Drieëntwintig

 

 

Alles doet pijn. Mijn hoofd, mijn borstkas... brandende pijn. Mijn zij, mijn arm. Pijn. Pijn en gefluisterde woorden in het halfduister. Waar ben ik? Hoe hard ik het ook probeer, ik krijg mijn ogen niet open. Ik kan een beetje verstaan wat ze zeggen... een baken in het donker.

‘Haar ribben zijn gekneusd, meneer Grey, en ze heeft een haarscheurtje in haar schedel, maar haar vitale functies zijn normaal en stabiel.’

‘Waarom is ze nog steeds niet bij bewustzijn?’

‘Mevrouw Grey heeft een zware kneuzing aan haar hoofd opgelopen. Maar haar hersenactiviteit is normaal en er is geen sprake van hersenzwelling. Ze wordt vanzelf wakker als ze daar klaar voor is. U moet haar gewoon wat tijd geven.’

‘En de baby?’ De woorden klinken angstig, ademloos.

‘Met de baby is alles goed, meneer Grey.’

‘O, godzijdank.’ De woorden zijn een litanie... een gebed. ‘O, godzijdank.’

Lieve hemel. Hij maakt zich zorgen over de baby... de baby?... Propje. Natuurlijk. Mijn Kleine Propje. Ik probeer vergeefs mijn hand naar mijn buik te brengen. Niets beweegt, niets reageert.

En de baby?... O, godzijdank.

Propje is veilig.

En de baby?... O godzijdank.

Hij geeft om de baby.

En de baby?... O godzijdank.

Hij wil de baby. O, godzijdank. Ik ontspan en zak terug in bewusteloosheid, weg van de pijn.

 

Alles is zwaar en doet pijn: ledematen, hoofd, oogleden, ik kan niets bewegen. Mijn ogen en mond zijn resoluut gesloten, ze willen niet open en ik ben blind en stom en alles doet zeer. Ik kom boven uit de mist, mijn bewustzijn hangt ergens aan de oppervlakte, een verleidelijke sirene, net buiten bereik. Geluiden worden stemmen.

‘Ik laat haar niet alleen.’

Christian! Hij is hier... Ik dwing mezelf wakker te worden – zijn stem is gespannen, een gekweld gefluister.

‘Christian, je hebt slaap nodig.’

‘Nee, pap. Ik wil er zijn als ze wakker wordt.’

‘Ik blijf wel bij haar. Dat is het minste wat ik kan doen nu ze mijn dochter gered heeft.’

Mia!

‘Hoe is het met Mia?’

‘Nog een beetje wankel... bang en kwaad. Het duurt nog een paar uur voor de rohypnol helemaal is uitgewerkt.’

‘Jezus.’

‘Zeg dat wel. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan dat ik haar beveiliging heb verminderd. Je had me nog gewaarschuwd, maar Mia is zo koppig. Als Ana er niet was geweest...’

‘We dachten allemaal dat Hyde van het toneel was verdwenen. En mijn idiote, eigenwijze vrouw… Waarom heeft ze niks gezegd?’ Christians stem klinkt gepijnigd.

‘Christian, rustig nou. Ana is een bijzondere jonge vrouw. Ze is ongelooflijk moedig.’

‘Moedig en eigengereid, en koppig en stom.’ Zijn stem breekt.

‘Hey,’ mompelt Carrick, ‘wees een beetje aardig voor haar, en voor jezelf, jongen... Nou, ik kan maar beter teruggaan naar je moeder. Het is al over drieën, Christian. Je moet echt proberen wat te slapen.’

De mist daalt weer neer.

 

De mist klaart op maar ik heb geen idee van de tijd.

‘Als jij haar niet grondig over de knie neemt, dan doe ik het zelf wel. Waar dacht ze in godsnaam dat ze mee bezig was?’

‘Geloof me, Ray, dat ben ik heus van plan.’

Papa! Hij is er. Ik verzet me tegen de mist... ik vecht... Maar ik zak weer terug in de vergetelheid. Nee...

 

‘Rechercheur, zoals u kunt zien is mijn vrouw absoluut niet in staat om uw vragen te beantwoorden.’ Christian is boos.

‘Deze jongedame staat haar mannetje wel, meneer Grey.’

‘Ik wou dat ze die hufter vermoord had.’

‘Dat zou voor mij alleen maar meer papierwerk hebben betekend, meneer Grey...’

‘Mevrouw Morgan zit overigens op de spreekwoordelijke praatstoel. Hyde is echt een volkomen gestoorde klootzak. Hij koestert een enorme wrok tegen uw vader en u...’

De mist omhult me weer en ik word verder en verder naar beneden getrokken. Nee!

 

‘Hoe bedoel je, jullie praatten niet met elkaar?’ Het is Grace. Ze klinkt kwaad. Ik probeer mijn hoofd te draaien, maar mijn lichaam weigert ten enen male dienst.

‘Wat heb je gedaan?’

‘Mam...’

‘Christian! Wat heb je gedaan?’

‘Ik was zo kwaad.’ Het is bijna een snik... Nee.

‘Hey...’

De wereld gaat onder en vervaagt en ik ben weer weg.

 

Ik hoor zachte vervormde stemmen.

‘Je had mij verteld dat je alle banden had verbroken.’ Grace is aan het woord. Haar stem is rustig, vermanend.

‘Weet ik.’ Christian klinkt berustend. ‘Maar toen ik haar opzocht, vielen de puzzelstukjes eindelijk op z’n plek. Je weet wel... het kindje en zo. Voor het eerst voelde ik... Wat wij gedaan hebben... dat was fout.’

‘Wat zíj gedaan heeft, lieverd... Dat gebeurt als je kinderen krijgt. Je krijgt opeens een heel andere kijk op de wereld.’

‘Ze begreep het eindelijk... en ik ook... ik heb Ana pijn gedaan,’ fluistert hij.

‘Het zijn juist de mensen van wie we houden die we pijn doen. Je zult haar moeten vertellen dat het je spijt. En het menen. En haar de tijd geven.’

‘Ze zei dat ze bij me weg zou gaan.’

Nee. Nee. Nee!

‘En jij geloofde haar?’

‘Eerst wel ja.’

‘Lieverd, jij denkt altijd het slechtste van iedereen, vooral van jezelf. Dat heb je altijd al gedaan. Ana houdt heel veel van je en het is duidelijk dat jij ook van haar houdt.’

‘Ze was kwaad op me.’

‘Dat geloof ik graag. Ik ben op dit moment zelf ook nogal kwaad op je. Volgens mij kun je alleen maar echt kwaad worden op iemand als je echt van diegene houdt.’

‘Ik heb erover nagedacht. Ze heeft steeds weer bewezen hoeveel ze van me houdt... zelfs zoveel dat ze haar eigen leven op het spel zette.’

‘Ja, dat klopt, lieverd.’

‘O, mam, waarom wordt ze niet wakker?’ Zijn stem breekt. ‘Ik was haar bijna kwijt.’

Christian! Er klinken gesmoorde snikken. Nee...

O... de duisternis omhult me. Nee...

 

‘Het heeft vierentwintig jaar geduurd voordat ik je zo mocht vasthouden...’

‘Ik weet het, mam... ik ben blij dat we hebben gepraat.’

‘Ik ook, lieverd. Ik ben er altijd voor je. Ik kan bijna niet geloven dat ik oma word.’

Oma!

De zoete vergetelheid lonkt.

 

Hmm. Zijn baardstoppels schrapen zachtjes over de rug van mijn hand en hij knijpt er licht in.

‘O, schatje, kom alsjeblieft bij me terug. Het spijt me. Ik heb overal spijt van. Word alsjeblieft wakker. Ik mis je. Ik hou van je...’

Ik doe mijn best. Ik doe echt mijn best. Ik wil hem zien. Maar mijn lichaam weigert dienst, en ik val weer in slaap.

 

Ik moet heel nodig plassen. Ik doe mijn ogen open. Ik bevind me in de schone, steriele omgeving van een ziekenhuiskamer. Het is helemaal donker, op een nachtlampje na, en helemaal stil. Mijn hoofd en mijn borstkas doen pijn, maar erger nog, mijn blaas staat op springen. Ik test mijn ledematen. Mijn rechterarm doet zeer, en ik zie het infuus aan de binnenkant van mijn elleboog. Snel doe ik mijn ogen dicht. Ik draai mijn hoofd om – gelukkig gehoorzaamt het weer – en doe m’n ogen weer open. Christian slaapt. Hij zit naast me en leunt met zijn hoofd in zijn armen op mijn bed. Ik strek een hand uit, opnieuw dankbaar dat mijn lichaam reageert en strijk met mijn vingers door zijn zachte haar.

Hij schrikt wakker en richt zo onverwacht zijn hoofd op dat mijn hand krachteloos terugvalt op bed.

‘Hoi,’ kraak ik.

‘O, Ana.’ Zijn verstikte stem verraadt zijn opluchting. Hij grijpt mijn hand, houdt hem stevig vast en legt hem dan tegen zijn ruwe stoppelwang.

‘Ik moet naar het toilet,’ fluister ik. Hij gaapt me aan en fronst dan licht. ‘Oké.’

Ik probeer rechtop te gaan zitten.

‘Ana, blijf liggen. Ik roep de verpleging.’ Hij staat gealarmeerd op en reikt naar de bel naast het bed.

‘Alsjeblieft,’ fluister ik. Waarom heb ik overal pijn? ‘Ik moet opstaan.’ Jemig, ik voel me zo zwak.

‘Wil je nou eindelijk eens doen wat je gezegd wordt?’ zegt hij kribbig.

‘Ik moet ontzettend nodig plassen,’ zeg ik hees. Mijn keel en mond zijn zo droog.

Een verpleegster snelt de kamer binnen. Ze is ongeveer midden vijftig, maar haar haar is pikzwart. Ze draagt veel te grote pareloorbellen.

‘Mevrouw Grey, welkom in het land der levenden. Ik zal dr. Bartley laten weten dat u wakker bent.’

Ze loopt naar mijn bed.

‘Mijn naam is Nora. Weet u waar u bent?’

‘Ja. Ziekenhuis. Ik moet plassen.’

‘U heeft een katheter.’

Wat? Hè, getverdemme. Ik werp een ongeruste blik op Christian en kijk dan weer naar de verpleegster.

‘Alstublieft. Ik wil graag opstaan.’

‘Mevrouw Grey.’

‘Alstublieft.’

‘Ana,’ zegt Christian waarschuwend. Ik probeer opnieuw overeind te komen.

‘Laat mij uw katheter maar even verwijderen dan. Meneer Grey, ik denk dat mevrouw Grey graag een beetje privacy wil.’ Ze kijkt nadrukkelijk naar Christian om hem weg te sturen.

‘Ik ga helemaal nergens heen.’ Hij kijkt haar nijdig aan.

‘Christian, alsjeblieft,’ fluister ik en ik pak zijn hand. Hij geeft mijn hand een kneepje, maar kijkt me dan geërgerd aan. ‘Alsjeblieft,’ smeek ik.

‘Goed dan,’ zegt hij bars en haalt zijn hand door zijn haar. ‘U krijgt twee minuten,’ sist hij tegen de verpleegster. Dan leunt hij voorover, kust me op mijn voorhoofd, draait zich om en loopt de kamer uit.

 

Twee minuten later stormt Christian de kamer weer in terwijl zuster Nora me net uit bed helpt. Ik heb alleen een dunne ziekenhuispyjama aan. Ik herinner me niet dat ik ben uitgekleed.

‘Laat mij haar maar brengen,’ zegt hij en loopt met grote passen op ons af.

‘Meneer Grey, ik kan dit wel af,’ zegt zuster Nora berispend.

Hij werpt haar een vijandige blik toe. ‘Ze is verdomme mijn vrouw. Ik breng haar wel,’ zegt hij tussen opeengeklemde tanden terwijl hij de infuusstandaard opzijschuift.

‘Meneer Grey!’ protesteert ze.

Hij negeert haar, leunt voorover en tilt me voorzichtig uit bed. Ik sla mijn armen om zijn nek. Mijn lichaam protesteert. Jemig, ik heb echt overal pijn. Hij draagt me naar de aangrenzende badkamer. Zuster Nora volgt met de infuusstandaard.

‘Mevrouw Grey, u bent veel te licht,’ mompelt hij afkeurend, terwijl hij me voorzichtig neerzet. Mijn benen voelen aan als drilpudding. Christian doet het licht aan en ik raak even verblind door het geflikker van de tl-lamp die aanspringt.

‘Ga zitten voor je omvalt,’ zegt hij bits. Hij heeft me nog steeds vast. Voorzichtig ga ik op het toilet zitten.

‘Weg.’ Ik probeer hem weg te wuiven.

‘Nee. Gewoon even plassen, Ana.’

Lekker gênant. ‘Kan ik niet, niet als jij erbij bent.’

‘Maar straks val je nog.’

‘Meneer Grey!’

Allebei negeren we de verpleegster.

‘Alsjeblieft,’ smeek ik.

Met zijn handen omhoog geeft hij zich gewonnen. ‘Ik ga wel buiten staan, met de deur open.’ Hij doet een paar passen achteruit tot hij net buiten de deur staat, naast de boze verpleegster.

‘Wil je je alsjeblieft omdraaien,’ vraag ik. Waarom voel ik me zo belachelijk verlegen bij deze man? Hij rolt met zijn ogen, maar geeft gehoor aan mijn verzoek. Zodra hij met zijn rug naar me toe staat... laat ik het lopen. Heerlijk, wat een opluchting.

Ik inventariseer mijn verwondingen. Mijn hoofd doet pijn, mijn borstkas doet zeer waar Jack me geschopt heeft en mijn zij schrijnt waar hij me tegen de grond gedrukt heeft. Plus dat ik trek heb en dorst. Jemig, echt enorme honger. Ik veeg me af en ben blij dat ik niet hoef op te staan om mijn handen te wassen, de wastafel is vlakbij. Ik heb gewoon de kracht niet om op te staan.

‘Ik ben klaar,’ roep ik terwijl ik mijn handen afdroog.

Christian draait zich om en komt weer binnen, en voor ik het weet, lig ik weer in zijn armen. Ik heb ze gemist, die armen. Hij staat stil en drukt zijn neus in mijn haar.

‘O, ik heb je gemist, mevrouw Grey,’ fluistert hij, en terwijl zuster Nora druk doende is op de achtergrond, legt hij me terug op bed en laat me los – met tegenzin, als je ’t mij vraagt.

‘Als u eindelijk zo ver bent, meneer Grey, dan kan ik mevrouw Grey even onderzoeken.’ Zuster Nora is nijdig.

Hij doet een stapje achteruit. ‘Ze is geheel de uwe,’ zegt hij afgemeten.

Ze kijkt hem bozig aan en richt haar aandacht weer op mij.

Vermoeiende man, vindt u niet?

‘Hoe voelt u zich?’ vraagt ze mij. Haar stem verraadt medeleven en een spoortje irritatie, vermoedelijk aan het adres van Christian.

‘Ik heb pijn en dorst. Heel veel dorst,’ fluister ik.

‘Ik haal zo wat water voor u. Eerst even uw vitale functies controleren. En dr. Bartley wil u eerst nog zien.’

Ze pakt de bloeddrukmeter en doet hem om mijn bovenarm. Ik kijk bezorgd naar Christian. Hij ziet er afschuwelijk uit – gekweld, zelfs – alsof hij al dagen geen oog heeft dichtgedaan. Zijn haar zit slordig, hij heeft zich al heel lang niet geschoren en zijn overhemd is totaal verkreukt. Ik frons.

‘Hoe voel je je?’ Hij negeert de verpleegster en gaat op het bed zitten, net buiten bereik van mijn arm.

‘Verward. Pijnlijk. Hongerig.’

‘Hongerig?’ Hij knippert met zijn ogen van verbazing.

Ik knik.

‘Waar heb je zin in?’

‘Maakt niet uit. Soep.’

‘Meneer Grey, u moet wachten tot de arts toestemming geeft, voordat mevrouw Grey mag eten.’

Hij kijkt haar even onbewogen aan, haalt dan zijn BlackBerry uit zijn broekzak en drukt op een sneltoets.

‘Ana heeft zin in kippensoep... Goed... Dank je.’ Hij hangt op. Ik werp een blik op Nora, die haar ogen samenknijpt tegen Christian.

‘Taylor?’ vraag ik snel.

Christian knikt.

‘Uw bloeddruk is normaal, mevrouw Grey. Ik haal de arts even.’ Ze verwijdert de meter en beent zonder een woord de kamer uit, een en al afkeuring.

‘Volgens mij heb je zuster Nora kwaad gemaakt.’

‘Dat effect heb ik op meer vrouwen.’ Hij grijnst zelfgenoegzaam.

Ik moet lachen, maar stop meteen weer als de pijn door mijn borst trekt. ‘Ja, dat klopt.’

‘O, Ana, wat heerlijk om je te horen lachen.’

Nora komt terug met een karaf water. We vallen allebei stil en staren elkaar zwijgend aan, terwijl ze een glas inschenkt en aan me geeft.

‘Kleine slokjes hoor,’ waarschuwt ze.

‘Ja mevrouw,’ mompel ik en neem een slokje heerlijk koel water. O hemel. Het smaakt perfect. Ik neem nog een teug, en Christian houdt me gespannen in de gaten.

‘Mia?’ vraag ik.

‘Die is veilig. Dankzij jou.’

‘Dus ze hadden haar inderdaad ontvoerd?’

‘Ja.’

Al die idioterie was dus wel ergens goed voor. Opluchting wervelt door mijn lichaam. Godzijdank, godzijdank, godzijdank dat ze veilig is. Ik frons.

‘Hoe hebben ze haar in handen gekregen?’

‘Elizabeth Morgan,’ zegt hij simpelweg.

‘Nee!’

Hij knikt. ‘Ze heeft Mia opgepikt bij de fitnessclub.’

Ik frons, ik begrijp het nog steeds niet.

‘Ana, ik vertel je de details later allemaal wel. Het gaat prima met Mia, gezien de omstandigheden. Ze hadden haar gedrogeerd. Ze is nog niet helemaal bij en geschrokken natuurlijk, maar gelukkig is ze er verder heelhuids vanaf gekomen.’ Christian klemt zijn kaken op elkaar. ‘Wat jij hebt gedaan’ – hij haalt zijn hand door zijn haar – ‘was ongelooflijk moedig en ongelooflijk stom. Het had je dood kunnen zijn.’ Zijn ogen hebben een koude, donkergrijze tint, en ik weet dat hij zijn woede verbijt.

‘Ik wist niet wat ik anders moest doen,’ fluister ik.

‘Je had het me kunnen vertellen!’ zegt hij heftig, terwijl hij zijn handen tot vuisten balt in zijn schoot.

‘Hij zei dat hij haar zou vermoorden als ik het aan iemand vertelde. Dat risico wilde ik niet nemen.’

Christian sluit zijn ogen, de angst is aan zijn gezicht af te lezen.

‘Ik heb enorme angsten uitgestaan sinds donderdag.’

Donderdag?

‘Welke dag is het dan?’

‘Het is bijna zaterdag,’ zegt hij met een blik op zijn horloge. ‘Je bent meer dan vierentwintig uur buiten westen geweest.’

O.

‘En Jack en Elizabeth?’

‘Gearresteerd. Maar Hyde is hier, onder bewaking. Ze moesten de kogel verwijderen die jij in hem gepompt had,’ zegt Christian bitter. ‘Ik weet niet waar hij precies ligt, gelukkig, anders zou ik hem waarschijnlijk vermoorden.’ Zijn gezicht betrekt.

O shit. Jack ligt hier?

Dat is voor SIP, stom klerewijf! Ik word bleek. Mijn lege maag trekt samen, tranen prikken in mijn ogen en een enorme rilling loopt over mijn rug.

‘Meisje.’ Christian schiet naar voren, zijn stem een en al bezorgdheid. Hij pakt het glas uit m’n handen en neemt me teder in zijn armen. ‘Je bent nu veilig,’ mompelt hij in mijn haar, zijn stem hees.

‘Christian, het spijt me zo.’ Ik laat mijn tranen de vrije loop.

‘Stil maar.’ Hij streelt mijn haar. Ik huil in zijn hals.

‘Wat ik gezegd heb. Ik zou nooit bij je weggaan.’

‘Stil maar, schatje, dat weet ik toch.’

‘Echt waar?’ Zijn bekentenis stopt mijn tranen.

‘Ik snapte wat je bedoelde. Uiteindelijk. Werkelijk, Ana, hoe heb je het in je hoofd kunnen halen?’ Zijn toon is gespannen.

‘Je overviel me,’ mompel ik in zijn kraag. ‘Aan de telefoon bij de bank. Toen je dacht dat ik bij je wegging. Ik dacht dat je me beter kende. Ik heb je zo vaak gezegd dat ik je nooit in de steek zou laten.’

‘Maar na de afgrijselijke manier waarop ik me gedragen had...’ Zijn stem is nauwelijks hoorbaar en hij trekt me dichter tegen zich aan. ‘Ik dacht echt even dat ik je kwijt was.’

‘Nee, Christian. Nooit. Ik wilde niet dat je je ermee ging bemoeien en Mia’s leven in gevaar zou brengen.’

Hij zucht en ik weet niet of het uit woede, irritatie of gekwetstheid is.

‘Hoe kwam je erachter?’ vraag ik snel om hem af te leiden van zijn gedachten.

Hij stopt mijn haar achter mijn oor. ‘Ik was net geland in Seattle toen de bank belde. Het laatste wat ik gehoord had, was dat je ziek naar huis gegaan was.’

‘Dus je zat in Portland toen Sawyer je belde vanuit de auto?’

‘We stonden op het punt om op te stijgen. Ik maakte me zorgen om je,’ zegt hij zacht.

‘O ja?’

Hij fronst. ‘Natuurlijk.’ Hij strijkt met zijn duim langs mijn onderlip. ‘Ik zie het als mijn levensmissie om me zorgen te maken over jou. Dat weet je toch.’

O, Christian!

‘Jack belde me op kantoor,’ vertel ik. ‘Hij gaf me twee uur de tijd om het geld bij elkaar te krijgen.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ik moest weg, en het leek me gewoon het beste excuus.’

Christians mond vormt een rechte streep. ‘En je hebt Sawyer af weten te schudden. Hij is ook kwaad op je.’

‘Ook?’

‘Ja, ook, net als ik.’

Voorzichtig raak ik zijn gezicht aan en strijk met mijn vingers over zijn stoppeltjes. Hij sluit zijn ogen en leunt wat dichter tegen me aan.

‘Niet boos zijn. Alsjeblieft,’ fluister ik.

‘Ik ben zo kwaad op je. Wat jij gedaan hebt, was onvergeeflijk stom. Grenzend aan krankzinnig.’

‘Ik zei je toch, ik wist niet wat ik anders moest doen.’

‘Je hebt gewoon totaal geen oog voor je eigen veiligheid. En het gaat niet meer alleen om jezelf nu,’ voegt hij er kwaad aan toe. Mijn lip trilt. Hij heeft het over ons Kleine Propje. De deur gaat open en we schrikken op. Een jonge donkere vrouw in een witte jas over grijze operatiekleding loopt binnen.

‘Goedenavond, mevrouw Grey. Ik ben dr. Bartley.’

Ze onderzoekt me grondig, schijnt met een lampje in mijn ogen, laat me haar vingers aanraken en dan mijn neus, eerst met één oog dicht en dan met het andere, en ze checkt al mijn reflexen. Haar stem en aanraking zijn zacht; ze kan goed met patiënten omgaan. Zuster Nora komt ook binnen en Christian loopt naar de hoek van de kamer om een paar telefoontjes te plegen terwijl de twee vrouwen met mij bezig zijn. Het is lastig om me tegelijk te concentreren op dr. Bartley, zuster Nora en Christian, maar ik hoor hoe hij zijn vader belt en dan mijn moeder en Kate om te zeggen dat ik weer bij ben. Als laatste hoor ik hem een boodschap inspreken voor Ray.

Ray. O shit... Een vage herinnering aan zijn stem komt boven. Hij is hier geweest – ja, toen ik nog bewusteloos was.

Dr. Bartley onderzoekt mijn ribben, haar vingers zacht maar stevig drukkend.

Ik krimp ineen.

‘Gekneusd, maar niet verbrijzeld of gebroken. U mag van geluk spreken, mevrouw Grey.’

Ik frons. Geluk? Niet het woord dat ik zelf gekozen zou hebben. Christian kijkt haar ook raar aan. Geluidloos vormt hij een woord in mijn richting. Het lijkt op roekeloos, maar zeker weten doe ik het niet.

‘Ik schrijf u wat pijnstillers voor. Die helpen hiervoor en voor de hoofdpijn die u vast heeft. Maar voor de rest ziet alles eruit zoals het hoort, mevrouw Grey. Ik stel voor dat u probeert wat te slapen. Afhankelijk van hoe u zich morgenochtend voelt, mag u misschien dan naar huis. U wordt morgenochtend behandeld door mijn collega dr. Singh.’

‘Dank u.’

Er wordt aan de deur geklopt en Taylor komt binnen met een kartonnen doos met de roomkleurige woorden FAIRMONT OLYMPIC op de zijkant.

Allemachtig!

‘Eten?’ zegt dr. Bartley verbaasd.

‘Mevrouw Grey heeft trek,’ zegt Christian. ‘Het is kippensoep.’ Dr. Bartley glimlacht. ‘Soep is prima, maar alleen de bouillon. Geen vast voedsel.’ Ze kijkt nadrukkelijk naar ons beiden en loopt dan de kamer uit, samen met zuster Nora.

Christian trekt het dienblad op wieltjes naar me toe, en Taylor zet de doos erop.

‘Welkom terug, mevrouw Grey.’

‘Hallo, Taylor. Dank je.’

‘Graag gedaan, mevrouw.’ Volgens mij wil hij nog meer zeggen, maar hij houdt zich in.

Christian pakt de doos uit en haalt een thermosfles tevoorschijn, een soepkom, een klein broodbordje, een linnen servet, een soeplepel, een mandje met broodjes, een zilveren peper-en-zoutstel... Het Olympic heeft alles uit de kast getrokken.

‘Fantastisch, Taylor.’ Mijn maag rammelt. Ik ben uitgehongerd.

‘Is dat alles wat u nodig heeft?’ vraagt hij.

‘Ja, dank je,’ zegt Christian en stuurt hem weg.

Taylor knikt.

‘Dankjewel, Taylor.’

‘Nog iets wat ik voor u kan doen, mevrouw Grey?’

Ik werp een blik op Christian. ‘Alleen wat schone kleren voor Christian.’ Taylor glimlacht.

‘Natuurlijk, mevrouw.’ Christian kijkt verdwaasd naar zijn overhemd.

‘Hoe lang heb je dat overhemd al aan?’ vraag ik.

‘Sinds donderdagochtend.’ Hij schenkt me een scheve glimlach.

Taylor vertrekt.

‘Taylor is ook pissig op je,’ voegt Christian er knorrig aan toe, terwijl hij de thermosfles losdraait en de romige kippensoep in de kom schenkt.

Taylor ook al! Maar ik denk er verder niet over na, want de kippensoep krijgt mijn volle aandacht. Hij ruikt heerlijk en de stoom krult er verleidelijk vanaf. Ik probeer een klein hapje en hij smaakt net zo goed als hij eruitziet.

‘Lekker?’ vraagt Christian, die weer op de rand van mijn bed is komen zitten.

Ik knik enthousiast zonder te stoppen. Ik heb berehonger. Ik pauzeer alleen even om mijn mond af te vegen met het linnen servet.

‘Dus wat gebeurde er – toen je eenmaal door had wat er aan de hand was?’

Christian haalt zijn hand door zijn haar en schudt zijn hoofd. ‘O, Ana, het is heerlijk om je te zien eten.’

‘Ik heb trek. Vertel nou.’

Hij fronst. ‘Nou, nadat de bank had gebeld en ik dacht dat mijn hele wereld instortte...’ Hij kan de pijn in zijn stem niet verbergen.

Ik stop met eten. O shit.

‘Niet stoppen met eten, anders stop ik met praten,’ fluistert hij. Zijn toon is vastberaden en hij geeft me een lelijke blik. Ik eet door. Jaja, rustig maar... Verdomd lekker soepje. Christians blik verzacht en na een tel gaat hij weer verder.

‘In elk geval, kort nadat wij hadden opgehangen, hoorde ik van Taylor dat Hyde op borgtocht vrij was. Hoe dat mogelijk is, weet ik niet, ik dacht dat we alle mogelijkheden voor borgtocht hadden afgesneden. Maar daardoor kon ik even nadenken over wat jij had gezegd... en toen wist ik dat er iets helemaal fout zat.’

‘Het ging me helemaal nooit om het geld,’ zeg ik plotseling bits, terwijl er onverwacht een golf van woede in me oplaait. Mijn stem wordt luider. ‘Hoe heb je dat nou ooit kunnen denken? Het ging me nooit om dat stomme geld van je!’ Mijn hoofd begint te bonzen en ik krimp ineen. Christian staart me heel even verbaasd aan, verrast door mijn felheid. Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes.

‘Let op je taal,’ gromt hij. ‘Kalmeer een beetje en eet.’

Ik staar hem opstandig aan.

‘Ana,’ waarschuwt hij.

‘Dat heeft me meer gekwetst dan wat dan ook, Christian,’ fluister ik. ‘Bijna net zo erg als toen je naar die vrouw toe ging.’

Hij snakt naar adem, alsof ik hem heb geslagen, en opeens ziet hij er uitgeput uit. Hij doet zijn ogen even dicht en schudt dan berustend zijn hoofd.

‘Dat weet ik.’ Hij zucht. ‘En het spijt me. Meer dan je weet.’ Zijn ogen stralen wroeging uit. ‘Eet alsjeblieft door. Terwijl je soep nog warm is.’ Zijn stem is zacht en onweerstaanbaar, en ik doe wat hij vraagt. Hij slaakt een zucht van verlichting.

‘Ga door,’ fluister ik, tussen twee happen van het verboden verse witte bolletje door.

‘We wisten niet dat Mia vermist werd. Ik dacht dat hij jou afperste of zoiets. Ik probeerde je terug te bellen, maar je nam niet op.’ Hij fronst. ‘Dus liet ik een boodschap achter en belde Sawyer. Taylor traceerde je mobiel. Ik wist dat je bij de bank zat, dus we gingen rechtstreeks daarnaartoe.’

‘Maar hoe kon Sawyer me weer vinden dan? Volgde hij ook mijn mobiel?’

‘De Saab is uitgerust met een tracker. Al onze auto’s hebben die. Tegen de tijd dat wij bij de bank aankwamen, was jij al onderweg en gingen wij achter jou aan. Waarom glimlach je?’

‘Ik had wel zo’n vermoeden dat je me zou stalken.’

‘En dat is grappig, want...?’ vraagt hij.

‘Jack had me geïnstrueerd om mijn mobiel weg te gooien. Dus leende ik Whelans mobiel en die heb ik weggegooid. Die van mij had ik in een van de plunjezakken gestopt, zodat jij je geld kon traceren.’

Christian zucht. ‘Ons geld, Ana,’ zegt hij zachtjes. ‘Eten.’

Ik veeg mijn soepkom uit met mijn laatste stukje brood en stop het in mijn mond. Voor het eerst in lange tijd voel ik me verzadigd, ondanks ons gesprek.

‘Op.’

‘Brave meid.’

Er wordt geklopt en zuster Nora komt weer binnen, dit keer met een klein papieren bekertje. Christian ruimt mijn bord weg en doet alles weer in de kartonnen doos.

‘Pijnstillers.’ Nora glimlacht en laat me de witte pil in het bekertje zien.

‘Kan ik dit wel nemen? Je weet wel – met de baby en zo?’

‘Ja, mevrouw Grey. Het is paracetamol – dat kan prima; het heeft geen effect op de baby.’ Ik knik dankbaar. Mijn hoofd bonkt. Ik slik de pil door met een slokje water.

‘U heeft rust nodig, mevrouw Grey.’ Zuster Nora kijkt veelbetekenend naar Christian.

Hij knikt.

Nee! ‘Ga je weg?’ roep ik. Een gevoel van paniek welt in me op. Niet weggaan – we zijn nog maar net begonnen met praten!

Christian snuift. ‘Als u denkt dat ik u ook maar één moment uit het oog verlies, mevrouw Grey, dan vergist u zich schromelijk.’

Nora zucht, maar blijft in mijn buurt en verplaatst mijn kussens zodat ik wel móet gaan liggen.

‘Welterusten, mevrouw Grey,’ zegt ze, en loopt weg, met een laatste vitterige blik op Christian.

Hij trekt een wenkbrauw op als ze deur dichttrekt.

‘Volgens mij vindt zuster Nora mij maar niks.’

Hij staat naast mijn bed. Hij ziet er moe uit. Hoewel ik graag wil dat hij blijft, weet ik dat ik hem moet proberen over te halen om naar huis te gaan.

‘Jij hebt ook je rust nodig, Christian. Ga alsjeblieft naar huis. Je bent doodop.’

‘Ik laat je niet alleen. Ik slaap wel in die stoel.’

Ik kijk hem fronsend aan en draai me dan op mijn zij.

‘Slaap dan bij mij in bed.’

Hij fronst. ‘Nee. Dat kan niet.’

‘Waarom niet?’

‘Ik wil je geen pijn doen.’

‘Je doet me geen pijn. Alsjeblieft, Christian.’

‘Je hebt een infuus.’

‘Christian. Alsjeblieft.’

Hij staart me aan, en ik zie dat hij in de verleiding is gebracht.

‘Alsjeblieft.’ Ik til de dekens op en nodig hem uit in mijn bed.

‘Verrek.’ Hij doet snel zijn schoenen en sokken uit en klimt behoedzaam naast me in bed. Voorzichtig slaat hij zijn arm om me heen en ik leg mijn hoofd op zijn borst. Hij kust mijn haar.

‘Ik denk niet dat zuster Nora heel erg blij zou zijn met deze indeling,’ fluistert hij samenzweerderig.

Ik giechel, maar stop als ik een pijnscheut in mijn borst voel. ‘Maak me niet aan het lachen. Dat doet pijn.’

‘O, maar ik vind het zo’n heerlijk geluid,’ zegt hij zacht en een beetje verdrietig. ‘Het spijt me, schatje, sorry, sorry, sorry.’ Hij kust mijn haar nog eens en snuift de geur op, en ik weet niet waar hij zijn excuses voor maakt... dat hij mij aan het lachen heeft gemaakt? Of voor de rotsituatie waarin we zitten? Ik leg mijn hand op zijn hart en hij legt de zijne voorzichtig over die van mij. We zijn beiden even stil.

‘Waarom ben je naar die vrouw gegaan?’

‘O, Ana.’ Hij kreunt. ‘Wil je het daar nu over hebben? Kunnen we er niet over ophouden? Ik had het nooit moeten doen, oké?’

‘Ik moet het weten.’

‘Dan vertel ik het je morgen,’ belooft hij geïrriteerd. ‘O, en rechercheur Clark wil met je praten. Gewoon routine. En nu slapen.’

Hij kust mijn haar. Ik zucht diep. Ik moet weten waarom. Hij zegt tenminste wel dat het hem spijt. Dat is in elk geval iets, zegt mijn onderbewuste instemmend. Ze is in een toegeeflijke bui vandaag, klaarblijkelijk. Gatver, rechercheur Clark. Ik ril bij het idee dat ik me de gebeurtenissen van afgelopen donderdag opnieuw voor de geest moet halen voor hem.

‘Weten we al waarom Jack dit allemaal heeft gedaan?’

‘Hmm,’ mompelt Christian. De op- en neergaande beweging van zijn borst kalmeert me, wiegt mijn hoofd zachtjes heen en weer en sust me in slaap als zijn ademhaling langzamer wordt. En terwijl ik wegzak, probeer ik een touw vast te knopen aan de flarden gesprek die ik heb gehoord toen ik op de rand van bewustzijn verkeerde. Maar ze ontglippen me, blijven steevast ongrijpbaar en hangen tergend aan de rand van mijn herinnering. O, het is zo frustrerend en vermoeiend... en...

 

Zuster Nora heeft haar lippen op elkaar geperst en haar armen vijandig over haar borst gevouwen. Ik leg mijn vinger op mijn lippen.

‘Laat hem alstublieft slapen,’ fluister ik, terwijl ik mijn ogen dichtknijp tegen het vroege ochtendlicht.

‘Dit is uw bed. Niet dat van hem,’ sist ze streng.

‘Ik heb beter geslapen met hem naast me,’ hou ik vol ter verdediging van mijn man. En bovendien is het waar. Christian beweegt, en zuster Nora en ik verstijven.

Hij mompelt in zijn slaap, ‘Raak me niet aan. Niet doen. Alleen Ana.’

Ik frons. Ik heb Christian vrijwel nooit horen praten in zijn slaap. Toegegeven, dat zou ook kunnen komen doordat hij korter slaapt dan ik. Ik heb alleen zijn nachtmerries meegemaakt. Hij trekt me steviger naar zich toe, en drukt me tegen zich aan. Ik krimp ineen.

‘Mevrouw Grey...’ Zuster Nora kijkt dreigend.

‘Alstublieft,’ smeek ik.

Ze schudt haar hoofd, draait zich om en loopt weg. Ik nestel me weer lekker tegen Christian aan.

 

Als ik wakker word, is Christian nergens te bekennen. De zon schijnt op volle sterkte door de ramen en nu kan ik de kamer pas goed bekijken. Ik heb bloemen gekregen! Die zijn me gisteravond niet opgevallen. Meerdere boeketten. Ik vraag me zinloos af van wie ze zijn.

Een beschaafd klopje onderbreekt mijn gemijmer en Carrick steekt zijn hoofd om de deur. Hij straalt als hij ziet dat ik wakker ben.

‘Mag ik binnenkomen?’ vraagt hij.

‘Natuurlijk.’

Hij loopt met grote passen de kamer in, op mij af. Zijn zachte, blauwe ogen kijken me schrander aan. Hij heeft een donker pak aan – vast op weg naar zijn werk. Verrassend genoeg leunt hij voorover en kust me op mijn voorhoofd.

‘Mag ik erbij komen zitten?’

Ik knik. Hij gaat op de rand van het bed zitten en pakt mijn hand vast.

‘Ik weet niet hoe ik je moet bedanken voor mijn dochter, jij maffe, moedige, lieve meid. Jij hebt haar waarschijnlijk het leven gered. Ik sta voor altijd bij je in het krijt.’ Zijn stem stokt, vol dankbaarheid en medeleven.

O... Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik geef zijn hand een kneepje, maar zeg verder niks.

‘Hoe voel je je nu?’

‘Beter. Nog wel veel pijn,’ zeg ik, eerlijkheidshalve.

‘Hebben ze je iets gegeven tegen de pijn?’

‘Een of ander merk paracetamol.’

‘Mooi. Waar is Christian?’

‘Ik weet het niet. Toen ik wakker werd, was hij weg.’

‘Hij zal nooit ver weg zijn, dat weet ik zeker. Hij wou je absoluut niet alleen laten toen je buiten bewustzijn was.’

‘Weet ik.’

‘Hij is een wel een beetje kwaad op je, en terecht.’ Carrick grijnst zelfgenoegzaam. Ah, daar heeft Christian het van.

‘Christian is altijd wel kwaad op me.’

‘O ja?’ Carrick glimlacht opgewekt – alsof dit een heuglijk feit is. Zijn lach werkt aanstekelijk.

‘Hoe gaat het met Mia?’

Zijn gezicht betrekt en zijn glimlach verdwijnt. ‘Beter. Pislink. Volgens mij is woede een gezonde reactie op wat haar is overkomen.’

‘Ligt ze hier?’

‘Nee, ze is thuis. Ik denk dat Grace haar geen seconde meer uit het oog wil verliezen.’

‘Ik weet hoe dat voelt.’

‘Jij moet ook bewaakt worden,’ zegt hij vermanend. ‘Ik wil niet dat je nog een keer zulke stomme risico’s neemt en je eigen leven of dat van mijn kleinkind in de waag stelt.’

Ik bloos. Hij weet het!

‘Grace heeft je status gelezen. En het aan mij verteld. Gefeliciteerd.’

‘Eh... dank je.’

Hij kijkt op me neer en zijn ogen worden zachter, hoewel hij fronst bij de uitdrukking op mijn gezicht.

‘Christian draait wel bij,’ zegt hij voorzichtig. ‘Dit is het beste wat hem kan overkomen. Geef hem gewoon... even de tijd.’

Ik knik. O... Ze hebben het erover gehad.

‘Ik moet weg. Ze wachten op me bij de rechtbank.’ Hij glimlacht en staat op. ‘Ik kom later nog wel even poolshoogte nemen. Grace is zeer te spreken over dr. Singh en dr. Bartley. Ze verstaan hun vak goed.’

Hij leunt voorover en geeft me nog een kus. ‘Ik meen het, Ana. Ik kan je nooit genoeg bedanken voor wat je voor ons gedaan hebt. Dankjewel.’

Ik kijk naar hem op en knipper mijn tranen weg, opeens overdonderd. Liefdevol streelt hij mijn wang. Dan draait hij zich om en loopt weg.

O hemel. Ik sta versteld van zijn dankbaarheid. Misschien kan ik nu eindelijk dat debacle met die huwelijkse voorwaarden achter me laten. Mijn onderbewuste knikt wijs – ze is het alweer met me eens. Ik schud mijn hoofd en sta voorzichtig op. Tot mijn opluchting sta ik al veel steviger op mijn benen dan gisteren. Ondanks het feit dat ik het bed moest delen met Christian, heb ik goed geslapen en ik voel me fris. Mijn hoofd doet nog steeds zeer, maar het is een zeurende pijn, niet half zo erg als het gebonk gisteren. Alles is stijf en pijnlijk, maar ik moet gewoon even in bad. Ik voel me goor. Ik loop de badkamer in.

 

‘Ana!’ roept Christian.

‘Ik ben in de badkamer,’ roep ik terug terwijl ik mijn tandpasta uitspuug. Dat voelt beter. Ik negeer mijn spiegelbeeld. Shit, ik zie er níet uit. Als ik de deur opendoe, staat Christian bij het bed, met een dienblad vol eten. Hij heeft een transformatie ondergaan. Hij is helemaal in het zwart gekleed, geschoren, gedoucht en hij ziet eruit alsof hij goed heeft geslapen.

‘Goedemorgen, mevrouw Grey,’ zegt hij opgewekt. ‘Uw ontbijt.’ Hij ziet er zo jongensachtig en zoveel gelukkiger uit.

Wauw. Ik glimlach breed, terwijl ik weer in bed klim. Hij trekt het roltafeltje dichterbij en haalt de deksel van het dienblad. Mijn ontbijt bestaat uit havermout met gedroogd fruit, pannenkoekjes met ahornsiroop, spek, sinaasappelsap en Twinings English Breakfast Tea. Het water loopt me in de mond; ik heb zo’n honger. Ik sla het sinaasappelsap in een paar teugen achterover en begin de havermout naar binnen te werken. Christian zit op de rand van het bed en kijkt toe. Hij grijnst zelfgenoegzaam.

‘Wat?’ vraag ik met mijn mond vol.

‘Ik vind het heerlijk om je te zien eten,’ zegt hij. Maar volgens mij grijnst hij daar niet om. ‘Hoe voel je je?’

‘Beter,’ mompel ik tussen een paar happen door.

‘Ik heb je nog nooit zo zien bunkeren.’

Ik kijk naar hem op en het hart zinkt me in de schoenen. We moeten het toch maar eens hebben over het minuscule wolkje aan de helderblauwe hemel. ‘Dat komt omdat ik zwanger ben, Christian.’

Hij snuift en zijn mond vertrekt tot een ironische glimlach. ‘Als ik had geweten dat ik je aan het eten kon krijgen door je zwanger te schoppen, had ik er misschien wel eerder voor gezorgd.’

‘Christian Grey!’ zeg ik verongelijkt en zet de havermout neer.

‘Niet stoppen met eten,’ waarschuwt hij.

‘Christian, we moeten hierover praten.’

Hij verstrakt. ‘Wat valt er te zeggen? We krijgen een kind.’ Hij haalt zijn schouders op in een wanhopige poging er nonchalant uit te zien, maar ik zie de angst op zijn gezicht. Ik duw het dienblad opzij en kruip over het bed naar hem toe om zijn handen vast te pakken.

‘Je bent bang,’ fluister ik. ‘Dat snap ik.’

Hij staart me onbewogen aan, zijn ogen opengesperd, zijn jongensachtige gedrag van daarnet nergens te bekennen.

‘Ik ook. Dat is normaal,’ fluister ik.

‘Wat voor soort vader kan ik nou zijn?’ Zijn stem is hees, bijna niet hoorbaar.

‘O, Christian.’ Ik smoor een snik. ‘Eentje die zijn best doet. Dat is het enige wat we allemaal kunnen doen.’

‘Ana – ik weet niet of ik dat kan...’

‘Natuurlijk kun je het. Je bent liefdevol, grappig, sterk, je durft grenzen te stellen. Het zal ons kind aan niets ontbreken.’

Hij zit er verlamd bij en staart me aan. Twijfel staat op zijn mooie gezicht gegrift.

‘Ja, het zou ideaal geweest zijn als we langer hadden gewacht. Zodat we samen meer tijd hadden, jij en ik, met z’n tweeën. Maar straks zijn we met z’n drieën en dan groeien we met z’n drieën. Dan zijn we een gezin. Ons eigen gezin. En jouw kind zal onvoorwaardelijk van je houden, net als ik.’ Er springen tranen in mijn ogen.

‘O, Ana,’ fluistert Christian gekweld. ‘Ik dacht dat ik je kwijt was. En toen dacht ik weer dat ik je kwijt was. Toen ik je daar op de grond zag liggen, zo bleek en koud en bewusteloos – het was alsof mijn grootste angst waarheid was geworden. En nu zit je hier weer – moedig en sterk... je geeft me hoop. Je houdt nog steeds van me, zelfs na alles wat ik heb gedaan.’

‘Ja, ik hou inderdaad van je, Christian, wanhopig veel. En dat zal ook altijd zo blijven.’

Voorzichtig neemt hij mijn hoofd in zijn handen en veegt mijn tranen weg met zijn duimen. Zijn ogen staren in de mijne, grijs in blauw, en alles wat ik zie is zijn angst en verwondering en liefde.

‘Ik hou ook van jou,’ zegt hij ademloos. En hij kust me zacht en teder, als een man die zijn vrouw aanbidt. ‘Ik zal proberen een goede vader te zijn,’ fluistert hij tegen mijn lippen.

‘Je zult het proberen en het zal je lukken. En laten we wel wezen: veel keus heb je niet, want Propje en ik gaan nergens heen.’

‘Propje?’

‘Ja, Propje.’

Hij trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Ik dacht meer aan Junior.’

‘Vooruit, Junior dan.’

‘Maar ik vind Propje wel leuk.’ Hij lacht zijn verlegen glimlach en kust me nog een keer.