Toen ik thuiskwam zat vader aan de keukentafel en had hij avondeten voor me gemaakt. Hij droeg een houthakkershemd. Het eten was witte bonen in tomatensaus met broccoli en twee plakken ham en alles lag zo op het bord dat het elkaar niet raakte.
Hij zei: “Waar ben je geweest?”
En ik zei: “Ik ben weg geweest.” Dit heet een leugentje om bestwil. Een leugentje om bestwil is helemaal geen leugen. Het is als je de waarheid vertelt maar niet de hele waarheid. Dat betekent dat alles wat je zegt een leugentje om bestwil is, want als iemand bijvoorbeeld zegt: “Wat wil je vandaag doen?” zeg jij: “Ik wil tekenen met mevrouw Peters”, maar je zegt niet: “Ik wil tussen de middag mijn boterhammen opeten en ik wil naar de wc en ik wil na school naar huis en ik wil met Toby spelen en ik wil mijn avondeten en ik wil op mijn computer spelen en ik wil naar bed.” En ik vertelde een leugentje om bestwil omdat ik wist dat vader niet wilde dat ik een detective was.
Vader zei: “Ik ben net gebeld door mevrouw Shears.”
Ik begon mijn witte bonen en broccoli en twee plakken ham op te eten.
Toen vroeg vader: “Wat liep je nou weer in haar tuin te snuffelen?”
Ik zei: “Ik deed speurwerk om te ontdekken wie Wellington heeft vermoord.”
En vader zei: “Hoe vaak moet ik het nog zeggen, Christopher?”
De witte bonen en de broccoli en de ham waren koud maar dat vond ik niet erg. Ik eet heel langzaam dus mijn eten is bijna altijd koud.
Vader zei: “Ik zei toch dat je je neus niet in andermans zaken moest steken.”
Ik zei: “Ik denk dat meneer Shears Wellington waarschijnlijk heeft vermoord.”
Vader zei niets.
Ik zei: “Hij is mijn Hoofdverdachte. Want ik denk dat iemand Wellington misschien heeft vermoord om mevrouw Shears verdrietig te maken. En een moord wordt meestal gepleegd door iemand die…”
Vader sloeg heel hard met zijn vuist op tafel zodat de borden en zijn mes en vork opsprongen en mijn ham opzij sprong zodat hij de broccoli raakte waardoor ik de ham en de broccoli niet meer kon eten.
Toen schreeuwde hij: “Ik wil die man z’n naam niet horen in mijn huis.”
Ik vroeg: “Waarom niet?”
En hij zei: “Die man is slecht.”
En ik zei: “Betekent dat dat hij Wellington vermoord kan hebben?”
Vader legde zijn hoofd in zijn handen en zei: “Niet te geloven.”
Ik zag wel dat vader kwaad op me was, dus ik zei: “Ik weet wel dat je zei dat ik me niet met andermans zaken moest bemoeien, maar mevrouw Shears is een vriendin van ons.”
En vader zei: “Dat is ze nu niet meer.”
En ik vroeg: “Waarom niet?”
En vader zei: “Goed, Christopher. Ik zeg dit voor de allerlaatste keer. Ik zeg het niet nog een keer. Kijk me verdomme aan als ik tegen je praat. Kijk me aan. Je vraagt mevrouw Shears niets meer over wie die rothond heeft vermoord. Je vraagt niemand meer iets over wie die rothond heeft vermoord. Je stopt nu onmiddellijk met dat belachelijke detectivegedoe.”
Ik zei niets.
Vader zei: “Ik ga het je laten beloven, Christopher. En je weet wat het betekent als ik je iets laat beloven.”
Ik wist inderdaad wat het betekende als je zegt dat je iets belooft. Dan moet je zeggen dat je iets nooit meer doet en dan mag je het ook nooit meer doen anders wordt je belofte een leugen. Ik zei: “Dat weet ik.”
Vader zei: “Beloof me dat je hiermee ophoudt. Beloof me dat je nu onmiddellijk met dit belachelijke gedoe stopt, goed?”
Ik zei: “Dat beloof ik.”