Een
Ik heb dag-drie-na-Christian en m’n eerste dag werken overleefd. Het was een welkome afleiding. De tijd vloog voorbij in een waas van nieuwe gezichten, werk aan de winkel en meneer Jack Hyde. Meneer Jack Hyde... hij leunt glimlachend op m’n bureau, een twinkeling in z’n blauwe ogen.
‘Uitstekend werk, Ana. Ik denk dat wij een fantastisch team worden.’
Op de een of andere manier lukt het me m’n mondhoeken omhoog te krullen tot iets wat op een glimlach lijkt.
‘Als je het goed vindt, ga ik ervandoor,’ antwoord ik.
‘Natuurlijk, het is halfzes. Ik zie je morgen.’
‘Prettige avond, Jack,’
‘Prettige avond, Ana.’
Ik stop m’n spullen in m’n tas, worstel me in m’n jasje en loop naar buiten, de vroege avondlucht van Seattle in. Ik haal diep adem, maar het is allemaal niet genoeg om de leegte in m’n borst te vullen – de leegte die er sinds zaterdagmorgen zit, een pijnlijke, holle herinnering aan mijn verlies. Ik loop naar de bushalte, m’n hoofd gebogen. Starend naar m’n voeten overdenk ik m’n leven zonder m’n geliefde Wanda, m’n oude Kever... of de Audi.
Onmiddellijk sluit ik mezelf af voor die gedachte. Nee. Niet aan hem denken. Natuurlijk heb ik geld voor een auto – een mooie, nieuwe auto. Ik vermoed dat hij zeer royaal zal zijn geweest met z’n cheque. De gedachte laat een bittere smaak in m’n mond achter, dus zet ik ’m van me af en probeer m’n hoofd zo verdoofd en leeg mogelijk te houden. Ik mag niet aan hem denken. Ik wil niet weer gaan huilen – niet zo open en bloot op straat.
Het appartement is leeg. Ik mis Kate en ik stel me voor hoe ze, nippend aan een cocktail, ergens op een strand op Barbados ligt. Ik zet de flatscreen-tv aan – zo kan het geluid de leegte een beetje vullen en me iets bieden dat op gezelschap lijkt, maar ik luister of kijk niet. Ik zit op de bank en staar naar de bakstenen muur. Ik ben verdoofd. Ik voel niets anders dan pijn. Hoe lang moet ik dit nog volhouden?
Ik schrik op uit m’n lijden – de deurbel. M’n hart slaat over. Wie kan dat zijn? Ik druk op de intercom.
‘Pakje voor mevrouw Steele,’ antwoordt een verveelde stem en ik voel de teleurstelling door m’n lijf jagen. Futloos loop ik naar beneden waar een jongen, leunend tegen de voordeur, luidruchtig kauwgum staat te kauwen. Hij heeft een grote kartonnen doos in z’n handen. Ik teken voor het pakket en draag het om. De doos is enorm en toch verrassend licht. Binnenin liggen twee dozijn lange, witte rozen met een kaartje.
Gefeliciteerd met je eerste werkdag.
Ik hoop dat het goed ging.
En dank je voor het zweefvliegtuigje. Dat was erg attent van je.
Het heeft een mooi plekje op m’n bureau.
Christian
Ik staar naar het getypte kaartje en de leegte in m’n borst groeit. Ongetwijfeld heeft z’n assistent dit gestuurd. Christian had er zelf waarschijnlijk heel weinig mee te maken. Ik bekijk de rozen – ze zijn prachtig, en ik kan me er niet toe zetten ze in de vuilnisbak te gooien. Plichtsgetrouw loop ik naar de keuken om een vaas op te duikelen.
En zo ontwikkelt zich een patroon: opstaan, werken, huilen, slapen. Nou ja, ik probeer te slapen. Zelfs in mijn dromen kan ik niet aan hem ontsnappen. Zijn grijze, brandende ogen, zijn verloren uitstraling, zijn glanzende, lichte haar achtervolgen me. En de muziek... zo veel muziek – ik kan er niet naar luisteren. Ik waak ervoor dat ik het koste wat kost vermijd. Zelfs reclameriedeltjes doen me huiveren.
Ik heb met niemand gepraat, zelfs niet met mijn moeder of Ray. Ik kan gewoonweg niet meer over koetjes en kalfjes praten. Nee, ik moet er niets van weten. Ik heb m’n eigen eilandje gevormd. Een verwoest, door oorlog geteisterd stuk land, waar niets groeit en de horizon verbleekt is. Ja, dat ben ik nu. Ik kan op m’n werk nog net onpersoonlijk met mensen omgaan, maar dat is het dan ook. Als ik met m’n moeder praat, weet ik dat er nog meer zal breken – en ik heb niets meer over om te breken.
Ik heb moeite om te eten. Tijdens de lunch op woensdag lukt het me een bakje yoghurt naar binnen te werken, en dat is het eerste wat ik sinds vrijdag heb gegeten. Ik overleef op een pas gevonden tolerantie voor koffie verkeerd en cola light. De cafeïne sleept me erdoorheen, maar het maakt me gespannen.
Jack hangt de hele tijd bij me rond, hij irriteert me met persoonlijke vragen. Wat wil hij van me? Ik blijf beleefd, maar ik moet hem vooral op afstand houden.
Ik zit aan m’n bureau en begin me een weg te banen door zijn poststapel, en ik ben blij dat dit suffe werkje me afleiding biedt. Ik krijg een e-mailmelding en kijk snel van wie het is.
Holy shit. Een e-mail van Christian. Nee, niet hier... niet op m’n werk.
Van: Christian Grey
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:05
Aan: Anastasia Steele
Beste Anastasia,
Sorry dat ik je op je werk stoor. Ik hoop dat het goed gaat.
Heb je mijn bloemen ontvangen?
Morgen is de opening van de expositie van jouw vriend, en ik weet bijna zeker dat je nog geen tijd hebt gehad om een nieuwe auto te kopen, en het is een lange rit. Ik zou je er met plezier mee naartoe nemen – mocht je dat willen.
Laat maar weten.
Christian Grey
Directeur, Grey Enterprises Holdings, Inc.
Tranen wellen op in m’n ogen. Gehaast verlaat ik m’n bureau, storm naar de wc’s en verberg me in een van de hokjes. De expo van José. Shit. Dat was ik helemaal vergeten, en ik had ’m beloofd dat ik zou komen. Shit. Christian heeft gelijk – hoe ga ik daar komen?
Ik verberg m’n hoofd in m’n handen. Waarom heeft José niet gebeld? Sterker nog – waarom heeft niemand gebeld? Ik ben zo van de wereld geweest dat ik helemaal niet heb gemerkt dat m’n telefoon niet heeft gerinkeld.
Shit! Wat ben ik toch een sufferd! Ik heb ’m nog steeds op doorsturen naar de BlackBerry staan. O nee. Christian heeft al m’n telefoontjes gekregen – tenzij hij de BlackBerry gewoon heeft weggegooid natuurlijk. Hoe is hij aan m’n e-mailadres gekomen?
Hij kent m’n schoenmaat – een e-mailadres zal hem niet echt veel moeite hebben gekost.
Kan ik hem weer onder ogen komen? Zou ik dat aankunnen? Wil ik hem wel zien? Ik sluit m’n ogen en laat m’n hoofd in m’n nek rusten. Verdriet en verlangen gaan als een lans door me heen. Natuurlijk wil ik dat.
Misschien – misschien kan ik hem zeggen dat ik van gedachten ben veranderd... Nee, nee, nee. Ik kan niet bij iemand zijn die plezier beleeft door mij pijn te doen, iemand die niet van me kan houden.
Herinneringen schieten als martelingen door m’n hoofd – het zweefvliegen, handje vasthouden, zoenen, het bad, z’n zachtheid, z’n humor en zijn donkere, broeierige, sexy blik. Ik mis hem. Het is nu vijf dagen geleden, vijf dagen van kwelling die voelen als een eeuwigheid.
Ik sla m’n armen om me heen, omhels mezelf stevig en probeer me sterk te houden. Ik mis hem. Ik mis hem heel erg... Ik hou van hem. Zo simpel is het.
’s Nachts huil ik mezelf in slaap. Ik wou dat ik niet was weggelopen, ik wou dat hij anders kon zijn, ik wou dat we nog bij elkaar waren. Hoe lang moet dit verschrikkelijke, allesoverheersende gevoel nog duren? Het is een hel.
Anastasia Steele, je bent op je werk! Ik moet sterk zijn, maar ik wil naar Josés expositie en heel diep vanbinnen wil de masochist in mij Christian zien. Ik haal diep adem en loop terug naar m’n bureau.
Van: Anastasia Steele
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:25
Aan: Christian Grey
Hallo Christian,
Bedankt voor de bloemen, ze zijn erg mooi.
Ja, ik zou graag een lift willen.
Dank je.
Anastasia Steele
Assistente van Jack Hyde, redacteur, SIP
Ik controleer m’n telefoon en zie dat die nog steeds op ‘gesprekken doorsturen’ staat. Jack zit in vergadering, dus ik bel José even.
‘Hoi José, met Ana.’
‘Hoi! Lang niets gehoord.’ Zijn stem is zo warm en vertrouwd dat ik bijna weer in huilen uitbarst.
‘Ik kan niet lang praten. Hoe laat moet ik aanwezig zijn voor de expositie morgen?’
‘Je komt nog wel?’ Hij klinkt blij enthousiast.
‘Ja, natuurlijk.’ Ik glimlach voor het eerst in vijf dagen oprecht als ik me zijn brede grijns voorstel.
‘Halfacht.’
‘Zie ik je dan. Doei, José.’
‘Doei, Ana.’
Van: Christian Grey
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:27
Aan: Anastasia Steele
Beste Anastasia,
Hoe laat zal ik je komen ophalen?
Christian Grey
Directeur, Grey Enterprises Holdings, Inc.
Van: Anastasia Steele
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:32
Aan: Christian Grey
Josés expositie begint om halfacht. Hoe laat stel je voor?
Anastasia Steele
Assistente van Jack Hyde, redacteur, SIP
Van: Christian Grey
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:34
Aan: Anastasia Steele
Beste Anastasia,
Portland is best ver weg. Ik pik je om 17.45 uur op.
Ik verheug me erop je te zien.
Christian Grey
Directeur, Grey Enterprises Holdings, Inc.
Van: Anastasia Steele
Onderwerp: Morgen
Datum: 8 juni 2011, 14:38
Aan: Christian Grey
Zie je wel verschijnen.
Anastasia Steele
Assistente van Jack Hyde, redacteur, SIP
O hemel. Ik heb afgesproken met Christian. Voor de eerste keer in vijf dagen voel ik me een tikje beter en ik sta mezelf toe om me af te vragen hoe het met hem gaat.
Heeft hij me gemist? Waarschijnlijk niet zoveel als ik hem. Heeft hij een nieuwe Onderdanige gevonden? Die gedachte is zo pijnlijk dat ik hem onmiddellijk van tafel veeg. Ik kijk naar de stapel post die ik voor Jack moet uitzoeken en val aan. Ik probeer Christian weer uit m’n gedachten te duwen.
Die nacht lig ik te woelen en probeer ik in slaap te komen. Het is voor het eerst sinds een tijdje dat ik mezelf niet in slaap huil.
Ik zie Christians gezicht voor me, de laatste keer dat ik hem zag, toen ik bij hem wegging. Zijn gekwelde blik achtervolgt me. Ik herinner me dat hij niet wilde dat ik ging, wat vreemd was. Waarom zou ik blijven als we in zo’n impasse zijn beland? We draalden allebei om de dingen heen die ons dwarszaten – mijn angst voor straf, zijn angst voor... wat eigenlijk? Liefde?
Ik draai me op m’n zij en knuffel m’n kussen, verschrikkelijk verdrietig. Hij denkt dat hij het niet verdient dat iemand van hem houdt. Waarom voelt hij dat zo? Heeft het te maken met zijn jeugd? Met zijn biologische moeder, de heroïnehoer? Mijn gedachten kwellen me tot in de vroege uurtjes, wanneer ik eindelijk onrustig en uitgeput in slaap val.
De dag wil maar niet opschieten en Jack geeft me ongewoon veel aandacht. Ik verwacht dat het iets te maken heeft met de donkerpaarse jurk en zwarte laarzen met hoge hakken die ik uit Kates kast heb gestolen, maar ik sta er niet te lang bij stil. Ik besluit van m’n eerste salaris te gaan winkelen voor kleren. De jurk valt losser dan voorheen, maar ik doe net alsof ik dat niet merk.
Eindelijk is het dan halfzes, en ik pak m’n jasje en tas. Ik probeer m’n zenuwen te bedwingen. Ik ga hem zien!
‘Heb je een afspraakje vanavond?’ vraagt Jack, terwijl hij langs m’n bureau slentert op weg naar buiten.
‘Ja. Nee. Niet echt.’
Hij trekt een wenkbrauw op, dit wekt duidelijk zijn interesse. ‘Vriendje?’
Ik bloos. ‘Nee, een vriend. Een ex-vriendje.’
‘Misschien vind je het leuk om morgen na het werk wat te gaan drinken? Je hebt een fantastische eerste week gehad, Ana. Dat moeten we vieren.’ Hij glimlacht en een mij onbekende, licht verontrustende blik schiet over z’n gezicht. Het maakt me ongemakkelijk.
Hij stopt z’n handen in z’n zakken en loopt nonchalant de dubbele deuren door. Fronsend kijk ik hem na. Wat drinken met de baas, is dat wel een goed idee?
Ik schud m’n hoofd. Eerst maar eens een avond met Christian Grey doorkomen. Hoe ga ik dit doen? Ik haast me naar de wc om nog wat laatste dingen recht te trekken.
Ik kijk lang en geconcentreerd naar m’n gezicht in de grote spiegel aan de wand. Ik ben m’n normale, bleke zelf en heb donkere kringen rond mijn te grote ogen. Ik zie er spichtig uit, gekweld.
Jemig, ik zou willen dat ik wist hoe ik make-up moest gebruiken. Ik doe wat mascara en eyeliner op en ik knijp in m’n wangen, misschien krijg ik daar wat kleur van. Ik weet m’n haar zo te fatsoeneren, dat het kunstig op m’n rug valt. Zo moet het maar.
Stijf van de zenuwen loop ik door de foyer en ik lach en zwaai naar Claire bij de receptie. Ik denk dat zij en ik het goed met elkaar gaan vinden. Jack praat met Elizabeth en hij haast zich, breed glimlachend, om de deur voor me open te houden.
‘Na jou, Ana,’ mompelt hij.
‘Dank je.’ Ik glimlach en voel me opgelaten.
Buiten staat Taylor op de hoek op me te wachten. Hij opent de achterdeur van de auto. Ik kijk aarzelend even achterom naar Jack, die me naar buiten is gevolgd. Hij kijkt ontzet naar de Audi MPV.
Ik draai me weer om en klim in de auto, en daar zit hij – Christian Grey – in z’n grijze pak, geen stropdas, en een wit overhemd waarvan de bovenste knoopjes open zijn. Z’n grijze ogen gloeien.
M’n mond wordt droog. Hij ziet er geweldig uit, maar hij kijkt boos. Waarom?
‘Wanneer heb jij voor het laatst gegeten?’ vraagt hij kortaf als Taylor de deur achter me dichtdoet.
Shit. ‘Hallo, Christian. Ja, ik vind het ook heel leuk om jou weer te zien.’
‘Ik hoef nu geen grote mond van je. Geef antwoord.’ Zijn ogen spuwen vuur.
Holy shit. ‘Eh... ik heb yoghurt gegeten als lunch. O – en een banaan.’
‘Wanneer heb je voor het laatste een echte maaltijd gegeten?’ vraagt hij zuur.
Taylor glipt achter het stuur, start de auto en draait de stroom verkeer in.
Ik kijk vluchtig op en zie dat Jack naar me zwaait – hoe hij me door het getinte glas kan zien, is me een raadsel. Ik zwaai terug.
‘Wie is dat?’ bitst hij.
‘M’n baas.’ Ik kijk voorzichtig naar de prachtige man naast me. Z’n mond is vertrokken in een rechte lijn.
‘Dus? Je laatste maaltijd?’
‘Christian, dat gaat je eigenlijk echt weinig aan,’ zeg ik en ik voel me buitengewoon dapper.
‘Alles wat jij doet gaat me aan. Vertel.’
Echt niet. Ik brom gefrustreerd en rol met m’n ogen terwijl Christian de zijne toeknijpt. Voor het eerst in lange tijd wil ik lachen. Ik doe hard m’n best de giechel die in me opborrelt te onderdrukken. Christians gezicht ontspant wanneer hij me ziet worstelen mijn gezicht in de plooi te houden, en een spoor van een glimlach kust zijn heerlijke, gebeeldhouwde lippen.
‘Nou?’ vraag hij, zijn stem zachter.
‘Pasta alle vongole, afgelopen vrijdag,’ fluister ik.
Hij sluit zijn ogen, terwijl woede, en mogelijk spijt, over zijn gezicht trekken. ‘Aha,’ zegt hij met uitdrukkingsloze stem. ‘Het lijkt alsof je sindsdien minstens twee kilo kwijt bent, misschien meer. Eet alsjeblieft iets, Anastasia,’ zegt hij op bestraffende toon.
Ik staar naar de verstrengelde vingers in mijn schoot. Waarom voel ik me bij hem altijd als een ondeugend kind?
Hij gaat verzitten en draait zich naar me toe. ‘Hoe gaat het met je?’ en zijn stem is nog altijd zacht.
Nou, ik voel me eigenlijk behoorlijk klote... Ik slik. ‘Ik zou liegen als ik zei dat het prima ging.’
Hij ademt scherp in. ‘Ik ook,’ prevelt hij en hij pakt m’n hand vast. ‘Ik mis je,’ zegt hij.
O nee. Huid tegen huid.
‘Christian, ik...’
‘Ana, alsjeblieft. We moeten praten.’
Ik ga huilen. Nee. ‘Christian, ik... alsjeblieft... ik heb zoveel gehuild,’ fluister ik, terwijl ik probeer mijn emoties onder controle te houden.
‘O, schatje, nee.’ Hij trekt zacht aan m’n hand en voor ik het weet zit ik op z’n schoot. Hij heeft z’n armen om me heen en ik voel zijn neus in m’n haar. ‘Ik heb je zo ontzettend gemist, Anastasia,’ verzucht hij.
Ik wil me ontworstelen aan zijn omhelzing, de afstand bewaren, maar hij heeft z’n armen om me heen geslagen. Hij drukt me tegen z’n borst aan en ik smelt. Ja, hier wil ik zijn.
Ik rust m’n hoofd tegen hem aan en hij kust m’n haar keer op keer. Dit voelt als thuis. Hij ruikt naar linnen, wasverzachter, douchegel en m’n favoriete geur – Christian. Een moment lang sta ik mezelf de illusie toe dat het allemaal goed zal komen, en die gedachte kalmeert m’n verwoeste ziel.
Een paar minuten later parkeert Taylor langs de stoep, hoewel we nog steeds in de stad zijn.
‘Kom’, Christian schuift me van z’n schoot, ‘we zijn er.’
Hoe bedoel je?
‘Heliplatform – boven op dit gebouw.’ Ter verduidelijking werpt Christian even een blik op het gebouw.
Natuurlijk. Charlie Tango. Taylor opent de deur en ik glijd de auto uit. Hij geeft me een warme, vaderlijke glimlach en ik voel me veilig. Ik glimlach terug.
‘Je krijgt je zakdoek nog terug.’
‘Hou die maar, mevrouw Steele, dat meen ik.’
Ik bloos als Christian van achter de auto verschijnt en m’n hand pakt. Hij kijkt vragend naar Taylor, die onbewogen naar hem terugstaart, niets verradend.
‘Negen uur?’ vraagt Christian hem.
‘Ja, meneer.’
Christian knikt, draait zich om en leidt me door de dubbele deuren de imposante foyer in. Ik geniet van het gevoel van zijn hand en van zijn lange, kundige vingers die zich om de mijne hebben gevouwen. De welbekende aantrekkingskracht is er weer – ik word ernaartoe gezogen, als Icarus naar zijn zon. Ik heb me al eens gebrand, en toch ben ik er weer.
We zijn bij de lift en hij drukt op de knop. Ik gluur naar hem, en om z’n lippen speelt zijn raadselachtige, halve glimlach. Wanneer de deuren openen, laat hij m’n hand los en leidt me de lift in.
De deuren sluiten en ik kijk weer even stiekem naar hem. Hij kijkt terug, en het is er, in de lucht tussen ons in, die elektriciteit. Het is tastbaar. Ik kan het bijna proeven, terwijl het tussen ons in pulseert, ons naar elkaar toe trekt.
‘Lieve hemel,’ adem ik gejaagd en ik koester kort de intensiteit van deze intuïtieve, primaire aantrekkingskracht.
‘Ik voel het ook,’ zegt hij, en z’n ogen zijn ver weg en intens.
Lust verzamelt zich, donker en dodelijk, in m’n onderlijf. Hij grijpt m’n hand steviger vast en zijn duim beweegt over m’n bovenhand. Diep vanbinnen spannen al mijn spieren zich heerlijk aan.
Allemachtig. Hoe kan hij dit nog steeds bij me teweegbrengen?
‘Bijt alsjeblieft niet op je lip, Anastasia,’ fluistert hij.
Ik kijk op en laat m’n lip los. Ik wil hem. Hier, nu, in de lift. Hoe kan ik anders?
‘Je weet wat dat met me doet,’ zegt hij zwoel.
O, dus ik doe hem nog steeds wat. Mijn innerlijke godin wordt langzaam wakker uit haar vijf dagen durende pruilslaap.
Plotseling gaan de deuren open en is de magie verbroken. We zijn op het dak. Het waait, en ondanks m’n zwarte jas heb ik het koud. Christian slaat z’n arm om me heen en trekt me naar zich toe. We haasten ons naar Charlie Tango in het midden van het helikopterplatform. De rotorbladen draaien langzaam.
Een lange, blonde man met een rechte kaaklijn in een donker pak springt uit de helikopter en rent gebukt op ons af. Terwijl hij Christian de hand schudt, schreeuwt hij over het geluid van de rotorbladen heen.
‘Klaar voor vertrek, meneer! Ze is helemaal van u!’
‘Zijn alle controles gedaan?’
‘Ja, meneer.’
‘Je haalt ’m rond halfnegen op?’
‘Ja, meneer.’
‘Taylor wacht buiten op je.’
‘Dank u, meneer Grey. Veilige vlucht naar Portland. Mevrouw.’ Hij salueert. Zonder me los te laten knikt Christian, bukt en leidt me daar de deur van de helikopter.
Eenmaal binnen zet hij me vast in het harnas, trekt de riemen stevig aan. Hij schenkt me een veelbetekenende blik en zijn geheimzinnige glimlach.
‘Dit zou je op je plek moeten houden,’ zegt hij. ‘Ik moet zeggen dat dit harnas je goed staat. Niets aanraken.’
Ik bloos dieprood en hij laat zijn wijsvinger over m’n wang gaan voor hij me de koptelefoon geeft. Ik wil jou ook aanraken, maar je laat het niet toe. Ik werp hem een boze blik toe. Daarbij heeft hij de riemen zo strak aangetrokken dat ik me nauwelijks kan bewegen.
Hij gaat op zijn stoel zitten en zet zichzelf vast. Dan loopt hij alle laatste controles na. Hij is er zo goed in, alles is vanzelfsprekend. Zo waanzinnig aantrekkelijk. Hij doet z’n koptelefoon op en drukt op een knop. De rotorbladen gaan sneller en sneller, nu oorverdovend hard.
Hij draait zich naar me toe. ‘Ben je d’r klaar voor, schatje?’ Zijn stem galmt door de koptelefoon.
‘Ja.’
Hij grijnst zijn jongensachtige grijns. Wauw – die heb ik al zo lang niet gezien.
‘Sea-Tac-toren, hier Charlie Tango Golf – Golf Echo Hotel, klaar voor vertrek naar Portland via PDX. Graag bevestiging, over.’
De blikkerige stem van de luchtverkeersleider antwoordt en geeft instructies.
‘Roger, toren, Charlie Tango klaar, over en sluiten.’ Christian zet twee schakelaars om, pakt de stuurknuppel vast en de helikopter stijgt langzaam en kalm de avondlucht in.
Seattle en m’n maag blijven beneden achter. En opeens gaat er weer een wereld voor me open.
‘We hebben de dageraad nagejaagd, Anastasia, nu de zonsondergang,’ klinkt zijn stem door m’n koptelefoon. Ik draai me naar hem toe en staar hem verrast aan.
Wat betekent dat? Hoe kan hij zulke romantische dingen zeggen? Hij glimlacht, en ik kan niet anders dan verlegen teruglachen.
‘Behalve de avondzon is er dit keer ook meer te zien,’ zegt hij.
De laatste keer dat we over Seattle vlogen, was het donker, maar dit avonduitzicht is spectaculair, onwerkelijk. We bevinden ons tussen de hoogste gebouwen en stijgen op.
‘Daar is Escala.’ Hij wijst naar het gebouw. ‘Boeing is daar, en verderop kun je nog net de Space Needle zien.’
Ik strek m’n nek uit. ‘Daar ben ik nog nooit geweest.’
‘Ik neem je er mee naartoe – je kunt daar eten.’
Wat? ‘Christian, we zijn uit elkaar.’
‘Weet ik. Maar ik kan je er nog wel mee naartoe nemen en je te eten geven.’ Hij kijkt me aan.
Ik schud m’n hoofd en besluit hem niet te pikeren. ‘Het is schitterend hierboven, dankjewel.’
‘Indrukwekkend, hè?’
‘Indrukwekkend dat je dit kunt.’
‘Vleierij? Van u, mevrouw Steele? Maar ik ben een man met vele talenten.’
‘Daar ben ik me terdege van bewust, meneer Grey.’
Hij draait zich naar me toe en lacht. Voor het eerst in vijf dagen ontspan ik me een beetje. Misschien gaat het toch niet zo erg worden.
‘Hoe is je nieuwe baan?’
‘Goed, dank je. Interessant.’
‘Hoe is je baas?’
‘O, wel oké.’ Hoe kan ik Christian ooit vertellen dat Jack me ongemakkelijk maakt? Christian kijkt me indringend aan.
‘Wat is er?’ vraagt hij.
‘Behalve dat wat voor de hand ligt, niets.’
‘Wat ligt er voor de hand?’
‘O Christian, soms kun je zo typisch doen.’
‘Typisch? Ik? Ik weet niet zeker of ik deze toon wel op prijs stel, mevrouw Steele.’
‘Nou, doe vooral maar niet dan.’
Zijn lippen vertrekken zich tot een glimlach. ‘Die brutale mond van jou heb ik gemist, Anastasia.’
Ik moet diep ademhalen en wil het uitschreeuwen: Ik heb jou gemist – alles aan je – niet alleen je mond! Maar ik houd me stil en staar uit de glazen vissenkom die Charlie Tango heet. We vliegen naar het zuiden. De avondschemer hangt links van ons in de lucht, de zon staat laag aan de horizon – groot, vurig en vlammend oranje – en opnieuw ben ik Icarus die veel te dichtbij vliegt.
De avondschemering heeft ons vanaf Seattle achtervolgd en de lucht is vol opaal, roze en aquamarijn. De kleuren vloeien naadloos in elkaar over, zoals alleen moeder natuur dat voor elkaar krijgt. Het is een heldere, frisse avond en wanneer Christian de helikopter op het platform neerzet, schitteren en knipogen de lichten van Portland alsof ze ons verwelkomen. We bevinden ons boven op het vreemde bakstenen gebouw in Portland, waar we minder dan drie weken geleden van vertrokken.
Jemig, het lijkt alsof de tijd voorbijgevlogen is. Toch voelt het alsof ik Christian mijn leven lang al heb gekend. Hij zet Charlie Tango stil, zet schakelaars om, zodat de rotorbladen stoppen en uiteindelijk hoor ik alleen nog maar mijn eigen ademhaling door de koptelefoon. Hmm. Ik denk even terug aan de Thomas Tallis-ervaring. Ik verbleek. Daar heb ik nu dus echt geen behoefte aan.
Christian maakt zich los uit z’n harnas en leunt over me heen om hetzelfde voor mij te doen.
‘Goede reis gehad, mevrouw Steele?’ vraagt hij, zijn stem zacht, zijn ogen glanzend.
‘Ja, dank u, meneer Grey,’ antwoord ik beleefd.
‘Nou, laten we de foto’s van dat jochie dan maar eens gaan bekijken.’ Ik neem z’n uitgestrekte hand aan en hij helpt me uit Charlie Tango.
Een grijze man met een baard komt op ons af lopen en begroet ons, hij heeft een brede grijns op z’n gezicht en ik herken hem – het is dat oude mannetje dat er de laatste keer ook was.
‘Joe.’ Christian glimlacht en laat m’n hand los om die van Joe hartelijk te schudden.
‘Houd een oogje in het zeil tot Stephan er is, alsjeblieft – hij is er tussen acht en negen uur.’
‘Zal ik doen, meneer Grey. Mevrouw,’ zegt hij, en hij knikt. ‘Uw auto wacht beneden, meneer. O, en de lift werkt niet – u zult de trap moeten nemen.’
‘Dank je, Joe.’
Christian pakt mijn hand vast en we lopen naar de noodtrappen.
‘Gelukkig zijn het maar drie verdiepingen met die hakken van je,’ zegt hij afkeurend tegen me.
Je meent het.
‘Vind je de laarzen niet mooi?’
‘Ik vind ze heel mooi, Anastasia.’ Zijn blik verduistert en het lijkt alsof hij nog iets gaat zeggen, maar dan stopt hij. ‘Kom. Laten we het langzaamaan doen. Ik wil niet dat je valt en je nek breekt.’
We laten ons in stilte door de chauffeur naar de galerie rijden. Mijn angst is weer helemaal op kracht en ik realiseer me dat onze tijd in Charlie Tango het oog van de storm was. Christian zwijgt en kijkt peinzend voor zich uit... hij lijkt zelfs gespannen; de luchtige stemming van eerder is vervlogen. Ik wil zoveel zeggen, maar de weg is te kort. Christian staart bedachtzaam uit het raam.
‘José is gewoon een vriend,’ opper ik.
Christian draait zich naar me toe en staart me aan, zijn ogen donker en gesloten, ze geven niets prijs. Z’n mond – o, zijn mond leidt zo erg af, zelfs als ik dat niet wil. Ik herinner me zijn mond op mij – overal. Mijn huid raakt verhit. Hij schuift in z’n stoel en fronst.
‘Die prachtige ogen van je zijn te groot voor je gezicht, Anastasia. Zeg me alsjeblieft dat je zult eten.’
‘Ja, Christian, ik zal eten,’ antwoord ik hem automatisch, clichématig.
‘Ik meen het.’
‘O, werkelijk?’ Het lukt me niet om de minachting uit m’n stem te houden. Echt, waar haalt hij het lef vandaan? Deze man, die me de afgelopen dagen door de hel heeft laten gaan. Nee, dat is niet waar. Dat heb ik mezelf aangedaan. Nee. Hij. Ik schud verward m’n hoofd.
‘Ik wil geen ruzie, Anastasia. Ik wil je terug, en ik wil dat je gezond bent,’ zegt hij liefdevol.
Wat? Wat betekent dit? ‘Maar er is niets veranderd.’ Jij bent nog steeds vijftig tinten.
‘Laten we op de terugweg praten. We zijn er.’
De auto stopt voor de galerie en Christian stapt naar buiten, ik ben sprakeloos. Hij opent de deur voor me en ik klauter uit de auto.
‘Waarom doe je dat?’ Mijn stem klinkt luider dan verwacht.
‘Wat?’ Christian is verrast.
‘Zoiets zeggen en dan stoppen.’
‘Anastasia, we zijn er. Jij wilt hier zijn. Laten we dit doen en daarna praten. Ik wil liever geen scène schoppen op straat.’
Ik kijk om me heen. Hij heeft gelijk. Het is te openbaar. Hij kijkt me indringend aan en ik druk mijn lippen op elkaar.
‘Oké,’ mompel ik verongelijkt. Hij leidt me het gebouw binnen, mijn hand stevig in de zijne.
We zijn in een voormalige loods – bakstenen muren, donkerhouten vloeren, witte plafonds en witte pijpleidingen. De ruimte is luchtig en modern, en in de galerie dwalen mensen rond die, nippend aan hun wijn, het werk van José bewonderen. Ik realiseer me dat José z’n droom heeft verwezenlijkt en even vervagen al mijn problemen. Waanzinnig goed gedaan, José!
‘Goedenavond. Hartelijk welkom bij de expositie van José Rodriguez.’ Een jonge vrouw, in zwart gekleed, met heel kort bruin haar, felrode lippenstift en grote ronde oorbellen, begroet ons. Ze kijkt kort naar mij, dan veel langer dan nodig naar Christian, kijkt dan terug naar mij, bloost en knippert met haar ogen.
Ik frons. Hij is van mij – nou ja, wás. Ik doe m’n best haar niet kwaad aan te kijken. Haar ogen focussen weer en ze knippert nog eens.
‘O, jij bent het, Ana! We willen natuurlijk ook graag weten wat jij hier allemaal van vindt.’ Met een grote grijns overhandigt ze mij een brochure en wijst me op de tafel vol met drankjes en hapjes.
Hoe weet zij hoe ik heet?
‘Ken je haar?’ Christian fronst.
Ik schud van ‘nee’, ik ben even verbaasd als hij.
Hij haalt afgeleid z’n schouders op. ‘Wat wil je drinken?’
‘Een glas witte wijn graag.’
Hij fronst, maar houdt z’n mond en loopt richting de open bar.
‘Ana!’
José worstelt zich door een horde mensen.
Goeie god! Hij heeft een pak aan. Hij ziet er goed uit en straalt naar me. Hij begraaft me in zijn armen en geeft me een stevige knuffel. Ik geef me eraan over en vecht tegen mijn tranen. Mijn vriend, hij is m’n enige vriend nu Kate weg is. Tranen wellen op in m’n ogen.
‘Ana, ik ben zo blij dat je er bent,’ fluistert hij in m’n oor. Dan houdt hij me plotseling op een afstand om me te bekijken.
‘Wat?’
‘Gaat het wel met je? Je ziet er gewoon... anders uit. Dios mío, ben je afgevallen?’
Ik knipper m’n tranen weg. ‘José, het gaat prima met me. Ik ben zo ontzettend blij voor je op dit moment.’ Shit – hij ook al. ‘Gefeliciteerd met je expositie.’ Mijn stem breekt als ik zie hoe bezorgdheid dit o zo bekende gezicht tekent, maar ik moet me groot houden.
‘Hoe ben je hier gekomen?’ vraagt hij.
‘Christian heeft me gebracht,’ zeg ik, en ik voel me plotseling gespannen.
‘O.’ Josés gezicht betrekt en hij laat me los. ‘Waar is hij?’ Zijn uitdrukking wordt donker.
‘Daar ergens, hij is drankjes aan het halen.’ Ik knik in Christians richting en zie dat hij beleefd een paar woorden wisselt met iemand in de rij. Christian kijkt op en onze ogen ontmoeten elkaar. Op het ogenblik dat ik naar die onmogelijk aantrekkelijke man staar, die met een onpeilbare emotie naar me kijkt, ben ik totaal verlamd. Zijn sexy blik brandt door me heen, en een moment lang zijn we verloren in elkaars blik.
Mijn god... Deze prachtige man wil me terug en diep vanbinnen ontvouwt zich een zoete blijdschap als de gloed in de vroege ochtendschemer.
‘Ana!’ José leidt me af en sleept me terug naar het hier en nu. ‘Ik ben zo blij dat je er bent – luister, ik moet je waarschuwen...’
Opeens onderbreekt juffrouw Zeer-Kort-Haar-en-Rode-Lippenstift hem. ‘José, de journalist van de Portland Printz is er. Loop je even mee?’ Ze glimlacht beleefd naar me.
‘Hoe gaaf is dit? De roem!’ Hij grijnst, en ik kan niet anders dan teruggrijnzen – hij is zo gelukkig. ‘Ik zie je later, Ana.’ Hij kust me op de wang en ik kijk hem na, terwijl hij op z’n gemak naar een jonge vrouw toe loopt die naast een lange, slungelige fotograaf staat.
Overal hangen de foto’s van José, soms zijn ze vergroot en op enorme canvassen afgedrukt. Er zijn zwart-wit- en kleurenfoto’s. Veel van de landschappen zijn ongeëvenaard mooi. In een van de foto’s, genomen bij een meer vlak bij Vancouver, is het net avond aan het worden en het gladde wateroppervlak reflecteert de roze wolkenhemel. Ik word even helemaal opgezogen door de stilte en vredigheid. Het is verbluffend mooi.
Christian komt bij me staan en geeft me m’n glas witte wijn.
‘Kan het ermee door?’ M’n stem klinkt normaler.
Hij kijkt me vragend aan.
‘De wijn.’
‘Nee. Maar dat is zelden het geval bij dit soort gelegenheden. Dat joch heeft best talent, of niet?’ Christian bewondert de foto van het meer.
‘Waarom dacht je anders dat ik hem vroeg om jou te portretteren?’ De trots klinkt duidelijk door in m’n stem. Zijn ogen glijden onbewogen van de foto naar mij.
‘Christian Grey?’ De fotograaf van de Portland Printz komt op Christian aflopen. ‘Mag ik een foto nemen, meneer?’
‘Natuurlijk.’ Christian verbergt zijn frons. Ik doe een stapje opzij, maar hij grijpt m’n hand en trekt me naast zich. De fotograaf kijkt verrast naar ons.
‘Meneer Grey, dank u.’ Hij neemt wat foto’s. ‘Mevrouw...?’ vraagt hij.
‘Ana Steele,’ antwoord ik.
‘Dank u, mevrouw Steele.’ Hij loopt haastig weg.
‘Ik heb naar foto’s gezocht op het internet, van jou met vrouwen, afspraakjes. Er zijn er geen. Daarom dacht Kate dat je homo was.’
Christians mond krult tot een glimlach. ‘Dat verklaart je ongepaste vraag. Nee, ik doe niet aan afspraakjes, Anastasia – alleen met jou. Maar dat weet je.’ Zijn stem is zacht en oprecht.
‘Dus je nam jouw...’, ik kijk nerveus om me heen om te controleren dat niemand ons kan horen, ‘...Onderdanigen nooit mee uit?’
‘Soms. Nooit voor een afspraakje. Winkelen, dat soort dingen.’ Hij haalt z’n schouders op en zijn blik blijft op me rusten.
O, ze waren dus alleen in de speelkamer – zijn Rode Kamer van Pijn en z’n appartement. Ik weet niet hoe ik me daarover voel.
‘Alleen jij, Anastasia,’ fluistert hij.
Ik bloos en staar naar m’n vingers. Hij geeft wel om me, op z’n eigen manier.
‘Je vriend lijkt meer een landschapsman, en niet zo van de portretten. Laten we even rondkijken.’ Ik pak z’n uitgestrekte hand vast.
We lopen langs een paar afdrukken en ik merk dat een stel naar me knikt, breed glimlachend, alsof ze me kennen. Dat komt natuurlijk omdat ik met Christian ben. Eén man staart openlijk. Bizar.
Als we de hoek om lopen, begrijp ik de vreemde blikken. Aan de muur van het gebouw hangen zeven gigantische portretten – van mij.
Ik kan alleen maar staren, wezenloos, verbluft, terwijl het bloed uit m’n gezicht verdwijnt. Ik: met een pruillip, lachend, boos, serieus, geamuseerd. Allemaal superclose-up, allemaal zwart-wit.
Holy shit! Ik herinner me hoe José een paar keer een beetje met z’n camera aan het spelen was, toen hij op bezoek was en toen ik zijn chauffeur en camera-assistent was. Dat waren kiekjes, of althans, dat dacht ik. Deze ingrijpende, vrijpostige foto’s had ik niet verwacht.
Christian is als aan de grond genageld en staart naar elke foto afzonderlijk.
‘Kennelijk ben ik niet de enige,’ mompelt hij cryptisch, en zijn mond vertrekt zich tot een strakke lijn.
Ik denk dat hij boos is. O nee hè.
‘Ik ben zo terug,’ zegt hij, terwijl hij z’n heldere blik op me laat rusten. Hij loopt naar de receptie.
Wat heeft hij nou weer? Ik kijk gefascineerd toe hoe hij geanimeerd met juffrouw Zeer-Kort-Haar-en-Rode-Lippenstift praat. Hij vist z’n portemonnee uit z’n zak en haalt z’n creditcard eruit.
Shit. Hij zal er wel een gekocht hebben.
‘Hey. Jij bent de muze. Deze foto’s zijn geweldig.’ Een jonge man met een dikke bos lichtblond haar laat me schrikken. Ik voel een hand op m’n elleboog – Christian is terug.
‘Jij boft maar,’ zegt Blond Haar tegen Christian, die hem koud aanstaart.
‘Inderdaad,’ zegt hij wrevelig en hij trekt me naar zich toe.
‘Heb je er nou net een gekocht?’
‘Eén?’ snuift hij, terwijl hij naar de foto’s kijkt.
‘Je hebt er meer dan één gekocht?’
Hij rolt met z’n ogen. ‘Ik heb ze allemaal gekocht, Anastasia. Ik wil niet dat een of andere onbekende thuis naar je zit te gluren.’
Eerst heb ik de neiging om te lachen. ‘Dat doe je liever zelf?’ schamper ik.
Ik geloof dat hij zo veel lef niet had verwacht. Hij probeert te verbergen dat hij het wel grappig vindt.
‘Eerlijk gezegd, ja.’
‘Smeerlap,’ zeg ik geluidloos en ik bijt op m’n onderlip zodat ik niet glimlach.
Zijn mond valt open – hij vindt het duidelijk grappig. Bedachtzaam wrijft hij over z’n kin.
‘Ik kan het moeilijk oneens zijn met dat oordeel, Anastasia.’ Hij schudt z’n hoofd en z’n ogen zien er zachter uit nu er humor in speelt.
‘Ik zou er graag dieper op ingaan, maar ik heb een geheimhoudingsverklaring ondertekend.’
Hij zucht en staart naar me, en zijn ogen worden donkerder. ‘Wat ik allemaal met die brutale mond van jou zou willen doen,’ zegt hij onhoorbaar.
Mijn adem versnelt: ik weet precies wat hij bedoelt. ‘Jij bent echt schaamteloos.’ Ik probeer gechoqueerd te klinken en dat lukt. Kent hij dan helemaal geen grenzen?
Hij sneert geamuseerd en fronst dan.
‘Je ziet er erg ontspannen uit op deze foto’s, Anastasia. Zo zie ik je niet vaak.’
Sorry? Whoa! Hallo, verandering van onderwerp – hoe onsamenhangend wil je het hebben? – van speels naar serieus.
Ik bloos en kijk naar m’n vingers. Hij beweegt m’n hoofd naar achteren en het contact met z’n mooie lange vingers doet me hoorbaar inademen.
‘Ik zou zo graag willen dat je zo ontspannen bent wanneer je met mij bent,’ fluistert hij. Elk spoor van humor is verdwenen.
Diep vanbinnen roert het vreugdegevoel zich weer. Maar hoe gaan we dat doen? We hebben onze bedenkingen.
‘Dan moet je ophouden me te intimideren,’ zeg ik kortaf.
‘Jij moet leren communiceren en me laten weten hoe jij je voelt,’ bijt hij me toe, zijn ogen vol vuur.
Ik haal diep adem. ‘Christian, jij wilde me als Onderdanige. Daar ligt het probleem. In de definitie van een Onderdanige – je hebt het me zelfs gemaild.’ Ik pauzeer en probeer me de juiste bewoording te herinneren. ‘Ik geloof dat de volgende synoniemen werden gebruikt, en ik citeer: “meegaand, inschikkelijk, plooibaar, volgzaam, passief, gelaten, geduldig, gedwee, tam, nederig”. Het was niet de bedoeling dat ik naar je keek. Ik mocht niets tegen je zeggen, behalve als jij me daar toestemming voor gaf. Wat dacht je dan?’ sis ik hem toe.
Ik praat door, en hij fronst nog meer.
‘Het is zo verwarrend om bij je te zijn. Je wilt niet dat ik je tegenspreek, maar aan de andere kant vind je m’n “brutale mond” leuk. Je wilt dat ik je gehoorzaam, behalve als je dat niet wilt, omdat je me dan kunt straffen. Ik weet totaal niet wat wat is als ik met jou ben.’
Hij knijpt z’n ogen samen. ‘Goed punt, raak gesproken, zoals gewoonlijk, mevrouw Steele.’ Zijn stem is ijzig. ‘Kom, we gaan een hapje eten.’
‘We zijn er net een halfuur.’
‘Je hebt de foto’s gezien en met het jochie gepraat.’
‘Hij heet José.’
‘Je hebt met José gepraat – de man die, toen ik hem de laatste keer zag, probeerde zijn tong in jouw onwelwillende mond te duwen, terwijl je dronken en ziek was,’ grauwt hij.
‘Hij heeft me nooit geslagen,’ sputter ik terug.
Christians gezicht betrekt en zijn woede stroomt uit elke porie. ‘Dat was onder de gordel, Anastasia,’ fluistert hij dreigend.
Ik verbleek en Christian strijkt met z’n handen door z’n haar. Hij kan z’n boosheid nauwelijks bedwingen. Ik staar boos terug.
‘Ik neem je nu mee om iets te gaan eten. Je verschrompelt voor m’n ogen. Vind het joch en zeg gedag.’
‘Kunnen we alsjeblieft langer blijven?’
‘Nee. Ga. Nu. Zeg gedag.’
Ik kijk hem dreigend aan, m’n bloed kookt over. Meneer de Kloterige Controlfreak. Boos zijn is goed. Boos zijn is beter dan tranen.
Ik sleur m’n blik weg van hem en probeer José ergens te bespeuren. Hij praat met een groepje jonge vrouwen. Ik been naar hem toe, weg van Vijftig. Omdat hij me hiernaartoe heeft gebracht, moet ik precies doen wat hij zegt? Wie denkt hij verdomme wel niet dat hij is?
De meisjes hangen aan Josés lippen. Een van de meisjes schrikt als ze me ziet aankomen – ze heeft me ongetwijfeld herkend van de foto’s.
‘José.’
‘Ana. Ik ben zo terug, meiden.’ José grijnst naar ze en slaat een arm om me heen. Ergens amuseert het me – José zo gelikt, de dames imponerend.
‘Je ziet er boos uit,’ zegt hij.
‘Ik moet gaan,’ prevel ik koppig.
‘Je bent er net.’
‘Ja, ik weet het, maar Christian moet terug. De foto’s zijn fantastisch, José – je hebt echt veel talent.’
Hij straalt. ‘Heerlijk om je weer even te zien.’
José begraaft me in een grote berenknuffel, en draait me om zodat ik Christian aan de andere kant van de galerie kan zien. Z’n gezicht staat op onweer en ik realiseer me dat dat komt omdat ik me in Josés armen bevind. In een zeer berekende beweging sla ik m’n armen rond Josés hals. Het lijkt of Christian erin blijft. Z’n blik wordt nog donkerder en er is nu iets onheilspellends aan. Hij komt langzaam naar ons toe lopen.
‘En nog bedankt voor de waarschuwing, hè, wat betreft die portretten van mij,’ zeg ik speels.
‘Shit. Sorry, Ana, ik had het je moeten vertellen. Vind je ze mooi?’
‘Eh... ik weet het niet,’ antwoord ik naar waarheid. Zijn vraag haalt me even uit balans.
‘Nou, ze zijn allemaal verkocht, dus iemand moet ze mooi vinden. Hoe gaaf is dat? Je bent een postermeisje.’ Hij omhelst me nog steviger. Christian staat naast ons, zijn blik dreigend op mij gericht, maar gelukkig ziet José dat niet.
José laat me los. ‘Laat je wel wat van je horen, Ana. O, meneer Grey, goedenavond.’
‘Meneer Rodriguez, zeer indrukwekkend.’ Christians stem is ijzig beleefd. ‘Sorry dat we niet langer kunnen blijven, maar we moeten terug naar Seattle. Anastasia?’ Hij benadrukt de ‘we’ op subtiele wijze en pakt tegelijkertijd m’n hand.
‘Dag José. Nogmaals gefeliciteerd.’ Ik geef hem een snelle kus op z’n wang en voordat ik het weet, sleept Christian me het gebouw uit. Ik weet dat hij overkookt van stille razernij, maar hetzelfde geldt voor mij.
Hij kijkt snel de straat op en neer en gaat dan linksaf. Plotseling trekt hij me met een zwaai een steegje in en drukt me tegen de muur. Hij pakt m’n gezicht vast met beide handen en dwingt me op te kijken in zijn hartstochtelijke, vastberaden ogen.
Ik snak naar adem en zijn mond zeilt naar beneden. Hij kust me, met geweld. Even stoten onze tanden elkaar aan en dan voel ik z’n tong in m’n mond.
Verlangen explodeert in mijn lichaam alsof het oud en nieuw is en ik kus hem terug, even intens als hij, mijn handen klauwen in zijn haar en trekken er hard aan. Hij gromt, een laag, sexy geluid dat door me heen dreunt, en zijn hand glijdt langs mijn lichaam naar de bovenkant van m’n dij, zijn vingers graaiend in m’n vlees onder de paarse jurk.
Ik giet alle angst en hartzeer van de afgelopen dagen in deze kus die me met hem verbindt, en dan dringt het opeens tot me door, in dit moment van verblindende passie: hij doet hetzelfde, hij voelt het ook.
Hij onderbreekt de kus, hijgend. Zijn ogen lichten op met lust, en de lust jaagt de temperatuur van het toch al hete bloed dat door m’n lijf raast, alleen nog maar op. Ik kan m’n mond nauwelijks bewegen en probeer lucht in m’n longen te krijgen.
‘Jij. Bent. Van. Mij,’ grauwt hij en hij benadrukt daarbij elk woord. Hij duwt zich van me af en bukt voorover, z’n handen op z’n knieën alsof hij een marathon heeft gelopen. ‘Godallemachtig, Ana.’
Ik leun tegen de muur, hijgend, en probeer de woeste reactie in m’n lijf onder controle te krijgen, ik probeer m’n balans terug te vinden.
‘Sorry,’ fluister ik, wanneer ik weer op adem ben gekomen.
‘Ja, dat is je geraden. Ik weet wel wat je aan het doen was. Wil je de fotograaf, Anastasia? Hij heeft duidelijk gevoelens voor jou.’
Ik schud m’n hoofd, voel me schuldig.
‘Nee. Hij is gewoon een vriend.’
‘Ik heb m’n hele volwassen leven geprobeerd extreme emoties te vermijden. Maar jij... jij brengt gevoelens in me naar boven die mij volstrekt vreemd zijn. En dat is erg...’ Hij fronst, en zoekt naar het woord. ‘Verontrustend.’
‘Ik hou van controle, Ana, en als ik bij jou ben, dan...’, hij gaat rechtop staan, zijn blik is intens, ‘...verdampt dat.’ Hij wuift z’n hand vaag heen en weer, haalt ’m dan door z’n haar en neemt een diepe teug adem. Hij pakt m’n hand beet.
‘Kom, we moeten praten, en jij moet eten.’