Nadat zijn moeder hem uit bad had gehaald, bekeek ze met een ongeruste blik zijn rode huid. “Het spijt me, lieverd,” zei ze. En net als Lot de vorige keer, zette ze hem onder de verkoelende douche.
Nu stond hij afgedroogd en naakt in haar slaapkamer. In haar slaapkamer en die van Fred. Want gewoontegetrouw sliep zijn moeder bij de achtergebleven vader.
Marlon tuurde naar zijn vingertoppen, terwijl zijn moeder op zoek ging naar iets om zijn huid mee te kalmeren. Zelfs zijn handen waren rood. Toch waren de lijntjes op de toppen van zijn vingers nog te zien. De papillairlijnen zoals hij laatst nog met meneer Peters in de encyclopedie had gelezen. Ze kringelden zich in duidelijke lus- en boogfiguren. Ook al was het badwater dit keer weer iets heter geweest dan de vorige keer, het had de lijnen niet met elkaar versmolten tot één glad huidoppervlak. Nog altijd zou hij door zijn vingerafdrukken kunnen worden herkend. Niet dat hij daarmee zat. Hij was niet van plan om later crimineel te worden. Hij ging ooit heldendaden verrichten, net als zijn vader en meneer Peters.
Hij keek de kamer rond. Het bed was imposant en omkleed met gerimpelde glimmende stof. Tegen de muur stond een blokvormige televisie met ingebouwde dvd-speler op een afbladderende standaard. Het enige vertrouwde in het vertrek was de zwarte sporttas van zijn moeder. Net toen hij ernaar keek, klonk een vreemd trillend geluid uit de tas. Nieuwsgierig ging Marlon erheen. Het klonk alsof zijn moeder bijen had meegenomen. En misschien was dat ook wel zo. Had ze wat werksters in een glazen potje gedaan om haar verjongingskuur hier te kunnen voortzetten.
Marlon ritste de tas open. Direct zag hij waar het geluid vandaan kwam. Niet van bijen die rusteloos tegen de glazen wand van een pot op vlogen, maar van een mobiele telefoon die tegen haar toilettas trilde. Hij pakte het kleine roze mobieltje, klapte het open, zoals hij zijn moeder weleens had zien doen, en hield het tegen zijn oor. “Ja?” fluisterde hij zacht.
“Zwermen!” klonk een vrouwenstem aan de andere kant van de lijn en direct werd de verbinding verbroken.
“Zwermen?” herhaalde Marlon, terwijl hij de telefoon dichtklapte. Als het nu de stem van meneer Peters was geweest, dan had hij het kunnen begrijpen. Dan moest het een waarschuwing zijn. Een waarschuwing dat zijn bijen op het punt van zwermen stonden. Of zelfs al met de oude koningin de kast hadden verlaten. Dat zou betekenen dat hij naar de Zuidwesterbegraafplaats terug moest om meneer Peters te helpen een tros van tien- tot twintigduizend bijen van een boomtak te scheppen. Maar het was niet de stem van de oude beheerder geweest. Het was duidelijk een vrouwenstem en één ding wist Marlon zeker: behalve zijn moeder woonden er geen vrouwen op de Zuidwesterbegraafplaats.
Terwijl Marlon het mobieltje netjes in de tas teruglegde, kwam zijn moeder binnen. Geschrokken stond hij op. Hij wist dat hij niet in haar spullen mocht neuzen.
“Wat is er, Marlon?” Zijn moeder stond in de deuropening. In haar handen een potje honing.
“Er…er werd gebeld,” stamelde hij en hij draaide zich naar haar cm.
Met een paar stappen was ze bij hem. “Op deze telefoon?” Ze pakte het roze mobieltje uit haar tas.
Marlon knikte.
“Heb je opgenomen?”
Hij wist wat er nu zou komen als hij de waarheid sprak, toch had hij geen andere keus. “Ja,” fluisterde hij, want zo goed als Lot zou hij nooit toneel kunnen spelen.
“Prima,” zei zijn moeder tegen iedere verwachting in. “En?”
Marlon vertelde wat de onbekende vrouwenstem had gezegd.
“Zwermen, weet je dat zeker?”
“Maar wie kan ons daarvoor waarschuwen? Alleen meneer Peters toch?”
Ze overhandigde hem het honingpotje. “Zwermen betekent in dit geval dat wij weggaan. Daardoor is er nu geen tijd om je in te smeren. Het spijt me. Je huid behandelen we wel als we op de begraafplaats zijn.”
“Gaan we hiervoor altijd weg?”
“Het enige dat ik nu weet is dat we op moeten schieten. Dus hup, aankleden!”
Ze hadden vaker halsoverkop een gezin achtergelaten en daarom maakte het Marlon niet zo ongerust. Hij vond het alleen wel heel jammer dat hij Lot misschien niet meer zou zien.
In de hal gebaarde zijn moeder dat hij moest wachten. Ze zette haar tas naast hem neer en ging de woonkamer in.
“Ik kreeg net een telefoontje van Lot!” hoorde hij Fred roepen. “Ze zit verdomme op het politiebureau! Dus waar blijf jij nou met je mooie beloften, hè?”
“Aan paniek heeft niemand iets, Fred. Jij loopt alleen gevaar wanneer je als pater familias wordt aangewezen,” zei zijn moeder sussend.
“En wat is dan het idee?”
“Een mater familias.”
“Een mater familias?”
“Je hoort de details als ik terug ben. Belangrijk is dat jij je nu gedeisd houdt.”
Marlon lachte trots, zijn moeder was Fred duidelijk de baas.