Lieve moeder,
U heeft mij gebaard, en u deed er goed aan. U heeft vader toestemming gegeven mij naar dit land te brengen, en u deed er goed aan. Hier predikt de grondwet immers koele gelijkheid. Hier hebben we opties, eindeloze hoeveelheden opties; rotondes met vijf afslagen, verkiezingen met achttien partijen, snoepgoed dat zich biggetjes noemt. Hier kunnen uw zoons leren hoe de Moren de Mesquita in Cordoba oprichtten, terwijl de Hollanders de ingrediënten van hutspot nog niet eens op een rijtje hadden. Ja – als Nederland een vrouw was, zou ze me ontroeren. Uitwendig laat zij me koud, maar mijn hart organiseert hele circusvoorstellingen voor haar. Soms treedt er een ongeoefende jongleur op, gevolgd door een tragische clown – en op mijn beste dagen zelfs een koorddanser, onervaren in zijn zoektocht naar balans. Ik ben pas een kwart eeuw oud, gun mij tijd! Ik ben nog steeds een observator. Hoe ik ook pretendeer dat mijn bewegingen vloeiend zijn, nog immer neig ik naar een ongeriefelijke spagaat.
Moeder, ik ken uw vermoedens, maar het is niet de drank die mij liederlijk maakt. Ik schrijf over drank, want die zit verankerd in de Nederlandse cultuur. Als ik ‘s-avonds door de stad loop, zie ik mannen in cafés gulzig glazen naar binnen gieten. De helft stroomt langs hun kin op de grond. Als ze van hun barkruk opstaan, gaan ze bijna onderuit – en niet omdat de vloer nat is. Ik wil het leven beschrijven zoals het is, maar dat het mijn leven niet is, wordt weleens veronachtzaamd.
Ik voel me kwetsbaar; zoveel raadsels omgeven mij. Waarom schrijft u nooit terug, waarom wordt de sluier zelden opgelicht zoals ik dat zou willen?
Laat ik bij de kern beginnen – van wie heb ik mijn schrijftalent geërfd? Vader is een begenadigd handelaar, dat zal zelfs de oude Aziz in Bouznika erkennen. Economie zou hem ook makkelijk afgaan, maar taal ziet hij als zijn natuurlijke vijand, te oordelen naar zijn gloedvolle pauzes. Maar u – schreef u vroeger niet aan oma Fatiha, of uw nichtjes in Rabat? Heeft u nooit kabbelende brieven naar oom Isfrimidilimed gestuurd? Pagina’s vol olie, die als vanzelf uit uw pen vloeiden?
Zelf schrijf ik elke avond, elke nacht. Leer uw zoon kennen: overdag ben ik rusteloos, maar zodra de slaap de stad bedwelmt, ordenen de gedachten zich als vanzelf. Het beeldscherm is mijn lachspiegel. Ik moet deze spiegel aan iedereen voorhouden, totdat niemand meer weet wat ze moeten geloven. Ik heb geschreven dat ik vijf broertjes heb, drie vriendinnen tegelijk, dat ik afhaalmenu’s eet die de koran terecht verbiedt. Mijn buren kijken me vreemd aan! Een boer geselt zijn land, een herder drijft zijn vee. Maar thuis zijn zij een ander: integer en liefdevol. Ik ben ook integer, moeder, gelooft u mij! Ik ben de zoon zoals u die heeft opgevoed. Ja, ik leef een leven vol hartstocht, maar het is in ieder geval een rechtlijnig en eerbaar leven, een leven gekenmerkt door één nimmer aflatende liefde. Ik doel op mijn liefde voor het geschreven woord. Mijn passie woorden tot waarheid te geselen, in elke taal die me machtig is!
Ik houd van u.
Ik zal nooit uw woorden vergeten toen u terug naar Marokko ging: “Ik heb maar één Yusef.” Ik zal nooit uw tranen vergeten; ik zal nooit uw kus vergeten. Gevoelens zitten zo diep in mij dat ze me waarachtig voorkomen. Concreet als de lijnen in mijn handen. Edel, met de kracht van vuisten. Mijn gevoelens zijn sterker dan zwarte luchten, regenbuien, sterker dan de geur van een zomer aan zee, zelfs sterker dan de zon zoals die boven de Sahara schittert en er het leven smoort. Mijn gevoel leeft door alles heen. Met mijn vingers twaalf uur per dag aan het toetsenbord verwoord ik alles wat in me zit. Alles wat ik voel is echt! Het verdriet, het gemis, de angst. De liefde!
∗
U kunt niet lezen wat ik schrijf – maar misschien herkent u mijn hartstocht. Misschien heeft u gehoord wat mensen over mij beweren. Misschien heeft u gehoord dat het succes haar lijf ‘s-nachts naast me vlijt en met fluwelen stem mijn naam lispelt. Maar ik moet u geruststellen, zoals u mij vroeger geruststelde na de spookverhalen van oom Isfrimidilimed: het is allemaal niet waar. Misschien hebben ze u verteld hoe ik over de lichamelijke liefde schrijf. Misschien hebben ze de namen genoemd van Fatima, Hasna en Samira. Van Yasmina, Aisha en Najoua. Maar ik bezweer dat ik geen van hen ooit de hand heb gekust! Ik respecteer vrouwen en mijn vrouwen respecteren mij. Ik respecteer Allah en de profeet en ik bid dat zij mijn rechtschapenheid zien.
∗
Als er een reden is om u zorgen om mij te maken, is het omdat ik wakker lig en de ringen zich onder mijn ogen opstapelen, sneller dan mijn jaren. Vroeg naar bed gaan heeft geen zin. Ik lig elke nacht uren op mijn rug, zonder dat mijn ogen dichtvallen. Ik zie geen spoken zoals vroeger, maar beelden, verhalen. Ik moet mijn bed uit om ze op te schrijven. Pas diep in de nacht, als mijn hoofd leeg is en mijn vingers niet meer over het toetsenbord dansen, wankel ik naar mijn slaapkamer. Moe, zo enorm moe. Ik ken de weg die ik moet gaan; het is een zware weg. Maar ik ken ook de woorden van oma Fatiha: elk goed leven leidt over zware wegen. Een bergbeklimmer staat ook liever in de Himalaya dan op het drielandenpunt bij Vaals. Het leven is moeilijk, maar mooi. Dit is wat mij pijn doet: de zogenaamde nuchterheid. Nederlanders hebben geen geloof, geen dromen, en ontlenen hier de arrogantie aan te weten wat de waarheid is. Laat het maar aan de Nederlanders over te beoordelen wat ironisch is en wat oprecht! Maar – en dit is de ware ironie – zodra ik de waarheid verkondig, is Nederland ongelovig, ontwikkelen bladen de opinie dat ik niet besta. Ik kan soms huilen om de domheid die dit land in haar greep heeft. Leugens! Leugens, moeder, daar geven de mensen in dit zogenaamde ‘kikkerland’ om. Heeft u in Rotterdam ooit een kikker gezien? Als de taal leugens bevat, hoe kunnen haar gebruikers dan onbevlekt door het leven gaan? Maar de Nederlander ziet dit probleem niet, nee, de Nederlander bepaalt zelf wel wie hier onbevlekt is, welke wijk onveilig. Meningen vervormen tot feiten, die niet meer ter discussie hoeven te worden gesteld.
∗
Nu moet ik toegeven: hoe langer ik hier woon, hoe beter ik de Nederlanders begrijp. Als de wolken het uitzicht weer eens belemmeren, vervaagt dit land zelfs mijn dromen. Dan wordt mijn identiteit uitgehold; een krijttekening waarin ik iedere avond plaatsneem en de volgende ochtend al naar gelang mijn gemoedstoestand uitstap. Nu ik volwassen ben, word ik geacht verantwoording af te leggen voor mijn handelen, maar zou iemand mij dan eerst een kader kunnen aanreiken, een boekhoudkundige methode voor de ziel? Alleen als ik schrijf, glijdt de onmacht tot verantwoording van mij af…Maar die andere twaalf uur, moeder, dan mis ik u, de geborgenheid van uw rokken, de tijd dat ‘cultuur’ geen zwaarbeladen woord was, maar intuïtie, vanzelfsprekendheid.
Nu lijkt het vanzelfsprekend dat ik mijzelf moet verdedigen tegenover mensen die ik niet eens ken. Mensen wier mening al versteend is tot waarheid. Ik probeer zo min mogelijk met hen te maken te krijgen. Tegen niemand in dit leugenachtige land zal ik eerlijk zijn. Niemand krijgt de volledige waarheid te horen, behalve u, moeder.
∗
Ik ontken niets meer. Laat het pad nog kronkeliger zijn! Ik zal schrijven over wat zij verzinnen. Ik zal mijn thematiek naar hun leven tekenen. Onvergelijkbaar met de waarheid.
Uit mijn hart komt dit gevoel van wraak. Recht uit het hart, moeder, zoals al mijn gevoel.
Sneeuwblind. Dat is men in Nederland. Het onmogelijke is hier mogelijk. De Arabische sprookjes zijn er niets bij! Ik zal net zo lang doorgaan met het verzinnen van hun wereld totdat er niets anders is dan hun verblindend licht.
Ze zullen ernaar staren. Zoals heidenen naar een afgod.
De berg die ik wil beklimmen is hoog, en vaak voelt het alsof ik balanceer op het randje van de afgrond. De kloof tussen twee werelden gaapt me aan. Mijn spagaat moet steeds groter worden, haast onoverbrugbaar.
∗
Misschien is dit, bij nader inzien, de werkelijke reden dat ik schrijf: om u de illusie te bieden dat uw zoon Yusef zijn zaakjes goed op orde heeft, met twee benen in de werkelijkheid staat, en gelukkig is.
∗
Als altijd druk ik u op het hart dit niet aan vader te laten lezen.
Met eerbied en liefde, uw zoon,
Yusef el Halal