6

Ik word om elf uur ‘s-ochtends wakker. Gisteravond ben ik, in de geruststellende wetenschap dat mijn hijger buiten spel is gezet, in een diepe slaap gevallen. Eindelijk voel ik me weer uitgerust en energiek. Zo energiek dat ik besluit naar een tuincentrum te gaan om nieuwe planten uit te zoeken voor mijn tuin. Niet te veel, hij moet een beetje wild blijven, dat maakt ‘m juist zo fraai. En onderhoudsvrij.

Overweldigd door het grote aanbod, loop ik met mijn lege karretje een paar keer door het tuincentrum. Omdat er zo weinig klanten zijn, valt dat kennelijk nogal op, want een van de personeelsleden, een lekker ding met een gebruinde kop en pretoogjes, komt op me af.

“Kan ik u helpen?”

“Graag,” zeg ik zo charmant mogelijk.

“Wat vindt u mooi? Planten met bloemen, zonder bloemen? Appelbomen, kleine struikjes? We hebben het hier allemaal.”

“Ik kan niet kiezen, en ik weet niets van tuinieren,” zeg ik, verleidelijk met mijn ogen knipperend.

“Ik begrijp het,” zegt hij en hij haalt een catalogus om me te laten zien hoe allerlei planten er volgroeid en in bloei uitzien. “Heeft u zon in de tuin of schaduw?”

“Dat is nou juist het probleem, die zon verschuift de hele tijd.”

Nu lacht hij hardop. “Dan kan je het beste planten nemen waar ‘half zon’ op het labeltje staat.”

Uiteindelijk koop ik een passiestruik met paarse bloemen en een wilde witte roos. Bij de kassa komt hij nog even naar me toe met speciale voeding en mest voor de rozen. “Alstublieft, dan weet u zeker dat ze aanslaan.” Hij geeft me ook een boekje cadeau: Tuinieren, de basistips. Hij glimlacht en kijkt me diep in mijn ogen.

Hij is aan het flirten, zeker weten. Ik verzamel moed om zijn telefoonnummer te vragen.

“Zeg…” begin ik. Dan pas zie ik zijn trouwring.

“Wat?”vraagt hij en geeft me een knipoog.

“Niets.”

Wanneer ik de roos en de passiestruik heb geplant, stamp ik de aarde eromheen stevig aan en giet er een emmer water overheen. Daarna bekijk ik trots het resultaat.

Opeens snap ik waarom tuinieren zo’n veelgeroemde hobby is: van het wroeten in de aarde word je zo heerlijk rustig. Net alsof je hoofd als een grote ballon leegloopt.

“Hé, Maan. Dat ziet er goed uit.”

Aan de andere kant van de heg staat Ruby. In de ene hand een sigaret, in de andere een asbak. Wat moet ze met een sigaret? Ze is zwanger!

“Ik weet wat je denkt,” zegt ze. “Maar ik heb vorige week een miskraam gehad.” Haar gezicht vertrekt en ze drukt de sigaret uit. Haar ogen vullen zich met tranen. “Ik heb mijn kindje verloren, Maan, en ik voel me zo ongelooflijk klote.”

Zonder na te denken, stap ik de heg over en sla mijn armen om haar heen. “O, Ruby, wat erg. Ik weet hoe graag je dit kindje wilde, hoeveel je er al van hield.”

Ze snikt nu met harde uithalen.

“Huil maar,” zeg ik. “Niet inhouden, laat het er allemaal maar uitkomen.” Wat kun je anders zeggen tegen iemand die een kind heeft verloren?

Als Ruby weer naar binnen is, ga ik op een van mijn tuinstoelen zitten en denk na over de rest van ons gesprek. Alsof die miskraam al niet erg genoeg is, hebben Ruby en William nog meer problemen: Williams bedrijf gaat fuseren en volgens Ruby staat hij op het punt om ontslagen te worden.

“William wil er niet over praten,” zei ze. “Maar hij staat stijf van de stress, hij heeft het ouderwetse idee dat hij de kostwinner moet zijn en zijn gezin in stijl moet onderhouden.”

“Maar William is toch IT’er?” vroeg ik. “Daar is toch zat werk in te vinden?”

“Niet zo goed betaald als bij zijn huidige baan,” antwoordde Ruby. “Wist je trouwens dat William uit een steenrijke familie komt? Maar daar heeft hij geen contact meer mee. Het fijne weet ik er niet van, maar zijn jeugd was niet bepaald prettig. Zijn vader is overleden toen hij een kind was. Zijn moeder heeft hij al jaren niet gezien.” Ze zuchtte.

Vorige maand heeft Ruby hem zo’n beetje gedwongen om zijn moeder te bezoeken. Niet vanwege het geld, maar omdat ze wilde dat Claartje haar oma leerde kennen. Sinds dat bezoek schijnt William meestal in zijn werkkamer te bivakkeren.

“Het lijkt wel of we geen contact meer met elkaar kunnen krijgen,” zei ze. “En ik ben jaloers en wantrouwig geworden sinds die miskraam. Eergisteren verdacht ik William ervan dat hij een affaire had met zijn secretaresse, omdat ze een beetje afwerend tegen me deed aan de telefoon. Belachelijk, hè. Die vrouw had het gewoon druk! Er was niets aan de hand. Maar ik voel me niet aantrekkelijk meer. Geen echte vrouw. Ik ben een vrouw met een baarmoeder die niet functioneert zoals het hoort.” Ze liet de rook van een nieuwe sigaret door haar neus ontsnappen. “Verdomme, was ik maar niet zo emotioneel. Rothormonen.”

“Ruby, hoe kom je erbij dat jij geen echte vrouw bent,” riep ik. “En je bent nog steeds aantrekkelijk. Door je miskraam ben je gewoon van de kaart, dat is logisch. Dat zou iedere vrouw zijn.”

We werden gestoord door het stemmetje van Claartje, die haar moeder riep.

“Ik ben in de tuin met Maan, ik kom eraan, schat.” Snel doofde Ruby haar sigaret, en kuste mijn wang. “Bedankt voor het luisteren.”

De zon is ondertussen gaan schijnen. Het tuinstoeltje zit niet bepaald comfortabel, maar de warmte maakt dat ik langzaam wegdoezel. Voordat ik echt in slaap val, klinkt het deuntje van mijn mobiele telefoon. Op de display zie ik het nummer van Allard.

“Er is iets vervelends aan de hand,” zegt hij meteen. “Vandaag hebben we onze voorraad opnieuw gecatalogiseerd en Herinnering is nergens te vinden. Het ligt niet in de juiste doos.”

“Wat!” roep ik als zijn woorden tot me doordringen. “Nee!”

Omdat mijn ouders gecremeerd wilden worden, heb ik bij gebrek aan een grafsteen zelf een monument voor ze gemaakt: Herinnering. Het is een beeld van mijn eigen hoofd, gewikkeld in zwarte draden als symbool van rouw. De namen van mijn ouders, hun geboortedatum en hun sterfdag zijn in de onderkant gegraveerd. Herinneringis niet te koop, daarvoor is het me te dierbaar. Sinds ik in mijn nieuwe huis woon, heeft het een prominente plek in mijn woonkamer en wordt het zelden tentoongesteld. Maar omdat Allard foto’s van mijn werk wilde maken, heb ik het tijdelijk aan hem uitgeleend. Verdomme, wat heb ik daar spijt van!

“Maan, ben je er nog?” Allard klinkt bezorgd en schuldig.

“Ja,” mompel ik. Dat Herinnering niet op de goede plek ligt, maakt me nerveus. Meer dan nerveus.

“Mijn staf heeft opdracht gekregen het hele gebouw uit te kammen,” zegt Allard. “Als er nieuws is, hoor je meteen van me. Herinnering duikt vast wel weer op.”

“Als het maar niet verdwenen is,” roep ik. “Dat zou ik niet kunnen verdragen!”

“Nee, daar hoef je echt niet bang voor te zijn, het is gewoon verkeerd opgeborgen, dat verzeker ik je.” Allard schraapt zijn keel. “Luister, Maan, ik heb een voorstel: laten we vanavond samen uit eten gaan.”

Ik aarzel, ik heb de pest in dat Allard zo onzorgvuldig met mijn werk omgaat.

“Even de zinnen verzetten,” probeert hij me over te halen. “En ik trakteer, om het goed te maken.”

“Vooruit,” geef ik toe.

“Vind je het goed als ik je om zeven uur door een taxi laat ophalen? Ik heb namelijk een vergadering tot halfzeven.”

Wanneer ik zeg dat ik ook op de fiets kan komen, wuift hij dat weg. “Laat je maar eens lekker verwennen!” Dan hangt hij op.

“Maan. Joe-hoe, Ma-haan!”

Nieuwsgierig kijk ik om me heen, maar er is niemand te zien.

“Boven je.” Het is Jessica, die over haar balkon hangt. “Heb je trek in thee?”

“Ja.” Dat is precies waar ik nu behoefte aan heb.

Even later stapt Jessica met een dienblad de tuin in. “Wat is er met jou aan de hand?” vraagt ze, nadat ze een blik op mijn gezicht heeft geworpen.

Het liefst zou ik nu een potje janken, maar ik houd me in – ik huil liever niet in het openbaar. Maar ik vertel Jessica wel dat Herinneringzotk is, en wat het beeld voor me betekent.

“O, wat naar voor je!” zegt ze. “Maar wacht nog even af, het komt vast weer in orde.”

Ik vind het Hef dat Jessica me gerust probeert te stellen, maar ik zal pas opgelucht adem halen als het beeld terecht is.

Jessica’s gezicht licht op. “Ik heb een idee. Vanavond moet ik de vertaling van de handleiding voor een nieuwe printer inleveren, en dan duurt het waarschijnlijk een paar dagen voor ik een nieuwe klus krijg. Dus ik zou morgen voor je kunnen poseren, dan heb je een beetje afleiding.”

“Helemaal te gek, Jesse!” roep ik verrast. Wat er verder ook allemaal aan de hand is, met mijn huurster had ik het niet beter kunnen treffen.

Jessica gaat weer aan het werk en ik besluit, nog steeds van slag, op connect-ya.nl rond te neuzen. Beetje mannenspul bekijken. Zou Pieter, de journalist, nog gereageerd hebben?

Op het welkomstscherm staat dat er drie nieuwe berichten voor me zijn. Lusteloos open ik het eerste. Dat is inderdaad van Pieter.

“Sorry, je bent toch mijn type niet.”

Heel fijn, mijn dag kan nu echt niet meer stuk.

De tweede reactie is weer van Pieter. Wat valt er in godsnaam toe te voegen aan zijn eerste charmante mailtje? Deleten? Of…Mijn nieuwsgierigheid wint, ik klik op bericht twee.

“Ik twijfel, misschien ben je toch de vrouw van mijn leven,” staat er. “P.S. Wil je mijn vorige berichtje als ongelezen beschouwen?”

Mijn mond valt open van verbazing. Mooi niet.

Op naar bericht nummer drie.

“Hoi, leuke, mooie, roodharige dame. Je bent dus kunstenares. Een creatieve vrouw. Ik ben fotograaf, heet Bas en woon nu al vier jaar in New York. Binnen een paar maanden hoop ik voorgoed naar Amsterdam terug te keren – heimwee – en het lijkt me leuk om je te leren kennen. We hebben in ieder geval één ding gemeen: we houden beiden van lekker eten. Ik ben trouwens benieuwd naar je werk, staat er misschien iets van je op internet? Of kan je iets inscannen? Als je een beetje nieuwsgierig naar me bent geworden, kijk dan naar mijn profiel, daar staan een foto en meer informatie. Hopelijk tot mails. Bas.”

Snel vraag ik zijn profiel op. Jemig, wat een leuke kop. Kort donker haar dat lekker rommelig zit, lichte groene ogen en volle lippen. Hij valt absoluut in de categorie spannende man.

Wat Bas over zichzelf heeft geschreven, bevalt me ook. Geen slijmerig gedoe. Recht voor zijn raap. “Ik kan nu wel doen alsof ik gek ben op strandwandelingen, maar na vijf minuten zit ik al in de eerste de beste strandtent. En mijn vrienden noemen me pijnlijk eerlijk. Dat is geen verdienste, ik ben te lui om te liegen. Te veel gedoe.”

Hij is dol op film, door New York slenteren om mensen te kijken en op picknicken in Central Park of op zijn dakterras. Over zijn werk is hij vaag, maar uit de context maak ik op dat hij succesvol is.

Onmiddellijk schrijf ik terug. “Tot nu toe ben jij de enige leuke man op deze website,” is de eerste zin van mijn mailtje. Ik eindig met de mededeling dat ik binnenkort een tentoonstelling heb en geef hem het adres van de website van Allards galerie. Daar staat wat werk van me afgebeeld.

Wanneer ik op send heb gedrukt, moet ik even aan Stefs waarschuwende woorden denken. Aan al die mafkezen die volgens hem op internet rondwaren. Ach, dat zal wel meevallen. Bas weet mijn naam. Nou en? Hij zit toch in New York. Ik print zijn foto en sluit de pc af. Het is zes uur, nog een uur voor de taxi me komt halen. Tijd genoeg voor een bad.

Met mijn hoofd achterover, mijn haar onder water, dobber ik in mijn badkuip. Naarmate mijn lichaam zich meer ontspant, word ik er geruster op dat Herinneringwei weer op zal duiken. Ik begin me zelfs te verheugen op het etentje met Allard.

Terwijl ik met mijn grote teen de warme kraan aanzet, schiet de opmerking van Therese, dat Allard een oogje op me zou hebben, me te binnen. Waarschijnlijk is de wens de vader van de gedachte, ze zou me graag met Allard samen zien. Veilig onder de pannen. Maar zelf heb ik nooit iets gemerkt van enige amoureuze gevoelens van zijn kant. En buiten dat, Allard is een fijne vent, daar niet van, en met zijn uiterlijk is ook niets mis. Hij heeft een mooie olijfkleurige huid, donker haar en bruine ogen. En in tegenstelling tot wat ik tegen Therese beweerde, vind ik het leeftijdsverschil niet onoverkomelijk, besef ik nu. Maar Allard is me gewoon te stijfjes, te serieus. Ik kan me niet herinneren dat ik hem ooit uitbundig heb zien lachen. Kortom: hij is mijn type niet.