Marlon keek op naar het meisje dat in de deuropening van zijn kamer stond. Ze had blonde krullen die als een kapje om haar hoofd stonden. Waarschijnlijk was zijn moeder de deur vergeten af te sluiten nadat ze hem zijn ontbijt had gebracht.
“Je blouse!” Het meisje wees.
Hij keek naar zijn overhemd waarvan hij een knoopje had overgeslagen. “Dat vindt mijn moeder niet erg,” zei hij. En hij richtte zich weer op het speelgoed. De garage stond in de hoek, zodat de autootjes eraf konden rijden en de treinbaan lag in het midden van de kamer.
“Waar is je moeder dan?” Met haar nagels roffelde ze op de deur.
Marlon haalde zijn schouders op en zette de doos met treinen voor zich neer. Bovenop lagen de locomotief en de wagonnetjes. Hij vroeg zich af of hij nu weer een lange trein zou maken of toch maar twee kleinere.
Vanuit zijn ooghoek zag hij dat het meisje er nog steeds stond. Ze was duidelijk te groot om met hem mee te spelen. Zijn moeder had gezegd dat ze al veertien was. Toch liep ze zijn kamer in en kwam naast hem op de grond zitten. Ze had blote voeten en droeg een spijkerbroek. Daarboven een zwart T–shirt.
“Jij bent natuurlijk met mijn nieuwe moeder meegekomen!”
Marlon knikte. Toen keek hij naar de doos voor hem en besloot dat het een lange trein moest worden. Een lange trein omdat hij maar één locomotief had.
“Hoe heet je?”
“Marlon. Marlon Kavel.” Hij zette de wagonnetjes een voor een achter de locomotief op de grond. Sommige wagonnetjes wilden niet aan elkaar kleven. De magneetjes stootten elkaar juist af.
“Lot.” Het meisje stak haar hand naar hem uit.
Als zijn moeder erbij was geweest, had hij de hand niet ge schud. Maar zonder haar erbij, wist hij niet hoe hij moest reageren.
Lots donkere wenkbrauwen gingen vragend omhoog en in haar grijze, ietwat bolle ogen zag hij dat ze het hem nooit zou vergeven als hij haar hand niet aanpakte.
Marlon zette het laatste wagonnetjes daarom snel neer en stak zijn arm uit.
Met twee handen pakte ze zijn hand vast. Twee warme handen die de zijne omsloten. “Heb je huisdieren?” Ze bleef zijn hand vasthouden alsof het een bij was die weg zou vliegen zodra ze hem losliet.
Marlon knikte en keek naar de rails voor hem. Zou hij nu gewoon een ronde spoorbaan maken, of een in de vorm van een acht? Hij had een kruiswissel gezien. Hij zou een acht kunnen proberen.
“Ik ook,” zei Lot. Eindelijk liet ze zijn hand los. “Eén huisdier dan. En jij?”
Marlon zocht in de doos naar de wissel. “Ik heb bijen.” Heel even zag hij zijn bij enkasten voor zich. De groene kasten, waar de haalbijen uitvlogen, terwijl andere werksters de ingangen bewaakten.
“Bijen? Die steekbeesten?Jij bent een grappig ventje, wist je dat? Bijen, ik zou je bijna geloven.” Ze had een lippenstift uit haar broekzak gehaald waarmee ze, zonder spiegel, haar lippen nog roder kleurde. “Nou, zeg je nog wat?”
Hij keek naar de losse stukken rails. Van één bocht miste een aansluiting. Die was er afgebroken. Hopelijk zou Fred niet denken dat hij het had gedaan. “Ik mag niet veel met de andere kinderen praten,” legde Marlon uit. “Dan…” hij pakte de wissel, “dan gaan de dingen door elkaar heen lopen, zegt mijn moeder.”
“Wat voor dingen?” Ze stopte de lippenstift terug in haar broekzak.
Marlon wist het niet precies. Het had iets te maken met het feit dat ze maar tijdelijk bij een gezin verbleven. Hij mocht zich daarom niet aan de andere kinderen hechten, anders zou hij ze later misschien missen. Tot nu toe had hij zich goed aan die afspraak met zijn moeder kunnen houden en hij merkte dat het hielp: hij dacht inderdaad nauwelijks terug aan de kinderen waar ze eerder geweest waren. Soms was het zelfs alsof ze nooit hadden bestaan.
“Mag je wel huisdieren aaien?” vroeg Lot.
Hij dacht van wel. In het vorige huis hadden ze een hond gehad. Die had hij zelfs samen met zijn moeder uit mogen laten.
“Wil je mijn huisdier zien?” Lot lachte. “Dat mag dan toch wel?”
Dat kon inderdaad geen kwaad, bedacht Marlon. Dan liet ze hem verder hopelijk met rust en kon hij met de spoorbaan verder spelen.
“Kom!” Ze pakte zijn hand en stond op, waardoor Marlon van de vloer moest komen.
Het viel hem op dat ze naar eigeel rook. Opgedroogd eigeel, alsof ze net placinta gebakken had. “Heb je een hond?” Hij wist inmiddels hoe je die stokken kon laten ophalen.
“Nee, get, ik hou niet van honden,” zei Lot. “Die schijten alles alleen maar vol. Vreten je schoenen op. Nee, deze doet dat niet. Deze gedraagt zich.” Ze keek blij, kennelijk was ze heel tevreden met haar huisdier. Toen trok ze Marlon aan de hand achter zich aan, zijn kamer uit.
Nieuwsgierig liep Marlon met haar mee. Hij vermoedde dat Lot een konijn had. Of een cavia.
Ze gingen naar haar kamer, waar de geur van eigeel nog sterkerwas. Marlon keek om zich heen. Het was een wat lege meisjeskamer, met een bed en een computer. Nergens gebroken eierschalen of andere etenswaren en al helemaal geen huisdier. “Zit hij hier?” vroeg Marlon, ervan overtuigd dat ze het dier verstopt moest hebben.
“Het is geen hij,” verbeterde ze hem. “Het is een zij. En alleen als je belooft om niets te verklappen, laat ik je haar zien.”
“Mag ik het ook niet aan mijn moeder vertellen?” vroeg Marlon voor de zekerheid. Hij was het niet gewend om geheimen voor zijn moeder te hebben, behalve dan dat geheim van zijn nachtelijke ongelukjes.
“Nee, natuurlijk niet. Zij is nu toch ook mijn moeder!”
“Goed dan,” beloofde hij met evenveel tegenzin als hij haar net een hand had gegeven.
Lot deed de kierende luiken voor haar raam helemaal dicht. “Ze is bang in het licht,” legde ze uit, “en schuw. Dat heb je als ze jong zijn, daarom moeten we goed voor haar zorgen. En je moet je ogen dichtdoen. Zeker de eerste keer.”
Marlon sloot zijn ogen, hoorde iets verschuiven en het geluid van een ritssluiting die opengetrokken werd. Toen voelde hij hoe Lot zijn hand in de richting van de grond duwde. Marlon bukte om zover mee te komen, tot hij op zijn knieën zat. De hand van Lot drukte hem tegen iets harigs, iets warms.
Lot bewoog zijn hand over het huisdier en zuchtte diep. “Zie je wel, ze vindt het fijn als je haar aait. Hoor je haar spinnen?”
Marlon luisterde, maar hoorde niets. Hij voelde alleen zijn hand, die nog steeds over het huisdier werd geaaid, vochtig worden.
“Nu mag je,” kreunde Lot, “naar mijn poesje kijken.”
Hij opende zijn ogen en zag dat zijn hand tussen de blote benen van Lot zat. Snel trok hij zijn hand terug, maar Lot hield hem tegen.
“Niet stoppen, krummelkop,” hijgde ze. “Ze begint het juist fijn te vinden!” En krachtig duwde ze zijn hand nog steviger tegen zich aan.