Plaka, 1953

Een koude wind striemde door de smalle straatjes van Plaka en verdoofde de vrouw zowel geestelijk als lichamelijk, hoewel de pijn om haar naderende vertrek nog steeds voelbaar was. Terwijl ze de laatste paar meters naar de kade strompelde, leunde ze zwaar op haar vader. Haar tred was die van een oud vrouwtje voor wie elke stap een pijnscheut betekent. Haar pijn was echter niet lichamelijk. Ze had een sterk lichaam, net als elke andere jonge vrouw die haar hele leven de gezonde Kretenzer lucht had ingeademd. Ook haar huid was nog jeugdig en haar ogen waren net zo diepbruin en helder als van elk ander meisje op het eiland.

Toen de met touw vastgebonden bundels bagage werden ingeladen, deinde het bootje heen en weer op het water. De oudere man liet zich er langzaam in zakken. Met één hand probeerde hij het vaartuig stabiel te houden en met de andere hielp hij zijn dochter aan boord. Vervolgens sloeg hij een deken om haar heen om haar tegen de elementen te beschermen. De enige zichtbare aanwijzingen dat ze niet gewoon een stuk bagage was, waren haar lange donkere lokken die dansten in de wind. Voorzichtig maakte hij de boot los van de kade – er viel niets meer te zeggen of te doen – en hun tocht begon. Dit was niet het begin van een tochtje om voorraden af te leveren. Het was het begin van een enkele reis naar een nieuw leven: een leven op Spinalonga.

Deel 1