Op het politiebureau moest ze lang wachten. In een plastic kuipstoeltje waarin ze de botten door haar zitvlees voelde drukken. Al drie keer was er iemand langs geweest om te vragen of ze wat wilde drinken. Hoewel Lot best dorst had, had ze geweigerd en iedere glimlach onbeantwoord gelaten. En natuurlijk had ze geen gebruik gemaakt van het aanbod om haar ouders te bellen. Haar echte moeder zou zich een rolberoerte schrikken als ze haar aan de telefoon kreeg. Ze zou veinzen dat zij Lot al die tijd had gemist en theatraal jankend naar het politiebureau komen. Gemist, als een kater na een beschonken nacht zeker. Ook Fred hoefde ze niet te bellen. Die zou hooguit in paniek raken.
De speciaal voor haar neergelegde tijdschriften en de sudoku met pen liet ze op het tafeltje naast haar kuipstoel liggen. Gewillig zouden ze haar hier niet zien.
Idioten, die agenten die haar meegenomen hadden. Niet eens in een echte politiewagen. Wist ze dan niet dat ze vanaf haar veertiende een identiteitskaart bij zich moest dragen? had die Smits gevraagd, terwijl hij de auto startte. Natuurlijk had ze onschuldig haar hoofd geschud. Haar tweede leugentje tegen de politie, maar wat dan nog. Ze had met grote ogen verteld dat ze van haar moeder naar de slager moest. Met grote ogen, want als je te veel knipperde, wisten ze dat je loog. Net zoals ze hen had aangekeken via de achteruitkijkspiegel. Allemaal signalen waardoor haar betrouwbaarheidsniveau met punten zou moeten stijgen. Want lichaamstaai, daar ging het om. Daarvoor had ze genoeg politieseries op televisie gezien. Natuurlijk had ze er niet bij gezegd dat de moeder die haar naar de slager gestuurd had, ingehuurd was.
Om haar verhaal te ondersteunen had ze hun het boodschappenlijstje en het beursje laten zien. Die ‘bewijzen’ zouden haar toch vrij moeten pleiten. Want waarom een meisje lastigvallen dat alleen een boodschap voor haar moeder deed? Helaas waren ze doorgegaan met vragen stellen. Ging ze weleens met een jongen naar die biologische slager? Ze had niets anders kunnen doen dan knikken, hoewel ze zich afvroeg waarom ze dat hadden willen weten. Had de politie voor de slagerij staan posten om uit te vinden of zij spijbelde? Of had de vrouw van de slager de politie getipt? Ze haalde haar schouders op. Deze agenten hadden zich, bij gebrek aan moordenaars en inbrekers, waarschijnlijk verveeld. En daarvan was zij nu de dupe geworden.
Lot wist dat ze het recht had om te zwijgen. You have the right to remain silent…Al zouden ze haar vast snel laten gaan, met de waarschuwing voortaan een legitimatiekaart bij zich te dragen. Inderdaad, positief denken, complimenteerde ze zichzelf. Doemscenario’s zouden haar alleen maar zenuwachtig maken en dat zou in haar nadeel kunnen werken. Ontspannen moest ze overkomen, alsof er niets aan de hand was. Alsof ze een normaal meisje was dat op weg was naar de slager en per ongeluk haar legitimatie vergeten was.
Eindelijk was het zover. Weer een andere vrouw zei dat ze mee mocht komen. Samen liepen ze door een gang met aan weerszijden identieke blauwe deuren. Bij een van die deuren, verhoorkamer twee volgens een metalen bordje, stopte de agente.
De vrouw klopte en zonder het antwoord af te wachten, opende ze de deur. “Hier is ze!” zei ze, alsof er een goocheltruc aan Lots verschijning vooraf was gegaan.
Lot stapte de tl-verlichte kamer binnen. Ze had verwacht een verhoorruimte als in CSI te zien, maar het was een saai kantoortje waar de agenten die haar net opgepakt hadden aan een driehoekige tafel zaten.
Achter een computer zat de politievrouw met de uitgezakte staarten. Nog steeds had ze niet de moeite genomen om haar kapsel in orde te brengen. Lot dacht aan de linten die ze voor Fred in haar haar had gedragen. Omdat ze niet zo strak kon strikken, zakten die ook weleens af. Maar er was altijd wel iemand die haar daarop attendeerde.
Naast de agente, aan de lange kant van de tafel, zat de politieman. Voor zich een papieren koffiebeker met plastic roerstokje en een opschrijfblok met aantekeningen. “Ga daar maar zitten.” Hij wees met een pen naar de enige overgebleven bureaustoel tegenover hen.
Lot deed wat haar gevraagd werd om vervolgens het drinken, dat haar nu ook weer werd aangeboden, te weigeren. Voor haar op de tafel stond een doos tissues. Eén tissue uitnodigend uit de doos getrokken. Ze siste tussen haar tanden. Alsof ze die ooit zou gebruiken…
De agenten stelden zich nogmaals voor. Kosse Smits (weer die nadruk op de laatste s) en Alena Njegovana. Rechercheurs van Jeugd- en Zedenzaken. “Zedenzaken,” zei de man gewichtig, “weet jij dan waar ik het over heb?”
“Ik ben heus niet achterlijk,” antwoordde Lot met een ongerust gevoel.
“Fijn,” knikte Kosse Smits. Hij pulkte aan de schilfers die op zijn rechterneusvleugel zaten en schraapte zijn keel. “Je bent niet gearresteerd en je wordt ook nergens van verdacht. Wij zijn alleen bezorgd over jou. Allereerst blijkt dat jij ons een niet-juiste achternaam en adres hebt opgegeven. Dat baart ons zorgen. Waarom mogen wij niet weten wie je werkelijk bent en waar je woont?”
Lot wist dat ze snel met een geloofwaardig verhaal moest komen. Het belangrijkste was dat dit allemaal zo snel mogelijk als een misverstand werd afgedaan. “Waarom niet?” herhaalde Lot om tijd te winnen. “Omdat ik mijn naam en adres niet aan Jan en alleman vertel, zelfs niet als ze Kosse Smits met een ‘s’ op het eind heten, of Eenzame Nogiets.” Ze lachte zo ontspannen mogelijk. Slap verhaal, maar vol overtuiging gebracht.
“Alena Njegovana,” verbeterde Kosse Smits. “Maar nu je weet dat wij van de politie zijn, kun je ons je naam en adres wel vertellen.”
“Hoe weet ik nou of de politie te vertrouwen is?” Ze keek hem uitdagend aan, haar kin iets omhoog. Ze hoefden niet te denken dat ze bang voor hen was. “Met de politie heb ik geen enkele ervaring. Ik ken jullie net. Dat lijkt me geen vertrouwensbasis.” Lot knikte tevreden. Dat was goed. Vertrouwensbasis, ze wist niet eens dat ze dat woord kende.
“Wij vermoeden eerder dat jij je naam en adres niet geeft omdat je mogelijk het slachtoffer bent geworden van strafbare feiten. Strafbare feiten waarvoor jij je mogelijk schaamt, terwijl dat helemaal niet nodig is. Degene die zich zou moeten schamen is de dader.” Hij keek haar langdurig aan. Er bungelde een huidschilfer onder aan zijn neusvleugel, die door zijn ademhaling in beweging werd gebracht. Lot probeerde zich op de huidschilfer te concentreren om haar gedachten te ordenen. Een iets hardere uitademing zou het afgebladderde velletje naar beneden laten dwarrelen, toch bleef het manmoedig aan de neusvleugel van de agent hangen. Zo manmoedig zou zij ook aan haar verhaal vast moeten houden. Maar welk verhaal?
“Tijdens dit gesprek zal alles wat je zegt, worden genoteerd,” vulde Smits de stilte op. Hij knikte naar de vrouwelijke rechercheur, en voordat Lot het goed en wel besefte, was de bungelende huidschilfer verdwenen. “Zodat we ons later niet kunnen vergissen over wat jij ofwij hebben gezegd. Begrijp je dat?”
De agente tikte razendsnel op het toetsenbord en even moest Lot aan de avatars in Second Life denken.
Kosse Smits ging wat verzitten en drukte de achterkant van zijn pen tegen het grijze tafelblad waardoor die een klikkend geluid maakte. “We vermoeden dat jij onsje adres niet hebt gegeven omdat je op dit moment geen vaste woon- of verblijfplaats hebt. Je wilt waarschijnlijk niet dat je ouders weten waar je bent. En dat allemaal omdat je in handen bent gevallen van een loverboy.” Hij keek kort naar zijn pen en legde deze toen voor zich neer, naast zijn blocnote.
Lot kromde haar tenen in haar All Stars. Ze mocht niets laten merken. Gewoon onverschillig doen. Waarschijnlijk had het niets te betekenen. Vroegen ze hier standaard aan jonge meisjes of ze in handen van loverboys waren gevallen, omdat dit nu eenmaal de procedure was. “Ik doe niet aan hypes,” antwoordde ze gemaakt verveeld.
Kosse Smits plantte zijn ellebogen op de tafel en leunde voorover. “Je zegt dus dat er geen sprake is van een loverboy?” Zijn wenkbrauwen, de een wat wilder ingeplant dan de ander, gingen ongelovig omhoog.
Lot zei niets, maar Alena Njegovana tikte driftig door op het toetsenbord. Misschien verzon ze gewoon een verhaal. Maakte het niets uit wat Lot ze vertelde. Hadden ze hun ideeën al zo uitgewerkt dat Lot hoe dan ook de klos was. Ze dacht hard na. Er moest een oplossing zijn. Een paar zinnen die hen op andere gedachten konden brengen. Verhit keek ze de kamer rond. Voor het raam hingen halfgesloten lamellen boven een brede vensterbank. Op die vensterbank een beeldscherm van een computer met toetsenbord. Beide niet aangesloten, maar het bracht haar niet op een idee.
“Loverboy is natuurlijk een mooi woord voor een jongen die meisjes…” hier stopte Kosse Smits even, “seksueel misbruikt of laat misbruiken.” Hij voelde aan zijn keel, vermoedelijk om te controleren of hij zich die ochtend goed had geschoren.
Even dacht Lot aan de gladde bovenlip van Fred, waar voorheen een snor zat die prikte wanneer hij haar kuste.
“Ik zou ook pooier kunnen zeggen,” ging Kosse na een korte stilte verder. “Of een jongen die jou dwingt om seks met hem of anderen te hebben. Is dat dan misschien het geval?” Hij klikte weer met zijn pen op het tafelblad.
Terwijl Lot naar de grijze vloerbedekking keek, vroeg ze zich af of ze van Julo53 wisten. Of ze hem misschien via internet hadden getraceerd. Tegelijkertijd besefte ze dat ze iets moest zeggen. Ze keek weer naar de loshangende snoeren. “Ik heb geen contact met een loverboy en ik word nergens toe gedwongen,” mompelde ze.
“Je wordt nergens toe gedwongen?” De vrouw en de man keken elkaar aan. “Toch,” de man keek haar weer aan, “hebben we daar wel aanwijzingen voor.”
“Aanwijzingen?” zei ze geschrokken, maar snel herstelde ze zich. Verdomme, Lot, sprak ze zichzelf in gedachten toe, laatje niet zo kennen. Relax, ze hebben niets. Helemaal niets om je op vast te pinnen. Ze wist dat ze gelijk had: deze gasten wilden haar gewoon uit de tent lokken. Want wat deze agenten zeiden, was natuurlijk allemaal bluf. Maar zij was niet zo naïef om in hun val te lopen. Aan haar getuigenis zouden ze dan ook niets hebben. Circumstantial evidence, no witness and a victim who denies to be a victim. Case closed.
Alena Njegovana keek op. Nog steeds waren de elastieken niet uit haar haar gevallen. “Dus even voor de duidelijkheid: jij bent niet in handen van een loverboy gevallen?”
“Ik weet dat het een teleurstelling voor jullie moet zijn,” zuchtte Lot, in een poging de agenten het gevoel te geven dat ze het allemaal veel te lang vond duren. “Al die loverboy-ellende is natuurlijk hartstikke hot.” Ze keek naar het niet-werkende beeldscherm. “Maar als je de media te serieus neemt, dan kijkt hij,” ze wees naar Kosse Smits, “de volgende week naar het journaal en dan vermoedt hij dat ik een radicale moslim ben die met een bomgordel om loopt alsof het een nieuwe riem van Versace is, alleen omdat hij me weleens op het schoolplein met meisjes met hoofddoekjes heeft zien praten.” Lot reed haar stoel iets naar achteren en maakte aanstalten om op te staan. Dit was haar beste act tot nu toe. Fred zou het een applaus waard vinden.
“Als ik jullie was zou ik me niet zo laten leiden door de waan van de dag,” zei ze als toegift. “En nu denk ik dat we genoeg tijd verspild hebben, ik moet nog huiswerk maken.”
“Blijf nog even zitten, Lot. Het is in je eigen belang dat we de dingen goed uitzoeken. Ons vermoeden dat je een mogelijk slachtoffer bent van een of meerdere zedenmisdrijven, is gebaseerd op een betrouwbare getuigenis van een verdachte.”
Kut, wat nu? Ze ging weer zitten. Sjeses, wat had ze het warm. Ze zweette als een otter. Zouden ze de verwarming hier extra hoog hebben gezet om haar tot een bekentenis te dwingen? Ze keek naar de rechercheurs tegenover haar. Zij leken nergens last van te hebben. Alena Njegovana droeg dan ook alleen een ruimvallend T–shirt boven haar spijkerbroek en ook Kosse Smits transpireerde geen druppeltje. Kurkdroog was hij. Zo droog dat de huid aan zijn neusvleugel schilferde. Zelfs tussen de beginnende stoppels meende Lot zijn huid te zien afbladderen.
“Die verdachte,” vervolgde hij, “zo heet iemand die wij van een strafbaar feit verdenken, heeft jouw naam genoemd. Althans, niet jouw naam, hij heeft een beschrijving van jou gegeven. Deze verdachte heeft namelijk bepaalde filmpjes op zijn computer. Filmpjes waarin hij jou herkende en die verboden zijn omdat er dingen met kinderen gebeuren die niet door de beugel kunnen.”
“Kinderporno,” hielp Alena Njegovana hem.
“Juist. Momenteel zijn er mensen bezig om al die filmpjes op de computer van deze verdachte te bekijken. En we hebben de verdachte natuurlijk verhoord. We willen van hem weten hoe hij eraan komt. Het is namelijk van het grootste belang dat er een einde gemaakt wordt aan het misbruik van kinderen voor het maken van zulke filmpjes.”
Lot dacht terug aan de eerste keer dat zij voor de camera uit de kleren moest. Een screentest voor zijn castingbureau. Eigenlijk had ze het niet gewild. “Het hele pakket, of niets, hè?” Juloss had haar aangekeken alsof ze kinderachtig was door zo te twijfelen en om haar relaxed te maken, had hij iets door haar drankje gedaan. Na dat eerste filmpje had hij bij de opnamen steeds iets meer van haar verlangd. Het meeste was ze inmiddels vergeten, door de roes waarin ze had verkeerd. Maar ze had hem weleens gevraagd wat hij eigenlijk deed met die screentests, zoals hij ze zelf noemde. Hij had haar verzekerd dat er een goede markt voor was. Zo goed dat ze voorlopig, bij gebrek aan een echte filmrol, haar verblijf bij hem kon terugverdienen. Soms dacht ze weleens aan de mannen die zich aan haar filmpjes moesten verlustigen, maar niet voor lang. Het idee maakte haar misselijk.
“Is het de biologische slager?” vroeg Lot. Want die was het natuurlijk. Daarom had hij bijna een hartaanval gekregen toen hij haar zag.
De rechercheurs keken elkaar aan.
“Nou? Is die verdachte soms de slager waar ik net naartoe wilde gaan?” drong Lot aan.
“Dat kunnen wij in het belang van het onderzoek niet zeggen.”
Lot wist genoeg. De slager was een gebruiker van haar filmpjes, ze had het al vermoed.