“Hé! Antonis! Kom eens hier!”
Het bevel klonk werktuiglijk; het was de stem van een meester tot zijn knecht. Andreas had zijn truck een eindje van de plek waar Antonis een paar oude, onvruchtbare olijfbomen aan het omkappen was tot stilstand gebracht en gebaarde dat hij naar hem toe moest komen. Antonis stopte met hakken en leunde op zijn bijl. Hij was het niet gewend om zijn jonge baas op zijn wenken te bedienen. Zijn omzwervingen van de afgelopen jaren waren zwaar geweest, maar hij was wél vrij geweest. Hij kon maar moeilijk wennen aan de dagelijkse routine en het idee dat hij bij elk bevel van zijn baas meteen moest reageren. En alsof dat al niet erg genoeg was, had hij ook nog een andere reden om zich te ergeren aan de man die hem vanuit zijn truck toeblafte. Het liefst zou hij Andreas Vandoulakis met zijn bijl te lijf gaan.
Antonis had het warm. Zijn voorhoofd glom van het zweet en zijn overhemd plakte aan zijn rug. Hoewel het nog maar eind mei was, was de temperatuur omhooggeschoten. Hij had geen zin om meteen in de houding te springen. Nonchalant trok hij de kurk uit de kalebasfles aan zijn voeten en nam een slok water.
Anna…Ze was hem vóór vorige week nooit echt opgevallen en hij had nooit langer dan een seconde aan haar gedacht. Maar op dat laatste feest had ze een passie in hem opgewekt die hem de hele nacht uit zijn slaap had gehouden. Sindsdien had hij alleen maar aan hun omhelzing kunnen denken. Het had alles bij elkaar misschien maar een minuut of tien geduurd, maar voor Antonis had elke seconde een dag geleken. En toen was het voorbij. Recht voor zijn ogen was hem de kans op een mooie liefde ontnomen. Hij had Andreas Vandoulakis vanaf het moment dat hij op het feest aankwam in de gaten gehouden en hem met Anna zien dansen. Nog voor de messen geslepen waren, had hij geweten wie de strijd had gewonnen. Hij maakte geen schijn van kans.
Antonis kuierde nu naar Andreas toe, die zich nergens van bewust was.
“Jij woont toch in Plaka, hè?” zei Andreas. “Ik wil dat je dit aan iemand afgeeft. Vandaag.”
Hij gaf hem een brief. Antonis hoefde niet naar de envelop te kijken om te weten welke naam erop stond.
“Ik zie wel wanneer ik eraan toe kom,” zei hij met geveinsde onverschilligheid. Hij vouwde de envelop dubbel en stak hem in de achterzak van zijn broek.
“Ik wil dat je hem vandaag brengt,” zei Andreas streng. “Vergeet het niet.”
Andreas trok luidruchtig op en reed de truck achteruit het veld af, een vieze stofwolk achterlatend die lang in de lucht bleef hangen en Antonis’ longen vulde met stof.
“Waarom moet ik die brief voor je brengen!” schreeuwde Antonis terwijl Andreas uit het zicht verdween. “Doe het verdomme zelf!”
Hij wist dat deze brief zijn eigen lot zou bezegelen, maar hij wist ook dat hij geen andere keus had dan hem netjes af te geven. Andreas Vandoulakis zou er gauw genoeg achter komen wanneer hij niet had gedaan wat hij had gezegd en dan had je de poppen aan het dansen. De envelop brandde de hele dag in zijn achterzak en kraakte wanneer hij ging zitten. Hij kwelde zichzelf met de gedachte dat hij hem aan stukken zou scheuren en in een ravijn zou gooien, of langzaam zou verschroeien in het vuur dat hij had aangelegd om het gehakte hout van die dag te verbranden. Maar het enige waarover hij niet had gefantaseerd was de envelop open te maken. Hij kón de brief niet lezen. Niet dat dat nodig was. Hij wist precies wat erin zou staan.
Anna was verbaasd toen ze Antonis die avond voor haar deur zag staan. Hij had aangeklopt in de hoop dat ze niet thuis was, maar daar stond ze, met diezelfde brede glimlach waarmee ze iedereen die haar pad kruiste toelachte.
“Ik heb een brief voor je,” zei Antonis voordat ze haar mond kon opendoen. “Van Andreas Vandoulakis.” De woorden bleven in zijn keel steken, maar hij schiep er een pervers genoegen in zichzelf te dwingen ze uit te spreken zonder zijn emoties te verraden. Anna’s ogen daarentegen werden groot van opwinding.
“Dank je,” zei ze. Zonder hem aan te kijken nam ze de slap en kreukelig geworden envelop van hem aan. Het leek wel of ze hun vurige omhelzing was vergeten. Betekende het dan niets voor haar, vroeg Antonis zich af. Voor hem had hun kus het begin van iets moois betekend, maar hij zag nu in dat het voor haar alleen maar een spelletje was geweest.
Ze hupte van haar ene op haar andere voet. Hij begreep dat ze de brief dolgraag wilde openen maar dat hij daar niet bij mocht zijn. Ze deed een stap achteruit, zei gedag en gooide de deur dicht. Het was alsof hij een klap in zijn gezicht kreeg.
Anna ging aan de salontafel zitten en opende met bevende handen de envelop. Ze wilde zo lang mogelijk van het moment genieten. Wat zou erin staan? Zou het een hartstochtelijke liefdesverklaring zijn? Zouden de woorden als vuurwerk van het papier spatten? Zouden zijn gevoelens haar net zo diep kunnen ontroeren als een komeet tegen een heldere avondhemel? Maar omdat ze zoals elk ander achttienjarig meisje snakte naar poëzie, kon de brief op tafel haar alleen maar teleurstellen:
∗
Beste Anna,
∗
Ik zou je graag nog een keer ontmoeten. Zou je alsjeblieft aanstaande zondag met je vader bij ons willen komen lunchen? Mijn ouders zien ernaar uit jullie te ontmoeten.
∗
Met vriendelijke groet, Andreas Vandoulakis
∗
Hoewel de inhoud van de brief haar opwond – het bracht haar een stap dichter bij haar ontsnapping uit Plaka – gaf de formele toon haar een beklemmend gevoel. Ze had verwacht dat Andreas prachtig zou kunnen schrijven omdat hij een uitstekende opleiding had genoten, maar in dit haastig gekrabbelde briefje stak evenveel gevoel als in de grammaticaboeken Oudgrieks waar ze zo’n hekel aan had gehad toen ze nog op school zat.
∗
De lunch vond keurig op de afgesproken tijd plaats en er zouden nog vele lunches volgen. Zoals de strikte etiquette voor zowel arm als rijk in een dergelijke situatie voorschreef, werd Anna gechaperonneerd door haar vader. Voor de eerste vijf lunches werden vader en dochter ‘s middags door een bediende opgehaald in Alexandros Vandoulakis’ auto en naar de voorname villa in Neapoli gebracht, om klokslag halfdrie weer naar huis te worden gereden. Het patroon was altijd hetzelfde. Bij aankomst werden ze verwelkomd in een chique salon met een grote glanzende buffetkast vol duur en bijna doorzichtig porseleinen serviesgoed en meubelstukken die bedekt waren met geborduurde, witte kleedjes van kant. Eleftheria bood hun dan een bordje gekonfijte vruchten en een glaasje likeur aan, waarna ze wachtte tot ze het ophadden en de lege bordjes en glazen op een dienblad kon verzamelen. Daarna begaf iedereen zich naar een donkere eetkamer met lambrisering, waar olieverfschilderijen van fors besnorde voorouders vanaf hun plek aan de muur op hen neerkeken. Zelfs hier werden de formaliteiten voortgezet. Alexandros kwam dan de kamer binnen en zei onder het slaan van een kruis ‘Welkom’, waarop de gasten gelijktijdig reageerden met ‘Het is een eer hier te mogen zijn’. Het ging er bij elk bezoek op dezelfde manier aan toe, totdat Anna op de seconde nauwkeurig wist wat er ging gebeuren.
Tijdens elke lunch zaten ze op fraai bewerkte hoge stoelen aan een donkere, geboende tafel en aten beleefd elk gerecht dat werd geserveerd. Eleftheria deed er alles aan om haar gasten op hun gemak te stellen; vele jaren daarvoor had ze dezelfde beproeving moeten doorstaan toen ze als aanstaande schoondochter moest worden gekeurd door de vorige generatie Vandoulakissen. Ze herinnerde zich nog als de dag van gisteren hoe vreselijk stijf het allemaal was. Maar hoe de gastvrouw ook haar best deed, het gesprek bleef gekunsteld en zowel Giorgis als Anna was zich er altijd pijnlijk van bewust dat ze beoordeeld werden. Ze hadden niet anders verwacht. Als er sprake was een verkering, wat nog niet met zoveel woorden was gezegd, moesten er afspraken worden gemaakt voor de verloving.
Tegen de tijd van het zevende bezoek had de familie Vandoulakis haar intrek genomen in het grote huis op hun landgoed in Elounda, waar ze tussen september en april verbleven. Anna werd intussen ongeduldig. Andreas en zij waren sinds het feest in mei geen enkele keer alleen geweest. Op een avond mopperde ze tegen Fotini en haar moeder: “En dat kon je ook niet bepaald ‘alleen’ noemen, want het hele dorp keek toe! Waarom moet het allemaal zo lang duren?”
“Omdat het geen haast heeft als het voor jullie beiden en jullie families een juiste keuze is,” antwoordde Savina wijs.
Anna, Maria en Fotini zaten bij de familie Angelopoulos thuis, zogenaamd om te leren handwerken. In werkelijkheid waren ze bij elkaar gekomen om de hele ‘Vandoulakis-toestand’, zoals ze het noemden, voor de zoveelste keer door te nemen. Anna voelde zich inmiddels een stuk vee dat op de plaatselijke markt werd gekeurd op geschiktheid. Misschien had ze iets minder hoge ambities moeten hebben. Toch was ze vastbesloten enthousiast te blijven en door te zetten. Ze was nu achttien, hoefde allang niet meer naar school en had nog maar één doel voor ogen: een goed huwelijk sluiten.
“Ik zie de komende maanden maar als een spelletje om mijn uithoudingsvermogen te testen,” zei ze. “Ik moet voorlopig toch voor vader zorgen.”
Natuurlijk was Maria degene die écht voor Giorgis zorgde. Ze wist dat ze nog een tijd thuis zou moeten blijven en haar eigen droom om lerares te worden voorlopig moest uitstellen. Maar ze slikte haar woorden in. Het was niet verstandig om de confrontatie met Anna aan te gaan, vooral niet nu ze zo in haar nopjes was.
Het duurde nog tot de lente van het volgende jaar voordat Alexandros Vandoulakis ervan overtuigd was dat het een goede keuze van zijn zoon was om Anna, alle verschillen in welvaart en sociale positie ten spijt, tot zijn bruid te maken. Per slot van rekening was ze beeldschoon, slim genoeg en aanbad ze Andreas. Op een dag, na de zoveelste lunch, keerden de twee vaders alleen terug naar de salon. Alexandros Vandoulakis wond er geen doekjes om.
“We zijn ons natuurlijk allemaal bewust van de ongelijkheid van deze verloving, maar wij zijn ook van mening dat dit voor geen van beide partijen problemen zal opleveren. Mijn vrouw heeft me ervan overtuigd dat Andreas gelukkiger zal worden met uw dochter dan met welke andere vrouw ook die hij ooit heeft ontmoet, dus zolang Anna haar plichten als vrouw en moeder vervult zijn er volgens ons geen bezwaren.”
“Ik heb u geen grote bruidsschat te bieden,” zei Giorgis ten overvloede.
“Daar zijn wij ons terdege van bewust,” antwoordde Alexandros. “Haar bruidsschat is haar belofte om een goede vrouw te zijn en alles te doen wat in haar vermogen ligt om het landgoed te helpen runnen. Het is een grote verantwoordelijkheid en een goede vrouw op de achtergrond is van groot belang. Als ik over een paar jaar met pensioen ga, krijgt Andreas een zware taak op zijn schouders.”
“Ik weet zeker dat ze haar best zal doen,” zei Giorgis simpelweg. Het ging hem allemaal boven zijn pet. Hij voelde zich geïntimideerd door de macht en welvaart van deze familie, die uit alles wat hen omringde waren af te lezen: het grote, donkere meubilair, de weelderige tapijten en wandkleden, de kostbare schilderijen aan de muur – allemaal tekenen van voornaamheid. Maar het deed er niet toe of hij zich hier thuis voelde of niet, hield hij zichzelf voor. Waar het om ging was de vraag of Anna met zo veel pracht en praal kon omgaan. Hij had geen enkele keer aan haar gemerkt dat ze zich in het huis van de familie Vandoulakis niet op haar gemak voelde, terwijl het voor hem even vreemd was als een ander land. Anna kon fijntjes van een glas nippen, deftig eten en de juiste dingen zeggen, alsof ze niet anders gewend was. Natuurlijk wist hij dat ze gewoon een rol speelde.
“Het belangrijkste is dat ze een goede basisopvoeding heeft genoten. Uw vrouw heeft goed werk verricht, Kyrie Petrakis.”
Zodra de naam van Eleni viel, zweeg Giorgis. De familie Vandoulakis wist dat Anna’s moeder een paar jaar daarvoor was overleden, maar hij wilde niet dat ze wisten waaraan.
Toen ze die middag thuiskwamen, stond Maria hen op te wachten. Het was alsof ze wist dat het vandaag een belangrijk bezoek was geweest.
“En?” vroeg ze. “Heeft hij je gevraagd?”
“Nog niet,” antwoordde Anna. “Maar het zal nu niet lang meer duren. Ik voel het gewoon.”
Maria wist dat haar zus niets liever wilde dan Anna Vandoulakis worden, en zij wilde dat ook voor haar. Door het huwelijk zou ze Plaka verlaten en in een wereld terechtkomen waarin ze niet hoefde te koken, poetsen, stoppen en spinnen.
“Ze weten precies waar ze aan toe zijn,” zei Anna. “Ze weten in wat voor een huis we wonen en dat ik geen fortuin zal meebrengen, op de paar sieraden van moeder na. Dat is…”
“Weten ze het van moeder?” onderbrak Maria haar verbluft.
“Nee, alleen dat vader weduwnaar is,” zei Anna. “Meer hoeven ze ook niet te weten.” Daarmee was het onderwerp afgesloten, alsof het een doos was waarvan het deksel werd dichtgeklapt.
“Wat gaat er nu verder gebeuren?” vroeg Maria, om hen van het netelige onderwerp af te leiden.
“Ik wacht,” zei Anna. “Ik wacht totdat hij me vraagt. Maar het blijft een kwelling en ik ga dóód als hij me niet gauw een aanzoek doet.”
“Het zal nu niet lang meer duren. Het is duidelijk dat hij van je houdt. Dat zegt iedereen.”
“Wie is iedereen?” vroeg Anna vinnig.
“Dat weet ik niet precies, maar volgens Fotini denkt iedereen op het landgoed er zo over.”
“Hoe weet Fotini dat?”
Maria wist meteen dat ze te veel had gezegd. Er waren vroeger weinig geheimen tussen de meisjes geweest, maar in de afgelopen maanden was daar verandering in gekomen. Fotini had Maria in vertrouwen genomen en verteld dat haar broer verliefd was op Anna en dat het hem ergerde dat de arbeiders op het landgoed over niets anders praatten dan over de ophanden zijnde verloving van de zoon van hun baas met het meisje uit het dorp. Arme Antonis.
Anna hoorde Maria net zo lang uit totdat ze het haar vertelde.
“Van Antonis. Hij is helemaal weg van je, dat kan je niet ontgaan zijn. Hij vertelt alle roddels door aan Fotini. Volgens hem zegt iedereen dat Andreas je spoedig ten huwelijk zal vragen.”
Anna koesterde zich een ogenblik in de gedachte dat er over haar gepraat en gespeculeerd werd. Ze vond het heerlijk om in het middelpunt van de belangstelling te staan en wilde alles weten.
“Wat zeggen ze nog meer? Kom op, Maria, ik wil het weten!”
“Ze zeggen dat hij beneden zijn stand trouwt.”
Dit was niet wat Anna had verwacht en zeker niet wat ze wilde horen. Ze reageerde dan ook fel.
“Wat kan mij het schelen wat ze zeggen! Waarom zou ik niet met Andreas Vandoulakis kunnen trouwen? Ik zou zeker nooit trouwen met iemand als Antonis Angelopoulos. Hij bezit niet meer dan het hemd waarin hij slaapt!”
“Zo praat je niet over de broer van onze beste vriendin. En hij heeft niks omdat hij voor zijn land vocht terwijl andere mensen thuisbleven en hun zakken vulden.”
Maria’s kritische opmerking schoot Anna in het verkeerde keelgat. Ze stortte zich op haar zus en zoals altijd wanneer Maria ruzie had met Anna, koos ze ervoor de strijd niet aan te gaan. Ze vluchtte het huis uit, en omdat ze sneller kon rennen dan haar zus, had ze Anna al snel afgeschud in de doolhof van kleine straatjes aan de rand van het dorp.
Maria was het toonbeeld van zelfbeheersing, in tegenstelling tot haar opvliegende zus, wier gevoelens en gedachten altijd meteen voor iedereen duidelijk waren. Gewoonlijk hield ze haar mening voor zich, omdat ze had gezien dat mensen het achteraf vaak betreurden dat ze hun emoties hadden geuit en er van alles hadden uitgeflapt. In de afgelopen jaren had ze geleerd zich te beheersen. Op deze manier hield ze de schijn op dat ze een tevreden mens was. Dat deed ze vooral voor haar vader. Maar soms stond ze zichzelf de luxe van een spontane uitbarsting toe, en wanneer die uitbarsting kwam, kon hij inslaan als een bom.
Ongeacht het laatste restje twijfel van Alexandros Vandoulakis en de roddels van de landarbeiders, vond de verloving plaats in april. Het paar was na de lunch, die nog stijver was verlopen dan gewoonlijk, alleen achtergelaten in de sombere salon. Anna had zo lang uitgekeken naar dit moment en het in haar fantasie zo vaak herhaald dat ze uiteindelijk weinig voelde toen Andreas haar om haar hand vroeg. Ze voelde zich als verdoofd, onwerkelijk, alsof ze een rol in een toneelstuk speelde.
“Anna,” zei Andreas. “Ik wil je iets vragen.”
Het aanzoek had niets romantisch, bijzonders of magisch. Het was even functioneel als het parket waarop ze stonden.
“Wil je met me trouwen?”
De eerste gedachte die door Anna’s hoofd schoot toen ze Andreas’ aanzoek accepteerde en hem voor de eerste keer vol en gepassioneerd op zijn mond zoende, was dat ze haar doel had bereikt. Ze had de weddenschap die ze met zichzelf had afgesloten gewonnen en een lange neus getrokken naar al die mensen die dachten dat ze niet geschikt was om met de zoon van een landeigenaar te trouwen.
Zoals de gewoonte was gedurende een verlovingsperiode, werd Anna door haar schoonfamilie overladen met cadeaus. Ze kreeg prachtige kleding, zijden ondergoed en dure snuisterijen, zodat het haar aan niets zou ontbreken wanneer ze uiteindelijk een Vandoulakis werd.
“Het is alsof ik elke dag jarig ben,” zei Anna tegen Fotini, die langs was gekomen om het laatste pakket luxe cadeaus te bekijken dat vanuit Iraklion was verstuurd. In het kleine huis in Plaka hing de geur van extravagantie, en in deze periode na de bezetting, waarin een paar zijden kousen alleen was weggelegd voor de allerrijksten, was Anna’s uitzet voor alle meisjes in het dorp een bezienswaardigheid. De oester-kleurige satijnen negligeetjes en nachtjaponnen die tussen vellen vloeipapier in dozen lagen, leken regelrecht uit Hollywoodfilms te komen. Toen ze er een uit de doos haalde om aan haar vriendinnen te laten zien, gleed de stof als water tussen haar vingers door. Het overtrof zelfs haar stoutste dromen.
Een week voor de bruiloft werd in Plaka begonnen met het bakken van de traditionele broodkrans. Nadat men het deeg zeven keer had laten rijzen, werd een grote cirkel van deeg versierd met ingewikkelde patronen van honderden bloemen en varenbladeren, om in de laatste fase goudbruin te worden afgebakken. De ongebroken cirkel symboliseerde het voornemen van de bruid om van het begin tot het einde bij haar echtgenoot te blijven. Intussen begonnen Andreas’ zussen de slaapvertrekken van het toekomstige huis van het bruidspaar te versieren met zijden stof en kransen van klimop, granaatappels en laurierblaadjes.
De verloving werd groots gevierd en ook voor de bruiloft zelf, die in maart van het jaar daarop zou plaatsvinden, werden kosten noch moeite gespaard. Voor de kerkdienst, die in Elounda werd gehouden, arriveerden de gasten ten huize van de familie Vandoulakis. Het was een merkwaardig gemêleerd gezelschap. Rijkelui uit Elounda, Agios Nikolaos en Neapoli mengden zich met landarbeiders en inwoners van Plaka. Toen Anna verscheen, gaapten de mensen uit het dorp haar aan. Op haar borst droeg ze genoeg gouden munten om een bankkluis te vullen en in haar oren had ze oorbellen die rijkelijk waren bezet met juwelen. Ze schitterde in het lentelicht, en in het warme rood van haar traditionele bruidsjurk kon ze zo uit het verhaal Duizend-en-één-nacht gestapt zijn.
Giorgis keek vol trots naar haar, maar tegelijkertijd verwonderde hij zich erover dat dit zijn eigen dochter was. Ze was bijna onherkenbaar. Hij wenste dat Eleni erbij had kunnen zijn om te zien hoe mooi haar eerstgeborene eruitzag. Hij vroeg zich af wat ze ervan zou hebben gevonden dat Anna een man uit zo’n vooraanstaande familie trouwde. Zijn oudste dochter deed hem in veel opzichten aan zijn vrouw denken, maar ze had ook een kant die hem totaal vreemd was.
Maria had Anna die ochtend geholpen met aankleden. De handen van haar zus hadden zo gebeefd dat ze alle knoopjes voor haar had moeten dichtmaken. Ze wist dat Anna haar doel had bereikt. Dit was wat ze wilde. Ze vertrouwde erop dat haar zus in haar dagdromen had geoefend hoe ze een grande dame moest spelen, en dat ze zich makkelijk aan de omstandigheden kon aanpassen.
“Zeg me dat het echt waar is,” zei Anna. “Ik kan nog steeds niet geloven dat ik Kyria Vandoulakis word!”
“Het is allemaal écht waar,” verzekerde Maria haar. Intussen vroeg Maria zich af hoe het zou zijn om in zo’n prachtig huis te wonen. Ze hoopte dat het meer inhield dan alleen maar chique kleren en mooie juwelen. Zelfs Anna zou meer dan alleen maar dat willen.
De bruiloft werd een gedenkwaardige gebeurtenis. Niet alleen vanwege de bijzondere mengeling van gasten, maar ook omdat het feest bij de bruidegom thuis werd gehouden en niet bij de bruid, zoals de traditie voorschreef. Iedereen begreep waarom dat zo was; dat hoefde niet hardop te worden uitgesproken. Wat voor een feest zou er aangeboden kunnen worden in het huis van Giorgis Petrakis? De chique dames giechelden nerveus bij de gedachte, net zoals ze gedaan hadden toen ze hoorden dat die jongen van Vandoulakis met een arme vissersdochter ging trouwen. “Wat bezielt die familie?” hadden ze spottend opgemerkt. Maar hoe men ook over het huwelijk dacht, iedereen was aanwezig en genoot van de perfecte lunch met kaas, geroosterd lam en wijn van Vandoulakis’ eigen landgoed. En toen alle honderd magen waren gevuld, was het tijd voor de kerkelijke inzegening. Het was een bonte verzameling van auto’s, trucks en ezelkarren die uiteindelijk in een stoet naar Elounda reed.
De rituelen van de huwelijksplechtigheid waren voor arm en rijk gelijk: twee stephana, de eenvoudige huwelijkskronen van gedroogde bloemen en gras, die door een lint met elkaar verbonden waren en door de priester op hun hoofden werden gezet en vervolgens drie keer werden verwisseld om de verbintenis te bekrachtigen. Deze kronen zouden later door Anna’s schoonmoeder worden ingelijst en boven het bed van het paar worden opgehangen om, zoals het spreekwoord zegt, te voorkomen dat het huwelijk stukging. De tekst van het heilige ritueel ging voor het merendeel verloren in het geklets van de aanwezigen, maar toen de bruid, de bruidegom en de priester elkaar uiteindelijk de hand reikten, maanden de gasten elkaar zachtjes tot stilte. Vervolgens voerden ze een serene dans uit om het altaar – de Isaiah Dans – en wisten de gasten dat ze algauw weer buiten in de zon zouden staan.
In een lange stoet reden de gasten achter de bruid en bruidegom, die voorop reden in een salonrijtuig, terug naar het huis van de familie Vandoulakis, waar schragentafels gedekt waren voor het feestmaal. Er werd gegeten, gedronken en gedanst tot diep in de nacht, totdat er net voor zonsopgang een salvo geweerschoten klonk dat het einde van de feestelijkheden aankondigde.
∗
Na de bruiloft verdween Anna min of meer uit het dorpsleven van Plaka. Ze kwam nog één keer per week op bezoek bij haar vader, maar naarmate de tijd verstreek stuurde ze steeds vaker een auto naar het dorp om hem op te halen. Ze liet zich er steeds minder vaak en met steeds grotere tussenpozen zien. Ze vond dat ze als vrouw van de toekomstige eigenaar van het landgoed een andere sociale status had gekregen. Niet dat ze dat erg vond. Sterker nog, dit was wat ze wilde – breken met het verleden.
Anna stortte zich op haar nieuwe rol en ontdekte algauw dat haar plichten als schoondochter even zwaar waren als haar plichten als vrouw. Elke dag bracht ze in gezelschap van Eleftheria en haar vriendinnen door, door ze ofwel thuis te ontvangen of bij hen op bezoek te gaan. Zoals ze had gehoopt hadden ze allemaal een bepaalde mate van vrije tijd die grensde aan luiheid. Haar voornaamste taak was het leiden van het huishouden van de familie Vandoulakis, wat er grotendeels op neerkwam dat ze ervoor moest zorgen dat de dienstmeid voldoende eten had bereid als de mannen ‘s-avonds van hun werk kwamen.
Ze verlangde ernaar veranderingen te mogen aanbrengen in de twee familiehuizen en de donkere gordijnen en sombere meubels te vervangen. Ze zeurde net zo lang bij Andreas totdat hij zijn moeder om toestemming vroeg, waarna Eleftheria op haar beurt overleg pleegde met Alexandros, het echte hoofd van het huishouden. Dit was de manier waarop alles moest worden geregeld.
“Ik wil niet dat het grote huis te veel wordt veranderd,” zei Alexandros Vandoulakis tegen zijn vrouw, doelend op het huis in Elounda. “Maar Anna mag het huis in Neapoli wel een lik verf geven als ze dat wil.”
De nieuwe bruid stortte zich op haar taak en liet zich al snel meevoeren door haar enthousiasme voor stoffen en behang. Ze maakte eindeloze uitstapjes naar een importeur van mooie Franse en Italiaanse producten, die in een chique winkel in Agios Nikolaos te krijgen waren. Ze stopte er al haar tijd in en ging er zo in op dat Andreas haar aan het einde van de dag altijd in een opgewekte stemming aantrof.
Een van haar andere taken was het organiseren van de feesten die de familie Vandoulakis voor hun arbeiders gaven. Anna wist hoe ze een feest moest geven. Tijdens deze gelegenheden voelde ze soms de ogen van Antonis Angelopoulos op zich en als ze dan opkeek, ontmoette ze zijn staalharde blik. Een enkele keer sprak hij haar zelfs aan.
“Kyria Vandoulakis,” zei hij dan overdreven eerbiedig en met een veel te diepe buiging. “Hoe gaat het met u?”
Anna verstijfde dan helemaal door de manier waarop hij haar bejegende en antwoordde kortaf: “Goed, dank je.”
Met die woorden keerde ze hem haar rug toe. Hoe durfde hij haar met zo’n blik en houding uit te dagen! Ze was zijn superieur en had het recht daar te zijn.
Anna’s huwelijk bracht niet alleen verandering in haar eigen status maar ook in die van haar zus Maria. De jongere zus had nu duidelijk de rol van vrouw des huizes op zich genomen. Maria had altijd veel van haar energie in het bedaren en tevredenstellen van haar zus moeten stoppen en het feit dat Anna niet meer thuis woonde betekende een verlichting van haar taak. Met hernieuwde energie deed ze het huishouden en begeleidde ze haar vader steeds vaker op zijn tochten naar Spinalonga.
Voor Giorgis, die geen bloemen op Eleni’s graf kon leggen, bood elk bezoek aan het eiland de gelegenheid om zijn vrouw te herdenken. Of het nu mooi of stormachtig weer was, hij bleef met dokter Lapakis heen en weer varen. De dokter sprak op deze tochten over zijn werk en bekende aan Giorgis hoeveel van zijn leprapatiënten er nu stierven en dat hij de bezoeken van dokter Kyritsis miste.
“Hij bracht hoop,” zei Lapakis. “Ik geloof zelf niet in zo veel dingen, maar ik zag dat het goed is wanneer je ergens in gelooft en dat dat geloof een doel op zichzelf kan zijn. Voor sommige van mijn patiënten was de hoop dat Kyritsis hen kon genezen genoeg om voor te vechten. Nu hebben ze vaak het gevoel dat ze niets meer hebben om voor te leven.”
Lapakis had een paar brieven van zijn oud-collega ontvangen waarin hij uitlegde waarom hij niet kon komen en hoe jammer hij dat vond. Kyritsis was nog altijd betrokken bij het herstel van het ziekenhuis in Iraklion dat in de oorlog veel schade had opgelopen, en kon zijn onderzoek niet voortzetten omdat hij niet kon worden gemist. Lapakis stortte zijn hart uit bij Giorgis en bekende hem onder vier ogen dat hij steeds wanhopiger werd. De meeste mensen zouden God op hun blote knieën om hulp hebben gevraagd, maar omdat Lapakis niet gelovig was, zocht hij steun bij zijn trouwe bootsman, die zoveel meer had geleden dan hij.
Hoewel er op Spinalonga nog altijd mensen stierven aan lepra, was het leven voor de patiënten met de minder agressieve variant van de bacterie nog altijd vol verrassingen. Sinds het einde van de oorlog werden er elke week twee films vertoond, was er op de markt meer te krijgen dan ooit tevoren en floreerde de krant. Dimitri, die nu zeventien was, gaf les aan de vijf- en zesjarigen, terwijl een meer ervaren onderwijzer de oudere kinderen voor zijn rekening nam; hij woonde nog altijd bij de familie Kontomaris, een oplossing waar beide partijen zeer gelukkig mee waren. Op het eiland heerste, voor zover dat mogelijk was, een algemeen gevoel van welbevinden. Zelfs Theodoros Makridakis had niet langer de behoefte om dwars te liggen. Hij hield van een flinke discussie in het café, maar had zijn ambitie om ooit leider van het eiland te worden allang opgegeven. Nikos Papadimitriou kweet zich daarvoor te goed van zijn taak.
∗
Maria en Fotini gingen op in de routine van dagelijkse beslommeringen, die hen als een eindeloze dans met vastliggende passen door de volgende jaren leidde. Met drie zoons had Savina Angelopoulos de hulp van haar gezonde, handige dochter nodig om eten te koken en voor de mannen in huis te zorgen, dus Fotini was, net als Maria, door huiselijke verplichtingen aan Plaka gebonden.
Ook al zou Eleni een betere toekomst voor haar dochter hebben gewenst, ze zou geen gewetensvoller kind dan Maria hebben gewild. Het meisje dacht er niet over iets anders te doen dan voor haar vader zorgen, ook al had ze er ooit van gedroomd met een krijtje in haar hand voor de klas te staan, net zoals haar moeder ooit had gedaan. Maar die ambitie had ze allang laten varen.
De twee meisjes deelden jarenlang de leuke en minder leuke kanten van dit bestaan en het kwam niet in hen op om te klagen. Er moest water worden gehaald bij de dorpspomp, hout verzameld voor het fornuis, en er moest worden gepoetst, gedweild en gekookt. Maria verzamelde regelmatig de honing van hun bijen in de bijenkorven, die op de met tijm bedekte helling stonden vanwaar je over heel Plaka kon uitkijken; de honing was zo heerlijk zoet dat ze er jarenlang geen behoefte aan had om ook maar één gram suiker te kopen. In hun achtertuinen stonden oude olijfolieblikken vol basilicum en mint, en gebarsten pithoi – grote urnen waarin ooit water en olie werden opgeslagen, maar die nu dienstdeden als potten voor zorgvuldig gekweekte geraniums en lelies.
De meisjes waren erfgenamen van eeuwenoude folklore en werden nu oud genoeg geacht om de vaardigheden te leren die generaties lang mondeling waren doorgegeven. Fotini’s moeder, die een grote bron van traditionele kennis was, toonde hun hoe je wol kon verven met extracten van iris-, hibiscus- en chrysantbloemen en hoe je mooie manden en matten kon weven van gekleurde grassoorten. Van andere vrouwen leerden ze over de wonderbaarlijke voordelen van lokale kruiden, en ze trokken vaak de bergen in om wilde salie, cistusroos en kamille te zoeken die bekendstonden om hun helende werking. Op een van de betere dagen keerden ze terug met een mandvol van een zeer bijzonder kruid, origanum dictamus, waarvan gezegd werd dat het wonden heelde en hielp bij keel- en buikpijn. Maria maakte altijd het juiste middel voor haar vader wanneer hij ziek was, en algauw had ze in het dorp de reputatie van iemand die uitstekende middeltjes kon bereiden.
Op hun lange tochten door de bergen verzamelde ze ook vaak horta, een ijzerhoudend bergplantje dat van elk dieet een belangrijk deel uitmaakte. De kinderspelletjes die ze aan het strand hadden gespeeld, waar ze de mooiste taartjes van zand hadden gebakken, hadden plaatsgemaakt voor een meer volwassen tijdverdrijf, zoals het bakken van taarten van deeg en kruiden.
Een van Maria’s voornaamste taken tussen de late herfst en de vroege lente was het brandend houden van het haardvuur. Het vuur zorgde niet alleen voor de warmte die hen in de winter gezond hield terwijl de wind om het huis loeide, het hield ook de geest van het huis levend. De spin – de Grieken gebruikten voor ‘huis’ en ‘thuis’ hetzelfde woord – was een goddelijk symbool van eenheid, en die van hen diende, meer dan de meeste andere, voortdurend te worden gekoesterd.
Maar hoe zwaar Maria’s taken ook leken voor iemand die in een stad woonde – voor Anna bijvoorbeeld, die nu in goeden doen leefde – er bleef altijd tijd over om te kletsen en te roddelen. Fotini’s huis vormde hiervoor het middelpunt. Aangezien ledigheid als een zonde werd beschouwd, moest zoiets belangrijks als roddelen plaatsvinden binnen de onschuldige context van het naaien en borduren. Zo werden niet alleen de handen van de meisjes beziggehouden, maar kregen ze ook de kans zich op hun toekomst voor te bereiden. In het huis van een getrouwde vrouw was alles, van kussensloop tot traploper, door haarzelf, haar moeder of haar moeders moeder geweven of geborduurd. Anna vormde daarop een uitzondering. In al die jaren dat ze in een naaikring had gezeten met vrouwen die ouder en wijzer waren dan zij, had ze slechts één hoekje van een kussen geborduurd. Het was symptomatisch geweest voor haar voortdurende rebellie. Maar haar protest was subtiel. Terwijl de andere meisjes en vrouwen zaten te praten en te naaien, deden haar vingers niets. Zo nu en dan zwaaide ze met haar naald en draad door de lucht en maakte ze de benodigde gebaren, maar slechts een enkele keer haalde ze de naald ook daadwerkelijk door de stof. Maar goed dat ze door haar huwelijk was terechtgekomen in een familie die alles al had.
Op bepaalde tijden van het jaar moesten de meisjes zich kwijten van taken buitenshuis. Dan hielpen ze mee met de druivenoogst en stonden ze als eersten in de kuipen om het sappige fruit met hun voeten te pletten. En later in het seizoen, net voordat de herfst in de winter overging, hielpen ze de olijven uit de bomen slaan en vingen ze de vruchten in de manden eronder op. Op die dagen werd er veel gelachen en geflirt, en aan het einde van deze gemeenschappelijke taken werd er gedanst en gefeest.
Een voor een verlieten de meisjes deze zorgeloze maar hardwerkende groep jonge vrouwen. Ze vonden een man of, zoals vaker het geval was, er werd een man voor hen gevonden. Meestal was dat een jongeman uit Plaka of uit een naburig dorp, zoals Vrouhas of Selles. Hun ouders kenden elkaar doorgaans al jaren en hadden het huwelijk soms al gepland voordat hun kinderen zelfs maar hun eigen naam konden lezen of schrijven. Toen Fotini haar verloving aankondigde, stortte Maria’s wereld in. Ze reageerde verheugd, maar inwendig was ze boos op zichzelf omdat ze Fotini benijdde. Ze zag zich al voor de rest van haar leven tot zonsondergang hakend met de oude besjes uit het dorp voor haar huis zitten.
Fotini was nu, net als Maria, tweeëntwintig jaar. Haar vader had jarenlang vis geleverd aan het visrestaurant aan de kade, en de eigenaar, Stavros Davaras, was niet alleen een goede vriend van hem maar ook een vaste klant. Zijn zoon, Stephanos, werkte al voor zijn vader en zou op een dag de zaak van hem overnemen. Het restaurant had doordeweeks altijd wel klanten en op zon- en feestdagen liep het er zelfs storm. Pavlos Angelopoulos zag in Stephanos een goede partij voor zijn dochter en de inmiddels wederzijdse afhankelijkheid van de families werd als een uitstekende basis voor een huwelijk gezien. Het paar kende elkaar al sinds hun kindertijd en vertrouwde erop dat er in de toekomst een vonk zou overspringen die de overeenkomst tot een succes zou maken. Er werd een bescheiden bruidsschat overeengekomen, en nadat de verloving volgens de regels was verlopen, volgde er een bruiloft.
Voor Maria was het een grote troost dat Fotini even dicht in de buurt zou blijven wonen als daarvoor. Hoewel Fotini nu andere, nog zwaardere taken had te vervullen – naast het huishouden en het werk in het restaurant, moest ze ook haar inwonende schoonouders tevredenstellen – konden de vrouwen elkaar elke dag blijven zien.
Maria was vastbesloten haar teleurstelling over haar positie in de steeds kleiner wordende groep niet te laten blijken en stortte zich enthousiaster dan ooit op haar rol als dochter. Ze vergezelde haar vader steeds vaker op zijn tochtjes naar Spinalonga en zorgde ervoor dat hun huis altijd keurig netjes aan kant was. Voor een jonge vrouw was dit allesbehalve bevredigend. De dorpelingen bewonderden haar toewijding aan Giorgis, maar het feit dat ze geen man had verlaagde tegelijkertijd haar status. Ongehuwd blijven werd gezien als een vloek en in een dorp als Plaka stonden vrouwen die niet aan de man kwamen dagelijks bloot aan vernederingen. Als ze niet snel een verloofde vond, kon het respect voor haar plichtgetrouwe handelen snel omslaan in spot. Het probleem was dat er maar weinig geschikte kandidaten in Plaka waren en Maria piekerde er niet over met een man uit een ander dorp te trouwen. Het was ondenkbaar dat Giorgis uit Plaka zou vertrekken en om die reden was verhuizen voor Maria geen optie. De kans dat ze zou trouwen, concludeerde ze, was even groot als de kans dat haar geliefde moeder binnen zou komen wandelen.