8

Het was de eerste dag van carnaval, zaterdag 26 februari.

Iemand had ‘s nachts heimelijk de sneeuwsculpturen in het gras langs de straat die vanaf de eerste huizen van het dorp naar het hoofdplein liep, van maskers voorzien.

In San Vigilio is het maken van sneeuwsculpturen een traditie. Al tijden wordt er halverwege januari een festival gehouden waar de beste kunstenaarstalenten uit de hele streek zich kunnen uitleven, terwijl ze de rest van het jaar op soortgelijke wijze hun talent benutten door in hout van alles uit te snijden, van de plaatselijke tradities tot de laatste mode of hun eigen fantasie.

San Vigilio di Marebbe, een oud middeleeuws dorpje dat tegenwoordig bij de abdij van Castelbadia hoort, ligt in het hart van de Dolomieten, ten zuid van Val Pusteria, in een streek waarin de Ladinische cultuur de tand des tijds heeft doorstaan en waar ook nu nog Ladinisch wordt gesproken.

Het is nu vooral bekend bij skiliefhebbers en mensen die ‘s zomers graag wandelen of klimmen. In de winter trekken de sneeuwsculpturen totdat ze smelten door de warmte toeristen aan.

“Moet je die zien met die broek op zijn hoofd!” riep Cinzia.

“Dat moet de grote Bracun zijn!” schreeuwde Valentina.

“Wie?”

“Franz Wilhelm de Brach, de ridder zonder vrees of blaam, herinner je je dat Ladinische sprookje nog?”

“Het dwergenvolkje was toch vergeten zijn was te doen?”

Ze lagen dubbel van het lachen terwijl ze een abstracte figuur bewonderden die deed denken aan een ridder die met een draak vocht. Boven op de vermeende ridder had de grapjurk die zich ‘s nachts had vermaakt door de sculpturen van een masker te voorzien, een onderbroek gezet, en de draak, die gekleurd was met confetti en sterretjes, leek zich een breuk te lachen in plaats van het onderspit te delven.

Ze liepen vrolijk door naar de bar van hotel Posta, waar ze sigaretten voor Cinzia kochten en een glas punch dronken om warm te worden.

Ze waren de dag ervoor met dezelfde trein aangekomen. Valentina was in Florence ingestapt en Cinzia in Bologna.

Ze hadden afgesproken samen de vakantie door te brengen.

Als vriendinnen, hadden ze gezworen.

Valentina had haar ouders niets verteld over Florence, enerzijds omdat ze daar geen zin in had, maar anderzijds omdat ze het moeilijk te verantwoorden vond dat ze woonruimte had waarvoor ze niets hoefde te betalen. Bovendien had ze niets kunnen of willen zeggen over haar relatie met Mike, waar ze zelf niets van begreep.

Na die ene nacht hadden ze geen seks meer met elkaar gehad.

In zekere zin hadden ze gewoon de draad weer opgepakt, al was hij steeds vaker weg voor zijn werk. Als hij er wel was, gedroeg hij zich lief en zorgzaam, misschien zelfs verliefd. Maar dan als een verlegen schooljongetje dat zo groen was als gras, een beetje een suffe aanbidder in plaats van een steun en toeverlaat.

Meer dan eens vroeg ze zich af of hij gekweld werd door schuldgevoel vanwege die impulsieve daad van sodomie, en of zijzelf de, kwestie niet moest aanroeren om het hele gedoe definitief af te sluit: l’. Maar eerlijk gezegd zou ze niet weten wat ze moest zeggen, omdat ze zelf niet wist hoe ze nu eigenlijk dacht over wat er was gebeurd, of ze nu afschuw of verdriet moest voelen en of ze het nu werkelijk had ondergaan of dat ze er eigenlijk wel genot aan had beleefd en zich eraan had overgegeven. Ze wist niet eens hoe ze zou reageren als hij zou vragen of ze het nog een keer wilde.

Zo was alles gewoon zijn gangetje gegaan.

“Even bijkletsen?” vroeg Cinzia, die een sigaret opstak.

Ze was mooi en levendig, met haar intens zwarte ogen en haar door de kou rood geworden wangen.

Ze zaten op houten banken aan een van de rustieke tafeltjes in de bar, met dampende glazen punch voor hun neus, ver van de schaarse andere bezoekers. Ze konden praten zonder gestoord te worden en zonder bang te hoeven zijn dat er iemand meeluisterde.

“Begin jij maar.”

“Ik mis je.”

“Cinzia, we hebben toch gezegd…”

“Oké, oké! Ik zal niet aandringen. Ik beloof het. Ik zweer het je. We zijn hier als vriendinnen. Wat wil je dat ik zeg? Het is klote in Bologna. De universiteit is waardeloos, mijn vader wordt steeds stompzinniger en mijn moeder trekt het niet meer, maar doet alsof er niets aan de hand is. Ze accepteert het gewoon. Ze heeft niet eens het lef om een minnaar te nemen. Mijn leven is nog steeds hetzelfde, op CNN na, dan. Ik probeer Engels te leren,”—“Aangezien jij zo van Amerikanen houdt,” had ze eraan toe willen voegen, maar ze hield zich in om de wapenstilstand niet in gevaar te brengen—“en ik heb een schotel geïnstalleerd zodat ik ook buitenlandse zenders kan ontvangen.”

“Geen nieuwe vriendinnen?”

“Allemaal trutten.”

“En die…hoe heet ze?”

“Wie?”

“Dat meisje dat er was toen ik je die keer opbelde…”

Cinzia dacht na. Of deed alsof.

“O, Chiara bedoel je? Dat is nog een kind, ze zit nog op het lyceum. Ik geef haar bijles Grieks, om een beetje bij te verdienen.”

“En hoe is ze? Ook een trut?”

“Nee, hoor,” antwoordde ze gemaakt nonchalant. “Ze is heel aardig, levendig. Wil je soms weten of het een lekker ding is?” zei ze er ondeugend achteraan.

“Nee, dat interesseert me niet.”

“Nou, ze neukt in elk geval lekker,” zei ze.

“Wat ben jij een kreng!” reageerde Valentina.

“Ach joh, ik maak maar een geintje. Mag dat ook al niet, als vriendinnen onder elkaar?”

Valentina knikte en lachte naar haar.

Maar ze had een steek gevoeld en het zat haar niet lekker.

“En jij? Nu ben jij aan de beurt om te vertellen. Hoe is het leven aan de oevers van de Arno?”

“Ik weet er weinig van. Er zijn zat mooie dingen te zien, maar ik zit bijna de hele tijd thuis om te studeren.”

“Je bent echt serieus bezig, hè?”

“Ik wil afstuderen. De universiteit achter me laten en iets gaan doen, werk zoeken of misschien eerst reizen, maar in elk geval een ander leven beginnen.”

“Bofkont. Zover ben ik nog lang niet.”

“Misschien kunnen we samen op reis gaan. Een tijdje naar het buitenland. Zou je dat leuk vinden?”

“Heel leuk. Dat spreken we nog wel af. En die kerel?”

“Mike Ross? Die werkt. Hij is aardig, dat heb ik je al gezegd. Hij heeft me een paar keer mee uit eten genomen. Naar mooie, luxe restaurants.”

“Meer niet?”

“Laten we gaan, Cinzia, ik heb je al gezegd…”

Ze had geen zin om erover te praten.

En dat was te zien.

Toen ze de bar verlieten, was Cinzia niet meer zo goedgehumeurd.

“Klaar?”

“Wacht even,” zei Cinzia, die nog even om zich heen keek voordat ze haar skibril opzette en nog een laatste trekje van haar joint nam. Een slechte gewoonte, die ze nog steeds niet had afgeleerd.

Het schouwspel was die zonnige maandag op het Plan de Corones, op 2275 meter hoogte, adembenemend. Ze hadden er uitzicht op het hele, witbesneeuwde dal, dat werd omringd door een kroon van bergtoppen waar eeuwige sneeuw op lag: de gekartelde krans van de Dolomitische toppen in het zuiden en de machtige Aurinische Alpen in het noorden.

Zondag, toen het veel te druk was geweest op de pistes, hadden de vriendinnen zich opnieuw verzoend en waren ze het grootste deel van de dag bij Valentina’s ouders geweest, die vriendelijk en zorgzaam als altijd waren geweest. Cinzia kon het goed met hen vinden en had respect voor hen. En zij hielden van haar alsof ze ook een dochter van hen was.

Als ze al wisten dat zij samen iets hadden, hadden ze dat in elk geval nooit laten blijken. Maar Valentina’s moeder had haar dochter wel ten overstaan van haar vriendin onderworpen aan een kruisverhoor over ‘de Amerikaan uit Florence’, dat Valentina, gesteund door de altijd loyale Cinzia, listig had ontdoken.

Die maandag hadden ze elkaar uitgedaagd voor een wedstrijd op de moeilijkste piste, de Sylvester, die officieel erkend was voor de vrije afdaling met zijn vierenhalve kilometer over een hoogteverschil van dertienhonderd meter.

“Klaar…af!” riep Cinzia, die haar peuk weggooide en zich afzette voor de afdaling.

Echt iets voor haar vriendin, dacht Valentina, die intussen haar handschoenen had uitgetrokken om haar haar goed onder haar muts te doen en daarom nog niet klaarstond.

Maar ze zat er niet mee en glimlachte. Die kleine voorsprong zou de wedstrijd alleen maar spannender maken. En omdat zij hier geboren was, was ze altijd de beste geweest.

Ze ging haar achterna.

Cinzia lag ongeveer vijftig meter op haar voor en ontweek de skiërs vóór haar behendig, terwijl ze een zo recht mogelijke lijn probeerde aan te houden.

Valentina kwam achter haar aan en had een vaag gevoel van trots bij het zien van het slanke figuurtje van haar vriendin, die zich elegant en zelfverzekerd staande hield.

Ze zag de jongen op het snowboard die plotseling voor haar opdook nog maar net op tijd.

Shit, wie gaat er hier nu snowboarden? dacht ze, inwendig scheldend, terwijl ze scherp naar rechts draaide om hem te omzeilen, en daarna weer naar links helde om op de piste te blijven.

Ze waren echter nog op het rode gedeelte van de piste, dat later overging in het zwarte deel en eindigde bij het begin van de Gripfelbahn.

De manoeuvre kostte haar een paar kostbare seconden. Cinzia lag nu meer dan tachtig meter voor en was verdwenen achter een scherpe bocht, waarna de piste in tweeën werd verdeeld en de helling van de Sylvester steiler werd. Daar was het ook niet onwaarschijnlijk om op lange stukken vol met ijzel bedekte sneeuw te stuiten.

Ze moest alles op alles zetten.

Ze concentreerde zich, regelde haar ademhaling en zette zich alvast schrap door haar gewicht goed over haar ski’s te verdelen.

Ze nam de bocht.

Alle skiërs kozen de richting van de makkelijkste piste.

Ze begreep meteen waarom. Op een bord stond aangegeven dat de Sylvester wegens onderhoudswerkzaamheden gesloten was.

Dat had Cinzia doodleuk genegeerd.

Echt iets voor haar, dacht ze weer, waarna ze haar volgde met een snelheid die ze nog nooit gehaald had. De dennenbomen aan de zijkant waren een vage streep en de wind sneed als een regenbui van priknaalden in haar gezicht.

Ondanks de skibril traanden haar ogen, waardoor haar zicht werd vertroebeld, maar ze zag haar vriendin even verderop. Ze was terrein aan het winnen.

Na zo’n drieënhalve kilometer had ze de helft van de afstand al ingelopen en ze bleef dichterbij komen.

Ze glimlachte voldaan. Ze berekende dat ze haar nog voor de vierde kilometer zou bereiken en dat ze haar ver voor de eindstreep zou inhalen.

Ze remde iets af om haar bewegingen beter te kunnen coördineren.

Dat was een vergissing.

Cinzia, die voelde dat ze dichterbij kwam, verkleinde de straal van haar slalom en verhoogde zo haar snelheid, terwijl Valentina juist vaart minderde.

Ze vloekte. Ze spande zich weer extra in en won weer terrein, maar langzamer dan eerst.

Bij de vierde kilometer lag haar vriendin nog dertig meter voor en iets verderop onderscheidde Valentina het einde van het parcours.

Ze zag ook dat de piste plotseling hoger werd, als een soort geïmproviseerde trampoline, en dat ze, om die te ontwijken, een lange bocht naar rechts of naar links zou moeten maken. Cinzia was er al en koos voor de rechterkant.

Aan de rechterkant was een gele sneeuwschuiver aan het werk.

Valentina aarzelde niet.

Ze ging recht op de trampoline af met de hoogst mogelijke snelheid, boog helemaal voorover toen ze de top bereikte en zweefde door de lucht met haar lichaam bijna parallel aan haar ski’s en haar armen wijd, als vleugels.

Ze vloog.

Een meeslepend gevoel van vrijheid bekroop haar terwijl ze zag hoe Cinzia zich beneden op de piste omdraaide en stil bleef staan om naar haar te kijken.

Op het hoogste punt van de bocht daalde ze en begon ze haar rug weer te rechten om langzaam maar zeker de juiste houding aan te nemen waarmee ze weer op de grond zou belanden.

Kramp in haar linkerbeen verhinderde haar om de beweging helemaal af te maken. Ze zag de grond op zich afkomen terwijl ze nog gevaarlijk ver naar voren helde. Ze probeerde rechtop te komen en de pijn te negeren, maar het was al te laat. Eén ski kwam eerder dan de andere op de grond, ze werd uit balans gebracht, ze verloor haar evenwicht, de tweede ski schoot los, ze zag de sneeuw op zich afkomen, bonkte met haar rechterschouder tegen de grond en sloeg met haar gezicht tegen de beijzelde sneeuwdeken die, zo leek het, een eeuwigheid langs haar wang schaafde.

Ze verloor het bewustzijn.

Cinzia begreep er niets van. Nadat ze om de trampoline heen was geskied had ze Valentina in haar rood-zwarte skipak over de rand van de verhoging zien komen, die door de sneeuwschuiver was gehalveerd.

Ze was geschrokken blijven staan.

Ze zag haar vriendin door de lucht vliegen, godzijdank ver voorbij de sneeuwschuiver, en eventjes kreeg een gevoel van bewondering de overhand. Toen zag ze haar in de lucht verkrampen en op de grond terechtkomen, waar ze lelijk op de piste neerkwam, viel en doorschoof in de richting van het bos, een schuiver waar geen einde aan leek te komen.

Haar ogen vulden zich met tranen.

“Vale,” mompelde ze. “Vale…”

“VALENTINA!” schreeuwde ze wanhopig en ze haastte zich de helling af, in de veronderstelling dat ze haar met haar hoofd tegen een boom zou vinden.

Ze lag inderdaad vlak bij een dennenboom, dat wel, maar gelukkig op een paar meter afstand. Daar was ze tot stilstand gekomen. Ze lag onbeweeglijk, met haar ogen gesloten, en haar mooie gezicht was een masker van bloed.

Cinzia ging naar haar toe en trok binnen een seconde haar ski’s en handschoenen uit, waarna ze op haar knieën naast haar neerplofte.

“Vale,” huilde ze. “Zeg iets, alsjeblieft. Zeg iets, wat dan ook, zeg dat het goed met je gaat. Zeg dat er niets aan de hand is, alsjeblieft, alsjeblieft. O mijn god, wat heb ik gedaan? Het is mijn schuld, mijn schuld…Valentina, schatje, schatje, schatje…”

Een reddingsteam, dat gewaarschuwd was door de mannen van de sneeuwschuiver, kwam al aansnellen en bracht haar met een brancard naar beneden.

“Kom, trek het je niet aan, je zult zien dat alles goed komt,” probeerde Valentina’s vader haar te troosten, met die woorden zijn eigen angst onderdrukkend. “Je moest eens weten hoeveel ik er heb gezien met allerlei gebroken botten!”

Haar moeder zweeg, bleek en gespannen. Ze was blijven staan en hield haar ogen strak op de dubbele witte deuren van de Eerste Hulp gericht.

Cinzia was op een stoel gezakt en hield haar handen voor haar gezicht, en moest alleen maar hevig huilen door de woorden van meneer Preti, die eigenlijk bedoeld waren om haar te kalmeren.

De dubbele deuren gingen open en dokter Werter kwam hun tegemoet. Hij kwam kalm en geruststellend over.

“Dag, Lisa, dag, Giorgio,” begroette hij de ouders. “Niets ernstigs. Ze hoeft maar een paar dagen in het ziekenhuis te blijven en moet dan nog een paar dagen rust houden. Over een paar weken is ze weer helemaal de oude!”

Cinzia hoorde het ongelovig aan.

“Maar haar gezicht dan, met al dat bloed…” snikte ze, zonder zich in te kunnen houden.

Dokter Werter keek haar aan.

“Een vriendin?” vroeg hij. “Maak je geen zorgen, het zijn maar schrammen. Een heleboel, dat wel, maar allemaal oppervlakkig. Er komen wat korstjes op, maar daarna is ze mooier dan ooit. Het vervelendste is het gips. Ze heeft haar rechterschouder ontwricht en die moeten we steunen. Misschien is een strak verband al genoeg, maar ze mag haar arm de komende twee weken absoluut niet gebruiken. En ze mag niet lopen, want haar linkerknie is opgezwollen doordat er vocht in zit. We hebben hem ingespoten en nu doen ze er een licht gipsverband omheen om het been op zijn plek te houden. Dat kan ze er zelf over twee weken met een schaar afknippen, dan hoeft ze niet hierheen te komen.”

Opgelucht bedankten Valentina’s ouders hun vriend de arts, die terugliep naar de spoedeisende hulp.

“Zie je wel?” zei Giorgio Preti tegen Cinzia, nu echt opgelucht, net als zijn vrouw, die eindelijk ging zitten.

Het meisje reageerde met een glimlach die haar betraande gezicht deed oplichten, en haalde haar neus op.

Iets later gingen de dubbele deuren weer open en kwamen er twee verpleegkundigen naar buiten die een bed voortrolden waarop Valentina lag, met haar gezicht helemaal in het verband, haar linkerbeen in het gips en haar rechterarm in een drukverband.

Ze werd onmiddellijk omringd door haar moeder, haar vader en haar vriendin.

Door de gaten in het verband zagen ze haar ogen, die van de een naar de ander keken, en haar mond, die volgens Cinzia van pijn vertrokken was, al wilde ze het op een glimlach laten lijken.

“Doet het pijn, Vale?”

Valentina antwoordde niet.

De verpleegkundigen vroegen hun plaats te maken, zodat ze haar naar haar kamer konden brengen.

“Wie heeft er gewonnen?” mompelde Valentina uiteindelijk, terwijl ze haar wegbrachten.

Cinzia week niet van Valentina’s zijde. Lisa Preti wilde haar graag aflossen, maar daar wilde ze niets van weten, want volgens haar was alles haar schuld en was zij dus degene die haar vriendin moest bijstaan. In werkelijkheid vond ze het heerlijk om bij haar in de buurt te zijn. En het was ook helemaal niet oncomfortabel. Het ziekenhuis van Brunico was een van de weinige in Italië die de zeer professionele medische standaard van de openbare gezondheidszorg wist te koppelen aan een hoogstaande service die niet onderdeed voor die in privéklinieken.

De ouders kwamen hun dochter overdag om beurten opzoeken en namen dan kranten, tijdschriften, bloemen en lekkers voor haar mee.

Valentina knapte snel op.

Op donderdagochtend 2 maart haalden ze het verband van de linkerkant van haar gezicht af en legde een verpleegkundige aan Cinzia uit hoe ze het gewonde gedeelte, een groot spinnenweb van korstjes dat vanaf de buitenkant van haar rechteroog uitliep naar een snee aan de rechterkant van haar lippen, moest verzorgen.

‘s-Middags leerden ze Valentina hoe ze op krukken moest lopen en ‘s-avonds werd ze ontslagen.

Giorgio Preti bracht de twee vriendinnen terug naar het hotel.

“Je kunt echt niet terug naar Florence,” hield Cinzia koppig vol.

“Ik moet verder met mijn studie. En ik wil niet hier blijven.”

“Kom dan met mij mee terug naar Bologna.”

“Dat kan niet, al mijn spullen liggen in Florence.”

“Besef je wel dat je niet zelfstandig kunt functioneren? Hoe ga je je wassen? Wie maakt er eten voor je klaar? Doe niet zo dom. Je kunt je prima twee weken redden met de spullen die je hierheen hebt meegenomen. Je hebt niet veel nodig, je gaat toch niet uit. Bologna is nog steeds jouw thuis. Ik zweer je dat ik niet zal proberen je te verleiden, als je daar soms bang voor bent.”

Valentina glimlachte.

En stel dat ze dat wél zou doen? dacht ze. Tijdens deze vakantie waren Cinzia en zij weer naar elkaar toe getrokken, en ze had de afgelopen dagen meer voor haar klaargestaan dan een zus zou hebben gedaan…Ze duwde de gedachte weg.

Toch had haar vriendin wel gelijk. In Florence zou ze het in haar eentje niet redden en daar liep ze bovendien het risico dat ze door de hele situatie gedwongen zou zijn tot een intieme band met Mike waar ze nog niet klaar voor was. Vooral niet onder deze omstandigheden.

“Maar mijn studie dan?” protesteerde ze zwakjes.

“Zeg maar welke boeken je nodig hebt, en verder zorg ik wel voor schriften, pennen en inkt. Allemaal service van de zaak!” riep Cinzia triomfantelijk.

Zondag 5 maart stapte Valentina haar oude huis in Bologna weer binnen.

Maandag de zesde kreeg Valentina een SMS’je.

Het was van Mike.

VERMAAK JE JE EEN BEETJE? WANNEER KOM JE TERUG NAAR FLORENCE?

Ze besloot hem te bellen en hem alles te vertellen. Ze zei dat ze nu in Bologna zat en dat ze zou terugkomen zodra ze weer kon lopen. Wat zeker een week zou duren. Ze voelde zich goed. Op haar gezicht had ze slechts wat pleisters en verder deed alleen de snee in haar onderlip een beetje pijn; die wilde maar niet dichtgaan, omdat ze er steeds nerveus op beet, waardoor het korstje losliet en het weer ging bloeden. Maar ze bewoog zich al aardig behendig voort en dacht erover om snel dat gips-verband van haar been te knippen.

Mike toonde zich meelevend en zorgzaam en bood aan naar haar toe te komen, maar dat wilde ze liever niet. Hij vroeg haar om het adres en telefoonnummer van Cinzia.

“Oké, ik kom je vrijdag halen, als je hier tenminste niet eerder bent.”

“Ik laat het je weten.”

Ze wist helemaal niet zeker of ze wel wilde dat Mike en Cinzia elkaar zouden ontmoeten.

Cinzia verzorgde haar nog beter dan een moederkloek.

Bovendien hield ze woord en behandelde ze haar als een gerespecteerde gast, zonder ooit misbruik te maken van de talloze gelegenheden die ze dankzij de afhankelijke positie en de gedeeltelijke immobiliteit van haar vriendin had kunnen benutten. Ze hielp haar zelfs bij het wassen van haar intieme delen, maar raakte haar nooit op een manier aan die als liefkozend uitgelegd zou kunnen worden.

Vooral op die momenten beet Valentina zenuwachtig op haar onderlip. En ‘s nachts, als ze onrustig werd van haar verwarrende gevoelens.

Ze sliepen in aparte bedden, maar wel in dezelfde kamer.

Uit hun gezamenlijke verleden had Cinzia alleen de gewoonte overgehouden om naakt of halfnaakt door de kamer te lopen.

Ze toonde op natuurlijke wijze haar jonge, gestroomlijnde lichaam met haar kleine, stevige borsten die nooit helemaal tot bloei waren gekomen, haar lange, tengere ledematen en haar strakke billen, die haar een vrouwelijke uitstraling gaven, zoals sommige broodmagere fotomodellen die tegenwoordig zo ‘in’ zijn.

Valentina kon het niet helpen dat ze de zachte, bijna hoekige lijnen van haar vriendin vergeleek met de ruwe, minder elegante omtrekken van het enige mannelijke lichaam dat ze ooit had aangeraakt. Ook vroeg ze zich onwillekeurig af hoe het zou zijn om de zachte strelingen van een vrouw weer eens te ondergaan, met indringende, maar nooit opdringerige zoenen, prikkelingen van ervaren vingers en fijngevoelige aanrakingen van de tong. Dan, en alleen dan, leek de daad van Mike een echte verkrachting, misschien wel het enige verleidingswapen dat de man kende.

Op zulke momenten schaamde ze zich, vertroebelde haar geest en kon ze het niet meer beredeneren, snapte ze het niet meer. Ook omdat ze die gewelddaad eigenlijk helemaal niet onplezierig had gevonden.

Of Cinzia die momenten van ontreddering aanvoelde, zou ze nooit te weten komen. Haar vriendin liet het in elk geval nooit merken; ze maakte gewoon haar handelingen af en praatte verder zonder dat haar intonatie veranderde. Waardoor ze, al dan niet bewust, weer een punt in haar eigen voordeel scoorde.

De finale van de wedstrijd volgde donderdagavond.

‘s-Middags had Cinzia Valentina geholpen met het wegknippen van het gipsverband en hadden ze definitief het drukverband van haar schouder af gehaald. Haar been, weliswaar wat stijf, had al snel gereageerd.

“Kijk, ik loop!” zei ze schertsend, terwijl ze een paar passen vooruit-schuifelde.

“Niet te geloven, het beweegt,” zei Cinzia met zware stem.

“Kom, we gaan naar buiten!”

De dagen werden langer, de lucht was helder en fris. Het rook naar lente, er kwamen jonge scheuten aan de paardenkastanjes, de mensen op straat waren vrolijk en dat gold ook voor hen, de eeuwige vriendinnen.

“Zullen we naar Bar Basso gaan?” vroeg Valentina.

Het was de favoriete plek van studenten, onder de zuilengalerij in de buurt van een gebouw van de letteren- en filosofiefaculteit. De bar was wel drie kilometer bij hun huis vandaan en normaal gesproken gingen ze er met het openbaar vervoer of met de Scarabeo-scooter van Cinzia naartoe.

“Ben je gek?”

“Kom op, ik voel me hartstikke goed. Echt!”

“Goed, maar alleen zolang je je goed voelt. Zodra je moe wordt, moet je het zeggen, dan gaan we terug, oké?”

“Oké.”

Ze haalden Bar Basso.

Ze bestelden espresso en een stuk taart, en sigaretten voor Cinzia.

Ze gingen in het donker met de taxi naar huis.

“Ik ga douchen,” kondigde Valentina aan zodra ze binnen waren. “Ik kan niet wachten om me eens lekker in te zepen na al die keren dat ik alleen maar afgesponst ben.”

“Eh…weet je dat wel zeker? Je gips is er net af en…”

“Als je me nog één keer een handje wilt helpen…” opperde Valentina ondeugend.

Toen begreep Cinzia verrast dat de trage, subtiele, dagelijks terugkerende en misschien onbewuste manier waarop ze de weerstand van haar vriendin had doen smelten, er nu eindelijk de oorzaak van was dat ze weer in haar armen terechtkwam.

Ze draaide de kraan open terwijl ze zich uitkleedden en stapte daarna achter haar aan de grote douchecabine in.

“Aaah, wat lekker!” riep Valentina uit, terwijl ze onder de warme waterstraal ging staan. “Zeep mijn rug even in, dan doe ik daarna die van jou.”

Cinzia pakte de spons met het doucheschuim en begon zachtjes haar schouders in te wrijven, waarna ze langs haar ruggengraat omlaagging. Haar linkerarm sloeg ze om haar heen en ze legde haar hand op de platte, strakke buik van haar vriendin. Ze wreef met de spons over haar billen, ging op haar tenen staan en drukte een kusje op het kuiltje in haar nek.

Valentina protesteerde niet.

Cinzia liet haar linkerarm over haar buik glijden en stak haar vinger tussen de donshaartjes op haar venusheuvel, om tussen de grote schaamlippen haar clitoris te zoeken.

Valentina kreunde.

Ze kwamen op het bed terecht. Cinzia was geil en Valentina liet haar zonder te protesteren haar gang gaan, hoewel de vurige kussen van haar vriendin haar hevige pijnscheuten aan haar lip bezorgden.

“Voorzichtig,” zei ze slechts één keer, toen Cinzia haar lichaam te wild tegen haar rechterschouder drukte.

Ze bedreven de hele nacht de liefde, totdat ze uitgeput in slaap vielen, met Cinzia’s lichaam om dat van Valentina heen geklemd, net als die eerste keer in San Vigilio.

De volgende ochtend werden ze wakker door het geluid van de deurbel. Het was bijna twaalf uur.

Cinzia stapte snel uit bed en haastte zich naar de deur, die ze slaperig en slechts gekleed in een kort ochtendjasje, dat ze in de gauwigheid had aangeschoten, opendeed. Ze had verwacht dat het een vriendin was, misschien Chiara die terug was van vakantie en wilde weten wanneer ze weer met de lessen konden beginnen. Maar ze stond oog in oog met een lange, blonde man met een zonnebril en een enorme bos rozen.

Hij schonk haar een vriendelijke glimlach.

“Ik ben op zoek naar Valentina Preti,” legde hij met een licht Amerikaans accent uit. “Is ze er?”

Dat weet je heel goed, dacht Cinzia kribbig.

“Ja…maar eh…we liggen nog in…”Ze keek op haar horloge en zag in dat het wel een beetje raar was om te zeggen dat ze nog in bed lagen. “We zijn net wakker, ik weet dat het vreemd klinkt, maar toch is het zo…”

“Ik begrijp het. Mag ik toch binnenkomen?”

Cinzia zocht koortsachtig naar een argument om nee te zeggen, maar kon niets bedenken. Ze kon hem moeilijk voor de deur laten staan. Hij was tenslotte een vriend van haar vriendin.

“Het is een rommeltje…Maar goed, kom maar binnen. Ik roep Vale,” zei ze, terwijl ze haar ochtendjasje strakker om zich heen trok en hem liet passeren.

Ze kon zijn ogen niet zien, maar voelde zich op een vreemde manier bekeken, geanalyseerd, bestudeerd. Ze geneerde zich omdat ze bijna naakt was en voelde zich onbeschermd, nu haar haar ongetwijfeld helemaal in de war zat en haar ogen op halfzeven stonden. Ze ging de slaapkamer binnen en deed de deur achter zich dicht, maar Mike Ross had al naar binnen gekeken en gezien dat er één bed onbeslapen was en dat Valentina in het andere lag, al was alleen haar omtrek te zien, omdat ze het laken helemaal tot over haar hoofd had getrokken.

Het appartement was maar klein en je kon het in één oogopslag helemaal overzien.

Kort daarop kwamen de vriendinnen, die zich zo goed mogelijk hadden gefatsoeneerd, tevoorschijn. Cinzia had zich hersteld en leek rustig en bijna brutaal. Valentina was duidelijk gegeneerd.

“Hoi, Mike. Wat doe jij nou hier?” vroeg ze verbaasd.

“Ik kom je ophalen, als je dat wilt. Het is vrijdag, weet je nog?”

“Maar ik had je toch gezegd…Nou ja, laat maar zitten. Ik heb koppijn. Wil je koffie?”

“Ik zet wel,” bood Cinzia meteen aan en ze ging de keuken in.

“Zijn die…voor mij?” vroeg Valentina met een blik op de prachtige bos rozen.

“Natuurlijk.”

“Cinzia, neem ook een grote vaas mee, wil je?”

“Het is leuk hier,” zei hij.

“Een beetje rommelig…We hebben het gisteravond heel laat gemaakt. We moesten studeren.”

Mike wilde niet ingaan op de aard van de studie waar ze zo druk mee waren geweest. Hij was van streek door zijn vermoedens en de kalmte die hij uitstraalde kwam totaal niet overeen met zijn innerlijke woede. Natuurlijk, het was mogelijk dat Cinzia eerder wakker was geworden en haar bed al had opgemaakt. Maar te oordelen naar de manier waarop ze aan de deur was verschenen, leek het er eerder op dat ze net uit bed was gerold, en dan absoluut niet dat van haarzelf.

Het was een kant van Valentina die hij nooit had verwacht en hij wist niet wat hij ervan moest denken. Hij was er in elk geval door van zijn stuk gebracht.

Cinzia kwam terug met een vaas vol water en schikte de bloemen erin, waarna ze de koffiepot hoorde pruttelen en op een holletje terugging naar de keuken.

Ze kwam terug met een blad met drie kopjes, een suikerpot en een vaasje met één roos die was afgebroken. Ze zette het dienblad op het tafeltje tussen de bank en de poef en gaf één kopje aan Mike, die wat ongemakkelijk op de bank zat, en een ander aan Valentina, die zich op de poef geïnstalleerd had. Het vaasje met de roos gaf ze aan Valentina, met een intense blik die de Amerikaan niet ontging. Toen pakte ze haar eigen kopje en ging ze op het vloerkleed zitten.

“Hebben jullie al kennisgemaakt?” vroeg Valentina.

“Dat is niet nodig,” zei Cinzia.

“U moet Cinzia zijn,” beaamde de Amerikaan.

“En u, zet u die zonnebril nooit af?”

Mike Ross glimlachte en zette hem af. Het meisje voelde zich ongemakkelijk onder zijn ijskoude blik.

“Waarom zeggen jullie u tegen elkaar? Dat is toch gek, op onze leeftijd?”

“Je hebt gelijk,” zei hij een tikkeltje korzelig. “Hoe dan ook, ik wilde jullie niet storen. Ik wilde alleen weten hoe het met je is en je meenemen naar Florence, als je wilt tenminste.”

“Het gaat goed met me, zoals je ziet, dank je. Het gips is eraf en ik heb het verband van mijn schouder gehaald. Ook mijn wang is zo goed als genezen. Maar ik voel me nog wel wat zwak en wil vandaag eigenlijk nog niet terug. Maak je geen zorgen, Cinzia verzorgt me beter dan een verpleegster!”

“Zoals je wilt. Weet dat je elk moment weer welkom bent,” zei hij terwijl hij opstond.

“Ga je alweer weg?” vroeg Cinzia, zonder haar opluchting te verbergen. Valentina wierp haar een verwijtende blik toe en ook die ontging de journalist niet.

“Ja, dank je, ik wil jullie verder niet tot last zijn en ik moet nog een artikel afmaken, dus ik ga maar weer.”

“Kom gerust nog eens langs. Dat zouden we leuk vinden,” loog Cinzia vrolijk, met de nadruk op ‘we’, terwijl ze met hem meeliep naar de deur.

“Ciao,” zei hij in de deuropening.

“Ciao,” antwoordde Valentina.

Ze was niet van de poef opgestaan.

“Heel knap, heel aardig, maar ik mag hem niet,” oordeelde Cinzia.

“Dat dacht ik al,” antwoordde Valentina.

Na wat er die nacht tussen hen gebeurd was, had ze elke indringer vervelend gevonden. Zeker als die haar ook nog kwam ophalen.

“Niet vanwege wat jij denkt. Hij heeft gewoon iets vreemds, iets kouds. Die ogen, brrrr.”

“Je vergist je, dat lijkt maar zo. In het begin dacht ik ook…” Ze zweeg en beet op haar lip, die weer begon te bloeden. Straks versprak ze zich nog.

Cinzia kwam dichterbij en omhelsde haar, terwijl ze met haar lippen probeerde het bloed weg te vegen.

“Je doet me pijn!” protesteerde Valentina, die een ruk aan haar schouder gaf. De nacht ervoor had ze geen krimp gegeven.

Haar vriendin trok zich snel terug.

“Sorry.”

“Nee, ik moet sorry zeggen.”

“Hoe dan ook,” zei Cinzia. “Wat doet het ertoe? Je gaat toch niet terug naar Florence?”

Valentina zweeg.

Ze wist het weer eens niet. Ze had het jammer gevonden dat Mike wegging. Vooral door de manier waarop. En ze had geen zin om hun relatie zo af te kappen; er was dan misschien nooit echt sprake geweest van een relatie, maar er was wel degelijk iets tussen hen.

Het zou veel makkelijker zijn als ze al haar gevoelens tot het uiterste kon beleven en misschien van hen allebei zou kunnen houden, zonder hindernissen en ongeremd. Maar zo ging het nu eenmaal niet.

“Je geeft geen antwoord,” protesteerde Cinzia gealarmeerd.

“Ik weet het niet, Cinzia.”

“Daar gaan we weer! Dit hebben we allemaal al een keer besproken, Vale. Het wordt tijd dat je volwassen wordt. Het wordt tijd dat je eens een beslissing neemt.”

Ze moest een beslissing nemen, daar had Cinzia gelijk in. Dat zou ze niet kunnen door zich veilig in een hoekje in de armen van haar vriendin te verschuilen, dat werd haar opeens haarscherp duidelijk. Ze moest vliegen met haar eigen vleugels. Dat had ze al eens geprobeerd, en ze was op de grond beland.

Net als die sprong van de trampoline, dacht ze. Precies hetzelfde.

Daarvan was ze hersteld, misschien moest ze het nog eens proberen.

“Ook als die niet in jouw voordeel uitpakt?” waagde ze.

Cinzia zweeg als versteend. Haar liefde, haar zorg, haar genegenheid, de twee weken vol vreugde en begrip die ze samen hadden beleefd, de passie. Niets. Ze hadden tot niets geleid.

“Waarom doe je zo? Waarom?” vroeg ze ten slotte intens verdrietig.

“Omdat…Ik weet het niet.”

“Ga je weer weg?”

“Vraag het me niet nog eens.”

‘s-Middags begonnen ze weer ruzie te maken en de dag erna vertrok Valentina met een tas met daarin de paar spullen die ze bij zich had gehad.

Cinzia zag haar door het raam naar de bushalte lopen.

Voor het eerst in haar leven was ze echt bang. Ze had heel sterk het gevoel dat dit echt de laatste keer was geweest en dat ze haar nooit meer terug zou zien.