Zijn schop duwde in de losse aarde. Droge aarde, door de warme lente die ze tot nu toe hadden gehad. Hij hoefde niet diep te gaan. Enkele ondiepe gaten om de grafzerk moesten genoeg zijn. Even leunde hij op zijn schop, veegde zijn voorhoofd af met een zakdoek en staarde naar de bemoste zerk waarin de afbeelding van een gevleugelde zandloper was gehouwen. Links had de zandloper een duivenvleugel, rechts zat de vleugel van zo’n beest dat zich in grafkelders ophield en dat alleen ‘s nachts leefde. De naam van het dier was hem even ontschoten. Hoe dan ook was het een duivelse verschijning. Hij grinnikte. Duivels, dat was het beest inderdaad. Misschien moest hij het daar eens met Marlon over hebben. De knul had immers een ongekende interesse in alles wat met de duivel te maken had. Al vanaf het moment dat hij met hem in de encyclopedie las, had hij direct onder de letter ‘d’ gezocht.
Natuurlijkwas de teleurstelling groot toen dejongen erachter kwam dat er bij het onderwerp duivel vooral verwijzingen naar de Bijbel stonden, maar niet wie de duivel nu werkelijk was. Daarom had hij hem op het hart gedrukt dat niet alle antwoorden in boeken waren te vinden. “En zeker niet wie de duivel nu eigenlijk is,” had hij gezegd. “Dat komt omdat hij verschillende gedaanten heeft.” En hij gaf hem het voorbeeld van Hitler. Hitler waarin de Duiters aanvankelijk God meenden te herkennen, terwijl hij de duivel zelf bleek te zijn.
“Maar je kunt hem toch aan zijn bokkenpoten herkennen?” wierp de jongen hem tegen. “Daarmee kan hij het duivelsrooster toch niet over? Dat heeft u me zelf verteld.”
Ja, een bijdehand ventje was het, hij onthield alles.
“Inderdaad, knul,” had hij dan ook toegegeven, “alleen bij de duivel kun je er bokkenpoten onder bedenken. Zo is het maar net.”
Peters keek weer naar het graf, spoog op de grond en duwde met gekromde rug zijn schep in de aarde. Hij moest doorwerken. De heer en mevrouw Joosten-van Manen zouden dit jaar driekleurige viooltjes krijgen. Het kruid van de Drievuldigheid zou het lang vergeten graf het symbool van de herinnering meegeven. “Van de herinnering, Peters, van de herinnering, ja,” mompelde hij in zichzelf. “Dat hebben deze mensen wel verdiend, nu er niemand meer naar hun graf komt.”
Hij hield het altijd goed bij welke graven nog bezocht werden en welke niet. Het aantal bezoekers werd immers steeds minder. De nabestaanden werden ouder, raakten slecht ter been of hadden geen eigen vervoer meer. Of vonden zelf hun laatste rustplaats. Dat begreep hij allemaal wel. Daarom was het zijn taak ervoor te zorgen dat de graven niet helemaal vergeten werden.
“Ja Cor, je hebt gelijk, mevrouw Aantj es vergeet het graf van haar man niet. Al mag ze die taart van mij thuislaten, daar komen alleen de bijen op af.”
Hij lachte met zijn Corrie mee, zette zijn schep weg en pakte de geel met wit en violet gekleurde viooltjes om ze een voor een in de aarde om de zerk te plaatsen.
“Ja, ‘t gaat best, Corrie. Maak je over mij geen zorgen. Helemaal geen zorgen. Een paar plantjes in de aarde zetten lukt me nog wel. Laatst nog een konijn omgelegd. In één schot.” Voorzichtig duwde hij de viooltjes in de gaten die hij in de grond had gemaakt en dekte ze af met compost.
Corrie kwam steeds vaker langs, net als zijn vrienden uit het verzet. Dan hoorde hij ze plotseling, kon hij ze ruiken en zien. Soms nog duidelijker dan de tegenwoordige werkelijkheid. Hij hield er zijn mond maar over. Niemand hoefde het immers te weten, ze zouden hem zo naar het bejaardentehuis bonjouren. Ja, Peters wist precies hoe ze hem zouden afserveren. Nou, mooi niet. Niet voordat hij in een kist lag. De doden hier waren zijn kinderen waar hij al zijn halve leven zorg voor had gedragen. Die pakten ze hem niet af. En zijn onderduikers, zij konden niet zonder hem. Nee, zover zou het allemaal niet komen. Hij had niet voor niets in het verzet gezeten. De heersende autoriteit moest altijd gewantrouwd worden. Altijd! Moest je zien hoe vluchtelingen tegenwoordig meedogenloos het onheil tegemoet werden gezonden. Zonder pardon. Ongelooflijk. En net als tijdens de Tweede Wereldoorlog sloten de mensen hun ogen. Keerden zij de nieuwe paria’s van de wereld de rug toe.
Peters schudde somber zijn hoofd en reikte naar een nieuw viooltje uit zijn kweekbak. Hij mocht ze niet te dicht opeen planten, want met een beetje geluk zouden ze zichzelf vermeerderen. Ze slingerden hun zaad zelf vanuit de vruchten weg. Zaad dat keurig verpakt in mierenbroodjes door de mieren verspreid zou worden.
Peters grinnikte. Als een mierenbroodje zouden ze die vrouw op het ministerie weg moeten dragen. Werkelijk, als een mierenbroodje. Hoe heette dat mens ook alweer? Van vreemdelingenbeleid was ze. Vreemdelingenbeleid, het woord alleen al zei iets over hoe ze hier in Nederland tegenwoordig over vluchtelingen dachten. Vrouwen hoorden niet in de regering. Hij spoog in een net gegraven kuiltje. Tja, dat kreeg je in een tijd waarin iedereen meer had dan zijn hartje begeerde. Te veel keuzes. Hij schudde boos zijn hoofd naar Corries aanwezigheid. “Helemaal geen gemopper!” Er zou wel meer gemopperd mogen worden in de maatschappij, dacht hij bij zichzelf. Zelfs de socialisten hielden zich stil. Zelfs de socialisten, ja. Ze hadden het te goed om solidair met de vluchtelingen te zijn. Al die vluchtelingen die nergens terechtkonden. Kon hun het schelen.
De viooltjes stonden in de aarde. “Dat heb je mooi gedaan, Peters,” complimenteerde hij zichzelf. “Heel mooi. Als je onderduikers morgen terugkomen van het werk, kunnen ze het bewonderen.” Hij veegde de aarde van zijn handen en duwde zich omhoog. Plots begon alles te draaien en hij graaide naar de grafzerk voor houvast. Maar zijn hand greep in het niets, waardoor hij met een klap tussen het grind en de violen neerviel.
Hij voelde dat hij verkeerd was neergekomen, op de rand van de zerk. Boven hem aan de onbewolkte hemel verschenen donkere schaduwen. In zijn hoofd een oorverdovend gesuis. “Vliegtuigen,” fluisterde hij, en in het geronk van de motoren meende hij een Heinkel 111 te herkennen. Weer probeerde hij zich op te richten, want hij moest Corrie waarschuwen. Ze moesten naar de kelder. Voor je het wist bombardeerde de Luftwaffe de hele boel.