Hoofdstuk 47

Met zijn hoofd in zijn nek staarde Marlon naar de wolken die als vlokken badschuim overdreven. Zijn bezoek aan meneer Peters was zinloos geweest. Met onbegrijpelijke opmerkingen had de oude beheerder hem telkens uit de leerstof gehaald en vervolgens had hij ook nog met hem willen zingen. Hierdoor waren ze uiteindelijk niet verder gekomen dan de petunia en die was volgens meneer Peters toch al niet de moeite waard.

Een blauwe reiger klapwiekte voorbij. Zijn hals ingetrokken tegen zijn borst. De poten sierlijk naar achteren gestoken. Rauwe kreten klonken schurend uit zijn keel, terwijl hij naar een boomtop vloog.

Marlon liep het pad van de begraafplaats af. Hoewel zijn huid door de honing tot rust was gekomen, voelde die schraal. De wreef van zijn voeten schuurde bij iedere stap tegen zijn schoen. De naden van zijn broek irriteerden tussen zijn benen.

Uit de eikenboom waar de reiger landde, klonk plotseling een oorverdovend gekrijs. Zo snel als zijn schurende kleding het toeliet, rende Marlon ernaartoe. Door de dikke bladerkroon kon hij moeilijk zien wat er gebeurde. Krassende wanhoopskreten klonken uit de overhangende takken, waaronder een paar scheefgezakte grafstenen stonden. Marlon deed een paar stappen achteruit en zag toen wat er aan de hand was: twee zwarte kraaien fladderden om de reiger, die midden in hun nest was geland.

“Wegwezen!” riep Marlon naar boven. “Oprotten!” Maar de reiger trok zich hier niets van aan. En ook niet van het radeloze kraaienpaar dat krassend om hem heen scheerde. Bewegingloos stond de reiger in het nest, kalm voor zich uit starend. Toen, in een fractie van een seconde, boog zijn witte kop zich voorover en daar had hij een kraaienjong te pakken. Het kraaienpaar krijste van ontzetting, maar er was niets dat Marlon kon doen. De boom was te hoog en de gegroefde stam miste knoesten waarop hij zijn voeten zou kunnen zetten. Net zo hulpeloos als de kraaien, moest hij toezien hoe het kuiken in de hals van de reiger verdween.

Langer kon hij het niet aanzien en hoewel zijn moeder het hem meermalen had verboden, zette hij het op een rennen. Hij passeerde het graf van de apotheker en toen dat van meneer Aantjes, waarop een stuk met mieren bedekte taart van zijn vrouw stond. Appeltaart, zo gokte Marlon haastig. Pas toen hij het vertrouwde schijndodenhuisje zag, bleef hij staan. Als hij net zo heldhaftig als zijn vader was geweest, had hij het kraaienjong misschien wel kunnen redden. Dan was hij ook zonder knoesten de boom ingekomen.

In de verte klonk nog altijd het gekras van de kraaien, nu minder wanhopig, eerder teleurgesteld. Maar dichterbij hoorde hij iets heel anders. Het geluid van een zwerm bijen. Direct vergat hij de kraaien en rende naar de doodsbeenderenboom. Want daar hing, aan een laaghangende grijze tak, een zoemende tros bij en.

Kennelijk had hij toch een koninginnencel over het hoofd gezien, waardoor de oude koningin met de helft van haar volk de kast had kunnen verlaten. Snel, om te voorkomen dat de zwerm verder zou vliegen, liep hij naar het schijndodenhuisje om zijn imkerspullen te pakken.

Nadathij zich had verkleed, pakte hij hetkiepsje:dekorfom bijen mee te scheppen. Want hij had al gezien dat de tak waar de zwerm aan hing te dik was om af te knippen. Gelukkig hing de zwerm niet hoog.

Hij ging weer naar de doodsbeenderenboom en constateerde dat hij op zijn tenen met gemak bij de samenklittende bijenmassa kon. Met de kieps zo dicht mogelijk onder de druppelvormige tros, gaf hij een stevige ruk aan de tak. Slechts enkele honderden bijen vlogen op, de pest belandde keurig op een kluitje in de korf.

Marlon liep met de kieps voor zich uit naar de dichtstbijzijnde zerk om de schepmand daar omgekeerd tegen de stenen rand te zetten. Door de opening die nu ontstond, zouden de opgevlogen bijen makkelijk terug kunnen keren naar hun oude koningin. Voorlopig zou hij de kieps dan ook laten staan.

Het achtergebleven volk moest nu dus een nieuwe koningin hebben, bedacht hij. Een nieuwe koningin die binnenkort op bruidsvlucht ging. Hij zou het in de gaten houden, want het leek hem wel mooi om die bruidsvlucht te zien, al besefte hij dat het de meeste imkers nooit was gelukt. De koningin vloog dan ook een route die alleen zij en de darren kenden. Wat er daarna gebeurde had Marlon altijd gefascineerd. Na een achtervolging van de koningin mochten alleen de snelste darren met haar paren. Hierdoor werd zij van voldoende sperma voorzien om haar verdere leven eitjes te leggen. De met de koningin gepaarde darren hadden echter geen toekomst meer. Door de daad met de koningin werd hun geslachtsorgaan geamputeerd, waarna ze roemloos stierven.