HOOFDSTUK 11

Schuldgevoel over een grote auto

HET WAS DRIE dagen na de bevredigende afronding van de zaak Patel. Mma Ramotswe had een rekening van tweeduizend pula ingediend, plus onkosten, en was per kerende post betaald. Ze stond paf. Ze vond het haast onvoorstelbaar dat zo’n groot bedrag zonder morren was betaald, en de bereidwilligheid en kennelijke opgewektheid waarmee Mr. Patel de rekening had voldaan, bezorgde haar een schuldgevoel over de hoogte van haar honorarium.

Het was merkwaardig, vond ze, dat sommige mensen een sterk ontwikkeld schuldbesef hadden, terwijl anderen zich nooit ergens druk om maakten. Sommige mensen zaten vreselijk in hun maag met een onbeduidende misstap of fout van hun kant, terwijl anderen ernstig verraad of bedrog pleegden en er geen seconde wakker van lagen. Mma Pekwane viel in de eerste categorie, bedacht Mma Ramotswe. Note Mokoti viel in de tweede.

Mma Pekwane had een gekwelde indruk gemaakt toen ze het kantoor van Het Beste Dames Detectivebureau binnen was gekomen. Mma Ramotswe had haar een kop sterke rooibosthee gegeven, zoals ze met alle nerveuze cliënten deed, en had rustig afgewacht totdat ze haar verhaal zou doen. Ze maakte zich grote zorgen over een man, concludeerde ze, alles wees erop. Wat zou het zijn? Een of ander staaltje van mannelijk slecht gedrag, uiteraard, maar wat?

“Ik ben bang dat mijn man iets heel slechts heeft gedaan,” zei Mma Pekwane uiteindelijk. “Ik schaam me voor hem.”

Mma Ramotswe knikte vriendelijk. Mannelijk slecht gedrag. “Mannen doen allerlei slechte dingen,” zei ze. “Alle vrouwen maken zich zorgen over hun man. U bent niet de enige.”

Mma Pekwane zuchtte. “Maar mijn man heeft iets vreselijks gedaan,” zei ze. “Het is echt heel verschrikkelijk.”

Mma Ramotswe verstijfde. Als meneer Pekwane iemand had vermoord, zou ze heel duidelijk laten weten dat de politie erbij gehaald moest worden. Ze piekerde er niet over om iemand te helpen bij het verbergen van een moord.

“Wat is dat vreselijke iets?” vroeg ze.

Mma Pekwane liet haar stem dalen. “Hij heeft een auto gestolen.”

Mma Ramotswe was opgelucht. Er werden zoveel auto’s gestolen dat het bijna niet meer opviel, en er moesten een hele hoop vrouwen zijn die in de gestolen auto’s van hun echtgenoot door de stad reden. Voor Mma Ramotswe was het vanzelfsprekend ondenkbaar dat ze zelf zoiets zou doen, en Mma Pekwane leek er net zo over te denken.

“Heeft hij u verteld dat het een gestolen auto is?” vroeg ze. “Weet u het heel zeker?”

Mma Pekwane schudde haar hoofd. “Hij zei dat hij hem van iemand heeft gekregen. Hij zei dat deze man twee Mercedessen had en er maar één nodig had.”

Mma Ramotswe lachte. “Denken mannen nou echt dat ze ons zo makkelijk zand in de ogen kunnen strooien?” zei ze. “Denken ze dat we gek zijn?”

“Ik denk van wel,” zei Mma Pekwane.

Mma Ramotswe pakte haar potlood en tekende enkele lijnen op haar vloeiblad. Kijkend naar de kriebels besefte ze dat ze een auto had getekend.

Ze keek naar Mma Pekwane. “Wilt u van mij horen wat u nu moet doen?” vroeg ze. “Bent u daarom bij me gekomen?”

Mma Pekwane keek haar peinzend aan. “Nee,” antwoordde ze. “Dat is niet wat ik wil. Ik heb al besloten wat ik wil doen.”

“En dat is?”

“Ik wil de auto teruggeven. Ik wil hem teruggeven aan de eigenaar.”

Mma Ramotswe rechtte haar rug. “Dus u wilt naar de politie gaan? U wilt uw man aangeven?”

“Nee. Dat wil ik niet doen. Ik wil gewoon dat de eigenaar zijn auto terugkrijgt zonder dat de politie er iets van weet. Ik wil de Heer laten weten dat de auto terug is waar hij thuishoort.”

Mma Ramotswe staarde haar cliënte aan. Het was, moest ze toegeven, een volmaakt redelijk verlangen. Als de auto aan de eigenaar werd teruggegeven, zou Mma Pekwane een zuiver geweten hebben en toch haar man niet kwijtraken. Nu ze erover nadacht, leek het Mma Ramotswe een uitstekende manier om met een precaire situatie om te gaan.

“Maar waarom komt u ermee bij mij?” vroeg Mma Ramotswe. “Wat kan ik door u doen?”

Mma Pekwane gaf zonder aarzelen antwoord. “Ik wil dat u uitzoekt van wie die auto is,” zei ze. “Dan wil ik dat u de auto steelt van mijn man en teruggeeft aan de rechtmatige eigenaar. Dat is het enige wat ik van u vraag.”

Later die avond, toen ze in haar kleine witte bestelbusje naar huis reed, bedacht Mma Ramotswe dat ze er nooit mee had moeten instemmen om Mma Pekwane te helpen; maar dat had ze wel gedaan en nu zat ze eraan vast. Toch zou het geen eenvoudig klusje zijn—tenzij ze naar de politie ging, uiteraard, wat ze natuurlijk niet kon doen. Het was misschien zo dat meneer Pekwane het verdiende om bij de politie aangegeven te worden, maar haar cliënte had laten weten dat ze dat niet wilde, en voor haar stond trouw aan de cliënt voorop. Er zou dus een andere manier gevonden moeten worden.

Die avond, na haar maaltijd van kip en pompoen, belde Mma Ramotswe Mr. J.L.B. Matekoni.

“Waar komen gestolen Mercedessen vandaan?” vroeg Mma Ramotswe.

“Van over de grens,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ze worden in Zuid–Afrika gestolen, hierheen gebracht en overgespoten, het oorspronkelijke chassisnummer wordt weggevijld, en dan worden ze goedkoop verkocht of naar Zambia, gestuurd. Ik weet trouwens wie dit allemaal doet. Dat weten we allemaal.”

“Dat hoef ik niet te weten,” zei Mma Ramotswe. “Wat ik wil weten, is hoe je zo’n auto herkent als dat allemaal is gedaan.”

Mr. J.L.B. Matekoni was even stil. “Je moet er verstand van hebben,” zei hij. “Meestal is het serienummer ook nog ergens anders te vinden, op het chassis of onder de motorkap. Als je weet wat je doet, is het meestal wel te vinden.”

“Jij weet wat je doet,” zei Mma Ramotswe. “Kun jij me helpen?”

Mr. J.L.B. Matekoni zuchtte. Hij vond gestolen auto’s een kwalijke zaak. Hij had er liever niets mee te maken, maar dit was een verzoek van Mma Ramotswe, dus kon hij maar één antwoord geven.

“Zeg maar waar en wanneer,” zei hij.

De volgende avond betraden ze de tuin van de Pekwane’s, zoals overeengekomen met Mma Pekwane, die ervoor zou zorgen dat de honden op het afgesproken tijdstip binnen waren en dat ze haar man bezighield met een extra lekkere maaltijd die ze voor hem zou klaarmaken. Vandaar dat Mr. J.L.B. Matekoni geen enkel beletsel ondervond toen hij onder de op het erf geparkeerde Mercedes-Benz schoof en met zijn zaklamp over de carrosserie scheen. Mma Ramotswe bood aan om zelf ook onder de auto te kruipen, maar Mr. J.L.B. Matekoni betwijfelde of ze eronder zou passen en sloeg het aanbod af. Toen minuten later had hij het chassisnummer op een papiertje geschreven. Het tweetal glipte de tuin weer uit en liep naar het bestelbusje een eindje verderop in de straat.

“Weet je zeker dat ik hier genoeg aan heb?” vroeg Mma Ramotswe. “Weten ze het als ze dit zien?”

“Ja,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Dan weten ze genoeg.” Ze zette hem voor zijn hek af en hij zwaaide naar haar toen ze wegreed in het donker. Ze wist dat ze binnenkort iets terug kon doen.

Dat weekend reed Mma Ramotswe in haar kleine witte bestelbusje de grens over naar Mafikeng en ze ging rechtstreeks naar het Railway Café. Ze kocht de Johannesburg Star en ging aan een tafeltje bij het raam zitten om het nieuws te lezen. Het was allemaal slecht, concludeerde ze, dus legde ze de krant weg en doodde ze de tijd met het bestuderen van de andere klanten.

“Mma Ramotswe!”

Ze keek op. Daar was hij, dezelfde Billy Pilani van vroeger, ouder geworden, uiteraard, maar verder was hij geen spat veranderd. Ze kon hem nog helemaal voor zich zien op de openbare school in Mochudi, zittend aan zijn tafeltje, verzonken in dagdromen.

Ze trakteerde hem op een kop koffie en een grote donut en legde hem uit waarvoor ze was gekomen.

“Ik wil dat je uitzoekt van wie deze auto is,” zei ze, en ze gaf hem het papiertje waar Mr. J.L.B. Matekoni het chassisnummer op had genoteerd. “Als je het eenmaal weet, wil ik dat je naar de eigenaar gaat, of naar de verzekeringsmaatschappij of wie dan ook, en ze laat weten dat ze naar Gaborone kunnen komen, waar hun auto op een afgesproken plek klaar zal staan. Het enige wat ze hoeven te doen, is zorgen dat ze het Zuid–Afrikaanse kentekenbewijs bij zich hebben, met het originele chassisnummer erop. Dan kunnen ze in hun auto naar huis terugrijden.”

Billy Pilani keek verbaasd. “Allemaal voor niets?” vroeg hij. “Hoeft er niets betaald te worden?”

“Helemaal niets,” beaamde Mma Ramotswe. “Het gaat er alleen om dat het eigendom aan de rechtmatige eigenaar wordt teruggegeven. Dat is alles. Daar geloof je toch zeker in, Billy?”

“Natuurlijk,” zei Billy Pilani snel. “Natuurlijk.”

“En Billy, je moet maar even vergeten dat je politieman bent terwijl je hiermee bezig bent. Er zit geen arrestatie voor je in.”

“Zelfs geen kleintje?” vroeg Billy teleurgesteld.

“Zelfs dat niet.”

Billy Pilani belde de volgende dag.

“Ik heb alle gegevens op onze lijst van gestolen voertuigen gevonden,” zei hij. “Ik heb contact opgenomen met de verzekeringsmaatschappij, die al heeft uitbetaald. Ze zouden dan ook erg blij zijn als ze de auto terugkrijgen. Ze kunnen iemand over de grens sturen om de auto op te halen.”

“Mooi,” zei Mma Ramotswe. “Ze moeten aanstaande dinsdag om zeven uur ‘s-ochtends bij de African Mail zijn, met het kentekenbewijs.”

Alles werd geregeld, en die dinsdag sloop Mma Ramotswe om vijf uur ‘s-ochtends naar het erf van de Pekwane’s. Daar vond ze, zoals ze had verwacht, de sleutels van de Mercedes-Benz op de grond onder het slaapkamerraam, waar Mma Pekwane ze de avond ervoor had neergelegd. Mma Pekwane had haar verzekerd dat haar man een vaste slaper was en dat hij nooit wakker werd voordat Radio Botswana om zes uur het geluid van koebellen uitzond.

Hij hoorde niet dat de auto werd gestarr en wegreed van het erf, en hij ontdekte zelfs pas tegen een uur of acht dat zijn Mercedes-Benz was gestolen.

“Bel de politie!” riep Mma Pekwane. “Snel, bel de politie!”

Het ontging haar niet dat haar man aarzelde.

“Misschien straks,” zei hij. “Ik denk dat ik hem eerst zelf eens ga zoeken.”

Ze keek hem recht in de ogen, en zag hem heel even ineenkrimpen. Hij is schuldig, dacht ze. Ik had dus gelijk. Logisch dat hij niet naar de politie kan gaan; hij kan ze moeilijk vertellen dat zijn gestolen auto is gestolen.

Later die dag ging ze naar Mma Ramotswe om haar te bedanken.

“Dankzij u voel ik me stukken beter,” zei ze. “Nu kan ik ‘s nachts tenminste weer slapen en hoef ik niet meer wakker te liggen omdat ik me schuldig voel over mijn man.”

“Daar ben ik blij om,” zei Mma Ramotswe. “En misschien heeft hij ook een lesje geleerd. Een heel interessant lesje.”

“Wat bedoelt u precies?” vroeg Mma Pekwane.

“Dat de bliksem altijd twee keer op dezelfde plaats inslaat,” zei Mma Ramotswe. “Al zijn er nog zoveel mensen die het tegendeel beweren.”