1958
Gedurende enkele maanden was er geen enkel contact tussen de familie Vandoulakis en de familie Petrakis. Er moest echter wel rekening worden gehouden met Sofia. Omwille van haar moest de ijzige verhouding ontdooien. Eleftheria was veel eerder dan haar man bereid tot een verzoening, maar zelfs Alexandros moest na verloop van tijd toegeven dat niet alleen zijn eigen familie slachtoffer was. Beide partijen hadden veel leed te verduren gekregen, en overeenkomstig zijn aard woog hij met bijna mathematische precisie af hoeveel verlies elke partij had geleden. Aan de kant van de familie Vandoulakis: een zoon in de gevangenis, een in ongenade gevallen neef, een verwoeste reputatie. Aan de kant van de familie Petrakis: een overleden dochter, een gezin dat was uitgedund door moord en eerder al door lepra. Volgens zijn berekening was de vergelijking in evenwicht. Degene die in het midden stond was Sofia, en allemaal droegen ze de verantwoordelijkheid om voor het meisje toch een soort familieband in stand te houden.
Uiteindelijk schreef Alexandros een brief aan Giorgis.
∗
Hoewel we zo onze problemen hebben gehad, wordt het nu tijd daar een streep onder te zetten. Sofia groeit zonder ouders op en het beste wat we haar kunnen bieden is de liefde en vriendschap van de resterende leden van de familie. Eleftheria en ik zouden bijzonder verheugd zijn wanneer u en Maria komende zondag bij ons zouden willen komen lunchen.
∗
Giorgis had geen telefoon en daarom haastte hij zich naar het café om vandaar naar huize Vandoulakis te bellen. Hij wilde Alexandros direct laten weten dat ze de uitnodiging aanvaardden. Hij gaf het bericht door aan de huishoudster van de familie Vandoulakis. Maria had gemengde gevoelens over de brief.
“Onze problemen?” zei ze spottend. “Wat bedoelt hij daarmee? Hoe kan hij het feit dat zijn zoon Anna heeft vermoord een probleem noemen?”
Maria was witheet van woede.
“Voelt hij zich dan niet verantwoordelijk? Heeft hij geen spijt? Hij heeft niet eens zijn excuses aangeboden!” schreeuwde ze terwijl ze met de brief door de lucht zwaaide.
“Rustig, Maria. Hij voelt zich niet verantwoordelijk, omdat hij dat ook niet is,” zei Giorgis. “Een vader is toch niet verantwoordelijk voor de daden van zijn kind?”
Maria dacht even na. Ze wist dat haar vader gelijk had. Als ouders verantwoordelijk werden geacht voor de daden van hun kinderen, zou de wereld er heel anders uitzien. Het zou betekenen dat Giorgis schuldig was aan het feit dat zijn dochter met haar roekeloze, overspelige gedrag haar man zover had gedreven dat hij haar had doodgeschoten. Dat was natuurlijk belachelijk. Met tegenzin moest ze hem gelijk geven.
“U hebt gelijk, vader,” zei ze. “U hebt gelijk. Het enige wat belangrijk is, is Sofia.”
Na de lunch bij de familie Vandoulakis zochten de families weer toenadering tot elkaar, waarbij stilzwijgend werd erkend dat beide partijen schuldig waren aan de rampzalige gebeurtenissen die hen allen hadden getroffen. Sofia werd vanaf het begin goed opgevangen. Ze woonde bij haar grootouders, maar elk weekend ging ze naar Plaka om een dag bij haar andere grootvader en Maria door te brengen, die zich uitsloofden om haar te vermaken. Ze maakten boottochtjes, visten op krab en zee-egels, poedelden in de branding en maakten korte wandelingetjes langs het klif. Wanneer ze Sofia om zes uur afleverden bij haar grootouders in Elounda, waren ze allebei uitgeteld. Sofia was omringd door de liefdevolle aandacht van drie grootouders. In sommige opzichten had ze geluk.
∗
Het voorjaar ging geleidelijk over in de zomer. Kyritsis had berekend dat het tweehonderd dagen geleden was sinds ze Anna hadden begraven en dat hij met Maria naar Elounda was geweest. Vanaf dat moment wist hij dat er geen toekomst voor hen samen was. Elke dag moest hij zichzelf dwingen om niet te denken aan wat hadden kunnen zijn. Hij leefde net zo gedisciplineerd als hij altijd had gedaan: stipt om halfacht ‘s-ochtends was hij in het ziekenhuis om pas om acht uur ‘s-avonds weer weg te gaan, met het vooruitzicht van een eenzame avond voor zich, die hij lezend, studerend of brieven schrijvend doorbracht. Het nam hem helemaal in beslag en hij werd door velen benijd om zijn totale toewijding aan zijn werk.
Enkele weken na de uittocht van de patiënten van Spinalonga, verspreidde zich het nieuws op Kreta dat het eiland niet langer in gebruik was als leprakolonie. Het gevolg was dat mensen die bang waren geweest om eventuele leprasymptomen aan de buitenwereld te tonen hun dorpen verlieten om hulp te zoeken. Nu ze wisten dat ze voor behandeling niet verbannen zouden worden, durfden ze zich weer te vertonen en kwamen ze in groten getale naar de man die het geneesmiddel tegen lepra had uitgevonden. Hoewel Kyritsis te bescheiden was om zich op zijn roem te laten voorstaan, raakte zijn reputatie alom bekend. Zodra bij iemand de diagnose was gesteld, ging hij naar Kyritsis voor injecties dapson, en naarmate de doses langzaam werden opgevoerd, trad meestal na enkele maanden verbetering op.
Gedurende vele maanden deed Kyritsis zijn werk als hoofd van de afdeling in het drukke ziekenhuis van Iraklion. Het zou hem de grootste voldoening moeten geven zijn genezen leprapatiënten te zien vertrekken. Maar het enige wat hij voelde was een enorme leegte, zowel in het ziekenhuis als thuis. Elke dag kostte het meer moeite om uit zijn bed te komen en zich naar het ziekenhuis te slepen. Hij begon zich zelfs af te vragen of het wel nodig was dat hij de medicijnen toediende. Kon iemand anders dat niet doen? Was hij eigenlijk wel nodig?
In de periode dat hij zich overbodig voelde in het ziekenhuis en leeg daarbuiten, ontving hij een brief van dokter Lapakis, die na de sluiting van Spinalonga was getrouwd en als hoofd van de afdeling dermatologie in het ziekenhuis van Agios Nikolaos werkte.
∗
Beste Nikolaos,
∗
Hoe gaat het toch met je? Sinds we Spinalonga hebben verlaten is de tijd voorbijgevlogen, maar toch was ik al tijden van plan contact met je op te nemen. Het is erg druk hier in Agios Nikolaos. Sinds ik weer fulltime werk, is het ziekenhuis flink uitgebreid. Als je Iraklion eventjes beu bent, moet je echt eens bij ons op bezoek komen.
Mijn vrouw heeft al zo veel over je gehoord en zou het geweldig vinden je te ontmoeten.
∗
Hartelijke groeten, Christos
∗
Die brief zette Kyritsis aan het denken. Als iemand als Christos Lapakis, voor wie hij veel respect had, voldoening vond in een baan bij het ziekenhuis van Agios Nikolaos, zou hij daar misschien ook voor kunnen kiezen. Wanneer Maria niet naar hem toe kon komen, moest hij maar naar haar toe gaan. Elke dinsdag stonden er in het dagblad van Kreta advertenties met medische vacatures en elke week zocht hij naar een baan in de buurt van de vrouw van wie hij hield. De weken gingen voorbij. Hij zag geschikte banen in de buurt van Hania, maar dan zou hij nog verder verwijderd zijn van de door hem begeerde bestemming. Toen hij bijna ontgoocheld begon te raken, ontving hij op een dag weer een brief van Lapakis.
∗
Beste Nikolaos,
∗
Hopelijk gaat het goed met je. Ik ben van plan mijn baan hierop te geven. Je zult misschien denken dat ik onder de plak zit, maar mijn vrouw wil liever dichter bij haar ouders in Rethimnon wonen, dus zullen we binnen een paar maanden gaan verhuizen. Ineens schoot me te binnen dat jij misschien geïnteresseerd bent in mijn functie als hoofd van de afdeling dermatologie. Het ziekenhuis breidt zich in snel tempo uit, hetgeen op termijn voor jou nog betere mogelijkheden zal bieden. Ik wilde je in elk geval van mijn plannen op de hoogte brengen.
∗
Hartelijke groeten, Christos
∗
Hoewel er nooit over gesproken was, wist Lapakis dat er iets moois was gegroeid tussen zijn collega en Maria Petrakis. Het had hem verdriet gedaan dat Kyritsis alleen naar Iraklion was teruggekeerd. Hij vermoedde dat Maria zich verplicht had gevoeld bij haar vader te blijven en een huwelijk onhaalbaar moest hebben geacht.
Kyritsis las en herlas de brief voordat hij hem in het borstzakje van zijn witte jas stak. In de loop van de dag haalde hij de brief nog een paar keer tevoorschijn om zijn blik nog eens over de woorden te laten glijden. Hoewel een baan in Agios Nikolaos de deur zou sluiten naar allerlei promotiekansen, zou de deur naar iets anders wél opengaan: hij zou dichter bij Maria komen te wonen. Die avond schreef hij een brief aan zijn oude vriend en vroeg hem hoe hij deze kans het beste kon aangrijpen. Lapakis antwoordde dat het voor een groot deel een formaliteit was. Er zouden andere kandidaten solliciteren, maar wanneer Kyritsis binnen een week een officiële sollicitatiebrief zou sturen, was de kans groot dat hij de baan zou krijgen. Het kwam erop neer – en dat wisten ze allebei – dat Kyritsis te hoog opgeleid was voor deze functie. Als hij de leiding over een afdeling in een groot stadsziekenhuis aankon, was hij vanzelfsprekend geschikt voor dezelfde functie in een kleiner ziekenhuis. Het ziekenhuis in Agios Nikolaos was verheugd – zij het enigszins verbijsterd – dat iemand van zijn kaliber en reputatie had’gesolliciteerd. Hij werd opgeroepen voor een gesprek en het was slechts een kwestie van dagen voordat hij de bevestiging kreeg dat ze hem de functie graag wilden aanbieden.
Kyritsis had bedacht dat hij zich eerst in Agios Nikolaos zou settelen alvorens contact op te nemen met Maria. Hij wilde voorkomen dat ze bezwaar zou maken tegen de plotselinge ommekeer in zijn carrière en wilde de nieuwe situatie als een voldongen feit brengen. Nadat hij een huis vlak bij het ziekenhuis had betrokken, zette hij ongeveer een maand later koers naar Plaka, dat op slechts vijfentwintig minuten rijden verwijderd lag. Het was een zondagmiddag in mei. Toen Maria de deur opendeed en Kyritsis zag staan, trok ze wit weg van schrik.
“Nikolaos!” riep ze uit.
Ineens klonk er vanonder Maria’s rokken een klein stemmetje en achter haar, ter hoogte van haar knie, verscheen een gezichtje.
“Wie is dat, tante Maria?”
“Dit is dokter Kyritsis, Sofia,” antwoordde ze nauwelijks hoorbaar.
Maria deed een stap opzij om Kyritsis binnen te laten. Terwijl hij langsliep, keek ze naar zijn rug, dezelfde kaarsrechte rug die ze zo vaak had gezien wanneer hij haar huis verliet om via de hoofdstraat van Spinalonga naar het ziekenhuis te lopen. Plotseling leek het nog maar pas geleden dat ze op het eiland woonde en over de toekomst dagdroomde.
Met trillende handen zette Maria de kopjes klaar op tafel. Even later zaten Kyritsis en zij zo comfortabel als mogelijk was op de harde houten stoelen koffie te drinken – net als vroeger op Spinalonga. Vergeefs zocht Maria naar woorden, maar Kyritsis kwam meteen ter zake.
“Ik ben verhuisd,” zei hij.
“Waarnaartoe?” vroeg Maria beleefd.
“Agios Nikolaos.”
“Agios Nikolaos?”
De woorden bleven bijna steken in haar keel. Blijdschap en verbazing streden om voorrang terwijl ze bedacht welke gevolgen deze aankondiging zou kunnen hebben.
“Sofia,” zei ze tegen het meisje, dat aan tafel zat te tekenen. “Ga boven even je pop halen. Dan kun je hem aan dokter Kyritsis laten zien.”
Het meisje verdween naar boven om het speelgoed op te halen. Kyritsis boog zich naar Maria toe en voor de derde keer in haar leven hoorde ze iemand zeggen: “Trouw met me.”
Giorgis was inmiddels in staat om voor zichzelf te zorgen. Haar vader en zij hadden de dood van Anna verwerkt en Sofia bracht plezier en afleiding in hun leven. Vanuit Agios Nikolaos zou Maria haar vader een paar keer per week kunnen bezoeken en contact kunnen houden met Sofia. Ze hoefde er niet langer dan een seconde over na te denken en het volgende ogenblik had ze hem haar antwoord gegeven.
Niet lang daarna kwam Giorgis thuis. Het nieuws maakte hem net zo gelukkig als toen hij hoorde dat Maria gezond was verklaard. De volgende dag wist iedereen in Plaka dat Maria Petrakis zou trouwen met de man die haar had genezen en onmiddellijk werd er met de voorbereidingen voor het huwelijk begonnen. Fotini, die de hoop op een huwelijk tussen Maria en Kyritsis nooit had verloren, nam daarbij het voortouw. Stephanos en zij zouden het feest voor de huwelijksvoltrekking organiseren, en daarna waren alle genodigden welkom in de taverna.
Er was geen reden om nog langer te wachten. Samen met de priester spraken ze af het huwelijk twee weken later te bezegelen. Het stel kende elkaar immers al een aantal jaren, ze hadden al een huis en Maria had inmiddels haar uitzet klaar. Bovendien hing de trouwjurk, die ze voor haar huwelijk met Manoli had gekocht, nog als nieuw in haar kast. Twee dagen na het tweede aanzoek van Kyritsis haalde ze de jurk tevoorschijn. Ze streek de kreukels eruit en trok hem aan.
Hij stond haar nog even mooi als op de dag dat ze hem had gekocht. Fysiek was ze niet veranderd. “Hij is volmaakt,” zei Fotini.
∗
Op de avond voor de bruiloft bespraken de twee vrouwen bij Fotini thuis hoe Maria haar haren zou kappen.
“Roep ik geen ongeluk over me af door dezelfde jurk te dragen als ik op een andere bruiloft had willen aantrekken? Een bruiloft die nooit heeft plaatsgevonden?”
“Ongeluk?” herhaalde Fotini. “Volgens mij heb jij genoeg ellende meegemaakt, Maria. Ik moet toegeven dat het lot je zwaar heeft getroffen, maar die tijd is nu voorbij.”
Voor de lange spiegel in Fotini’s slaapkamer hield Maria de jurk voor zich. De frivole linten aan de wijdvallende, kanten rok vielen als een fontein langs haar heen en de soepele stof wervelde om haar enkels. Met haar hoofd achterover draaide ze als een kind in het rond.
“Je hebt gelijk…je hebt gelijk…je hebt gelijk…” zong ze. “Je hebt gelijk…je hebt gelijk…je hebt gelijk…”
Pas toen ze duizelig begon te worden, stopte ze met ronddraaien en liet zich op het bed vallen.
“Ik voel me de gelukkigste vrouw op aarde,” zei ze. “Er is niemand zo gelukkig als ik.”
“Je verdient het, Maria, echt waar,” antwoordde haar beste vriendin.
Er werd geklopt en Stephanos stak zijn hoofd om de deur.
“Sorry dat ik jullie moet storen,” zei hij gekscherend, “maar er wordt hier morgen een bruiloft gevierd en ik ben het feest aan het voorbereiden. Ik kan wel een helpende hand gebruiken.”
De twee vrouwen lachten. Maria sprong van het bed en wierp de jurk over een stoel. Giechelend als de kinderen die ze ooit waren geweest renden ze achter Stephanos aan de trap af. Het vooruitzicht dat Maria de volgende dag zou gaan trouwen vervulde hen beiden met opwinding.
Op een heldere dag in mei liepen alle inwoners van Plaka mee in de stoet. De korte afstand tussen Maria’s huis en de kerk aan de andere kant van het dorp werd te voet afgelegd. Iedereen wilde met eigen ogen zien dat de mooie donkere vrouw in de witte jurk veilig en wel naar de ceremonie werd begeleid en dat deze keer niets de huwelijksvoltrekking in de weg zou staan. Tijdens de plechtigheden bleven de kerkdeuren geopend en iedereen die buiten stond probeerde reikhalzend een glimp op te vangen van het schouwspel voor het altaar. Dokter Lapakis was getuige, de koumbaros. Hij was een bekende verschijning in Plaka – iedereen herinnerde zich zijn dagelijkse overtocht naar Spinalonga – maar slechts weinig dorpelingen herinnerden zich Kyritsis. Zijn aanwezigheid in het dorp was slechts vluchtig geweest, hoewel ze zich allemaal bewust waren van zijn rol bij de evacuatie van de leprakolonie.
Toen het paar voor het altaar stond, kroonde de priester hen met een krans van bloemen en grassoorten. In de kerk was het doodstil en ook de menigte buiten in de felle zon verstomde om de gesproken woorden te kunnen horen.
“De dienares van God, Maria, wordt gekroond met de dienaar van God, Nikolaos…In naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, nu en in de eeuwigheid. O Heer, onze God, kroon hen met uw glorie.”
Iedereen luisterde naar de woorden van de priester terwijl hij voorlas uit de bekende huwelijksteksten: de brieven van Paulus aan de Efeziërs en aan Johannes. De dienst was ontspannen en oprecht gemeend. Het paar voor het altaar was zich bewust van de bindende kracht van de plechtigheid, die door de priester na ruim een uur werd afgesloten.
“Laat ons bidden voor de bruid en bruidegom. Mogen genade, gezondheid, vrede en verlossing hun deel zijn. Moge Christus, onze ware God, die door zijn aanwezigheid in Kana in Galilea het huwelijk als instituut heeft goedgekeurd, zich over ons ontfermen. O Heer, Jezus Christus, ontferm U over ons.”
Een krachtig ‘amen’ weerklonk door de kerk en eindelijk was het huwelijk een feit. Suikeramandelen werden uitgedeeld onder de gelovigen in de kerk en degenen die buiten stonden. Ze stonden symbool voor vreugde en overvloed, waarvan iedereen hoopte dat ze Maria en Kyritsis ten deel zouden vallen. Er was niemand die hun iets anders toewenste.
Als openbaar teken van verzoening had Giorgis samen met Eleftheria en Alexandros Vandoulakis in de voorste kerkbank gezeten. Tussen hen in zat de kleine Sofia te genieten van de pracht en praal van de bruiloft. Voor Giorgis was dit een dag om met een schone lei te beginnen en alle narigheid uit het verleden achter zich te laten. Het was voor het eerst sinds jaren dat hij in harmonie met zichzelf was.
Maria rees gekroond op uit haar stoel. De mensen juichten toen ze met haar zilverharige bruidegom de kerk verliet, en volgden het paar in de zon naar de taverna, waar het feest gevierd zou worden.
Stephanos had voor alle gasten flink uitgepakt. De wijn vloeide rijkelijk en tot diep in de nacht werden er flessen tsikoudia ontkurkt. Onder de sterrenhemel weerklonk het orkest dat net zo lang speelde totdat de dansers niet meer op hun benen konden staan. Er werd geen vuurwerk afgestoken.
De eerste twee dagen van hun huwelijk bracht het paar door in een chic hotel met uitzicht op de haven van Agios Nikolaos, maar beiden verlangden ernaar aan de volgende fase van hun leven te beginnen. In de twee weken voorafgaand aan hun huwelijk was Maria al een paar keer in haar toekomstige huis gaan kijken. Voor het eerst van haar leven zou ze in een grote, drukke stad gaan wonen. Ze verheugde zich er enorm op. Het huis lag op een steile heuvel vlak bij het ziekenhuis en was, evenals de andere huizen in de straat, voorzien van een smeedijzeren balkon en grote ramen. Het hoge, smalle huis telde drie verdiepingen en was geschilderd in een heel lichte zeegroene tint.
Dokter Kyritsis zelfwas een nieuwkomer in de stad, dus het feit dat hij een bruid meebracht was geen aanleiding voor roddels. Maria’s vorige huis lag ver genoeg verwijderd om met een schone lei te kunnen beginnen. Behalve haar man wist niemand hier iets van haar medische voorgeschiedenis.
Fotini kwam met Mattheos en de baby Petros als eerste op bezoek. Trots liet Maria haar het huis zien.
“Moet je die grote ramen zien!” riep Fotini uit. “En je hebt zelfs uitzicht op zee. Kijk eens, jongens. Er is zelfs een kleine tuin bij.”
Het huis was statiger en ruimer dan welk huis in Plaka ook en de meubels waren minder simpel en ruw dan die in de dorpshuizen nog steeds in zwang waren. Ook de keuken was veel moderner dan Maria thuis gewend was; voor het eerst in haar leven had ze een koelkast en een modern fornuis. Anders dan in het dorp waar de stroom opeens kon uitvallen, beschikte ze hier over een betrouwbare elektriciteitsvoorziening.
Gedurende enkele maanden leek het leven een sprookje. Maria hield van haar nieuwe huis op de heuvel bij het ziekenhuis. Algauw had ze het volgens haar eigen smaak ingericht met haar zelf geborduurde merklappen en de ingelijste foto’s van haar familie. Op een ochtend begin september hoorde ze de onlangs geïnstalleerde telefoon rinkelen. Het was Giorgis, die haar zelden belde. Ze ging er meteen van uit dat er iets mis was.
“Het gaat om Eleftheria,” viel hij, zoals gebruikelijk, met de deur in huis. “Ze is vanochtend overleden.”
De afgelopen maanden was Giorgis zeer gehecht geraakt aan het echtpaar Vandoulakis. Het verdriet in zijn stem ontging Maria dan ook niet. Zonder eerst ziek te zijn geweest en zonder enige aanwijsbare reden had een hersenbloeding onverwacht een einde gemaakt aan haar leven. Een paar dagen later was de begrafenis. Pas toen Maria aan het einde van de dienst haar kleine nichtje aan de hand van haar beide grootvaders zag lopen, drong de realiteit van de situatie tot haar door. Sofia had een moeder nodig.
Die gedachte zette zich in haar hoofd vast, zoals de stekels van een distel zich aan een wollen trui hechten. Het meisje was pas drie jaar oud. Wat moest er van haar worden? Stel je voor dat Alexandros ook zou overlijden. Hij was minstens tien jaar ouder dan Eleftheria, dus zo onwaarschijnlijk was die gedachte niet. Bovendien zou Giorgis nooit in staat zijn in zijn eentje voor het kind te zorgen. En haar echte vader, Andreas, had, ondanks de verzachtende omstandigheden, door de rechter een lange vrijheidsstraf opgelegd gekregen en zou niet eerder vrijkomen dan wanneer Sofia zestien werd.
Na de plechtigheid zat de familie met een glas wijn bijeen in het schemerdonker van de salon van de familie Vandoulakis in Elounda – een kamer die met zijn grimmige familieportretten en zware meubels speciaal voor rouwen leek te zijn ingericht. De oplossing die Maria voor Sofia had bedacht leek logischer dan ooit. Hoewel ze ernaar snakte om haar idee met iemand te delen, was dit niet het moment om erover te beginnen. Terwijl er op lage, gedempte toon werd gesproken, leken zelfs de muren mee te mompelen. Het gerinkel van een glas werd al beschouwd als een inbreuk op de ingetogen, sombere sfeer. Maria wilde niets liever dan op een stoel gaan staan en luidkeels verkondigen wat ze van plan was, maar ze moest nog ongeveer een uur wachten tot ze zou vertrekken en Kyritsis in vertrouwen kon nemen. Nog voor ze goed en wel in de auto zaten, greep ze hem bij zijn arm.
“Ik heb een idee,” barstte ze los. “Het gaat over Sofia.”
Meer hoefde ze niet te zeggen. Kyritsis had hetzelfde bedacht.
“Ik weet het,” antwoordde hij. “Het meisje heeft nu twee moeders verloren en wie weet hoe lang Alexandros nog te leven heeft.”
“Hij was verknocht aan Eleftheria. Zijn hart is gebroken. Ik kan me hem niet voorstellen zonder haar.”
“We moeten hier heel zorgvuldig mee omgaan. Misschien is het nu nog niet het juiste moment om voor te stellen dat Sofia bij ons komt wonen. Op lange termijn is het echter geen oplossing dat ze bij haar grootvader blijft.”
“Laten we het er over een paar dagen met hem over hebben.”
Twee dagen later belden ze Alexandros op om hem te laten weten dat ze graag nog eens wilden langskomen. Weer zaten ze in de sombere salon. De rijzige gestalte van Alexandros, die gedurende de uitvaart zijn hoofd nog trots opgeheven had weten te houden, leek nu te zijn gekrompen.
“Sofia ligt al in bed,” begon hij terwijl hij hun allebei een glas volschonk uit een fles die op het buffet stond. “Anders had ze jullie wel even gedag gezegd.”
“We willen het juist over Sofia hebben,” begon Maria.
“Dat dacht ik al,” zei Vandoulakis. “Het is een zaak die weinig discussie behoeft.”
Maria werd bleek. Misschien hadden ze een verschrikkelijke misstap begaan door te komen.
“Eleftheria en ik hebben het een paar maanden geleden toevallig over dit onderwerp gehad,” zei Vandoulakis. “Over wat er met Sofia moet gebeuren als een van ons zou komen te overlijden. Uiteraard gingen we ervan uit dat ik de eerste zou zijn. We kwamen overeen dat wanneer een van ons alleen zou komen te staan, Sofia het beste kon worden grootgebracht door een jonger iemand.”
Decennialang had Alexandros Vandoulakis leiding gegeven, maar toch verbaasde het hen dat hij ook deze situatie volkomen naar zich toe wist te trekken. Ze hoefden er niets meer aan toe te voegen.
“De beste oplossing zou zijn wanneer onze kleindochter bij jullie zou opgroeien,” zei hij. “Zouden jullie dat willen overwegen? Ik weet dat je erg dol op haar bent, Maria, en als tante sta je het dichtst bij haar van al haar familieleden.”
Heel even kon Maria geen woord uitbrengen, maar gelukkig slaagde Kyritsis erin alles te zeggen wat nodig was.
Toen Kyritsis de volgende dag klaar was met zijn werk in het ziekenhuis, keerde hij met Maria terug naar het huis van Vandoulakis en begonnen ze samen Sofia voor te bereiden op de volgende fase in haar leven. Aan het einde van de daaropvolgende week verhuisde ze naar Agios Nikolaos.
In het begin was Maria nerveus. Binnen een jaar na haar vertrek uit Spinalonga was ze niet alleen getrouwd maar ook van de ene op de andere dag moeder geworden van een driejarig meisje. Ze had zich echter niet druk hoeven maken, want Sofia paste zich probleemloos aan en vond het heerlijk bij mensen te wonen die zo veel jonger en energieker waren dan haar grootouders. Ondanks de traumatische start van haar leven was ze op het eerste gezicht een zorgeloos kind. Ze speelde graag met andere kinderen, die ze algauw in haar eigen straat tegenkwam.
Kyritsis had zich ook zorgen gemaakt over het vaderschap. Hoewel er zich onder zijn patiënten altijd wel een paar kinderen bevonden, was hij niet vaak in contact gekomen met kinderen die zo jong als Sofia waren. Het meisje was aanvankelijk ook op haar hoede voor hem, maar kwam er al snel achter dat ze met het minste of geringste een glimlach op zijn ernstige gezicht kon toveren. Het duurde niet lang voordat Kyritsis haar aanbad en regelmatig bestraffend door zijn vrouw werd toegesproken.
“Wat verwen je haar toch,” klaagde Maria toen ze zag hoe Sofia Nikolaos om haar vinger wond.
Zodra Sofia naar school ging, begon Maria aan een opleiding om in de ziekenhuisapotheek te kunnen werken. Dat sloot uitstekend aan bij haar werk met natuurlijke kruiden, waar ze ook nog steeds mee bezig was. Een keer per week nam Maria, die inmiddels haar rijbewijs had gehaald, Sofia mee naar haar grootvader Vandoulakis, waar ze dan een nachtje bleef logeren in haar oude kamer die nog steeds voor haar beschikbaar was. De volgende dag haalde Maria haar weer op en meestal reden ze dan naar Plaka om Giorgis te bezoeken. Bij bijna elk bezoek zagen ze Fotini ook. Sofia speelde dan op het strand vlak onder het terras van de taverna met Mattheos en Petros, terwijl de twee vrouwen de laatste nieuwtjes uitwisselden.
Zo leidden ze een tijdlang een geregeld en gelukkig leven. Sofia genoot van haar wekelijkse bezoekjes aan haar beide grootvaders en van het voor een kind opwindende leven in een drukke havenstad. Geleidelijk werd het gegeven dat Maria en Nikolaos niet haar echte ouders waren uit haar geheugen gewist. Het huis waar ze woonden in Agios Nikolaos was het enige wat ze zich later nog van haar kindertijd kon herinneren. Als er al iets aan hun leven ontbrak, dan was het een broertje of zusje voor Sofia. Het was iets waarover ze zelden spraken, maar het feit dat ze geen eigen kind had gekregen drukte zwaar op Maria.
Toen Sofia negen was, overleed Alexandros Vandoulakis. Hij stierf vredig in zijn slaap. Eerder had hij elk detail in zijn testament vastgelegd. Het landgoed zou worden verdeeld onder zijn twee dochters en hun gezinnen en een aanzienlijk bedrag zou opzij worden gezet voor Sofia. Drie jaar later raakte Giorgis aan bed gekluisterd door een borstinfectie en nam zijn intrek in het huis in Agios Nikolaos om door Maria verzorgd te worden. Gedurende de daaropvolgende twee jaar zat zijn kleindochter – een tiener nu – urenlang aan zijn bed backgammon met hem te spelen. Op een herfstdag, net voordat Sofia uit school kwam, overleed hij. De twee vrouwen in zijn leven waren ontroostbaar. Het enige wat hun troost gaf was de aanblik van de enorme menigte die voor zijn begrafenis op de been was gekomen. Giorgis werd in Plaka begraven, het dorp waar hij bijna zijn hele leven had gewoond. De kerk was gevuld met meer dan honderd dorpsgenoten, die met genegenheid terugdachten aan de zwijgzame visser die zonder te klagen vele rampen in zijn leven had doorstaan.
∗
Op een kille ochtend aan het begin van het nieuwe jaar werd een envelop met een poststempel uit Iraklion bezorgd. Hij was geadresseerd aan ‘de voogden van Sofia Vandoulakis’. Toen Maria de naam las, kromp haar maag ineen. Sofia had die naam nooit gedragen. Ze griste de brief van de deurmat en stopte hem onmiddellijk achter in een la. De brief kon slechts van één persoon afkomstig zijn. Maria was bang. Ze wilde wachten tot haar man thuiskwam voordat ze zou ontdekken of haar angst gegrond was.
Om ongeveer tien uur die avond kwam Nikolaos thuis na een lange dag in het ziekenhuis. Sofia was een uur eerder al naar bed gegaan. Enigszins plechtig sneed Nikolaos de envelop met zijn zilveren briefopener open en haalde er een vel stug papier uit. Samen zaten ze op de bank. Hun benen raakten elkaar en Nikolaos’ hand trilde licht terwijl hij de brief voor zich uit hield zodat ze hem allebei konden lezen.
L.S.
Helaas moeten we u meedelen dat Andreas Vandoulakis op 7 januari aan de gevolgen van een longontsteking is overleden. De begrafenis zal plaatsvinden op 14 januari. Wilt u zo vriendelijk zijn de ontvangst van deze briefte bevestigen?
Hoogachtend,
De directie van de gevangenis van Iraklion
Gedurende enkele ogenblikken zwegen ze. Ze lazen en herlazen het formele briefje. Andreas Vandoulakis. Een naam die ze altijd had geassocieerd met welvaart en belofte. Zelfs na de vreselijke gebeurtenissen van tien jaar geleden was het moeilijk te geloven dat het leven van zo’n bevoorrecht persoon was geëindigd in een vochtige cel. Zonder iets te zeggen stond Nikolaos op, stopte de brief terug in de envelop en liep naar de andere kant van de kamer. Daar stopte hij de brief in de la van zijn bureau en sloot die af. Die brief mocht Sofia nooit onder ogen komen.
Twee dagen later was Maria de enige treurende bij de kist van Andreas, die in een armengraf werd begraven. Geen van zijn zussen was erbij. Ze hadden het niet eens overwogen. Hun broer was, in hun ogen, al jaren zo goed als dood geweest.
Het was inmiddels eind jaren zestig en de eerste golf toeristen begon naar Kreta te trekken. Vooral Agios Nikolaos werkte als een magneet op Noord-Europeanen, die op de zon, de warme zee en de goedkope wijn afkwamen. Sofia was inmiddels een eigenzinnig meisje van veertien. Met zulke conventionele, voorbeeldige ouders vond ze al snel een doeltreffende manier om tegen hen in opstand te komen. Ze begon rond te hangen in de stad met jongens uit Frankrijk en Duitsland, die het wel leuk vonden om op te trekken met een mooi Grieks meisje met weelderige vormen en haren tot op haar middel. Hoewel Nikolaos er een hekel aan had om ruzie te maken met Sofia, was het in de zomermaanden bijna elke dag raak.
“Ze heeft haar moeders uiterlijk geërfd,” zei Maria wanhopig op een avond. Het was al laat en Sofia was nog steeds niet thuisgekomen. “Maar nu lijkt het erop dat ze ook qua karakter op haar lijkt.”
“Nou, ik weet in elk geval wel welk standpunt ik inneem in het aanleg versus opvoeding-debat,” zei Kyritsis meesmuilend.
Ondanks haar opstandigheid was Sofia een ijverige leerling. Toen ze achttien werd, stond ze voor de keuze naar de universiteit te gaan. Maria had die mogelijkheid zelf nooit gehad en zowel zij als Nikolaos vond dat Sofia die kans moest grijpen. Maria hoopte dat Sofia naar de universiteit in Iraklion zou gaan, maar daarin werd ze teleurgesteld. Vanaf haar vroegste jeugd had Sofia grote boten van en naar het vasteland van Griekenland zien varen. Nikolaos had in Athene gestudeerd, en daar wilde zij ook heen. Maria, die nog geen stap buiten Kreta had gezet, zag Sofia’s plannen met angst en beven tegemoet.
“Maar de universiteit in Iraklion is net zo goed als die op het vasteland,” zei ze in een poging Sofia op andere gedachten te brengen.
“Vast wel,” antwoordde Sofia. “Maar wat is er mis mee om wat verder weg te gaan studeren?”
“Daar is helemaal niks mis mee,” antwoordde Maria. “Maar Kreta is voor mij groot genoeg. Het eiland heeft zo zijn eigen geschiedenis en gewoonten.”
“Daar gaat het nu net om,” snauwde Sofia, vastbesloten zich niet te laten ompraten. “Kreta is veel te veel gericht op zijn eigen cultuur. Soms lijkt het eiland totaal afgesloten van de buitenwereld. Ik wil naar Athene of naar Thessaloniki. Daar staan de mensen tenminste open voor wat er in de rest van wereld gebeurt. Er gebeurt namelijk zo veel, en het meeste gaat hier volkomen langs ons heen.”
Haar reislust was volkomen normaal voor een meisje van haar leeftijd. Veel jongeren wilden iets van de wereld zien. Toch was Maria bang. Niet alleen om Sofia te verliezen, maar ook omdat haar hang naar avontuur haar sterk aan Manoli deed denken. Hij zou precies hetzelfde hebben kunnen zeggen; dat Kreta te klein en te benauwend was en hoeveel er niet in de wereld te beleven viel. Die reislust kwam haar op een of andere manier heel bekend voor.
In juni stond Sofia’s besluit vast. Ze ging naar Athene en haar ouders konden haar er niet van weerhouden. Eind augustus zou haar boot vertrekken.
∗
Op de avond voordat hun dochter de boot naar Piraeus zou nemen, zaten Maria en Nikolaos in de tuin onder een eeuwenoude wijnrank, waaraan een overvloed aan rijpe, paarse druiven hing. Sofia was de deur uit. Nikolaos dronk de laatste slok van een groot glas Metaxa.
“We moeten het haar vertellen, Maria,” zei hij.
Maria antwoordde niet. De afgelopen maanden hadden ze uitgebreid gediscussieerd over de vraag of ze Sofia moesten vertellen dat ze haar echte ouders niet waren. Pas toen Maria uiteindelijk toegaf dat Manoli misschien wel Sofia’s vader zou kunnen zijn, hakte Kyritsis de knoop door. Ze moesten het meisje op de hoogte stellen. Nu de kans bestond dat haar vader in Athene woonde en werkte, of waar dan ook, had Sofia er recht op de waarheid te horen. Maria wist dat Nikolaos gelijk had en dat ze Sofia moesten inlichten voordat ze naar Athene vertrok, maar elke dag had ze dat moment voor zich uitgeschoven.
“Ik wil het haar wel vertellen,” zei Nikolaos. “Ik denk dat we het niet langer mogen uitstellen.”
“Ja, ja, ik weet het. Je hebt gelijk,” zei Maria. Ze haalde diep adem. “Laten we het haar vanavond vertellen.”
In de warme zomeravond keken ze naar de muggen die als ballerina’s om het kaarslicht dansten. Af en toe werd de stilte verbroken door een geritsel van een hagedis, die met zijn staart een droog blad raakte voordat hij verticaal tegen de muur van het huis op schoot.
Wat zouden die heldere sterren voor haar gezin in petto hebben, vroeg Maria zich af? Ze leken altijd op hen neer te kijken en het volgende hoofdstuk van hun levensverhaal al te kennen voordat ze het zelf wist. Het werd later en nog steeds was Sofia er niet. Ze gaven het echter niet op en bleven wakker. Ze konden datgene wat ze moesten doen niet weer een dag opschorten. Tegen kwart voor elf begon de temperatuur te dalen. Maria rilde.
“Zullen we naar binnen gaan?” vroeg ze.
Het volgende kwartier leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk hoorden ze de voordeur opengaan. Sofia was thuisgekomen.