Ik breng de kinderen naar school met Radio 3 op, want de kinderen willen niet naar Radio 1 luisteren, wat mijn vaste keuze is. Op Radio 3 smoren ze het nieuws met een funky deuntje omdat ze weten dat niemand naar het nieuws luistert en ze denken dat het wel interessant wordt met een discodeuntje. Maar het enige dat ze bereiken is dat je het nieuws niet meer kan volgen, zelfs al was je geïnteresseerd. Ik irriteer me mateloos aan de DJ die schijnbaar niet in staat is om een enkel woord goed uit te spreken—en dan zwijgen we nog over wat hij te zeggen heeft. Soms ergert het plaatselijke accent van de DJ me ook en ik weet zeker dat hij dat overdrijft.
In de auto wil Jongste Dochter het hebben over haar volgende verjaardagsfeestje en wie ze moet uitnodigen. Jessica heeft haar niet uitgenodigd en gisteren kreeg ze ruzie met Sara en Anna is nu een vriendin van Natasja dus blijft alleen Merel over. Je hebt de AIVD nodig met verborgen camera's op het speelplein om te ontdekken wat er allemaal speelt—het is allemaal erg ingewikkeld. De meisjes schijnen verjaardagsfeestjes te gebruiken om signalen af te geven over wie hun vriendinnen, liefste vriendinnen, beste vriendinnen, oude beste vriendinnen, nieuwe vriendinnen of vijanden zijn. Doet me eigenlijk wel denken aan de kantine op het werk.
Ik moet tanken want Knorrepot heeft de auto leeg voor het huis gezet. Dat hele gedoe bij de pomp is één grote ellende. Je zet je auto neer en dan blijkt de slang te kort of zit je benzinedop aan de verkeerde kant en moet je ergens anders gaan staan. Waarom kunnen ze geen benzinedop aan twee kanten maken?
En laten we maar zwijgen over onderhoud want dat wordt er met alle nieuwe technologie niet makkelijker op. Al dat gedoe met de bandenspanning en de olie die bijgevuld moet worden. (Het heeft lang geduurd voordat ik bij mijn eerste auto wist hoe ik olie moest bijvullen. Ik nam aan dat je olie moest bijvullen via hetzelfde gat waar je peilstok in gaat—logisch toch? Ik begreep maar niet waarom ik de enige was die de helft van de olie morste en de enige die op een stoel moest gaan staan om het straaltje zo dun te krijgen dat het in het gaatje paste.)
Het is allemaal zoveel moeilijker dan vroeger toen je auto werd volgetankt door de pompbediende die ook nog je bandenspanning controleerde. Ze halen niet eens meer een trekker over je voorruit zoals vroeger.
Ik zet de kinderen af bij school en maak me zorgen over het oversteken van de weg en of Tienerdochter weer zal worden genegeerd door haar op één na beste vriendin en dus niemand zal hebben om naast te zitten in de bus. De school heeft honderden brieven rondgestuurd over de manier waarop ouders naar school moeten rijden als ze hun kinderen brengen om te voorkomen dat alles vastloopt, maar er zijn er altijd twee of drie (altijd in de dikste en zwartste PC Hooft-tractoren) die via de verkeerde kant komen omdat ze niet willen keren aan het eind van de straat. Dus staat alles helemaal vast en wil niemand een centimeter toegeven. Soms komen ze zelfs hun auto uit om met hun armen over elkaar op straat te gaan staan, of toeteren ze en lijken ze bereid om mensen te vermoorden.
De bus voor het schoolreisje staat voor de poort van de school (met de neus de verkeerde kant op—het is maar dat je het weet) met draaiende motor te midden van wolken zwarte rook. Dat is waarschijnlijk al een minuut of twintig zo, want de school huurt natuurlijk alleen de goedkoopste bussen. Daar staat hij dan en pompt giftige dampen de atmosfeer in en dat is hier verboden. Je mag niet in een geparkeerd voertuig zitten waarvan de motor draait. Dus stap ik uit en klop ik op het raampje om de chauffeur daarop te wijzen. Hij kijk me aan alsof ik gek ben en zegt nog niet eens dat hij me wel begrijpt maar dat hij naar zijn CD van Henk Wijngaard wil luisteren. Hij draait gewoon zijn raampje dicht zodat hij mij niet hoort. Van zoiets word ik echt woest.
Ik heb ooit een bushalte een trap verkocht, zo boos was ik. Als iemand het met me eens was geweest en zoiets gezegd had als 'Nou, is dat niet vervelend? We staan hier al een halfuur te wachten', dan was ik wel wat gekalmeerd.
—Hithele Hanson