Hoofdstuk 2

Lisa reed een hobbelige oprijlaan met kinderkopjes op en parkeerde naast een verroeste motor. Terwijl ze uitstapte tastte ze, zoals gewoonlijk, in de zak van haar jas. Daarin het konijnenstaartje dat meneer Peters haar cadeau had gedaan en dat nu als talisman aan haar sleutelbos van de Zuidwesterbegraafplaats hing. Tegen de haarrichting in streek ze over het zachte bontje, ze pakte haar sporttas van de achterbank en opende het portier voor haar zoon. “Hier wonen ze.” Net iets te hard zwaaide ze de autodeur open, waardoor deze terugveerde in de scharnieren. “Kom,” moedigde ze hem aan, “dan gaan we kennismaken.”

Marlon stapte uit en keek bedachtzaam rond. Lisa wist dat het aan haar was om hem zo snel mogelijk vertrouwd te maken met de nieuwe situatie. Kameraadschappelijk trok ze hem daarom naar zich toe. Haar arm rustend op zijn schouder, haar hand gebald op zijn borst. “Ook hier zal het goed gaan,” beloofde ze.

Voor hen lag het huis waar ze de komende tijd zouden verblijven. Een oude villa met een eens witte gevel. De ramen geblindeerd door verveloze louvreluiken. En langs de onderkant van het pleisterwerk groeide de klimop als een groene baard in een afbladderend gezicht.

Lisa voelde de teleurstelling in de gespannen schouders van haar zoon, zag zijn twijfel. “We moeten het huis net zo bekijken als een chirurg zijn patiënt,” legde ze hem uit. “Want de buitenkant is niet belangrijk.” En ze vertelde hem over de ruime, net nieuw ingerichte vertrekken. Over zijn slaapkamer waar al speelgoed klaarstond. Over de lichte schone keuken waar zij traditionele Moldavische gerechten zou bereiden. En over de ruime badkamer met ligbad. Ze gaf een kus op zijn kruin en voelde zijn schouders ontspannen. “Ben je er klaar voor?” vroeg ze.

Hij knikte door zijn kin langzaam op zijn borst te laten zakken, zoals hij altijd deed als hij na enige twijfel ergens mee instemde.

Samen gingen ze naar de voordeur. Een bel was er niet. Wel een deurklopper, een koperen ring in tandeloze leeuwenkop. Nog één keer aaide Lisa over het konijnenbontje in haar jaszak en liet de klopper toen hard neerkomen.

Na enige tijd werd er opengedaan. En daar stond hij, in de deuropening: Fred, de man die haar dit keer ingehuurd had. Op blote voeten knoopte hij geduldig de ceintuur van zijn blauwe badjas over zijn dikke buik. Daarna keek hij hen vanonder zijn warrige grijze haar aan. Een lichte schittering verscheen in het matbruin van zijn ogen. “Kijk, daar wil ik mijn bed wel voor uitkomen,” zei hij bewonderend.

Opgelucht constateerde Lisa dat hij zijn bovenlip geschoren had.

“En wie hebben we daar?” Hij bekeek Marlon onderzoekend. “Zo, eindelijk kunnen wij ook eens kennismaken, hè?”

Lisa knikte haar zoon bemoedigend toe.

“Nog een beetje verlegen, zie ik.” Met de behaarde rug van zijn hand streek hij langs Marlons wang.

“Zullen we ons gaan installeren?” stelde Lisa voor. En samen met Marlon stapte ze de hal in, die, dat zag ze nu eigenlijk pas, opvallend van kleur was. Leverkleurig, meende ze.

“Installeren…Inderdaad.” En met een klap sloot Fred de voordeur achter hen.