Op zijn zij lag hij op bed. Zijn benen hoog opgetrokken, de armen gekruist voor zijn borst. Langzaam stroopte hij de mouw van zijn overhemd op en hield het horloge, dat steeds losser om zijn pols hing, voor zijn ogen. Al tegen vieren. Tegen vieren? Van…van welke dag? Geschrokken sloeg hij de sprei van zich af, ging zitten en keek verdwaasd om zich heen. “Verdomme, Peters, hou de dingen eens in het overzicht!” Hij pakte zijn Mauser die tegen het bed stond en duwde zich zwaar leunend van het ledikant. De dag. Die eerst in het overzicht zien te krijgen, bedacht hij. Schuifelend liep hij in de richtingvan de kalender. Onder de naam van zijn verzekeringsmaatschappij, het jaartal 2006 en een foto van enkele koeien. “Mei,” las hij. “Ja, ja, de bloeitijd van de driekleurige viool. Viola tricolor, stiefmoerskruid,” mummelde hij. Geen bloem met zoveel namen.
Hij boog zich nog wat meer naar zijn kalender. Iedere ochtend omcirkelde hij de datum, nog voor het toiletteren. Gewoonten waren de scherpe lijnen waartegen alles zich steeds vager aftekende. Hij hield zich vast aan die gewoonten, als aan de kabels waarmee hij kisten de grond in liet zakken. Loslaten zou immers een vrije val veroorzaken, kletterend het graf in.
De laatste, met blauwe pen omcirkelde dag, was de dinsdag. Hij vroeg zich af of er nog begraven moest worden. Nee, bedacht hij, niet meer door de gemeente geoorloofd. Hij lachte schalks. Nou, daar had hij dus mooi maling aan. Die arme Lisa en Marlon had hij toch niet in de aula kunnen laten zitten met dat lichaam van Justus? Wis en waarachtig niet, ze zaten verdorie op een begraafplaats! Samen met Lisa had hij het lichaam keurig in een kist gelegd. Ja, ja, kisten had hij gelukkig genoeg. Ooit eens bij een faillissement op de kop getikt. Altijd handig.
Sinds hij Justus samen met Lisa aan de rand van het bos had begraven, waren er meer gevolgd. Tja, als er één schaap over de dam is…Hij gniffelde. Bij de gemeente hadden ze mooi het nakijken. Zo was het wel!
Goed, eerst maar deze dag door zien te komen. Koffiezetten zou hij, nog geen bakkie gehad. Ofwel? Wat maakte het ook uit. Een bakkie echte koffie, geen surrogaat, dat ging er altijd wel in. Sodemieters wat een luxe. Dat herinnerde hem eraan dat hij zijn beste Marius nog moest schrijven. “Beste Marius, Hoe is het leven daar in Vlaanderen?” En dan voorzichtig naar de pruimtabak informeren. Zijn gevoelige broer, nooit meer gezien. Nog een geluk dat hij af en toe goede pruimtabak toestuurde. In Vlaanderen was dan ook zo’n beetje alles te verkrijgen.
Hij draaide het deksel van het koffieblik. Het koffïelepeltje lag boven op de gemalen koffie. Echte koffie. Geen surrogaat. “Dit wordt een goede dinsdag, Peters,” mompelde hij. “Alles weer volkomen in het overzicht.”