Hoofdstuk 54

Lot stond al klaar in de woonkamer. Haar spullen in twee plastic zakken die tegen de bank aan stonden: twee spijkerbroeken, vijf T–shirts, ondergoed en een toilettas. De jurken had ze achtergelaten, die had ze nu toch niet nodig. Verveeld tekende ze met haar voet een rondje in het hoogpolige tapijt. Een rondje met een streep erdoorheen. Met de zool van haar All Stars streek ze de pool weer recht. Ze voelde zich nog altijd dizzy en haar hoofd was topzwaar.

Na de opnamen had Fred haar veel te kort laten slapen.

“De deal met die producent is bijna rond,” had hij gezegd toen hij haar wakker maakte.

Nog versuft had ze hem aangekeken. Zo naast haar bed zag hij er akelig wakker uit.

“Maar ondertussen moeten we niet vergeten dat Klaas er nog is,” ging hij verder.

“Klaas,” herhaalde ze en ze probeerde de mist in haar hoofd te verdringen.

“Tegenwoordig kan hij onverwacht langskomen, nieuw ideetje van de reclassering. Als hij straks op de stoep staat, is het niet de bedoeling dat hij jou hier aantreft.” Streng keek hij haar aan.

Klaas in haar kamer? Hij bleef toch altijd beneden?

“Mensen als hij zullen inmiddels wel hebben doorgekregen dat jij wordt gezocht,” legde Fred uit, “en als hij jou hier ontdekt, kunnen we er donder op zeggen dat ik je straks alleen nog in de jeugdgevangenis kan bezoeken.”

Bij het woord jeugdgevangenis was ze opgeveerd. Alles beter dan dat en ondanks een katerige hoofdpijn die tegen haar schedel drukte, had ze zo snel mogelijk gedaan wat hij van haar vroeg: haar spullen pakken.

Ze hoorde Fred de voordeur opendoen, de begroeting was minder hartelijk dan anders.

“Ik hoop dat je nu voor eens en voor altijd orde op zaken stelt?” vroeg Fred toen hij haar binnenliet.

“Ik garandeer je de royal treatment.” hoorde ze Lisa zeggen. “Dat van die slager, daar had ik ook geen invloed op.”

“En we houden contact, hè?”

“Uiteraard.”

Lisa kwam de kamer binnen en keek haar met een blik van verstandhouding aan.

Lot wist niet hoe ze moest reageren. Ze had gedacht van haar af te zijn. Fred weer helemaal voor zichzelf te hebben, maar kennelijk lagen de zaken gecompliceerder. Ze moest inderdaad uitkijken dat Klaas haar niet zag. Een tijdje bij Lisa logeren was nog altijd minder erg dan de jeugdgevangenis. En bij terugkomst kreeg ze een mooie filmrol, dat had Fred beloofd.

“Kom, het is maar voor even,” zei Lisa, alsof ze precies wist wat Lot dacht.

Gewillig liep Lot achter haar aan.

In de hal trok Fred haar naar zich toe. “Je blijft mijn meisje, dat weet je, hè? Waar je ook bent…”

Ze lachte naar hem zoals hij haar het liefst zag, onschuldig en een tikje ondeugend, kuste hem toen kort op zijn mond. Zonder om te kijken, ging ze met Lisa mee, over de kinderkopjes op de voorplaats, in de richting van Lisa’s zwarte autootje.

De wind waaide haar haren op, waardoor haar puistjes te zien moesten zijn. Dezelfde wind die de handvormige bladeren van de kastanjeboom naast het huis liet ruisen als de golven van de zee. Lisa opende de autodeur en liet haar instappen.

En met een weemoed die haar misselijk maakte, keek Lot naar het huis dat ze achterliet.

Lisa sloeg haar portier hard dicht en ging achter het stuur zitten. Hobbelend reden ze vervolgens de oprijlaan af, terwijl Fred en Victor hen vanuit de met klimop omlij ste deuropening nakeken. Bij de straat aangekomen trapte Lisa op de rem. Een man met een baseballpet op en een aangelijnde hond liep voor de auto langs. Lot probeerde zichzelf door zijn ogen te zien: een alledaags meisje dat naast haar moeder in de auto zat, terwijl vader en zoon hen uitzwaaiden.

Ze keek nog één keer om naar het huis en slikte. Kut, nou niet huilen! sprak ze zichzelf in gedachten toe. Binnenkort zou ze weer terug zijn, Freds huisarrest duurde nog maar een paar weken. Maar het was al te laat, de tranen vielen op haar spijkerjack en in de hals van haar shirt, snel veegde ze ze weg en sloot haar ogen. Ze moest slapen. Gewoon slapen. Nog altijd doodmoe van die laatste screentest.

Toen ze wakker werd, zag ze dat ze alleen in de auto zat. De motor draaide, maar Lisa was verdwenen. Lot tuurde door de voorruit. Het was al schemerig. In het licht van de koplampen zag ze Lisa een enorm hek openen. Ze wreef over haar gezicht om helder te worden, krabde in het voorbijgaan aan een puistje. Ze waren nu waarschijnlijk bij het huis van Lisa. Shit, aan het hek te zien, woonde ze zelfs nog mooier dan Fred.

“Lekker geslapen?” Lisa keek haar vriendelijk aan, terwijl ze instapte en het hek door reed. Lot voelde hoe ze over een soort wildrooster reden, daarna het knerpen van grind onder de wielen. Weer stapte Lisa uit, liet ook nu de motor draaien en sloot het hek achter hen.

Lot had geen idee waar ze waren en hoe lang ze hadden gereden. Door het halfdonker kon ze ook de omgeving niet goed zien. Bosrijk zag het er hier uit. Ze was in ieder geval een stuk helderder, ook niet misselijk meer, ze had zelfs wel een beetje trek. Nu maar hopen dat Lisa thuis niet van die rare gerechten maakte.

Lisa parkeerde haar auto langs een strookje gras en opende Lots portier. “Welkom op de Zuidwester,” zei ze.

De Zuidwester, dat klonk als een schip. Maar schepen waren hier duidelijk niet. Met Lisa liep ze over het grindpad op een huisje af. Wel een knus optrekje, maar veel kleiner dan ze had verwacht bij zo’n indrukwekkende entree.

Een oude man kwam het huis uit schuifelen. “Ha, die Lisa!” riep hij enthousiast en kromgebogen liep hij op hen toe. “Die naam heb ik goed, nietwaar? Ja, alles in het overzicht.” Toen zweeg hij even, knikte bedenkelijk met zijn hoofd. “Hoe dan ook verstandig die wisselende identiteiten.” Hij pakte Lisa bij haar bovenarm en fluisterde: “Heel moedig om de spertijd te negeren. Heel moedig, zeker voor een vrouw. Toch het zwakke geslacht.” Hij lachte, verslikte zich en spoog op de grond. “Geen problemen ondervonden?”

Lot keek de man verbaasd aan. Waar had die vent ‘t over?

“Geen problemen, meneer Peters,” antwoordde Lisa. “Althans: geen problemen meer. Ik heb een infiltrant in veiligheid moeten stellen. Heeft goed werk verricht voor het verzet.” Ze duwde Lot naar voren.

Shit, wat was dit? Lot wreef weer over haar gezicht. Ze dacht nog wel dat ze zo helder was.

De man nam haar peinzend op. Pakte ten slotte haar hand tussen zijn kromgegroeide vingers. “Wees welkom, wees welkom,” mompelde hij schijnbaar onder de indruk, terwijl hij haar hand maar bleef schudden. “Ik ben hier de beheerder.”

“Ze moet uitrusten,” legde Lisa uit, terwijl ze Lots hand voorzichtig uit die van de man trok. “Ze heeft veel achter de rug, zoals u wel zult begrijpen.”

“Alles in het overzicht, dus?” vroeg de oude man. En nog altijd keek hij Lot vol ontzag aan. “En zo jong,” zei hij bijna fluisterend. “Zelf ben ik ook al jong in het verzet begonnen. Een jochie was ik nog maar.”

“Alles voor het vaderland, meneer Peters.” Lisa knipoogde naar hem.

“Voor het vaderland,” herhaalde hij en in een kennelijke poging te salueren bracht hij met een onhandige zwaai zijn hand naar zijn hoofd.

Terwijl ze met Lisa verder liep, zag Lot hoe hij met een geweer naar hen zwaaide. “Hij heeft een…” maar verder kwam ze niet, want voor zich zag ze iets wat niets anders dan de beginscène van een horrorfilm kon zijn: een begraafplaats met oude en deels verzakte grafstenen.

“Als je je mond zo open laat hangen, heb je kans dat er een bij in vliegt,” zei Lisa streng. Ze pakte haar weer bij de hand en nam haar mee langs de graven, in de richting van een ovaal bakstenen gebouw.