Hoofdstuk 36

Natuurlijk wist Lot dat het zinloos was, maar voor de vorm liep ze in de richting van de biologische slager.

Toen ze haar computer net aangezet had, was Lisa haar kamer binnengekomen. Of ze boodschappen voor haar wilde doen. Lot vond het prima, Second Life viel de laatste tijd toch tegen.

Kennelijk ging Lisa ervan uit dat de slagerij vandaag weer open was. Ze wist waarschijnlijk niet dat de slager was overleden. Lot had haar mond maar gehouden; mocht ze er tenminste even uit. Alleen jammer dat Marlon nu net in bad moest. Met hem was het vast leuker geweest.

Zelfs nadat ze uit het zicht van het huis was, liep ze door naar de slager. Want hoewel er geen concrete aanwijzingen waren, had ze het onbestemde gevoel dat ze gevolgd werd of op z’n minst in de gaten gehouden. Voorzichtig keek ze om. Niet alsof ze een achtervolger vermoedde, maar achteloos, alsof ze iets hoorde wat haar aandacht trok. Achter haar sleepte een lege chipszak over de stoeptegels, voortbewogen door de aanwakkerende wind. Twee gesluierde vrouwen stapten druk pratend uit een geparkeerde auto. Een bejaarde vrouw boog zich over haar kalende poedel, die een geruit hondenjasje droeg. Iets verontrustends kon Lot echter niet ontdekken.

Terwijl ze verder liep, knoopte ze haar spijkerjack dicht. Er was duidelijk niemand die haar volgde. Het moest Freds wantrouwen zijn waardoor ze zo op haar hoede was. Zoals hij laatst bij de deur op Marlon en haar had staan wachten, alsof hij vermoedde dat ze er met zijn nieuwe zoontje vandoor was gegaan. Ze siste tussen haar tanden. Het idee. Nou ja, soms dacht ze er wel over om ervandoor te gaan, maar dan toch echt niet met Marlon.

Goed, Fred kreeg het zoals hij hebben wilde. Door zijn achterdocht was hij voor haar niet meer de vader die ze in hem had gezien. Niet meer de kans op een mooi leven zonder haar moeder. Helemaal niet nu hij voor haar een huurmoeder in huis had gehaald.

Soms, heel soms, miste ze haar eigen moeder. Want misschien was het toch ooit wel goed gekomen. Had haar moeder zich opeens aan de afspraken gehouden die ze met Lots voogd had gemaakt. Ze schudde haar hoofd. Wat liep ze zichzelf nou wijs te maken? Het enige dat dat mens belangrijk vond was drank.

Zo’n vijftig meter voor zich zag ze het uithangbord: BIOLOGISCHE SLAGERIJ—NATUURLIJKVLEES. Ze zou erlangs lopen. Gewoon voor de zekerheid. Voor het geval er toch iemand keek. Ze zou zelfs haar hand op de deurklink leggen. Net of ze niet wist, niet allang had gelezen dat deze slagerij wegens omstandigheden gesloten was.

Voor de vorm las ze het briefje, dat nog altijd achter de glazen deur hing. De enige letter die met aandacht leek te zijn geschreven, was de letter W. Lot stelde zich voor dat de slagersvrouw de tekst neergekrabbeld had terwijl ze tegelijk de ribbenkassen van een koe aan stukken hakte. Dat zou de minuscule bloedspettertj es op het blaadje kunnen verklaren.

Op dat moment legde iemand een zware hand op Lots schouder. Heel even verstijfde ze. Dus toch! Maar ze besefte dat ze haar niets konden maken. Ze was naar de slager gegaan, precies zoals haar was opgedragen. Het was vast Lisa of Victor die nu, in opdracht van Fred, achter haar stond. Bij thuiskomst zou Fred haar zeggen dat dit een test was geweest om te zien of hij haar wel kon vertrouwen, maar dat alles nu goed was en ze zijn meisje weer was. En hij zou haar aankijken, zoals hij lang niet meer had gedaan: vol bewondering.

Ze wist niet of ze teleurgesteld of opgelucht was, toen ze in plaats van Victor of Lisa, twee onbekenden achter zich zag staan. Een man en een vrouw. De vrouw had een bijna doorschijnende huid die om haar jukbeenderen spande en steil geblondeerd haar in twee afhangende staarten. De man was twee koppen groter en vele jaren ouder dan de vrouw en had een degelijk kortgeknipt kapsel. Hij stak zijn hand in zijn binnenzak en toonde Lot een geopend leren mapje. Toen ze goed keek, zag ze een pasje met daarop een foto van de man. Daarnaast stond in blauwe blokletters het woord politie. De letter ‘o’ versierd met een gouden vlam.

“K. Smit?” vroeg Lot aan de agent. Want ze had geen idee hoe ze moest reageren.

“Kosse. Kosse Smits. Smits, met eens op het eind. En nu willen we graag jouw identiteitskaart zien.”

Shit, dacht Lot, spijbelcontrole. Ze deed alsof ze in de zak van haar spijkerjack zocht, want natuurlijk had ze haar legitimatie niet bij zich. Vervolgens trok ze een pruillip en schudde haar hoofd.

“Mag ik vragen hoe oud je bent?” De vrouw, waarschijnlijk ook een agent, keek haar vriendelijk aan.

Lot vroeg zich af waarom de agenten in burger waren. Was dit omdat ze zo meer kans hadden om spijbelaars te betrappen? En shit, hoe oud moest ze zeggen dat ze was? Als ze zei dat ze dertien was, hoefde ze zich niet te legitimeren. Maar dan gingen ze waarschijnlijk wel moeilijk doen over het spijbelen. Ze zouden naar school bellen en erachter komen dat ze daar al lang niet meer was geweest. Zo’n afgang moest ze zichzelf zien te besparen. Als ze zei dat ze achttien was, zouden ze niet over school zeiken, maar wel over haar legitimatie. Maar ze moest zichzelf nou niet gek maken. Dit was waarschijnlijk een routinecontrole waarbij ze haar met een waarschuwing zouden laten gaan.

“Zo moeilijk moet het toch niet zijn om je leeftijd te zeggen?” merkte de vrouw op.

“Veertien,” zei ze snel.

De agenten knikten elkaar toe.

“En mogen we ook je naam en adres weten?” vroeg de vrouw.

“Lot,” antwoordde ze eerlijk en vervolgens loog ze over haar achternaam en adres.

“Lot,” herhaalde de vrouw. “Dat is een mooie naam.” Ze pakte een opschrijfboekje uit haar zak en schreef het op. “Lot, zou je zo vriendelijk willen zijn om met ons mee naar het bureau te komen? Uiteraard zullen we daar je ouders op de hoogte stellen.”

Fijn: haar ouders.

“En als datgene waar wij ons zorgen over maken, niet waar blijkt te zijn, kun je zo weer naar huis,” zei Kosse Smits terwijl hij haar met zachte hand in de richtingvan een groene Mazda duwde.