“Simpel, hè? Het lijkt een onschuldig timmermansinstrument,” merkte Mike Ross op toen ze voor de ‘judaswieg’ stonden, een houten piramide die ondersteund werd door een driepoot van hetzelfde materiaal en omhooggehouden werd met een ijzeren ring die met touwen aan de punt van de piramide bevestigd was.
De veroordeelde werd met bijeengebonden voeten aan de riem boven de scherpe punt gehangen. Door aan het touw dat aan het plafond vastzat te trekken, viel hij of zij hard naar beneden, waarbij de punt de vagina of de anus doorboorde.
“Er was ook een subtielere manier,” legde hij haar uit, alsof de onderschriften en de illustraties bij het getoonde object in het Criminologie-museum in San Gimignano niet voldoende waren. “Het slachtoffer werd zo opgehangen dat hij altijd wakker moest blijven, want zodra hij zijn spieren liet verslappen, viel hij op de punt van de piramide, alsof ze hem hadden laten vallen. Met hetzelfde effect! Behalve ‘judaswieg’ werd het ding ook wel ‘wake’ genoemd. Niet alleen fysiek, maar ook psychisch verschrikkelijk, dat kun je je wel indenken. Van alle duivels-werktuigen die hier staan uitgestald is dit wel het meest vernederende, vind je ook niet?”
Valentina gaf geen antwoord. Het verbaasde haar hoezeer hij gefascineerd was door al die gruwelijkheden waarmee mensen elkaar wreed konden pijnigen. De ‘inquisitiestoel’, een ruwhouten stoel vol doornige stekels op de armleuningen, de ‘kettervork’, twee kleine, tegenover elkaar geplaatste vorken die onder de kin en boven de borst werden geboord, de beroemde ‘Maagd van Neurenberg’…Het ene voorwerp na het andere verscheen voor de ogen van het meisje, dat vol verbijstering en walging vergeefs probeerde zich niet voor te stellen hoezeer de mannen en vrouwen hadden geleden die door de eeuwen heen aan deze obscene martelingen waren onderworpen.
Ze werd misselijk.
“Laten we alsjeblieft gaan.”
“Hé, meiske, ben je zo gevoelig?”
“Laten we gaan.”
Hij liep met haar mee en leidde haar, als om het goed te maken, rond door het bekoorlijke middeleeuwse stadje, op zoek naar een geschenk dat haar weer zou verzoenen met de aangenamere kanten van het bestaan. Hij vond het in een winkel in de buurt van het Piazza della Cisterna, niet ver van het museum.
In deze winkel verkocht een jonge vrouw smaakvolle kettingen, armbanden en oorbellen die ze maakte van aan vlasdraad geregen stenen, heel wat anders dan ze in die andere uitdragerijen als sieraden voor toeristen verkochten. Hij kocht een ketting met groene en paarse kristallen voor haar, en nog een met glazen, Boheemse parels; grote, ovale, ivoorwitte druppels die perfect pasten bij de kleding die Valentina aanhad, een auberginekleurige wollen coltrui en een turquoise rokje dat tot net boven haar knie kwam, met twee ondeugende ritsjes aan de voorkant. Een ervan stond halfopen, waardoor een deel van haar dijbeen te zien was.
Om twaalf uur stelde Mike voor om terug te gaan en onderweg ergens te lunchen.
Na een kwartiertje in de Porsche, genietend van de prachtige heuvels en de olijfbomen, die op dat tijdstip als zilveren blaadjes het zonlicht weerkaatsten, werd Valentina weer iets opgewekter en kwam haar eetlust, die ze na het museumbezoek voorgoed verloren leek te zijn, weer terug.
Mike Ross parkeerde naast een gebouw uit de jaren zeventig dat tamelijk onbeduidend leek en half aan het oog werd onttrokken door een benzinepomp. Op een groot rond bord stond dat dit Ristorante Latini was.
Ze gingen naar binnen.
Er waren drie zalen: een grote direct als je binnenkwam en twee kleinere achterin en links van de ingang. De grootste zaal zat helemaal vol en een ober ging hun voor naar de ruimte aan de linkerkant, met een groot raam dat uitkeek op de tuin.
Mike liet Valentina zo zitten dat ze uit het raam kon kijken en nam zelf tegenover haar plaats.
“Heb je honger?” vroeg hij.
“Gaat wel.”
“Dat is jammer. De keuken hier is heel bijzonder, zeggen ze. Het schijnt echt een aanrader te zijn.”
Dat werd bevestigd toen de pappardelle met hazensaus eindelijk op tafel stond.
“Heerlijk,” moest ze toegeven.
“Ik had je niet mee moeten nemen naar die tentoonstelling, hè?”
“Ach, misschien is het gewoon niet mijn smaak,” verontschuldigde ze zich ongemakkelijk. Ze voelde zich eerlijk gezegd al slecht op haar gemak toen hij die ochtend haar enthousiasme had bekoeld door haar een snelle kus op haar wang te geven. In de auto hadden ze geen woord gewisseld. Hij had de nieuwste cd van Björk opgezet, die zij ook goed vond, en daar hadden ze de hele weg van Florence naar San Gimignano naar geluisterd.
De lugubere tentoonstelling van martelwerktuigen had de sfeer tussen hen er niet beter op gemaakt.
“Hoe was het in New York?” vroeg Valentina om van onderwerp te veranderen.
“Gewoon, net als altijd. Werk, werk en nog eens werk.”
Ze zwegen beiden bij gebrek aan gespreksstof.
“Mike…” zei Valentina, die probeerde zijn blik te vangen achter die zonnebril. Ze merkte dat hij naar iets achter haar keek. Ze draaide haar hoofd om, maar zag alleen onbekenden die geanimeerd zaten te praten en daarachter de keukendeur met daarboven een kalender en de wapenschildjes van de politie, de carabinieri en de maffiabestrijding.
“Wat is er aan de hand? Een lunch van de politie?” vroeg Mike aan de ober, die op dat moment het hoofdgerecht kwam brengen.
“O, die?” antwoordde de kelner. “Ach, die komen hier zo vaak eten. Volgens mij is de beroemde commissaris Ferrara er vandaag!”
“Ik begrijp het,” mompelde de journalist met een overdreven Amerikaans accent.
“Je kunt er gebruik van maken,” opperde Valentina enthousiast zodra de jongen weg was.
“Waarom?”
“Om kennis met hem te maken. Of hem te interviewen. Hij moet zich wel gevleid voelen als een journalist van een prestigieus internationaal dagblad naar hem toe komt, of niet soms? Misschien zit er wel materiaal in voor je boek.”
“Welk boek?”
“Over het Monster van Florence. Daar wilde je toch een verhaal over schrijven voor het Amerikaanse publiek?”
“Ach, joh! Dat zei ik zomaar. Wat kan het de Amerikanen nou schelen wat een suf politieagentje uit de Italiaanse provincie doet? Mij interesseert het in elk geval geen bal. Dat zijn ruwe verhalen van ongeciviliseerde wezens. Ik ben een estheet, ik vind het alleen maar leuk als er kunst of genialiteit bij komt kijken,” antwoordde hij, waarmee de discussie gesloten was.
Valentina voelde zich weer niet op haar gemak.
Bij het weggaan zag ze de beroemde Ferrara aan een tafeltje in de hoek zitten, naast de wijnkast. Hij was in gezelschap van een blonde vrouw van een jaar of vijftig. Hij leek haar in het echt interessanter dan op tv.
Ze voelde zich nog steeds slecht op haar gemak toen hij op de terugweg vroeg: “Die vriendin van jou…uit Bologna…”
“Cinzia?”
“Die, ja.”
Wat had Cinzia er nu weer mee te maken? Ze had geprobeerd niet aan haar te denken toen ze terug was, ze had zich alleen op hem willen concentreren en dwong zichzelf wanhopig niet meer zo in tweestrijd te staan en zichzelf te bevrijden, duidelijkheid te scheppen, en nu begon hij er weer over terwijl zij net de rits verder opentrok, waardoor haar linkerdijbeen helemaal zichtbaar werd.
“Wat is daarmee?” vroeg ze net iets te kortaf.
“Zijn jullie heel…intiem?”
“We kennen elkaar al van kinds af aan.”
“Dat zegt niets.”
“Waarover zegt dat niets?”
“Die keer toen ik naar Bologna kwam…leek het net alsof jullie…”
“Alsof we wat? Zeg eens wat je bedoelt, verdomme.”
Maar hij gaf geen antwoord. Hij reed hard, geconcentreerd en gespannen. Dus dat zat hem dwars. Hij had het begrepen, hij had hen samen gezien, hij had hen midden op de dag verrast toen ze net uit bed kwamen. O, christus!
“Hebben jullie…iets samen?” vroeg hij uiteindelijk aarzelend.
“Wat denk je nou? We zijn vriendinnen, dat zei ik toch? We hebben samen dat appartement gekocht. Nou ja, onze ouders dan. Die kennen elkaar. We kennen elkaar allemaal ons hele leven al.”
Hij zweeg, duidelijk ontevreden.
“Wat wil je nu horen? Dat Cinzia en ik met elkaar naar bed gaan?” vroeg ze kribbig. “En wat dan nog? Dat gaat jou niets aan. Trouwens, tussen meisjes is dat heel anders. Het gebeurt soms, maar dat zegt nog niks.”
“Ik weet anders zeker dat het bij mijn moeder nog nooit gebeurd is,” zei Mike onverwachts.
“Wat heeft je moeder er in godsnaam mee te maken?”
Hij zweeg weer. Hij bleef de hele weg stil.
De Porsche reed de oprit op en hield voor de deur van het grote huis stil.
“Zeg eens eerlijk, ben je lesbisch?” vroeg hij uiteindelijk toen hij al naast de auto stond.
Valentina keek hem woedend aan. Ook zij was uitgestapt, en ze had het gevoel dat ze elk moment in tranen kon uitbarsten.
“Rot op,Mike Ross!”
Ze draaide zich om, rende naar de deur en herhaalde bij zichzelf telkens weer: “Fuck you! Fuck you!”
Die nacht kwamen de geluiden van de benedenverdieping weer in alle hevigheid terug.
Ze bezorgden haar een wilde droom, waarin Mike en Cinzia telkens van rol wisselden, maar haar steeds uitlachten, vernederden en buitensloten. Ze zag zelfs dat ze met elkaar neukten, maar zag niet wie nu de man was en wie de vrouw; misschien waren ze wel geen van beide of waren ze nu eens stoere vrouwen en dan weer verwijfde mannen. En intussen waren daar steeds weer die geluiden, dat gekerm en gejammer dat opeens in elke scène opdook en al die wellustige en schaamteloze beelden naar de achtergrond verdrong.
Ze werd wakker met een enorme hoofdpijn.
Ze had geen zin om naar beneden te gaan en wachtte op het geluid van de Porsche die wegreed. Pas daarna kwam ze haar kamer uit en liep de trap af.
Ze klopte op de deur van de benedenverdieping en liet Nenita koffie zetten.
“Strong, sterk,” zei ze. “Heel sterk. Ik heb me toch een hoofdpijn, echt…”
Ze maakte haar zin niet af omdat de Filippijnse er toch geen woord van verstond.
Ze zaten weer in de keuken en Valentina’s blik dwaalde opnieuw naar het sleutelrek. Misschien, dacht ze, was ze daarom juist hierheen gegaan…
Ze liep ernaartoe en zag onmiddellijk de kleinste sleutel met daaraan een kaartje waar ondubbelzinnig 1E VERDIEPING op stond.
Toen de koffiepot triomfantelijk begon te borrelen, griste ze hem snel en zeker van het rek.
De Filippijnse was nog druk in de weer met de koffie.
Toen Nenita’s halve dag werken erop zat en ze wegging, belde Valentina Mike met een smoes op zijn mobieltje, om er zeker van te zijn dat hij niet gauw terug zou komen. Toen liep ze gedecideerd naar de verdieping onder de hare en stak het sleuteltje in het slot, dat zonder problemen openging.
De deur draaide open zonder het minste gekraak of gepiep in zijn perfect geoliede scharnieren.
Valentina ging naar binnen.
Achter haar ging de deur langzaam dicht en ze stond in het donker.
Donker.
Toen haar ogen eraan gewend waren, kon ze ternauwernood de grijze omtrekken van de half vergane, door het vuur aangetaste muren onderscheiden. Er hing een geur van oude, vochtige as, zoals een schoorsteen die niet is geveegd als een huis lange tijd onbewoond is geweest.
Op de tast zocht ze bij de deur een lichtknopje en dat vond ze ook. Ze drukte erop, maar er gebeurde niets.
Door de gesloten ramen filterden wat zwakke lichtstraaltjes, die tot net achter de luiken reikten en daar als bleke, spookachtige schijnsels bleven hangen.
Gedreven door een onstuitbare impuls die elk restje terughoudendheid en angst verdreef, ging Valentina verder.
Ze zette kleine stapjes en paste op dat ze niet struikelde over de hoopjes puin die her en der op de vloer lagen. Ze liep door iets wat een lange gang geweest moest zijn. Ze kon de resten onderscheiden van twee slaapkamers, een kamer met een grote houten boekenkast die vrijwel geheel verkoold was, het tegelwerk van twee badkamers waarvan de leidingen open en bloot lagen, en nog meer kamers en gangen.
Het was een gigantische oppervlakte, die door de ravage van de brand nog immenser leek. Zelfs de echo van haar voorzichtige stappen weergalmde onheilspellend, waardoor ze af en toe even stil moest blijven staan omdat haar hart in haar keel bonkte. Dan daalde er een onnatuurlijke stilte neer en hervatte ze voorzichtig haar pas.
Uiteindelijk kwam ze bij de deur. De enige die nog intact was, en hij was dicht.
Ze legde haar hand op de klink en wachtte, beducht op eventuele geluiden aan de andere kant.
Na een paar seconden, die een eeuwigheid leken te duren, duwde ze de klink omlaag en deed de deur open.
Ze werd verwelkomd door een nieuwe, nog dichtere duisternis. Ze draaide zich om en zocht de lichtschakelaar, in de zekerheid dat deze wel zou functioneren. Mike gebruikte deze kamer.
Het licht ging aan en ze werd verblind door de plotselinge, bruuske overgang.
Valentina keek naar binnen.
Het was een jongenskamer, waar nog wat sporttrofeeën en schoolboeken stonden en posters en vaantjes aan de muur hingen. Tegen de linkerwand stond een bed dat nog intact was en rechts was een bureau met een computer, netjes opgestapelde boeken en dossiermappen. Ernaast stond een metalen rek met nog meer boeken en aan de muur boven het bureau hing een grote affiche die Valentina hier niet thuis leek te horen. Het wapenschild van het Amerikaanse Federal Bureau of Investigation stond erop, met daaronder het opschrift FBI Academy, Quantico, Virginia. Daarnaast hing een ingelijste foto van een groep jongens met shirts en petten met FBI erop. Ook mike stond ertussen, maar zijn haar zat anders; het was langer en donkerder, het leek wel kastanjebruin. Zou hij het verven?
Bij de achterwand stond een fauteuil met een leeslamp tegen een grote openslaande deur die afgesloten was met twee houten balken die kruiselings over elkaar waren gezet. Alle kieren waren bedekt met bruine verpakkingstape. Dat vond Valentina vreemd, omdat de rest van de kamer zo netjes en schoon was en alles zo nauwkeurig geordend was.
Ze liep naar het metalen boekenrek. Er stonden Italiaanse en Engelstalige boeken; de eerste die ze zag waren: Antonio Mendoza, Killers on the Loose: Unsolved Cases of Serial Murder en Michael Newton, Still at Large: A Casebook of 20th Century Serial Killers Who Eluded Justice.
De andere titels hadden allemaal dezelfde strekking: Enzo Catania, Sterven vol afgrijzen. Honderd jaar seriemoordenaars verteld als een roman; Robert K. Ressler en Tom Schachtman, I Have Lived in the Monster: Inside the Minds of the World’s Most Notorious Serial Killers; Silvio Ciappi, Seriemoordenaars. Methoden voor identificatie en opsporingsprocedures; Steven A. Egger, The Killers Among Us: An Examination of Serial Murder and lts Investigation…
Valentina snapte er niets van. Had hij haar niet verteld dat het onderwerp hem niet interesseerde en dat hij helemaal niet van plan was een boek over het Monster van Florence te schrijven? Als ze zich niet vergiste, had hij haar zelfs bijna uitgelachen. Maar waarom dan?
Ze ging aan het bureau zitten.
Voor haar lagen nog meer soortgelijke boeken. Ze wierp een blik op de dossiermappen en trok ze naar zich toe. Er gleed iets van het bureau en het viel op de grond, maar op dat moment schonk ze er geen aandacht aan. Ze keek als gehypnotiseerd naar het opschrift op het bovenste document van de stapel.
—FBI—
Law Enforcement
Magazine
Ook alle andere documenten waren van de FBI en sommige hadden het opschrift CLASSIFIED, dat er in blauwe inkt op was gestempeld.
Valentina was volkomen de kluts kwijt. Wie was Mike Ross echt? Kon het zijn dat hij zich als journalist voordeed, maar dat dat in werkelijkheid de dekmantel was van een agent van de Amerikaanse federale politie? Wat deed hij dan in Italië?