211

Toen vroeg ik me af of ik had moeten uitstappen omdat de trein net in Londen was gestopt en werd ik bang, want als de trein ergens anders heen ging zou dat een plek zijn waar ik niemand kende.

En toen ging er iemand naar de wc en kwam weer naar buiten en zag me niet. En ik rook de poep, en die rook anders dan de poep die ik had geroken toen ik op de wc was.

En toen deed ik mijn ogen dicht en deed nog een paar wiskunde-vraagsrukken zodat ik niet dacht aan waar ik heen ging.

En toen stopte de trein weer, en ik dacht erover om van de plank af te komen en mijn tas te gaan halen en uit de trein te stappen. Maar ik wilde niet dat de agent me vond en naar vader bracht, dus ik bleef op de plank en verroerde me niet, en deze keer zag niemand me.

En toen herinnerde ik me dat er in een van de lokalen op school een kaart aan de muur hing, en dat was een kaart van Engeland en Schotland en Wales en daar kon je op zien waar alle plaatsen lagen en ik haalde me de kaart voor ogen met Swindon en Londen, en die zag er zo uit:

En ik had steeds op mijn horloge gekeken sinds de trein om 12:59 uur was vertrokken. En de eerste keer was hij om 13:16 uur gestopt wat 17 minuten later was. En nu was het 13:39 uur wat 23 minuten na de eerste stop was, wat betekende dat we bij de zee waren als de trein geen grote boog maakte. Maar ik wist niet of hij een grote boog maakte.

En toen stopte hij nog 4 keer en er kwamen 4 mensen die tassen van de planken af haalden en 2 mensen zetten tassen op de planken, maar niemand kwam aan de grote koffer die voor me stond en er was maar één iemand die me zag en die zei: “Jij bent knap gestoord, vader,” en dat was een man in een pak. En er gingen 6 mensen naar de wc maar ze deden gelukkig niets wat ik kon ruiken.

En toen stopte de trein en kwam er een mevrouw in een gele regenjas die de grote koffer weghaalde en zij zei: “Heb jij hier aan gezeten?”

En ik zei: “Ja.”

En toen ging ze weg.

En toen kwam er een man naast de plank staan die zei: “Kom eens kijken, Barry. Ze hebben een soort treinkabouter.”

En toen kwam er nog een man die naast hem ging staan en zei: “Zouden we zo zat zijn?”

En de eerste man zei: “Misschien moeten we hem wat nootjes voeren.”

En de tweede man zei: “Jij bent hier de noodfiguur.”

En de eerste zei: “Kom op, moven, mafkees. Ik moet meer bier hebben voor ik nuchter word.”

En toen gingen ze weg.

En toen werd het heel stil in de trein en hij bleef staan en ik hoorde niemand meer. Dus besloot ik van de plank af te komen en mijn tas te pakken en te kijken of de agent nog steeds op de bank zat.

Dus kwam ik van de plank af en ik keek door de deur heen, maar de agent zat er niet. En mijn tas was ook weg, waar Toby’s voer in zat en mijn wiskundeboeken en mijn schone onderbroeken en mijn hemd en shirt en het sinaasappelsap en de melk en de clementines en de vanillekoekjes en de witte bonen.

En toen hoorde ik voetstappen en ik draaide me om en het was een andere agent, niet die in de trein had gezeten, en ik zag hem door de deur heen inde coupé en hij keek onder de stoelen en banken. En ik besloot dat ik agenten niet meer zo leuk vond, dus ik stapte de trein uit.

En toen ik zag hoe groot de ruimte was waar de trein in stond en ik hoorde hoeveel lawaai er was en hoe al het geluid weergalmde moest ik even op de grond knielen omdat ik dacht dat ik ging vallen. En terwijl ik op de grond geknield zat dacht ik na over welke kant ik op moest lopen, en ik besloot te gaan lopen in de richting waarin de trein reed toen die het station binnenkwam want als dit het eindstation was, lag Londen die kant uit.

Dus ik kwam overeind en deed net of er evenwijdig aan de trein een dikke rode lijn over de grond liep naar het hek aan de ingang van het perron en ik liep over die lijn en ik zei weer: “Links, rechts, links, rechts…” net als eerder.

En toen ik bij het hek kwam zei een man tegen me: “Ik geloof dat ze je zoeken, jochie.”

En ik zei: “Wie zoekt me dan?” want ik dacht dat het moeder misschien was en dat die agent in Swindon haar had opgebeld met het nummer dat ik hem had gegeven.

Maar hij zei: “Een agent.”

En ik zei: “Dat weet ik.”

En hij zei: “O. Oké.” En toen zei hij: “Als jij hier dan wacht, ga ik het ze zeggen”, en hij liep terug langs de trein.

Dus liep ik door. En het voelde nog steeds alsof die ballon in mijn borst zat en het deed zeer en ik hield mijn handen voor mijn oren en ik ging midden in die grote ruimte tegen de muur van een winkeltje staan waarop Hotel en Theater Reserveringen Tel: 0207 402 5164 stond en toen haalde ik mijn handen van mijn oren en ik kreunde om het lawaai niet te horen en ik keek de grote ruimte rond naar alle bordjes om te zien of dit Londen was. En op de bordjes stond:

Maar na een paar seconden zagen ze er zo uit:

want het waren er te veel en mijn hersens werkten niet goed en daar werd ik bang van dus deed ik mijn ogen weer dicht en telde ik langzaam tot 50 maar zonder de derdemachten erbij te doen. En ik bleef daar staan en deed mijn zakmes in mijn zak open om me een veilig gevoel te geven en ik hield het stevig vast.

En toen maakte ik een buisje van mijn hand met mijn vingers en ik deed mijn ogen open en keek door het buisje heen zodat ik maar één bordje tegelijk zag en na lange tijd zag ik een bordje met INFORMATIE en dat hing boven het loket van een winkeltje.

En er kwam een man naar me toe en hij droeg een blauw jasje en een blauwe broek en hij had bruine schoenen en hij droeg een boek in zijn hand en hij zei: “Jij bent vast de weg kwijt.”

Dus haalde ik mijn zakmes te voorschijn.

En hij zei: “Ho. Ho. Ho. Ho. Ho,” en hij stak allebei zijn handen omhoog met zijn vingers uitgespreid in een waaier, alsof hij wilde dat ik mijn vingers in een waaier uitspreidde en tegen zijn vingers hield omdat hij wilde zeggen dat hij van me hield, maar hij deed het met allebei zijn handen, niet één hand zoals vader en moeder, en ik kende hem niet.

En toen liep hij achteruit weg.

Dus ik liep naar de winkel waar INFORMATIE boven stond en ik voelde mijn hart heel hard slaan en ik hoorde een geluid als van de zee in mijn oren. En toen ik bij het loket kwam zei ik: “Is dit Londen?” maar er zat niemand achter het loket.

En toen kwam er iemand achter het loket zitten en het was een mevrouw en ze was zwart en ze had lange nagels die roze geverfd waren en ik zei: “Is dit Londen?”

En zei zij: “Nou en of, schat.”

En ik zei: “Is dit Londen?”

En zij zei: “Dat is het zeker.”

En ik zei: “Hoe kom ik naar Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG?”

En zij zei: “Waar is dat?”

En ik zei: “Het is Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG. En soms kun je ook schrijven Chapter Road 451c, Willesden, Londen NW2 5NG.”

En die mevrouw zei tegen me: “Neem de ondergrondse naar Willesden Junction, schat. Of Willesden Green. Daar moet het ergens in de buurt zijn.”

En ik zei: “De ondergrondse wat?”

En zij zei: “Neem je me in de maling?”

En ik zei niets.

En zij zei: “Daar. Zie je die grote trap met die roltrap? Zie je dat bord? Met UNDERGROUND. Dat is de ondergrondse, oftewel de metro. Neem de Bakerloo Line naar Willesden Junction of de Jubilee Line naar Willesden Green. Gaat het wel, schat?”

En ik keek waar ze wees en er was een grote trap die de grond in liep en er hing een groot bord boven dat er zo uitzag:

En ik dacht: Dit kan ik, want ik deed het heel goed en ik was in Londen en ik zou mijn moeder vinden. En ik moest bij mezelf denken: De mensen zijn net koeien in de wei, en ik hoefde alleen maar de hele tijd vóór me te kijken en op het plaatje van de grote ruimte in mijn hoofd een rode streep op de grond te denken en die te volgen.

En ik liep de grote ruimte door naar de roltrap. En ik hield mijn zakmes in mijn zak vast en ik hield Toby in mijn andere zak vast zodat hij niet kon ontsnappen.

En de roltrap was een trap die bewoog en mensen gingen erop staan en werden naar beneden gedragen en ik moest erom lachen want ik had er nog nooit op een gestaan en het was net iets uit een sciencefictionfilm over de toekomst. Maar ik wilde hem niet gebruiken dus nam ik de gewone trap.

En toen was ik in een kleinere ruimte onder de grond en er waren een heleboel mensen en er waren pilaren met blauwe lichten in de grond eromheen en die vond ik leuk, maar de mensen vond ik niet leuk, dus ik zag net zo’n fotohokje als waar ik de 25de maart 1994 in was gegaan voor een foto voor mijn paspoort, en ik ging het fotohokje in want het was net een kast en het voelde daar veiliger en ik kon langs het gordijn naar buiten kijken.

En ik deed speurwerk door op te letten en ik zag dat mensen kaartjes in grijze hekjes stopten en doorliepen. En sommige van die mensen kochten een kaartje bij grote zwarte automaten aan de muur.

En ik keek naar 47 mensen die dit deden en ik onthield wat je moest doen. Toen stelde ik me een rode streep op de grond voor en ik liep naar de muur waar een poster hing en dat was een lijst van plekken waar je heen kon en die was alfabetisch en ik zag Willesden Green en er stond £2,20 en toen ging ik naar een van de automaten en er was een schermpje waarop stond KIES KAARTJE en ik drukte op de knop die de meeste mensen hadden ingedrukt en dat was ENKELE REIS VOLWASSENE en £2,20 en op het scherm kwam £2,20 INWERPEN en ik stopte 3 munten van £1 in de gleuf en er klonk een rinkelend geluid en op het scherm kwam KAARTJE EN WISSELGELD UITNEMEN en er zat een kaartje in een klein gat onder in de automaat, met een munt van 50 pence en een munt van 20 pence en een munt van 10 pence en ik deed de munten in mijn zak en ik liep naar een van de grijze hekjes en ik stopte mijn kaartje in de gleuf en dat werd opgezogen en kwam er aan de andere kant van het hekje weer uit. En iemand zei: “Schiet eens op”, en ik maakte het geluid van een blaffende hond en ik liep naar voren en nu klapte het hekje neer en ik pakte mijn kaartje zoals andere mensen deden en ik vond het grijze hekje leuk want dat was ook net iets uit een sciencefictionfilm over de toekomst.

En toen moest ik uitzoeken welke kant ik op moest, dus ik ging tegen een muur staan zodat mensen niet tegen me aan kwamen, en er was bordje met BAKERLOO LINE en een met DISTRICT AND CIRCLE LINE maar niet een met JUBILEE LINE zoals die mevrouw had gezegd, dus maakte ik een plan en dat was naar Willesden Junction gaan met de Bakerloo Line.

En er was nog een bord met Bakerloo Line en dat zag er zo uit:

En ik las alle woorden en ik vond WILLESDEN JUNCTION dus ik volgde de pijl in de richting ⇐ en ik ging de tunnel aan de linkerkant door en er liep een afrastering midden door de tunnel en de mensen liepen rechtdoor aan de linkerkant en kwamen van de andere kant aan de rechterkant net als op een weg, dus ik liep aan de linkerkant en de tunnel boog naar links en toen waren er nog meer hekjes en een bord met BAKERLOO LINE en dat wees naar beneden langs een roltrap, dus ik moest de roltrap af en ik moest me aan de rubberen leuning vasthouden maar die bewoog ook dus ik viel niet om en er stonden mensen vlak bij me en ik wilde ze slaan zodat ze zouden weggaan maar ik sloeg ze niet vanwege de vermaning.

En toen was ik onder aan de roltrap en moest ik er afspringen en ik struikelde en botste tegen iemand op en die zei: “Kalm aan,” en je kon twee kanten op en de ene kant was NOORD en die kant ging ik op want WILLESDEN stond in de bovenste helft van de kaart en op kaarten is Noord altijd boven.

En toen was ik in een ander treinstation maar dit was heel klein en het was in een tunnel en er was maar één spoor en de muren waren hol en bedekt met grote reclames en er stond UITGANG en LONDON’S TRANSPORT MUSEUM en STA EVEN STILL BIJ UW BEROEPSKEUZE en JAMAICA en NIET ROKEN en LAAT U VERVOEREN en LAAT U VERVOEREN en LAAT U VERVOEREN en HALTES VOORBIJ QUEENS PARK; NEEM DE EERSTE TREIN EN STAP ZO NODIG OVER IN QUEENS PARK en HAMMERSMITH AND CITY LINE en U BENT DICHTERBIJ DAN MIJN FAMILIE OOIT KOMT. En er stonden een heleboel mensen in het kleine stationnetje en het was onder de grond dus er waren geen ramen en dat vond ik niet leuk, dus zocht ik een plek om te zitten en dat was op een bankje en ik ging aan het eind van het bankje zitten.

En toen begonnen er een heleboel mensen het kleine stationnetje in te komen. En er ging iemand aan het andere eind van het bankje zitten en het was een mevrouw die een zwart koffertje had en paarse schoenen en een broche in de vorm van een papegaai. En er bleven maar mensen het kleine stationnetje inkomen zodat het er nog drukker werd dan in het grote station. En toen kon ik de muren niet meer zien en de achterkant van iemands jack kwam tegen mijn knie en ik voelde me misselijk en ik begon heel hard te kreunen en de mevrouw op het bankje stond op en niemand anders ging zitten. En ik voelde me zoals ik me voelde toen ik griep had en de hele dag in bed moest blijven en het overal zeer deed en ik niet kon lopen of eten of slapen of wiskunde doen.

En toen klonk er een geluid alsof mensen met zwaarden vochten en ik voelde een harde wind en het begon te bulderen en ik deed mijn ogen dicht en het gebulder werd harder en ik kreunde heel hard maar ik kreeg het niet weg uit mijn oren en ik dacht dat het kleine stationnetje ging instorten of dat er ergens een grote brand was en dat ik dood zou gaan. En toen veranderde het bulderen in kletteren en gieren en het werd langzaam minder en toen stopte het en ik hield mijn ogen dicht want ik voelde me veiliger als ik niet zag wat er gebeurde. En toen hoorde ik weer mensen bewegen omdat het stiller was. En toen ik mijn ogen opendeed zag ik eerst niets omdat er te veel mensen waren. En toen zag ik dat ze in een trein stapten die er eerst niet was en die trein was het gebulder. En er liep zweet langs mijn gezicht onder mijn haar uit en ik zat te janken, niet kreunen maar anders, zoals een hond die zijn poot heeft bezeerd en ik hoorde het geluid maar besefte eerst niet dat ik het maakte.

En toen gingen de treindeuren dicht en de trein begon te rijden en hij bulderde weer maar deze keer niet zo hard en er kwamen 5 wagons langs en hij reed de tunnel aan het eind van het kleine stationnetje in en toen was het weer stil en de mensen gingen allemaal de tunnels in die het kleine stationnetje uit liepen.

En ik zat te beven en ik wilde dat ik weer thuis was, en toen besefte ik dat ik niet thuis kon zijn omdat vader daar was en hij had gelogen en Wellington vermoord, wat betekende dat het mijn thuis niet meer was, mijn thuis was nu Chapter Road 451c, Londen NW2 5NG en ik werd er bang van dat ik iets als Ik wou dat ik weer thuis was had gedacht want dat betekende dat mijn geest niet goed werkte.

En toen kwamen er meer mensen het kleine stationnetje in en het werd er voller en toen begon het gebulder weer en ik deed mijn ogen dicht en ik zweette en voelde me misselijk en ik had het gevoel van de ballon in mijn borst en die was zo groot dat ik moeite had om adem te halen. En toen gingen de mensen weg met de trein en was het kleine stationnetje weer leeg. En toen werd het er weer vol met mensen en kwam er weer een trein met hetzelfde gebulder. En het was precies als die keer dat ik griep had want ik wilde dat het ophield, zoals je gewoon de stekker van een computer uit de muur kan trekken als hij vastloopt, want ik wilde gaan slapen zodat ik niet hoefde te denken want ik kon alleen maar denken hoeveel pijn het deed want er was geen ruimte voor iets anders in mijn hoofd, maar ik kon niet gaan slapen en ik moest daar blijven zitten en ik kon niets anders doen dan wachten en pijn voelen.