Jessica gaat vandaag verhuizen. En daar ben ik blij om. Niet alleen vind ik het gezellig haar als buurvrouw te hebben, maar ik zal me ook heel wat prettiger voelen als ik ‘s-nachts niet meer alleen thuis ben. Mijn anonieme beller heeft me, na zijn eerste scheldkanonnade, namelijk één dag met rust gelaten. Daarna begon de regen van nachtelijke telefoontjes. Zijn tekst varieerde van ‘vuile teef, ik krijg je nog wel’ en ‘jij bent het niet waard dat je op deze aarde rondloopt’ tot onverstaanbaar gemompel. Wanneer ik niet opnam, tierde en schreeuwde hij mijn antwoordapparaat vol. De situatie begon behoorlijk aan me te vreten, dus kocht ik een nummermelder. Maar helaas, zodra mijn kwelgeest de afgelopen nacht om halftwee weer aan de lijn hing, verscheen op het schermpje het woord ‘onbekend’. Ik trok de stekker van de telefoon en het antwoordapparaat eruit, en viel in een onrustige slaap.
Vanochtend vroeg voelde ik me zo moe en gefrustreerd dat ik besloot de politie te bellen. Ik werd doorverbonden met een agente die zich voorstelde als Anneke van Duin.
“Wat vervelend voor je,” zei ze vriendelijk, nadat ik haar mijn verhaal had verteld. “En wat jammer dat hij een geheim nummer heeft, anders had je op internet zijn naam en adres kunnen opzoeken, daar zijn tegenwoordig websites voor.”
“Wat! Dat meen je niet!” riep ik geschokt.
“Eerlijk gezegd staan wij daar ook niet over te juichen,” was haar reactie.
Godzijdank heb ik zelf ook een geheim nummer. Dankzij Therese. “Je bent nu een beetje bekend,” had ze gezegd vlak voordat ik ging verhuizen. “Maar als je echt doorbreekt, is het niet fijn als Jan en alleman aan de telefoon hangt.”
“Kunnen jullie die man voor mij traceren?” vroeg ik de agente.
“Als u aangifte doet, kunnen wij uitzoeken wie hij is. Tenzij hij een mobiele telefoon gebruikt met een prepaid kaartje, dat komen we helaas steeds vaker tegen. Zo kunnen dit soort mannen anoniem blijven.”
“Krijg ik dan te horen wie het is?” vroeg ik.
“Nee. Die gegevens mogen we niet doorgeven. Maar als het ons lukt hem op te sporen, gaan we met hem praten en geven we hem een waarschuwing. Mocht hij daarna nog doorgaan, dan krijgt hij een boete.”
“Als ik aangifte doe, zijn mijn naam en adres dan openbaar?”
“Ja, daar komt het wel op neer.”
“Dat is niet eerlijk,” riep ik machteloos. “Ik wil niet dat hij weet waar ik woon.”
“Inderdaad,” antwoordde ze kalm. “Maar ik heb wel een tip voor je. Je zou een fluitje kunnen proberen. Gewoon een simpel fluitje. Het geluid wordt door de telefoon versterkt, en als degene die je lastigvalt de hoorn tegen zijn oor heeft, doet dat enorme pijn. En er is kans op permanente gehoorbeschadiging – ”
“Zoals?”vroeg ik.
“Dat varieert van een piep in zijn oor tot doofheid. Het werkt echt, hoor.”
Ze klonk als iemand die van wanten weet. “En over het algemeen zijn deze types niet zo dapper,” zei ze ook nog. “De kick zit ‘m erin iemand angst aan te jagen. We maken zelden mee dat ze verder gaan dan vervelende telefoontjes plegen, daar zijn ze meestal laf voor.”
Haar woorden kalmeerden me. Zolang hij niet weet waar ik woon, kan hij me fysiek geen kwaad doen, zelfs al zou hij dat willen. Dat is voor mij al genoeg reden om geen aangifte te doen.
“Houd voor alle zekerheid vanaf nu een dagboek bij,” stelde de vrouw voor. “Met data en tijdstippen.”
Na het telefoontje ging ik onmiddellijk naar de sportwinkel om een fluitje te kopen, dat nu onzichtbaar onder mijn sweater aan een touwtje om mijn nek hangt. Niemand hoeft het te zien, dit probleem los ik liever zelf op. Hopelijk heeft die agente gelijk en is een fluitje afdoende. Het is tijd voor actie, ik wil zo snel mogelijk van die vent af.
∗
Om elf uur arriveert de vrachtwagen met de verhuizers. Met een hydraulische lift transporteren ze Jessica’s meubels en de met tape dichtgeplakte dozen naar de derde verdieping. Wanneer alle spullen boven zijn en de huiskamer volstaat, haalt de oudste van het stel een papier uit zijn achterzak en houdt het onder Jessica’s neus.
“Zo, onze taak zit erop,” zegt hij. “Wilt u hier even tekenen?”
“Maar dit moet nog naar de slaapkamer.” Jessica wijst naar het hemelbed uit grootmoeders tijd.
“Sorry, mevrouwtje, we zijn alleen betaald voor het vervoer, meer niet.”
“Maar Alex had beloofd…” Vertwijfeld kijkt Jessica om zich heen.
Stef grist het papier uit de hand van de man en zet een krabbel. “Bedankt, jongens, en tot ziens.” Daarna slaat hij een arm om Jessica’s schouder. “Laat Alex de pest krijgen, dit varkentje gaan we zelf wel even wassen.”
De rest van de middag zijn we aan het tillen, slepen en schuiven.
∗
Jessica’s etage is zo’n beetje ingericht. Het gasfornuis is aangesloten, de ijskast zoemt, en haar Marokkaanse borden en gekleurde wijnglazen met een ingewikkeld zilveren voetje staan te pronken in het keukenkastje. We hebben het bed en de kledingkast eerst uit elkaar gehaald en ze daarna in de slaapkamer weer in elkaar gezet. De draperieën in warme oranje en bruine tinten, die ik als verrassing voor Jessica’s slaapkamerraam heb gehangen, passen er prima bij.
“Helemaal Duizend-en-één-nacht,” vond Jessica. “Wat mooi!”
Ondertussen is het buiten bijna donker. Jessica’s kroonluchter, haar pronkstuk, straalt een krans van licht uit en doet de houten vloer zacht glanzen.
Stef hangt languit op Jessica’s bank, zijn motorlaarzen bungelen over de leuning. “Waar blijft die pizzaboer? Ik barst van de honger!”
Als op commando gaat de bel.
“Ik doe wel open,” bied ik aan, waarop Jessica me een biljet van vijftig euro overhandigt.
Wanneer ik weer boven kom met de pizza’s en een fles champagne – gisteravond koud gezet – licht Jessica’s gezicht op. Ze loopt naar het balkon en houdt een fles champagne omhoog. “Twee zielen, één gedachte. Maar deze is lauw, hij gaat nog even in de ijskast.”
Stef vist zijn quatro stagione-pizza uit de plastic draagtas.
“Nog even geduld,” houd ik hem tegen. “Eerst proosten.”
Rustig ontkurk ik de fles om te voorkomen dat de champagne op de pasgeverfde muur spat, en schenk de glazen in. “Welkom, Jesse,” zeg ik plechtig als we ons glas heffen. “Ik hoop dat je hier heel gelukkig zult worden.”
“Op een nieuw begin.” Jessica neemt een slok. “Op vriendschap. Op je tentoonstelling en de man van je dromen.”
“De man van je dromen?”vraagt Stef. “Heb ik iets gemist?”
Het heeft geen zin eromheen te draaien. “Therese heeft me ingeschreven op een datingsite,” beken ik.
“Ah, nee toch. Hoe kan ze dat nou doen? Daar zitten zulke mafkezen.”
“Overdrijf niet zo.” Ik geef hem een por.
“En jij? Hoe zit het met jouw liefdesleven?” Jessica lacht liefjes tegen Stef. “Er lopen vast heel veel vrouwen achter je aan.”
Vergis ik me, of is Jessica met Stef aan het flirten? Nee, vast niet, daar is ze te verlegen voor. Of niet? Maar ze slaat toevallig wel de spijker op zijn kop. Stef ligt goed in de markt bij de dames. Alleen kan hij er niet zoveel mee. De eerste weken wel, maar niet als ze aansturen op een serieuze relatie.
“Stef heeft bindingsangst met een hoofdletter B,” bemoei ik me ermee. “Hij laat een spoor van verdrietige vrouwen achter.”
“Even dimmen, Maan,” zegt Stef en hij schuift een gigantisch stuk pizza in zijn mond.
∗
Wanneer Stef zijn hielen heeft gelicht – “Nog even een tandrad vervangen!” – en Jessica boven mijn hoofd in haar huis aan het stommelen is, schenk ik mezelf een wijntje in en installeer me achter de computer. Tijd om te daten. Het fluitje bungelt nog steeds om mijn nek, en voor alle zekerheid heb ik mijn koptelefoon op het bureau gelegd. Zo kan ik voorkomen dat ik zelf een gehoorbeschadiging oploop als ik ga fluiten.
Als er verbinding met internet is, tik ik connect-ya.nl in. De naam alleen al ontlokt me een grijns. Eens even kijken wat voor mannen ze in de aanbieding hebben.
Ik vul in dat ik mannen zoek in de leeftijd van 25 tot 35 jaar. Daarna komen de volgende meerkeuzevragen.
Is het een bezwaar als hij rookt?
Nee.
Vind je het vervelend als hij één of meer thuiswonende kinderen heeft?
Ja. Ik heb geen zin om gelijk stiefmoeder te zijn.
Zoek je een West-Europese man of iets exotischer?
Maakt me geen bal uit, als het maar een prins met een hoofdletter P is.
Wanneer ik op zoek klik, komt er een hele lijst mannen tevoorschijn. De meesten met foto. Ik voel me lekker stout. Het is alsof ik bij een peepshow zit, maar nu zijn het de heren die bekeken worden. Zij in de spotlights, ik veilig in het donker.
Van de eerste man wiens foto me aanspreekt, ene Martijn van dertig, muzikant, blond kort haar, een brutale glimlach, vraag ik het profiel op. Op het scherm verschijnt dezelfde foto, nu groter. Wat heeft Martijn over zichzelf te melden? Ah, hij is gescheiden en noemt zichzelf een levensgenieter. Onder het kopje seksualiteit schrijft hij dat hij het niet onoverkomelijk vindt als zijn partner vreemdgaat. Zou dat betekenen dat hij een open relatie wil? O, nee. Niets voor mij. Volgende.
Op het klokje rechtsonder in beeld zie ik dat het 00.15 uur is. Time flies when youre hoving fun. Een paar mannen staan in mijn lijst van favorieten, zodat ik ze voortaan met één druk op de knop kan vinden.
Van de mannen die op mij gereageerd hebben, vijftien ondertussen, gaat mijn hart niet sneller kloppen. Afgezien van Pieter dan, de journalist die had geschreven dat hij met me wilde e-mailen. Ik heb hem een bericht teruggestuurd: “Dank je voor je interesse, binnenkort schrijf ik je wat uitgebreider. P.S. Als je op de site kijkt, kun je zien dat mijn profiel is aangevuld.”
Dat aanvullen was nog een hele klus. Therese had alleen wat kale feiten opgesomd en het leek me wel zo sympathiek én effectief om wat meer informatie te geven. Maar hoe beschrijf je jezelf in godsnaam? Persoonlijkheid, hobby’s? Goede en slechte eigenschappen? Het is verleidelijk om je beter voor te doen dan je bent. Maar dat zou stom zijn. Dan val je later toch door de mand. Dus ik heb ingetikt dat ik “een chaoot ben, soms iets te spontaan, maar wel lief. Dat ik nogal aanwezig ben, maar ook goed kan luisteren.”
De foto van mij op het strand, die Stef ooit gemaakt heeft, is naar mijn zin. Zo zie ik er echt uit. Niet mooier, niet lelijker.
Ik rek me uit en leun achterover in mijn stoel.
De telefoon gaat. Haastig pak ik de koptelefoon en houd mijn fluitje in de aanslag.
“Klerewijf!” schreeuwt de bekende stem.
Mijn lichaam verstijft. Zoveel vijandigheid is ronduit eng.
“Vuil vies…”
En nu is het genoeg! Met de koptelefoon op blaas ik met al mijn kracht op het fluitje en ruk dan snel de koptelefoon af.
Mijn kwelgeest schreeuwt het uit.
Nu ben ik degene die de hoorn neerlegt. Een gevoel van overwinning overspoelt me. Zo. Daar ben ik vanaf.