Jasper slaapt. Hij ligt op zijn rug en snurkt een beetje. Alleen zijn hoofd is te zien. En zijn enorme voeten. Die steken er aan weerszijden van het dekbed kneuterig uit. Zijn mond hangt open.
Als Jasper met mij slaapt, ligt hij nooit op zijn rug. Hij draait zich op zijn zij en trekt mij met één handbeweging dicht tegen zich aan. Ik vind het raar dat een grote soeplepel en een kleine theelepel zo goed samen kunnen gaan. Als mijn slapende lichaam per ongeluk een beetje wegrolt, kruipt het zijne er automatisch achteraan tot we weer vacuüm zijn. Een slapende Jasper verliest mij nooit uit het oog.
Vlak voordat we in slaap vallen, ligt Jasper wel op zijn rug. Dan leg ik mijn hoofd op zijn borstkas, want dat vind ik de lekkerste positie. Ik hou het alleen nooit lang vol. Zijn borst is heel hoog en mijn nek heeft kennelijk een beperkte rekking.
Ik heb zin om aan Jaspers teen te trekken en hem net zo lang te pesten tot hij wakker wordt. Vervolgens zou ik hem bespringen en gillen dat het vandaag fantastisch is gegaan, ware het niet dat dit wat moordlustig zou zijn. Hartchirurgen krijgen op jonge leeftijd vaak een attack, omdat ze zich steeds rot schrikken van alarmerend telefoongerinkel in het holst van de nacht.
De wekker loopt ook gevaar. Ik heb ooit een vriendje gehad dat slaapwandelde. Toen ik die een keer plassend op het tapijt van mijn woonkamer aantrof, heb ik in een reflex zijn schouder vastgepakt en kreeg toen een—voor mij onvergetelijke—dreun van hem. Bovendien wordt Jasper er doorgaans niet zo vrolijk van, als je hem stoort in zijn slaap. En het risico is wel erg groot als dat ‘s nachts om vier uur wordt gedaan door een onder-gepiste vrouw die naar suikerwater smaakt.
Ik zou een douche kunnen nemen en dan in de warme bestekbak kunnen kruipen. Om mezelf vacuüm te zuigen aan Jasper. Ik vermoed alleen dat ik door alle gebeurtenissen van vandaag veel te opgefokt ben om te kunnen slapen. Ik heb zin in nog meer successen in mijn New Yorkse bestaan.
Lex is overtuigd van mijn kwaliteiten als producer, nu Jasper nog van die als ideale vrouw. De tijd is rijp om hem mijn zorgzame ik te laten zien. Niet morgen, niet overmorgen, maar nu.
Ik neem een douche. Mijn neus is nog steeds niet aan mijn nieuwe lichaamsgeur gewend. Als ik per ongeluk in de spiegel kijk, snap ik waarom ik dat al een tijdje niet heb gedaan: ik heb enorme wallen en mijn oogwit is helemaal rood. Ik spuit er maar wat visine in; GETS THE RED OUT staat er op het flesje. Het lost die belofte niet helemaal in: mijn oogwit is nu roze.
Ik ben afgevallen. Je ziet het al aan m’n gezicht. Dat is bleek en ingevallen, zoals dat van een doorsneejunkie. Ik ben daar slecht in: zorgen voor mezelf. Ik kan mijn aandacht nooit zo goed over een aantal dingen tegelijk verdelen. Ik doe altijd eerst het ene en dan het andere. Alleen valt het soms tegen hoeveel tijd dat ene kost, waardoor het andere, bijvoorbeeld eten, verwaarloosd wordt.
Tot nu toe heb ik altijd vriendjes gehad die me hielpen als ik in tijdnood was, die stopten spontaan af en toe wat voedsel in me. Waardoor ik, zonder erom te vragen, op gewicht bleef. Maar New York is heel druk. Hier zorgt iedereen voor zichzelf; voor anderen is gewoonweg geen tijd. En erom vragen doe je gewoon niet.
Ik heb niet zoveel met ‘een prinses in de keuken, een diva op de bank en een hoer in bed’. Die diva is niet zo erg, hooguit wat lastig. Omdat ik net iets te vaak vergeet mijn benen bij elkaar te houden als ik een rokje draag. En die hoer vind ik ook prima, dan hoef je in ieder geval niet jezelf te zijn in bed. Het is met name die keukenprinses die ik gevaarlijk vind. Het maakt je meteen ‘vrouwtje-van’. En iedereen weet dat die uiteindelijk altijd bedrogen wordt.
Ik ben liever een waardige tegenstander bij het schaken, een held op het slagveld en een stand-up comedian in de kroeg. Zodat een man bij mij blijft omdat ik net zo leuk ben als zijn kroegvrienden. En dus niet omdat ik zijn sokken was, terwijl hij zijn secretaresse kleurenblind neukt. Keukenprinsessen worden in de regel afgeserveerd.
Hoewel…uitzonderingen bevestigen de regel, zeggen ze. Misschien dat de soeplepel in bed juist wél een keukenprinses wil. Hij gaat niet voor niets altijd uit eten, hij vindt het dus fijn als er voor hem wordt gekookt. En hij heeft nog nooit samengewoond. Elke keer als hij een poging deed, was de relatie binnen no time uit, nog voordat zijn vriendin een gezamenlijk nestje had gecreëerd en hij dus niet meer aan verlaten kon denken. Aldus m’n moeder, die in stekende libellen gelooft. Maar het daar al wel dertig jaar mee gered heeft.
Als ik voor Jasper een thuis kon scheppen, zou dat een doorbraak zijn. Niet alleen voor hem trouwens: Nederlandse schoonmaaksters weigeren mijn appartement in Amsterdam onder hun hoede te nemen.
Mijn vader vertelde altijd het verhaal over een boer wiens tractor er nét op het moment dat hij moest oogsten mee ophield. Wat moet ik doen? dacht de boer. Zonder tractor zou zijn oogst mislukken.
“Misschien kan ik de tractor van de buren lenen en ben ik nog net op tijd om de oogst te redden.” Zo gezegd, zo gedaan: de boer gaat op weg naar de buurboer die een eind bij hem vandaan woont.
“Straks is de buurman niet thuis en heb ik dit hele stuk voor niks gelopen.” De boer twijfelt—zal hij teruggaan?—maar loopt een klein stukje door. Dan ziet hij in de verte een auto staan: de buurman is gelukkig thuis.
Maar als hij vlak bij de boerderij van z’n buurman is, vraagt de boer zich ineens af waarom de buurman zijn tractor eigenlijk aan hem zou lenen. Het is tenslotte voor hem ook oogsttijd. Dus besluit de boer het niet te vragen en keert hij met lege handen terug. Zijn oogst is mislukt, niets kan daar verandering in brengen.
Als je alleen maar zei ‘dat lukt me niet’ kwam mijn vader al met dit verhaal. Dus zeiden m’n zus en ik dat niet meer. Ook niet toen er in ons dorp een touwklimwedstrijd over de Vecht werd gehouden. Over de rivier werd een touw gespannen waaraan je naar de overkant moest klimmen. In het water lagen drie duikers voor de opvang van deelnemers die het touw moesten loslaten en te uitgeput waren om op eigen kracht de wal te bereiken. Die deelnemers waren voor het merendeel mannen, de overkant was nog nooit door een vrouw gehaald.
Van de veertig deelnemers bereikten er elf de overzijde. De eerste prijs ging naar een jongen die dat in tweeënhalve minuut had gedaan. Mijn zus en ik haalden als enige meisjes de overkant. Mijn vader keek ons apetrots en met een vleugje ‘zie je nou wel’ aan.
Helemaal toen er een artikel in de Raaltese krant verscheen. “Zeker moet ook de prestatie van de zusjes Madelief (11) en Judith Koevoet (12) uit Kaalte worden genoemd. Deze meisjes hingen maar liefst 7,15 en 7,52 minuten aan het touw voor ze doodmoe de overzijde hadden behaald. Ze wisten niet van ophouden.”
Ik stop met douchen: ik ga een nestje bouwen voor Jasper. Hem een thuis en stabiliteit bieden. En als ik klaar ben, ga ik nog een keer douchen, maar dan in de badkamer van Jas-per. Dan kan ik hem, nadat ik het huis heb ingericht, verrassen met een kopje koffie op bed.
Het huis staat vol onuitgepakte dozen en IKEA-spullen die nog niet in elkaar gezet zijn. Ik begin maar met het fabriceren van een aluminium rek, omdat ik anders de boeken niet weggewerkt krijg. Ik ben alleen slecht in dit soort vraagstukjes. Daar is dat fijne ‘schuifgevoel’ van de basisschool misschien debet aan. Lustgevoelens belemmeren je ontwikkeling, je wordt tenslotte niet voor niets doof van rukken.
Maar als een huisvrouw schoonmaakster, manager, elektricien, kleuterleidster en kok tegelijkertijd kan zijn, moet ik met al m’n studies toch wel opgewassen zijn tegen de IKEA-mafia? Die natuurlijk expres een schroefje te weinig in het zakje heeft gedaan. Waardoor er na een halfuur puzzelen pas één boekenrekje voor me staat.
Ambitieus begin ik aan de volgende—en versla de Zweedse mafia in een recordtijd van tien minuten. Ik pak de dozen met boeken uit en zet ze in mijn zelfgemaakte kast. Ik vind dat boeken er gezellig uitzien, ook al lees ik ze nooit. Dat krijg je als je niet alleen kunt zijn. Jasper kan dat heel goed; hij heeft heel veel boeken.
Ooit werkte ik voor een variant van Zo vader, zo zoon, waarbij je moest raden wie de ex van een bepaald meisje was. De vier potentiële kandidaten waren Beau van Erven Dorens, Maarten Spanjer, Yoeri Albrecht en Haye van der Heijden. Elke vraag werd door de heren exen verschillend beantwoord, behalve één: wat moet een vrouw zeker niet doen? “Je na twee afspraken verrassen met een totaal heringericht huis,” zeiden ze afzonderlijk van elkaar.
Als een bezetene begin ik de boeken weer in de dozen te stoppen. Je moet om de tractor vragen en die niet zonder overleg meenemen. Dan heet het stelen en dat geldt vast ook voor privacy.
Ik weet alleen niet meer precies welk boek in welke doos hoorde. En zo ziet Jasper straks natuurlijk dat alles er even uit is geweest.
Als ik met een enorme stapel boeken onder mijn kin naar een doos ren, hoor ik een geluid. Van schrik laat ik de boeken vallen. Ik kijk op en zie Jasper staan. Vol verbazing en met een vermoeide blik kijkt hij me aan. “Wat ben jij aan het doen?” vraagt hij en wrijft in zijn ogen.
“Eh…” Wat moet ik zeggen? “Ik dacht, ik maak het hier een beetje gezellig. En toen opeens weer niet.” Het is het meest logische antwoord dat ik kan geven. Ik ben gewoon iemand die regelmatig van mening verandert.
“Het is vijf uur ‘s nachts!”
“Ja, sorry. Ik wilde je niet wakker maken. Ik ben pas een uurtje thuis en kon niet slapen. Dus bedacht ik een dom plan.” Snel voeg ik eraan toe dat het vandaag fantastisch is gegaan, dat Lex en ik nu vrienden zijn en alles vanaf nu anders zal gaan.
Jasper kijkt me aan. Ik voel m’n gezicht rood worden. Eromheen lullen heeft geen zin. Hij loopt naar me toe…en kijkt lief. Zonder iets te zeggen trekt hij me dicht tegen zich aan. Ik begrijp er niks van, maar ga nu echt niets vragen. Ik blijf zo lang mogelijk in zijn omhelzing staan.
Dan krijg ik een zoen—eentje die door blijft gaan als hij me met één arm optilt en meeneemt richting bed. Daar pakt hij m’n kleren af.
Vrijen met Jasper heeft niks met duiken in een plens koud water te maken; hij hoeft me maar aan te kijken en ik sta al in de fik.
Er mag gerookt worden in bed! Ik vertel in geuren en kleuren over de draaidag. Jasper lacht, maar als ik van het pissende biggetje vertel, slaat hij zich voor zijn kop. “Jezus, Madelief! Wat kan jij toch onhandig zijn.”
Ik lach mijn gêne weg. Ik wil net als Jasper zijn, maar nu lijkt het alsof ik van een andere planeet kom dan hij. Iets wat hij bij zijn succesvolle vrienden vast niet heeft. En bij zijn kantoorgenoot Ursula nooit.
Waarom heeft hij eigenlijk niks met die Ursula? Zij is een veel logischer eerste keus dan ik. Maar hoe vraag je zoiets? Zonder dat je jaloers overkomt? “Hoe gaat het bij jou op je werk?”
“Gewoon. Nogal druk.”
“Heb jij nog spannende dingen meegemaakt?”
“Veel afspraken natuurlijk. Na m’n werk nog naar de gym geweest en daarna een hapje gegeten met een vriendje van kantoor.”
“Was het leuk?”
“Ja hoor. Maar ik heb het niet al te laat gemaakt. Ik moet dadelijk weer vroeg op kantoor zijn.”
“Is Ursula eigenlijk een leuke vrouw?” vraag ik met mijn meest neutrale gezicht, zodat hij niet merkt dat ik van onderwerp switch.
“Hoezo?” grinnikt Jasper.
“Nou, gewoon, dat vroeg ik me af. Ik zit de hele tijd over mijn werk te vertellen en wil graag weten hoe het bij jou is.”
“Ursula is een erg aardige vrouw.”
“Aardig…”
“Ja. Heel relaxed en steengoed in haar werk.”
“Heeft ze een vriendje?” vraag ik zo nonchalant mogelijk.
“Min of meer. Ze heeft een scharrel, maar die woont in Australië, dus die ziet ze niet zo vaak. Daarvoor heeft ze wel een serieuze relatie gehad, maar die vent zeurde voortdurend dat ze te veel werkte terwijl hij zelf geen reet uitvoerde. Dat was niks voor haar. Daarvoor is ze te onafhankelijk en wil ze te graag midden in de wereld staan.”
“Waarom heb je eigenlijk niets met haar?” vraag ik op een psychotherapeutische toon.
“Steeds als ik single was, had zij een vriendje. En omgekeerd. We zijn maar één keer tegelijkertijd vrijgezel geweest. Toen hebben we het even geprobeerd, maar dat werkte niet. We zijn nu gewoon heel goede vrienden.”
“Waarom werkte het niet?”
“Nou, gewoon. Het werkte niet.”
Ik vind het antwoord totaal onbevredigend. ‘Ze bleek een onwijs veeleisende heks’, was véél beter geweest. “Je kunt toch wel iets bedenken,” vraag ik nogal gulzig.
“Hét was er gewoon niet, Lief,” lacht Jasper, en begint me uitgebreid te kussen, een duidelijk gebaar dat het onderwerp is afgesloten.
In een korte kuspauze vraag ik onopvallend: “Heb je hét bij mij wel?”
Jasper is opeens even stil. “Jij bent het leukste vriendinnetje dat ik ooit heb gehad,” zegt hij plechtig.
Jippie-de-pippie! Dat is fijn om te horen. Blij knijp ik in zijn neus. Ik begrijp alleen niet waarom dit nou zó’n grote bekentenis was. Na nog een korte stilte zegt hij namelijk: “Pff…dat is eruit.” Voor hem kennelijk wel.
Als Jasper grote bekentenissen doet, kan ik het ook. Ik vertel hem voorzichtig van mijn inrichtingsplan en het advies van m’n moeder om hem een thuis en stabiliteit te geven. Plotseling trekt Jasper het dekbed weg en sleurt me aan m’n teen uit het bed. “Kom, Lief, we doen het samen.”
We schuiven met meubels, pakken alles uit, zetten de overige iKEA-dingen in elkaar en hangen schilderijen aan de muur. Telkens wat meer voldaan kijken we samen naar het resultaat. Om beurten lopen we naar een meubelstuk dat nog niet helemaal perfect staat. Of naar een schilderijtje, om dat een centimeter naar rechts te verplaatsen. Of naar een stoel, die we toch aan de andere kant willen neerzetten. Bij terugkomst begroeten we elkaar steeds alsof de inrichter op wereldreis is geweest.
“Hé, Liefie! Da’s lang geleden!” zegt Jasper nadat hij de bank een centimeter heeft verplaatst. Hij tilt me hoog in de lucht en rent vervolgens door het huis. “O, wat is het hier gezellig. Eindelijk een thuis. En wat een stabiliteit!” roept hij.
Ik vind Jasper het leukst als hij even geen topadvocaat is. Ik deed een keer een trucje in een chic restaurant. Ik ging op de grond zitten, pakte met mijn hand de zool van mijn schoenen vast en rolde helemaal rond. We hadden het over trucjes en ik kreeg deze verbaal niet uitgelegd. Jasper en twee vrienden keken lachend toe.
Toen ik zei dat dit heus niet zo gemakkelijk was, liet Jasper zich op de grond zakken. In grijs pak met stropdas rolde hij klunzig over de vloer—het lukte hem voor geen meter. Dat was de eerste keer dat ik dacht: shit, ik hou echt van hem.
“Er is vanavond een feestje in Rose’s Turn. Heb je zin om mee te gaan?” vraagt Jasper, terwijl hij zich gereed maakt om naar zijn werk te gaan.
“Ja, leuk,” zeg ik met een blij gezicht. Ik geniet het meest van leuke dingen als er iets leuks in het verschiet ligt.
“Ga je nog wel wat slapen?” zegt hij op vaderlijke toon.
“Ja. Lex zei dat ik wel wat later mocht komen. Hij gaat vandaag trouwens thuis werken, dus hij is er niet.”
“Oké, schatje,” zegt hij, en kust me op m’n mond. Hij loopt de slaapkamer uit en ik hoor even niets. Dan verschijnt hij weer in de deuropening. “Het is echt te gek geworden, Lief. Volgende week komt mijn moeder—wat zal zij trots op me zijn als ze dit ziet.”
“Echt waar? Daar wist ik niets van.”
“Haar man moet hier voor zaken zijn.”
“Wanneer komt ze dan?” vraag ik nieuwsgierig. Ik heb zijn moeder nog nooit ontmoet; gek genoeg kwam er altijd iets tussen.
“Daar belt ze nog over.” Hij werpt me een luchtkus toe en vertrekt.
Op kantoor zijn Roy, Kees en Walter flink aan de slag. Maar er is geen stress: Lex is er niet. Ik vertel hun meteen het goede nieuws. Dat we ons in Lex hebben vergist: dat hij stiekem heel aardig is, maar zichzelf gewoon een beetje dwarszit.
“Jekyll-en-Hyde, Madelief. Trap er niet in,” zegt Kees.
“Ja maar, hij was écht heel aardig. Heel geïnteresseerd. Hij bood ons zelfs eten aan!”
“Serieus, Madelief, dat houdt niet lang stand. Ik heb in het begin, na een avond zuipen met Lex, ook wel eens gedacht dat hij toch wel oké was. Maar de volgende dag op kantoor gilde hij alweer: “Waar bleef je, godverdomme!” Denk alsjeblieft nooit dat Lex je vriend kan zijn.”
Walter en Roy knikken instemmend. Maar ik verklaar dit referendum ongeldig. Ze kennen het verhaal van de boer en zijn tractor niet.
Ik sluit me op in het montagehok en schrijf een opzet voor de uitzending en de bijbehorende teksten voor Lex. Omdat hij van woordgrappen houdt, ben ik daar gul mee: de dood is een levendige business, de concurrentie is moordend, de thema-begrafenissen zijn om je dood te lachen, moordzaken die op een dood spoor zitten worden nieuw leven ingeblazen dankzij informatie van levensbelang, en als je er nog niet uit bent hoe je begraven wilt worden, is het doodeenvoudig hopen dat je nog wat tijd rest, want hoop doet leven.
Bij versie tien waag ik het erop: ik mail de opzet naar Lex.
Ik heb net voor de hele redactie bier gehaald als de telefoon gaat. Kees neemt op. “Madelief. Het is voor jou. Lex…”
Mijn hart begint te kloppen. Ik ben opeens heel zenuwachtig. “Met Madelief.”
“Ik heb je teksten gekregen,” zegt Lex kortaf.
Ik zwijg en bereid me op het ergste voor.
“Ik vond ze goed…heel goed,” zegt Lex. Daarna zegt hij nog wat dingen. Over snel gaan monteren, produceren van de andere uitzendingen en artikelen die nu toch echt gelezen moeten worden. Het maakt me allemaal niks uit: hij vond het goed! Hij heeft een compliment gegeven!
Ik ga uitgebreid in een bad met heel veel schuim zitten. Jas-per is er niet, dus ik kan me eindelijk weer eens op een re-laxte manier scheren. Geen idee trouwens, waarom haren bij mannen wel mogen, maar bij vrouwen niet. Dertig jaar feminisme heeft daar niets aan kunnen veranderen.
De natuur zit ons gewoon tegen. Je verzetten tegen het nutteloze bestaan van muggen heeft ook geen zin. Zo kunnen mannen gewoon oud worden zonder dat dat consequenties heeft op de relatiemarkt, terwijl je als vrouw in je handjes mag knijpen als je pas op je vijfendertigste met pensioen gaat. Mannen vallen nu eenmaal meer op uiterlijk dan vrouwen. Dat kun je wel proberen te veranderen, maar natuurwetten zijn uiterst conservatief. Als Katja Schuurman het op je vriend heeft voorzien, heb je simpelweg het nakijken.
De allergemeenste natuurwet is volgens mij dat mannen zo’n twintig jaar langer kinderen kunnen krijgen dan vrouwen. Waardoor je ondanks botox, facelifts en laser dus rond je vijfendertigste pensioneert.
Volgens mij was God een man.
Ik spring het bad uit en kies voor hoge hakken en make–up. Wij kunnen faken, mannen niet.
Jasper zit met drie mannen in pak aan een tafeltje bij Rose’s Turn. Ze luisteren geamuseerd naar hem. “Je zou het niet zeggen, hè? Als je Lex zo op tv ziet, maar…”
“Hallo,” zeg ik.
Iedereen kijkt op. Jasper kijkt me lachend aan, geeft me een kus en trekt me bij hem op schoot. “Ik vertelde net over Lex,” zegt hij, terwijl ik me netjes voorstel aan de mannen die ook Nederlandse advocaten in New York blijken te zijn.
“Wat een enorme eikel, zeg!” zegt Thomas, die me wel leuk lijkt.
Ik voel me meteen op m’n gemak en vertel nog een paar anekdotes over Lex. Tijdens een daarvan onderbreekt Jasper me. “Vertel anders nog eens van Dance around the world. Madelief heeft een programma gepresenteerd waarvoor ze over de hele wereld moest reizen,” legt Jasper de anderen uit. “Over die sloppenwijken in Rio, waar jullie met gevaar voor eigen leven moesten draaien…vertel zelf maar…” moedigt hij me aan.
Ik ben niet zo goed in het op commando vertellen van verhalen die door een ander zijn geïntroduceerd. Je hebt mensen die, voordat ze aan een verhaal beginnen, zeggen ‘Haha! Ik heb…haha…zoiets ongelooflijks…haha…grappigs meegemaakt’. Waardoor het niet meer uitmaakt hoe grappig het gebeurde is geweest, want het valt sowieso tegen. Ik verras liever dan dat ik aan hoge verwachtingen moet voldoen. “Is een van jullie wel eens bang voor zijn leven geweest?” kaats ik de bal dus terug.
Jasper vertelt dat hij tijdens het bergbeklimmen een keer ternauwernood aan een dodelijke val in het ravijn is ontsnapt. Het is een goed verhaal. Alleen kende ik het al.
Casper, een van de andere advocaten, vertelt dat hij tijdens zijn studententijd aan de late kant was voor een tentamen. Als een bezetene scheurde hij in zijn auto naar school en besloot het rode stoplicht te negeren. Dat oude vrouwtje zou vast wel stoppen met oversteken als ze zijn auto met grote snelheid zag naderen. Not.
De vrouw bleek gelukkig lichtgewond, maar Casper had in een reflex naar de aan zijn bumper klevende oma geschreeuwd: “Godverdomme! Nou haal ik mijn tentamen nooit.” Met name voor dat laatste heeft hij zich jarenlang geschaamd.
“Stel. Er komt hier een terrorist binnen,” leg ik voor. “En die zegt: “Of ik schiet jullie neer en de rest van de tent mag gaan. Of jullie vertrekken, maar dan blaas ik wel de hele tent op.” Ergo: vijftig doden in plaats van vijf. Wat zouden jullie doen?”
“Ik zou zeggen: ‘Schiet ons maar overhoop’,” antwoordt Jasper zonder twijfel. Ik vind het geen geruststellende gedachte, maar geloof hem wel. Zelfs in zijn dromen steekt hij heldhaftig zijn nek uit. “Mannen! Schrijf mij maar in!” riep hij bijvoorbeeld een keer in zijn slaap. “Waarvoor precies?” vroeg ik (mensen verklappen soms geheimen als ze praten in hun slaap). Jasper ging er niet op in. Toen ik de volgende ochtend vroeg wat hij had gedroomd, vertelde hij dat hij onderzeebootkapitein in oorlogstijd was.
“Ik zou de rest laten opblazen; ik ken die lui toch niet,” zegt Casper. “En jij? Als hij nou vraagt: wij vieren of jij?”
Als ik beken dat zij er dan geweest zijn, tikt er een vrouw op Jaspers schouder. Ursula.
Ze ziet er weer bloedmooi uit, alsof ze heel haar leven nog nooit een uur heeft gewerkt. Geen rimpeltje of wal te bekennen, alleen grote ogen, zwoel getuite lippen en borsten waartussen papiergeld blijft zitten. Helaas.
Ze heeft drie Amerikaanse vriendinnen bij zich, die stuk voor stuk uit een glossy zijn ontsnapt. Ze kennen Jasper allemaal en nemen bij ons plaats. “This is a nice place, isn’t it?” zegt de vrouw die veel van Julia Roberts wegheeft.
“Yeah, really great” stemt Jasper in.
“The restaurant we were last time was nice as well, wasn’t it?” vervolgt Ursula in vloeiend Engels.
“Yeah, that was great too,” bevestigt Jasper.
“Ik ga even wat te drinken halen,” zeg ik. Daar wordt m’n verveling minder, en m’n Engels beter, van.
Op weg naar de bar kijk ik wat rond. Er is hier een podium waarop barpersoneel om beurten een lied ten gehore brengt. Ze zingen beter dan welke Idols-winnaar ook. Als The Mamma—een gezette negervrouw met een grote cow-boyhoed—het podium betreedt, is iedereen automatisch stil. Met haar diepdonkere stem geeft ze een geweldige performance. Pas als zij weer achter de bar staat, bestel ik de drankjes.
“Where are you from?” vraagt ze, terwijl ze een biertje tapt.
“Front Holland, but I live in New York. My boyfriend had to work here, so I followed him.”
“What does hè do?” vraagt ze, zoals iedereen hier. Informeren naar baan en inkomen is hier standaard de eerste vraag.
“He’s a lawyer and runs the Dutch office of his company in New York.”
“He must be old then. Was hè married when you met him?”
“No, hè was single. And hè is just thirty-eight.”
“What’s his problem?”
“Sorry?”
“Men who are thirty-eight and single always have a problem.” Mensen hebben dat eerder tegen me gezegd. Voor Jasper gaat dat echter niet op, niet méér tenminste. Hij heeft weliswaar veel vriendinnen gehad, en nog nooit een lange relatie, maar dat lag aan die bindingsangst. Omdat hij zich daar niet van bewust was. Tegen die andere vriendinnen heeft hij er nooit wat over gezegd en tegen mij wel. Dat maakt mij heel bijzonder. En wat wij samen hebben al helemaal. “There’s nothing wrong with him,” zeg ik beslist.
“Well, then you are a lucky girl.”
“I sure am!” bevestig ik glunderend.
Rose’s Turn staat vol vrouwen en homo’s, net als alle uitgaansgelegenheden in New York trouwens. Ik moet er niet aan denken om in New York single te zijn. De relatiemarkt is hier totaal overspannen door het enorme overschot aan vrijgezelle vrouwen. Door de moordende concurrentie vechten ze hysterisch om de aandacht van iedere heteroman en komen pas tot rust als er aan hun ringvinger een steen blinkt. New York is het Walhalla voor de succesvolle, single man.
Als ik terugkeer met de drankjes probeer ik oogcontact met Jasper te krijgen. Hij is echter druk in gesprek met Julia Roberts, die vandaag haar baan kwijtgeraakt blijkt te zijn. Niet omdat ze niet goed functioneerde, maar omdat haar baas haar seksueel geïntimideerd heeft en bang was dat ze hem zou aanklagen. Dus heeft hij haar tijdelijke contract niet verlengd. Nu is ze niet werkloos, maar between jobs.
Het lijkt hier wel mode om harassed te zijn. Nog nooit ben ik zo veel vrouwen tegengekomen die dat hebben meegemaakt. Je hoort er gewoon niet bij als je niet een keer goed bent aangerand. En een ellendige jeugd is écht onmisbaar in Amerika. Ik zag dat een keer bij Oprah: vrouwen die al héél vroeg zijn getraumatiseerd—al in de baarmoeder. Omdat hun moeder tijdens de zwangerschap had gezegd dat ze het kind niet wilde.
“What did your boss do?” vraag ik, toch een poging wagend om mezelf te betrekken in het gesprek.
“He is a banker,” antwoordt ze kortaf, en richt haar blik weer op Jasper.
“No, I meant, how did hè harass you?” probeer ik nog een keer.
Ze kijkt me geërgerd aan. Jasper richt zijn blik ook op mij, maar die is bestraffend. “Ze begon er toch zelf over?” verweer ik mezelf.
“Ja. Maar misschien heeft ze effe geen zin om in geuren en kleuren uit de doeken te doen hóe ze is aangerand?”
“Als ‘t iets ergs was, had ze hem wel aangeklaagd. This is America! Hij zal wel een keer ‘schatje’ tegen haar gezegd hebben of zo,” flap ik er per ongeluk uit. Even vergetende dat Ursula wel Nederlands spreekt en nu niet al te blij kijkt vanwege mijn beschuldigingen aan het adres van haar vriendin.
“Waarom zou iemand daarover liegen?” reageert Ursula fel.
Aandachttrekkerij? Slachtofferrol? Niet willen toegeven dat ze heeft gefaald? Maar dat spreek ik maar niet meer uit.
Ik voel me absoluut niet bedreigd door Ursula. Dat is nergens voor nodig. Waarschijnlijk is ze heel oppervlakkig en herkent ze humor nog niet op een millimeter afstand. Ik heb dat ergens gelezen: mooie vrouwen ontbreekt het vaak aan die eigenschappen. Ze noemen het ‘de compensatie-theorie’. Niemand ontwikkelt eigenschappen die niet nodig zijn. Als je mooi of beroemd bent en daardoor volop aandacht krijgt, is de ontwikkeling van humor of diepgang absoluut geen prioriteit.
Je kunt ook omgekeerd redeneren: iemand die een bepaalde eigenschap heel goed ontwikkeld heeft, heeft dat niet voor niks gedaan. De kans is groot dat hij⁄zij daarmee een andere eigenschap compenseert die hij⁄zij liever niet voor het voetlicht wil brengen. Zo zouden charmante mensen heel verdacht zijn. Die zijn van huis uit enorm manipulatief, maar dankzij hun charme ziet niemand dat.
Ik vond dat verontrustend, want Jasper is ontzettend charmant. Later begreep ik echter dat die charme noodzakelijk is voor zijn werk. “Een goede advocaat onderscheidt zich door slim en geraffineerd te onderhandelen,” leerde Jasper mij. “Net als met pokeren. Goede kaarten zijn niet voldoende, het is de pokerface die de doorslag geeft.”
Casper kan gelukkig wel lachen om mijn opmerking over Julia. “Je hoeft hier maar de hand van een vrouw vast te pakken en ze klaagt je al aan wegens seksuele intimidatie. Niet dat mij dat is overkomen hoor,” voegt hij er veiligheidshalve aan toe.
Casper is leuk en Thomas ook. Ik stort me maar in een gesprek met hen. Mannen zijn toegankelijker dan vrouwen. Bovendien, zo ziet Jasper dat ik ook goed in de markt lig bij het andere geslacht.
Als ik verliefd ben, kijk ik elke man die ik tegenkom zo doordringend mogelijk aan. Daardoor gaan ze terugkijken en krijg ik mannelijke aandacht. Waardoor het object van mijn verliefdheid gaat denken dat ik een zeer goede catch ben die iedereen graag had gevangen, en hij blij mag zijn dat hij de winnaar is.
Op de middelbare school was ik verliefd op Jan Albert—een beetje een kakker die erg populair was in mijn klas. Ik keek soms even naar hem, maar ajs hij dan per ongeluk net in mijn richting keek, schrok ik me helemaal dood. Ik draaide pijlsnel mijn hoofd—dat als een gek begon te zweten—weg.
Een klasgenootje gaf een feestje en Jan Albert was er ook. Ik durfde niet met hem te praten en had dus de hulp van Koning Alcohol ingeroepen voor wat meer heldhaftigheid, toen Jan Albert opeens vroeg: “Ga je mee naar buiten?”
Verbaasd keek ik hem aan. “Een eindje lopen,” verduidelijkte hij. Ik wist niet wat me overkwam. Het is zo raar om dingen mee te maken die je al hebt gedroomd. Ineens liep ik écht met Jan Albert!
Toen we uit het zicht waren, sloeg hij zijn arm om me heen. Zijn hand raakte mijn borst, maar ik dacht dat het per ongeluk was, dus zei ik niks. Totdat hij aan de andere kant van mij ging lopen, zijn arm weer om me heen sloeg en zei: “Zo, nu de andere borst.”
Ook toen zei ik niks. Dit ging véél verder dan mijn dromen!
Jan Albert vertelde dat hij mij al een tijdje leuk vond, maar dat hij dacht dat ik al verkering had. Omdat ik zo populair was bij de jongens.
Ik was echt superverbaasd. Ik had oranje haar, sproeten en een jampotbril. En nog nooit verkering gehad. Hetgeen ook niet raar was; zelfs mijn moeder vond dat normaal.
Ik had mijn ouders daar een keer over horen praten: “Zou Madelief al een vriendje hebben gehad?” vroeg mijn vader.
Mijn moeder, die nooit veel lacht, bulderde het uit. “Ha ha! Die is zo lelijk als de nacht. Misschien als ze is opgedroogd.”
Ik wist dat ik niet moeders mooiste was, maar dat andere begreep ik niet. Ik droogde me daarna beregoed af, maar er veranderde niks aan mijn spiegelbeeld.
Toen we bijna terug waren op het feestje, vroeg Jan Al-bert: “Wil je verkering met mij?”
Ik kon m’n oren niet geloven! Mijn droom kwam uit! “Oké.”
Ik weet ook-niet waarom ik toen al wist dat je nooit te gretig moet lijken.
De maandag erop ging ik zenuwachtig naar school. Het eerste uur had ik economie 2—en Jan Albert ook. Ik zag hem meteen zitten toen ik de klas in kwam, maar ging niet naar hem toe. Zonder hulp van Koning Alcohol durfde ik dat niet. Ik merkte dat hij wel naar mij keek, maar ik deed net alsof ik dat niet zag.
Aan het eind van de les ging hij bij de deur staan wachten op mij. Ik durfde niet naar buiten. Wat kon ik zeggen zonder een rood hoofd te krijgen? Ik nam het zekere voor het onzekere en greep terug op mijn nieuwe, succesvolle strategie: tergend langzaam pakte ik mijn schooltas in en deed ondertussen héél leuk met wat andere jongens uit de klas. Zo zou ik voor Jan Albert in ieder geval een populaire vangst blijven.
Toen ik na een tijdje opkeek, was Jan Albert echter verdwenen. En de verkering ook, bleek later.
Mits juist gedoseerd werkt de methode dus. Én het moet eenrichtingsverkeer zijn. Als andere vrouwen met Jasper flirten, word ik namelijk niet goed. Dat is ook logisch, want veel vrouwen zijn niet te vertrouwen. Dat zei een vriend een keer tegen me. “Vrouwen hebben geen vriendinnen, maar medestanders. En die kunnen zich elk moment ontpoppen als concurrent en gaan over lijken als het een vent betreft. Mannen, daarentegen, hebben een onderlinge code die hen daarvan weerhoudt.”
De methode slaat wel een beetje laat aan vandaag: pas als Ursula en haar vriendinnen vertrokken zijn, slaat Jasper zijn arm om me heen.
Ik ben een beetje boos. Of toch jaloers? Dus geef ik expres tegengas als Jasper me naar zich toe probeert te trekken en klets onverstoorbaar verder met Casper en Thomas. Acterend dat er niks aan de hand is.
Jasper laat zich echter niet zomaar afschepen. Hij zoent mijn oor en gebruikt zijn mond als een schelp. Vanwege het harde geruis van de zee in mijn oor kan ik me niet meer concentreren op het gesprek. Ik trek mijn hoofd weg, zodat de schelp loslaat. Zonder Jasper aan te kijken vervolg ik het gesprek.
Jaspers mond zit weer bij m’n oor. “Vind je me nog wel lief?” fluistert hij erin. Ik kijk hem aan. Zijn gezicht is heel dicht bij dat van mij. Zijn ogen kijken heel diep in die van mij. Ik kus hem. Mijn opgefoktheid is weg.
En vrij snel daarna onze tafelgenoten ook.
“Where are the people from Holland?” vraagt de negervrouw aan het publiek.
Ik stop snel met zoenen en roep met mijn hand in de lucht zwaaiend: “Here!”
“Do you know the song Mijn houten hart?”
“Yes!” roepen Jasper en ik in koor.
“Allright. Here it is.” Ze kruipt achter de piano en begint te zingen.
Dit is mijn hart
Mijn houten hart
De dames voor u hebben het alvast verzwaard
Dus wees maar lief
Het kan geen kwaad
En stelen lijkt me niet de moeite waard…
We zijn totaal verbaasd: in vloeiend Nederlands! Ik sla mijn armen om Jaspers nek en zing uit volle borst mee. Vals kennelijk, want Jasper snoert me steeds de mond met een kus. Ik voel me geweldig! Ik ben verliefder dan verliefd! Op Jasper, op Lex, op de plek waar ik woon.