Een hele hoop leugens
EEN VAN DE jonge monteurs tikte hem op de schouder, waar een vettige vingerafdruk achterbleef. Dat deed hij nou altijd, deze jongeman, en het ergerde Mr. J.L.B. Matekoni mateloos.
“Als je me iets wilt vragen,” had hij meer dan eens tegen hem gezegd, “spreek me dan gewoon aan. Ik heb een naam. Ik ben Mr. J.L.B. Matekoni, en ik luister ernaar. Je hoeft me niet aan te raken met je vieze vingers.”
De jongeman had zich verontschuldigd, maar had hem de volgende dag weer op de schouder getikt, en Mr. J.L.B. Matekoni had beseft dat hij een verloren strijd streed.
“Er is bezoek voor u, meneer,” zei de monteur. “Hij zit in het kantoor op u te wachten.”
Mr. J.L.B. Matekoni legde zijn moersleutel neer en veegde zijn handen af aan een lap. Hij was bezig met een uitzonderlijk delicate operatie—het afstemmen van de motor van Mrs. Grace Mapondwe, die wijd en zijd bekendstond om haar sportieve manier van autorijden. Voor Mr. J.L.B. Matekoni was het reden om trots te zijn dat mensen wisten dat Mrs. Mapondwe’s ronkende motorgeluid aan zijn inspanningen te danken was; het was een vorm van gratis reclame. Helaas had de auto zwaar onder haar stijl te leiden, en het werd steeds moeilijker voor hem om de futloze motor tot pittige prestaties te bewegen.
De bezoeker zat in het kantoor, op Mr. J.L.B. Matekoni’s stoel. Hij had een bandenbrochure gepakt en zat erin te bladeren toen Mr. J.L.B. Matekoni binnenkwam. Nu smeet hij het blad achteloos weg en stond op.
Snel bekeek Mr. J.L.B. Matekoni het uiterlijk van de andere man. Hij was gekleed in kaki, het soort kleding dat door soldaten werd gedragen, en droeg een dure riem van slangenleer. Ook was er een opzichtig horloge, met meerdere wijzerplaten en een opvallende secondewijzer. Het was het soort horloge dat werd gedragen door mensen die secondes belangrijk vonden, dacht Mr. J.L.B. Matekoni.
“Mr. Gotso heeft me gestuurd,” zei hij. “U heeft hem vanochtend gebeld.”
Mr. J.L.B. Matekoni knikte. Het was makkelijk geweest om de voorruit in te slaan en de stukjes glas door de auto te verspreiden. Het was makkelijk geweest om op te bellen naar Mr. Gotso’s huis en te melden dat er ingebroken was in de auto, maar dit was moeilijker—dit was liegen in iemands gezicht. Het is Mma Ramotswe’s schuld, dacht hij. Ik ben een eenvoudige monteur. Ik heb er niet om gevraagd om verwikkeld te raken in deze bespottelijke detectivespelletjes. Ik ben er te zwak voor.
En dat was hij ook—als het Mma Ramotswe betrof. Ze kon alles van hem vragen, en hij deed het. Mr. J.L.B. Matekoni koesterde zelfs een fantasie, een stiekeme fantasie waar hij schuldbewust van genoot, waarin hij Mma Ramotswe redde. Ze waren samen in de Kalahari en Mma Ramotswe werd bedreigd door een leeuw. Hij slaakte een kreet om de aandacht van de leeuw te trekken, en het dier draaide zich om en gromde naar hem. Dit gaf haar de gelegenheid om te vluchten, terwijl hij de leeuw koelbloedig afmaakte met een jagersmes. Een volmaakt onschuldige fantasie, zou men kunnen denken, ware het niet dat Mma Ramotswe geen kleren droeg.
Hij zou haar met alle liefde redden van een leeuw, naakt of anderszins, maar dit was anders. Hij had zelfs een valse aangifte moeten doen bij de politie, waar hij het vreselijk benauwd van had gekregen, al hadden ze niet eens de moeite genomen om langs te komen voor een sporenonderzoek. Hij was nu een crimineel, vond hij zelf, en allemaal omdat hij een zwak had voor Mma Ramotswe. Hij had nee moeten zeggen. Hij had tegen Mma Ramotswe moeten zeggen dat het niet haar taak was om de wereld te verbeteren.
“Mr. Gotso is zeer ontstemd,” zei de bezoeker. “U hebt die auto tien dagen hier gehad. Nu belt u ons op om te vertellen dat er is ingebroken. Heeft u dan geen beveiliging? Dat vroeg Mr. Gotso zich af: heeft die man dan geen beveiliging?”
Mr. J.L.B. Matekoni voelde een straaltje zweet langs zijn rug lopen. Dit was verschrikkelijk.
“Het spijt me heel erg, meneer. De uitdeukers zijn lang bezig geweest. Toen moest ik een nieuw onderdeel bestellen. Dit is een dure auto, daar kun je niet zomaar van alles in zetten…”
Mr. Gotso’s man keek op zijn horloge. “Al goed. Al goed. Ik weet hoe sloom die mensen zijn. Laat me die auto nou maar zien.”
Mr. J.L.B. Matekoni ging hem voor. De man leek nu minder bedreigend. Was het echt zo makkelijk om toorn af te wenden?
Ze stonden bij de auto. Hij had de voorruit al vervangen, maar had wat er van de verbrijzelde ruir over was tegen de muur gezet. Ook had hij uit voorzorg wat stukjes glas op de stoel van de bestuurder laten liggen.
De bezoeker opende het portier en keek in de auto.
“Ik heb de voorruit gratis vervangen,” zei Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik geef ook een flinke korting op de rekening.”
De andere man zei niets. Hij leunde nu ver in de auto en had het handschoenenkastje opengemaakt. Mr. J.L.B. Matekoni keek zwijgend toe.
De man kwam weer uit de auto en klopte zijn hand af aan zijn broek. Hij had zich gesneden aan een stukje glas.
“Er is iets weg uit het handschoenenkastje. Weet u daar iets van?”
Mr. J.L.B. Matekoni schudde zijn hoofd—drie keer.
De man stak zijn vinger in zijn mond en zoog op de snee. “Mr. Gotso was vergeten dat er iets in lag. Hij herinnerde het zich pas weer toen u hem vertelde dat er ingebroken was in zijn auto. Hij zal er niet blij mee zijn dat dit voorwerp is verdwenen.”
Mr. J.L.B. Matekoni gaf hem een lap aan. “Wat vervelend dat u zich hebt gesneden. Glas komt overal terecht als de voorruit breekt. Overal.”
De man snoof. “Maakt u zich over mij maar niet druk. Waar het om gaat, is dat iemand iets heeft gestolen dat aan Mr. Gotso toebehoort.”
Mr. J.L.B. Matekoni krabde op zijn hoofd. “Aan de politie heb je niets. Ze zijn niet eens gekomen. Maar ik weet wel iemand die dit kan uitzoeken.”
“O ja? Wie mag dat dan wel zijn?”
“Er zit tegenwoordig een damesdetective in de stad. Ze heeft haar eigen bureau bij Kgaie Hill. Kent u het?”
“Misschien wel. Misschien ook niet.”
Mr. J.L.B. Matekoni glimlachte. “Ze is een verbazingwekkende dame! Ze is van alles op de hoogte. Als ik het haar vraag, kan zij uitzoeken wie dit heeft gedaan. Misschien kan ze het eigendom zelfs terugkrijgen. Wat was het trouwens, als ik vragen mag?”
“Eigendom. Een klein ding dat aan Mr. Charlie Gotso toebehoort.”
“Juist.”
De man haalde de lap van de snee en liet hem op de grond vallen. “Gaat u het die dame dan maar vragen,” zei hij met tegenzin. “Vraag haar om ervoor te zorgen dat Mr. Gotso zijn eigendom terugkrijgt.”
“Dat zal ik doen,” beloofde Mr. J.L.B. Matekoni. “Ik zal vanavond naar haar toe gaan, en ik weet zeker dat ze succes zal hebben. Ondertussen is de auto klaar, en Mr. Gotso kan hem op komen halen wanneer het hem uitkomt. Ik zal de laatste stukjes glas opruimen.”
“Dat is je geraden,” zei de bezoeker. “Mr. Gotso houdt er niet van om zich te snijden.”
Mr. Gotso houdt er niet van om zich te snijden! Jij bent net een klein kind, dacht Mr. J.L.B. Matekoni. Je bent net een gemeen jongetje. Ik weet precies wat voor type je bent! Ik herinner me je—of iemand zoals jij—van de speeltuin bij de openbare school in Mochudi, waar je andere jongens pestte, dingen kapotmaakte, deed alsof je stoer was. Zelfs toen de onderwijzer je sloeg, moest je laten zien dat je te stoer was om te huilen.
En deze Mr. Charlie Gotso, met zijn dure auto en zijn sinistere spelletjes—hij is ook een kind. Gewoon een klein kind.
Hij had zich voorgenomen om Mma Ramotswe eens goed de waarheid te zeggen. Ze leek voetstoots aan te nemen dat hij alles deed wat ze van hem vroeg en informeerde maar heel zelden of hij eigenlijk wel aan haar plannetjes wilde meewerken. En uiteraard was hij veel te gewillig op haar verzoeken ingegaan. In feite zat daar het probleem—zij dacht dat ze hem voor haar karretje kon spannen omdat hij nooit nee zei. Nou, dit keer zou hij er een stokje voor steken. Hij zou een eind maken aan al dat onzinnige detectivegedoe.
Hij verliet de garage, nog steeds ontdaan, en repeteerde in gedachten wat hij tegen haar zou zeggen als hij eenmaal voor haar stond.
Mma Ramotswe, je hebt me laten liegen. Door jouw toedoen ben ik betrokken geraakt bij een bespottelijke en gevaarlijke affaire die ons helemaal niets aangaat. Ik ben monteur. Ik verhelp technische problemen—ik kan geen menselijke problemen verhelpen.
Met name de laatste zin vond hij erg sterk. Ja, dat was het verschil tussen hen. Zij verhielp levensproblemen—zoals zoveel vrouwen—terwijl hij technische mankementen verhielp. Dit zou hij tegen haar zeggen, en zij zou deze waarheid moeten accepteren. Hij wilde hun vriendschap niet kapotmaken, maar hij kon niet doorgaan met dit liegen en bedriegen. Hij had nog nooit gelogen—nog nooit—zelfs niet als de verleiding heel erg groot was geweest, en nu was hij verstrikt geraakt in een heel web van bedrog waar de politie en een van de machtigste mannen van Botswana bij betrokken waren!
Voor de deur van Het Beste Dames Detectivebureau zag hij haar al staan. Ze gooide net de gebruikte blaadjes uit een theepot weg op het erf toen hij kwam aanrijden in zijn truck van de garage.
“En?” zei ze. “Is alles volgens plan verlopen?”
“Mma Ramotswe, ik vind echt—”
“Is hij zelf gekomen of heeft hij een van zijn mannen gestuurd?”
“Een van zijn mannen. Maar luister, jij hebt verstand van levensproblemen, en ik heb alleen maar—”
“En heb je tegen hem gezegd dat ik zijn eigendom terug kon krijgen? Had hij belangstelling?”
“Ik heb alleen maar verstand van auto’s. Ik kan niet…Ik heb nog nooit gelogen, weet je. Ik heb nog nooit van mijn leven gelogen, zelfs niet toen ik een klein jongetje was. Mijn tong werd altijd helemaal stroef als ik probeerde te liegen, en dan ging het niet meer.”
Mma Ramotswe hield de theepot voor de laatste keer ondersteboven.
“Dit keer is het heel goed gelukt, bravo. Liegen is helemaal niet zo erg als je het voor een goede zaak doet. Is het soms geen goede zaak om uit te vinden wie een onschuldig kind heeft vermoord? Zijn leugens erger dan moord, Mr. J.L.B. Matekoni? Denk je dat?”
“Moord is erger. Maar—”
“Zie je nou wel. Je had er gewoon niet goed over nagedacht. Nu weet je het.”
Ze keek hem aan en glimlachte, en hij dacht: ik mag van geluk spreken. Ze glimlacht naar me. Er is op deze hele wereld niemand die van me houdt. Zij is iemand die op me gesteld is en ze glimlacht naar me. En ze heeft gelijk wat moord betreft. Dat is veel erger dan liegen.
“Kom toch binnen,” zei Mma Ramotswe. “Mma Makutsi heeft water opgezet en we kunnen onder het genot van een kopje thee bespreken hoe het nu verder moet.”