“Verkoopt u ook koeienmaag?” vroeg zijn moeder.
Marlon stond met zijn moeder bij de biologische slager en keek in de vitrine naar de rozerode stukken vlees.
“We hebben pens,” zei de slager. Het was een grote man, met een kaal hoofd waarover plukjes grijs haar vielen.
“Doet u daar dan maar een pond van.”
“Wel toevallig trouwens dat u ernaar vraagt. Ik had het er laatst nog over dat het zo weinig wordt verkocht.” De slager keek Marlons moeder met smalle, hoog opgetrokken wenkbrauwen aan, waardoor zijn voorhoofd in meerdere laagjes werd opgevouwen. “Was u vroeger trouwens niet van de tv?” Hij knikte. “Ja, ik meen u te herkennen. Alleen moet u toen jonger zijn geweest.”
Marlon keek verbaasd op. Voor zover hij wist was zijn moe der nooit op televisie verschenen.
“Ik denk dat u zich vergist,” zei ze kalm, terwijl ze haar blik over de uitgestalde vleeswaren liet gaan.
Marlon zag dat de slager nadacht en toen schrok. Zijn mond ging happend op en neer en zijn onderkin trilde.
“Zij van de tv?” vroeg een vrouw die naast de slager achter de toonbank stond. Ze was een stuk kleiner dan de slager en drukte met haar rechterhand een ham tegen een snijmachine, terwijl ze met haar linkerhand de dunne plakken opving die er aan de andere kant uitkwamen, om ze vervolgens op een stapeltje te leggen. “Hoe kom je daar nou toch bij? Volgens mij komt mevrouw van oorsprong niet eens uit Nederland, toch?” Vragend keek ze zijn moeder aan.
Zijn moeder gaf geen antwoord, glimlachte alleen.
“Sorry dat ik het zeg,” zei de vrouw, “maar ik ben nu eenmaal een kenner als het om accenten gaat. En al is het bij u nauwelijks te horen, ik vermoed dat mevrouw uit Rusland komt, heb ik het goed?”
“Ik vrees dat u er beiden naast zit,” antwoordde ze.
Marlon wilde zeggen dat zijn moeder oorspronkelijk uit Moldavië kwam, maar besefte dat hij beter zijn mond kon houden. “Alleen als het echt niet anders kan, moet je de waarheid zeggen,” zei zijn moeder vaak. Ze sprak liever niet over haar afkomst, uit angst dat mensen erachter zouden komen dat ze illegaal in Nederland verbleef. Daarom vond ze het ook belangrijk om zo perfect mogelijk Nederlands te spreken. Alleen aan haar lichte accent was nog te horen dat ze hier niet was geboren.
“Nou ja, hoeveel pens wilde u ook alweer hebben?” vroeg de slager. Zijn al rode gezicht kleurde nu bijna paars.
“Een pond, zo moeilijk is dat toch niet?” siste de vrouw bij de snijmachine. “Ach ja, mijn man wordt een dagje ouder,” zei ze tegen hen toen de slager door een deur naar achteren was verdwenen, waar Marlon de pens vermoedde. “Dan gaan ze dingen vergeten. U weet hoe dat gaat.” Ze legde haar zware boezem op de toonbank en leunde voorover. “Wil de jongeman misschien een plakje ham?”
Een roze lapje vlees trilde voor Marlons gezicht. Snel pakte hij het aan.
Plotseling kwam de slager met zijn grote hoofd om de deur tevoorschijn. “Alleen pens, zei u toch, hè?”
De vrouw knipoogde naar hen en hees haar bovenlichaam van de toonbank.
Toen de man het vlees had ingepakt en het door de vrouw was gewogen en van een sticker was voorzien, bestelde zijn moeder ook nog een ons reuzel. “En doet u ook maar twee varkensniertjes, ongeveer een pond en nog een kilo rundergehakt.”
“Bijzondere keuze,” zei de vrouw achter de toonbank en nu liep zij naar achteren. Waarschijnlijk vertrouwde ze er niet op dat haar man meer dan twee bestellingen kon onthouden.
“Bijzondere keuzes mag ik wel,” zei de slager toen zijn vrouw uit het zicht was verdwenen. “Ouderwetse gerechten bereiden, daar is niets mis mee.” Plotseling liep hij weer paars aan en stamelde: “Of is de pens soms voor de hond?”
Marlon wist wel waarvoor de pens was, voor de ciorba de burta, de zure soep die zijn moeder zo lekker kon maken, maar omdat zijn moeder geen antwoord gaf, hield hij ook zijn mond.
Na een stilte die ongelooflijk lang leek te duren, zei zijn moeder eindelijk: “Eigenlijk is het vreemd. De meeste mensen weten dat het gebeurt, en u helemaal, maar zo weinig mensen maken zich er druk over.” Ze knipoogde.
De slager slikte en zei: “U bedoelt de slechte leefomstandigheden van dieren in de bio-industrie?”
“Bio-industrie.” herhaalde ze. “Mooi woord.”
“Daarom wilt u zeker biologisch vlees,” zei de slager aarzelend, “omdat het veel diervriendelijker…”
“Precies: diervriendelijker. Bent u daarom biologische slager geworden?”
De slager leek iets te willen zeggen, maar op dat moment kwam zijn vrouw terug. “Wat sta je daar nou,” siste ze naar hem. “Hier, pak dit maar in.” En ze legde het vlees voor hem neer.
“Anders nog iets?” vroeg ze. “Wil jij trouwens nog een plakje ham, jongen?” onderbrak ze zichzelf en vragend keek ze Marlon aan. Toen hij knikte, gaf ze de slager een por in zijn zij, die zich daarop mechanisch omdraaide om een plakje ham van de net gesneden stapel af te pakken.
En zonder te bedanken pakte Marlon het aan.
“Als we terug zijn, ga jij naar je kamer,” zei zijn moeder toen ze van de slager naar de auto liepen. “Om te spelen ofte lezen in een van je imkerboeken. Dat laatste lijkt mij overigens ‘t belangrijkst.”
Marlon knikte. “Mag ik eerst mijn treinbaan afmaken?” Het was lang geleden dat hij met een spoorbaan had kunnen spelen. Misschien dat andere kinderen van zijn leeftijd het kinderachtig vonden om een houten spoor neer te leggen, maar dat maakte hem niets uit. Met kinderen van zijn leeftijd had hij in feite niets te maken.
“Vooruit, maak eerst je treinbaan maar af. Alleen kun je straks niet naar beneden komen, Fred en ik krijgen namelijk visite. Maar vanavond eten we ciorba de burta.”
“Met placinta?”
“Met placinta.”
“En doe jij dan straks wel mijn deur op slot?”
“Natuurlijk, lieverd.” Ze stapte in de auto en legde met een zwaai het vlees op de achterbank.
“Vanmorgen was je het vergeten.” Ook Marlon stapte in.
“Deuren moeten alleen op slot als het strikt noodzakelijk is.”
“Dus als we zo thuis zijn, doe je het wel?” vroeg Marlon voor de zekerheid. Hij had geen zin om nog een keer het huisdier van Lot te moeten aaien.
“Absoluut!” stelde zijn moeder hem gerust en ze startte de motor.