Geweigerd

Elke vrijdagavond staat Mehmed bij de ingang van de Baja Beach Club. En elke vrijdagavond wordt hij weggestuurd. De portiers zeggen dat zijn schoenen niet goed zijn of dat zijn kleding niet aan de dress code voldoet. Mehmed begrijpt er niets van. Hij staat altijd strak in het pak met zijn haren achterovergekamd en zijn tanden geflost in de rij.

Ik sta de laatste tijd niet meer in de rij, maar kijk van een afstandje toe. Iedereen wordt toegelaten, totdat Mehmed naar binnen wil. Er ontstaat een heftige discussie, over de strepen van zijn pak, of de vorm van zijn schoenen. De portiers zeggen maar wat. Mehmed niet. Hij gaat met ze in debat. “Maar dit is kasjmier!” Hij laat de stof zien. Mensen achter hem beginnen te zuchten. Mensen achter Mehmed beginnen altijd te zuchten. “Dit is een embroidered shirt. Handwerk. Daar houden de vrouwtjes van.”

Uiteindelijk belanden we altijd in de coffeeshop. Daar hebben we het over doelen in het leven. Zoals iedereen in de coffeeshop. In bed droom je, in coffeeshops praat je over je dromen en op straat gebeurt niets.

“We moeten een doel hebben,” zeg ik tegen Mehmed. “Wat is een man zonder doel?”

“Een tang op een varken,” zegt hij.

“Daar waren we het de vorige week ook al over eens. We moeten verder denken.”

“Maar ik ben stoned,” zegt Mehmed.

Ik neem een trekje van de joint, aai Mehmed over zijn hoofd. “We moeten doorgaan.”

“Jij bent ook apestoned.”

“Ik mis Najoua,” zeg ik.

“Altijd dat gezeik over Najoua. Weet je wat je moet doen? Je moet op de satelliet Rai Tre opzoeken, het geluid uitdoen en je broek omlaagtrekken.”

“En dan?”

“Italiaans Lingo kijken. Snokken!

“Zou het ooit nog goed komen?” vraag ik.

“Als we de Baja binnenkomen, komt alles goed! Dan staan we tussen honderden dansende vrouwen.” Mehmed krijgt een glimlach op zijn gezicht. “Dan is alles goed.”

Ik weet niet of ik tussen honderden vrouwen zou willen staan. Ik neem weer een trekje van de joint.

“Ik wil tussen miljoenen vrouwen staan, honderden miljoenen. Ik wil zoveel vrouwen om me heen dat ik denk dat ik droom.”

“De Baja heeft een maximumcapaciteit van 3500 bezoekers. Daarvan is een kwart vrouw. Dus dat zijn er zo’n…” Mehmed begint op zijn vingers te tellen. Hij mompelt woorden als ‘delen door’, ‘plus tien’, ‘nul erbij’, ‘Allah sta me bij’, ‘zovéél?’ en daarna: “Ik moet en zal de Baja in komen.”

Ik denk dat Mehmed nooit de Baja binnenkomt. Hij is voor een discotheek wat een dwerg is voor een achtbaan.

“Ik verzin wel een list,” zegt Mehmed.

We lopen naar huis, met onze handen in onze zakken. We kijken naar de grond. Kwamen er maar miljoenen vrouwen uit een zijstraat.

“Ik zie je volgende week vrijdag weer,” zeg ik als Mehmed stilstaat voor zijn huisdeur.

“Ja, volgende week gaat het lukken.”

Ik knik en loop verder naar mijn eigen huis. Ik kom niemand tegen, ik denk aan niemand en voel me een kort moment heel alleen.

 

Het is vrijdag, kwart voor negen. Mehmed staat voor de spiegel. Hij is onherkenbaar. Hij heeft zijn gezicht bruin geschminkt. “Negers komen wel binnen,” zegt hij. “Ze doen alleen moeilijk met mensen van Arabische afkomst.” Hij geeft me de schmink.

“Mehmed, ik ga niet als zwartepiet in de rij van de Baja staan.”

“Ik heet geen Mehmed, ik heet Daryll.” Hij kijkt me beledigd aan.

“Weet je nog die keer dat we Clarence hadden gestuurd om het theoriegedeelte van jouw rijbewijs te halen?” vraag ik.

Clarence had een koran onder zijn arm meegenomen.

“Ik ben Mehmed,” zei hij toen hij bij het CBR aankwam. De examinator keek hem argwanend aan.

“Mijn kaftan zit in de was.”

“Wat heeft Clarence nou met de Baja te maken?” roept Mehmed.

“Ze geloofden hem niet. Negers lijken niet op moslims.”

“En Mohammed Ali dan? In hem geloofde iederéén.”

“Clarence had trouwens achtendertig van de veertig vragen fout,” zeg ik.

“Hij heeft problemen om groen en rood te herkennen. Dat heeft hij me zelf verteld. Hij zei dat hij daardoor voor 15.000 euro aan boetes heeft. Hij heeft een speciaal soort kleurenblindheid die alleen veel voorkomt in zijn familie. Zijn broer Hensley heeft voor 40.000 euro boetes. Meer nog dan dat zijn verlaagde BMW 4-serie waard is.”

“Komen zij wel de Baja binnen?” vraag ik.

Mehmed knikt enthousiast. “Heb je die krultang nog meegenomen?”

Ik geef hem de plastic tas met daarin de krultang van mijn moeder. “Waar heb je ‘m eigenlijk voor nodig?”

“Om mijn haar te kroezen.”

Ik schud mijn hoofd.

Tegen tienen is Mehmed klaar. Hij heeft het kapsel van een poedel die gecentrifugeerd is op 1200 toeren en draagt een spijkerbroek die drie maten te groot is. Om zijn nek hangt een goudgeschilderde fietsketting.

“Yo,” zegt hij. “We gaan bacardi-cola’s drinken en smaatjes versieren.”

Buiten stappen we op de fiets. Mehmed heeft nog steeds zijn rijbewijs niet. Hij denkt het deze zomer te gaan halen. In Marokko. Net als Khalid.

“Tot straks,” zeg ik, als we onze fietsen tegen een lantaarnpaal hebben gezet.

“Tot straks?” zegt Mehmed. “Hoe bedoel je, tot straks? Tot morgen zul je bedoelen!”

Er staat een flinke rij. Ik loop naar mijn vaste plek. Ik hoop dat de portiers een beetje opschieten, want het is gaan regenen en ik heb geen paraplu bij me.

Als Mehmed vooraan staat, laat hij trots een cd van de Wutang Clan zien.

“Is die voor ons?” vraagt een van de portiers. Hij pakt de cd aan. “Die heb ik nog niet.” Het hoesje verdwijnt in de binnenzak van zijn jack.

“Ben jij een hiphopper?” vraagt een andere uitsmijter.

“Ik ben een integere neger,” zegt Mehmed.

“Wat moet je verder?” vraagt de uitsmijter en hij doet dreigend een stap naar voren.

“Hé, chill!” zegt Mehmed. “Ik ben ongewapend.”

Een andere portier komt er ook bij staan. “Ken ik jou niet ergens van?”

“Zou kunnen,” zegt Mehmed. “Ik heb de reclame voor negerzoenen gedaan.” Mehmed pakt een papiertje uit zijn zak en zet er een krabbel op. “Alsjeblieft,” zegt hij. Mehmed wil doorlopen, maar wordt tegengehouden. De mensen achter Mehmed beginnen te zuchten.

“Relax,” zegt hij. “Ik heet Daryll en ik wil naar binnen. Ik ben helemaal uit Amsterdam hierheen gekomen. Mijn broer Denzel zegt dat dit de beste club van Nederland is. Hij is hier ook. Ik moet naar binnen.”

“Sorry,” zegt de eerste portier, “het is vanavond alleen voor leden. Heb je een lidmaatschap?”

Mehmed geeft nog niet op. “Denzel heeft mijn pasje,” zegt hij. “Hij is binnen. Als je me nou binnenlaat…”

“Ik was bijna binnen,” zegt Mehmed als we onze fietsen losmaken. Zijn schmink is eraf geregend.

“Je had een paraplu mee moeten nemen,” zeg ik.

Mehmed schudt z’n hoofd. “Heb je ooit een neger gezien met een paraplu?”

Even later zitten we in de coffeeshop. We roken een joint. Mehmed wil zo snel mogelijk naar huis. Om na te denken.

“Heb je al die mooie vrouwen gezien die in de rij stonden?”

“Tuurlijk,” zeg ik. “Wat dacht je dan? Dat ik de hele tijd naar jouw Eddy Murphy-act stond te kijken?”

“Eddy Murphy?”

“Ja, die praat ook met zo’n hoog stemmetje.”

“Ik had een band van Michael Jackson bekeken,” zucht Mehmed. Hij buigt zijn hoofd.

Ik neem een trekje van de joint en aai Mehmed over zijn hoofd.

Hij vraagt zich hardop af waarom al die vrouwen wel binnengelaten worden en hij niet. “Misschien moet ik een meisje meenemen. Wil jouw zus niet mee?”

“Mijn zus? Naar de Baja?” Ik kijk hem vol onbegrip aan. “M’n vader voert haar nog liever aan de krokodillen.”

Mehmed pakt de joint van me over, inhaleert en doet alsof hij nadenkt.

Ik staar naar buiten, naar de glimmende straattegels. Toen Najoua het uitmaakte, regende het ook.

“Shit,” zegt Mehmed plotseling, “m’n cd!”

“Wat?”

“Die gast van de Baja heeft mijn cd nog!”

“Ik wist niet dat jij naar rap luisterde.”

Mehmed schudt zijn hoofd. “Nee nee, ik ga hem ruilen. Ik heb het bonnetje bewaard. Kom mee!” Hij pakt zijn jas en staat op.

Ik blijf demonstratief zitten. “Ik wil alles doen,” zeg ik. “Non-stop Italiaanse Lingo kijken, mijn zus aan de krokodillen voeren, zelfs een dwerg omhelzen tijdens een looping.”

“Waar heb je het over?” vraagt Mehmed.

“Ik ga niet terug naar de Baja.”

 

De volgende week bel ik weer bij Mehmed aan. Zijn moeder doet open.

“Is Mehmed er?” vraag ik.

Ze knikt. “Hij is boven. Hij zit al een half-uur in de badkamer.”

Ik loop de trap op en vraag me af hoe hij deze keer verkleed zal gaan. Als Indiër? Als Chinees? Ik klop op de badkamerdeur. “Mehmed?”

Ik hoor gestommel, dan gaat de deur een klein stukje open. “Ben je alleen?” vraagt Mehmed.

“Ja,” zeg ik.

Hij laat me vlug binnen en trekt direct daarna de deur dicht.

“Mehmed, wat doe je?”

“Ik ben mijn benen aan het scheren.”

“Je bent gek, man. Helemaal knetter.”

Mehmed pakt iets uit de douchecel. “Kijk! Mijn kleren,” zegt hij.

Ik kijk naar een roze minirok en een glittertruitje. Ik had me voorgenomen om vanavond direct naar de coffeeshop te fietsen. Maar nu krijg ik ineens heel veel zin om met Mehmed mee te gaan naar de Baja.

“Hoe kom je aan die kleren?” vraag ik.

“Gekocht,” zegt hij.

“Zelf?”

Mehmed knikt.

“Waar?”

“Bij de H&M. Het rokje was in de uitverkoop.”

“Keken ze je niet vreemd aan?”

“Ik heb gezegd dat het voor mijn vriendin was.”

“Hoe wist je dat het jouw maat was?” vraag ik.

“Ik heb het gepast,” zegt Mehmed. “Ik heb tegen de verkoopster gezegd dat ik ongeveer dezelfde maat heb als mijn vriendin. Ik ben een pashokje ingedoken met vier rokjes en twee truitjes. Ze pasten geen van allen. Na een half-uur had ik eindelijk een rokje om mijn billen dat me paste. De verkoopster vond me een voorbeeld voor veel allochtonen. En omdat ik zoveel over had voor mijn vriendin mocht ik het truitje ook voor de helft hebben.”

Mehmed begint zijn lippen te stiften.

“Nu moet je een nog hogere stem opzetten dan de vorige keer,” zeg ik.

Mehmed lacht in de spiegel.

“Mijn schoenen zijn te klein,” kreunt Mehmed als we onze fietsen tegen een lantaarnpaal zetten. “Ik wist niet dat mijn moeder zulke kleine voetjes had.”

Ik leg mijn hand op zijn schouder. “Succes.”

“Dit wordt de leukste avond van mijn leven,” zegt Mehmed en hij loopt wiebelend richting de rij.

Ik kan haast niet wachten totdat Mehmed aan de beurt is. Wat zou de reactie zijn van de portiers als er een grapefruit uit zijn truitje valt? Of als Mehmed vergeet een vrouwenstem op te zetten? Achter hem begint een aantal jongens hem lastig te vallen. Het zijn buitenlanders. Ik denk dat ze geweigerd worden.

De portiers doen niks. Ze beginnen niet met Mehmed te praten, ze gaan niet om hem heen staan, ze kijken alleen even naar zijn kont als hij voorbijloopt. Dat is alles. Alle aandacht gaat naar de groep jongens die achter hem staat. Op dat moment trippelt Mehmed de Baja in.

De volgende ochtend fiets ik naar Mehmed. Ik ben, nadat hij binnen was gekomen, in mijn eentje naar de coffeeshop gegaan. Ik voelde me alleen. Eerst miste ik Najoua, maar daarna begon ik ook Mehmed te missen. Ik heb een uur aan de bar gezeten. Toen was ik zo stoned dat ik in mezelf begon te praten. Ik praatte over mijn dromen. Ik droomde dat alles goed zou komen. Ik hoorde mensen zuchten.

“Mehmed ligt nog in bed,” zegt zijn moeder.

Ik klim de trap op en loop zonder te kloppen zijn kamer binnen. Mehmed ligt helemaal onder de dekens. “Ga weg,” roept hij.

“Ik ben het, Yusef.”

Hij reageert niet.

“Ik heb je gisteren gemist in de coffeeshop,” zeg ik. “Was het nog leuk in de Baja?”

“Ga weg. Ik wil niemand zien.”

“Wat is er?” vraag ik. “Viel het tegen?” Ik kijk naar een gebarsten grapefruit op de grond.

Mehmed geeft geen antwoord. Ik loop naar zijn bed en probeer de dekens van hem af te halen, maar hij houdt ze stevig vast. Ik begin eraan te trekken. Dan laat hij los. Ik val met een smak op de grond, de dekens over me heen.

“Vertel het aan niemand!” schreeuwt Mehmed. “Je mag het tegen niemand zeggen!”

Ik gooi de dekens van me af en zie Mehmeds blauwe ogen en kapotgeslagen lippen.

“Ze dachten dat ik een travestiet was,” jammert hij. “De portiers zeiden dat ze het al die tijd al hadden geweten, dat ik van de verkeerde kant was, dat ze me daarom nooit naar binnen lieten.”

Mehmed haalt diep adem, slikt zijn tranen door en zegt dan met een trotse blik in zijn ogen: “Maar ik ben binnen geweest.”