Dit boek is uitgegeven bij de gelijknamige tentoonstelling, georganiseerd door het Verzetsmuseum Amsterdam in 2004. Met de expositie en het boek hoopt het museum een vergeten stuk geschiedenis over een groot deel van de hedendaagse Nederlandse bevolking onder de aandacht te brengen van een breed publiek. Toen het museum zich in 2002 op het onderwerp ging richten, was er nog weinig onderzoek naar gedaan. Voor de totstandkoming van de tentoonstelling en het boek heeft het museum – in beperkte tijd – veel nieuw onderzoek moeten verrichten. Hierbij was de medewerking van de Surinaamse, Antilliaanse en Arubaanse gemeenschap, zowel in Nederland als overzee, essentieel. Al in 2002 is er overlegd met vertegenwoordigers van belangrijke organisaties van betrokkenen in Nederland, zoals de Vereniging Ons Suriname, het Surinaams Inspraakorgaan en de Stichting Overlegorgaan Caribische Nederlanders. Ook de belangrijkste musea en archieven in Suriname en op de Antillen zijn al in een vroeg stadium bij het project betrokken. Vooral de medewerking van het Surinaams Museum in Paramaribo en het Nationaal Archeologisch en Antropologisch Museum en de S.A.L. Maduro Bibliotheek op de Antillen is van groot belang geweest. In Nederland hebben het Koninklijk Instituut voor Taal- Land- en Volkenkunde in Leiden en het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie in Amsterdam belangrijke bijdragen geleverd. Een aantal deskundigen en betrokkenen heeft in een klankbordgroep het gehele traject van het onderzoek en de samenstelling van de tentoonstelling begeleid. Onderzoekers van Surinaamse en Antilliaanse afkomst, met ervaring en connecties die het museum ontbeerde, hebben voorts bijgedragen aan het welslagen van het project. Zij hebben tientallen directbetrokkenen bereid gevonden om hun persoonlijke verhalen te vertellen. Deze verhalen waren een belangrijke bron van informatie voor zowel de tentoonstelling als dit boek.
∗
Het is niet mogelijk om hier alle namen te noemen van degenen die een bijdrage hebben geleverd aan de totstandkoming van dit boek. Een paar uitzonderingen wil ik toch maken. Onderzoeker Jules Rijssen, verbonden aan de Vereniging Ons Suriname, heeft zich vanaf een vroeg stadium met groot enthousiasme voor het project ingezet. Laddy van Putten van de Stichting Surinaams Museum en mevrouw Dankmeijer-Maduro van de S.A.L. Maduro Bibliotheek hebben – terwijl hun collecties door interne reorganisaties moeilijk toegankelijk waren – veel moeite gedaan om foto’s, documenten en voorwerpen tevoorschijn te halen. Voorts was het door Gerard Casius verzamelde materiaal over de Antillen onmisbaar. Voor inhoudelijke correcties en steun is het museum veel dank verschuldigd aan Carel de Haseth, die bij de aanvang van het project als gevolmachtigd minister voor de Nederlandse Antillen zitting heeft genomen in de klankbordgroep. Hij had steeds waardevolle, gedetailleerde kritiek en vele suggesties voor verder onderzoek. Oscar Lansen van de Universty of North Carolina-Charlotte verschafte ten slotte belangrijke informatie over de opvang van de joden in het Caribisch gebied.
∗
Er is naar gestreefd om vooral het verhaal te vertellen van de gewone Surinamers, Antillianen en Arubanen tijdens de oorlog, tegen de achtergrond van de internationale politiek-militaire ontwikkelingen. Er is veel gebruik gemaakt van citaten. De citaten uit de geschreven bronnen uit de periode zelf, zijn meestal afkomstig van Nederlandse gezagsdragers. De meeste interviews met Surinamers, Antillianen en Arubanen zijn recentelijk opgetekend en geven een beeld dat wellicht is vertekend door de tijd. Het verhaal draagt ongetwijfeld het stempel van deze, wat eenzijdige bronnen. Niettemin is het een verhaal dat – hoe bescheiden van omvang en onvolledig ook – nog niet eerder zo uitvoerig te boek is gesteld. Hopelijk raken vele lezers er door geboeid.
Liesbeth van der Horst,
Directeur Verzetsmuseum Amsterdam