Zeventien
‘Meneer Rodriguez, wat is er gebeurd?’ Mijn stem is hees en vol niet-vergoten tranen. Ray. Lieve Ray. Mijn vader.
‘Hij heeft een auto-ongeluk gehad.’
‘Oké, ik kom... Ik kom er nu aan.’ Adrenaline overspoelt me met paniek in zijn kielzog. Ik kan nog amper ademhalen.
‘Ze hebben hem overgebracht naar Portland.’
Portland? Wat doet hij in godsnaam in Portland?
‘Hij is per helikopter vervoerd, Ana. Ik ben nu onderweg. Hij ligt in het ziekenhuis. O, Ana, ik zag de auto niet. Ik zag hem gewoon niet...’ Zijn stem breekt.
Meneer Rodriguez – nee!
‘Ik zie je daar.’ Meneer Rodriguez verstomt en de lijn valt stil.
Een duistere angst overvalt me en grijpt me bij de keel. Ray. Nee. Nee. Ik haal diep adem, pak de telefoon en bel Roach. Hij antwoordt bij de tweede toon.
‘Ana?’
‘Jerry. Mijn vader...’
‘Ana, wat is er gebeurd?’
Ik leg het uit en neem bijna geen tijd om adem te halen.
‘Ga erheen. Natuurlijk moet je erheen. Ik hoop dat er niets ernstigs is met je vader.’
‘Dank je. Ik houd je op de hoogte.’ Onbedoeld smijt ik de telefoon neer, maar het kan me nu even niets schelen.
‘Hannah!’ roep ik en ik ben me bewust van de angst in mijn stem. Even later steekt ze haar hoofd om de deur en ziet dat ik mijn tas inpak en papieren oppak om in mijn koffertje te stoppen.
‘Ja, Ana?’ Ze fronst.
‘Mijn vader heeft een ongeluk gehad. Ik moet weg.’
‘Lieve hemel...’
‘Zeg al mijn afspraken voor vandaag af. En voor maandag. Jij zal de voorbereiding van de e-book-presentatie moeten afmaken. De aantekeningen staan in het gedeelde mapje. Laat Courtney je helpen als het nodig is.’
‘Ja natuurlijk,’ fluistert Hannah. ‘Ik hoop dat het niets ernstigs is. Maak je geen zorgen over wat er hier gebeurt. Wij redden ons wel.’
‘Ik heb mijn BlackBerry bij me.’
Bij de bezorgdheid die in haar gekwelde, bleke gezicht staat gegroefd, stort ik bijna in.
Papa.
Ik pak mijn jas, tas en koffertje. ‘Ik bel je als ik iets nodig heb.’
‘Doen, ik ben er voor je. Sterkte, Ana. Ik hoop echt dat er niets is.’
Ik schenk haar een stijf glimlachje en probeer mijn zelfbeheersing niet te verliezen. Ik loop mijn kantoor uit. Ik doe mijn best om onderweg naar de receptie niet te rennen. Sawyer springt op als ik aankom.
‘Mevrouw Grey?’ vraagt hij, verward door mijn plotselinge verschijning.
‘We gaan naar Portland – nu.’
‘Oké, mevrouw,’ zegt hij met een frons, maar hij opent de deur.
Het is goed om in beweging te zijn.
‘Mevrouw Grey,’ zegt Sawyer als we naar de parkeerplaats snellen. ‘Mag ik vragen waarom we deze ongeplande reis maken?’
‘Het gaat om mijn vader. Hij heeft een ongeluk gehad.’
‘Ik begrijp het. Weet meneer Grey hiervan?’
‘Ik bel hem wel vanuit de auto.’
Sawyer knikt en opent het achterportier van de Audi MPV en ik stap in. Met trillende vingers pak ik mijn BlackBerry en bel Christians mobiel.
‘Mevrouw Grey.’ Andrea’s stem is helder en zakelijk.
‘Is Christian daar?’ hijg ik.
‘Eh... hij is ergens in het gebouw, mevrouw. Hij heeft zijn BlackBerry bij mij in de lader laten liggen.’
Ik grom in stilte, gefrustreerd.
‘Kun je hem zeggen dat ik heb gebeld en dat ik hem moet spreken? Het is dringend.’
‘Ik kan kijken of ik hem kan vinden. Hij heeft de gewoonte om af en toe wat rond te lopen.’
‘Laat hem mij maar gewoon terugbellen, alsjeblieft,’ smeek ik, terwijl ik tegen mijn tranen vecht.
‘Natuurlijk, mevrouw Grey.’ Ze aarzelt. ‘Is alles wel in orde?’
‘Nee,’ fluister ik, als ik hardop praat stort ik in. ‘Laat hem alsjeblieft gewoon terugbellen.’
‘Ja, mevrouw.’
Ik hang op. Ik kan mijn verdriet niet langer inhouden. Ik trek mijn knieën op tegen mijn borst, krul op op de achterbank en onwelkome tranen stromen over mijn wangen.
‘Waar in Portland, mevrouw Grey?’ vraagt Sawyer vriendelijk.
‘Het ziekenhuis,’ zeg ik gesmoord. ‘Dat grote.’
Sawyer rijdt de straat in en gaat richting de snelweg, terwijl ik zachtjes achter in de auto snik en woordeloze schietgebedjes prevel. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn.
Mijn telefoon gaat. ‘Your Love Is King’ rukt me weg uit mijn mantra.
‘Christian,’ stamel ik.
‘Jezus, Ana. Wat is er aan de hand?’
‘Het is Ray – hij heeft een ongeluk gehad.’
‘Shit!’
‘Ja. Ik ben onderweg naar Portland.’
‘Portland? Zeg alsjeblieft dat Sawyer bij je is.’
‘Ja, hij rijdt.’
‘Waar is Ray?’
‘In het grote ziekenhuis.’
Ik hoor een gedempte stem op de achtergrond. ‘Ja, Ros,’ snauwt Christian boos. ‘Ik weet het! Sorry, schatje – ik kan er over ongeveer drie uur zijn. Ik moet hier nog wat afmaken. Ik vlieg er wel naartoe.’
O, shit. Charlie Tango is weer gerepareerd en de laatste keer dat Christian erin vloog...
‘Ik heb een vergadering met wat kerels uit Taiwan. Ik kan het niet afblazen. Het gaat om een deal waar we al maanden aan werken.’
Waarom weet ik hier niets van?
‘Ik vertrek zodra het kan.’
‘Oké,’ fluister ik. En ik wil eigenlijk zeggen dat het prima is. Blijf maar in Seattle en maak je werk af. Maar de waarheid is dat ik hem bij me wil hebben.
‘O, schatje,’ fluistert hij.
‘Ik red me wel, Christian. Neem de tijd. Overhaast je niet. Ik wil me niet ook nog eens zorgen over jou maken. Vlieg veilig.’
‘Doe ik.’
‘Ik hou van jou.’
‘Ik hou ook van jou, schatje. Zodra ik kan, ben ik bij je. Houd Luke in je buurt.’
‘Ja, zal ik doen.’
‘Ik zie je straks.’
‘Doei.’ Als ik heb opgehangen, sla ik mijn armen weer om mijn knieën. Ik weet niets over Christians zaken. Wat moet hij in godsnaam met die Taiwanezen? Ik staar uit het raam, terwijl we langs het vliegveld rijden. Hij moet veilig vliegen. Mijn maag zit weer in de knoop en ik voel me misselijk. Ray en Christian. Ik geloof niet dat mijn hart dat aan zou kunnen. Ik ga achterover zitten en herhaal mijn mantra: laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn.
‘Mevrouw Grey.’ Ik schrik op van Sawyers stem. ‘We zijn bij het ziekenhuis. Ik moet alleen de SEH zien te vinden.’
‘Ik weet waar die is.’ Ik denk terug aan mijn laatste bezoek aan het ziekenhuis toen ik op mijn tweede werkdag van een trapje viel bij Clayton’s en mijn enkel verstuikte. Ik herinner me nog hoe Paul Clayton om me heen hing en ik huiver bij de herinnering.
Sawyer rijdt naar het afzetpunt en springt eruit om mijn portier te openen.
‘Ik ga parkeren, mevrouw, en zoek u daarna op. Laat uw koffertje maar hier. Ik neem het wel mee.’
‘Dank je, Luke.’
Hij knikt en ik loop snel naar de drukke receptie van de SEH. De receptioniste achter de balie glimlacht beleefd en heeft Ray in kort tijdsbestek opgespoord. Ze stuurt me naar de ok op de derde verdieping.
De ok? Fuck! ‘Dank u,’ stamel ik, terwijl ik me probeer te concentreren op haar aanwijzingen over waar de lift is. Mijn maag zit in de knoop als ik ernaartoe snel.
Laat het niet ernstig zijn. Laat het alsjeblieft niet ernstig zijn.
De lift is vreselijk traag en stopt op elke verdieping. Ah, kom op... Schiet op! Ik wens uit alle macht dat hij sneller gaat en kijk nors naar de mensen die erin en eruit lopen en die me beletten om naar mijn vader te gaan.
Uiteindelijk gaan de deuren open op de derde verdieping en ik snel naar een andere receptiebalie waar verpleegkundigen in marineblauwe uniforms achter zitten.
‘Kan ik u helpen?’ vraagt een overgedienstige verpleegkundige met een bijziende blik.
‘Mijn vader, Raymond Steele. Hij is net opgenomen. Hij is in ok 4, geloof ik.’ Terwijl ik de woorden uitspreek, wil ik dat ze niet waar zijn.
‘Even nakijken, mevrouw Steele.’
Ik knik en heb geen zin om haar te verbeteren, terwijl ze aandachtig naar haar computerscherm kijkt.
‘Ja. Hij is hier een paar uur geleden gekomen. Als u wilt wachten, laat ik hun weten dat u er bent. De wachtkamer is daar.’ Ze wijst naar een grote witte deur waar behulpzaam WACHTKAMER op staat in opvallende blauwe letters.
‘Gaat het goed met hem?’ vraag ik, terwijl ik probeer mijn stem onder controle te houden.
‘U moet op een van de dienstdoende artsen wachten voor informatie, mevrouw.’
‘Dank u,’ mompel ik – maar vanbinnen schreeuw ik. Ik wil het nu weten!
Ik open de deur naar een functionele, steriele wachtkamer waar meneer Rodriguez en José zitten.
‘Ana!’ roept meneer Rodriguez. Zijn arm zit in het gips en zijn wang is aan één kant helemaal blauw. Hij zit in een rolstoel en een van zijn benen zit ook in het gips. Ik sla geëmotioneerd mijn armen om hem heen.
‘O, meneer Rodriguez,’ snik ik.
‘Ana, lieverd.’ Hij klopt op mijn rug met zijn goede arm. ‘Het spijt me zo,’ zegt hij, terwijl zijn hese stem breekt.
O nee.
‘Nee, papa,’ zegt José zacht waarschuwend, terwijl hij achter me staat. Als ik me omdraai, trekt hij me in zijn armen en houdt me vast.
‘José,’ prevel ik. En ik ben verloren: mijn tranen beginnen te rollen nu alle spanning, angst en leed van de afgelopen drie uur aan de oppervlakte komen.
‘Hey, Ana, niet huilen.’ José aait teder over mijn haar. Ik sla mijn armen om zijn nek en huil zachtjes. Zo staan we heel lang en ik ben enorm dankbaar dat mijn vriend hier is. We laten elkaar los als Sawyer zich bij ons voegt in de wachtkamer. Meneer Rodriguez geeft me een tissue uit een doosje dat daar handig is neergezet en ik droog mijn tranen.
‘Dit is meneer Sawyer. Beveiliging,’ zeg ik. Sawyer knikt beleefd naar José en meneer Rodriguez en gaat dan in de hoek zitten.
‘Ga zitten, Ana.’ José leidt me naar een van de met vinyl beklede stoelen.
‘Wat is er gebeurd? Weten we hoe het met hem gaat? Wat zijn ze aan het doen?’
José houdt zijn hand omhoog om mijn spervuur van vragen te stoppen en gaat naast me zitten. ‘We hebben nog geen nieuws. Ray, pa en ik maakten een vistochtje naar Astoria. We werden aangereden door een of andere stomdronken huf...’
Meneer Rodriguez probeert tussenbeide te komen en stottert excuses.
‘Cálmate, papa!’ valt José uit. ‘Ik heb helemaal niets, alleen een paar gekneusde ribben en een klap op mijn hoofd. Pa... nou ja, pa heeft zijn pols en enkel gebroken. Maar de auto raakte de passagierskant waar Ray zat.’
O nee, nee... De paniek slaat weer toe in mijn limbisch systeem. Nee, nee, nee. Mijn lichaam huivert en rilt als ik me voorstel wat er met Ray in de ok gebeurt.
‘Hij wordt geopereerd. Wij werden naar het gemeenteziekenhuis in Astoria gebracht, maar ze hebben Ray per helikopter hierheen gevlogen. We weten niet wat ze aan het doen zijn. We wachten op nieuws.’
Ik begin te trillen.
‘Hey, Ana, heb je het koud?’
Ik knik. Ik zit in mijn witte, mouwloze blouse en zwarte zomerjasje en die bieden geen van beide warmte. José trekt meteen zijn leren jas uit en slaat hem om mijn schouders.
‘Zal ik thee voor u halen, mevrouw?’ Sawyer staat naast me. Ik knik dankbaar en hij verdwijnt uit de kamer.
‘Waarom gingen jullie vissen in Astoria?’ vraag ik.
José haalt zijn schouders op. ‘Het zou een goede visstek zijn. We hadden een uitje met de mannen. Even wat tijd doorbrengen met mijn vader voordat de academie weer begint voor mijn laatste jaar.’ Josés donkere ogen zijn groot en glanzen van angst en spijt.
‘Jij had ook gewond kunnen zijn. En meneer Rodriguez... nog erger.’ Ik slik bij de gedachte. Mijn lichaamstemperatuur daalt nog verder en ik huiver weer. José pakt mijn hand.
‘Jezus, Ana, je bent bevroren.’
Meneer Rodriguez buigt zich naar voren en pakt mijn andere hand met zijn goede hand.
‘Ana, het spijt me verschrikkelijk.’
‘Meneer Rodriguez, alstublieft. Het was een ongeluk...’ Mijn stem vervaagt tot gefluister.
‘Noem me maar José,’ corrigeert hij me. Ik schenk hem een flauwe glimlach, want meer kan ik niet opbrengen. Ik ril nog een keer.
‘De politie heeft die klootzak aangehouden. Zeven uur ’s ochtends en die vent was compleet van de wereld,’ sist José vol walging.
Sawyer komt weer binnen met een kartonnen bekertje met heet water en het theezakje apart. Hij weet hoe ik mijn thee drink! Ik ben verrast en blij met de afleiding. Meneer Rodriguez en José laten mijn handen los, terwijl ik dankbaar het kopje van Sawyer aanpak.
‘Wil een van u misschien iets drinken?’ vraagt Sawyer aan meneer Rodriguez en José. Ze schudden allebei hun hoofd en Sawyer gaat weer in de hoek zitten. Ik doop mijn theezakje in het water en sta dan trillend op om het gebruikte theezakje in een kleine prullenbak te gooien.
‘Waarom duurt het zo lang?’ zeg ik tegen niemand in het bijzonder terwijl ik een slokje neem.
Papa... Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn.
‘We zullen het snel genoeg horen, Ana,’ zegt José vriendelijk. Ik knik en neem nog een slokje. Ik ga weer naast hem zitten. We wachten... en wachten. Meneer Rodriguez zit met zijn ogen dicht, volgens mij bidt hij, en José houdt mijn hand vast en knijpt er af en toe in. Ik drink mijn thee met kleine slokjes. Het is geen Twinings, maar een of ander goedkoop merk en het smaakt afschuwelijk.
Ik denk terug aan de laatste keer dat ik op nieuws zat te wachten. De laatste keer dacht ik dat ik alles kwijt was toen Charlie Tango werd vermist. Ik doe mijn ogen dicht en bid in stilte voor de veilige overtocht van mijn man. Ik kijk op mijn horloge: 14:15 uur. Hij zal hier wel snel zijn. Mijn thee is koud geworden... Gatver!
Ik ga staan en begin te ijsberen. Daarna ga ik weer zitten. Waarom zijn de artsen nog niet naar me toe gekomen? Ik pak Josés hand en hij knijpt geruststellend in de mijne. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn. Laat het alsjeblieft niets ernstigs zijn.
De tijd kruipt erg traag voorbij.
Plotseling gaat de deur open en we kijken allemaal vol verwachting op. Mijn maag zit in de knoop. Is dit het?
Christian komt binnen. Zijn gezicht betrekt even als hij mijn hand in die van José ziet.
‘Christian!’ roep ik opgelucht en ik spring op, ik ben ontzettend dankbaar dat hij veilig is aangekomen. Hij heeft zijn armen om me heen geslagen, zijn neus drukt in mijn haar en ik inhaleer zijn geur, zijn warmte en zijn liefde. Een klein deel van mij voelt zich rustiger, sterker en veerkrachtiger omdat hij er is. Het maakt zo veel verschil voor mijn gemoedsrust dat hij hier nu is.
‘Is er al nieuws?’
Ik schud mijn hoofd en kan niet praten.
‘José.’ Hij knikt ter begroeting.
‘Christian, dit is mijn vader, José senior.’
‘Meneer Rodriguez – wij hebben elkaar ontmoet op de bruiloft. Ik neem aan dat u ook bij het ongeluk betrokken was?’
José vertelt in het kort het hele verhaal opnieuw.
‘Voelen jullie je wel goed genoeg om hier te zijn?’ vraagt Christian.
‘Wij willen nergens anders zijn,’ zegt meneer Rodriguez. Zijn stem is kalm en vol pijn. Christian knikt. Hij pakt mijn hand en laat me weer zitten, terwijl hij naast mij gaat zitten.
‘Heb je iets gegeten?’ vraagt hij.
Ik schud mijn hoofd.
‘Heb je trek?’
Ik schud mijn hoofd.
‘Maar heb je het koud?’ vraagt hij, terwijl hij naar Josés jas kijkt.
Ik knik. Hij schuift in zijn stoel, maar houdt wijselijk zijn mond.
De deur gaat weer open en er komt een jonge arts in helderblauwe operatiekleding binnen. Hij ziet er uitgeput en gekweld uit.
Al het bloed trekt uit mijn gezicht en ik sta wankelend op.
‘Ray Steele,’ fluister ik, terwijl Christian naast me staat en zijn arm om mijn middel legt.
‘Bent u zijn naaste familie?’ vraagt de arts. Zijn helderblauwe ogen zijn bijna dezelfde kleur als zijn kleding en in andere omstandigheden had ik hem aantrekkelijk gevonden.
‘Ik ben zijn dochter, Ana.’
‘Mevrouw Steele...’
‘Mevrouw Grey,’ onderbreekt Christian hem.
‘Mijn excuses,’ stamelt de arts en even heb ik zin om Christian te schoppen. ‘Ik ben dr. Crowe. Uw vader is stabiel, maar zijn toestand is nog kritiek.’
Wat betekent dat? Mijn knieën knikken en alleen de ondersteunende arm van Christian voorkomt dat ik op de vloer val.
‘Hij heeft ernstig inwendig letsel opgelopen,’ zegt dr. Crowe, ‘vooral aan zijn middenrif, maar we hebben het kunnen herstellen en we hebben zijn milt kunnen redden. Helaas kreeg hij tijdens de operatie een hartstilstand vanwege bloedverlies. We hebben zijn hart weer aan de gang gekregen, maar het blijft een punt van zorg. Echter, onze grootste zorg is dat hij ernstige kneuzingen aan zijn hoofd heeft opgelopen en de MRI laat zien dat er een zwelling in zijn hersenen zit. We hebben hem in coma gebracht om hem rustig te houden, terwijl wij de hersenzwelling in de gaten houden.’
Hersenbeschadiging? Nee.
‘Dat is de standaardprocedure in deze gevallen. Op dit moment kunnen we alleen maar afwachten.’
‘En wat is de prognose?’ vraagt Christian zakelijk.
‘Meneer Grey, dat is op dit moment nog moeilijk te zeggen. Het is mogelijk dat hij volledig herstelt, maar dat ligt nu in de handen van God.’
‘Hoe lang houdt u hem in coma?’
‘Dat hangt af van hoe zijn hersenen reageren. Doorgaans tweeenzeventig tot zesennegentig uur.’
O, wat lang! ‘Kan ik naar hem toe?’ fluister ik.
‘Ja, u mag over ongeveer een halfuur naar hem toe. Hij is overgebracht naar de intensivecareafdeling op de zesde verdieping.’
‘Dank u, dokter.’
Dr. Crowe knikt, draait zich om en laat ons alleen.
‘Hij leeft tenminste nog,’ fluister ik tegen Christian. En de tranen beginnen nogmaals over mijn gezicht te stromen.
‘Ga zitten,’ beveelt Christian teder.
‘Papa, ik denk dat wij moeten gaan. Je hebt rust nodig. Er komt voorlopig geen nieuws,’ zegt José tegen meneer Rodriguez die zijn zoon wezenloos aankijkt. ‘We kunnen vanavond terugkomen, als je hebt gerust. Dat vind je toch wel goed, Ana?’ José draait zich om en kijkt me smekend aan.
‘Natuurlijk.’
‘Blijven jullie in Portland?’ vraagt Christian. José knikt.
‘Hebben jullie een lift naar huis nodig?’
José fronst. ‘Ik wilde een taxi bellen.’
‘Luke kan jullie wel brengen.’
Sawyer staat op en José kijkt verward.
‘Luke Sawyer,’ zeg ik ter verduidelijking.
‘O... Natuurlijk. Ja, dat zou fijn zijn. Dank je, Christian.’
Ik ga staan en omhels snel eerst meneer Rodriguez en dan José.
‘Hou je taai, Ana,’ fluistert José in mijn oor. ‘Hij is een fitte en gezonde man. Dat is gunstig voor hem.’
‘Ik hoop het.’ Ik omhels hem stevig. Als ik hem loslaat, trek ik zijn jas uit en geef die aan hem terug.
‘Houd hem maar als je het nog koud hebt.’
‘Nee, het gaat wel. Dank je.’ Ik kijk nerveus naar Christian en zie dat hij ons uitdrukkingloos aankijkt. Christian pakt mijn hand.
‘Als er iets verandert, laat ik het je meteen weten,’ zeg ik terwijl José de rolstoel van zijn vader naar de deur rijdt die Sawyer openhoudt.
Meneer Rodriguez tilt zijn hand op en ze blijven staan in de deuropening. ‘Ik zal voor hem bidden, Ana.’ Zijn stem klinkt bevend. ‘Het was zo fijn om weer contact met hem te hebben na al die jaren. Hij is een goede vriend geworden.’
‘Dat weet ik.’
En dan gaan ze weg. Christian en ik zijn alleen. Hij streelt mijn wang. ‘Je ziet bleek. Kom hier.’ Hij gaat op de stoel zitten en trekt me op zijn schoot. Hij neemt me weer in zijn armen en ik laat het gewillig toe. Ik nestel me tegen hem aan en voel me bedrukt door het ongeluk van mijn stiefvader, maar dankbaar dat mijn echtgenoot hier is om me te troosten. Hij aait teder over mijn haar en houdt mijn hand vast.
‘Hoe ging het met Charlie Tango?’ vraag ik.
Hij grijnst. ‘O, die was yar,’ zegt hij met stille trots in zijn stem. Voor het eerst in uren glimlach ik oprecht en ik kijk hem verwonderd aan.
‘Yar?’
‘Een citaat uit The Philadelphia Story. De favoriete film van Grace.’
‘Die ken ik niet.’
‘Ik geloof dat ik hem thuis op Blu-ray heb. We kunnen hem wel kijken en flikflooien.’ Hij kust mijn haar en ik glimlach nogmaals.
‘Kan ik je overhalen om iets te eten?’ vraagt hij.
Mijn glimlach verdwijnt. ‘Niet nu. Ik wil eerst Ray zien.’
Zijn schouders zakken, maar hij dringt niet aan.
‘Hoe ging het met de Taiwanezen?’
‘Plooibaar,’ zegt hij.
‘Hoezo plooibaar?’
‘Ze lieten mij hun scheepswerf kopen voor een lagere prijs dan ik bereid was te betalen.’
Heeft hij een scheepswerf gekocht? ‘Is dat gunstig?’
‘Ja. Dat is gunstig.’
‘Maar ik dacht dat je hier al een scheepswerf had.’
‘Dat klopt. Die gaan we gebruiken om schepen uit te rusten. We bouwen de scheepsrompen in het Verre Oosten. Dat is goedkoper.’
O. ‘En hoe zit het dan met de werknemers van de scheepswerf hier?’
‘Die gaan we hergroeperen. We moeten ontslagen tot een minimum kunnen beperken.’ Hij kust mijn haar. ‘Zullen we bij Ray gaan kijken?’ vraagt hij met zachte stem.
De intensive care op de zesde verdieping is een strenge, steriele, functionele afdeling met fluisterende stemmen en piepende machines. Vier patiënten liggen elk in hun eigen, afzonderlijke gedeelte vol moderne technologie. Ray ligt aan de andere kant van de kamer.
Papa.
Hij ziet er zo klein uit in zijn grote bed, omgeven door al die apparaten. Het is een schok. Mijn vader heeft er nog nooit zo afhankelijk uitgezien. Er zit een slang in zijn mond en verschillende lijnen lopen naar infuusnaalden in elke arm. Er zit een kleine klem op zijn vinger. Ik vraag me even af waar die voor is. Zijn been ligt boven op de lakens en zit in blauw gips. Een monitor toont zijn hartslag: bliep, bliep, bliep. Het klopt sterk en regelmatig. Dat weet ik dan weer wel. Ik loop langzaam naar hem toe. Zijn borst is bedekt met een groot, smetteloos verband dat onder het dunne laken verdwijnt dat de rest van zijn lichaam bedekt.
Papa.
Ik realiseer me dat de slang in zijn rechtermondhoek naar een beademingsmachine loopt. Het geluid ervan vormt een ritmisch geheel met het bliep, bliep, bliep van zijn hartmonitor. Het zuigt, blaast, zuigt, blaast, zuigt, blaast op de maat van het gepiep. Er staan vier lijnen op het scherm van zijn hartmonitor die elk regelmatig bewegen en duidelijk laten zien dat Ray nog in leven is.
O, papa.
Hoewel zijn mond vervormd is door de beademingsslang, ziet hij er vredig uit in zijn diepe slaap.
Een tengere, jonge verpleegster staat aan één kant van het bed en controleert zijn monitors.
‘Mag ik hem aanraken?’ vraag ik haar, terwijl ik voorzichtig zijn hand pak.
‘Ja.’ Ze glimlacht vriendelijk. Op haar badge staat KELLIE RN, en ze moet ergens in de twintig zijn. Ze is blond en heeft heel donkere ogen.
Christian staat aan het voeteneinde van het bed en kijkt naar me terwijl ik Rays hand vastpak. Die is verrassend warm en daardoor stort ik in. Ik laat me op de stoel naast het bed zakken, leg mijn hoofd zachtjes tegen Rays arm aan en begin te snikken.
‘O, papa. Word alsjeblieft beter,’ fluister ik. ‘Alsjeblieft.’
Christian legt zijn hand op mijn schouder en knijpt er geruststellend in.
‘Alle vitale functies van meneer Steele zijn goed,’ zegt verpleegster Kellie rustig.
‘Dank u,’ zegt Christian. Ik kijk net op tijd op om haar te zien staren. Ze heeft eindelijk eens goed naar mijn man gekeken. Het kan me niets schelen. Ze mag zoveel naar Christian staren als ze wil, zolang ze mijn vader maar weer beter maakt.
‘Kan hij me horen?’ vraag ik.
‘Hij is diep in slaap. Maar wie weet?’
‘Mag ik hier even blijven zitten?’
‘Natuurlijk.’ Ze glimlacht naar me en haar wangen zijn roze van een veelzeggende blos. Heel onlogisch bedenk ik dat blond niet haar echte kleur is.
Christian kijkt naar mij en negeert haar. ‘Ik moet even bellen. Ik ben buiten. Dan heb je even wat tijd alleen met je vader.’
Ik knik. Hij kust mijn haar en loopt de kamer uit. Ik hou Rays hand vast en verwonder me over de ironie dat ik hem pas nu hij buiten bewustzijn is en me niet kan horen, wil vertellen hoeveel ik van hem hou. Deze man was altijd mijn constante factor. Mijn rots in de branding. En ik heb er tot nu nooit zo bij stilgestaan. Ik ben niet zijn vlees en bloed, maar hij is mijn vader en ik hou enorm veel van hem. De tranen lopen over mijn wangen. Alsjeblieft, alsjeblieft word beter.
Heel zachtjes, zodat ik niemand stoor, vertel ik hem over ons weekend in Aspen en over het afgelopen weekend toen we gingen zweefvliegen en daarna zeilen met The Grace. Ik vertel hem over ons nieuwe huis, onze plannen en over hoe we hopen dat we het zo ecologisch duurzaam mogelijk kunnen maken. Ik beloof hem dat we hem een keer meenemen naar Aspen zodat hij met Christian kan gaan vissen en ik verzeker hem dat ook meneer Rodriguez en José welkom zijn. Zorg er alsjeblieft voor dat we dat kunnen doen, papa. Alsjeblieft.
Ray beweegt niet, de beademingsmachine zuigt en blaast en het monotone, maar geruststellende bliep, bliep, bliep van zijn hartmonitor is zijn enige antwoord.
Als ik opkijk, zit Christian rustig aan het voeteneinde van het bed. Ik weet niet hoe lang hij daar al zit.
‘Hoi,’ zegt hij met ogen die gloeien van medeleven en bezorgdheid.
‘Hoi.’
‘Dus ik ga vissen met je vader, meneer Rodriguez en José?’ vraagt hij.
Ik knik.
‘Oké. Laten we wat gaan eten. Laat hem maar slapen.’
Ik frons. Ik wil niet bij hem weg.
‘Ana, hij ligt in coma. Ik heb onze mobiele telefoonnummers aan de verpleegkundigen hier gegeven. Als er iets verandert in zijn toestand, bellen ze ons. We gaan eten, zoeken een hotel, rusten wat en komen dan vanavond terug.’
De suite in het Heathman ziet er nog net zo uit als in mijn herinnering. Hoe vaak heb ik niet teruggedacht aan die eerste nacht en ochtend die ik met Christian Grey doorbracht? Ik sta in de ingang van de suite en ben als verlamd. Jemig, hier is het allemaal begonnen.
‘Thuis, maar toch ook weer niet,’ zegt Christian met zachte stem. Hij zet mijn koffertje naast een van de dikke zitbanken.
‘Wil je douchen? In bad? Wat heb je nodig, Ana?’ Christian kijkt naar me en ik weet dat hij even niet weet wat hij moet doen. Mijn verloren jochie dat het hoofd moet bieden aan dingen waar hij geen controle over heeft. Hij is de hele middag al teruggetrokken en diep in gedachten verzonken. Dit is een onvoorspelbare situatie die hij niet naar zijn hand kan zetten. Dit is het echte leven in al zijn ruwheid en hij heeft zichzelf daar zo lang van weggehouden dat hij nu blootgesteld en hulpeloos is. Mijn lieve, beschutte Vijftig Tinten.
‘Een bad. Ik wil graag in bad,’ antwoord ik en ik ben me ervan bewust dat hij zich beter en zelfs nuttig zal voelen als ik hem bezighoud. O, Christian – ik ben als verdoofd, ik heb het koud en ik ben bang, maar ik ben zo blij dat jij hier bij mij bent.
‘Bad. Goed. Ja.’ Hij loopt de slaapkamer in en buiten mijn zicht gaat hij de vorstelijke badkamer in. Even later komt het geluid van stromend water om het bad vol te laten lopen me vanuit de kamer tegemoet.
Uiteindelijk zet ik mezelf ertoe om hem de slaapkamer in te volgen. Ik ben ontzet als ik een aantal tassen van Nordstrom op het bed zie. Christian komt weer binnen, met opgerolde mouwen en zonder das en jasje.
‘Ik heb Taylor wat dingen laten halen. Nachtgoed. Je weet wel,’ zegt hij, terwijl hij me bedachtzaam aankijkt.
Natuurlijk heeft hij dat gedaan. Ik knik ter goedkeuring om hem zich beter te laten voelen. Waar is Taylor?
‘O, Ana,’ zegt Christian. ‘Ik heb je nog nooit zo gezien. Je bent normaal gesproken zo dapper en sterk.’
Ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik kijk hem alleen maar met grote ogen aan. Ik heb nu even niets te geven. Ik geloof dat ik in shock ben. Ik sla mijn armen om mezelf heen en probeer de doordringende kou weg te houden, hoewel ik weet dat het zinloos is, omdat deze kou van binnenuit komt. Christian trekt me in zijn armen.
‘Schatje, hij leeft nog. Zijn vitale functies zijn goed. We moeten gewoon geduld hebben,’ zegt hij zachtjes. ‘Kom.’ Hij pakt mijn hand en leidt me de badkamer in. Voorzichtig trekt hij mijn jasje van mijn schouders en legt het op de stoel in de badkamer. Dan draait hij zich weer om en maakt de knopen van mijn blouse los.
Het water is heerlijk warm en geurig. De geur van lotusbloesem overheerst de warme, drukkende lucht van de badkamer. Ik lig tussen Christians benen, met mijn rug tegen zijn buik en mijn voeten boven op de zijne. We zijn allebei stil en in onszelf gekeerd en ik heb het eindelijk weer warm. Af en toe kust Christian mijn haar, terwijl ik gedachteloos de bellen in het schuim kapot prik. Hij heeft zijn arm om mijn schouders heen geslagen.
‘Je bent met Leila toch niet in bad gaan zitten? Toen je haar in bad deed?’ vraag ik.
Hij verstijft en snuift. Zijn hand op mijn schouder verstrakt. ‘Eh... nee.’ Hij klinkt verbijsterd.
‘Dat dacht ik al. Fijn.’
Hij trekt zachtjes aan mijn haar dat in een grove knot zit en draait mijn hoofd zo om dat hij mijn gezicht kan zien. ‘Waarom vraag je dat?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Morbide nieuwsgierigheid. Ik weet het niet... omdat ik haar deze week heb gezien.’
Zijn gezicht verhardt. ‘Ik begrijp het. Niet zo morbide graag.’ Zijn toon is verwijtend.
‘Hoe lang blijf je haar helpen?’
‘Totdat ze op eigen benen kan staan. Ik weet het niet.’ Hij haalt zijn schouders op. ‘Waarom?’
‘Zijn er nog anderen?’
‘Anderen?’
‘Exen die je helpt.’
‘Er was er nog een, ja. Maar nu niet meer.’
‘O?’
‘Ze studeerde om arts te worden. Ze is nu afgestudeerd en heeft een ander.’
‘Ook een Dominant?’
‘Ja.’
‘Leila zegt dat je twee van haar schilderijen hebt,’ fluister ik.
‘Had, ja. Ik vond ze eigenlijk niet zo mooi. Ze waren technisch wel verdienstelijk, maar ze waren mij te kleurrijk. Volgens mij heeft Elliot ze nu. Zoals we weten, heeft hij geen smaak.’
Ik giechel en hij slaat zijn andere arm om me heen waarbij er water over de rand van het bad klotst.
‘Dat is beter,’ fluistert hij en kust mijn slaap.
‘Hij trouwt met mijn beste vriendin.’
‘Dan kan ik maar beter mijn mond houden,’ zegt hij.
Ik voel me meer ontspannen na ons bad. Gewikkeld in mijn zachte Heathman-badjas kijk ik naar de verschillende tassen op het bed. Jemig, dit moet meer zijn dan alleen nachtgoed. Voorzichtig kijk ik er in eentje. Een spijkerbroek en een lichtblauwe sweater met capuchon, in mijn maat. Allemachtig... Taylor heeft genoeg kleding gekocht voor een heel weekend en hij weet wat ik mooi vind. Ik glimlach en bedenk dat hij niet voor het eerst kleding voor me heeft gekocht toen ik in het Heathman was.
‘Ben jij, behalve die keer dat je mij lastigviel in Clayton’s, ooit wel eens daadwerkelijk een winkel binnengegaan om iets te kopen?’
‘Jou lastigvallen?’
‘Ja. Mij lastigvallen.’
‘Je wist niet waar je het zoeken moest, als ik het me goed herinner. En dat jonge jochie hing maar om je heen. Hoe heet hij ook alweer?’
‘Paul.’
‘Een van je vele aanbidders.’
Ik rol met mijn ogen en hij geeft me een opgeluchte, oprechte glimlach en kust me.
‘Zo ken ik mijn meisje weer,’ fluistert hij. ‘Kleed je aan. Ik wil niet dat je het weer koud krijgt.’
‘Klaar,’ zeg ik. Christian werkt op de Mac in het werkgedeelte van de suite. Hij draagt een zwarte spijkerbroek en een grijze kabeltrui en ik draag de spijkerbroek, de sweater en een wit T-shirt.
‘Je ziet er zo jong uit,’ zegt Christian zacht, terwijl hij met glanzende ogen opkijkt. ‘En dan te bedenken dat je morgen een heel jaar ouder bent.’ Zijn stem is weemoedig. Ik glimlach verdrietig.
‘Ik heb weinig zin om het te vieren. Kunnen we nu naar Ray toe gaan?’
‘Natuurlijk. Ik zou willen dat je iets at. Je hebt je eten amper aangeraakt.’
‘Christian, alsjeblieft. Ik heb gewoon geen honger. Misschien als we terugkomen van Ray. Ik wil hem een prettige nacht wensen.’
Als we op de intensive care komen, gaat José net weg. Hij is alleen.
‘Ana, Christian, hoi.’
‘Waar is je vader?’
‘Hij was te moe om terug te komen. Hij heeft vanochtend een auto-ongeluk gehad,’ grijnst José bedroefd. ‘En zijn pijnstillers zijn gaan werken. Hij is uitgeteld. Ik moest knokken om bij Ray te kunnen komen, omdat ik geen naaste familie ben.’
‘En?’ vraag ik bezorgd.
‘Het gaat goed, Ana. Hetzelfde... maar alles gaat goed.’
Opluchting stroomt door mijn lichaam. Geen nieuws is goed nieuws.
‘Zie ik je morgen, jarige job?’
‘Natuurlijk. Wij zijn dan hier.’
José kijkt Christian snel aan en trekt me dan naar zich toe voor een snelle omhelzing. ‘Mañana.’
‘Tot morgen, José.’
‘Tot ziens, José,’ zegt Christian. José knikt en loopt de gang door. ‘Hij is nog steeds stapelgek op je,’ zegt Christian rustig.
‘Dat is niet waar. En al zou dat zo zijn...’ Ik haal mijn schouders op, omdat het me nu even niets kan schelen.
Christian glimlacht stijfjes en mijn hart smelt.
‘Goed zo,’ zeg ik.
Hij fronst.
‘Dat je niet begint te schuimbekken.’
Hij kijkt me aan, gekwetst – maar ook geamuseerd. ‘Ik heb nog nooit geschuimbekt. Laten we naar je vader gaan. Ik heb een verrassing voor je.’
‘Verrassing?’ Mijn ogen worden groter van schrik.
‘Kom.’ Christian pakt mijn hand en we duwen de dubbele deuren van de intensive care open.
Grace staat aan het voeteneinde van Rays bed. Ze is in gesprek met Crowe en nog een arts, een vrouw die ik niet eerder heb gezien. Als Grace ons ziet, grijnst ze.
O, wat fijn!
‘Christian.’ Ze kust zijn wang en draait zich dan naar mij en trekt me in haar warme omhelzing.
‘Ana. Hoe gaat het met je?’
‘Met mij gaat het prima. Ik maak me meer zorgen om mijn vader.’
‘Hij is in goede handen. Dr. Sluder is expert op haar gebied. We studeerden samen op Yale.’
O...
‘Mevrouw Grey,’ begroet dr. Sluder mij heel formeel. Ze heeft kort haar en is elfachtig met een verlegen glimlach en een zacht, zuidelijk accent. ‘Als de hoofdarts van uw vader kan ik u met genoegen zeggen dat alles voorspoedig verloopt. Zijn vitale functies zijn stabiel en krachtig. We hebben er alle vertrouwen in dat hij volledig zal herstellen. De hersenzwelling is gestopt en lijkt weer af te nemen. Dat is erg bemoedigend in zo korte tijd.’
‘Dat is goed nieuws,’ zegt ik.
Ze schenkt me een warme glimlach. ‘Dat is het inderdaad, mevrouw Grey. We zorgen heel goed voor hem.’
‘Goed om je weer te zien, Grace.’
Grace glimlacht. ‘Insgelijks, Lorraina.’
‘Dr. Crowe, zullen we deze mensen even alleen laten bij meneer Steele?’ Crowe volgt dr. Sluder naar de uitgang.
Ik kijk naar Ray en voor het eerst sinds zijn ongeluk heb ik meer hoop. De vriendelijke woorden van dr. Sluder en Grace hebben mijn hoop weer aangewakkerd.
Grace pakt mijn hand en knijpt er zachtjes in. ‘Ana, lieve schat, ga maar bij hem zitten. Praat met hem. Het is allemaal goed. Ik ga met Christian naar de wachtkamer.’
Ik knik. Christian glimlacht geruststellend en hij en zijn moeder laten mij achter met mijn lieve vader die vredig ligt te slapen onder begeleiding van het zachte slaapliedje van zijn beademingsmachine en hartmonitor.
Ik trek Christians witte T-shirt aan en kruip in bed.
‘Je lijkt wat opgewekter,’ zegt Christian voorzichtig terwijl hij zijn pyjama aantrekt.
‘Ja. Ik denk dat het veel heeft uitgemaakt om met dr. Sluder en je moeder te praten. Heb jij Grace gevraagd om hierheen te komen?’
Christian stapt in bed en trekt me in zijn armen, terwijl hij me met mijn gezicht van hem af draait.
‘Nee. Ze wilde zelf komen en naar je vader kijken.’
‘Hoe wist ze het?’
‘Ik heb haar vanochtend gebeld.’
O.
‘Schatje, je bent uitgeput. Je moet slapen.’
‘Hmm,’ mompel ik instemmend. Hij heeft gelijk. Ik ben erg moe. Het was een emotionele dag. Ik draai mijn hoofd en kijk even naar hem. Gaan we niet vrijen? En ik ben opgelucht. Hij heeft me in feite de hele dag al niet echt aangeraakt. Ik vraag me af of ik gealarmeerd moet zijn door deze verandering, maar omdat mijn innerlijke godin het gebouw heeft verlaten en mijn libido heeft meegenomen, zal ik er morgenochtend wel over nadenken. Ik draai me om en nestel me tegen Christian aan, waarbij ik mijn been over het zijne leg.
‘Wil je me iets beloven,’ zegt hij zachtjes.
‘Hmm?’ Het is een vraag die ik door vermoeidheid niet kan uitspreken.
‘Beloof me dat je morgen iets eet. Ik kan nog net verdragen dat jij de jas van een andere man draagt zonder te schuimbekken, maar Ana... je moet wel eten. Alsjeblieft.’
‘Hmm,’ stem ik in. Hij kust mijn haar. ‘Dank je dat je hier bent,’ zeg ik en kus slaperig zijn borst.
‘Waar zou ik anders zijn? Ik wil overal zijn waar jij bent, Ana. Nu ik hier ben, moet ik denken aan hoe ver we zijn gekomen. En aan de nacht dat ik voor het eerst met je sliep. Wat een nacht was dat. Ik heb urenlang naar je gekeken. Je was gewoon... yar,’ zucht hij. Ik glimlach tegen zijn borst aan.
‘Ga slapen,’ zegt hij en het is een bevel. Ik doe mijn ogen dicht en zink weg.