Hoofdstuk 48

Lisa liep naar het konijn dat ondersteboven in de deuropening van de keuken hing. Duidelijk een mannetje, constateerde ze.

Zoals ze ooit in Moldavië van haar moeder had geleerd, sneed ze de huid van het dier net boven de enkels los. Vanuit zijn aars sneed ze vervolgens langs de poot in de richting van de rechter- en daarna de Imkerenkel. Hierna trok ze het vel in één beweging van het lijf, om het daarna, bij de hals, af te snijden.

Nu was alleen de kop nog behaard, net als de poten onder de enkels. Ontdaan van zijn vacht keek het dier haar nog steeds vriendelijk aan. Voorzichtig sneed ze de buikstreek in de lengterichting open waardoor de ingewanden bloot kwamen te liggen.

Ze had het altijd al geweten, maar nooit willen zien. Tot die avond. Die avond datjustus gezegd had dat ze moesten vluchten. Als in een reflex had ze gehandeld. De meest voor de hand liggende plek om naartoe te gaan was de oude begraafplaats, achter het donkere dennenbos. Ze waren er vaak langs gelopen en Justus had haar ooit gezegd dat wanneer de vreemdelingenpolitie op de stoep stond, ze zich daar met haar zoon zou kunnen verschuilen. Nu was er echter geen sprake van politie, althans zo leek het haar, want tijd om vragen te stellen was er niet. Net zomin als er tijd was om spullen te pakken, die moesten ze van Justus later maar halen. Het belangrijkste was om zo snel mogelijk van huis te gaan. Ze hadden geluk: de oude beheerder van de begraafplaats liet hen zonder lastige vragen binnen. Hij bood hun zelfs onderdak aan, in de voormalige aula. Nadat ze haar zoon daar naar bed had gebracht, in een klein zijkamertje dat ooit als bergruimte had gediend, was het moment gekomen om antwoorden van Justus te verlangen.

Justus zat op een oude bank in de aularuimte en kraste met zijn mes in het leer van de armleuning. Zodra ze binnenkwam stopte hij het mes snel weg. Ze ging naast hem zitten, keek naar de glazen koepel in het plafond. Precies daaronder stond het veldbed dat de beheerder had neergezet, voordat hij naar zijn eigen woning vertrok. Het bed was echter veel te smal om samen op te slapen, waardoor een van hen de nacht op de bank zou moeten doorbrengen.

Vertwijfeld keek Justus haar aan. “Het spijt me, maar ze zaten achter me aan en ik was bang dat…” Hij leek de juiste woorden te zoeken. “Dat wat ik gedaan heb…” Hij boog zijn hoofd. “Ik moest wel, Masha.”

Ze hoorde de wanhoop in zijn stem en pakte zijn handen. Zijn nagels waren kinderlijk roze met gelige randjes. Een slordig scheurtje in de hoekvan een pinknagelriem. “Wat, Justus?” fluisterde ze, al wilde ze het eigenlijk niet horen.

“Ik hou van je, dat weet je, meer dan ik ooit zeggen kan, dit staat er dan ook los van,” zei hij bijna smekend.

Ze draaide zijn handen. Vertakkingen op zijn handpalmen vanwaar de huid zich plooide als de vingers iets pakten, de vuisten zich balden. “Wat, Justus?” herhaalde ze.

“Sinds ik jou leerde kennen, heb ik ingezien hoe fout ik was, hoeveel schade ik kon berokkenen. Ik nam me dan ook voor om nooit meer over kinderen te fantaseren en mijn lustgevoelens te onderdrukken, weg te stoppen. Vooral omdat jij mij de kans gaf een vader voor je kind te zijn.”

Onder de pink en ringvinger van zijn rechterhand zat een gladde eeltige plek, als een eiland in gerimpeld water. Kort drukte ze haar nagels erin.

“Van jong meisje werd jij door de geboorte van Jozua een jonge vrouw. Mijn vrouw.”

Er klonk trots in zijn stem en ze glimlachte, ze zag hem weer staan na de bevalling: stralend en tegelijk ontroerd.

“Eindelijk mocht ik een gezond leven gaan leiden,” vervolgde hij, “de vader zijn van een gezin. Weet je hoeveel dat voor mij betekende? Iets wat ik nooit voor mogelijk had gehouden, werd door jouw komst mogelijk, Masha.”

Ze streek over de lijnen in zijn hand, hoopte dat hij niet verder zou praten.

“Maar zonder dat ik het kan tegenhouden voel ik me steeds meer tot Jozua aangetrokken op een manier die…” Hij snikte. “Ik heb dat gevoel proberen te negeren, maar het is sterker dan ik.”

Ze dacht aan die keer dat ze hen voor de bij enkasten had zien staan, hij met Jozua in zijn armen. En ze keek weer naar zijn handlijnen.

“Ik moest iets doen, kon me niet langer beheersen,” fluisterde hij. “Een ander kind, om Jozua te beschermen. Maar ze hebben me betrapt, Masha. Je moet me helpen, voordat ik nog meer leed veroorzaak, voordat ik ons gezin kapotmaak!” Zijn hand kneep in de hare, zijn stem werd plotseling rustiger: “Moeilijk kan het niet zijn, bij dieren is de ingreep ook eenvoudig.” Nogmaals kneep hij in haar hand, stond op en ging op het veldbed voor hen liggen. “Nu mag jij mij redden, Masha.”

Toen hij zijn hand weer naar haar uitstrekte, zag ze het mes. “Redden,” herhaalde ze. En voor het eerst sinds hun gesprek keek ze hem aan. Juist om zijn eerlijkheid had ze altijd van hem gehouden. Juist omdat ze van hem hield, wilde ze ervoor hem zijn. “Ik zal je redden, Justus,” beloofde ze en ze pakte het mes van hem aan.

Lisa keek naar het gevilde konijn dat nog altijd aan de haak in de deuropening hing. Toen keek ze naar het vilmes in haar gebalde vuist, pakte het beest bij de oren en sneed met een ferme haal de kop eraf. En terwijl ze de kop op het granieten aanrecht legde, keken de twee donkere konijnenogen haar nog altijd begripvol aan.