Hoofdstuk 19

Lot liep de trap af. Het was dinsdagochtend. De tweede week alweer dat Lisa en Marlon er waren, constateerde ze. Sinds hun komst leek alles veranderd. Fred negeerde haar bijna totaal en vond alleen Lisa en Marlon nog belangrijk. Kwaad schopte ze een dinky toy de treden af. Op deze manier had ze niet veel zin om hier nog langer te blijven.

In de deuropening van de woonkamer bleef ze staan. Fred ijsbeerde in zijn badjas over de nieuwe vloerbedekking. Langs zijn filmsterrenaltaar, de grote staande lampen, de vaalrode chaise longue en weer terug. In zijn handen een stapel foto’s die hij onrustig doorbladerde. Ook nu was ze kennelijk onzichtbaar voor hem.

Met zijn waggelende loopje en gebogen schouders vond ze dat hij wel iets van een verdwaalde pinguïn had. Zijn warrige halflange grijze haar hing in pieken voor zijn gezicht en werd steeds met een snelle hoofdbeweging naar achteren gegooid om daarna weer even snel naar voren te vallen. Ze herinnerde zich een jongen uit haar klas die dat precies zo deed. Toen het haar van die jongen uiteindelijk zo kort geknipt was dat het niet meer voor zijn ogen viel, was de zenuwtic gebleven. Ze vroeg zich af of dit na een goede knipbeurt ook bij Fred het geval zou zijn. Tegelijk besefte ze dat ze dat nooit zou weten. Hij had altijd lang haar gehad, en zou altijd lang haar houden. Wel had hij een paar weken geleden zijn snor afgeschoren. Vreemd kaal zag hij er daardoor uit. Ze had aan zijn onverwacht gladde en ietwat opgezette bovenlip willen voelen. Maar ze had zich ingehouden, wetend dat hij er steeds minder van hield om door haar te worden aangeraakt. Omdat ze daar, volgens hem, nu te oud voor werd.

Met haar hoofd bleef ze zijn kale gezicht volgen: links, rechts door de kamer. Zij de cameravrouw, hij de acteur.

Opeens stond Fred stil en keek haar recht aan. Betrapt stapte ze de kamer binnen.

“Die make–up gaat eraf, hè?” Met omhooggetrokken wenkbrauwen keek hij haar vanonder zijn weer naar voren gevallen grijze pieken aan.

Lot draaide met haar ogen en zuchtte. Waarom was het de laatste tijd nooit meer: “Hoi, Lot, wat zie je er weer mooi uit.” Of: “Kom eens bij papa…” Waarom tegenwoordig altijd dat gezeik?

“Je lijkt verdomme wel zestien!” ging Fred door.

“En als ik er nu eenmaal uit wil zien als zestien?” Ze liep naar hem toe en ging uitdagend voor hem staan, haar handen in haar zij, want wat kon haar het schelen als hij kwaad werd, zij woonde hier verdomme ook.

Woest smeet Fred de stapel foto’s naast zich neer. Met een onbevredigend zachte plof landden ze op de vloerbedekking. Een weeïge misselijkheid drong zich aan Lot op. Het waren foto’s die Fred had gemaakt. Van haar, van Victor. Toen ze nog jonger waren.

Door de verende werking van het tapijt kwam ook de stap die Fred naar voren zette minder dreigend over dan hij waarschijnlijk wilde. Net een tandeloze leeuw, dacht Lot smalend.

Plotseling haalde Fred naar haar uit.

Ieder moment verwachtte ze het heldere petsgeluid van zijn vlakke hand op haar wang. Maar in plaats van haar te slaan, greep hij haar gezicht beet. Ze rook zijn sigaren en vermoedde dat haar mond nu op een vissenbek moest lijken. “Blub,” wilde ze zeggen, maar door zijn donkere blik vanachter de grijze pieken, kon ze zich nog net op tijd inhouden. Veel verstaanbaars kwam er toch niet uit zo’n samengeknepen mond, dacht ze gelaten.

Met zijn duim streek hij ruw over haar lippen. “Jouw lieve gezichtje heeft al die troep niet nodig!”

Zijn anders zo vertrouwde zure ademhaling verergerde haar misselijkheid. Ze slikte. Overgeven kon niet. Niet op het nieuwe tapijt.

Zijn greep verslapte. Nog even keek hij haar aan. Toen liet hij haar los om de foto’s bij elkaar te rapen.

“Het is je helemaal niet om mijn lieve gezichtje te doen!” schreeuwde ze haar misselijkheid weg. “Je wilt dat ik je kleine meisje blijf. Nou, dan heb ik nieuws voor jou: ik ben al veertien!” Ze wist dat hij de werkelijkheid liever niet zag. De menstruatie, de pukkeltjes, de puberteit, hij wilde er niets van weten.

Met teleurstelling en opluchting tegelijk zag ze dat haar woorden hem niet hadden geraakt. Of anders liet hij er in ieder geval niets van merken. Want zijn ogen werden zachter. Zacht als zijn gladde glimmende bovenlip.

“Je haalt die verf van je gezicht en trekt andere kleren aan,” stelde hij meer vast dan dat hij haar opdroeg.

“Wat is er nu weer mis met mijn kleren?”

“Binnen drie tellen ben je boven, hè.” Even keek hij naar de foto’s alsof hij tegen haar vroegere beeltenis sprak. “En daar,” zei hij nu bijna fluisterend, “haalt mijn meisje ieder spoortje make–up van haar gezicht, trekt haar roze jurk aan, kamt haar haar tot de krullen glanzen, doet er linten in en komt dan naar beneden. Het lijkt me namelijk goed om weer eens als familie bij elkaar te zijn. Vanmiddag maken we er een filmmiddag van. Jij, Victor en ik, en misschien ook onze nieuwe gezinsleden.”

Lot haalde haar schouders op en liep naar de woonkamerdeur. Terwijl ze haar hand naar de deurklink uitstak, draaide ze zich naar hem om. “Soms vraag ik me af of je nog wel van me houdt. Of ik misschien niet beter naar mama kan gaan.” Maar het was of haar woorden op het hoogpolige tapijt neerdaalden, zoals de foto’s hadden gedaan: zonder enig effect.

In de gebarsten badkamerspiegel bekeek ze haar gezicht van dichtbij. Haar krullen vielen over haar voorhoofd, verborgen haar pukkeltjes. Hierdoor zag niemand de acne. Ze streek haar ponyhaar naar achteren en keek trots naar de rode puntjes. Haar anders zo gladde gave huid leefde. Onder haar hoofdhuid verzamelde zich pus dat naar buiten geduwd werd, opbolde tot puistjes die zich tussen haar nagels ontlaadden als kleine vulkaantjes. Hier werd gewerkt, hier, boven haar ogen werd puin geruimd.

Ze lachte en liet haar krullen weer over haar voorhoofd vallen. Ze vond dat ze een stomme lach had. Te groot, te overdreven. Een lach die haar neus te breed maakte. Te vlezig. Vroeger was het een schattig poppenneusje geweest. Een dopje. “Och, kijk dat prachtige dopneusje eens,” zeiden haar tantes altijd wanneer ze bij haar thuis op bezoek kwamen. Wat zou er van die excentrieke, maar o zo aardige zusters van haar moeder geworden zijn? Na haar tiende verjaardag had Lot hen niet meer gezien. Waren ze eindelijk getrouwd en hadden ze kinderen gekregen? Of waren ze samen in een kunstzinnige woongemeenschap gaan wonen waar ze nu tot in lengte van dagen potten bakten?

Lot keek weer naar haar spiegelbeeld. Tegenwoordig vond niemand haar meer schattig. Wat dat betreft kon ze inderdaad beter jonger zijn en denken dat alles was zoals het hoorde.

Ze pakte een watje en drukte het tegen de opening van de fles make–up remover.

Vanaf het moment dat ze Juniorloverss ontmoette, had ze haar onschuld verloren. Hoe lang kende ze hem eigenlijk? Bijna een jaar? Ze was net dertien geweest. Ze veegde over haar mond zodat ze de witte crème proefde. “Hoi!” was het eerste dat hij haar geschreven had. Op haar chatbox. Met een uitroepteken. Daar was het allemaal mee begonnen: met een simpel ‘Hoi!’

Ze gooide het roodgekleurde watje in de wasbak. Toen had ze al make–up gebruikt. Op de foto’s op haar blog. Glimmende paarse oogschaduw, roze rouge op haar volle wangen en lipgloss, want lipstick had ze toen nog niet. Shelley, een klasgenootje van wie ze even gedacht had dat ze meer was dan die burgertrutten, had ze gemaakt. Zij had wel een mobiel met digitale camera. Zij kreeg alles.

Het waren mooie foto’s geworden. Net of het niet Lot zelf was, maar een ander. Een model voor een meidentijdschrift, een gezicht zo glad als een pop. “Een opblaaspop zeker,” had Shelley gegrapt. “Nee, zo’n ouderwetse pop, trut,” had ze terug gesnauwd en even had ze aan haar tantes gedacht. Hun wierookluchtje, de wijdvallende jurken die ze droegen, de ouderwetse pop die ze haar ooit cadeau hadden gedaan en waarop ze in een kwade bui een brilletje had getekend.

Samen met Shelley had ze vervolgens lang naar haar foto’s op het scherm gestaard. Naar haar blonde kinderlijke krullen. Naar haar grote ogen die geschrokken keken, maar tegelijk wilden…Ja, wat wilden? Beroemd worden. Dat wilde ze in die tijd al. Na de havo naar een toneelopleiding en dan soapie worden of vj bij TMF.

Hij had dat allemaal meteen in haar gezien. “Inn Verkeluhkheitt verwagtt ikkuh datte jy vrheeed behroemtt wortt,” had hij haar geschreven en ze was op slag verliefd. “Je kunt helemaal niet verliefd zijn,” had Shelley geroepen. “Je hebt die jongen nog nooit gezien. Voor hetzelfde geld is het een friezel!” Maar ze wist zeker dat het geen frikandel etende griezel met een aftands scootertje was, zoals die bij de snackbar om de hoek hingen. Nee, dit moest een mooie gladde jongen zijn. Zonder dons op zijn bovenlip, zonder puistenkop. Eén die alleen in trendy eetgelegenheden kwam.

Lot pakte een watje, deed er olie op en veegde de mascara van haar wimpers. Hij had haar tenminste gezien zoals ze gezien wilde worden: als iemand met een veelbelovende toekomst in de showbusiness. Tijdens een privéchat had hij haar verteld dat hij mensen kende. Mensen die in haar zouden zien wat hij in haar zag: iemand die geboren was om voor de camera te staan, ‘s-Nachts had ze van hem gedroomd. Want ze wist hoe hij eruitzag, ook al had ze hem nog nooit gezien. Ze wist hoe hij rook, hoe hij smaakte. In zijn gespierde armen tilde hij haar op, als in die ouderwetse film met die officier en dat fabrieksmeisje. In haar dromen droeg hij haar over de drempel heen alsof ze net getrouwd waren, alleen dan niet het huis in, maar het huis uit. Naar buiten, naar de gereedstaande limousine. Want die had hij, dat wist ze zeker. Een verlengde witte limousine, met chauffeur. Op de zacht leren achterbank pakte hij haar hand en keek haar stil glimlachend aan omdat niets meer gezegd hoefde te worden. Omdat de enige weg de weg naar de camera’s was, naar de staande ovaties, naar het nooit meer eindigende applaus.

Weken had ze in die droom geleefd. Het idee straks weg te zijn bij haar moeder…Af te zijn van die bemoeial van een voogd die een keer per maand kwam kijken of het nu al wat beter tussen hen ging. Dit vooruitzicht van ongekende vrijheid was zo heerlijk. Huiswerk, school, vriendinnen, niets was meer belangrijk. Alleen hij: Juniorlover53.

Ze keek op haar horloge, ze moest opschieten. Fred verwachtte haar ieder moment beneden. Of liever gezegd: hij verwachtte zijn lieve onschuldige dochter.