7

Bobby Bobby Bobby.

jonas is dertien en ze hebben zijn hoofd in de jongens-wc gehouden en toen doorgetrokken en als hij thuiskomt ligt zijn vader onder een auto in de garage te sleutelen en blijft precies zo liggen. En de keuken is een smerige bende en de koelkast is leeg en de huiskamer staat vol asbakken met oude peuken erin. Dan gaat jonas Nilsen naar bed en denkt aan Bobby, die een tongpiercing heeft, die strakke T-shirts draagt, die schouders heeft die schudden als ze lacht.

jonas stelt zich voor dat hij en Bobby naar de bioscoop van Krattbo gaan. Bobby’s vader haalt en brengt ze met plezier. Geen enkel probleem voor hem. Hij vindt het leuk voor Bobby dat ze een vriendje heeft. Bobby’s vader haalt ze op in een mooie nieuwe Volvo en in de auto praat Bobby honderduit over wat ze gezien hebben en dan vraagt Bobby’s vader of jonas plannen voor het weekend heeft. Jonas zegt nee.

Wil je dan misschien met ons mee naar ons vakantiehuisje, jonas?

Bobby slaat haar armen om jonas’ nek en fluistert toeoeoe-oe, toeoeoeoe, ga met ons mee naar ons vakantiehuisje, Jonas.

Kan het echt wel?” vraagt Jonas beleefd. Ze moeten hem overhalen. Maar ten slotte zegt hij ja.

Dan gaat hij rechtop zitten en haalt een schrijfblok uit zijn bureau en schrijft zijn moeder om haar te vertellen dat hij met Bobby en haar familie meegaat naar hun vakantiehuisje. Er zitten postzegels in een klein bakje op zijn bureau. Hij maakt

de enveloppe dicht, schrijft het adres op de voorkant, plakt de postzegel erop en legt de brief op zijn nachtkastje voor hij gaat liggen en zijn ogen dichtdoet. Nu voelt hij zich beter.

 

Tone had geen diamantjes in haar tanden. Ze had geen nagellak. Ze had jesus is my saviour op haar T-shirt staan. Het zat strak om haar borstkas en losjes om haar buik. Tone was dun en dik tegelijk. Dun en dik op precies de goede plaatsen. En aan haar hoofd mankeerde ook niets. Als Marius een vraag stelde, stak ze altijd haar hand omhoog.

Soms stak ze zelfs haar hand op als hij niets had gevraagd.

“Weet u een goede website als we zelf nog wat meer over de Phoeniciërs willen lezen?”

“O godsamme.”

Dat was Wendy, die achter hen zat te kreunen. Wendy wilde niets meer over de Phoeniciërs lezen. Het was vrijdag. Wendy wilde Ringnes-etiketten lezen.

“Je vindt vast wel iets als je op zoek gaat,” zei Marius.

“Maar niet alles wat je op internet vindt, is betrouwbaar,” zei Tone. “Ik dacht dat u misschien wat tips voor ons had.”

“In godsnaam,” zei Wendy. “Ik heb een tip voor jou, Tone. Hou op met Marius te slijmen. Het is zinloos. He’s way out of your league.”

Wendy hield niet van stuudjes. Ze vond dat stuudjes op de brandstapel moesten. Ze wilde herinvoering van de doodstraf voor mensen die naar tienen streefden. Wendy had altijd een zes. Dat vond ze een cijfer waarmee je voor de dag kunt komen.

Iemand kirde vanaf de achterste rij. Ingrid lachte. Op een speciale manier. Alsof ze het voor de spiegel had geoefend. Wendy glimlachte naar haar. Dankbaar. Een dankbare glimlach.

“Ik stel voor dat we ons tot het onderwerp beperken,” zei Marius.

“Maar jij bent het onderwerp,” zei Wendy en ze glimlachte haar diamanten glimlach. “Je hebt de laatste tijd zulke coole kleren aan dat…Wij zien alles, hoor Marius.Toch, Ingrid? Zeiden we niet pas nog tegen elkaar: Marius scrubs up well!”

“En of,” zei Ingrid. “We vinden je leuk, Marius.”

Wendy had er zin in. Ze was in vorm. Roar deed zijn ogen dicht en liet zijn hoofd achterovervallen. Roar was een van Wendy’s exen. Hij had drie piercings in zijn lip en twee in zijn wenkbrauwen. Hij was niet bang voor pijn. Toen ze nog bij de kleuters zaten, had Roar Jonas op een dag aan de kraag van zijn blouse in een appelboom opgehangen.

“Stoere bink,” zei Wendy. “Heb je een vrouw aan de haak geslagen?”

Jonas dacht dat Marius kwaad zou worden, maar dat gebeurde niet. Jonas kon niet alles voorspellen. Vooral niet wat Marius betrof. Marius had hulp nodig. Dat was het enige dat vaststond. Het zou slecht aflopen met Marius als hij geen hulp kreeg van iemand die het goed met hem voorhad.

“Heb je een vrouw aan de haak?”

“Wie weet,” zei Marius.

“O-ooooooo!” riep Ingrid.

Wendy trommelde met haar vingers op haar tafeltje.

“Wie weet, wie weet! We zijn er nog niet, maar wie weet! Hoor je dat, Tone. Hij is al bezet. Helaas.”

Je zou verwachten dat Tone zich gedeisd zou houden. Je zou verwachten dat ze iets over de Phoeniciërs zou gaan lezen en doen alsof er niets was gebeurd. Maar dat deed ze niet. Ze draaide zich naar Wendy om.

“Wil jij zelf een tip, Wendy? Hou op met roken. Je stinkt.”

En plotseling gebeurde er iets met Tones gezicht. De kleur ervan. Jonas zag het. Wendy moest het ook gezien hebben want ze beet op haar lip, ze wist wat er komen ging voordat Tone het zelf wist.

“Mag dat, roken in het bijgebouw, Marius?” Het werd doodstil. En in die stilte keek Tone naar Jonas. En glimlachte. Ze had grijze tanden. Ze waren niet wat je noemt mooi. En toch waren ze mooi. Want het was een echte glimlach. Geen van de meisjes in de klas had ooit op die manier naar Jonas Nilsen geglimlacht. Ze hadden afwezig geglimlacht. Ze hadden chagrijnig geglimlacht als hij vroeg wat voor maat bh ze hadden. Ze hadden nooit geglimlacht alsof ze vonden dat hij erbij hoorde. Jonas Nilsen had nooit ergens bij gehoord. Maar Tone glimlachte op die manier. Haar glimlach was grijs. Lelijk. Mooi.

“Volgens mij mag het niet,” zei ze zo zacht dat hij de enige was die het kon horen.

 

Je kunt niet met alles wegkomen. Niet alles pakt goed uit. Het pakt niet goed uit als je met honderd kilometer per uur door de woonwijk naar huis rijdt na een feest. Het pakt niet goed uit als je probeert Wendy voor schut te zetten.

Je krijgt de straf die je verdient.

Je gaat naar de gevangenis of je krijgt je straf in de meis-jes-wc.

Iedereen weet dat. Iedereen wist dat.

Het was een oude wc, die in het bijgebouw, het bijgebouw was nooit opgeknapt. Graffiti en kauwgom achter alle deuren. Spiegels voor de helft aan scherven en zwarte randen in de wc-potten. Het schoolbestuur was van plan geweest om het gebouw af te breken. Aan plannen geen gebrek. Waar gebrek aan was, dat was geld voor luxe-wc’s met spiegelwan-den. Aan schoonmaken en goede manieren en leraren die alle hoeken en gaten van de Krattbo Scholengemeenschap inspecteerden.

Jonas Nilsen stond buiten en zag ze achter Tone aan naar binnengaan.

Hij had gauw een leraar kunnen halen.

Hij had iets kunnen zeggen.

Maar hij bleef staan en luisterde naar het geluid van het water toen ze achter elkaar bleven doortrekken. Alsof het niet een meisje was dat voor de eerste keer kopje-onder ging in de wc, maar een oude grap die keer op keer op keer werd verteld.

 

Die middag ging Jonas op zijn bed liggen. Hij had het bruine pak op zijn buik. Het was nog dicht. Hij peuterde aan het touwtje, waar een stevige knoop in zat.

Hij had niet veel porno gelezen.

Een beetje.

Hij kende het vooral van internet. Maar op school mocht je internet niet gebruiken om naar porno te zoeken. Er was parental control op school. Als je op Google zocht naar Me-gatieten, dan kwam de directrice daarachter. Vooral wanneer Jonas zoiets deed. Hij had een speciale positie. De school hield Jonas in een zeer stevige greep. Zijn vader vond dat een goede zaak. Je moest andermans grenzen respecteren. Vooral die van de directrice. Dat snapte Jonas toch wel?

“Ja.”

Jonas zei ja, maar hij bedoelde nee. De directrice zou er geen last van hebben als hij op Google zocht naar Megatie-ten. Niemand zou er last van hebben. Hij zocht geen echte levende meisjes, hij zocht meisjes uit Florida, USA. Amerikaanse Tieten in Bikini. Daar mocht je ook al niet naar zoeken.

“Jonas.”

“Ga weg.”

“Hou toch op met die flauwekul. Doe de deur open.”

“Nee.”

“Wat doe je?”

Jonas peuterde aan het touwtje.

“Porno.”

Het werd stil buiten.

“Ik lees mijn pornobladen.”

“Waar…?”

“Persson.”

Toen rukte zijn vader aan de deurkruk. Op en neer. Op en neer. De deur schudde. Jonas begon aan het touwtje te sjorren. Het zat vast. Hij vroeg zich af of Persson hem bladen met blonde vrouwen had gegeven, of dat het brunettes waren. Allebei hopelijk. Ook een paar rode. En wat zwarte. Een paar die op Tone leken. Toen ging de deur open. Op het moment dat zijn vader de slaapkamer in kwam, vielen de tijdschriften uit het pak over de vloer.

“Jonas…”

“Vader.”

Even stonden ze zwijgend tegenover elkaar. Het pak van Persson zat vol tijdschriften, maar het was geen porno.Tijdschriften met foto’s van Amerikaanse auto’s. Rood. Grijs. Op de voorkant van het tijdschrift dat aan Jonas voeten lag, stond een auto die precies op Martha Stewheart leek.

Zijn vader bukte zich en bewoog zijn vingers over het glanzende papier. Zonder het aan te raken.

 

De berken werden groen. De straten lagen vol modderplas-sen. Het was geen voorjaar, maar het was ook geen winter meer. Er zat iets in de lucht. Als je klein genoeg was en je had een regenpak aan, kon je van de ene plas in de andere springen, helemaal tot je thuis was.

Jonas had nooit van vuil water gehouden. In deze tijd van het jaar had hij liever de bermen, want die zaten vol hoef-blad.

Toen hij nog klein was, ging hij met zijn moeder het bos in als het voorjaar was. Zij droeg gele rubberlaarzen. Hij rode. Zij had hem het hoefblad gewezen. ‘Lentebode’ noemde ze het.

“Ze zijn verschrikkelijk robuust.”

“Wat betekent robuust?” vroeg Jonas.

“Dat ze alles kunnen hebben.”

Toen stampte ze hard in een plas, zodat de modder tot op haar knieën spatte. Ze wilde dat Jonas ook hard zou stampen.

“Daar zijn laarzen voor, Jonas.”

Maar Jonas wilde niet stampen. Hij klom op een boomstronk en keek hoe het kleine moddervlekje uitliep over zijn moeders knie.

Nu had hij geen laarzen meer. Zijn vader vond het geldverspilling, want Jonas ging toch nooit naar buiten als er modder lag. Ze wandelden nooit meer in het bos, maar in de berm vond Jonas genoeg hoefblad voor twee boeketten. Het ene legde hij op Tones tafeltje. Het andere zette hij thuis in een glas op de keukentafel voor zijn vader. Geen van beiden zei dankjewel.