BEDTIJD

Ik ga naar bed met een klein stapeltje reclamefolders die in de bus zijn gevallen. Ik doe dat altijd en ik kijk ernaar uit, als afsluiter van de dag. Ik blader wellicht door de folder van de Blokker en zie dat ze een mooi plastic bakje hebben geïntroduceerd, waarin je twee koekjes kunt opbergen. Ze lijken een beetje op die vreselijke doosjes waar je je tampons in kunt meenemen—grote, paarse dingen die bedoeld zijn om niet al te opzichtig te adverteren dat je wellicht wat hygiënische producten nodig hebt, maar die dat in plaats daarvan alleen maar duidelijk zichtbaar maken voor iedereen binnen een straal van 100 meter. Ik zet een kruisje bij het koekdoosje, maar geen sterretje, wat betekent dat ik het wel een leuk ding vind maar nog niet weet of ik het ga kopen. Stel je voor dat je je twee koekjes op hebt en dat je er nog een wilt—dan heb je niks om te eten en alleen dat lege doosje op zak. Maar aan de andere kant helpt het je om maar twee koekjes per dag te eten, en het is een stuk beter dan koekjes in een broodzakje verpakken, dus hebben ze wel degelijk een gat in de markt ontdekt. Ideale overpeinzingen om bij in te slapen.

 

AAN ALLES KOMT EEN EIND

Tot mijn dertigste was de dood iets dat onvoorstelbaar ver in de toekomst lag. Ik had niet het idee dat het ooit zou gebeuren. Ik kon per dag een pakje Marlboro opstoken want ik was onkwetsbaar. Doodgaan, dat was iets waar ik me later, veel later nog wel eens zorgen over zou maken. En dan overlijdt er iemand van wie je hield en plotseling doet het er wel toe. De een of andere slimmerik vertelt je dat je erachter kunt komen waar je staat in het leven door te doen alsof het een jaar is en te bedenken in welke maand je zit. In mijn geval zit ik achter in september en dat is beangstigend. Voordat ik door heb hoe het allemaal werkt, is het allemaal weer voorbij. Ik ben nu zo oud dat ik nog weet dat er voor het eerst kleurentelevisie was en dat ik kan meezingen met stokoude reclamedeuntjes, zoals 'Wit, bont en fijn, Omo moet 't zijn, bij iedere temperatuur—niet duur' en dat soort onzin. Zo oud ben ik dus. Oud.

Ik ben altijd een onverbeterlijke dagdromer geweest maar ik begin nu te fantaseren over mijn eigen begrafenis. Hoe meer begrafenissen ik bezoek, des te meer begin ik te piekeren over die van mij. Maar sinds kort is het nog een graadje erger geworden: ik zit er nu echt serieus over te denken. En dan bedoel ik niet over de keuze tussen begrafenis of crematie. Het lijkt wel of ik ernaar verlang. Ik zou er als het ware wel bij willen zijn. Ik laat alle remmen van mijn verbeelding los en probeer me de kleinste details voor te stellen. Ik zwelg in zelfmedelijden en ga helemaal in mezelf op als ik me bedenk hoe familie en vrienden hete tranen zullen plengen over mijn verscheiden. En omdat het herinneringsboek van het crematorium maar één dag per jaar op mijn naam zal openvallen, wil ik dat mijn afscheid een groots, uniek en memorabel evenement zal zijn. Ik vroeg me af of ik geen reclamevliegtuigje kon huren om een boodschap de lucht in te sturen. Maar je zult net zien dat het dan te mistig is om op te stijgen. En het is ook wel een beetje, nou ja, vreemd. Het is allemaal ontstaan uit de kinderlijke behoefte om ervoor te zorgen dat mensen spijt krijgen als ze zich ooit tegen me hebben misdragen, of als ze me ooit als iets vanzelfsprekends hebben gezien.

Ik weet wel hoe het begonnen is. Ik reed vorig jaar door het dorp en ontdekte dat alles in de ban was van een begrafenis. Iemand die duidelijk erg populair was geweest. Het hele dorp stond bol van de oranje omleidings-borden en pijlen naar parkeerplaatsen. Maar ik kreeg pas echt koude rillingen toen ik een bord zag met 'EXTRA PARKEERPLAATSEN'. De overledene was kennelijk zo populair, zo belangrijk en zo geliefd dat de gastenlijst niet alleen de parkeerplaatsen van de kerk en de openbare parkeerplaats ernaast vulde, maar dat er ook nog een heel weiland moest worden aangewezen als extra parkeerplaats. Ik schrok ervan: hoeveel mensen zouden op mijn begrafenis aanwezig zijn? En, belangrijker nog, zouden ze allemaal bij de kerk kunnen parkeren of zal er meer ruimte moeten worden gemaakt?

Moest ik niet alvast een plaats kiezen met een opvallend kleine parkeerplaats? Om problemen te voorkomen? Een snelle optelsom van mogelijke gasten deed me ontdekken dat het er vooral aan lag wanneer ik zou komen te overlijden. Mocht ik er te lang mee wachten, dan zouden er—behalve de een of twee nieuwe kennissen van bingo en aquarelcursus—van de huidige lijst mogelijke gasten waarschijnlijk al heel wat zelf het loodje hebben gelegd. Wacht ik tot na mijn tachtigste, dan komen alleen de overburen nog en moeten de kraaien de lege bankjes opvullen. Ik probeer optimistisch te blijven. Wat nu als ik in juli de pijp uit ga als iedereen op vakantie is? Misschien moet ik gewoon voor een mooie herdenkingsdienst gaan…dan kan ik nu alvast de uitnodigingen versturen met een vragenlijst erbij om te ontdekken wat de beste tijd van het jaar is—ochtend, middag, avond of weekeinde? Misschien is dat beter dan alles maar aan het toeval over te laten. Ik kan maar het beste nu iets op papier zetten zodat ik genoeg mensen en vooral auto's kan optrommelen. Dan hoeft niemand er meer aan te twijfelen hoe populair ik wel niet was. Ben.

Dit is zo'n puberale fantasie. Het lijkt enorm op de gedachte waar ik als kind mee speelde: als ik boos het huis zou verlaten na een ruzie met mama en pappa, dan zouden ze zo'n vreselijke spijt krijgen en zich zulke enorme zorgen maken. Dat zou ze leren. Ik neem aan dat dit soort puberfantasie het logische gevolg is van het hebben van een Tienerdochter die haar middelbare moeder als oud vuil behandelt. Het logische gevolg is van een huwelijk met een middelbare man die niet ziet wanneer ik naar de kapper ben geweest of als ik nieuwe kleren aan heb…waarschijnlijk heeft het allemaal te maken met middelbaar en onzichtbaar zijn en voor vanzelfsprekend te worden versleten. Ik kan me voorstellen dat er vrouwen zijn die wel eens wat avontuurlijks zouden willen, maar hier? Je zou onze melkboer eens moeten zien.

Dan is er de dienst zelf—hier kan mijn fantasie pas echt uit de voeten. Ik wil niets weten van soberheid en stijfheid. Ik ben meer iemand voor openlijk geweeklaag en gehuil. Ik wil dat mensen het niet meer houden, dat ze doorweekte zakdoekjes in hun verkrampte handen hebben, dus is het van groot belang welke liederen er gespeeld worden. Echt dramatische stukken dus, zoals 'Ave Maria' en 'Blijf bij mij, Heer'. Dat is altijd wel goed voor rode ogen en gezwollen traanklieren, alsof ze zes ronden hebben gebokst. Er moet traangas paraat zijn voor als deze liederen niet helpen. Misschien ook wat poëzie, een gedicht dat een van de meisjes op een moederdagkaart heeft geschreven toen ze nog jong waren. En me nog lief vonden. Misschien moeten sommige mensen nu naar buiten om zich te herstellen.

Vervolgens wordt iets uit de Psalmen gelezen, het liefste door Carel ter Linden natuurlijk. Dan is er nog de popmuziek: wordt het Céline Dion of Stevie Wonder? Een ironische en postmoderne versie van ' Waarheen, waarvoor' is misschien ook wel stijlvol, met grote foto's van mij en mijn familie op de achtergrond. En natuurlijk laat ik op dit ondermaanse een bericht achter dat ik voor de gelegenheid zal schrijven en op een strategische plaats zal wegleggen: ALLEEN TE LEZEN TIJDENS MIJN UITVAART. Ik kan de komende jaren nog veel plezier beleven aan het perfectioneren van die tekst. Woorden die mijn familie en vrienden nog lang zullen achtervolgen. Woorden vooral die Tienerdochter en Jongste Dochter de wind uit de zeilen moeten nemen en ze laten beseffen dat ik een veel betere moeder ben dan zij wel dachten. Heel veel andere mensen hielden van me, dus zo slecht kan het allemaal niet geweest zijn.

Dan is er nog mijn testament. De beste methode om je boodschap te laten doorklinken zonder tegenspraak. Een erfenis waar voorwaarden aan verbonden zijn, bijvoorbeeld dat Tienerdochter haar haar achterover kamt in een velours haarbandje, haar voeten in schoenen van Piedro steekt en haar rok over haar knie laat vallen. Zij mag het zeggen. Ik zei al dat het een fantasie is. Ik zou ook kunnen bepalen dat de levensverzekering alleen uitbetaalt als Knorrepot de handdoeken na het douchen weer netjes opvouwt. Of eisen dat men mijn as door de wind laat verstrooien vanaf de top van Mount Everest…en er elk jaar naartoe moeten om mijn dood te gedenken. In januari. Je snapt al waarom ik het leuk begin te vinden.

Ik lig op de bank en voel me zielig. Ik vraag Knorrepot of hij veel zal huilen op mijn begrafenis. Hij kijkt me verrast aan en zegt dat dat afhankelijk is van hoe goed zijn voetbalclub het op dat moment doet. Niemand neemt me serieus.

Misschien is mijn fantasie er een van alle mensen, en verklaart het waarom mensen van mijn leeftijd zich enthousiast op het vrijwilligerswerk storten bij de Rotary of bij de organisatie van Koninginnedag. Zo kan iedereen in het dorp zien wat een geweldig persoon je wel bent en ze zullen er allemaal bij willen zijn op die belangrijke dag. Ik zit waarschijnlijk niet in de categorie mensen naar wie een parkbankje of ziekenhuisvleugel wordt genoemd (die grens ligt zo'n beetje bij lidmaatschap van de gemeenteraad) maar met een beetje geluk zal minstens de slager de zaak sluiten ter gelegenheid van mijn uitvaart. Als ik maar gehakt bij hem blijf kopen. Er zullen geen grote televisieschermen worden opgesteld om de massa's de gebeurtenissen in het crematorium te laten volgen, maar het is een begin. Jammer dat ik het zelf niet kan zien.

Ik besteed steeds meer tijd aan dit soort onzin. Als ik over de snelweg rijd, dan vraag ik me af wat er zou gebeuren als ik het stuur een klein beetje naar rechts draai onder een brug, of hoe hard ik moet sturen om in de vangrail te belanden. Ik ben bijna geneigd om het te proberen, gewoon zomaar, om te kijken hoeveel pijn het zal doen en hoe ik dat zal ervaren. Maar dan voel ik me weer een volslagen idioot.

Misschien helpt een beetje ouderwetse religie, wat duidelijke regels voor het leven in plaats van dat gefladder op zoek naar de zin van het leven en wat er komt na de dood. We bouwen kleine gedenktekens langs de weg waar iemand is omgekomen, we steken er kaarsen aan en binden bosjes bloemen aan een hek om iedereen eraan te herinneren dat het leven zomaar ineens kan ophouden. Het is allemaal niet erg…zinvol, eigenlijk, en al snel staat alles er onverzorgd en vergeten bij, en dat benadrukt alleen maar het feit dat het echt afgelopen is als je dood bent. Niets—zelfs geen bos bloemen—kan je nog doen terugkeren.

 

Nu ik ouder word, sta ik meer open voor religie. Ik luister wat vaker naar dominees en pastoors op de radio en ik vind zelfs een roerend kerklied mooi zo af en toe—ik zet ze niet eens meer af. Maar het is zo…onmodieus om christen te zijn. Je kunt boeddhist zijn of fengshuiees, of hoe die zichzelf ook noemen, en je kunt een oranje hobbezak aantrekken en met kristallen kubussen rondje nek rondlopen—de mensen zullen er respect voor hebben. Maar ben je een christen, dan zien de mensen je als een saaie figuur of een excentriekeling.

We doen niets meer met het spirituele. We vinden het bespottelijk. We vinden het christendom bespottelijk. We vinden het idee van jezelf beperkingen opleggen bespottelijk.

Ann Wittecombe

Maar op het gevaar af om erg ouderwets te klinken, denk ik dat de wereld er stukken op vooruit zou gaan als we allemaal zouden leven volgens christelijke normen. Ergens denk ik dat als God de wereld inderdaad heeft geschapen, Hij misschien even weg moest voor een dringende zaak en elk moment terug kan komen om orde te scheppen in de rotzooi die wij ervan gemaakt hebben.

 

EINDE