Op de houten steiger achter het politiebureau stapten de rechercheurs in hun oude Golf en reden via de Oudebrugsteeg naar het Damrak.
De Cock staarde met een bedrukt gezicht voor zich uit. De oude rechercheur had moeite om de dood van Margje van Medemblik te verwerken.
“Wat heeft het nu voor zin,” sprak hij triest, “om zo’n knappe jonge vrouw van het leven te beroven? Welke idioot doet zoiets?”
Vledder blikte opzij.
“Misschien wel de vent die wij zojuist na zijn verhoor hebben heengezonden.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Dat is doemdenken,” reageerde hij geprikkeld.
“Daar doe ik niet aan mee.”
Vledder gebaarde voor zich uit.
“Maurice Grotebroek was al eens bij haar om haar’ te ontslaan en de administratie op te eisen.”
De Cock knikte.
“Daarover hebben we hem al verhoord en ook jij vond zijn uitleg acceptabel.”
De oude rechercheur nam een kleine pauze.
“Ik wil eerst zien,” ging hij verder, “op welke wijze Margje van Medemblik om zeep is geholpen…welk geweld de dader heeft gebruikt.”
Vledder sloeg met zijn vuist op de rand van zijn stuur.
“En wat doet die Samuel Plasmans,” riep hij grimmig, “nu bij haar lijk? Wat heeft hij in de Hartenstraat te zoeken?”
De Cock gromde.
“Dat zullen we hem moeten vragen.”
Via de Nieuwezijds Voorburgwal en de Raadhuisstraat reden ze links de Herengracht op. Vledder vond nog een krap plekje voor de Golf aan de walkant tussen de bomen. Ze stapten uit en sjokten naar de Hartenstraat. Voorbij de winkelruit met Casper van de Broek. Voor al uw juridische perikelen bleven ze even staan en inspecteerden de toegangsdeur. Die was gaaf. Er waren geen sporen van braak of verbreking te bekennen. De Cock voelde even aan de deurknop. De deur was niet op slot. De oude rechercheur stapte naar binnen. Vledder volgde in zijn kielzog.
Binnen bleef De Cock verrast staan. Er was geen slachtoffer te zien. Aan het bureau achter de balie, op de stoel van Margje van Medemblik, zat met een bleek gezicht Samuel Plasmans. De oude rechercheur liep op hem toe.
“Waar is ze?”
vroeg hij verwonderd.
Samuel stond traag van de bureaustoel op. Hij wees naar een deur achter in de winkel.
“De…eh, de secretaresse van Casper,” begon hij hakkelend, “woonde achter het kantoor. Ik wist dat nog van vroeger. Daar heb ik haar gevonden en onmiddellijk heb ik u gebeld. Omdat ik het gezelschap van de dode vrouw niet zo prettig vond, ben ik hier gaan zitten wachten.”
De Cock slenterde in de richting van de deur. Halverwege bleef hij staan, draaide zich om en wees naar Samuel.
“Ik wil dat u hier blijft tot we ons onderzoek hier ter plekke hebben afgerond.”
Plasmans knikte.
“Ik blijf,” reageerde hij gedwee.
De grijze speurder liep verder naar de deur. Die was niet geheel gesloten. Met zijn knie drukte hij de deur verder open en stapte de ruimte erachter binnen. Een enkele schemerlamp verlichtte het rechthoekige vertrek, dat als een soort zitslaapkamer was ingericht. Aan het einde van het vertrek was door een openstaande deur nog een kleine keuken zichtbaar. Links tegen de muur stond een eenpersoonsbed. Ongeveer in het midden van het bed, met haar knieën op de vloer en haar bovenlichaam gebogen over het laken, lag Margje van Medemblik. Poedelnaakt. De Cock herkende haar alleen aan het kapsel van haar zwarte haren. Haar gezicht was niet te zien. Haar neus, voorhoofd en wangen waren diep in het matras gedrukt.
Vledder kwam naast zijn leermeester staan.
“Is zij het?”
“Dat is wel zeker,” sprak De Cock bedaard.
“Als straks de fotograaf is geweest en zijn plaatjes heeft geschoten, tillen we haar hoofd even op. Dan kunnen we het zien. Dokter Den Koninghe zal haar toch ook in haar gezicht willen kijken.”
Vledder wees achter zich.
“Daar in die gebloemde fauteuil liggen haar kleren. Alles keurig netjes gedrapeerd. Het lijkt erop dat zij zichzelf in alle rust heeft uitgekleed. Haar beha en slipje liggen bovenop.”
De Cock knikte.
“Ik kijk zo wel even.”
De oude rechercheur bukte zich over de dode vrouw heen en inspecteerde de plek waar de tentharing de rug van het slachtoffer was binnengedrongen. Het was, zo constateerde hij, exact dezelfde plek als bij Charles de Rusconie en Casper van de Broek. Hij stootte Vledder aan.
“Dezelfde dader als bij de vorige twee moorden. Dezelfde modus operandi.”
De jonge rechercheur zuchtte.
“Het motief? Daar begrijp ik niets van.”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Ik ook niet.”
Hij draaide zich halfom.
“Waar liggen haar kleren?”
De jonge rechercheur ging zijn collega voor naar de gebloemde fauteuil.
De Cock bekeek de keurig op elkaar gestapelde kledingstukken. Vanaf de plek waar hij stond wees hij naar het slachtoffer.
“Hoe taxeer je deze situatie?”
Vledder keek hem niet-begrijpend aan.
“Wat bedoel je?”
De Cock wees naar de vrouwelijke kledingstukken in de fauteuil en naar het naakte slachtoffer bij het bed met de priemende tentharing in haar rug.
“Wat maak je uit deze situatie op?”
Vledder maakte een schouderbeweging.
“Zeg het maar,” sprak hij ontwijkend. De Cock zuchtte.
“Margje van Medemblik heeft zich in het bijzijn van de dader ontkleed.”
Vledder keek hem peinzend aan.
“Weet je dat zeker?”
“Vrijwel.”
“Dat duidt op een relatie,” reageerde de jonge rechercheur geschokt.
“Zeker,” antwoordde De Cock kort. Vledder spreidde zijn handen.
“Kan de dader niet zijn binnengekomen op het moment dat zij naakt in bed wilde stappen?”
De Cock schudde traag zijn hoofd.
“In dat geval zou Margje van Medemblik toch hebben gereageerd. Ze zou zich hebben verzet en naar iets hebben gegrepen om haar naaktheid te verbergen. Daarvan blijkt niets. Er zijn ook geen sporen van een worsteling te vinden.”
Vledder liep terug naar het slachtoffer. De Cock volgde hem. De jonge rechercheur wees naar de knielhouding van de dode vrouw.
“In die houding zat ik vroeger op mijn knieën voor mijn bed tijdens mijn avondgebedje. Dat had mijn lieve moeder mij geleerd.”
De Cock glimlachte.
“Was jij vroeger zo gelovig?”
Vledder knikte.
“Dat ben ik nog,” antwoordde hij overtuigend.
“Ik ga tijdens mijn gebed alleen niet meer door mijn knieën.”
De jonge rechercheur wees opnieuw naar het slachtoffer.
“Misschien was ze zo intens in gebed, dat ze het binnenkomen van de dader niet heeft gemerkt.”
“Kan dat?”
“Bidden is een zaak van overgave en verdieping,” zei Vledder. De Cock trok een bedenkelijk gezicht.
“Dan zullen we moeten zien uit te vissen hoe gelovig Margje van Medemblik was en of het haar gewoonte was om elke dag voor het slapengaan te bidden…op haar knieën.”
Vledder grijnsde.
“En of het de gewoonte van Margje van Medemblik was om naakt te slapen.”
De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.
“Dat vermoed ik wel. Ik heb nergens een pyjama of nachthemd gezien.”
De oude rechercheur wreef zich in zijn nek.
“Het meest aannemelijke scenario is dat Margje zich heeft ontkleed in het bijzijn van de man of vrouw die haar vermoordde. Op weg naar haar bed is zij door de dader gevolgd en op het moment dat zij in bed wilde stappen duwde hij of zij de tentharing in haar rug.”
Vledder schudde meewarig zijn hoofd.
“Die jonge vrouw,” sprak hij bewogen, “moet de dader volkomen hebben vertrouwd en ze meende dat ze niets te duchten had van hem of haar.”
Hij zweeg enige tijd en overwoog de mogelijkheden in de momenten voor de moord.
“Misschien verkeerde ze wel in de blijde hoop dat de dader haar naar bed zou volgen?”
De Cock knikte traag.
“Daar heeft het veel van weg.”
Vledder gromde.
“Als de dader een man is…en daar geloof ik in…dan is het wel een hufter.”
De Cock zuchtte.
“We moeten hem zo snel mogelijk zien te ontmaskeren. Ik vind drie moorden wel genoeg.”
Vledder wees naar het slachtoffer.
“Vooral de moord op deze vrouw maakt iets in mij wakker. Een gevoel van wraak en wroeging.”
“Wroeging?”
Vledder knikte.
“Omdat we hem nog steeds niet hebben ontmaskerd. Het is zo duister als koffiedik.”
De Cock liep bij hem weg. Bij de deur van de zitslaapkamer draaide hij zich om.
“Ontvang jij straks de meute?”
Vledder keek hem vragend aan.
“Wat ga jij dan doen?”
De Cock duimde over zijn schouder.
“Ik heb nog wel een paar vragen. Ik neem Samuel Plasmans mee naar de Kit.”
“Waarom?”
“Om hem in alle rust te verhoren. Bovendien is dit opnieuw een unieke gelegenheid voor jou om te leren hoe je met de meute moet omspringen.”
Vledder fronste zijn wenkbrauwen.
“Ga je met de Golf?”
De Cock schudde zijn hoofd.
“Lopend. Die oude rammelkast mag jij besturen.”
Met opgetrokken wenkbrauwen keek Vledder de oude rechercheur na.
“Lopend,” mompelde hij.
Vanaf de Hartenstraat liepen De Cock en Samuel Plasmans naast elkaar via de Gasthuismolensteeg en de Paleisstraat naar de Dam. Het was er gezellig druk. Toeristen vergaapten zich aan het Paleis op de Dam en op de stoepen van het nationaal monument zaten jongeren koesterend in de zon. Via het Damrak en de Oudebrugsteeg bereikten zij de Warmoesstraat. De Cock begeleidde Samuel Plasmans naar de grote recherchekamer op de tweede etage en liet hem daar op de stoel naast zijn bureau plaatsnemen. Hij wierp zijn oude hoedje missend naar de kapstok, raapte zijn hoofddeksel op en trok zijn regenjas uit. Daarna slenterde hij op zijn gemak naar zijn bureau.
“Vermoeid van de wandeling?”
vroeg hij, terwijl hij zelf nog op adem moest komen. Samuel Plasmans schudde zijn hoofd.
“In de binnenstad van Amsterdam doe ik alles lopend af. Een auto is geen optie. Je kunt hem toch nergens kwijt.”
De Cock grinnikte.
“Dat is waar. U bent ook wandelend naar de Hartenstraat gegaan?”
“Tweemaal.”
De Cock keek Plasmans niet-begrijpend aan.
“Waarom tweemaal?”
“De eerste keer vond ik de deur van het kantoor op slot en op mijn bellen aan de deur kwam geen reactie. Ik ben toen teruggegaan naar de Kromme Waal. In de secretaire van Casper had ik nog een sleutel van zijn kantoor in de Hartenstraat gevonden.”
“En daar bent u mee teruggegaan?”
Samuel gebaarde.
“Ik heb eerst nog even de telefoon gepakt om te proberen haar te bereiken.”
“Dat lukte niet?”
Samuel schudde zijn hoofd.
“Er werd niet opgenomen,” sprak hij somber.
“Ik moet u bekennen dat ik toen al een angstig voorgevoel kreeg…dat er iets met haar was gebeurd. Die tweede keer naar de Hartenstraat liep ik ook veel sneller.”
“En toen deed u uw gruwelijke vondst.”
“Ik was er kapot van. En dat ben ik nog. Margje van Medemblik was een betrouwbare meid. Ze heeft Casper altijd voortreffelijk ondersteund.”
De Cock keek Samuel scherp aan.
“Wat wilde u van haar?”
Samuel Plasmans zuchtte.
“Diezelfde betrouwbaarheid en ondersteuning.”
De Cock glimlachte.
“Dat vergt wel enige uitleg.”
Samuel bracht zijn gezicht in een ernstige plooi.
“Casper heeft zijn bezittingen aan mij overgedragen. Hij heeft alles aan mij vermaakt.”
De Cock keek hem onderzoekend aan.
“Hoe bent u daar achter gekomen?”
Samuel zwaaide.
“Bij zijn laatste bezoek aan het pand aan de Kromme Waal had Maurice Grotebroek er een enorme puinhoop van gemaakt. Alle bescheiden uit de secretaire van Casper had hij door de kamer geslingerd. Ik heb die bij elkaar gezocht. Ik vond ook een verfrommelde brief van een notaris, waarin mijn naam werd genoemd.”
“En?”
“Ik ben naar die notaris gegaan, Van Houweningen, aan de Keizersgracht. Die bevestigde mij dat Casper van de Broek zijn oude testament had veranderd ten gunste van mij. Dat had hij geregeld ruim tien dagen voordat u zijn ontzielde lichaam in zijn woning ontdekte.”
“Wie was de vorige begunstigde?”
Samuel Plasmans grijnsde.
“Maurice Grotebroek.”
De Cock glimlachte.
“Weet u wie die brief van de notaris tot een prop heeft verfrommeld?”
Plasmans monsterde het gezicht van De Cock.
“Maurice Grotebroek?”
vroeg hij aarzelend.
“Precies,” antwoordde De Cock. Samuel Plasmans toonde een droeve grijns.
“Nu begrijp ik waarom Maurice Grotebroek zo tekeerging en in de keuken en zelfs het porseleinen servies van Caspers ouders vernietigde.”
De Cock leunde iets naar hem toe.
“Betrouwbaarheid en ondersteuning…dat zou Margje van Medemblik u hebben moeten schenken?”
De man knikte.
“Ik heb hier in Amsterdam rechten gestudeerd. Met die studie heb ik nooit iets gedaan. In Parijs handelde ik in antiek. Nu Casper mij zijn bezittingen heeft nagelaten, vond ik het passend om ook zijn kantoor in de Hartenstraat voort te zetten.”
De Cock glimlachte.
“Zijn ‘juridische perikelen’?”
“Ja.”
“Samen met Margje van Medemblik?”
Samuel Plasmans knikte.
“Inderdaad. Niet als ondergeschikte, niet in loondienst, maar als compagnon. Margje kent het klappen van de zweep. Ik dacht dat ik in deze branche meer van haar kon leren dan zij van mij.”
“Vandaar dat compagnonschap?”
“Precies.”
De Cock trok een dwarse denkrimpel in zijn voorhoofd.
“Hebt u deze plannen met Margje van Medemblik al met iemand besproken?”
Samuel Plasmans keek hem verwonderd aan.
“Ja.”
“Met wie?”
“Een vroegere cliënt van Casper bij de BV Vrijgevochten aan de Nassaukade in Amsterdam.”