HOOFDSTUK 22

Mr. J.L.B. Matekoni

ZELFS EEN zo betrouwbaar voertuig als het kleine witte bestelbusje, dat zonder morren de ene kilometer na de andere aflegde, kon het te kwaad krijgen van al het stof. Het busje had gedurende de hele rit naar de veekraal niet één keer geprotesteerd, maar nu, terug in de stad, begon de motor te sputteren. Het kwam door het stof, daar was ze van overtuigd.

Ze belde Tlokweng Road Speedy Motors, zonder dat het haar bedoeling was om Mr. J.L.B. Matekoni te storen, maar de receptioniste was met lunchpauze en hij nam zelf op. Ze hoefde zich geen zorgen te maken, zei hij. Hij zou de volgende dag, zaterdag, langskomen om het busje te bekijken en misschien kon hij het euvel zelfs wel ter plekke verhelpen, op de Zebra Drive.

“Ik betwijfel het,” zei Mina Ramotswe. “Het is een oud busje. Het is net een oude koe, en ik denk dat ik mijn auto moet verkopen.”

“Onzin,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Alles kan gerepareerd worden. Alles.”

Zelfs een hart dat in twee stukken is gebroken, vroeg hij zich af. Kunnen ze dat repareren? Kon dokter Barnard daar in Kaapstad een man genezen wiens hart bloedde, bloedde van eenzaamheid?

De volgende ochtend ging Mma Ramotswe boodschappen doen. De zaterdagochtend was altijd belangrijk voor haar geweest. Ze ging naar de supermarkt in het winkelcentrum om kruidenierswaren te kopen en haar groente kocht ze van een vrouw met een groentestal voor de drogist. Daarna ging ze naar het President Hotel en dronk ze koffie met haar vrienden. En toen naar huis, waar ze op de veranda een half glas Lion Beer dronk en de krant las. Als privédetective was het belangrijk om de krant uit te pluizen en de feiten op te slaan in je geheugen. Het was allemaal even nuttig, tot en met de laatste regel van voorspelbare toespraken van politici en het kerkelijke berichten. Je wist nooit wanneer een bepaald fragment uit het plaatselijke nieuws van pas kwam.

Als je Mma Ramotswe bijvoorbeeld zou vragen om de namen van veroordeelde diamantsmokke laars op te sommen, kon ze je die zonder aarzelen geven: Archie Mofobe, Piks Ngube, Molso Mobole en George Excellence Tambe. Ze had de rechtbankverslagen van al deze zaken gelezen en wist precies tot hoe lang ze waren veroordeeld. Zes jaar, zes jaar, tien jaar, en acht maanden. Het was allemaal gelezen en opgeslagen.

En wie was de eigenaar van de Wacht Niet Langer Slagerij in Oud Naledi? Nou, Godfrey Potowani, natuurlijk. Ze herinnerde zich de krantenfoto van Godfrey, die met de minister van landbouw voor zijn nieuwe slagerij stond. En waarom was de minister daar? Omdat zijn vrouw, Modela, de nicht was van een van de zusters van Potowani, die zo’n vreselijke scène had geschopt op de bruiloft van Stokes Lofinale. Daarom. Mma Ramotswe begreep niets van mensen die zich niet voor dit soort dingen interesseerden. Hoe kon je in een stad als deze wonen zonder te weten wat er zich allemaal afspeelde, zelfs als je geen professionele reden had om op de hoogte te blijven?

Even na vieren stopte hij voor haar huis in zijn blauwe bakkie van de garage met TLOKWENG ROAD SPEEDY MOTORS op de zijkant. Hij droeg zijn monteursoverall, die smetteloos schoon was en keurig gestreken, met een vouw in de pijpen. Ze bracht hem naar het bestelbusje, dat naast het huis stond, en hij haalde een grote krik uit de achterbak van zijn truck.

“Ik zet een kop thee voor je,” zei ze. “Dan heb je iets te drinken terwijl je bezig bent.”

Ze keek naar hem door het raam. Ze zag hem de motorkap openmaken en hier en daar tikjes geven. Ze zag hem instappen en hij startte de motor, die hoestte en sputterde en uiteindelijk afsloeg. Ze stond nog steeds te kijken toen hij iets uit de motor haalde—een groot onderdeel waar draden en slangen uit staken. Dat was misschien het hart van het busje, het trouwe hart dat zo regelmatig en betrouwbaar had geklopt, maar dat nu, weggerukt uit de motor, zo kwetsbaar leek.

Mr. J.L.B. Matekoni liep heen en weer tussen zijn truck en het busje. Twee koppen thee werden naar buiten gebracht, en toen een derde, want het was een warme middag. Toen ging Mma Ramotswe naar de keuken en deed ze groente in een pan en gaf ze de planten op de vensterbank water. Het begon te schemeren, en gouden strepen kleurden de lucht. Dit was haar favoriete moment van de dag, wanneer de vogels door de lucht scheerden en fladderden en de nachtinsecten begonnen te tjirpen. In dit zachte licht zouden de koeien naar huis lopen en zouden de vuren voor de hutten knappen en gloeien om het avondeten op te bereiden.

Ze ging naar buiten om te zien of Mr. J.L.B. Matekoni meer licht nodig had. Hij stond naast het bestelbusje en veegde zijn handen af aan een dot pluksel.

“Volgens mij is alles nu dik in orde,” zei hij. “De motor is afgesteld en loopt weer mooi soepel. Als een zonnetje.”

Ze klapte van pure blijdschap in haar handen. “Ik dacht dat mijn busje rijp was voor de schroothoop.”

Hij lachte. “Ik zei toch dat alles gerepareerd kan worden. Zelfs een oud busje.”

Hij volgde haar naar binnen. Ze schonk een biertje voor hem in en ze gingen samen op haar favoriete plekje zitten, op de veranda, naast de bougainville. Niet ver weg, in het huis van een van de buren, werd muziek gespeeld, het aanhoudende traditionele ritme van township-muziek.

De zon ging onder en het was donker. Hij zat naast haar in de rustgevende duisternis en ze luisterden innig tevreden naar de geluiden van Afrika, dat zich opmaakte voor de nacht. Ergens blafte een hond, in de verte zwol het ronken van een auto aan en stierf weer weg. Er stond een briesje, een warme, stoffige wind, geurend naar doornbomen.

Hij keek naar haar in het donker, naar deze vrouw die alles voor hem betekende—moeder, Afrika, wijsheid, begrip, lekker eten, pompoen, kip, en de zoete geur van koeienadem, de witte hemel boven de eindeloze, eindeloze bush, en de giraffe die huilde, die tranen schonk waarmee vrouwen hun manden konden insmeren. O, Botswana, mijn land, mijn thuis.

Dat waren zijn gedachten. Maar hoe kon hij deze dingen tegen haar zeggen? Elke keer dat hij haar probeerde te vertellen dat ze in zijn hart was, leken de woorden die hij bedacht zo ontoereikend. Een monteur kan geen dichter zijn, dacht hij, zo is het nu eenmaal.

Vandaar dat hij gewoon zei: “Ik ben heel erg blij dat ik je busje heb gerepareerd. Ik zou het jammer hebben gevonden als iemand tegen je had gelogen en had gelegd dat het niet de moeite waard was om er nog iets aan te doen. Sommige garagehouders zijn zo.”

“Ik weet het,” zei Mma Ramotswe. “Maar jij niet.” Hij zei niets. Er waren momenten dat je gewoon moest zeggen wat je op je hart had, anders zou je er je leven lang spijt van hebben dat je niets had gezegd. Maar elke keer dat hij haar had geprobeerd te vertellen wat er leefde in zijn hart, was het misgegaan. Hij had al gevraagd of ze met hem wilde trouwen en dat was geen groot succes geweest. Hij had geen groot zelfvertrouwen, in elk geval niet met mensen. Met auto’s was dat natuurlijk anders.

“Het maakt me erg gelukkig dat ik hier zit samen met jou…” Ze draaide zich naar hem opzij. “Wat zei je?”

“Ik zei: trouw alsjeblieft met me, Mma Ramotswe. Ik ben maar gewoon Mr. J.L.B. Matekoni, meer niet, maar trouw alsjeblieft met me en maak me gelukkig. Wil je dat?”

“Natuurlijk wil ik met je trouwen,” zei Mma Ramotswe.

 

EINDE