, en ik vertel hem over de vreemde telefoontjes.

“Tyfus, wat bizar,” zegt hij. Hij is zo bijgelovig als de pest. “Met zulke dingenmoet je niet spotten.”

“Ik dacht dat het een geintje van jou was, omdat ik je wijs had gemaakt dat er een medium voor de etage langs was geweest.”

“Hoe kan je dat nou van me denken?” zegt hij verontwaardigd.

“Maar als jij het niet was,” vraag ik me hardop af, “wie dan?” Stel dat er echt iemand in mijn huis is vermoord? “Stef, ik ga op onderzoek uit.”

“Hou me op de hoogte.”

Met mijn spijkerjasje aan en mijn huissleutel in de hand ga ik naar Ruby, die een deur verder woont en die ik de laatste maanden als een vriendin ben gaan beschouwen. Tijdens onze eerste ontmoeting, ik was wat in mijn tuin aan het rommelen en Ruby hing een snoer kleine lampjes op, raakten we aan de praat. Over de heg die amper tot onze knieën komt, vertelde ze me stralend dat ze zwanger was en ze nodigde me uit voor een kop koffie. Even later zat ik in haar fleurige tuin.

Spontaan en hartelijk als ze is, maakte Ruby me in de weken daarna wegwijs in de buurt, ze nam me mee naar de bakker met het knapperigste brood, de enige slijter ‘die eerlijk advies geeft’ en de winkel met tweedehands designkleding. Ze introduceerde me ook bij haar vaste kapper, waar ze elke zes weken haar ultrakorte coupe laat bijwerken en haar haren platinawit laat blonderen.

Ik druk op de bel van het huis van Ruby en haar man William. Een vriendelijke man met een studentikoos brilletje, helaas gespeend van elke vorm van humor. Maar Ruby is stapelgek op hem, volgens mij hebben ze een goed huwelijk. In ieder geval hebben ze een geweldig kind: een meisje van zes, Claartje. Een vrolijke spring-in-‘t-veld.

Na een paar minuten wachten, druk ik nog een keer op de bel. Verdomme! Niemand thuis. Is er een andere manier om achter de waarheid te komen? Ik moet weten wat er in mijn huis gebeurd is. Direct, meteen, onmiddellijk, nu. Anders blijft het me dwarszitten.

“Een onnatuurlijke dood?” vraagt de makelaar verbaasd als ik hem bel en informeer naar de voorgeschiedenis van mijn huis. “Welnee, hoe komt u erbij? Ik ken de familie persoonlijk en de oude dame die er woonde, is een natuurlijke dood gestorven in het ziekenhuis.”

Ik laat mijn adem ontsnappen, de spieren in mijn nek ontspannen zich.

“Een hartaanval, ze had er al meerdere gehad. Niets onnatuurlijks, niets vreemds. Geen lijken in de kast. Ik denk dat iemand een vervelende grap met u heeft uitgehaald.”

Ik tik een SMS in voor Stef: “Niets aan de hand.” Als ik op verzenden druk, besefik opeens dat dit niet klopt. Er is wel degelijk’iets’ aan de hand.

Iemand heeft me gisteren doodsbang proberen te maken. Dat gaat wel even verder dan een grapje, ik zou het eerder intimidatie noemen. Als ik erachter kom wie het is, is hij of zij nog nietjarig!

Een paar seconden later sta ik weer voor het portret van Therese en knijp driftig verf uit een tube okergeel. Ik duw mijn kwast erin en begin verwoed te schilderen.

Om een uur of twee verwissel ik mijn overall voor mijn gewone kleding. Het schilderij van Therese is nauwelijks verbeterd. Het haalt het niveau van mijn andere schilderijen gewoon niet. De figuur op het schilderij is een goed geconserveerde vrouw, maar dat is dan ook de enige overeenkomst met Therese, en daar baal ik behoorlijk van.

Ik ga naar de keuken en pak het laatste stuk appeltaart. Kauwend op de knapperige korst hoor ik de voordeur in het slot vallen. Wat zullen we nou krijgen? Geschrokken doe ik de keukendeur open, kijk de gang in…en zie het blonde hoofd van Jessica naar boven komen.

“Oeps,” zegt ze als ze mijn opgeluchte gezicht ziet. Ze houdt de sleutel die ik haar nota bene zelf gegeven heb, omhoog. “Ik wilde je niet laten schrikken, ik had eerst even aan moeten bellen.”

“Onzin,” zeg ik. “Het is nu ook jouw huis.”

Jessica draagt een tas met blikken verf en verfrollers. “Ik wilde vast gaan schilderen.”

Als ik haar vraag welke kleur ze heeft gekozen, haalt ze een van de blikken verf uit de tas. “Lichtgeel. Dekt in één laag.” Ze gaapt. “Sorry, ik kon vannacht niet slapen, ik zag mijn ex steeds voor me, in bed met die andere vrouw. Uiteindelijk werd ik zo kwaad dat ik naar de kast met zijn whiskyverzameling ben gegaan en de inhoud van de twee duurste flessen, de topstukken zogezegd, door de gootsteen heb gespoeld. Erg, hè?”

Ik schater het uit. “Nee joh, dat was een geweldige actie. Jij hebt pit, zeg!”

Ze lacht mee. Eerst zachtjes en dan harder. Om te eindigen in een huilbui. “Verdomme, ik ben er nog lang niet overheen.”

Dat lijkt me logisch. Het is net uit.

“Ik heb het voorlopig gehad met mannen,” snikt ze. “Ik ga me op mijn werk storten.”

“Goed zo. Hard werken is de beste remedie tegen een gebroken hart. Zeg, eet je mee vanavond? Therese, mijn tante, komt ook. Dan kun je haar meteen leren kennen.”

“Graag, maar vindt zij het wel leuk als er opeens een vreemde aan tafel zit?”

Ik geef haar een zetje. “Doe niet zo gek, mijn tante heeft haar eigen hotel, waar elke dag vreemden aan tafel zitten.”

Terwijl Jessica aan de slag gaat, zet ik een pot koffie, giet het hete vocht in een thermoskan, en neem alles op een dienblad mee naar boven. Daar staat Jessica al te schilderen op de ladder, die ze van me geleend heeft.

“Zal ik je een handje helpen?”bied ik aan.

Mijn aanbod wordt dankbaar aanvaard en de rest van de middag werken we gezellig samen. Als we bezig zijn met de laatste loodjes, klinkt een keihard piepje. Balancerend op de smalle trap haast Jessica zich naar beneden, waar ze haar mobiel uit haar rugzak vist.

“Van Alex,” zegt ze wanneer ze het bericht gelezen heeft. “Hij biedt aan de verhuizing te betalen als ik binnen een week weg ben. Hij wil echt van me af.” Er zitten spatjes verf op haar gezicht, als kleine gele sproetjes.

“Wat dacht je dan?”

“Nou ja, ik hoopte kennelijk toch dat hij spijt zou krijgen. Dat hij me terugwilde. Shit, het ene moment ben ik kwaad, het volgende mis ik Alex en wil ik hem terug.” Haar gezicht betrekt. “En ik zie hem in gedachten nog steeds in bed met haar.”

“Hou ermee op jezelf zo te kwellen,” vermaan ik haar. “En nu even praktisch. Weet hij al dat je onder de pannen bent? Nee? Prima. Laat maar dokken voor de verhuizing.”

“Het is wel handig als hij betaalt, hij bulkt toch van het geld. Mijn meubels en andere spullen zijn opgeslagen in Arnhem. Dan hoefik alleen maar de sleutel van de container aan de verhuizers te geven. Zou dat kunnen, denk je?”

“Lijkt me wel, als er maar betaald wordt.”

“Mooi!” Haar gezicht klaart op. “Bij Alex liggen alleen mijn kleren, mijn laptop, wat boeken en een paar cd’s. Die kan ik met een paar ritjes op de fiets zelf wel vervoeren.”

“Begin maar vast met pakken. Hoe eerder je de verhuizing achter de rug hebt, hoe beter. Dan kan je eindelijk een frisse start maken.”

Jessica grijnst, als een dapper boertje met kiespijn.