HOOFDSTUK 12

Mma Ramotswe’s huis aan de Zebra Drive

HET HUIS WAS gebouwd in 1968, toen de stad begon uit de dijen rond de winkels en regeringsgebouwen. Het lag op een hoek, wat niet altijd even prettig was, want mensen bleven soms op de hoek staan, onder de doornbomen die er groeiden, en dan spuugden ze in haar tuin of ze gooiden hun afval over het hek. In het begin riep ze naar hen vanuit het raam als ze hen dat zag doen, of ze klepperde met het deksel van de vuilnisbak, maar ze leken zich nergens voor te schamen, die mensen, en ze lachten haar gewoon uit. Ze gaf het dan ook op, en de jongeman die eens in de drie dagen haar tuin deed, ruimde de rommel gewoon op. Dat was het enige probleem met het huis. Voor de rest was Mma Ramotswe er geweldig trots op, en er ging geen dag voorbij zonder dat ze zichzelf gelukkig prees omdat ze het had kunnen kopen voordat de prijzen zo hoog waren geworden dat eerlijke mensen geen huis meer konden kopen.

De tuin was groot, bijna drieduizend vierkante meter, en royaal voorzien van bomen en struiken. De bomen waren niets bijzonders—voor het merendeel doornbomen—maar ze gaven lekker veel schaduw en ze gingen nooit dood als de regens slecht waren. Dan had je ook nog de paarse bougainville die door de vorige eigenaars zo enthousiast was geplant en bijna alles had overwoekerd tegen de tijd dat Mma Ramotswe kwam. Ze had de struiken gesnoeid om plaats te maken voor haar papaja’s en pompoenen.

Aan de voorkant van het huis was een veranda, haar lievelingsplekje, waar ze ‘s-ochtends graag zat, als de zon opkwam, of ‘s-avonds voordat de muggen kwamen. Ze had de veranda vergroot met een zonnescherm van gaasdoek, ondersteund door palen. Dit filterde het zonlicht en creëerde een groen licht waar planten in konden groeien. Hier vormden begonia’s en varens, die ze elke dag water gaf, een weelderig groen bed tegen de bruine aarde.

Achter de veranda lag de woonkamer, de grootste kamer van het huis, met een groot raam dat uitkeek op wat eens een gazon was geweest. Hier was een open haard, veel te groot voor de kamer, maar Mma Rarnotswe was er trots op. Op de schoorsteenmantel stond haar porselein, haar theekopje met koningin Elizabeth II en haar gedenkplaat met de foto van sir Seretse Khama, president, kgosi van het Bangwato-volk, staatsman. Hij glimlachte naar haar vanaf zijn plaat, en het was alsof hij haar zijn zegen gaf, alsof hij het wist. Evenals de koningin, want zij hield ook van Botswana, en ze begreep het.

Maar de ereplaats was gereserveerd voor de foto van haar vader die vlak voor zijn zestigste verjaardag was genomen. Hij droeg het pak dat hij in Bulawayo had gekocht tijdens een bezoek aan zijn nicht, en hij glimlachte, hoewel ze wist dat hij toen al pijn had. Mma Ramotswe was een realist, ze leefde in het hier en nu, maar er was één nostalgische gedachte die ze zichzelf toestond, en dat was dromen dat haar papa door de deur haar huis binnenkwam en haar begroette, en naar haar glimlachte en zei: “Mijn Precious! Wat heb je het allemaal goed voor elkaar! Wat ben ik trots op je!” En ze stelde zich voor dat ze hem in haar kleine witte bestelbusje rondreed door Gaborone om hem te laten zien hoeveel er was veranderd, en ze glimlachte als ze dacht aan de trots die hij zou hebben gevoeld. Maar ze kon het zich niet permitteren om er al te vaak aan te denken, want het eindigde in tranen, tranen om alles wat voorbij was en om alle liefde die ze in zich had.

De keuken was vrolijk. De betonnen vloer, waterdicht en glad gemaakt met rode vloerverf, werd glimmend gehouden door Mma Ramotswe’s hulp, Rose, die al vijf jaar bij haar was. Rose had vier kinderen, van verschillende vaders, die bij haar moeder in Tlokweng woonden. Ze werkte voor Mma Ramotswe, en maakte breiwerk voor de coöperatie, en bracht haar kinderen groot met het weinige geld dat er was. De oudste jongen was inmiddels timmerman, en hij gaf zijn moeder geld, en dat hielp wel, maar de kleintjes hadden altijd schoenen en nieuwe broeken nodig, en een van de kinderen had ademhalingsproblemen en had een inhalator nodig. Maar toch bleef Rose zingen, en daaraan wist Mma Ramotswe ‘s-ochtends altijd dat ze er was, aan de flarden van liedjes die xe opving uit de keuken.