Hoofdstuk 35

Marlon zat op zijn kamer en pakte een imkerboek. Nu zijn vader er niet meer was, moest hij het bijenhouden vooral uit boeken leren.

Marlon miste zijn vader. Ook al was het al bijna twee jaar ge leden, soms kon hij nog steeds niet geloven dat hij dood was. Het was ook zo plotseling gegaan. De eerste nacht na hun vlucht naar de begraafplaats had zijn moeder hem verteld dat hij was overleden. “Zijn verwondingen zijn hem fataal geworden,” zei ze. Maar hoe zijn vader aan die verwondingen was gekomen en of dit te maken had met hun plotselinge vertrek, had ze hem niet verteld. Toen niet en later ook niet. “Je kunt beter niet alles weten,” legde ze uit. “Het belangrijkste is dat we ons hem blijven herinneren zoals we hem hebben gekend: als eenheid.”

Vooral dat laatste had Marlon doen geloven dat zijn vader was aangevallen, hoogstwaarschijnlijk door de duivel zelf. Daarom hadden ze natuurlijk ook zo plotseling moeten vertrekken. Na zijn dood had Marlon zijn moeder om de Bijbel van zijn vader gevraagd omdat hij meer over die vijand van zijn vader wilde weten, maar ze had het hem geweigerd. “Daar ben je echt nog te jong voor,” had ze gezegd. “Lees jij zijn imkerboeken maar, daar heb je meer aan.” Hij wist waarom ze dat zei, ze wilde niet dat hij bang werd. Maar binnenkort zou ze inzien dat hij niet meer bij het minste of geringste tegen haar aan hoefde te kruipen en dan zou ze hem de Bijbel geven, daarvan was hij overtuigd.

Hij sloeg zijn imkerboek open en las over de darren. Over hun minderwaardigheid ten opzichte van de werksters en vooral de koningin, al was het maar omdat darrenhersenen vele malen kleiner waren. Volgens de tekst misten ze daarbij ook nog een angel, waardoor de dar, in tegenstelling tot de vrouwelijke honingbijen, totaal ongevaarlijk was.

Zijn vader was niet ongevaarlijk geweest, bedacht hij, hij had vast tot het bittere einde met de duivel gevochten. De verwondingen waaraan hij diezelfde nacht was overleden, waren Marlon destijds echter niet opgevallen. Om zijn gezin niet te verontrusten had zijn vader zijn wonden waarschijnlijk verborgen, zodat hij bijna onopgemerkt gestorven was.

Een klopje op zijn deur haalde hem uit zijn boek. Zijn moeder kwam zijn kamer binnen. Verdrietig keek ze hem aan, liep naar hem toe en legde haar hand op zijn hoofd.

“Het spijt me, Marlon, maar het is tijd voor je bad.”