10

Tone. Tone. Tone. Zo mooi als de dag lang is. Zo mooi als een lied. Ik hou van jou. Hou jij van mij? Wil je tongen achter de schuur? Wil je neuken achter de Mega?

Nu lag Jonas Nilsen op zijn bed met een hand op zijn borst en de andere in zijn gulp. Hij wachtte tot er iets zou gebeuren. Hart en smart. Dit was niet hetzelfde als hij voor Wendy had gevoeld. Dit was iets anders. Het ging niet alleen om haar tieten. Het was haar persoonlijkheid. De schelle stem. Wendy was zijn jeugdliefde, maar wie weet was dit the real thing. Niet uitgesloten. Zo mooi als de dag lang is.

Voor de eerste keer in zijn hele leven had hij posters aan zijn slaapkamermuur gehangen. Jezus is de weg, stond er in schuine letters.

Jezus is de weg, Tone is het leven. Over een paar dagen ging Jonas Nilsen voor het eerst in zijn leven naar de kerk.

Tone Tone Tone.

 

Persson had Snoopy geërfd van een tante in Skiën. Ze was al meer dan een week dood toen ze haar vonden en dat laatste was dankzij Snoopy, want die had zo verschrikkelijk gejankt dat een van de buren de Dierenbescherming had gebeld. Als Snoopy er niet was geweest, was Perssons tante daar misschien wel blijven liggen tot er alleen nog een geraamte over was. Who knows. Persson had de trein naar Skiën genomen en was teruggekomen met een hond, zo mager en schurf-tig dat Jonas’ vader zei dat ze afgemaakt had moeten worden. Dat zou het menselijkst zijn geweest. Hij zei dat tegen Jonas.

“Weet je wat ik bedoel met menselijk, Jonas?”

“Ja, dat weet ik, vader.”

“Ik bedoel dat het voor de hond het beste zou zijn geweest.”

Tegen Persson zei zijn vader dat het oké was om de hond mee te nemen naar de keuken.

Er gebeurt iets met je als je wordt opgesloten met een dode. Het maakt niet uit of je een hond bent of een mens. Snoo-py was een week lang opgesloten geweest met Perssons tante. Misschien nog wel langer. Er was iets gebeurd met haar ogen. Ze waren geel. Niet goed. Het was Perssons taak om de dood uit Snoopy’s vochtige blik te wassen. De dierenarts gaf hem een recept voor oogdruppels, maar Persson liet Snoopy liever haar zorgen verdrinken in Ringnes.

“Dat is menselijk,” zei Persson. “Ze mag hetzelfde als ik. Honden zijn ook mensen.”

Niet iedereen in Krattbo was het met hem eens dat honden mensen waren. Vooral niet degenen met kinderen. Veel mensen in Krattbo hadden kinderen. De cafetaria van de Mega zat vol vrouwen met dikke buiken, kinderwagens, zwarte koffie en spearmintkauwgom.

Het probleem met Snoopy ging verder dan die gele, dode ogen van haar. Het probleem was dat Persson haar niet in de hand had.

Je kunt geen hond houden als je hem niet in de hand hebt. Dan moet hij weg. In het ergste geval moet hij afgemaakt worden. Voordat er iets echt fout gaat.

Snoopy viel het nichtje van de directrice aan. Ze beet haar. Ellens nichtje was zes jaar. Ze heette ook Ellen. Ze had overgewicht. Het had niet veel gescheeld of ze was haar handen kwijt geweest. Het stadsblad plaatste een foto van haar hechtingen, VALSE BASTAARD LOS IN KRATTBO luidde de kop.

Ouders werd aangeraden kleine kinderen binnen te houden.

“Krattbo is geen veilige plek meer om te wonen,” zeiden de moeders.

“We eisen dat die bastaard wordt afgemaakt,” zeiden de vaders.

Persson had niets gezegd. “De eigenaar is niet beschikbaar voor commentaar,” stond er.

Jonas’ vader gooide de krant op de gangvloer en viste zijn autosleutels uit zijn jaszak.

“Kom mee.”

“Waar gaan we naartoe?”

“Checken of de eigenaar bezig is zich dood te drinken.”

 

Persson weigerde de deur open te doen.

“We komen even checken,” zei Jonas’ vader door de intercom.

Hoezo?

“Of het goed met je gaat.”

Fuck off,” zei Persson.

“Laat me erin, Persson.”

Piss off.”

Een vrouw parkeerde een kleine blauwe Nissan aan de andere kant van de straat. Ze deed het rechterportier open en tilde er een klein meisje met rode krullen en een Sneeuwwitje-kostuum uit, terwijl ze naar Jonas en zijn vader keek.

“Neem me niet kwalijk.”

De vrouw stak de weg over met het kind op haar arm. Ze had de autosleutels in haar mond, een strandtas over haar schouder en ze droeg een roodlinnen short en blauwe slippers. Ze keek alsof ze naar het strand ging, maar er was geen strand in Krattbo, ze zaten vier uur van zee. Sneeuwwitje drukte haar gezicht in haar moeders schouder.

“Neem me niet kwalijk,” zei de vrouw, “kennen jullie hem?”

“Dat hangt ervan af wie hij is,” zei Jonas. “U moet wat nauwkeuriger zijn.”

Jonas’ vader zei niets. Hij bleef op de bel drukken. Alsof hij haar niet gezien had.

“Gaat u er iets tegen doen?” zei de vrouw. “Wij wonen op de eerste en…We kunnen dit echt niet hebben.”

Toen draaide Jonas’ vader zich om. Keek naar de moeder. Naar het kind dat helemaal verdwenen was in de schouder van de moeder. De moeder probeerde te glimlachen. Probeerde Sneeuwwitje over haar rug te aaien.

“Niet doen!” riep Sneeuwwitje zonder haar hoofd op te tillen.

“Verhuis dan,” zei Jonas Nilsens vader.

Sneeuwwitje keek op. Het sprak haar kennelijk aan. Haar moeder liet haar hand op de rug van het kind liggen terwijl ze achterwaarts de straat overstak.

Jonas draaide zich om naar zijn vader.

VERHUIS DAN VERDOMME SUFFE TEEF!” riep zijn vader.

Sneeuwwitjes moeder liep sneller. Jonas’ vader drukte de bel nog een keer in.

“We moeten het over Snoopy hebben, Persson.”

Toen hoorden ze een hard geluid van de vierde verdieping. Het was een geluid dat Jonas alleen uit films kende, maar je kon je er niet in vergissen. Het soort geluiddat je overal herkent. Een schot.

Sneeuwwitjes moeder begon te rennen. Jonas Nilsens vader boog zich naar de intercom toe en schreeuwde erin.

“Persson? Persson? Persson, hoor je me? Persson.”

Er ging een moment voorbij.Toen hoorden ze een stem op het balkon.

Snoopy does not live here anymore.”

Persson stond op het balkon en richtte zijn windbuks op hen.

Het was niet dat de leraren het niet wisten.

Ze wisten het wel.

Maar ze hadden het er niet over.

De directrice vond dat de volwassenen zich niet met alles wat de leerlingen deden hoefden te bemoeien. Maar nu werd ze gedwongen de leraren toezicht te laten houden achter de school.

“Maak je een grap?” zei Wendy.

Marius schudde zijn hoofd.

“Het is…zolang dit gebeurt op het terrein van de school is het…En wettelijk ook, we moeten het gewoon accepteren, Wendy.”

Tone knikte en stak haar hand op. Marius zag geen kans haar tegen te houden.

“Het is ook schadelijk, dat is toch zo, Marius?”

Yessir” zei Roar.

Tone liet haar stoel achteruit wippen terwijl ze praatte, JE-zus HOUDT VAN MIJ stond in zilveren letters op haar trui.

“Ja. Nu ja. Ja, dat is…juist.”

Wendy legde haar hoofd op haar tafeltje en haar armen op haar hoofd. Ingrid rookte niet, maar ze boog zich toch over Wendy heen.

“Verdomme,” mompelde Wendy van onder haar armen.

“Een op elke vijf rokers sterft aan een tabakgerelateerde aandoening.”

“Laat haar stoppen.”

Maar Tone was niet te stoppen.

“Maar ik heb gelijk. Het is toch zo, Marius?”

“Nu ja. Ja.”

“Wees niet zo laf, Marius.”

“Tja, feitelijk heeft…nu ja, het is waar. Wat jullie thuis en na school doen is vanzelfsprekend niet onze zaak. Maar hier mag dus niemand roken.”

Hij had zijn stem terug. Hij had een punt op het plafond gevonden waarnaar hij kon kijken. Wendy tilde haar hoofd op.

“Wees dan maar laf,” zei ze.

“Zullen we doorgaan met de les?” zei Marius.Tone glimlachte tevreden. Wipte op en neer met haar stoel, likte aan haar vingertoppen, bladerde in het boek.

Jezus hield van haar. Dat stond vast. Er was vast niemand van wie Jezus zoveel hield als van Tone. Jonas had het gevoel dat dat precies was wat hij haar niet gunde. Voor de bel ging, boog ze zich naar hem over. Het gebeurde bliksemsnel. Hij was er niet op voorbereid. Hij was er niet op voorbereid dat ze haar hand op zijn arm zou leggen.

“Ik wil je iets laten zien.”

“Hè?”

“Ga na school mee naar mijn huis.”