3

De Cock trok rimpels in zijn voorhoofd.

“Verkrachting? Hendrik van Nuenen?”

In zijn stem trilde ongeloof. Egbert van Loosduinen keek hem schattend aan.

“Dat verrast u?”

“Inderdaad.”

Van Loosduinen grinnikte.

“U zou als rechercheur aan het bureau Warmoesstraat toch moeten weten wat er zich tussen mannen en vrouwen kan afspelen.”

Het klonk spottend. De Cock reageerde niet. Egbert van Loosduinen knikte voor zich uit, zijn bol gezicht stond ernstig.

“Ik heb een aangifte ter zake verkrachting tegen Hendrik van Nuenen,” sprak hij zalvend, “tot nu toe tegen kunnen houden. Ik heb tegen Marga gezegd dat ze zich moest bezinnen op de consequenties die een dergelijke aangifte met zich meebracht…dat ze beter kon wachten of de verkrachting gevolgen heeft.”

“Gevolgen?”

Van Loosduinen knikte opnieuw.

“Of ze zwanger is geraakt. Het kan zijn…”

“Wie is Marga?” onderbrak De Cock hem bits.

“Een van mijn vrouwelijke employees.”

“En wanneer en waar zou die verkrachting hebben plaatsgevonden?”

Van Loosduinen zuchtte.

“Het is nogal druk op onze afdeling effecten. De beurs is booming business. Het schijnt dat tegenwoordig eenieder speculeert. Ik heb het in mijn loopbaan bij de bank nooit eerder zo meegemaakt. Wij zijn een paar dagen per week genoodzaakt om buiten de normale kantooruren te werken.”

“Dat gebeurt mij ook wel eens,” sprak De Cock grinnikend. Van Loosduinen negeerde de opmerking.

“Ongeveer een maand geleden waren Marga en Van Nuenen volgens het rooster samen aan de beurt om op de afdeling over te werken. Zij hebben beiden ongeveer gelijke taken. Op die avond moet het dan zijn gebeurd. Zo rond de klok van tien uur.”

“Er was toen niemand anders op die afdeling?”

Egbert van Loosduinen schudde zijn hoofd.

“Alleen die twee.”

“Er zijn dus geen getuigen.”

“Nee.”

“Hadden Marga en die Van Nuenen wel eens meer samen overgewerkt?”

“Zeker.”

“Zonder incidenten?”

Van Loosduinen maakte een schouderbeweging.

“Blijkbaar niet,” reageerde hij voorzichtig.

“Marga heeft zich nooit eerder over het gedrag van Hendrik van Nuenen beklaagd. Ik heb altijd het idee gehad dat die twee het best met elkaar konden vinden.”

“Waarom heeft ze niet meteen aangifte ter zake die verkrachting gedaan? Het liefst onmiddellijk na het gebeurde. Dan kunnen nog opsporingsmaatregelen worden getroffen. In ieder geval de volgende morgen.”

Van Loosduinen trok zijn schouders op.

“Marga heeft het voorval de volgende morgen aan mij gemeld.”

“En toen hebt u geadviseerd om geen aangifte te doen?”

Van Loosduinen knikte traag.

“Ik wilde er liever geen ruchtbaarheid aan geven. Ik ben er niet bij gebaat dat er spanningen onder mijn personeel heersen. Dat komt de werksfeer niet ten goede.”

De Cock glimlachte.

“U sprak toch van spanningen tussen het personeel en Hendrik van Nuenen.”

Van Loosduinen ademde diep.

“Dat was ook zo,” sprak hij gelaten.

“Hoewel ik Marga heb gesommeerd om met niemand over het voorval te praten, schijnt ze toch enige leden van het personeel in vertrouwen te hebben genomen.”

Hij grijnsde breed.

“En dan gaat zo’n verhaal snel rond.”

De Cock plukte aan zijn onderlip.

“Cynthia de Vries, de vrouw van Hendrik van Nuenen, werkt toch bij u op dezelfde afdeling effecten?”

“Inderdaad.”

“Hoe is uw relatie tot haar?”

Van Loosduinen reageerde verward.

“Mijn relatie met haar? Hoe bedoelt u?”

“Hendrik van Nuenen heeft zich kortgeleden bij een familielid erover beklaagd dat u zich ten opzichte van zijn vrouw ongewenste intimiteiten veroorloofde. En dat nogal vrij frequent.”

In de hals van Egbert van Loosduinen verschenen rode plekken.

“Onzin,” reageerde hij rauw.

“Heeft Hendrik van Nuenen bij u die ongewenste intimiteiten niet ter sprake gebracht?”

Van Loosduinen schudde zijn hoofd. De plekken in zijn hals werden groter.

“Het is voor het eerst,” sprak hij geprikkeld, “dat ik dergelijke onzin hoor. Baarlijke nonsens. Dat moet u van mij aannemen.”

Hij spreidde zijn handen.

“Die…eh, die klachten,” ging hij stotterend verder, “zijn uiteraard ongegrond. De…eh, ik waag mij als chef niet aan ongewenste intimiteiten ten aanzien van mijn vrouwelijk personeel.”

De Cock keek de man secondenlang aan. Toen liet hij het onderwerp rusten.

“Cynthia,” opende hij met enige verwondering, “moet op uw afdeling toch iets van de spanningen rond de positie van haar man hebben gevoeld?”

Van Loosduinen maakte een onzeker gebaar.

“Dat neem ik aan,” antwoordde hij loom.

“Ik verwacht evenwel dat mijn personeel uit overwegingen van piëteit het voorval voor haar heeft verzwegen.”

Er brak iets van een glimlach bij hem door.

“Ik zou er niet gauw toe komen aan een vrouw te vertellen dat haar man iemand van het personeel heeft verkracht.”

De Cock boog zich iets naar voren.

“Marga…Marga ter Braak, als ik goed heb geluisterd…acht u haar betrouwbaar?”

“Absoluut.”

“Haar verhaal was…eh, was geloofwaardig?”

“Het kwam op mij geloofwaardig over.”

“Heeft zij u striemen, blauwe plekken, gescheurde kleding getoond?”

Egbert van Loosduinen schudde zijn hoofd.

“Daar heb ik niet naar gevraagd.”

“Heeft zij u niet zoiets getoond?”

“Nee, ze heeft niets laten zien. Ik ben ook niet op de details ingegaan. Van Nuenen, zei ze, heeft mij gisteravond verkracht…hij heeft mij over zijn bureau heen getrokken en mij gebruikt.”

“Dat waren haar woorden?”

“Precies zo.”

“Is Marga ter Braak later nog op die verkrachting teruggekomen?”

“Vorige week. Ze vertelde mij dat ze toch overwoog om aangifte contra Van Nuenen te doen.”

“Hebt u Van Nuenen ter verantwoording geroepen?”

Egbert van Loosduinen zuchtte diep.

“Ik heb hem gevraagd of het waar was.”

“En?”

“Hij ontkende.”

“Zonder verder commentaar?”

“Die vrouw liegt…meer zei hij niet.”

De Cock keek Van Loosduinen onderzoekend aan.

“U hebt bij hem op een bekentenis aangedrongen?”

“Dat is mijn taak niet,” antwoordde Van Loosduinen hoofdschuddend.

“Hebt u hem gezegd dat u Marga ter Braak had geadviseerd om geen aangifte te doen?”

“Van dat advies heb ik nu spijt.”

“Waarom?”

“Als Van Nuenen ter zake die verkrachting was gearresteerd, dan had hij nu vermoedelijk nog geleefd.”

De Cock knikte.

“Met op zijn strafblad een zaak van verkrachting.”

Van Loosduinen grijnsde.

“Te verkiezen boven zijn dood.”

De Cock schudde zijn hoofd.

“Van Nuenen heeft daar blijkbaar anders over gedacht. Hij wilde geen schandaal en geen strafblad.”

Van Loosduinen maakte een hulpeloos gebaar.

“Zijn eigen keuze.”

Het klonk wat laconiek. De Cock klemde zijn lippen op elkaar.

“Ik hoop,” sprak hij daarna grimmig, “dat het verhaal van Marga ter Braak op waarheid berust.”

Van Loosduinen keek de oude rechercheur wazig aan.

“Anders?”

“Anders,” sprak De Cock met een strak gezicht, “heeft ze, zo vrees ik, de dood van een man op haar geweten.”

Toen Egbert van Loosduinen was vertrokken, keek Vledder zijn oude collega verwonderd aan.

“Je hebt hem gevraagd om Marga ter Braak naar jou toe te sturen.”

De Cock knikte.

“Je hebt goed geluisterd.”

Vledder keek hem niet-begrijpend aan.

“Wat wil je?”

“Met haar praten.”

“Waarom?”

“Hoe bedoel je?”

Vledder grinnikte vreugdeloos.

“Dat heeft toch geen enkel nut meer. Hendrik van Nuenen is dood en het is weinig zinvol om tegen een dode aangifte ter zake verkrachting te doen. Strafvervolging, zo staat uitdrukkelijk in de wet, eindigt met de dood.”

De jonge rechercheur pauzeerde even en schudde zijn hoofd.

“Ik begrijp toch niet waar je mee bezig bent,” ging hij opgewonden verder.

“Hendrik van Nuenen heeft zelfmoord gepleegd. Punt. Dat feit lijdt geen enkele twijfel. Er is niets dat op een onrechtmatigheid duidt. Wat wil je hier in vredesnaam meer achter zoeken? Zelfmoord plegen is in Nederland geen misdrijf.”

De Cock zuchtte.

“Ik wil weten hoe een aanvankelijk vrolijke en gezonde jongeman zo in zielennood kan geraken, dat hij de hand aan zichzelf slaat.”

“Wat interesseert jou dat?”

“Het interesseert mij als mens. De zelfmoord van Van Nuenen intrigeert mij.”

“Elke zelfmoord is intrigerend,” reageerde Vledder fel.

“Een mens maakt niet zomaar een eind aan zijn leven.”

Hij maakte een gebaar van wanhoop en boog zich ver naar voren.

“En stel,” ging hij geëmotioneerd verder, “dat je het hoe en waarom van zijn daad zou achterhalen, dat je exact zou weten wat zijn drijfveren waren. Wat heb je daaraan? Je brengt Hendrik van Nuenen daarmee niet meer tot leven.”

De Cock boog zijn hoofd en zweeg. De oude rechercheur kon de aanval van zijn jonge collega niet pareren. Hij had daarvoor geen wezenlijke argumenten. Vledder had gelijk. Het had in feite geen nut om verder naar de achtergronden van de zelfmoord van Hendrik van Nuenen te gaan zoeken. Hij kende geen enkele wettelijke bepaling of overweging die een dergelijk gedrag steunde of rechtvaardigde.

De Cock stond van zijn stoel op en begon in een waggelende slenterpas door de kamer te stappen. In de slome cadans van zijn tred lieten zijn gedachten zich gemakkelijker ordenen. Wat dreef hem? Niets, althans ambtelijk niets. Het was alleen een onbestemd gevoel, dat sluipend door zijn aderen kroop en dat hem zei dat er achter de zelfmoord van die jongeman meer stak dan de wens om te sterven.

De Cock keek de vrouw die op de stoel naast zijn bureau had plaatsgenomen, onderzoekend aan. Hij schatte haar op achter in de dertig. Ze had lang, dik, donkerblond haar, dat strak langs haar smal gezicht hing. De hartvormige lippen van haar kleine mond waren iets aangezet in ceriserood. Een lange grijze regenjas verhulde al haar vormen.

De oude rechercheur krabde zich achter in de nek. De vrouw was naar zijn mening zeker geen uitdagende schoonheid die mannen op wilde gedachten bracht.

“U…eh, u bent Marga ter Braak?”

In zijn stem trilde enige twijfel.

De vrouw knikte.

“De heer Van Loosduinen ze mij dat ik me bij u moest vervoegen.”

De Cock bracht een beminnelijke glimlach.

“Ik wilde even met u praten. Wij zijn gisteravond geconfronteerd met de tragische dood van Hendrik van Nuenen. Zijn plotseling overlijden heeft bij ons enige vragen opgeroepen.”

Marga ter Braak stak haar kin iets omhoog.

“Zoals?”

“Hoe…eh, hoe Hendrik van Nuenen zo in zielennood heeft kunnen geraken, dat hij tot zijn daad kwam.”

Marga keek hem strak aan.

“Moet ik dat weten?”

De Cock strekte zijn rechterarm naar de vrouw uit.

“Misschien speelt u in dat proces wel een grote rol.”

Marga verschoof iets op haar stoel.

“Heeft de heer Van Loosduinen het u niet verteld?”

De Cock plukte aan het puntje van zijn neus.

“Wat?” vroeg hij overbodig.

“Hendrik van Nuenen heeft mij een paar weken geleden, toen wij ‘s-avonds samen op de afdeling overwerkten, met geweld over zijn bureau heen gedrukt en mij verkracht.”

“En wat heeft dat met de zelfmoord van de heer Van Nuenen te maken?” vroeg De Cock. Marga ter Braak keek hem verwonderd aan.

“Hij zal bang zijn geweest dat ik bij de zedenpolitie aangifte van die verkrachting zou doen.”

“Hebt u dat overwogen?”

Marga knikte nadrukkelijk.

“Zeker.”

“En de heer Van Nuenen wist dat?”

“Absoluut. De heer Van Loosduinen heeft hem dat persoonlijk medegedeeld.”

“Op uw verzoek?”

“Hoe bedoelt u dat?”

“Hebt u aan de heer Van Loosduinen gevraagd om dat te doen?”

Marga toonde enige verwarring. Ze schudde haar hoofd.

“Niet op mijn verzoek. Ik denk dat de heer Van Loosduinen als chef van onze afdeling dat gepast vond.”

De Cock knikte begrijpend.

“Hebt u na die…eh, die verkrachting nog contact met de heer Van Nuenen gehad?”

“Nee.”

“Hebt u hem zijn daad verweten?”

“Wanneer?”

“Op het moment dat hij u overweldigde, of later?”

“Wij hebben geen woorden samen gewisseld.”

“Hebt u zich niet verweerd, hebt u geroepen dat hij het niet moest doen?”

“Nee.”

De Cock slikte.

“Het was een…eh, een emotieloze verkrachting?”

Marga ter Braak keek hem aan. In haar ogen lag een blik Van hulpeloosheid.

“Wat…eh, wat wilt u daarmee zeggen?”

De Cock boog zich iets naar haar toe.

“Dat ik geloof, dat er nooit een verkrachting is geweest…dat u die gehele affaire hebt verzonnen.”

Marga antwoordde niet. Ze liet haar hoofd zakken en vouwde haar handen.

De Cock zakte in zijn stoel terug en wachtte. Eerst na enige minuten boog hij zich weer naar haar toe.

“Ik vraag u nogmaals,” sprak hij vriendelijk, “hebt u die verkrachting verzonnen?”

Marga ter Braak schudde haar hoofd.

“Dat heb ik niet.”

De Cock fronste zijn wenkbrauwen.

“Die heeft dus werkelijk plaatsgevonden?”

Marga schudde opnieuw haar hoofd.

“Er was geen verkrachting.”

De Cock keek haar verward aan.

“Hoe is,” vroeg hij vertwijfeld, “die hele verkrachtingsaffaire dan ter sprake gekomen?”

Marga ter Braak zuchtte diep.

“Ik heb die niet verzonnen…maar de heer Van Loosduinen.”