Veertien

 

 

Christian op zijn knieën voor me, mij vasthoudend in zijn strakke, grijze blik, is het meest benauwende en ontnuchterende dat ik ooit gezien heb – nog meer dan Leila met haar pistool. De vage alcoholische roes waar ik last van heb, is meteen verdwenen en wordt vervangen door een prikkende schedel en een gevoel van naderend onheil, als het bloed uit mijn gezicht wegtrekt.

Ik haal diep adem van de schok. Nee. Nee, dit is fout, zo fout en zo verontrustend.

‘Christian, alsjeblieft, niet doen. Ik wil dit niet.’

Hij blijft me passief aankijken, onbeweeglijk, zonder iets te zeggen.

O fuck. Mijn lieve, arme Vijftig. Mijn hart knijpt zich samen en draait zich om. Wat heb ik in hemelsnaam met hem gedaan? De tranen prikken in mijn ogen.

‘Waarom doe je dit? Zeg dan iets,’ fluister ik.

Hij knippert een keer.

‘Wat wil je graag horen?’ zegt hij zachtjes, neutraal. Heel even ben ik blij dat hij iets zegt, maar niet op deze manier – nee. Nee.

De tranen lopen over mijn wangen. Ineens kan ik er niet meer tegen om hem zo te zien, in dezelfde onderdanige positie als dat armzalige schepsel van een Leila. Het beeld van een machtige man die eigenlijk nog steeds een klein jongetje is, die op een afschuwelijke manier misbruikt en verwaarloosd is, die denkt dat hij de liefde niet verdient, van zijn perfecte familie en zijn veel-minder-dan-perfecte vriendin... mijn verloren jochie... het breekt mijn hart.

Medeleven, verlies en wanhoop strijden in mijn hart en ik ervaar een verstikkend gevoel van wanhoop. Ik zal moeten vechten om hem terug te brengen, om míjn Vijftig terug te brengen.

Het idee van mij als Meesteres is absurd. Het idee dat ik Christian zou domineren is walgelijk. Dan zou ik op haar lijken – op de vrouw die hem dit heeft aangedaan.

Ik ril bij die gedachte, vecht tegen de gal die opkomt in mijn keel. Dat kan ik écht niet. Dat wíl ik echt niet.

Als ik mijn gedachten een beetje helder op rij heb, zie ik maar één oplossing. Zonder van hem weg te kijken zak ik voor hem op mijn knieën.

De houten vloer voelt hard tegen mijn schenen. Ik veeg mijn tranen ruw af met de rug van mijn hand.

Op deze manier zijn we gelijken. We zitten op hetzelfde niveau. Dit is de enige manier om hem weer terug te halen.

Zijn ogen gaan iets verder open als ik naar hem opkijk, maar verder verandert er niets aan zijn gezichtsuitdrukking of zijn houding.

‘Christian, dit is niet nodig,’ pleit ik. ‘Ik ga er niet vandoor. Dat heb ik je keer op keer op keer gezegd. Ik loop niet weg. Alles wat er gebeurd is... het is overweldigend. Ik heb alleen wat tijd nodig om na te denken... wat tijd voor mezelf. Waarom ga je altijd van het slechtste uit?’ Mijn hart knijpt zich weer samen omdat ik het antwoord weet; omdat hij overal aan twijfelt, zo vol afkeer van zichzelf is.

De woorden van Elena achtervolgen me. ‘Weet ze hoe negatief je over jezelf oordeelt? Kent zij al je issues?’

O, Christian. De angst slaat me weer om het hart en ik begin te ratelen. ‘Ik dacht dat ik vanavond misschien beter terug zou kunnen gaan naar mijn appartement. Je gunt me nooit de tijd... de tijd om eens over alles na te denken,’ snik ik en er trekt een vage frons over zijn gezicht. ‘Gewoon tijd om na te denken. We kennen elkaar nauwelijks, en al die bagage die jij met je meebrengt... ik moet... ik moet er gewoon over nadenken. En nu Leila... wat er dan ook met haar aan de hand is... nu zij uit beeld is en geen bedreiging meer kan vormen... dacht ik... ik dacht...’ Mijn stem sterft weg en ik staar naar hem. Hij bekijkt me intens en ik denk dat hij luistert.

‘Toen ik je met Leila zag...’ Ik sluit mijn ogen als de pijnlijke herinnering van de wisselwerking tussen hem en zijn voormalige Onderdanige weer aan me knaagt. ‘Het was zo’n enorme schok. Het was een blik in hoe je leven voorheen was... en...’ Ik kijk neer op mijn verstrengelde vingers, terwijl de tranen nog steeds over mijn wangen glijden. ‘Het gaat er niet om dat ik niet goed genoeg voor je ben. Het was een kijkje in je leven en ik ben nu zo bang dat ik je ga vervelen, en dat je dan gaat... en dat ik dan eindig zoals Leila... een schim. Want ik hou van je, Christian, en als je me zou verlaten, zou dat zijn als een wereld zonder licht. Dan leef ik in de duisternis. Ik wil niet weglopen. Ik ben alleen zo bang dat je mij verlaat...’

Als ik deze woorden tegen hem uitspreek – in de hoop dat hij luistert – realiseer ik me wat eigenlijk mijn probleem is. Ik begrijp gewoon niet wat hij in mij ziet. Ik heb nóóit begrepen wat hij in mij ziet.

‘Ik begrijp niet waarom je mij aantrekkelijk vindt,’ mompel ik. ‘Jij bent zo, nou ja, jij bent jij... en ik ben...’ Ik haal mijn schouders op en staar hem aan. ‘Ik begrijp het gewoon niet. Jij bent mooi en sexy en succesvol en goed en aardig en zorgzaam – al die dingen – en ik niet. En ik kan de dingen niet doen die jij graag doet. Ik kan je niet geven wat je nodig hebt. Hoe kun je met mij nou gelukkig zijn? Hoe kan ik nu denken dat ik jou kan vasthouden?’ Mijn stem is bijna onhoorbaar als ik mijn diepste angsten verwoord. ‘Ik heb nooit begrepen wat je in mij ziet. En toen ik jou met haar zag, realiseerde ik me dat allemaal.’ Ik snotter en veeg mijn neus af met de rug van mijn hand, terwijl ik naar zijn onbewogen gezicht staar.

O, dit is zo tergend. Zeg dan iets, verdomme!

‘Blijf je hier de hele nacht op je knieën liggen? Want dan doe ik dat ook, hoor,’ snauw ik naar hem.

Ik denk dat zijn uitdrukking iets zachter wordt – misschien zelfs lichtelijk geamuseerd. Maar het is moeilijk te zeggen.

Ik zou mijn hand kunnen uitstrekken om hem aan te raken, maar dan zou ik ernstig misbruik maken van de positie waarin hij me gebracht heeft. Dat wil ik niet, maar ik weet niet wat hij wil, of wat hij me probeert duidelijk te maken. Ik begrijp het gewoon niet.

‘Christian, alsjeblieft, alsjeblieft... zeg iets,’ smeek ik hem, mijn handen wringend in mijn schoot. Ik zit ongemakkelijk zo op mijn knieën, maar ik blijf geknield zitten, ik staar in zijn serieuze, prachtige grijze ogen en wacht.

En wacht.

En wacht.

‘Alsjeblieft,’ smeek ik nog een keer.

Plotseling wordt zijn intense blik donkerder en hij knippert met zijn ogen.

‘Ik was zo bang,’ fluistert hij.

O, ik dank God op mijn blote knieën! Mijn onderbewuste wankelt achteruit naar haar fauteuil, slap van opluchting, en neemt een flinke teug van haar gin.

Hij praat! Ik word overmand door dankbaarheid, en ik slik, terwijl ik probeer om mijn emoties en de verse tranen die achter mijn ogen prikken in bedwang te houden.

Zijn stem is zacht en laag. ‘Toen ik Ethan buiten zag aankomen, wist ik dat iemand je had binnengelaten in je appartement. Taylor en ik sprongen tegelijk de auto uit. We wisten het instinctief en toen ik haar daar zo zag met jou – en bewapend. Ik bestierf het, Ana. Iemand die jou bedreigt... mijn ergste nachtmerrie werd werkelijkheid. Ik was zo boos op haar, op jou, op Taylor, en op mezelf.’

Hij schudt zijn hoofd, de pijn zichtbaar op zijn gezicht. ‘Ik wist niet hoe labiel ze zou zijn. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik wist niet hoe ze zou reageren.’ Hij stopt en fronst zijn wenkbrauwen. ‘En toen gaf zij me de aanwijzing. Ze zag er zo berouwvol uit. En ik wist meteen wat ik moest doen. Hij stopt even, staart naar mij, probeert mijn reactie te peilen.

‘Ga door,’ fluister ik.

Hij slikt. ‘Om haar in die staat te zien, wetend dat ik iets te maken heb met haar geestelijke inzinking...’ Hij sluit zijn ogen opnieuw. ‘Ze was altijd zo ondeugend en levendig.’ Hij huivert en haalt hortend adem, het is bijna een snik. Het is een kwelling om naar te luisteren, maar ik kniel, ik luister aandachtig, en absorbeer het inzicht.

‘Ze had je iets kunnen aandoen. En dan was dat mijn schuld geweest.’ Zijn ogen dwalen weg, vol niet-begrijpende afschuw, en hij zwijgt weer.

‘Maar dat is niet gebeurd,’ fluister ik. ‘En het was niet jouw schuld dat ze er zo aan toe was, Christian.’ Ik knipper en kijk naar hem, hem aanmoedigend om verder te gaan.

Dan begint het tot me door te dringen dat alles wat hij gedaan heeft, bedoeld was om mij te beschermen, en misschien Leila ook, omdat hij ook om haar geeft. Maar hoeveel geeft hij om haar? De vraag blijft onwelkom in mijn hoofd hangen. Hij zegt dat hij van mij houdt, maar hij was op dat moment zo bikkelhard tegen me, gooide me uit mijn eigen appartement.

‘Ik wilde je op dat moment alleen maar weg hebben,’ zegt hij, met zijn griezelige gave om mijn gedachten te kunnen lezen, ‘weg van het gevaar, en... Jij. Wilde. Gewoon. Niet. Weg,’ sist hij tussen zijn op elkaar geklemde tanden door en hij schudt zijn hoofd. Zijn ergernis is bijna tastbaar.

Hij staart intens me intens in de ogen. ‘Anastasia Steele, je bent de meest eigenwijze vrouw die ik ken.’ Hij sluit zijn ogen en schudt nog eens vol ongeloof zijn hoofd.

O, hij is terug. Ik slaak een diepe, bevrijdende zucht van opluchting.

Hij doet zijn ogen weer open en zijn gezichtsuitdrukking is desolaat – oprecht. ‘Je was niet van plan ervandoor te gaan?’ vraagt hij.

Nee!

Hij doet zijn ogen weer dicht en zijn hele lichaam ontspant zich. Als hij zijn ogen weer opent, zie ik zijn pijn en zijn angst.

‘Ik dacht...’ Hij stopt. ‘Dit ben ik, Ana. Helemaal... en ik ben helemaal van jou. Wat moet ik doen om je dat te laten beseffen? Zodat je weet dat ik jou wil, op welke manier dan ook. Dat ik van je hou.’

‘Ik hou ook van jou, Christian, en je zo te zien, is...’ Ik val stil en de tranen beginnen weer te stromen. ‘Ik dacht dat ik je gebroken had.’

‘Gebroken, mij? O nee, Ana. Juist het tegenovergestelde.’ Hij steekt zijn hand uit en pakt mijn hand vast. ‘Jij bent mijn reddende engel,’ fluistert hij. Hij kust mijn knokkels voordat hij mijn handpalm tegen de zijne drukt.

Met zijn ogen wijd open en vol angst, trekt hij zachtjes aan mijn hand en legt hem op zijn borst over zijn hart – in het verboden gebied. Zijn ademhaling versnelt. Zijn hart slaat als een razende, het voelt als tromgeroffel onder mijn vingers. Zijn ogen laten me niet los, zijn kaak is gespannen, zijn tanden zijn op elkaar geklemd.

Ik hap naar adem. O mijn Vijftig! Ik mag hem aanraken. Het lijkt wel alsof alle lucht uit mijn longen is verdampt – verdwenen. Het bloed ruist in mijn oren als mijn hartslag zich versnelt en zich aanpast aan die van hem.

Hij laat mijn hand los, laat hem op zijn hart liggen. Ik buig mijn vingers een klein beetje, voel de warmte van zijn huid onder de stof van zijn overhemd. Hij houdt zijn adem in. Ik hou het niet meer. Ik maak aanstalten om mijn hand te verplaatsen.

‘Nee,’ zegt hij snel en legt zijn hand weer over die van mij heen, duwt zo mijn vingers tegen zich aan. ‘Niet doen.’

Aangemoedigd door zijn woorden schuif ik naar hem toe, zodat onze knieën elkaar raken. Ik til voorzichtig mijn andere hand op zodat hij precies weet wat ik van plan ben. Zijn ogen worden groter, maar hij houdt me niet tegen.

Langzaam begin ik de knoopjes van zijn overhemd los te maken. Best lastig met één hand. Ik beweeg mijn vingers onder zijn hand en hij laat me los, waardoor ik beide handen kan gebruiken om zijn overhemd los te maken. Ik blijf hem in zijn ogen kijken, terwijl ik zijn overhemd wijd opentrek, waardoor zijn borst tevoorschijn komt.

Hij slikt, en zijn lippen wijken iets uiteen als zijn ademhaling sneller gaat, en ik voel zijn groeiende paniek, maar hij trekt zich niet terug. Zit hij nog steeds in de Onderdanige-modus? Ik heb geen idee.

Moet ik dit wel doen? Ik wil hem geen pijn doen, lichamelijk of geestelijk. Hem zo te zien, hoe hij zichzelf aan mij aanbiedt, heeft me wakker geschud.

Ik reik omhoog, mijn hand zweeft boven zijn borstkas, en ik staar naar hem... vraag hem om toestemming. Hij houdt heel subtiel zijn hoofd iets schuin, zet zich schrap in afwachting van mijn aanraking, en de spanning straalt van hem af, maar dit keer is hij niet boos – hij is bang.

Ik aarzel. Kan ik hem dit echt aandoen?

‘Ja,’ hijgt hij – opnieuw met die vreemde gave om mijn onuitgesproken vragen te kunnen beantwoorden.

Ik strek mijn vingers uit tot in zijn borsthaar en streel zachtjes over zijn borstbeen. Hij sluit zijn ogen en zijn gezicht vertrekt, alsof hij ondraaglijke pijn lijdt. Ik kan het niet aanzien, dus ik haal mijn vingers onmiddellijk weg, maar hij grijpt snel mijn hand en legt hem terug, plat op zijn blote borst zodat het haar aan mijn handpalm kriebelt.

‘Nee,’ zegt hij met gesmoorde stem, ‘ik moet dit doen.’

Zijn ogen zijn helemaal samengeknepen. Dit moet een kwelling zijn. Het is afschuwelijk om aan te zien. Voorzichtig laat ik mijn vingers over zijn borst naar zijn hart gaan, ik geniet van het gevoel, maar ben bang dat het een stap te ver gaat.

Zijn ogen gaan weer open en spuwen grijs vuur, staan in lichterlaaie.

Allemachtig. Zijn blik is verschroeiend, dierlijk, meer dan intens, en zijn ademhaling gaat snel. Mijn bloed kookt. Ik krimp ineen onder zijn blik.

Hij heeft me niet tegengehouden, dus ik ga weer met mijn vingers over zijn borstkas, en zijn mond verslapt. Hij zucht en ik weet niet of het van angst is, of iets anders.

Ik wil hem daar al zo lang kussen, dat ik rechtop op mijn knieën ga zitten, zijn blik een moment vasthoud, en mijn bedoelingen glashelder maak. Dan buig ik me voorover en plant een zachte kus boven zijn hart, terwijl ik zijn warme, zoet geurende huid onder mijn lippen voel.

Zijn gesmoord kreunen grijpt me zo aan dat ik op mijn hurken ga zitten, bang voor wat ik op zijn gezicht zal zien. Zijn ogen zijn stijf dichtgeknepen, maar hij heeft niet bewogen.

‘Nog een keer,’ fluistert hij en ik leun nog een keer naar zijn borst, deze keer om een van zijn littekens te kussen. Zijn adem stokt, en ik kus er nog een, en nog een. Hij kreunt luid en slaat plotseling zijn armen om mij heen, zijn hand grijpt in mijn haar, rukt mijn hoofd hardhandig omhoog zodat mijn lippen de zijne ontmoeten. En dan kussen we, mijn vingers verstrengelen zich in zijn haar.

‘O, Ana,’ zucht hij, en hij draait me en trekt me naar de vloer, zodat ik onder hem lig. Met mijn handen hou ik zijn prachtige gezicht vast, en op dat moment voel ik zijn tranen.

Hij huilt... nee. Nee!

‘Christian, huil alsjeblieft niet. Ik meende het toen ik zei dat ik je nooit zal verlaten. Echt. Als ik je een andere indruk heb gegeven, spijt me dat heel erg... wil je me alsjeblieft vergeven? Ik hou van jou. Ik zal altijd van je houden.’

Hij zweeft boven me, staart in mijn gezicht, en zijn gezicht drukt zo veel pijn uit.

‘Wat is er?’

Zijn ogen worden groter.

‘Wat is dat geheim, waardoor je ervan overtuigd bent dat ik ervandoor zal gaan? Waarom ben je er zo zeker van dat ik zal weglopen?’ smeek ik, met bibberende stem. ‘Zeg het me, Christian, alsjeblieft...’

Hij gaat rechtop zitten, maar nu met gekruiste benen. Ik doe hetzelfde, met mijn benen languit. Ergens vraag ik me af of we ooit nog van de vloer kunnen opstaan. Maar ik wil zijn gedachtegang niet onderbreken. Eindelijk neemt hij me in vertrouwen.

Hij staart me aan, en ziet er diepbedroefd uit. O shit – dit is heel erg.

‘Ana...’ Hij pauzeert, zoekend naar de juiste woorden, zijn gezichtsuitdrukking overschaduwd door verdriet... Waar gaat dit in godsnaam heen?

Hij haalt diep adem en slikt. ‘Ik ben een sadist, Ana. Ik vind het prettig om kleine, bruinharige meisjes zoals jij met een zweep te slaan, omdat jullie allemaal lijken op de heroïnehoer – mijn biologische moeder. Ik denk dat je wel kunt raden waarom.’ Hij zegt het gehaast, alsof hij deze zin al dagenlang in zijn hoofd heeft en hem nu zo snel mogelijk kwijt wil zijn.

Mijn wereld staat stil. O wat erg.

Dit is niet wat ik verwacht had. Dit is heel erg. Echt heel erg. Ik staar hem aan, probeer de implicatie te bevatten van wat hij zojuist heeft gezegd. Het verklaart in ieder geval waarom we allemaal op elkaar lijken.

Mijn eerste gedachte is dat Leila gelijk had – ‘Meester is duister.’

Ik herinner me het eerste gesprek dat ik met hem had over zijn neigingen, toen we in de Rode Kamer van Pijn waren.

‘Je hebt gezegd dat je geen sadist was,’ fluister ik. Ik probeer het wanhopig te begrijpen... een uitvlucht voor hem te bedenken.

‘Nee, ik heb gezegd dat ik een Dominant ben. Als ik tegen je gelogen heb, was het omdat ik informatie weg heb gelaten. Het spijt me.’ Hij kijkt even naar zijn gemanicuurde vingernagels.

Het lijkt alsof hij doodsbenauwd is. Doodsbenauwd om tegen mij te liegen? Of om wat hij is?

‘Toen je me die vraag stelde, voorzag ik een heel ander soort relatie tussen ons,’ zegt hij zacht. Ik kan aan zijn blik zien dat hij panisch is.

Dan dringt het ineens in volle omvang tot me door. Als hij een sadist is, heeft hij echt behoefte aan dat gedoe met zwepen en stokken. O shit. Ik laat mijn hoofd in mijn handen zakken.

‘Dus het is waar,’ fluister ik, terwijl ik naar hem opkijk. ‘Ik kan je niet geven wat je nodig hebt.’ Dat is het dan – dit betekent dus echt dat we niet bij elkaar passen.

De wereld begint onder me weg te zakken, dondert om me heen in elkaar, terwijl de paniek me bij de keel grijpt. Dit is het. Het wordt niets met ons.

Hij fronst. ‘Nee nee nee. Ana. Nee. Dat kun je wel. Je gééft me al wat ik nodig heb.’ Hij balt zijn vuisten. ‘Geloof me, alsjeblieft,’ smeekt hij, zijn woorden zijn een vurig pleidooi.

‘Ik weet niet wat ik moet geloven, Christian. Dit is zo’n zootje,’ fluister ik. Mijn keel is rauw en pijnlijk, terwijl hij zich samenknijpt, ik stik bijna in mijn niet-vergoten tranen.

Zijn ogen zijn groot en glanzend als hij weer naar me kijkt.

‘Ana, geloof me. Toen ik jou gestraft had en jij me verlaten had, veranderde mijn kijk op de wereld. Ik meende het toen ik zei dat ik er alles aan zou doen om me nooit meer zo te voelen.’ Hij staart naar me, een woordeloze smeekbede. ‘Toen je zei dat je van me hield, was dat een openbaring. Dat heeft nog nooit iemand tegen me gezegd, en het was alsof er een last van mijn schouders viel – of misschien heb jij die last van mijn schouders genomen, ik weet het niet. Dr. Flynn en ik zijn het daar nog niet helemaal over eens.’

O. Even flakkert er hoop in mijn hart. Misschien komt het wel goed. Ik wil dat het goed komt met ons. Of niet? ‘Wat betekent dat allemaal?’ fluister ik.

‘Het betekent dat ik het niet nodig heb. Nu niet.’

Wat? ‘Hoe weet je dat? Hoe kun je daar zo zeker van zijn?’

‘Ik weet het gewoon. Het idee om jou pijn te doen... op wat voor manier dan ook... vind ik afschuwelijk.’

‘Ik begrijp het niet. Hoe zit het dan met die linialen en die pakken slaag en al die kinky neukerij?’

Hij haalt een hand door zijn haar en glimlacht bijna, maar in plaats daarvan zucht hij spijtig. ‘Ik heb het over het zware werk, Anastasia. Je zou eens moeten zien wat ik kan met een stok of een kat met negen staarten.’

Mijn mond valt open, stomverbaasd. ‘Liever niet.’

‘Weet ik. Als je dat zou willen, prima... maar je wilt het niet en dat begrijp ik. Ik kan al die shit niet met jou doen als jij dat niet wilt. Ik heb het je al eerder gezegd, jij hebt alle macht. En nu, nu je weer terug bent, heb ik die neiging helemaal niet.’

Ik gaap hem een moment lang aan, probeer het allemaal te bevatten. ‘Maar toen we elkaar ontmoetten, was dat wel wat je wilde, toch?’

‘Ja, zonder twijfel.’

‘Hoe kan die neiging dan zomaar verdwijnen, Christian? Alsof ik een of ander wondermiddel ben en jij ineens – bij gebrek aan een beter woord – genezen? Ik snap het niet.’

Hij zucht nog een keer. ‘Ik zou het geen “genezen” willen noemen... Geloof je me niet?’

‘Ik vind het gewoon zo – ongelooflijk. Dat is net iets anders.’

‘Als je me niet in de steek gelaten had, had ik me waarschijnlijk nu niet zo gevoeld. Bij me weglopen is het beste wat je ooit had kunnen doen... voor ons. Daardoor realiseerde ik me hoezeer ik jou wil, alleen jou, en ik meen het als ik zeg dat ik je neem hoe ik je kan krijgen.’

Ik staar hem aan. Kan ik dit geloven? Mijn hoofd doet pijn als ik alleen maar probeer om dit allemaal te overdenken, en diep vanbinnen voel ik me... verdoofd.

‘Je bent er nog steeds. Ik dacht dat je er nu wel vandoor zou zijn,’ fluistert hij.

‘Waarom? Omdat ik denk dat je een of andere zieke geest bent die meisjes slaat en neukt die op zijn moeder lijken? Hoe kom je erop?’ sis ik, tegen hem uitvarend.

Hij krimpt ineen onder mijn harde woorden.

‘Nou ja, zo zou ik het niet gezegd hebben, maar inderdaad,’ zegt hij, met grote, gekwetste ogen.

De uitdrukking op zijn gezicht werkt ontnuchterend en ik heb spijt van mijn uitbarsting. Ik frons, voel me schuldig.

Wat moet ik nu? Ik staar naar hem, en hij ziet er berouwvol uit, oprecht... hij ziet eruit als mijn Vijftig.

En onwillekeurig herinner ik me die foto uit zijn kindertijd in de slaapkamer, en dan realiseer ik me waarom de vrouw op de foto me zo bekend voorkwam. Zij leek op hem. Dat moet zijn biologische moeder zijn geweest.

Ik herinner me het gemak waarmee hij haar wegwuifde: o, niemand... Zij is verantwoordelijk voor dit alles... en ik lijk op haar... Fuck!

Hij staart me aan, zijn ogen zijn rood, en ik weet dat hij afwacht wat ik nu ga doen. Hij lijkt oprecht. Hij heeft gezegd dat hij van me houdt, maar ik ben behoorlijk in de war.

Dit is allemaal zo gestoord. Hij heeft me gerustgesteld over Leila, maar ik weet nu zekerder dan ooit dat zij in staat was hem zijn kicks te bezorgen. De gedachte is vermoeiend en ondraaglijk.

‘Christian, ik ben uitgeput. Kunnen we het hier morgen over hebben? Ik wil nu naar bed.’

Hij knippert verrast met zijn ogen. ‘Je gaat niet weg?’

‘Wil je dat ik ga?’

‘Nee! Ik dacht dat je zou vertrekken als je het wist.’

Alle keren dat hij heeft gezinspeeld op mijn vertrek als ik zijn duisterste geheimen zou weten, flitsen door mijn hoofd... en nu weet ik het. Shit. Meester ís duister.

Moet ik weggaan? Ik staar hem aan, die gekke man van wie ik hou – ja, ik hou van hem.

Zou ik hem kunnen verlaten? Ik heb hem al eens verlaten, en het heeft me bijna gebroken... en hem ook. Ik hou van hem. Ik weet dat, ondanks zijn onthulling.

‘Ga niet bij me weg,’ fluistert hij.

‘O, voor eens en voor altijd – nee! Ik ga niet weg!’ schreeuw ik, en ik voel me opgelucht. Zo, ik heb het gezegd. Ik ga niet weg.

‘Echt?’ Hij spert zijn ogen open.

‘Wat moet ik doen om je te laten begrijpen dat ik er niet vandoor ga? Wat moet ik zeggen?’

Hij staart me aan, ik zie zijn angst en ongerustheid weer op zijn gezicht. Hij slikt. ‘Er is iets wat je zou kunnen doen.’

‘Wat?’ snauw ik.

‘Trouw met me,’ fluistert hij.

Wat? Heeft hij dat net echt...

Voor de tweede keer in nog geen halfuur staat mijn wereld stil.

Holy fuck. Ik staar naar de ernstig verneukte man van wie ik hou. Ik kan mijn oren niet geloven.

Trouwen? Hij wil met me trouwen? Maakt hij een grapje? Ik kan er niets aan doen – van ergens diep vanbinnen ontsnapt een kleine, nerveuze, ongelovige giechel. Ik bijt op mijn lip om te voorkomen dat het een complete hysterische lachbui wordt, maar tevergeefs. Ik lig plat achterover op de vloer en geef me over aan de lachbui, ik lach zoals ik nog nooit heb gelachen, een enorme bevrijdende, gierende lachbui.

En een moment lang ben ik alleen, ik kijk van bovenaf op deze absurde situatie, een giechelend, overdonderd meisje naast een beeldschone, verneukte jongen. Ik sla mijn arm over mijn ogen, als het lachen overgaat in huilen, met hete tranen. Nee, nee... het is allemaal te veel.

Als de hysterie wat afneemt, tilt Christian zachtjes mijn arm van mijn gezicht. Ik draai me om en kijk hem aan.

Hij staat over me heen gebogen. Om zijn mond speelt een scheef lachje, maar zijn ogen zijn brandend grijs, gekwetst misschien. O nee.

Hij veegt voorzichtig een traan weg met de achterkant van zijn hand. ‘Vindt u mijn aanzoek grappig, mevrouw Steele?’

O, Vijftig! Omhoogreikend streel ik zachtjes zijn wang, ik geniet van het gevoel van zijn stoppelbaard onder mijn vingers. Hemel, wat hou ik van deze man.

‘Meneer Grey... Christian. Je timing is zonder enige twijfel...’ Ik staar hem aan terwijl ik geen woord meer kan uitbrengen.

Hij grijnst naar me, maar aan de rimpels bij zijn ogen zie ik dat hij gekwetst is. Het is ontnuchterend.

‘Je maakt het wel heel spannend voor me nu, Ana. Wil je met me trouwen?’

Ik ga rechtop zitten en buig me over hem heen, met mijn handen op zijn knieën. Ik kijk in zijn lieve gezicht. ‘Christian, ik heb je geschifte ex met haar pistool ontmoet, ben uit mijn appartement gegooid, heb gezien hoe jij veranderde in thermonucleair-Vijftig...’

Hij doet zijn mond open om iets te zeggen, maar ik steek mijn hand op. Hij doet gehoorzaam zijn mond dicht.

‘Je hebt me net behoorlijk schokkende informatie over jezelf gegeven, en nu vraag je me of ik met je wil trouwen.’

Hij beweegt zijn hoofd heen en weer, alsof hij alle feiten nagaat. Hij moet erom lachen. Gelukkig.

‘Ja, ik denk dat je de situatie daarmee correct samen hebt gevat,’ zegt hij droogjes.

Ik schud mijn hoofd. ‘Wat is er toch gebeurd met uitgestelde bevrediging?’

‘Daar ben ik alweer overheen. Nu ben ik een sterke voorstander van onmiddellijke bevrediging. Carpe diem, Ana,’ fluistert hij.

‘Kijk, Christian, ik ken je nu ongeveer drie minuten, en er is nog zoveel meer wat ik moet weten. Ik heb te veel gedronken, ik heb trek, ik ben moe en ik wil naar mijn bed. Ik moet even over je voorstel nadenken, net als over dat contract wat je me hebt voorgelegd. En...’, ik knijp mijn lippen samen om te laten zien dat ik niet blij ben, maar ook om de stemming iets minder zwaar te maken, ‘...dat was nou niet het meest romantische voorstel.’

Hij houdt zijn hoofd schuin en zijn lippen krullen op in een glimlach. ‘Goed punt, raak gesproken, zoals gewoonlijk, mevrouw Steele,’ zucht hij, zijn stem vol opluchting. ‘Dus je zegt geen nee?’

Ik zucht. ‘Nee, meneer Grey, ik zeg geen nee, maar ook geen ja. Je doet dit alleen maar omdat je bang bent, en mij niet vertrouwt.’

‘Nee, ik doe dit, omdat ik eindelijk iemand heb ontmoet met wie ik de rest van mijn leven wil doorbrengen.’

O. Mijn hart slaat over en ik smelt vanbinnen. Hoe is het toch mogelijk dat hij in de meest bizarre situaties de meest romantische dingen kan zeggen? Mijn mond valt open van verbazing.

‘Ik had nooit verwacht dat het mij zou kunnen overkomen,’ gaat hij verder, zijn uitdrukking straalt pure, onverdunde oprechtheid uit.

Ik gaap hem aan, zoekend naar de juiste woorden.

‘Mag ik erover nadenken... alsjeblieft? En ook over alles wat er verder nog gebeurd is vandaag? Wat je me net hebt verteld? Je hebt me gevraagd om geduld en vertrouwen. Nou, die bal ligt nu ook bij jou, Grey. Dat heb ik nu ook nodig.’

Zijn ogen kijken onderzoekend in de mijne en na een seconde leunt hij voorover en veegt hij mijn haar achter mijn oor.

‘Daar kan ik wel mee leven.’ Hij kust me snel op de lippen. ‘Niet erg romantisch, hè?’ Hij trekt een wenkbrauw omhoog en ik knik bevestigend. ‘Hartjes en bloemen?’ vraagt hij zacht.

Ik knik en er kan een klein lachje af bij hem.

‘Heb je trek?’

‘Ja.’

‘Je hebt niet gegeten.’ Zijn ogen bevriezen en zijn kaak verhardt.

‘Nee, ik heb niet gegeten.’ Ik ga achterover zitten op mijn hurken en kijk onbeweeglijk naar hem. ‘Uit mijn appartement gegooid worden nadat ik heb gezien hoe mijn vriendje een intiem onderonsje had met zijn ex-Onderdanige heeft blijkbaar een slechte invloed op mijn eetlust.’ Ik kijk boos naar hem en bal mijn handen tot vuisten op mijn heupen.

Christian schudt zijn hoofd en komt elegant overeind. O, eindelijk, we kunnen van de vloer af. Hij steekt een hand naar me uit.

‘Laat mij iets te eten voor je maken,’ zegt hij.

‘Mag ik niet gewoon gaan slapen?’ mopper ik, moe, terwijl ik zijn hand vastpak.

Hij trekt me overeind. Ik ben stijf. Hij kijkt op me neer, zijn uitdrukking zacht.

‘Nee, je moet iets eten. Kom.’ Bazige Christian is weer terug, en het is een opluchting.

Hij leidt me naar de keuken en duwt me naar een barkruk, terwijl hij naar de koelkast loopt. Ik kijk stiekem op mijn horloge en zie dat het bijna halftwaalf is. Ik moet morgenochtend vroeg op voor mijn werk.

‘Christian, ik heb echt geen trek.’

Hij negeert me volkomen terwijl hij door de enorme koelkast aan het speuren is. ‘Kaas?’ vraagt hij.

‘Niet op dit uur.’

‘Pretzels?’

‘Uit de koelkast? Nee,’ zeg ik spits.

Hij draait zich om en grijnst naar me. ‘Hou je niet van pretzels?’

‘Niet om halftwaalf. Christian, ik ga naar bed. Je kunt voor mijn part de hele nacht in die koelkast blijven rommelen. Ik ben moe, mijn dag was een beetje té interessant. Een dag die ik graag zou willen vergeten.’ Ik glijd van de kruk af en hij kijkt nijdig, maar dat kan me nu even niets schelen. Ik wil naar bed – ik ben uitgeput.

‘Macaroni met kaas?’ Hij houdt een witte schaal omhoog die is afgedekt met folie. Hij kijkt zo hoopvol en zo schattig.

‘Hou jij van macaroni met kaas?’ vraag ik.

Hij knikt enthousiast en mijn hart smelt. Hij ziet er plotseling zo jong uit. Wie zou dat gedacht hebben? Christian Grey houdt van babyvoedsel.

‘Wil jij ook?’ vraagt hij, het klinkt hoopvol. Ik kan hem niet weerstaan en ik heb inderdaad honger.

Ik knik en lach zwakjes naar hem. De grote grijns waarmee hij reageert is adembenemend. Hij haalt de folie van de schaal af en zet hem in de magnetron. Ik leun achterover op de kruk en geniet van het schouwspel: de prachtige meneer Christian Grey – de man die met mij wil trouwen – die zich soepel en gemakkelijk beweegt in zijn keuken.

‘Dus je weet hoe de magnetron werkt?’ plaag ik hem zachtjes.

‘Als het in een pakje zit, kan ik er meestal wel iets mee. Met echt voedsel heb ik meer problemen.’

Ik kan niet geloven dat dit dezelfde man is die nog geen halfuur geleden op zijn knieën voor me zat. Hij is zijn gebruikelijke, veranderlijke zelf. Hij zet borden, bestek en placemats klaar op de ontbijtbar.

‘Het is wel erg laat,’ probeer ik nog.

‘Dan ga je morgen toch niet werken.’

‘Ik moet morgen wel naar mijn werk. Mijn baas vertrekt naar New York.’

Christian fronst. ‘Wil je daar dit weekend een keer heen?’

‘Ik heb het weerbericht gezien, en het ziet ernaar uit dat het gaat regenen,’ zeg ik, terwijl ik met mijn hoofd schud.

‘O, wat wil je dan gaan doen?’

De magnetron waarschuwt met een piep dat ons eten is opgewarmd.

‘Ik wil op dit moment niet meer dan een dag vooruitkijken. Al die opwinding is... vermoeiend.’ Ik trek een wenkbrauw op naar hem, die hij verstandig negeert.

Christian zet de witte kom tussen ons in en komt naast me zitten. Hij lijkt in gedachten verzonken, afgeleid. Ik verdeel de macaroni over onze borden. Het ruikt heerlijk en het water loopt me in de mond. Ik ben uitgehongerd.

‘Het spijt me van Leila,’ zegt hij.

‘Waarom heb je spijt?’ Mmm, de macaroni smaakt net zo lekker als hij ruikt. Mijn maag rommelt dankbaar.

‘Het moet een enorme schok voor je zijn geweest, toen je haar in je appartement aantrof. Taylor had het eerder die middag nog uitgekamd. Hij is erg van streek.’

‘Ik neem Taylor niets kwalijk.’

‘Ik ook niet. Hij heeft vanavond overal naar je gezocht.’

‘Echt? Waarom?’

‘Ik wist niet waar je was. Je had je tas en je telefoon laten liggen. Ik kon je niet eens opsporen. Waar zat je?’ vraagt hij. Zijn stem is zacht, maar er zit een onheilspellende ondertoon aan zijn woorden.

‘Ethan en ik zijn naar een bar aan de overkant van de straat gegaan. Zo kon ik zien wat er gebeurde.’

‘Ik begrijp het.’ Er is een subtiele verandering in de sfeer tussen ons. Het is niet meer licht.

Oké, nou... dat spelletje kan ik ook spelen. Laten we het dan nu weer even over jou hebben, Vijftig. Zo nonchalant mogelijk, omdat ik mijn brandende nieuwsgierigheid wil bevredigen, maar ook bang ben voor wat ik te horen zal krijgen, vraag ik hem: ‘Wat heb je eigenlijk met Leila gedaan in het appartement?’

Ik kijk op naar hem en hij verstijft, zijn vork vol macaroni blijft in de lucht hangen. O jeetje, dat is niet goed.

‘Wil je het echt weten?’

Ik krijg een knoop in mijn maag en mijn eetlust is verdwenen. ‘Ja,’ fluister ik. Is dat zo? Wil je dat echt? Mijn onderbewuste heeft haar lege fles gin op de vloer gegooid en gaat rechtop zitten in haar fauteuil, terwijl ze boos en geschokt naar me kijkt.

Christians mond verstrakt. Hij aarzelt. ‘We hebben gepraat, en ik heb haar in bad gestopt.’ Zijn stem is schor en hij gaat snel verder als ik niet reageer. ‘En ik heb haar wat van jouw kleren aangedaan. Ik hoop dat je het niet erg vindt. Maar ze was smerig.’

Dit ga je niet menen. Hij heeft haar in bad gestopt?

Wat ongepast. Ik voel me duizelig, staar naar mijn onaangeraakte macaroni. Op dit moment word ik misselijk als ik ernaar kijk.

Probeer het te beredeneren, instrueert mijn onderbewuste. Dat koele, intellectuele deel van mijn hersenen weet dat hij dat alleen heeft gedaan omdat ze vies was, maar het valt niet mee. Mijn fragiele, jaloerse ik kan het niet uitstaan.

Plotseling wil ik in huilen uitbarsten – niet van die keurige filmtranen die decoratief over mijn wangen biggelen, maar jankend-naar-de-maan huilen. Ik haal heel diep adem om de neiging te onderdrukken, maar mijn keel is kurkdroog en gevoelig door al mijn niet-vergoten tranen en ingehouden snikken.

‘Dat was het enige wat ik kon doen, Ana,’ zegt hij zachtjes.

‘Voel je nog iets voor haar?’

‘Nee!’ zegt hij, geschokt. Hij sluit zijn ogen, ik zie het leed op zijn gezicht. Ik kijk de andere kant uit, staar opnieuw naar mijn misselijkmakende voedsel. Ik kan het niet verdragen om naar hem te kijken.

‘Haar zo te zien – zo anders, zo gebroken. Ik geef om haar, als medemens.’ Hij haalt zijn schouders op, alsof hij een vervelende herinnering verdrijft. Jemig, verwacht hij nu begrip van mij?

‘Ana, kijk me aan.’

Ik kan het niet. Ik weet dat ik dan in tranen zal uitbarsten. Dit is te veel om te bevatten. Het is alsof ik een overstromende tank benzine ben – vol, overvol. Er is geen ruimte meer voor iets anders. Ik kan er gewoon geen shit meer bij hebben. Dan zou ik ontvlammen en exploderen, en dat zou er niet fraai uitzien. Godver!

Christian die op zo’n intieme manier zorgt voor zijn ex-Onderdanige – het beeld schiet door mijn hoofd. Haar in bad gestopt, ook nog – naakt. Een wrede, pijnlijke huivering trekt door mijn lichaam.

‘Ana.’

‘Wat?’

‘Niet doen. Het heeft niets te betekenen. Het was alsof ik voor een kind zorgde, een gebroken, ontredderd kind,’ mompelt hij.

Wat weet hij nou verdomme van zorgen voor een kind? Dit was een vrouw met wie hij een zeer intense, abnormale seksuele relatie heeft gehad met alle toeters en bellen.

Mijn god, dit doet pijn. Ik haal diep adem, probeer te kalmeren. Misschien heeft hij het over zichzelf. Hij is het gebroken kind. Dat klopt beter... of misschien klopt er helemaal niets van. O, het is allemaal zo volkomen gestoord. Plotseling ben ik hondsmoe. Ik moet slapen.

‘Ana?’

Ik sta op, breng mijn bord naar het aanrecht en gooi de inhoud ervan weg.

‘Ana, alsjeblieft.’

Ik draai me om en kijk hem aan. ‘Gewoon kappen nu, Christian! Hou op met je “Ana, alsjeblieft”!’ Ik schreeuw naar hem en de tranen beginnen over mijn gezicht te lopen. ‘Voor vandaag heb ik genoeg van al deze ellende. Ik ga naar mijn bed. Ik ben moe en emotioneel. Laat me gewoon met rust.’

Ik draai me om en sprint zo ongeveer naar de slaapkamer, met de herinnering aan zijn grote, geschokte ogen. Fijn om te weten dat ik hem ook kan choqueren. Ik gooi snel mijn kleren uit en zoek in zijn kast tot ik een van zijn T-shirts vind. Dan ga ik richting badkamer.

Ik staar naar mezelf in de spiegel, herken mezelf bijna niet meer in de uitgemergelde feeks met rood doorlopen ogen en vlekkerige wangen die terugstaart. Het is te veel. Ik zak op de vloer en geef me over aan de verpletterende emotie die ik niet langer kan inhouden. Ik huil met enorme halen die pijn doen in mijn borst, en laat eindelijk mijn tranen de vrije loop.