RESTAURANT DE NACHTMERRIE

Nog zo'n plek waar de slechte service zich onverbiddelijk aan je opdringt is het restaurant. Of het duurt anderhalf uur voordat je eindelijk een stukje meloen krijgt, of je wordt om de haverklap lastiggevallen door een ober die het je vooral goed naar de zin wil maken. Het duurt nog steeds een uur voordat je de meloen hebt, maar het kost tien keer zoveel. Er schijnt geen gulden middenweg te zijn.

Het ergste zijn de obers die constant ergens in je nabije omgeving te vinden zijn. Je bent net met je beste vriendin in gesprek over haar baarmoederverwijdering, haar echtscheiding, haar relatie met Xander de Buissonjé, of wat dan ook en constant schuift er zo 'n pinguïn langs je tafeltje die vraagt 'Hebt u al een keuze kunnen maken?'

'Nee, nog lang niet. We willen nog niet bestellen. We willen ook geen drankjes bestellen. Ga weg! Ze zit net haar hart te luchten, laat ons verdomme met rust!'

Kathryn Flett

Mijn favoriete restaurant is zo'n doorsnee chinees waar je voor 15 euro zoveel kroepoek en babi pangang—sambal bij?—kunt eten als je wilt, en in een mum van tijd weer thuis bent—voeten op tafel en geen afwas op het aanrecht. Maar ja, ik ben dan ook buitensporig ongemanierd. Ik peuter zelfs veelvuldig in mijn neus tijdens het autorijden. Zie je het voor je? Nogmaals: ik wil niet te veel keuzes. Ik heb geen zin om drie pagina's met voorgerechten door te worstelen, vier pagina's hoofdgerechten, een afzonderlijke menukaart voor het desert en ook nog een bord met specialiteiten. Het duurt me allemaal te lang, ik weet niet waar ik zin in heb en uiteindelijk til ik er veel te zwaar aan. Waarschijnlijk is alles op de menukaart lekker of zelfs erg lekker. Bovendien kun je op je vingers natellen dat als er vijftien hoofdgerechten zijn er echt geen vijftien talentvolle koks staan te zwoegen op al die gerechten—ze komen gewoon uit de diepvries en belanden via de magnetron binnen vijf minuten op jouw bord. Ook ergerlijk: ik kan iets eenvoudigs bestellen terwijl een of andere kennis die toevallig met ons mee eet een soufflé bestelt (twintig minuten voorbereiding volgens de menukaart, wat zoveel betekent als 'u bent hier de rest van de avond').

Mijn ongeduld in restaurants wordt steeds erger. Mijn familie wordt woedend omdat ik pas tot rust kom als mijn bestelling daadwerkelijk in de keuken is beland. Ik kan er niet tegen als de ober mijn bestelling opneemt, dan naar een andere tafel gaat en daar de bestelling opneemt en dan pas doorloopt naar de keuken. Ik heb de neiging het uit zijn handen te trekken en het eigenhandig naar de kok te brengen. En al mijn ongeduld werkt volstrekt averechts, omdat de ober vervolgens elke roep om aandacht van mij negeert. Hij geeft de kok waarschijnlijk opdracht iedereen van een voorgerecht te voorzien, voordat hij aan het mijne begint.

Toen ik voor het eerst uit eten ging, was Van der Valk al een begrip. Makkelijk en recht toe, recht aan. Je had de schnitzel, de kipfilet of een biefstuk. Alles werd geserveerd met frites, mayonaise en appelmoes. Als toetje was er Banane royale, Dame blanche of gewoon koffie met een voorverpakt koekje. Prima. Tegenwoordig zijn menukaarten zo pretentieus dat ze onbegrijpelijk zijn.

 

Protserige menunamen Maar op het bord…
Limousinossenhaas uit het land van Maas en Waal Biefstukje
Opperdoesgratiné op een bedje van wilde spinazie Gebakken aardappelen op een kwak spinazie
IJszalf Te laat geserveerd en dus half gesmolten ijs
Latte macchiato Koffie met geschifte room
Vers geperste jus d'orange Sap uit een vers geopend pak
Cappuccino van paprika en lollo rosso Gemengde salade zonder tomaat
Rabarber met bechamelsaus à la maison Alsof een hond op je bord heeft overgegeven
Gefrituurde soufflé van kaas en bospaddenstoelen Kaas en champignons op toast

Nu ik ouder word, vind ik klagen steeds makkelijker worden en steeds leuker.

Ik laat mijn ongenoegen steeds duidelijker blijken. Ik zeg nu dingen als: 'Hier word ik niet vrolijk van.' Dat is mijn nieuwe uitdrukking. En je lacht er natuurlijk bij, want als je zit te klagen lijk je al snel op een psychoot. Maar als je glimlachend zegt: 'Sorry, maar hier word ik niet vrolijk van', krijg je meestal wel een positieve reactie. Als het diner niet te eten was en de ober vraagt: 'Heeft het gesmaakt? ' antwoord je meestal met 'Ja hoor, dank u, het was prima', zelfs als het diner gekauwd en uitgespuugd weer op het bord ligt. Maar zegje: 'Nee, hier werd ik echt niet vrolijk van', klinkt het verschrikkelijk eufemistisch, maar het is een mooie middenweg. Niet te agressief en ook niet te passief. Je laat gewoon even weten dat de wereld om jou draait en dat jij eventjes niet content bent.

India Knight

En wat de fooien betreft, laten we die maar afschaffen.

Alles wat op volwassenen gericht is, is biologisch dit of scharrel dat, terwijl restaurants er geen moeite mee hebben om kinderen smurrie voor te schotelen die nog het meest op hondenvoer lijkt. Waarom vinden mensen het wel acceptabel om kinderen op te zadelen met chemisch verbeterde en genetisch gemodificeerde kalkoenenkeutels en lichtgevende drankjes, terwijl volwassenen perfect uitgebalanceerde en voedingsrijke maaltijden krijgen? Weerzinwekkende stukken bij elkaar geraapt vlees die samen niet de ingewanden en genitaliën van kippen van de fabrieksvloer zijn geveegd, worden samengeperst in kindvriendelijke vormpjes, zodat de kindertjes ze smakelijk opeten. Nieuwbakken kaasproducten vol E-nummers en additieven en fruitdrankjes die nog het meest op suikerwater lijken, worden aangeprezen met immoreel enthousiasme. En dan vragen we ons nog af hoe onze kinderen toch zo vet worden, waarom ze een vette hap lekkerder vinden dan spinazie of vers fruit. Daar wind ik me mateloos over op.

DE PADEN OP…

Reizen is zoveel vervelender dan het vroeger was. Zelfs over een eenvoudige reis met de trein van A naar B erger ik me blauw. Als ik naar Amsterdam moet—soms is dat onvermijdelijk—ben ik eerst een ochtend kwijt aan het uitzoeken van de juiste route. Wil ik een korting-kaart, dan moet ik die via internet weken van tevoren bestellen (tenzij ik natuurlijk het volle pond wil betalen, en dan ben je zo duur uit dat je beter een taxi kunt nemen), bovendien moet ik ruim op tijd op het station zijn met allerlei soorten geld en pasjes om de kaartjesautomaat tevreden te stellen. Maar voor ik daar ben, heb ik al een halfuur rondjes gereden op de parkeerplaats tot ik eindelijk op een veel te klein plekje mijn auto kwijt kan (parkeerplaatsen lijken altijd te zijn ontworpen voor de Fiat Panda, een gewone auto past er niet in) waarvoor ik altijd te veel moet betalen. Zit ik eenmaal in de trein, dan hangt de stank van riool in de gangpaden en coupes (schoonmaken kan blijkbaar maar eens per dag…fijn!), de gangpaden staan vol koffers en tassen waardoor iedereen op elkaar gepakt staat en zit. Jan-Jaap heeft het kleine tafeltje dat je met vier man moet delen omgebouwd tot zijn bureau en hij bespreekt via z'n mobieltje luidkeels de spreadsheets in z'n laptop met zijn team op de thuisbasis, discussiërend over verkooptargets waar de rest van de trein ongewild van kan meegenieten. Soms wil ik over zo iemand heen leunen en fluisteren: 'Sorry, ik wist niet dat dit uw kantoor was, ik dacht dat ik in een trein zat. Wat dom van me…' Waarschijnlijk zou hij me voor gek verklaren en doorwerken. Wat is er mis met een beetje terughoudendheid? Het probleem is: na al dat dringen en persen, belt iemand van mijn bedrijf mijn mobieltje en moet ik allerlei antwoorden geven op hun problemen, wat betekent dat ik al mijn geloofwaardigheid verlies als GSM-politie en dan vriendjes moet worden met Jan-Jaap omdat ieder ander in het rijtuig mij afkeurende blikken toewerpt.

Natuurlijk duurt de hele reis een uur langer dan verwacht. De laatste keer dat ik zo vertraagd was—ongeveer twee uur—werd het nog gezellig ook. Iedereen raakte in gesprek met elkaar, ik maakte een paar nieuwe vrienden; we plannen inmiddels een reünie, dus het is niet alleen maar kommer en kwel. Behalve dan dat ik graag op tijd had willen zijn. Nu moet ik al die mensen een kerstkaart sturen.

Ook de wegen zijn zoveel irritanter dan in het verleden. Meer auto's, meer files en meer opgefokte automobilisten. Ik wou dat ze bij Halfords van die blauwe zwaailampen verkochten die je op je dak kan plakken. En dan iedereen aan de kant duwen, zodat je eerder thuis bent bij je vertrouwde glaasje droge witte wijn en een dubbele aflevering van ER. En dan al die fietsers. Altijd door rood rijden, midden op de weg slingeren en precies daar fietsen waar je ze niet kunt zien. Als je er een raakt, ben je altijd de pineut.

Ik denk dat ik me in de auto het meest erger aan fietsers, de anarchisten van de openbare weg, vooral als ik in een drukke stad rijd. Over het algemeen houd ik wel van anarchisme en van anarchisten, maar deze gaan zomaar de stoep op, ze slingeren dwars over de weg, negeren elk stoplicht, elke verkeersregel, en als je te dichtbij komt krijg je meteen een middelvinger te zien. Op de een of andere manier heerst de overtuiging dat we allemaal aan de kant moeten gaan als er een fietser aankomt. Ze kunnen zich echt alles veroorloven.

Sheila Hancock

Van die fanatieke fietsers die vooral willen laten zien hoe milieuvriendelijk ze zijn, maar wel met een snel lycra fietsbroekje aan dat hun genitaliën in volle glorie aftekent; walgelijk. Ik vind dat we het recht moeten krijgen om ze van de weg te drukken als ze je voor de voeten rijden—gewoon bij het stoplicht je hand uit het raam en ze tegen de stoeprand duwen. Terugpakken wat van ons is.

In de auto kan ik me altijd heerlijk uitleven omdat ik helemaal afgezonderd ben. In de auto kan ik ongegeneerd hard vloeken schelden en tieren en niemand die me hoort. Je ziet ze denken: Wat een raar mens! maar de volgende seconde rijd ik weer verder, dus het maakt niet uit.

Michele Hanson

Vervolgens ga je op vakantie naar Turkije en beland je in de langste file sinds mensenheugenis. Maar ja, vakanties zijn ook niet meer wat ze zijn geweest. Voor mijn knorrige oude echtgenoot betekent vakantie een paar oude T–shirts en korte broeken in een koffer stoppen, een paar boeken kopen op het vliegveld en de avond voor we gaan nog tot middernacht e–mails beantwoorden. Voor mij begint de vakantie al maanden eerder. Ik zoek allerlei dingen bij elkaar die we niet moeten vergeten, zoals muggenstift en teenslippers, en verzamel ze in de logeerkamer maanden voor de grote dag. Lijstjes met wat er allemaal nog moet gebeuren voordat ik wegga worden langer en langer. Ze beginnen met volstrekt onrealistische zaken als 'besluiten wanneer ik met pensioen ga' of 'de badkamer verbouwen' maar devalueren langzaam tot minder urgente dingen als 'geld sparen' om tot slot alleen nog maar dienst te doen als te-doen lijstje om paniek vlak voor het vertrek te voorkomen: 'hondenkennel reserveren', 'hond naar de kennel brengen', 'zorgen dat Leonie van de overkant de hamster voert', 'geld achterlaten voor de melkboer', 'gaskraan dichtdraaien', enzovoort. Dan zijn er nog alle dingen die je moet doen om te zorgen dat er niet ingebroken wordt, zoals het aansluiten van lampen op tijdschakelaars waarmee het net lijkt of er iemand thuis is. Met die dingen ben ik altijd uren aan het knoeien. En het is zo doorzichtig. Als ik een inbreker was, zou ik aan het eind van de straat gaan staan en kijken wie het licht in de hal heeft laten branden. Die zijn dan ofwel een avondje uit, of op vakantie. Je kunt net zo goed de sleutel op de deurmat neerleggen.

Dit alles komt natuurlijk nog boven op de stress die je op je werk hebt om alles klaar te hebben voordat je op vakantie gaat. Ik ben dus de week voor vertrek volslagen in paniek. Iedereen heeft al geleerd om die week met een ruime boog om me heen te lopen. Omdat ik alles op topsnelheid doe, laat ik hier en daar een klein steekje vallen. Zoals het opzoeken van m'n paspoort. Een paar jaar geleden keek ik de avond voor vertrek in mijn secretaire in het laatje met het opschrift 'Belangrijke documenten' om mijn paspoort te pakken. Ik heb zo'n secretaire met tientallen kleine lades en verborgen plekjes waarin ik alle papieren en dingen bewaar die mijn leven zo complex maken. Een lade 'Medisch', een lade 'Bank', eentje met 'Verzekering', eentje met 'Creditcards' en nog meer. Een buitenaards wezen dat per ongeluk in mijn kamer zou landen, zou denken dat ik een vreselijk geordend mens ben, totdat hij in mijn secretaire zou kijken en zou zien dat de enige lade met inhoud het opschrift 'Diversen' heeft en uitpuilt van de papieren en rommel. Dus ik keek in de lade 'Diversen', toen voor de zekerheid in de lade 'Belangrijk' maar ik vond geen paspoort. Vreemd, dacht ik. Nou ja, die komt wel boven water. Maar nee, niets, geen paspoort.

Ik begon het al warm te krijgen en belde het gemeentehuis in de verwachting acuut die kant op te kunnen voor een nieuw paspoort om vervolgens te horen dat een nieuw paspoort maken ruim een week duurt. Vanwege het terrorisme en zo, een hele week\ Ik bekijk het paspoort van mijn moeder en vraag me af of ik daarmee weg kom. Waarschijnlijk wel, maar ik realiseer me dat een nacht in de gevangenis erger is dan thuis achterblijven. Dus ik bleef achter—het was het wreedste, meest voelbare gevolg van de eeuwige haast waarin ik verkeer. Ik moest de rest van de familie naar het vliegveld brengen en uitzwaaien tot ze boven Frankrijk vlogen. Daarna heb ik vier dagen thuis zitten kniezen. Ik kon mezelf niet eens vrolijk aan de grote voorjaarsschoonmaak zetten. Ik heb kon alleen maar mokken. Ik kocht een slof Dunhills en bleef mokken tot ik mijn paspoort af kon afhalen. Eindelijk mocht ik mezelf uitzwaaien op hetzelfde vliegveld. Nu heeft mijn paspoort een eigen lade in mijn secretaire met een slot en een sleutel. Als ik wist waar ik er een kon vinden, zou het paspoort in een lichtgevend relikwieënkastje liggen op een rood satijnen kussen—net als de relikwieën van middeleeuwse heiligen en pelgrims die je tegenkomt in buitenlandse kerken.