Epiloog

Michele Ferrara en zijn vrouw maakten met Pasen een lange rit, om zoals elk jaar naar de ouders van Petra in Duitsland te gaan. In plaats van de gebruikelijke route via de Sint-Gotthardtunnel kozen ze ditmaal voor de Brennerpas.

De commissaris had zin gehad om een paar dagen in de bergen door te brengen en had een lang weekend geboekt in Hotel Passo Selva in San Vigilio di Marebbe.

Giorgio Preti, de eigenaar, was hen niet komen verwelkomen, zoals hij voor Valentina’s dood altijd bij alle nieuwe gasten had gedaan. Hij had de leiding overgedragen aan een neef en woonde nu samen met zijn vrouw in afzondering in een appartement op de bovenste verdieping.

Ze waren na de tragedie plotseling oud geworden en gingen weinig naar buiten.

Ferrara zag ze maar een paar keer.

Ze kwamen zwijgend de lift uit, droegen donkere kleding en glipten stilletjes de hal in, alsof ze zich verontschuldigden voor het feit dat ze stoorden. Hun gezichten stonden triest en ze hielden hun blik afgewend.

Het bezoek aan San Vigilio was niet toevallig, dat had Petra meteen begrepen. Ferrara had bedacht dat hij de ouders iets meer over het meisje wilde laten vertellen dan wat hij in het dagboek van Lorenzo Ricciardi had gelezen. Ze was hem om de een of andere reden bijgebleven. Ook Cinzia Roberti was een ongelukkig, onschuldig slachtoffer, maar Valentina had de pech gehad dat een moordenaar verliefd op haar was geworden en diep onder de indruk van haar was geraakt.

Maar nu hij de rouw zo duidelijk op de gezichten van het oudere echtpaar afgetekend zag, had hij daar ineens niet meer zo veel zin in. Hij had het hart niet om inbreuk te maken op hun persoonlijke verdriet, dat ze duidelijk met liefde koesterden omdat dat het enige was wat ze nog overhadden van hun dochter.

Daarom beperkte hij zich tot een bezoek aan het kerkhof op de laatste dag, met de smoes dat de begraafplaatsen in kleine dorpjes met een lange geschiedenis juweeltjes waren die echt een bezoekje waard waren.

Petra ging met hem mee en steunde zoals altijd zelfs de kleinste grillen van haar man, maar ditmaal was ze wel een tikkeltje ongerust, bijna alsof zijn wens de voorbode was van een seniliteit die ze nog niet bij hem verwachtte.

Bij de ingang kocht Ferrara een bosje viooltjes. Ze liepen een poosje tussen de grafzerken rond en hielden stil bij de meest opmerkelijke en interessante.

Toen vond hij haar.

Een eenvoudige steen met de tekst:

 

VALENTINA PRETI

1978-2000

–en daarboven het portret van het meisje in een ovale uitsparing in het marmer.

“Wat was ze mooi!” zei Petra met stomheid geslagen, terwijl Michele het bosje viooltjes op een vrij plekje zette dat hij met moeite vond tussen de grote vazen vol bloemen die vers geplukt leken. “Ze lijkt op de Madonna van Filippo Lippi in de San Lorenzo, weet je wel?”

Toen ze zich omdraaiden om weg te gaan, zagen ze tot hun verrassing de ouders van Valentina, die hen onzeker en verward aankeken, alsof ze hun hoofd pijnigden om zich te herinneren wie die twee die hun dochter eer betoonden ook alweer waren.

In het voorbijgaan knikten ze elkaar toe. Geen van hen kon zich ertoe brengen vragen te stellen of uitleg te geven en de Ferrara’s versnelden hun pas als twee kinderen die betrapt zijn tijdens het uithalen van kattenkwaad. Maar de commissaris had in de ogen van Giorgio Preti even wat warmte zien opvlammen; de aloude verstandhouding waarmee menselijke wezens in hun verdriet verbonden worden.

Toen ze het kerkhof verlieten, zag Petra dat haar man een bijna stralende gezichtsuitdrukking had die ze al tijden niet meer had gezien.

“Wat is er, Michele?”

“Ik weet niet, misschien herinner ik me ineens weer dat ik zal sterven…Memento mori, weet je nog?” zei hij met een raadselachtige glimlach.

Zijn vrouw keek hem verrast aan.

Hij bleef staan en haalde een Toscaanse sigaar uit zijn zak, die hij met overdreven genot aanstak.

“Verbaast je dat? Maar wat is er nu eigenlijk mooier dan dat? Ook de dood is een bijzonder moment. Daardoor weten we wie we zijn. Mensen, nietige mensen op doorreis…”

 

EINDE