En toen ik sliep had ik een van mijn lievelingsdromen. Soms heb ik hem overdag, maar dan is het een dagdroom. Maar ik heb hem ook vaak ‘s-nachts.
En in die droom is bijna iedereen op aarde dood omdat ze met een virus zijn besmet. Maar het is geen gewoon virus. Het is als een computervirus. En mensen krijgen het door de betekenis van iets wat een besmet iemand zegt en de betekenis van wat die persoon met zijn gezicht doet wanneer hij het zegt, wat betekent dat mensen het ook kunnen krijgen door naar een besmet iemand op televisie te kijken, wat betekent dat het zich heel snel over de wereld verspreidt.
En als mensen het virus krijgen zitten ze alleen maar op de bank en doen niets en ze eten of drinken niet en dus gaan ze dood. Maar soms heb ik andere versies van de droom, zoals wanneer je twee versies van een film kan zien, de gewone versie en de Director’s Cut, zoals bij Blade Runner. En in sommige versies van de droom zorgt het virus ervoor dat ze met hun auto’s verongelukken of de zee in lopen en verdrinken, of in een rivier springen, en ik vind deze versie beter omdat er niet overal lichamen van dode mensen liggen.
En uiteindelijk zijn er op de wereld alleen nog maar mensen over die niet naar het gezicht van andere mensen kijken en die niet weten wat deze plaatjes betekenen:
en dat zijn allemaal speciale mensen zoals ik. En die zijn graag alleen en ik zie ze bijna nooit want ze zijn net als okapi’s in het oerwoud van Kongo, dat zijn een soort antilopen die heel schuw en zeldzaam zijn.
En ik kan overal ter wereld heen gaan als ik dat wil en ik weet dat niemand tegen me gaat praten of me gaat aanraken of me iets gaat vragen. Maar als ik nergens heen wil is dat ook goed en kan ik thuisblijven en de hele tijd broccoli en sinaasappels en dropveters eten, of ik kan een week lang computerspelletjes doen, of ik kan gewoon in de hoek van de kamer gaan zitten en met een munt heen en weer gaan over de ribbels van de radiator. En ik zou niet naar Frankrijk hoeven.
En ik ga vaders huis uit en ik loop door de straat, en het is heel stil ook al is het midden op de dag en ik hoor geen enkel geluid behalve zingende vogels en wind en soms instortende gebouwen in de verte, en als ik heel dicht bij een stoplicht ga staan hoor ik een klikje als het licht verspringt.
En ik ga andermans huizen in en speel voor detective en ik kan de ramen inslaan om binnen te komen want de mensen zijn dood en het maakt toch niet uit. En ik ga winkels in en pak dingen die ik hebben wil, zoals roze koekjes of PJ’s Frambozen en Mango Milkshake of computerspelletjes of boeken en video’s.
En ik haal een ladder van vaders bestelwagen en ik klim het dak op, en als ik bij de rand van een dak kom leg ik de ladder over de kloof en klim ik naar het volgende dak, want in een droom mag je alles.
En dan vind ik iemands autosleutels en ik stap in zijn auto en ik ga rijden, en het geeft niet of ik tegen dingen aan bots en ik rijd naar de zee, en ik parkeer de auto en ik stap uit en het giet van de regen. En ik pak een ijsje uit een winkel en eet het op. En dan loop ik naar het strand. En het strand ligt vol zand en grote stenen en er staat een vuurtoren op een landtong maar het licht brandt niet want de vuurtorenwachter is dood.
En ik ga in de branding staan en die rolt over mijn schoenen heen. En ik ga niet zwemmen voor als er soms haaien zijn. En ik kijk naar de horizon en ik pak mijn lange metalen liniaal en hou hem omhoog langs de lijn tussen de zee en de lucht en ik laat zien dat die lijn een kromme is en dat de aarde rond is. En zoals het water over mijn schoenen heen rolt en dan weer terugzakt is het een ritme, zoals bij muziek of trommelen.
En dan haal ik droge kleren uit het huis van een familie die dood is. En ik ga naar huis, naar vaders huis, alleen is het vaders huis niet meer, het is mijn huis. En ik maak wat Gobi Aloo Sag met rode kleurstof en een aardbeienmilkshake om erbij te drinken, en dan kijk ik naar een video over het Zonnestelsel en ik doe wat computerspelletjes en ik ga naar bed.
En dan is de droom klaar en ben ik gelukkig.