Negen

 

 

Ik ben in de zevende hemel! Mijn onderbewustzijn gaapt me met open mond aan – totaal verbijsterd – en ik heb een lach op mijn gezicht van oor tot oor, terwijl ik verlangend omhoogkijk in Christians wijd open, gekwelde ogen.

Zijn zachte, lieve bekentenis doet een diepgeworteld beroep op mij, alsof hij vergiffenis vraagt, en die paar woorden van hem zijn voor mij als een hemelse manna. De tranen prikken opnieuw in mijn ogen. Ja, ik hou van jou. Ik weet dat je van me houdt.

Het is zo’n bevrijdende gedachte, alsof er een zware molensteen opzij is geschoven. Deze mooie, beschadigde man, die ik voorheen zag als mijn romantische held – sterk, eenzelvig, mysterieus –, heeft al deze eigenschappen in zich, maar is tegelijk ook breekbaar, vervreemd met een laag gevoel voor eigenwaarde. Mijn hart vult zich met blijdschap naast de pijn van zijn lijden. En ik besef op dit moment dat mijn hart groot genoeg is voor ons beiden. Ik hoop dat het groot genoeg is voor ons beiden.

Ik reik omhoog om zijn lieve, mooie gezicht aan te raken en hem zacht te kussen, zodat ik alle liefde die ik voel in dit warme contact giet. Ik wil hem verorberen onder het hete kletterende water. Christian kreunt, slaat zijn armen om me heen en houdt me vast alsof ik de lucht ben die hij nodig heeft om te ademen.

‘O, Ana,’ fluistert hij schor, ‘ik wil je, maar niet hier.’

‘Ja,’ antwoord ik in zijn mond.

Hij draait de waterkraan dicht, pakt mijn hand, leidt me onder de douche vandaan en slaat mijn badjas om me heen. Hij grijpt een handdoek voor zichzelf, vouwt die om zijn middel, neemt dan een kleinere en begint zachtjes mijn haar af te drogen. Als hij het droog genoeg vindt, wikkelt hij de handdoek om mijn hoofd, zodat het lijkt of ik een sluier draag, wanneer ik mezelf in de grote spiegel boven de wasbak bekijk. Hij staat achter me en onze ogen ontmoeten elkaar in de spiegel, smeulend grijs tegenover helder blauw, en ik krijg een idee.

‘Mag ik het nu doen bij jou?’ vraag ik.

Hij knikt, hoewel zijn voorhoofd rimpelt. Ik pak nog een fluweelzachte handdoek van de verzameling die op een stapel naast de kaptafel ligt, en terwijl ik op mijn tenen voor hem sta, begin ik zijn haar af te drogen. Hij buigt voorover om het mij gemakkelijker te maken en als ik af en toe een glimp opvang van zijn gezicht onder de handdoek, zie ik dat hij als een klein jochie grijnst.

‘Lang geleden dat iemand dit bij mij deed. Heel lang geleden,’ zegt hij, maar dan fronst hij. ‘Ik denk eigenlijk dat nog nooit iemand mijn haar heeft afgedroogd.’

‘Grace toch wel? Die droogde je toch wel af toen je jong was?’

Hij schudt zijn hoofd, mij hinderend bij wat ik doe.

‘Nee. Ze respecteerde mijn grenzen vanaf dag één, hoe pijnlijk dat ook voor haar was. Ik kon mezelf heel goed redden als kind,’ zegt hij zacht.

Ik voel een felle steek tussen mijn ribben als ik denk aan dat kleine kind met koperkleurig haar dat voor zichzelf zorgt omdat niemand het doet. De gedachte maakt me ziekelijk verdrietig. Maar ik wil niet dat mijn melancholie het wint van de opbloeiende intimiteit.

‘Nou, ik ben vereerd,’ plaag ik hem vriendelijk.

‘Dat is ook zo, mevrouw Steele. Of misschien ben ik het wel die vereerd is.’

‘Dat staat buiten kijf, meneer Grey,’ reageer ik sletterig.

Ik droog zijn haar verder af, pak een andere kleine handdoek en loop om hem heen naar zijn rug. Onze ogen ontmoeten elkaar weer in de spiegel en zijn waakzame, vragende blik spoort me aan om iets te zeggen.

‘Mag ik iets proberen?’

Het duurt even en dan knikt hij. Behoedzaam en heel zacht ga ik met de handdoek langs zijn linkerarm, neem daarmee het water op dat op zijn huid parelt. Via de spiegel hou ik in de gaten hoe hij reageert. Hij knippert terug en zijn ogen branden in die van mij.

Ik buig me naar voren en kus zijn biceps en zijn lippen wijken nauwelijks waarneembaar. Ik droog zijn andere arm op dezelfde manier, met een spoor kusjes rondom zijn biceps en rond zijn lippen speelt een glimlach. Voorzichtig veeg ik zijn rug af onder de vage streep lippenstift die nog zichtbaar is. Ik was er niet aan toegekomen om zijn rug schoon te maken.

‘Mijn hele rug,’ zegt hij bijna onhoorbaar, ‘met de handdoek.’ Hij haalt diep adem en knijpt zijn ogen dicht, terwijl ik hem gedecideerd afdroog, ik let erop dat ik hem alleen met de handdoek aanraak.

Hij heeft zo’n aantrekkelijke rug – brede, welgevormde schouders en alle kleine spieren duidelijk zichtbaar. Hij zorgt echt goed voor zichzelf. De mooie aanblik wordt alleen verstoord door zijn littekens. Ik doe mijn best om ze te negeren en onderdruk de enorme aandrang om ze één voor één te kussen. Als ik klaar ben, ademt hij uit en ik buig naar voren voor een beloningskus op zijn schouder. Met mijn armen om hem heen droog ik zijn buik. Onze ogen ontmoeten elkaar weer in de spiegel en zijn gezicht staat geamuseerd, maar hij is ook op zijn hoede.

‘Hou dit eens vast.’ Ik geef hem een klein handdoekje voor het gezicht en hij fronst verbaasd. ‘Weet je nog in Georgia? Je liet mij mezelf aanraken met jouw handen,’ ga ik verder.

Zijn blik wordt donkerder, maar ik negeer zijn reactie en sla mijn armen om hem heen. Zoals ik ons beiden in de spiegel zie, zijn schoonheid, zijn naaktheid en ik met mijn bedekte haar – we zien er bijna Bijbels uit, alsof we zo uit een barok schilderij over het Oude Testament zijn gestapt.

Ik pak zijn hand, die hij me gewillig toevertrouwt, en leid die hand langs zijn borst omhoog om die te drogen en we vegen met de handdoek wat onbeholpen over zijn lichaam. Een keer, twee keer – dan nog een keer. Hij is helemaal verkrampt, strak van de spanning, behalve zijn ogen, die mijn hand om die van hem nauwgezet volgen.

Mijn onderbewustzijn kijkt goedkeurend mee, haar gewoonlijk zuinige mondje lacht en ik ben hoofd marionettenspeler. Zijn angst golft over zijn rug, maar hij houdt oogcontact, hoewel zijn ogen donkerder, dodelijker zijn. Misschien laten ze mij hun geheimen zien.

Is dit wat ik wil? Wil ik de confrontatie aangaan met zijn demonen?

‘Ik denk dat je nu wel droog bent,’ fluister ik, terwijl ik mijn hand laat zakken en via de spiegel in de diepte van zijn ogen kijk. Zijn ademhaling is versneld, zijn lippen zijn uiteen.

‘Ik heb je nodig, Anastasia,’ fluistert hij.

‘Ik jou ook.’ En, terwijl ik dat zeg, realiseer ik me hoe waar deze woorden zijn. Ik kan me geen leven zonder Christian voorstellen.

‘Laat me je liefhebben,’ zegt hij hees.

‘Ja,’ antwoord ik en terwijl hij zich omdraait, trekt hij me in zijn armen, hij zoekt met zijn lippen die van mij, smeekt me, verafgoodt me, bewondert me... heeft me lief.

 

Hij glijdt met zijn vingers op en neer langs mijn ruggengraat, terwijl we naar elkaar kijken, nagenietend van het vrijen, verzadigd. We liggen samen, ik op mijn buik met mijn kussen in mijn armen, hij op zijn zij, en ik koester zijn zachte aanraking. Ik weet dat hij mij nu moet aanraken. Ik ben een balsem voor hem, een bron van troost, en hoe zou ik hem dat kunnen ontzeggen? Ik voel precies hetzelfde voor hem.

‘Dus je kunt wel teder zijn,’ zeg ik.

‘Hmm... het lijkt er inderdaad op, mevrouw Steele.’

Ik grinnik. ‘Dat was je de eerste keer niet echt toen we... eh, dit deden.’

‘Niet?’ spot hij. ‘Toen ik je van je maagdelijkheid beroofde.’

‘Ik denk niet dat je me beroofd hebt,’ zeg ik stoer – jemig, ik ben geen hulpeloos meisje of zo. ‘Ik denk dat ik mijn maagdelijkheid toch echt bewust en uit vrije wil aan je gaf. Ik wilde jou ook en als ik het me goed herinner, had ik het erg naar m’n zin.’ Ik lach verlegen naar hem en bijt op mijn lip.

‘Ik ook als ik me goed herinner, mevrouw Steele. Wij doen ons best om het ons naar de zin te maken,’ zegt hij en zijn gezicht wordt zacht, serieus. ‘En dat betekent dat je van mij bent, huid en haar.’ Elk spoor van humor is verdwenen als hij me aankijkt.

‘Ja, dat ben ik,’ antwoord ik. ‘Ik wil je iets vragen.’

‘Ga je gang.’

‘Je biologische vader... weet je wie hij was?’ Met deze vraag liep ik al een tijdje rond.

Zijn voorhoofd fronst en hij schudt zijn hoofd. ‘Ik heb geen idee. Het was niet die bruut die haar pooier was, gelukkig.’

‘Hoe weet je dat?’

‘Iets wat mijn vader... Carrick tegen me zei.’

Ik kijk mijn Vijftig verwachtingsvol aan en wacht. Hij grijnst naar me.

‘Wat wil je veel weten, Anastasia,’ zucht hij hoofdschuddend. ‘De pooier ontdekte het lichaam van de heroïnehoer en belde het door aan de politie. Hij deed er vier dagen over om het te ontdekken, dat wel. Hij deed de deur weer dicht toen hij wegging... liet mij achter bij haar... haar lichaam.’ In zijn ogen tekent de herinnering zich af.

Ik haal diep adem. Arme kleine jongen – de verschrikking is bijna niet te bevatten.

‘De politie ondervroeg hem later. Hij ontkende keihard dat hij iets met mij te maken had en Carrick zei dat hij totaal niet op mij leek.’

‘Kun jij je herinneren hoe hij eruitzag?’

‘Anastasia, dit is geen periode van mijn leven waar ik vaak aan terugdenk. Ja, ik weet nog hoe hij eruitzag. Ik zal hem nooit vergeten.’ Christians gezicht wordt donkerder en harder, hoekiger, zijn ogen bevriezen van boosheid. ‘Kunnen we over iets anders praten?’

‘Het spijt me. Ik wilde je niet overstuur maken.’

Hij schudt zijn hoofd. ‘Het is oud nieuws, Ana. Niet iets waar ik aan wil terugdenken.’

‘Welke verrassing had je eigenlijk voor me in petto?’ Ik moet van onderwerp veranderen, voordat hij helemaal op de Vijftig-toer gaat. Zijn gezicht klaart meteen op.

‘Heb je zin om de frisse lucht in te gaan? Ik wil je iets laten zien.’

‘Natuurlijk.’

Het verbaast me hoe snel hij zich herstelt – weerbarstig als altijd. Hij grijnst jongensachtig naar me, zijn zorgeloze, ik-ben-pas-zevenentwintig-lach, en mijn hart floept in mijn keel. Het gaat om iets wat hem na aan het hart ligt, dat zie ik. Hij geeft me een speelse mep op de billen.

‘Kleed je aan. Spijkerbroek is prima. Ik hoop dat Taylor die voor je heeft ingepakt.’

Hij staat op en trekt zijn boxershort aan. O... Ik zou hier de hele dag kunnen kijken hoe hij rondloopt in de kamer. Mijn innerlijke godin is het daarmee eens, valt in katzwijm op haar ligstoel.

‘Hop,’ beveelt hij, bazig als altijd. Ik bekijk hem, grinnikend.

‘Ik was van het uitzicht aan het genieten.’

Hij rolt zijn ogen naar me.

Terwijl we ons aankleden, merk ik dat we ons synchroon bewegen als twee mensen die elkaar heel goed kennen, allebei oplettend en zich werkelijk bewust van de ander met af en toe een liefdevolle blik of aanraking. En het begint me te dagen dat dit net zo nieuw voor hem is als voor mij.

‘Droog je haar,’ draagt Christian op als we aangekleed zijn.

‘Dominant als altijd,’ lach ik naar hem en hij buigt zich en kust mijn haar.

‘Dat zal nooit veranderen, schatje. Ik wil niet dat je ziek wordt.’

Ik rol met mijn ogen naar hem en zijn mondhoeken gaan krullen.

‘Mijn handen jeuken nog steeds, mevrouw Steele.’

‘Ik ben blij dat te horen, meneer Grey. Ik werd al bang dat u de kantjes eraf liep.’

‘Ik kan u zo demonstreren dat u zich daarin vergist, mocht dat wenselijk zijn.’ Christian trekt een grote, crèmekleurige kabeltrui uit zijn tas en drapeert die nonchalant over zijn schouders. Met zijn witte T-shirt en spijkerbroek, zijn warrige kunstenaarshaar en nu dit, ziet hij eruit of hij zo uit een dure glossy is gestapt.

Hij ziet er ongelooflijk knap uit. En ik weet niet of het komt doordat ik tijdelijk in de ban ben van zijn simpelweg perfecte uiterlijk of omdat ik weet dat hij van me houdt, maar zijn dreigement maakt me niet meer bang. Dit is mijn Vijftig Tinten. Zo is hij.

Terwijl ik de föhn pak, voel ik dat mijn hoop opbloeit. We zullen een middenweg vinden. We moeten de behoeften van elkaar erkennen en eraan tegemoetkomen. Dat kan ik wel, toch?

Ik bekijk mezelf in de spiegel van de kaptafel. Ik draag het lichtblauwe shirt dat Taylor gekocht heeft en voor me in heeft gepakt. Mijn haar is in de war, mijn gezicht rood, mijn lippen gezwollen. Ik raak ze aan en herinner me Christians brandende kussen. Onbewust verschijnt er een lachje, terwijl ik naar mezelf staar. Ja, ik hou van je, zei hij.

 

‘Waar gaan we precies heen?’ vraag ik, terwijl we in de lobby wachten tot de auto door de dienstbode is voorgereden.

Christian tikt tegen de zijkant van zijn neus en knipoogt samenzweerderig naar me alsof hij de grootste moeite heeft zijn gezicht in de plooi te houden. Eerlijk gezegd is het heel on-Vijftig.

Zo was hij ook toen we gingen zweefvliegen – misschien gaan we dat doen. Ik retourneer zijn blik. Hij kijkt langs zijn neus omlaag naar me met die superieure scheve lach van hem. Naar voren buigend kust hij me zacht.

‘Heb je er enig idee van hoe gelukkig jij me maakt?’ zegt hij.

‘Ja... dat weet ik precies. Want jij doet hetzelfde met mij.’

De dienstbode komt aangereden met Christians auto, met een gelukzalige grijns op zijn gezicht. Jemig, iedereen is zo blij vandaag.

‘Geweldige auto, meneer,’ zegt hij, terwijl hij de sleutels overhandigt. Christian knipoogt en geeft hem een ongepast grote fooi.

Ik frons naar hem. Werkelijk.

 

Terwijl we door het verkeer laveren, is Christian diep in gedachten verzonken. De stem van een jonge vrouw klinkt uit de luidsprekers. Ze heeft een prachtig, rijk en warm timbre en ik verlies me in haar droevige, bezielde stem.

‘Ik moet eerst nog even ergens langs. Zal niet lang duren,’ zegt hij afwezig, mij uit het lied trekkend.

O, waarom? Ik ben nieuwsgierig naar de verrassing. Mijn innerlijke godin staat als een vijfjarige opgewonden te springen.

‘Natuurlijk,’ zeg ik. Er klopt iets niet. Plotseling kijkt hij strak en vastberaden.

Hij rijdt de auto de parkeerplaats op van een grote autodealer, stopt de auto en draait zich naar me toe met een onzekere blik.

‘We moeten een nieuwe auto voor je kopen,’ zegt hij. Ik kijk hem met open mond aan.

Nu? Op zondag? Is hij gek geworden? En dit is een Saab-dealer.

‘Geen Audi?’ is stom genoeg het enige wat ik kan uitbrengen en tot mijn vreugde bloost hij.

Goeie genade – Christian, in verlegenheid gebracht. Dat is een primeur!

‘Ik dacht dat je misschien iets anders zou willen,’ zegt hij. Hij wringt zich in een bocht.

O, alsjeblieft... Dit is een te mooie kans om hem te plagen. Ik spot. ‘Een Saab?’

‘Ja. A9-3. Kom.’

‘Wat heb jij toch met die buitenlandse auto’s?’

‘De Duitsers en de Zweden maken de veiligste auto’s ter wereld, Anastasia.’

Is dat zo? ‘Ik dacht dat je al een andere Audi A3 voor me had besteld?’

Hij bekijkt me met een duivels lachje. ‘Die kan ik annuleren. Kom.’ Hij stapt uit de auto, loopt om en helpt mij eruit.

‘Je hebt nog een afstudeercadeau van me te goed,’ zegt hij en hij reikt mij de helpende hand.

‘Christian, dat hoef je echt niet te doen.’

‘Jawel. Alsjeblieft. Kom.’ Aan zijn toon is te horen dat hij geen weerwoord duldt.

Ik geef me over aan mijn lot. Een Saab? Wil ik wel een Saab? Ik was heel tevreden met mijn Audi Onderdanige Deluxe. Dat was een leuk bakkie.

Die is nu alleen bedolven onder duizend liter witte verf... Ik huiver. En ze loopt nog steeds ergens rond.

Ik pak Christians hand en we lopen de showroom in.

Troy Turniansky, de verkoper, kleeft aan Vijftig als een goedkoop pak. Hij ruikt geld. Zijn accent klinkt vreemd genoeg een beetje Europees, misschien Engels? Moeilijk te zeggen.

‘Een Saab, meneer? Tweedehands?’ Hij wrijft verheugd zijn handen.

‘Nieuw.’ Christians lippen verharden.

Nieuw!

‘Had u een bepaald model op het oog, meneer?’ Hij is een gladjanus.

‘9-3 2.0T Sport sedan.’

‘Een geweldige keus, meneer.’

‘Welke kleur, Anastasia?’ Christian houdt zijn hoofd scheef.

‘Eh... zwart?’ zeg ik onverschillig. ‘Je hoeft dit echt niet te doen.’

Hij fronst. ‘Zwart is niet goed te zien in de nacht.’

O, hou op. Ik onderdruk de neiging om met mijn ogen te rollen. ‘Jij hebt een zwarte auto.’

Hij kijkt boos naar me.

‘Kanariegeel dan,’ zeg ik schouderophalend.

Christian trekt een vies gezicht – kanariegeel is duidelijk niet zijn kleur.

‘Welke kleur had je graag voor me gewild?’ vraag ik alsof hij een klein kind is, wat hij in veel opzichten ook is. Daar wil ik niet aan denken – het maakt me verdrietig en ontnuchtert tegelijk.

‘Zilver of wit.’

‘Zilver dan. Je weet dat ik genoegen neem met de Audi,’ voeg ik toe, gestraft door mijn gedachten.

Troy verbleekt, voelt dat de verkoop hem ontglipt. ‘Misschien is de Saab cabrio iets voor u, mevrouw?’ vraagt hij, enthousiast in zijn handen klappend.

Mijn onderbewustzijn walgt, gegeneerd door dat hele auto-kopen-gedoe, maar mijn innerlijke godin schoffelt haar onderuit. Cabrio? Vet!

Christian fronst en kijkt naar me. ‘Cabrio?’ vraagt hij met een opgetrokken wenkbrauw.

Ik bloos. Alsof hij een direct lijntje heeft naar mijn innerlijke godin, en dat is natuurlijk ook zo. Dat komt soms behoorlijk ongelegen. Ik kijk naar mijn handen.

Christian draait zich naar Troy. ‘Wat zeggen de veiligheidsstatistieken over de cabrio?’

Troy merkt waar Christian gevoelig voor is, grijpt zijn kans en draait een mooi verhaal over statistieken af.

Natuurlijk hecht Christian belang aan mijn veiligheid. Die is heilig voor hem en omdat hij zo’n fanatiekeling is, luistert hij geïnteresseerd naar Troys mierzoete praatjes. Vijftig is echt zorgzaam.

Ja. Ik hou van je. Ik herinner me zijn fluisterende, schorre woorden van vanmorgen en een gloed smelt als warme honing door mijn aderen. Deze man – een godsgeschenk voor vrouwen – houdt van mij.

Ik merk dat ik als een idioot naar hem sta te lachen en als hij me aankijkt, moet hij lachen en is verbaasd. Ik wil mezelf knuffelen, zo blij ben ik.

‘Hoe kom jij zo high? Daar wil ik ook wel wat van, mevrouw Steele,’ zegt hij als Troy naar zijn computer loopt.

‘Ik ben high van jou, meneer Grey.’

‘Echt? Nou, je ziet er inderdaad een beetje bedwelmd uit.’ Hij kust me snel. ‘En bedankt dat je de auto aanneemt. Dat ging gemakkelijker dan de vorige keer.’

‘Nou ja, het is dan ook geen Audi A3.’

Hij grijnst. ‘Dat is niet jouw auto.’

‘Ik vond hem leuk.’

‘Meneer, de 9-3? Ik heb er een gevonden bij onze vestiging in Beverly Hills. We kunnen die over een paar dagen voor u in huis hebben.’ Troy glimt van trots.

‘De beste in zijn klasse?’

‘Ja, meneer.’

‘Uitstekend.’ Christian haalt zijn creditcard tevoorschijn, of is het die van Taylor? Dat is een vervelende gedachte. Ik vraag me af hoe het met Taylor is en of hij Leila in het appartement heeft op weten te sporen. Ik wrijf over mijn voorhoofd. Ja, Christian komt met veel bagage.

‘Als u even hierheen wilt komen, meneer...’, Troy kijkt naar de naam op de creditcard, ‘...Grey.’

 

Christian opent mijn deur en ik ga weer zitten op de passagiersstoel.

‘Dank je,’ zeg ik, als hij naast me zit.

Hij glimlacht.

‘Heel graag gedaan, Anastasia.’

De muziek begint weer als Christian de motor start.

‘Wie is dit?’ vraag ik.

‘Eva Cassidy.’

‘Ze heeft een prachtige stem.’

‘Heeft ze, had ze.’

‘O.’

‘Ze is heel jong gestorven.’

‘O.’

‘Heb je trek? Je hebt niet je hele ontbijt opgegeten.’ Hij werpt snel een blik op me met afkeuring in zijn gezicht.

O-o. ‘Ja.’

‘Eerst lunchen dan maar.’

Christian rijdt naar de kust en dan in noordelijke richting over de Alaskan Way Viaduct. Het is weer een mooie dag in Seattle. Het weer is ongewoon zacht de laatste paar weken.

Christian kijkt blij en ontspannen, terwijl we achteruit geleund luisteren naar Eva Cassidy’s lieve, warme stem en over de snelweg rijden. Heb ik me ooit eerder zo op mijn gemak gevoeld in zijn gezelschap? Ik weet het niet.

Zijn buien maken me minder nerveus, ik vertrouw erop dat hij me niet straft en hij lijkt ook meer op zijn gemak bij mij. Hij slaat links af, volgt de weg langs de kust en rijdt uiteindelijk een parkeerplaats op tegenover een grote jachthaven.

‘We eten hier wel een hapje. Ik doe je deur wel even open,’ zegt hij op zodanige manier dat ik het niet in mijn hoofd haal om al in beweging te komen en ik kijk hoe hij om de auto heen loopt. Zal dit ooit gaan vervelen?

 

We wandelen arm in arm naar de waterkant, waar de kade zich voor ons uitstrekt.

‘Wat veel boten,’ zeg ik verwonderd. Er liggen honderden schepen in allerlei soorten en maten te dobberen op het kalme, stille water van de jachthaven. Buiten de haven op Puget Sound staan verscheidene zeilen in de wind, ze wapperen heen en weer. Het is een geweldig natuurplaatje. De wind is een beetje opgestoken, dus ik trek mijn jasje dichter om me heen.

‘Heb je het koud?’ vraagt hij en hij trekt me dicht tegen zich aan.

‘Nee, ik bewonderde het uitzicht.’

‘Ik kan er hele dagen naar kijken. Kom, deze kant op.’

Christian leidt me een grote horecagelegenheid in en loopt door naar de bar. Het decor doet meer New England aan dan West Coast – witgekalkte muren, lichtblauwe meubels en overal spullen die met boten te maken hebben. Het is een lichte, vrolijke tent.

‘Meneer Grey!’ De barman groet Christian opgetogen. ‘Wat kan ik voor u klaarmaken deze middag?’

‘Dante, goedemiddag.’ Christian grijnst, terwijl wij plaatsnemen op de barkrukken. ‘Deze mooie dame is Anastasia Steele.’

‘Welkom in SP’s Place.’ Dante glimlacht vriendelijk naar me. Hij is zwart en prachtig, zijn ogen beoordelen me en keuren me goed, lijkt het. Een grote diamant blinkt naar me vanaf zijn oor. Ik mag hem gelijk.

‘Wat wil je drinken, Anastasia?’

Ik kijk naar Christian, die afwachtend terugkijkt. O, hij gaat mij laten kiezen.

‘Noem me maar Ana hoor, en ik neem hetzelfde als Christian.’ Ik lach verlegen naar Dante. Vijftig weet veel meer van wijn dan ik.

‘Ik neem een biertje. Dit is de enige bar in Seattle waar je Adnams Explorer kan krijgen.’

‘Een biertje?’

‘Ja.’ Hij grijnst naar me. ‘Twee Explorers graag, Dante.’

Dante knikt en plaatst het bier op de bar.

‘Ze hebben hier een heerlijke vissoep,’ zegt Christian.

Hij vraagt me wat ik wil voor de verandering.

‘Soep en bier, dat klinkt geweldig,’ lach ik naar hem.

‘Tweemaal de vissoep?’ vraagt Dante.

‘Graag,’ grinnikt Christian naar hem.

We praten tijdens het eten als nooit tevoren. Christian is ontspannen en kalm – hij ziet er jong, gelukkig en opgewekt uit ondanks wat er gisteren allemaal is voorgevallen. Hij vertelt over de geschiedenis van Grey Enterprises Holdings, en hoe meer hij prijsgeeft, hoe meer ik zijn passie voel voor het oplappen van probleembedrijven, zijn verwachtingen van de technologie die hij ontwikkelt en zijn dromen over het productiever maken van ontwikkelingslanden. Ik luister verrukt naar hem. Hij is grappig, slim, goedgeefs en knap, en hij houdt van mij.

Op mijn beurt word ik overstelpt met vragen over Ray en mijn moeder, over opgroeien in de weelderige bossen van Montesano en mijn kortstondige verblijf in Texas en Vegas. Hij wil weten wat mijn favoriete boeken en films zijn, en het verbaast me hoeveel we gemeen hebben.

Terwijl we praten, valt het me op dat hij van Hardy’s Alec in Angel is veranderd, van een laag karakter naar een hoog ideaalbeeld in zeer kort tijdsbestek.

Het is twee uur geweest als we klaar zijn met eten. Christian rekent af bij Dante, die vriendelijk afscheid van ons neemt.

‘Dit is een geweldige plek. Dank je voor de lunch,’ zeg ik, terwijl Christian mij bij de hand pakt en we de bar verlaten.

‘We komen hier nog wel eens terug,’ zegt hij en we wandelen langs de waterkant. ‘Ik wil je iets laten zien.’

‘Dat weet ik... ik ben zo benieuwd, wat het ook is.’

 

We lopen hand in hand langs de kade. Het is een heerlijke middag. Mensen genieten van hun vrije zondag in de buitenlucht – ze wandelen met de hond, bewonderen de boten, letten op hun kinderen die over de promenade rennen.

Als we de jachthaven in lopen, worden de boten steeds groter. Christian leidt me de steiger op en stopt bij een enorme catamaran.

‘Ik had gedacht een zeiltochtje te maken vanmiddag. Dit is mijn boot.’

Jeetje mina. Ze is minimaal vijftien meter lang. Twee slanke witte vlotters, een dek, een ruime hut en daarbovenuit torent een imposante mast. Ik weet niets van boten, maar kan zien dat deze bijzonder is.

‘Wauw...’ roep ik bewonderend.

‘Gebouwd door mijn bedrijf,’ zegt hij trots en mijn hart bloeit op.

‘Ze is tot in de puntjes uitgedacht door de beste scheepsontwerpers ter wereld en hier in Seattle in mijn werf gebouwd. Ze heeft hybride elektrische aandrijvingen, asymmetrische kruisboards, een recht afgetopt hoofdzeil...’

‘Oké... je bent me kwijt, hoor, Christian.’

Hij grijnst. ‘Het is een geweldige boot.’

‘Ze ziet er fenomenaal uit, meneer Grey.’

‘Dat klopt, mevrouw Steele.’

‘Hoe heet ze?’

Hij trekt me mee naar de zijkant zodat ik de naam kan lezen: The Grace. Ik ben verbaasd. ‘Je hebt haar naar je moeder genoemd?’

‘Ja.’ Hij kijkt me scheef en plagerig aan. ‘Waarom vind je dat zo raar?’

Ik haal mijn schouders op. Ik ben verbaasd – hij heeft altijd een ambivalente houding jegens zijn moeder.

‘Ik ben heel gek op mijn moeder, Anastasia. Waarom zou ik de boot niet naar haar noemen?’

Ik bloos. ‘Nee, dat bedoel ik niet... maar het is...’ Shit, hoe moet ik dat uitleggen?

‘Anastasia, Grace Trevelyan heeft mijn leven gered. Ik heb alles aan haar te danken.’

Ik kijk naar hem en laat de voelbare eerbied in deze zacht uitgesproken erkenning tot me doordringen. Voor het eerst wordt me duidelijk dat hij van zijn moeder houdt. Waarom dan die vreemde, gespannen ambivalentie tegenover haar?

‘Wil je aan boord?’ vraagt hij met glanzende ogen van opwinding.

‘Ja, graag.’ Ik glimlach.

Hij ziet er verrukt en verrukkelijk uit, samengebonden in één heerlijk hemels pakketje. Hij pakt mijn hand vast, gaat de smalle loopplank over en brengt mij aan boord. We staan op het dek onder een overkapping.

Aan een kant staan een tafel en een U-vormige bank bekleed met lichtblauw leer, waarop wel acht mensen kunnen zitten. Ik kijk door de schuifdeuren naar het interieur van de hut en maak een verschrikte sprong als ik ontdek dat daar iemand is. Een lange blonde man opent de schuifdeuren en komt tevoorschijn – lekker zongebruind, met krullend haar en bruine ogen – hij draagt een vaalroze poloshirt met korte mouwen en bootschoenen. Ik schat hem begin dertig.

‘Mac,’ glundert Christian.

‘Meneer Grey! Welkom thuis.’ Ze schudden elkaar de hand.

‘Anastasia, dit is Liam McConnell. Liam, mijn vriendin, Anastasia Steele.’

Vriendin! Mijn innerlijke godin voert een snelle arabesk uit. Ze grijnst nog altijd om de cabrio. Ik zal eraan moeten wennen – het is niet de eerste keer dat hij het zegt, maar ik krijg er nog steeds een kick van.

‘Aangenaam kennis te maken.’ Liam en ik geven elkaar een hand.

‘Noem me Mac,’ zegt hij vriendelijk en zijn accent kan ik niet thuisbrengen. ‘Welkom aan boord, mevrouw Steele.’

‘En mij Ana, alsjeblieft,’ zeg ik blozend. Hij heeft diepbruine ogen.

‘Is ze in vorm, Mac?’ onderbreekt Christian snel en even denk ik dat hij het over mij heeft.

‘Ze is er helemaal klaar voor, meneer,’ glundert Mac. O, de boot, The Grace. Domkopje.

‘Laten we gaan dan.’

‘U wilt gaan varen?’

‘Jep.’ Christian werpt Mac een samenzweerderige grijns toe. ‘Even binnen rondkijken, Anastasia?’

‘Ja, graag.’

Ik volg hem de hut in. Een L-vormige sofa in crèmekleurig leer staat recht voor ons en erboven biedt een groot gebogen venster uitzicht op de jachthaven. Links is het keukengedeelte – mooi ingericht met licht hout.

‘Dit is de hoofdkajuit. Kombuis ernaast,’ zegt Christian zwaaiend met zijn hand in de richting van de keuken. Hij pakt mijn hand en leidt me door het vertrek. Het is er opvallend ruim. De vloer is van hetzelfde lichte hout. Deze ruimte ziet er modern en strak uit en heeft een lichte en luchtige sfeer, maar is vooral functioneel, alsof hij er niet veel tijd in doorbrengt.

‘Badkamers aan beide kanten.’ Christian wijst naar twee deuren en opent dan de kleine, vreemd gevormde deur direct voor ons en stapt naar binnen. We zijn in een luxe slaapkamer. O...

Er is een groot lits-jumeaux met lichtblauw linnen en licht hout, net als zijn slaapkamer in Escala. Christian heeft duidelijk een uitgesproken smaak.

‘Dit is de grootste hut.’ Hij kijkt omlaag naar mij met stralende ogen.

‘Jij bent het eerste meisje dat hier binnenkomt, naast familie,’ zegt hij. ‘Zij tellen niet.’

Ik bloos onder zijn opgewonden blik en mijn polsslag versnelt. Echt? Weer een primeur. Hij trekt me in zijn armen, zijn vingers spelen door mijn haar en hij kust me, lang en hard. We zijn beiden buiten adem als hij stopt.

‘Misschien moeten we dit bed inwijden,’ fluistert hij tegen mijn mond.

O, op zee!

‘Maar nu nog niet. Kom, Mac gaat ons afduwen.’ Ik negeer de steek van teleurstelling als hij mijn hand pakt en me terugleidt door de kajuit. Hij wijst op een andere deur.

‘Dat is een kantoor en voorin zijn nog twee hutten.’

‘Dus hoeveel kunnen er aan boord slapen?’

‘Ze is op zes personen gebouwd. Maar tot nu toe heb ik alleen de familie aan boord gehad. Ik zeil graag alleen. Maar niet als jij er bent. Ik moet op jou letten.’

Hij duikt in een kist en haalt er een felrood reddingsvest uit.

‘Hier.’ Hij doet het over mijn hoofd en trekt alle koorden aan, terwijl een flauw glimlachje over zijn lippen glijdt.

‘Het blijft leuk om mij in te snoeren, hè?’

‘Maakt niet uit hoe,’ zegt hij met een wellustige grijs op zijn mond.

‘Je bent pervers.’

‘Weet ik.’ Hij heft zijn wenkbrauwen en zijn grijns verbreedt.

‘Mijn perverseling,’ fluister ik.

‘Ja, van jou.’

Gerustgesteld grijpt hij de revers van mijn jas en kust me.

‘Voor altijd,’ zucht hij en hij laat me los voor ik kan reageren.

Voor altijd! Mijn hemel.

‘Kom.’ Hij pakt mijn hand en leidt me naar buiten, een paar traptreden op en naar het bovendek de kleine stuurhut in waar zich een groot stuurwiel en een verhoogde stoel bevinden. Langs de steven van de boot is Mac in de weer met touwen.

‘Is dit waar je je trucjes met knopen hebt geleerd?’ vraag ik Christian onschuldig.

‘Mastworpen zijn best handig gebleken,’ zegt hij met een goedkeurende blik. ‘Mevrouw Steele, u klinkt nieuwsgierig. Dat vind ik leuk, schatje. Ik wil je met alle plezier laten zien wat ik allemaal met een touw kan.’

Hij grijnst naar me en ik kijk strak terug alsof hij me van streek heeft gemaakt. Zijn lach verdwijnt.

‘Gefopt,’ grijns ik.

Met samengeknepen mond en ogen kijkt hij me aan. ‘Jou krijg ik straks nog wel, maar nu moet ik eerst mijn cat besturen.’ Hij gaat zitten, drukt op een knop en de motoren beginnen te draaien.

Mac komt aangesneld aan de zijkant van de boot, grijnst naar me en springt op het lagere dek waar hij een knoop los gaat maken. Misschien kent hij ook wel een paar knooptrucjes. Die gedachte schiet onwillekeurig door mijn hoofd en ik bloos.

Mijn onderbewustzijn kijkt me streng aan. Inwendig haal ik mijn schouders op en kijk naar Christian – dat komt door Vijftig. Hij pakt de zendontvanger en maakt contact met de kustwacht als Mac roept dat we kunnen vertrekken.

Opnieuw sta ik perplex van Christians vakkundigheid. Is er dan helemaal niets wat deze man niet kan? Dan herinner ik me zijn goedbedoelde poging om een paprika in stukjes te snijden, afgelopen vrijdag in mijn appartement. De gedachte maakt me aan het lachen.

Langzaam beweegt Christian The Grace uit haar plek om de jachthaven uit te varen. Achter ons heeft zich een klein groepje mensen verzameld op de kade om ons te zien vertrekken. Kleine kinderen zwaaien en ik zwaai terug.

Christian kijkt over zijn schouder, trekt me dan tussen zijn benen en geeft me uitleg over de verschillende schermpjes en technische snufjes in de stuurhut. ‘Pak het roer,’ draagt hij me bazig als altijd op, maar ik gehoorzaam.

‘Ay ay, kapitein!’ giechel ik.

Met zijn handen knus over mijn handen blijft hij ons de jachthaven uit sturen en binnen een paar minuten zijn we op open zee, de koude blauwe wateren van Puget Sound. Weg van de luwte van de haven is de wind sterker en de zee golft en rolt onder ons. Ik moet lachen omdat Christian zo opgewonden is – dit is zo leuk. We varen in een grote bocht tot we in de westelijke richting van het schiereiland Olympic gaan, met de wind in de rug.

‘Tijd voor de zeilen,’ zegt Christian enthousiast. ‘Hier – neem haar van me over. Hou haar op deze koers.’

Wat? Hij grijnst om de schrik op mijn gezicht.

‘Schatje, het is echt heel eenvoudig. Hou het roer vast en richt je ogen op de horizon erboven. Je kunt het, zoals altijd. Wanneer de zeilen uitslaan, voel je dat trekken. Hou haar gewoon recht. Als ik je dit teken geef...’, hij maakt een snijdend gebaar langs zijn keel, ‘...dan kun je de motoren afzetten. Met deze knop.’ Hij wijst naar een grote zwarte knop. ‘Begrepen?’

‘Ja,’ knik ik onzeker, paniekerig. Jemig – ik had niet verwacht iets te moeten doen!

Hij kust me snel, verlaat de kapiteinsstoel en voegt zich bij Mac voor op de boot, waar hij zeilen uitrolt, touwen losmaakt en lieren en katrollen bedient. Ze werken voortreffelijk samen als team, schreeuwen elkaar nautische termen toe en ik vind het hartverwarmend om Vijftig zo ongedwongen bezig te zien met iemand anders.

Misschien is Mac een vriend van Vijftig. Hij lijkt er niet veel te hebben, voor zover ik weet, maar ja, ik heb er ook niet zoveel. In ieder geval niet hier in Seattle. De enige vriendin die ik heb, is op vakantie en ligt te zonnebaden in Saint James aan de westkust van Barbados.

Ik verlang ineens vreselijk naar Kate. Ik mis mijn kamergenote meer dan ik had verwacht toen ze vertrok. Ik hoop dat ze zich bedenkt en naar huis komt met haar broer, Ethan, in plaats van haar verblijf te verlengen met Christians broer Elliot.

Christian en Mac hijsen het grootzeil. Dat vult zich en gaat bol staan, terwijl de wind er gretig bezit van neemt en plotseling voel ik een ruk aan de cat, als zij voorwaarts wordt gestuwd. Ik voel het aan het roer. Wauw!

Ze gaan aan de slag met de voorsteven en ik kijk gefascineerd hoe die in de mast omhooggaat. De wind vat hem en trekt hem strak.

‘Hou haar recht, schatje en doe de motoren uit!’ schreeuwt Christian boven de wind uit, me gebarend dat ik de motoren moet uitzetten.

Ik kan zijn stem amper horen, maar knik enthousiast en kijk hoe de man die ik liefheb zich, heerlijk met de wind om hem heen, fier staande houdt bij het op en neer slaan van de boot.

Ik druk op de knop, het geronk van de motoren stopt en The Grace glijdt vliegensvlug over het water in de richting van het schiereiland Olympic. Ik wil schreeuwen, gillen en juichen – dit moet echt een van de opwindendste ervaringen van mijn leven zijn – buiten het zweefvliegtuig misschien en wellicht ook de Rode Kamer van Pijn.

Allemachtig, wat beweegt ze mooi! Ik ga stevig staan, hou het stuur vast, vecht met het roer en dan is Christian er weer, zijn handen op die van mij.

‘Wat vind je ervan?’ schreeuwt hij boven het kabaal van de wind en de zee uit.

‘Christian! Dit is fantastisch.’

Hij straalt en grijnst van oor tot oor. ‘Wacht maar tot de spinnaker op staat.’ Hij wijst met zijn kin naar Mac, die de spinnaker ontrolt, een donker dieprood zeil. Die doet me denken aan een van de muren van de speelkamer.

‘Interessante kleur,’ schreeuw ik.

Hij grijnst sluw en knipoogt. O, dat is expres zo.

De spinnaker bolt – een grote, vreemde, elliptische vorm – en brengt The Grace op snelheid. Eenmaal op koers, snelt zij over de Sound.

‘Asymmetrisch zeil. Voor de snelheid,’ is Christians antwoord op mijn niet-gestelde vraag.

‘Geweldig.’ Ik weet niets beters te verzinnen. Ik heb een volstrekt belachelijke grijns op mijn gezicht, terwijl we over het water zwiepen in de richting van de majestueuze Olympic Mountains en Bainbridge Island. Achteromkijkend zie ik het almaar kleiner wordende Seattle en Mount Rainier in de verte.

Ik had nog niet echt begrepen hoe mooi en ruig het landschap rondom Seattle is – groen, weelderig en glooiend, met hoge naaldbomen en hier en daar oprijzende klippen. De woeste maar serene schoonheid op deze heerlijke zonnige middag doet mijn adem stokken. De stilte is ongelooflijk vergeleken met de snelheid waarmee wij over het water vliegen.

‘Hoe snel gaan we?’

‘Vijftien knopen vaart ze nu.’

‘Ik heb geen idee wat dat betekent.’

‘Dat is bijna dertig kilometer per uur.’

‘Is dat alles? Het voelt veel sneller.’

Hij knijpt lachend in mijn hand. ‘Je ziet er mooi uit, Anastasia. Het is goed om wat kleur op je wangen te zien... en niet van het blozen. Je ziet eruit als op de foto’s van José.’

Ik draai me om en geef hem een kus.

‘U weet precies hoe u een meisje blij maakt, meneer Grey.’

‘We doen ons best om u te behagen, mevrouw Steele.’ Hij zwiept mijn haar opzij en kust mij op de achterzijde van mijn nek, zodat er heerlijke rillingen langs mijn rug omlaaggaan. ‘Ik zie je graag gelukkig,’ zegt hij en hij neemt me steviger in zijn armen.

Ik kijk uit over het uitgestrekte blauwe water, me afvragend waar ik het in hemelsnaam aan heb verdiend dat het geluk me zo toelacht en deze man bracht.

Ja, je hebt geluk gehad trut, sneert mijn onderbewustzijn. Maar je zult nog werk genoeg krijgen met hem. Hij zal die vanilleshit niet eeuwig willen slikken... je zult een compromis moeten vinden. Ik zie haar sarcastische, botte gezicht voor me en leun met mijn hoofd tegen de borst van Christian. Diep vanbinnen weet ik dat mijn onderbewustzijn gelijk heeft, maar ik verdring de gedachten. Ik wil deze dag niet bederven.

 

Een uur later liggen we voor anker in een kleine verlaten inham van Bainbridge Island. Mac is aan land gegaan in de rubberboot – waarom weet ik niet – maar ik heb mijn vermoedens, want zodra Mac de buitenboordmotor start, grijpt Christian mijn hand en sleurt me haast mee naar zijn hut, een man met een missie.

Nu staat hij voor me met zijn bedwelmende sensuele uitstraling, terwijl zijn vaardige vingers snel in de weer gaan met de koorden van mijn zwemvest. Hij gooit het zwemvest in een hoek en kijkt met donkere, opengesperde ogen vol concentratie omlaag naar mij.

Ik ben al verloren en hij heeft me nog amper aangeraakt. Hij brengt zijn hand naar mijn gezicht en zijn vingers bewegen in een opwindende aanraking omlaag langs mijn kin, mijn hals, mijn borstbeen, naar de eerste knoop van mijn blauwe blouse.

‘Ik wil je zien,’ zucht hij en hij maakt behendig de knoop los. Vooroverbuigend plaatst hij een kus op mijn geopende lippen. Ik hijg van wellust, opgewekt door de doeltreffende combinatie van zijn aanlokkelijke schoonheid, zijn pure seksualiteit, de omringende muren van de hut en het kalme wiegen van de boot. Hij stapt naar achteren.

‘Kleed je voor me uit,’ fluistert hij met vurige ogen.

O hemel. Ik gehoorzaam met alle plezier. Met mijn ogen die van hem niet loslatend, maak ik langzaam knoopje na knoopje los, gevoed door zijn verzengende blikken. O, dit is heftig. Ik zie zijn groeiende verlangen – op zijn gezicht... en op een andere plaats.

Ik laat mijn shirt op de grond vallen en ga met mijn hand naar de knoop van mijn broek.

‘Stop,’ beveelt hij. ‘Zitten.’

Ik ga zitten op de rand van het bed en in een vloeiende beweging knielt hij voor mijn voeten, maakt eerst de veters van de ene en dan van de andere gymp los, trekt ze uit en ook mijn sokken. Hij tilt mijn linkervoet op en geeft een zachte kus op de onderzijde van mijn grote teen en gaat er dan met zijn tanden langs.

‘Ah!’ Ik kreun als ik het effect tot in mijn onderbuik voel. Hij staat soepel op, steekt mij een hand toe en trekt mij van het bed.

‘Ga verder,’ zegt hij en hij stapt weer naar achteren om naar me te kijken.

Ik trek de rits van mijn spijkerbroek omlaag en steek mijn duimen tussen de band, terwijl ik heupwieg en dan het denim langs mijn benen omlaag laat zakken. Een zacht lachje speelt op zijn lippen, maar zijn ogen blijven donker.

En ik weet niet of het komt doordat hij vanmorgen de liefde met me heeft bedreven, en ik bedoel echte liefde, zacht, lief, of dat het zijn gloedvolle ja... ik hou van je was, maar ik voel me totaal niet ongemakkelijk. Ik wil sexy zijn voor deze man. Hij verdient sexy – hij zorgt ervoor dat ik me sexy voel.

Oké, dit is wel nieuw voor me, maar ik leer onder toezien van deze expert. En dan nog, veel is voor hem ook nieuw. We houden de wipwap aardig in balans, denk ik zo.

Ik draag nieuw ondergoed – een moderne witte string en een bijpassende bh –, een topmerk met bijpassend prijskaartje. Ik stap uit mijn spijkerbroek en sta daar voor hem in de lingerie die hij heeft betaald, maar voel me niet langer goedkoop. Ik ben van hem.

Achter mijn rug reikend, maak ik de sluiting van mijn bh los, laat de bandjes van mijn armen glijden en laat het kledingstuk vallen op mijn shirt. Langzaam trek ik mijn broekje uit, laat die naar mijn enkels zakken en stap eruit, verbaasd over mijn eigen gratie.

Naakt en zonder schaamte sta ik voor hem en ik weet dat dat zo is, omdat hij van mij houdt. Ik hoef niets meer te verbergen. Hij zegt niets, kijkt alleen naar me. Wat ik zie, is zijn verlangen, zijn adoratie zelfs en nog iets, de diepte van zijn behoefte – de diepte van zijn liefde voor mij.

Hij reikt omlaag, tilt zijn crèmekleurige sweater op aan de onderkant en trekt hem over zijn hoofd uit, gevolgd door zijn T-shirt zodat zijn borst zichtbaar wordt, en hij houdt daarbij zijn stoutmoedige grijze ogen voortdurend op mij gericht. Zijn schoenen en sokken volgen voor hij de knoop van zijn spijkerbroek beetpakt.

Naar voren reikend, fluister ik. ‘Mag ik?’

Zijn lippen trekken zich even samen in de vorm van een o en dan lacht hij. ‘Ga je gang.’

Ik stap op hem af, laat mijn moedige vingers tussen de band van zijn spijkerbroek glijden en geef een rukje, zodat hij wel een stapje dichterbij moet komen. Hij hijgt onwillekeurig door mijn onverwachte vrijpostigheid en lacht dan naar me. Ik maak de knoop los, maar voor ik de rits omlaagtrek, laat ik mijn vingers afdwalen langs zijn erectie die ik door het zachte denim heen voel. Hij draait met zijn heup in mijn handpalm en sluit even zijn ogen, geniet van mijn aanraking.

‘Jij bent zo vrij geworden, Ana, zo vrijpostig,’ fluistert hij, en hij omklemt mijn gezicht met beide handen en buigt voorover om me innig te kussen.

Ik plaats mijn handen op zijn heupen – half op zijn koele huid en half op de laaghangende band van zijn spijkerbroek. ‘Net als jij,’ murmel ik tegen zijn lippen, terwijl mijn duimen langzaam in cirkeltjes over zijn huid wrijven, en hij lacht.

‘Ik begin het te leren.’

Ik breng mijn handen naar de voorkant van zijn spijkerbroek en trek de rits omlaag. Mijn onverschrokken vingers gaan door zijn schaamhaar naar zijn erectie en ik pak hem stevig vast.

Hij maakt een laag keelgeluid, zijn zoete adem strijkt over me heen en hij kust me opnieuw, liefkozend, terwijl mijn hand over hem heen gaat, eromheen, strelend, knijpend, slaat hij zijn armen om mij heen, zijn rechterhand plat op het midden van mijn rug en zijn vingers gespreid. Zijn linkerhand is in mijn haar, en houdt mij tegen zijn mond.

‘O, ik wil je zo graag, schatje,’ zucht hij en hij stapt plotseling naar achteren om zijn spijkerbroek en boxershort in één soepele beweging uit te trekken. Hij ziet er echt superlekker uit, met en zonder kleren, elke vierkante centimeter van hem.

Hij is perfect. Zijn schoonheid wordt alleen door zijn littekens vertroebeld, denk ik verdrietig. En die gaan zoveel dieper dan zijn huidoppervlak.

‘Wat is er, Ana?’ zegt hij en hij strijkt zacht langs mijn kaak met zijn knokkels.

‘Niets. Vrij met me, nu.’

Hij trekt me in zijn armen, kust me, zijn handen verstrengeld in mijn haar. Onze tongen vinden elkaar, hij loopt met me naar het bed, duwt me er zachtjes op en komt naast me liggen.

Hij laat zijn neus langs mijn kaak glijden, terwijl mijn handen door zijn haar gaan.

‘Weet je wel hoe heerlijk je ruikt, Ana? Onweerstaanbaar.’

Zijn woorden doen wat ze altijd doen – ze verhitten mijn bloed, versnellen mijn polsslag – en hij trekt met zijn neus een lijn langs mijn keel en over mijn borsten, terwijl hij er met eerbied kussen op achterlaat.

‘Je bent zo mooi,’ zegt hij in zichzelf, terwijl hij een van mijn tepels in zijn mond neemt en er zacht op zuigt.

Ik kreun, terwijl mijn lichaam zich gekromd oplicht van het bed.

‘Laat me je horen, schatje.’

Zijn hand gaat omlaag naar mijn middel en ik ga op in het gevoel van zijn aanraking, huid op huid – zijn hongerige mond op mijn borsten en zijn vaardige lange vingers die me strelen en aaien, verwennen. Hij gaat over mijn heupen, mijn billen, langs mijn dij naar mijn knie en ondertussen kust en zuigt hij op mijn borsten – o hemel.

Plotseling pakt hij mijn knie, trekt mijn been over zijn heupen. Ik hijg ervan en voel hoe hij met een grijns tegen mijn huid aan reageert. Hij rolt om, zodat ik schrijlings op hem zit, en overhandigt mij een folieverpakking.

Ik schuif naar achteren, neem hem in mijn handen en kan hem gewoon niet weerstaan zo in volle glorie. Ik buig voorover, kus hem en neem hem in mijn mond, draai rondjes om hem heen met mijn tong en zuig dan hard. Hij gromt en beweegt met zijn heupen zodat hij dieper mijn mond in gaat.

Hmm... hij smaakt heerlijk. Ik wil hem in me. Ik ga overeind zitten en kijk naar hem. Hij is buiten adem, met zijn mond open kijkt hij me doordringend aan.

Haastig trek ik het condoom uit de verpakking en rol het erover. Hij houdt zijn handen voor me op. Ik steun op een van zijn handen en met mijn andere hand plaats ik mezelf over hem heen, hem langzaam in bezit nemend.

Hij gromt laag in zijn keel en sluit zijn ogen.

Hem in mij te voelen... groeiend... vullend – ik kreun zachtjes – goddelijk. Hij plaatst zijn handen op mijn heupen en beweegt me op en neer, en duwt zich in me. O... het is zo lekker.

‘O, schatje,’ fluistert hij en plotseling gaat hij zitten, zijn neus tegenover die van mij en de sensatie is buitengewoon – zo vol. Ik hijg en grijp zijn bovenarmen, terwijl hij mijn hoofd in zijn handen klemt en mij diep in de ogen kijkt met zijn intense en grijze ogen brandend van verlangen.

‘O, Ana. Wat doe je met me?’ zegt hij en hij kust me met passie en hartstocht. Ik kus hem terug, duizelend van het gelukzalige gevoel dat hij diep in mij teweegbrengt.

‘O, ik hou van je,’ hijg ik. Hij gromt alsof zijn gefluisterde woorden hem pijnigen en rolt om, mij meenemend zonder ons zalige contact te verbreken en ik kom onder hem te liggen. Ik sla mijn benen rond zijn middel.

Hij kijkt omlaag naar me met bewonderende verbazing en ik weet zeker dat ik zijn uitdrukking weerspiegel, terwijl ik omhoogreik om zijn mooie gezicht te strelen. Heel langzaam begint hij te bewegen, hij sluit zijn ogen en kreunt zacht.

Het zachte deinen van de boot en de stille en vreedzame rust van de hut worden alleen onderbroken door onze gepaarde ademhaling, terwijl hij zachtjes in en uit me beweegt, zo gecontroleerd en zo geweldig goed – het is hemels. Hij legt zijn arm boven mijn hoofd, zijn hand op mijn haar en hij streelt mijn gezicht met zijn andere hand, terwijl hij vooroverbuigt om me te kussen.

Hij omringt me volledig, terwijl hij met me vrijt, zachtjes in en uit beweegt, mij neemt. Ik raak hem aan – binnen de grenzen –, zijn armen, zijn haren, zijn onderrug, zijn mooie billen – en mijn ademhaling versnelt als hij gestaag het tempo opvoert en me naar een hoger en hoger punt opstuwt. Hij kust mijn mond, mijn kin, mijn kaak en knabbelt op mijn oor. Ik kan zijn ademstoten horen bij elke zachte stoot van zijn lichaam.

Mijn lichaam begint te sidderen. O... Dit gevoel dat ik nu zo goed ken... Ik ben er dichtbij... O...

‘Goed zo, schatje... geef je aan me over... Alsjeblieft... Ana,’ brengt hij hijgend uit en zijn woorden duwen me over het randje.

‘Christian,’ schreeuw ik en hij kreunt als we samen klaarkomen.