“Ik mag toch wel even bij je komen liggen?” Een hand werd om zijn middel geslagen, iemand schoof warm tegen hem aan.
Marlon was ervan overtuigd dat hij nog droomde, maar toen hij zijn ogen opende, zag hij dat ze echt was. “Wat…?”
Ze legde een vinger op zijn lippen. “Stil maar krummelkopje, je hoeft niet bang te zijn, ik ben het maar.”
Juist dat verontrustte hem. Want waarom was ze bij hen thuis? Snel ging hij rechtop zitten. Natuurlijk: zijn moeder was haar gisteravond gaan halen. Ze was zo lang weggebleven dat hij maar naar bed was gegaan.
“Gadver, je hebt in je nest gepiest!” Geschrokken sprong Lot zijn bed uit.
Hij voelde dat ze gelijk had, zijn matras was nat en dat terwijl hij ‘s-avonds nog extra naar de wc was gegaan en voor het slapen zo min mogelijk had gedronken. Snel rende hij de kamer uit, naar het toilet en draaide de deur op slot. Terwijl hij zijn natte broek van zijn benen liet glijden, merkte hij dat hij trilde. Kwaad keek hij naar zijn stijve piemel. Eerst in bed plassen en nu dit. Balend van zichzelf ging hij op de wc-bril zitten, zijn voeten van de koude vloer. Hij drukte op zijn buik en probeerde te plassen. Lot had het niet mogen ontdekken. Zeker zij niet.
Zo lang mogelijk bleef hij op de wc. Toen hij eindelijk in zijn kamer terugkwam, zag hij tot zijn opluchting dat ze was verdwenen. Hij had ernaar uitgekeken dat ze kwam, hij wilde haar alles laten zien: de bijen, de graven, het donkere dennenbos. Op zijn terrein kon hij bewijzen dat hij al veel dingen zelf kon, zoals de bijen verzorgen. Kwaad gooide hij zijn pyjama van zich af. Maar nu was alles verpest. Lot vond hem vast een klein kind omdat hij nog in bed plaste.
Zodra hij zich had gewassen en aangekleed, ging hij schoorvoetend naar de woonkamer. Hij wist al wat Lot zo zou zeggen: “Kijk, daar is het krummelkopje dat zijn bed onder pist!” Zijn moeder zou hem niet-begrijpend aankijken. “Is dat zo, Marlon? Daar ben je toch veel te oud voor?”
Maar Lot was niet in de aula. Alleen zijn moeder zat op de bank. Keurig opgemaakt, in een zwarte blouse, rok met bijpassende panty en hoge hakken. Zonneschijn uit de koepel boven haar viel in lichtbundels naar beneden en omgaf haar als een stralenkooi, alsof iemand daarboven bang was dat ze ieder moment weg zou kunnen vliegen.
“Waar is Lot?” vroeg hij aan zijn moeder, die heel ver weg leek met haar gedachten en haar mond vreemd scheeftrok.
Zijn woorden galmden in de kale ruimte en verstoord keek ze naar hem op. “Lot? O, ik heb gezegd dat ze zich aan moest kleden, ze liep nog in haar nachtjapon.”
“Ze was naar mijn kamer gekomen, ze heeft me wakker gemaakt.” Hij probeerde het als een beschuldiging te laten klinken, maar zo klonk het niet, het was eerder een constatering van feiten. Hij keek naar zijn schoenen. Een van de veters was alweer losgeraakt.
Zijn moeder wreef over haar wang alsof ze zich net had bezeerd. “Het is toch tijd voor je ontbijt. Je slaapt steeds langer uit, wist je dat?” Terwijl ze opstond, niet wachtend op een antwoord, doorbrak haar lichaam de stralenkooi.
Hij hurkte en strikte zijn veter. Eigenlijk had hij helemaal geen honger. Omdat zijn moeder zo aandrong, had hij gisteravond veel te veel konijn gegeten en nu wilde hij zo snel mogelijk naar buiten, om te voorkomen dat hij Lot tegen het lijf liep. Maar dat laatste hield hij voor zich. Hij zei alleen dat hij liever meteen naar buiten ging.
“Als je je ontbijt meeneemt,” stelde zijn moeder als voorwaarde en ze ging naar de keuken.
Al kauwend op de Moldavische placinta keek hij naar het graf van zijn vader. De honing die hij er vergoten had, had een donkere vlek op de voet van de zuil achtergelaten.
“De eerste zwerm heb ik geschept, pap,” zei hij met volle mond.
“Wat heb je geschept?”
Snel slikte hij zijn hap door en draaide zich om. Lot. “Een bijenzwerm,” zei hij met tegenzin.
Ze droeg een spijkerbroek met daarop een shirt met capuchon waarvan de touwtjes er afgekauwd uitzagen. Nieuwsgierig bekeek ze het graf. “Ligt je vader hier?”
Het klonk als oprechte interesse, toch sloot Marlon vol ergernis zijn ogen. Ze was hier nog maar net en kende direct al zijn geheimen.