Ontmoet Vijftig Tinten

 

 

Maandag 9 mei 2011

 

‘Morgen,’ roep ik om Claude Bastille kwijt te raken, die in de deuropening van mijn kantoor staat.

‘Golf. Deze week, Grey.’ Bastille glimlacht zelfgenoegzaam in de wetenschap dat zijn overwinning op de golfbaan zeker is.

Ik kijk hem geërgerd na als hij zich omdraait en wegloopt. Zijn laatste woorden zijn als zout in mijn wonden, want ondanks mijn heroïsche pogingen vanochtend in de boksring, heeft mijn personal trainer mij grandioos verslagen. Bastille is de enige die me kan verslaan en nu wil hij het op de golfbaan nog eens dunnetjes overdoen. Ik haat golf, maar er worden op de golfbaan zo veel zaken gedaan dat ik ook daar zijn lessen voor lief moet nemen... en hoewel ik het niet graag toegeef, leer ik aardig wat bij van hem.

Terwijl ik naar de skyline van Seattle staar, realiseer ik me dat de bekende verveling terug is. Mijn gemoedstoestand is net zo vlak en grijs als het weer. De dagen lijken allemaal op elkaar en ik heb afleiding nodig. Ik heb het hele weekend gewerkt en nu zit ik weer opgesloten op kantoor. Ik ben rusteloos. Zo zou ik me niet moeten voelen, zeker niet na een paar partijtjes met Bastille. Maar het is wel zo.

Ik frons. De waarheid is dat er maar één ding is dat me heeft weten te boeien de laatste tijd. Dat was mijn beslissing om twee schepen met voorraden naar Soedan te sturen. Dat herinnert me eraan – ik zou nog allerlei cijfers en logistieke gegevens krijgen van Ros. Waar blijft ze verdomme? Wat denkt ze wel? Ik kijk naar mijn agenda en pak de telefoon.

O, shit! Ik moet een interview geven aan die drammerige mevrouw Kavanagh voor het studentenblad van de universiteit. Waarom ben ik hier verdomme ooit mee akkoord gegaan? Ik veracht interviews – zinloze vragen van idiote, slecht geïnformeerde leeghoofden. De telefoon gaat.

‘Ja,’ bijt ik Andrea toe alsof het haar schuld is. Het enige wat ik kan doen is het interview heel kort houden.

‘Mevrouw Anastasia Steele voor u, meneer Grey.’

‘Steele? Ik had Katherine Kavanagh verwacht.’

‘Sorry meneer, maar het is mevrouw Anastasia Steele.’

Ik kijk pissig. Ik haat onverwacht bezoek. ‘Laat haar maar binnen,’ antwoord ik. Ik klink waarschijnlijk als een nukkige puber, maar dat kan me geen reet schelen.

Zo, zo... mevrouw Kavanagh is niet beschikbaar. Ik ken haar vader, eigenaar van Kavanagh Media. Ik heb wel eens zaken met hem gedaan. Het lijkt me een slimme, weldenkende kerel. Dit interview beschouw ik als een vriendendienst – een die ik later kan verzilveren als me dat een keer van pas komt. En ik moet toegeven dat ik ook een beetje nieuwsgierig ben naar zijn dochter, gewoon om te zien of de appel ver van de boom is gevallen.

Ik sta op als er commotie bij de deur ontstaat en een wirwar van lang, kastanjebruin haar, witte ledematen en bruine laarzen mijn kantoor komt binnenvallen. Ik rol met mijn ogen en onderdruk mijn instinctieve ergernis over dergelijke klunzigheid, en loop snel naar het meisje toe dat op handen en knieën op de grond is gevallen. Ik pak haar bij haar smalle schouders en help haar overeind.

Helderblauwe, gegeneerde ogen ontmoeten de mijne en brengen me van mijn stuk. Wat een bijzondere kleur hebben die ogen – argeloos, poederblauw – en heel even heb ik het vreselijke gevoel dat ze dwars door me heen kan kijken. Ik voel me... naakt. De gedachte maakt me nerveus. Ze heeft een klein, lief gezichtje dat nu onschuldig, lichtroze bloost. Ik vraag me af of haar hele huid zo is – helemaal gaaf – en hoe het eruit zou zien als die helemaal roze en warm zou zijn van de roede. Fuck. Ik roep mijn gedachten een halt toe vanwege de alarmerende richting die ze opgaan. Wat sta je hier verdomme te fantaseren, Grey? Dit meisje is veel te jong. Ze staat me aan te gapen en bijna rol ik weer met mijn ogen. Ja, ja, schatje, het is alleen maar een gezicht. En schoonheid zit alleen maar aan de buitenkant. Ik voel een aandrang om die openlijk bewonderende blik uit haar grote blauwe ogen te verjagen.

Showtime, Grey. We gaan een beetje lol trappen. ‘Mevrouw Kavanagh? Ik ben Christian Grey. Gaat het wel? Wilt u misschien zitten?’

Daar is die blos weer. Nu ik de situatie weer de baas ben, kan ik haar bestuderen. Ze is erg aantrekkelijk op haar eigen onbeholpen manier – slank, bleek, met lang mahoniekleurig haar dat bijna niet in haar haarspeld wil blijven zitten. Een brunette. Ja, ze is echt wel aantrekkelijk. Ik steek mijn hand uit en zij probeert met zichtbare gêne excuses te maken, terwijl ze haar kleine hand in die van mij legt. Haar huid is koel en zacht, maar haar handdruk onverwacht ferm.

‘Mevrouw Kavanagh is verhinderd, dus heeft ze mij gestuurd. Ik hoop dat het geen probleem is, meneer Grey.’ Haar stem is zacht en heeft een aarzelende muzikaliteit. Ze knippert wild met haar ogen, haar lange wimpers wuivend over die grote blauwe ogen.

Denkend aan haar onelegante binnenkomst kan ik een lach bijna niet onderdrukken. Ik doe mijn best en vraag wie ze is.

‘Anastasia Steele. Ik studeer Engelse literatuur met Kate, eh, Katherine... Met mevrouw Kavanagh aan de Universiteit van Washington.’

Aha. Een nerveuze, verlegen boekenwurm dus. Zo ziet ze er wel uit; afschuwelijk gekleed, haar slanke lichaam verstopt onder een vormeloze trui en een bruine rok met A-lijn. Jezus, heeft ze dan helemaal geen smaak? Nerveus kijkt ze mijn kantoor rond – ze kijkt alle kanten op, behalve de mijne, merk ik geamuseerd.

Hoe bestaat het dat deze jonge vrouw journaliste is? Ze is allesbehalve assertief. Ze heeft een charmant verwarde manier van doen, ze is bescheiden, mild... onderdanig. Ik schud mijn hoofd, verbijsterd over mijn ongepaste gedachten. Ik zeg iets clichématigs, vraag of ze wil gaan zitten en zie hoe ze de schilderijen aan de muur met kennersblik bekijkt. Voordat ik mezelf kan stoppen, ben ik ze van commentaar aan het voorzien. ‘Een lokale kunstenaar. Trouton.’

‘Ze zijn mooi. Ze tillen het gewone naar een buitengewoon niveau,’ zegt ze dromerig, meegesleept door de unieke, verfijnde techniek van mijn schilderijen. Haar profiel is fijntjes – wipneus, zachte, volle lippen – en haar laatste uitspraak verwoordt precies wat ik zelf van de schilderijen vind. Ze tillen het gewone naar een buitengewoon niveau. Wat een scherpe observatie. Mevrouw Steele is slim.

Ik mompel iets instemmends en zie hoe haar blos opnieuw opkomt. Als ik tegenover haar plaatsneem, probeer ik mijn gedachten in toom te houden.

Zij vist een verkreukeld papiertje en een dictafoon uit haar veel te grote tas. Een dictafoon? Zijn die niet ongeveer tegelijk met VHS-video bij het grofvuil gezet? Jezus – ze heeft echt twee linkerhanden. Ze laat het ding twee keer op mijn Bauhaus salontafeltje vallen. Ze heeft dit kennelijk nooit eerder gedaan, maar om de een of andere reden die ik zelf niet snap, vind ik het grappig. Normaal vind ik dit soort onhandigheid ongelooflijk irritant, maar nu verberg ik mijn glimlach achter een wijsvinger en weersta de impuls om het zelf even te doen voor haar.

Terwijl zij steeds nerveuzer wordt, bedenk ik dat ik haar motoriek zou kunnen helpen met een rijzweepje. Goed toegepast doet dat wonderen en het kan zelfs de meest schichtige types onderwerpen. Ik moet gaan verzitten vanwege die wilde gedachte. Zij kijkt naar me op en bijt op haar volle onderlip. God bewaar me! Hoe heb ik die mond over het hoofd kunnen zien?

‘Sorry, ik ben dit niet gewend.’

Dat zie ik, schatje – mijn gedachte is ironisch – maar op dit moment interesseert me dat geen ruk, want ik kan mijn ogen toch niet afhouden van die mond van jou.

‘Neem alle tijd die u nodig heeft, mevrouw Steele.’ Ik heb nog wat meer tijd nodig om mijn afdwalende gedachten tot de orde te roepen. Grey... kappen nou!

‘Vindt u het goed als ik uw antwoorden opneem?’ vraagt ze, open en verwachtingsvol.

Ik moet bijna hardop lachen. Godzijdank.

‘Dat vraagt u me nu, nadat je zo veel moeite hebt gedaan om de recorder aan de praat te krijgen?’ Ze knippert met haar grote ogen en kijkt eventjes verloren naar me. Ik voel een ongebruikelijke zweem van spijt. Wees niet zo’n eikel, Grey.

‘Ja, dat is goed,’ zeg ik, omdat ik niet verantwoordelijk wil zijn voor die blik van haar.

‘Heeft Kate, ik bedoel mevrouw Kavanagh, uitgelegd waar het interview precies voor is?’

‘Ja. Het komt in het afstudeernummer van het universiteitsblad, omdat ik dit jaar de diploma’s zal uitreiken bij de plechtigheid.’ Waarom ik in godsnaam daarmee ingestemd heb, weet ik echt niet. Sam van de pr-afdeling zei dat het een grote eer was en dat het Instituut voor Milieuwetenschappen in Vancouver de publiciteit goed zou kunnen gebruiken om meer fondsen te werven, ter aanvulling van mijn schenking.

Mevrouw Steele knippert met haar ogen, weer een en al grote blauwe ogen, alsof mijn woorden een verrassing zijn en niet te geloven – ze kijkt afkeurend! Heeft ze zich dan helemaal niet voorbereid op dit interview? Dit had ze moeten weten. De gedachte koelt mijn bloed af. Dit is... ergerlijk, niet wat ik van haar verwacht, of van iemand anders die ik mijn tijd gun.

‘Fijn. Ik heb wat vragen, meneer Grey.’ Ze stopt een lok haar achter haar oor en daarmee vergeet ik mijn irritatie.

‘Dat dacht ik al wel,’ zeg ik droogjes. Laten we het haar eens lekker ongemakkelijk maken. Alsof ze mijn gedachte gehoord heeft, zie ik haar ongemakkelijk heen en weer schuiven. Maar dan gaat ze rechtop zitten en recht haar smalle schouders. Ze leunt naar voren en drukt op de startknop op de recorder, en kijkt dan fronsend naar haar verkreukelde notities.

‘U heeft op erg jonge leeftijd al een enorm imperium opgebouwd. Waar heeft u uw succes aan te danken?’

Jezus christus! Ze had toch wel iets beters kunnen verzinnen? Wat een ongelooflijk saaie vraag. Geen greintje originaliteit. Het is zo teleurstellend. Ik haal mijn gebruikelijke verhaaltje van stal over de buitengewoon getalenteerde medewerkers die ik in de Verenigde Staten heb. Mensen die ik kan vertrouwen, voor zover ik ooit iemand vertrouw, en die ik goed betaal – bla bla bla... Maar mevrouw Steele, in wezen is het heel simpel. Ik ben gewoon geniaal in wat ik doe. Het kost me geen enkele moeite. Zieke, slecht bestuurde bedrijven opkopen en weer gezond maken. Of, als ze echt niet meer te helpen zijn, alle activa verkopen aan de hoogste bieder. Het is gewoon een kwestie van het verschil tussen die twee kunnen zien, en uiteindelijk komt het neer op wie er aan het roer staat. Om succesvol zaken te doen, moet je goede mensen hebben, en ik ben goed in het inschatten van mensen. Beter dan de meeste mensen.

‘Misschien heeft u gewoon mazzel gehad,’ zegt ze zachtjes.

Mazzel? Een gevoel van ergernis schiet door me heen. Mazzel? Er is verdomme geen sprake van geluk, mevrouw Steele. Ze lijkt bescheiden en stil, maar wat voor vraag is dat? Niemand heeft me ooit durven vragen of ik mazzel heb gehad. Hard werken, goede mensen inzetten, mensen goed in de gaten houden, ze kritisch benaderen als dat nodig is; en als ze het niet goed genoeg doen, ze koelbloedig aan de kant zetten. Dat is mijn werk, en dat doe ik goed. Het heeft niets te maken met mazzel! Rot op met je mazzel! Om op te scheppen citeer ik de woorden van mijn favoriete Amerikaanse industrieel.

‘U klinkt als een controlfreak,’ zegt ze dan, doodserieus.

Pardon?

Misschien kunnen die onschuldige ogen inderdaad door me heen kijken. Ik ben geboren om de dingen te beheersen.

Ik kijk haar streng aan. ‘O, ik oefen controle uit in alle dingen, mevrouw Steele.’ En ik zou jou maar al te graag beheersen, hier ter plekke.

Haar ogen worden groot. Die aantrekkelijke blos komt weer op en ze bijt alweer op haar lip. Ik praat door in een poging om mezelf af te leiden van die mond.

‘Bovendien verwerf je enorm veel macht door jezelf er stiekem van te verzekeren dat het hebben van controle jou aangeboren is.’

‘Vindt u dat u enorm veel macht heeft?’ vraagt ze op zachte, kalmerende toon, maar ze trekt haar wenkbrauw een beetje op, waardoor ik de afkeuring in haar ogen kan zien. Mijn irritatie groeit. Probeert ze me uit m’n tent te lokken? Zijn het haar vragen die me zo pissig maken, of is het haar houding of het feit dat ik haar zo aantrekkelijk vind?

‘Ik heb meer dan veertigduizend mensen in dienst, mevrouw Steele. Dat brengt een zekere mate van verantwoordelijkheid met zich mee – macht als je het zo wilt noemen. Als ik plotseling bedenk dat ik geen interesse meer heb in de telecommunicatiebranche en m’n bedrijf van de hand doe, komen twintigduizend mensen na een maand of wat in de problemen omdat zij hun hypotheek niet meer kunnen aflossen.’

Haar mond valt open na mijn reactie. Zo mag ik het zien. Steek die maar in je zak, mevrouw Steele. Ik voel dat ik mijn balans hervind.

‘Heeft u geen Raad van Bestuur waaraan u verantwoording moet afleggen?’

‘Ik ben eigenaar van mijn bedrijf. Ik hoef aan niemand verantwoording af te leggen,’ bijt ik haar toe. Dat had ze moeten weten. Ik trek een kritische wenkbrauw op.

‘En heeft u interesses buiten uw werk?’ vervolgt ze vlug, als ze mijn reactie ziet. Ze heeft in de gaten dat ik pissig ben en om een onverklaarbare reden doet dit me enorm veel plezier.

‘Ik heb allerlei interesses, mevrouw Steele. Erg uiteenlopend.’ Ik glimlach. Beelden van haar in allerlei houdingen in mijn speelkamer flitsen door mijn hoofd: geboeid aan het kruis, met armen en benen gespreid vastgebonden op het hemelbed, liggend op de bank. Godsamme! Waar komt dit vandaan? En kijk – daar is die blos weer. Het lijkt wel een afweermechanisme. Rustig aan, Grey.

‘Maar als u zo hard werkt, wat doet u dan om te relaxen?’

‘Relaxen?’ Ik grijns; dat woord klinkt bizar uit haar slimme mond. Bovendien, wanneer heb ik tijd om te relaxen? Heeft zij werkelijk geen idee hoeveel bedrijven ik in portefeuille heb? Maar ze kijkt me aan met die naïeve blauwe ogen en ik merk tot mijn verbazing dat ik een antwoord probeer te formuleren op haar vraag. Wat doe ik eigenlijk om te relaxen? Zeilen, vliegen, neuken... de grenzen van kleine bruinharige meisjes zoals zij verkennen, en ze onderwerpen... Bij die gedachte moet ik gaan verzitten, maar ik geef haar gladjes antwoord, met weglating van mijn twee favoriete hobby’s.

‘U investeert in de industrie. Waarom precies?’

Haar vraag brengt me ruw terug naar het hier en nu.

‘Ik bouw graag dingen. Ik wil graag weten hoe dingen werken: hoe ze in elkaar zitten, hoe je moet bouwen en afbreken. En ik heb een voorliefde voor schepen. Wat moet ik daar nog meer over zeggen? Ze verdelen voedsel over de planeet – transporteren goederen van de rijken naar de armen en andersom. Wie vindt dat nou niet mooi?’

‘Het klinkt alsof hier uw hart spreekt, in plaats van logica en feiten.’

Hart? Ik? O nee, schatje. Mijn hart is al heel lang geleden voorgoed naar de klote geholpen. ‘Misschien. Al zijn er mensen die zouden zeggen dat ik geen hart heb.’

‘Waarom?’

‘Omdat ze me te goed kennen.’ Ik glimlach wrang. Eigenlijk kent niemand me zo goed, behalve misschien Elena. Ik vraag me af wat zij van mevrouwtje Steele zou vinden. Dit meisje is een vat vol tegenstrijdigheden: verlegen, ongemakkelijk, duidelijk heel slim en ongelooflijk opwindend. Ja, oké, ik moet toegeven, het is een heerlijk wezen.

De volgende vraag heeft ze overduidelijk uit haar hoofd geleerd.

‘Zouden uw vrienden zeggen dat u makkelijk in de omgang bent?’

‘Ik ben erg op m’n privacy gesteld, mevrouw Steele. Ik doe m’n uiterste best om mijn privacy te beschermen en ik geef niet vaak een interview. Vanwege mijn werk en het soort leven dat ik heb gekozen, heb ik mijn privacy wel nodig.’

‘Waarom dit interview dan wel?’

‘Omdat ik begunstiger ben van de universiteit. En hoe hard ik ook m’n best deed om van haar af te komen, mevrouw Kavanagh liet me maar niet met rust. Ze bleef mijn pr-mensen lastigvallen en ik bewonder dat soort volhardendheid.’ Maar ik ben blij dat jij hier zit in plaats van zij.

‘U investeert ook in landbouwtechnologie. Waar komt die interesse vandaan?’

‘Geld kun je niet eten, mevrouw Steele, en er zijn te veel mensen op deze planeet die niet genoeg te eten hebben.’ Ik kijk haar strak aan, alsof ik blufpoker speel.

‘Dat klinkt erg filantropisch. Is dat een passie van u? Hongerige mensen op de wereld te eten geven?’ Ze kijkt me onderzoekend aan, alsof ik een raadsel ben dat zij moet oplossen, maar ik wil absoluut niet dat die grote blauwe ogen ooit binnenkijken in mijn donkere ziel. Dit is geen onderwerp van discussie. Dat zal het ook nooit worden.

‘Het is een berekenende branche.’ Ik haal quasiverveeld mijn schouders op, en om mezelf af te leiden van elke gedachte aan honger stel ik me voor dat ik haar bijdehante mond aan het neuken ben. Ja, die mond van haar heeft training nodig. Dat is nog eens een aantrekkelijke gedachte. Ik stel me voor hoe ze voor mij op haar knieën zit.

‘Heeft u een filosofie? En zo ja, welke is dat dan?’ stelt ze de volgende routinevraag.

‘Nee, die heb ik niet echt. Ik leef wel naar een principe – dat van Carnegie: “Een man die erin slaagt om zijn eigen geest volledig te bezitten, mag bezit nemen van al het andere waar hij recht op heeft.” Ik ben erg gedreven. Ik houd van controle – over mezelf en anderen.’

‘Dus u wilt dingen bezitten?’ Haar ogen worden groter.

Ja, schatje. Jou, om maar eens iets te noemen.

‘Ik wil het verdienen ze te bezitten, en inderdaad, uiteindelijk wil ik ze bezitten.’

‘U klinkt als de ultieme consument.’ Er klinkt afkeuring in haar stem door, waardoor ik weer pissig word. Ze klinkt als een verwend nest dat altijd alles op een presenteerschaaltje aangeboden heeft gekregen, maar als ik goed kijk naar haar kleren – ze draagt Sting, of misschien wel H&M-kwaliteit – weet ik dat het niet zo is. Ze komt niet uit een rijk milieu.

Ik zou me prima over je kunnen ontfermen.

Shit, waar kwam dat in godsnaam vandaan? Hoewel, nu ik erover nadenk, ik heb wel een nieuwe Onderdanige nodig. Hoe lang is het geweest sinds Susannah – twee maanden? En hier zit ik, kwijlend te kijken naar dit bruinharige meisje. Ik zet een glimlach op en beaam wat ze zegt. Niets mis met consumptie – dat is tenslotte de motor achter wat er nog over is van de Amerikaanse economie.

‘U bent geadopteerd. In hoeverre heeft dit u gevormd tot wat u nu bent?’

Dat slaat echt als kut op dirk. Ik kijk haar minachtend aan. Wat een belachelijke vraag. Als ik bij de heroïnehoer was gebleven, was ik nu waarschijnlijk dood geweest. Ik wimpel haar af met een nietszeggende antwoord en probeer mijn stem vlak te houden. Maar zij houdt aan, en vraagt hoe oud ik was toen ik geadopteerd werd. Snoer haar de mond, Grey!

‘Dat soort vragen moet u aan het bevolkingsregister stellen, mevrouw Steele.’ Mijn stem is ijzig. Dit hoort ze gewoon te weten. Nu ziet ze er berouwvol uit. Mooi.

‘U heeft uw gezinsleven moeten opofferen voor uw werk.’

‘Dat is geen vraag,’ bijt ik haar toe. Ze bloost weer en bijt op die verdomde lip. Maar ze heeft tenminste het fatsoen om sorry te zeggen.

‘Heeft u uw gezinsleven moeten opofferen voor uw werk?’

Wat zou ik met verdomme met een gezin moeten?

‘Ik heb een gezin. Ik heb een broer, een zus en twee lieve ouders. Ik hoef mijn familie niet verder uit te breiden.’

‘Bent u homo, meneer Grey?’ Wat krijgen we nou! Ongelooflijk dat ze dat hardop durft te zeggen! De onuitgesproken vraag die mijn eigen familie niet eens durft te stellen, grappig genoeg. Hoe durft ze! Ik moet de impuls bedwingen om haar uit haar stoel te trekken, over mijn knie te leggen, haar keihard billenkoek te geven en haar dan op mijn bureau te neuken met haar handen strak op haar rug gebonden. Dat zou haar vraag afdoende beantwoorden. Wat een frustrerende vrouw is dit! Ik haal diep adem om te kalmeren. Tot mijn leedvermaak zie ik dat ze zich hevig geneert om haar eigen vraag.

‘Nee, Anastasia. Ik ben niet homoseksueel.’ Ik trek mijn wenkbrauwen op, maar hou mijn gezichtsuitdrukking neutraal. Anastasia. Wat een mooie naam. Ik hou van de manier waarop hij van mijn tong rolt.

‘Mijn excuses. Dat is wat hier, eh, staat.’ Nerveus stopt ze weer een lok haar achter haar oor.

Ze kent haar eigen vragen niet? Misschien zijn het niet haar vragen. Ik vraag het haar en ze trekt wit weg. Fuck, ze is echt heel aantrekkelijk, op een subtiele manier. Ik zou zelfs zo ver gaan om te zeggen dat ze mooi is.

‘Eh... nee. Kate – mevrouw Kavanagh – heeft de vragen opgesteld.’

‘Zijn jullie collega’s bij het universiteitsblad?’

‘Nee, ze is m’n huisgenote.’

Geen wonder dat ze er niks van bakt. Ik wrijf over mijn kin en bedenk of ik het haar echt heel moeilijk ga maken.

‘Hebt u zich als vrijwilliger opgeworpen voor dit interview?’ vraag ik haar, en ik word beloond met haar onderdanige blik: grote ogen, nerveus omdat ze niet weet hoe ik ga reageren. Ik vind het leuk om te zien hoeveel effect ik op haar heb.

‘Ik ben opgetrommeld. Kate is ziek,’ zegt ze zachtjes.

‘Dat verklaart genoeg.’

Er wordt op de deur geklopt en Andrea komt binnen. ‘Meneer Grey, het spijt me u te moeten onderbreken, maar uw volgende vergadering begint over twee minuten.’

‘We zijn hier nog niet klaar, Andrea. Wil jij de volgende vergadering afzeggen?’

Andrea aarzelt en staart me met open mond aan. Ik kijk haar strak aan. Eruit! Nu! Ik ben bezig met mevrouwtje Steele. Andrea wordt vuurrood, maar herstelt zich snel.

‘Zoals u wilt, meneer Grey,’ zegt ze. Ze draait zich om en loopt weg.

Ik richt mijn aandacht weer op het intrigerende, frustrerende wezen op mijn bank. ‘Waar waren we gebleven, mevrouw Steele?’

‘Ik hoop niet dat ik u van uw werk afhoud.’

O nee, schatje. Nu is het mijn beurt. Ik wil weten welke geheimen er schuilgaan achter die prachtige ogen.

‘Ik wil wat meer over u weten. Dat lijkt me wel zo fair.’ Ik leun achterover en druk mijn vingers tegen mijn lippen. Haar ogen volgen en ze moet slikken. Aha – het gebruikelijke effect. Prettig te zien dat ze niet geheel immuun is voor mijn charmes.

‘Ik heb niet veel te vertellen,’ zegt ze, en ze bloost weer. Ze is geïntimideerd. Mooi.

‘Wat zijn de plannen na uw afstuderen?’

Ze haalt haar schouders op. ‘Ik heb nog geen plannen gemaakt, meneer Grey. Ik ga me eerst concentreren op m’n laatste tentamens.’

‘Wij hebben hier een uitstekend programma voor trainees.’ Fuck. Wat bezielt me om dat te zeggen? Daarmee overtreed ik mijn eigen gouden regel – nooit een werknemer neuken. Maar Grey, je neukt dit meisje helemaal niet. Ze kijkt verbaasd en bijt alweer op die lip. Waarom is dat zo opwindend?

‘Nou, ik zal het onthouden,’ zeg ze. En dan voegt ze eraan toe: ‘Maar ik weet niet zeker of ik hier wel zou passen.’

Waarom dat nou weer niet? Wat is er mis met mijn bedrijf?

‘Waarom zegt u dat?’ vraag ik.

‘Dat lijkt me toch wel duidelijk, of niet?’

‘Voor mij niet.’ Haar reactie brengt me in de war.

Ze is geagiteerd en reikt naar de dictafoon. Shit, ze vertrekt. In gedachten loop ik snel langs mijn agenda voor vanmiddag – er is niets wat ik niet kan verschuiven.

‘Zal ik u een rondleiding geven?’

‘U heeft het vast al druk genoeg, meneer Grey. En ik heb nog best een lange rit voor de boeg.’

‘Rijdt u nu nog terug naar de universiteit in Vancouver?’ Ik kijk uit het raam. Dat is een lange tocht en het regent. Shit. Ze moet niet autorijden in dit weer, maar ik kan het haar niet verbieden. De gedachte irriteert me. ‘Nou, rijd voorzichtig dan.’ Mijn stem klinkt strenger dan de bedoeling was.

Ze hannest met de recorder. Ze wil weg en om een reden die ik zelf niet goed begrijp, wil ik niet dat ze gaat.

‘Hebt u alles wat u nodig had?’ vraag ik in een doorzichtige poging om haar bezoek langer te laten duren.

‘Ja, meneer,’ zegt ze zachtjes.

Haar reactie vloert me – hoe die woorden klinken, zoals ze uit haar bijdehante mond komen – en in een flits stel ik me voor hoe het zou zijn als die mond altijd voor mij klaarstond.

‘Bedankt voor het interview, meneer Grey.’

‘Graag gedaan,’ zeg ik terug – in alle eerlijkheid, want het is lang geleden dat ik zo gefascineerd werd door iemand. Een verontrustende gedachte.

Ze staat op en ik steek mijn hand uit, ik wil haar graag aanraken.

‘Tot onze volgende ontmoeting, mevrouw Steele,’ zeg ik zacht terwijl ze haar kleine hand in de mijne legt. Ja, ik wil dit meisje slaan en neuken in mijn speelkamer. Ik wil haar vastgebonden zien, verlangend... behoeftig, mij volledig vertrouwend. Ik slik. Dat gaat echt niet gebeuren, Grey.

‘Meneer Grey.’ Ze knikt en trekt haar hand snel terug... te snel.

Shit, ik kan haar niet zo laten gaan. Het is duidelijk dat ze niets liever wil dan wegwezen. Irritatie en inspiratie komen tegelijk op als ik haar naar de deur vergezel.

‘Ik wilde er even zeker van zijn dat u door de deur komt, mevrouw Steele.’ Ze bloost op commando, die verrukkelijke roze tint.

‘Dat is erg attent van u, meneer Grey,’ bijt ze mij toe. Aha, mevrouw Steele heeft tanden! Ik glimlach achter haar rug terwijl ze naar buiten loopt en volg in haar kielzog. Zowel Andrea als Olivia kijkt geschokt op. Rustig maar, dames. Ik loop gewoon mee naar de uitgang.

‘Had u een jas aan?’ vraag ik.

‘Ja.’ Ik kijk veelbetekenend naar de gemaakt lachende Olivia, die meteen opspringt om een blauw jasje te pakken. Ik neem het van haar aan en maak haar met mijn kille blik duidelijk dat ze moet gaan zitten. Jezus, wat is die Olivia irritant – met de hele tijd dat gezwijmel over mij.

Hmm. De jas komt inderdáád van de H&M. Mevrouw Anastasia Steele zou zich beter moeten kleden. Ik houd hem omhoog voor haar en terwijl ik hem over haar smalle schouders hijs, raak ik de huid in haar hals. Ze staat stokstijf stil en trekt wit weg. Yes! Ze reageert wel degelijk op me. Dit doet me immens veel plezier. Ik loop mee naar de lift, druk op de knop en zie haar naast me staan friemelen.

O, ik weet precies hoe ik je kan laten ophouden met friemelen, schatje.

De deuren gaan open. Ze haast zich naar binnen en draait zich om om me aan te kijken.

‘Anastasia,’ zeg ik ten afscheid.

‘Christian,’ fluistert ze terug. En dan gaan de liftdeuren dicht, waardoor mijn naam in de lucht blijft hangen. Dat klonk raar, ongewoon, maar ongelooflijk sexy.

Jezusmina. Wat is er net gebeurd?

Ik moet meer weten over dat meisje. ‘Andrea,’ commandeer ik als ik mijn kantoor weer binnenloop. ‘Bel Welch even voor me, nu meteen.’

Terwijl ik achter mijn bureau op het gesprek wacht, kijk ik naar de schilderijen aan de muur en hoor mevrouw Steeles woorden weer. Ze tillen het gewone naar een buitengewoon niveau. Dat had net zo goed op haarzelf kunnen slaan.

Mijn telefoon gaat over.

‘Ik heb meneer Welch aan de lijn voor u.’

‘Verbind hem maar door.’

‘Ja, meneer.’

‘Welch, je moet iemands achtergrond checken voor me.’

 

 

Zaterdag 14 mei 2011

 

ANASTASIA ROSE STEELE

 

Geboortedatum: 10-09-1989, Montesano, WA

Adres: 1114 SW Green Street, Appartement 7, Haven Heights, Vancouver, WA 98888

Mobiele tel.: 360 959 4352

BSN: 987-65-4320

Bankrekening: Wells Fargo Bank, Vancouver, WA 98888, rek.nr.: 309361: saldo $ 683,16

Beroep: ‑Masterstudent, Washington State University, Vancouver College of Liberal Arts – Hoofdvak Engels

Cijfergemiddelde: 9

Middelbare school: Montesano JR-SR High School

CITO-score: 252 [LIJKT ME WAT LAAG, TOCH?]

Werkgever: Clayton’s Hardware Store, NW Vancouver Drive, Portland, OR (parttime)

Vader: Franklin A. Lambert, Geboren: 01-09-1969, Overleden 11-09-1989

Moeder: Carla May Wilks Adams, geb. 18-07-1970

x Frank Lambert – 01-03-1989, wed. 11-09-1989

x Raymond (Ray) Steele – 06-06-1990, gescheiden 12-07-2006

x Stephen M. Morton – 16-08-2006, gescheiden 31-01-2007

x Robbin (Bob) Adams – 06-04-2009

Lid politieke partij: Geen gevonden

Lid kerk: Geen gevonden

Seksuele voorkeur: Niet bekend

Relaties: Geen huidige bekend

 

Ik kijk voor de honderdste keer nog eens goed naar de gegevens die ik twee dagen geleden heb gekregen, en probeer me een beeld te vormen van de raadselachtige mevrouw Anastasia Rose Steele. Ik kan die vrouw verdomme niet uit mijn gedachten krijgen en ik word er zo langzamerhand behoorlijk pissig van. Ik heb me er de afgelopen week een paar keer op betrapt, met name tijdens saaie vergaderingen, dat ik het interview opnieuw afspeel in mijn hoofd. Haar onhandige vingers op de recorder, de manier waarop ze haar haar achter haar oor stopt, dat gebijt op haar lip. Ja. Dat gebijt op haar lip is verdomme onweerstaanbaar.

Dus nu ben ik hier, in de auto geparkeerd buiten Clayton’s, de bescheiden doe-het-zelfzaak buiten Portland waar ze werkt.

Wat een achterlijk gedoe, Grey. Wat doe je hier eigenlijk?

Ik wist wel dat het zo ver zou komen. De hele week al... wist ik gewoon dat ik haar weer moest zien. Ik wist het al toen ze mijn naam uitsprak in de lift en vervolgens naar beneden verdween. Ik heb geprobeerd weerstand te bieden. Ik heb vijf dagen gewacht, vijf hele dagen verdomme, om te kijken of ik haar kon vergeten. En ik doe niet aan wachten. Ik haat wachten... maakt niet uit waarop. Ik ben nog nooit actief achter een vrouw aan gegaan. De vrouwen die ik gehad heb, wisten altijd precies wat ik van ze wilde. Ik ben bang dat mevrouw Steele gewoon te jong is en niet geïnteresseerd in wat ik te bieden heb... of wel? Zou ze überhaupt een onderdanig type zijn? Ik schud mijn hoofd. Er is maar één manier om daarachter te komen... dus, hier zit ik. Als een oetlul. Op een parkeerterrein in een kleurloze buitenwijk van Portland.

De informatie over haar achtergrond leverde niks bijzonders op – behalve het laatste feit, dat ik niet uit m’n hoofd kan krijgen. Het is de reden dat ik hier ben. Waarom hebt u geen vriendje, mevrouw Steele? Seksuele voorkeur onbekend – misschien is ze lesbisch. Ik snuif bij het onwaarschijnlijke idee. Ik herinner me de vraag die ze me tijdens het interview stelde, haar gêne, de manier waarop haar huid lichtroze kleurde... Shit. Ik lijdt constant aan dit soort belachelijke gedachten sinds ik haar heb ontmoet.

En daarom zit je nu hier.

Ik sta te springen om haar weer te zien – haar blauwe ogen blijven me door het hoofd spoken, zelfs in m’n dromen. Ik heb Flynn nog niets verteld over haar, en daar ben ik blij om want ik gedraag me als een stalker. Misschien moet ik het hem wel vertellen. Ik rol met mijn ogen – ik wil hem niet achter m’n broek hebben met zijn oplossingsgerichte gezeur. Ik heb gewoon afleiding nodig... en op dit moment is de enige afleiding waar ik zin in heb een medewerkster in een doe-het-zelf zaak.

Je bent helemaal hiernaartoe gereden. Eens kijken of mevrouwtje Steele net zo’n lekker ding is als je je herinnert. Showtime, Grey. Ik klim uit de auto en steek het parkeerterrein over naar de ingang. Een vlakke, elektronische bel klinkt als ik binnenloop.

De winkel blijkt veel groter dan hij aan de buitenkant lijkt, en ook al is het bijna lunchtijd, ik vind het behoorlijk stil voor een zaterdag. Er zijn gangpaden vol met de gebruikelijke zooi die je in zo’n winkel vindt. Ik was vergeten wat voor mogelijkheden een doe-het-zelfzaak iemand als ik te bieden heeft. Ik koop mijn spullen meestal via het internet, maar als ik hier toch ben kan ik beter wat benodigdheden inslaan... klittenband, splitringen – Ja precies. Ik ga de lekkere mevrouw Steele opzoeken en dan gaan we een beetje lol maken.

Het duurt maar drie seconden om haar te spotten. Ze zit voorovergebogen aan de balie en kijkt geconcentreerd naar een computerscherm, terwijl ze kleine brokjes van haar lunch – een bagel – afbreekt. Onbewust veegt ze een kruimeltje van haar mondhoek en zuigt het van haar vinger. Mijn pik reageert onmiddellijk. Fuck! Hoe oud ben ik, veertien? Mijn reactie irriteert me mateloos. Misschien houdt dit puberale gedoe eens en voor altijd op als ik haar vastbind, neuk en flink met een zweep bewerk... en niet per se in die volgorde. Ja. Dat is wat ik nodig heb.

Ze gaat helemaal op in haar taak en dat geeft me de kans haar eens goed te bestuderen. Alle geile gedachten terzijde, het is gewoon een heel, heel aantrekkelijke vrouw. Dat had ik toch goed onthouden.

Zij kijkt op en bevriest, en houdt mijn blik vast met haar intelligente, opmerkzame ogen – haar intens blauwe ogen die recht door mij heen kijken. Het brengt me even erg van mijn stuk als de eerste keer dat ik haar zag. Ze staart me alleen maar aan, geschokt denk ik, en ik heb geen idee of dit een gunstige reactie is of niet.

‘Mevrouw Steele. Wat een aangename verassing.’

‘Meneer Grey,’ fluistert ze, ademloos en in de war. Ah... een goede reactie.

‘Ik was in de buurt. Ik wil mijn voorraad wat aanvullen. Wat fijn u weer te zien, mevrouw Steele.’ Heel fijn. Ze heeft een strak T-shirt en een spijkerbroek aan, niet die vormloze rotzooi die ze eerder deze week aanhad. Ze is een en al lange benen, smalle taille en perfecte tieten. Ze kijkt me nog steeds met open mond aan en ik moet de impuls weerstaan om mijn hand uit te steken en onder haar kin omhoog te duwen om haar mond dicht te doen. Ik ben helemaal uit Seattle komen vliegen om je te zien en zoals je er nu uitziet, was het de zeer moeite waard.

‘Ana. Mijn naam is Ana. Waar kan ik u mee van dienst zijn, meneer Grey?’ Ze haalt diep adem, recht haar schouders, net als tijdens het interview, en schenkt me een gemaakte glimlach die ze vast alleen op klanten loslaat.

Het spel kan beginnen, mevrouw Steele.

‘Ik heb een paar dingen nodig. Om te beginnen, wil ik graag een paar kabelbinders.’

Haar lippen gaan iets open als ze diep inademt.

Je moest eens weten wat ik allemaal met een paar kabelbinders kan doen, mevrouw Steele.

‘We hebben verschillende lengtes op voorraad. Wilt u ze zien?’

‘Graag. Gaat u voor, mevrouw Steele.’

Ze komt achter de balie vandaan en wijst naar een van de gangpaden. Ze draagt All Stars. Ik vraag me af hoe ze eruit zou zien op naaldhakken. Louboutins... alleen maar Louboutins.

‘Ze liggen bij de elektronische apparaten, gang acht.’ Haar stem trilt en ze bloost... alweer.

Dat is het effect dat ik op haar heb. Hoop bloeit op in mijn borst. Niet lesbisch, dus. Ik grijns tevreden.

‘Na u,’ zeg ik, met mijn hand uitgestrekt om haar voor te laten gaan. Door haar voorop te laten lopen krijg ik de tijd en ruimte om haar lekkere kont te bekijken. Ze heeft echt alles: ze is lief, beleefd en mooi met alle fysieke eigenschappen die ik waardeer in een Onderdanige. Maar de grote vraag is of zij wel een Onderdanige wil zijn. Ze weet waarschijnlijk niets van die levensstijl – mijn levensstijl – maar ik zou haar maar al te graag willen inwijden. Je denkt echt veel te ver vooruit, Grey.

‘Bent u voor zaken in Portland?’ vraagt ze, mijn gedachten storend. Haar stem is hoog, alsof ze probeert niet al te geïnteresseerd te lijken. Ik moet lachen, en dat vind ik verfrissend. Vrouwen maken me zelden aan het lachen.

‘Ik heb een bezoek gebracht aan de landbouwafdeling van de universiteit. Die zit in Vancouver,’ lieg ik. Eigenlijk ben ik hier om u te zien, mevrouw Steele.

Ze bloost en ik voel me lullig.

‘Ik financier op dit moment wat onderzoek naar gewasrotatie en bodemwetenschap.’ Dat is in elk geval waar.

‘Allemaal onderdeel van uw plan om de wereld te eten te geven?’ Haar lippen krullen tot een halve glimlach.

‘Zoiets, ja,’ antwoord ik. Lacht ze me nou uit? O, daar zou ik maar wat graag een eind aan maken als dat zo is. Maar hoe moet ik beginnen? Misschien door uit eten te gaan in plaats van het gebruikelijke interview... dat zou nog eens wat anders zijn; uit eten met een mogelijke acquisitie.

We arriveren bij de kabelbinders, die gerangschikt zijn naar lengte en kleur. Gedachteloos lopen mijn vingers langs de pakjes. Ik zou haar gewoon uit eten kunnen vragen. Een echt afspraakje? Zou ze willen? Als ik een blik op haar werp, zie ik haar naar haar vingers staren. Ze kan me niet aankijken... dat ziet er veelbelovend uit. Ik kies voor de langere kabelbinders. Daar kun je meer mee, tenslotte – ze passen om twee enkels en twee polsen samen.

‘Deze zijn wel geschikt,’ zeg ik, en alweer bloost ze.

‘Verder nog iets?’ vraagt ze snel – of ze is heel attent of ze wil me de winkel uit werken, welke van de twee kan ik niet zeggen.

‘Ik heb wat afdekplakband nodig.’

‘Bent u aan het schilderen?’ Met moeite onderdruk ik een lach. ‘Nee, dat niet.’ Ik heb in geen jaren een verfkwast in de hand gehad. Ik glimlach bij het idee; dat soort werk doen anderen wel voor me.

‘Loop maar mee,’ zegt ze zachtjes, met een bozige blik. ‘Afdekplakband ligt op de schilderafdeling.’

Kom op, Grey. Je hebt niet de hele dag. Knoop een gesprek met haar aan. ‘Werkt u hier al lang?’ Ik weet het antwoord natuurlijk. In tegenstelling tot sommige mensen bereid ik me altijd goed voor. Ze bloost weer – jezus, wat een verlegen meisje. Ik heb geen schijn van kans. Ze draait zich snel om en loopt het gangpad af naar de afdeling ‘interieur’. Ik volg haar gretig. Ik lijk wel een puppy!

‘Vier jaar,’ antwoordt ze als we het afplakband bereiken. Ze buigt voorover en pakt twee rollen van verschillende breedtes.

‘Die wil ik,’ zeg ik. Het bredere band is veel effectiever als knevel. Als ze het aangeeft, raken onze vingertoppen elkaar eventjes. Ik voel het meteen in mijn kruis. Fuck!

Ze trekt wit weg. ‘Anders nog iets?’ Haar stem is nu zacht, laag en een beetje schor.

Jezus, ik heb hetzelfde effect op haar als zij op mij. Misschien...

‘Wat touw, denk ik.’

‘Dan moeten we hierheen.’ Ze schiet voor me uit het gangpad door, waardoor ik weer de kans krijg om haar prachtige kont te bewonderen.

‘Welke soort zoekt u? We hebben synthetisch en natuurlijk vezeltouw... gevlochten touw... kabeltouw...’

Shit – stop. Ik kreun vanbinnen, terwijl ik vergeefs probeer het beeld te verjagen van haar hangend aan het plafond van mijn speelkamer.

‘Ik wil graag vierenhalve meter natuurlijk vezeltouw.’ Dat is ruwer en schuurt meer als je je ertegen verzet... mijn favoriete soort touw.

Haar vingers trillen, maar ze meet efficiënt af. Met een zakmes dat ze uit haar rechterzak haalt, snijdt ze het touw in een snelle beweging af, draait het netjes op en bindt het af met een slipsteek. Indrukwekkend.

‘Bent u vroeger padvinder geweest?’

‘Georganiseerde groepsactiviteiten zijn niet echt mijn ding, meneer Grey.’

‘Wat is jouw ding dan wel, Anastasia?’ Ik maak oogcontact en zie dat haar irissen groter worden onder mijn geconcentreerde blik. Yes!

‘Boeken,’ fluistert ze.

‘Wat voor boeken?’

‘O, je weet wel. Gewoon. Klassiekers. Vooral Britse literatuur.’

Britse literatuur? Brontë en Austen, schat ik zo in. Al die romantische hartjes- en bloementypes. Fuck. Dat is geen goed teken.

‘Heeft u nog iets anders nodig?’

‘Dat weet ik niet. Wat zou u kunnen aanraden?’ Ik wil zien hoe ze reageert.

‘Voor een doe-het-zelver?’ vraagt ze, verbaasd.

Ik zou in lachen uit kunnen barsten. O schatje, doe-het-zelf is niet mijn ding. Ik knik en hou mijn lachuitbarsting in bedwang. Haar ogen gaan nu over mijn hele lijf en dat maakt me gespannen. Ze bekijkt me! Krijg nou wat.

‘Een overall,’ flapt ze eruit.

Het is de meest onverwachte uitspraak die ik uit haar lekkere, bijdehante mond gehoord heb sinds de vraag of ik homo was.

‘U wilt uw kleren toch niet vernielen.’ Ze wijst – alweer gegeneerd – naar mijn spijkerbroek.

Ik kan de verleiding niet weerstaan. ‘Die kan ik natuurlijk ook gewoon uitdoen.’

‘Eh.’ Ze krijgt een kleur als een biet en kijkt naar de vloer.

‘Ik neem wel een overall. Het zou vreselijk zijn als m’n kleding stuk zou gaan,’ zeg ik, om haar uit haar lijden te verlossen. Zonder een woord draait ze zich om en loopt kwiek door het gangpad. Ik volg opnieuw in haar verleidelijke kielzog.

‘Verder nog iets?’ zegt ze ademloos, terwijl ze mij een blauwe overall geeft. Ze geneert zich kapot, ogen nog steeds naar beneden gericht, gezicht knalrood. Jezus, wat ze mij niet allemaal aandoet.

‘Hoe staat het met het artikel?’ vraag ik in de hoop dat ze zich misschien een beetje ontspant.

Ze kijkt omhoog en geeft me een korte glimlach van opluchting. Eindelijk. ‘Ik ben niet degene die het schrijft, dat doet Katherine. Mevrouw Kavanagh. Mijn huisgenoot is de schrijfster. Ze is er erg blij mee. Ze is redacteur van het universiteitsblad en ze was er kapot van dat ze het interview niet zelf kon doen.’

Dat was de langste zin die ze heeft geuit sinds we elkaar hebben ontmoet en ze heeft het over iemand anders, niet over zichzelf. Interessant.

Voordat ik daar op kan reageren, vervolgt ze, ‘Ze had alleen nog graag wat origineel fotomateriaal van u willen hebben.’

De vasthoudende mevrouw Kavanagh wil foto’s. Van die publiciteitsportretten? Daar wil ik wel aan meewerken. Dan kan ik nog wat meer tijd doorbrengen met de zeer smakelijke mevrouw Steele.

‘Wat voor foto’s wil ze hebben?’

Ze kijkt me even aan en schudt dan haar hoofd.

‘Nou, ik ben in de buurt. Dus, morgen, misschien...’ Ik kan best in Portland blijven. Vanuit een hotel werken. Een kamer in het Heathman, misschien. Dan laat ik Taylor komen met mijn laptop en wat kleren. Of Elliot – tenzij hij zich ergens aan het sufneuken is, zijn gebruikelijke tijdverdrijf in het weekend.

‘U bent bereid een fotoshoot te doen?’ Ze kan haar verbazing niet verhullen.

Ik geef een korte knik. U zou versteld staan wat ik ervoor overheb om meer tijd met u door te brengen, mevrouw Steele... eigenlijk sta ik zelf versteld.

‘Kate zal er blij mee zijn – als we nog een fotograaf kunnen vinden natuurlijk.’ Ze glimlacht en haar gezicht licht opeens op als een zomerochtend. Jezus christus, ze is adembenemend.

‘Laat me maar even weten of het morgen kan.’ Ik trek een visitekaartje uit mijn portemonnee. ‘M’n visitekaartje. M’n mobiele nummer staat erop. U moet me dan wel voor tien uur bellen morgenochtend.’ Als ze dat niet doet, ga ik gewoon terug naar Seattle en laat ik dit domme gedoe achter me. Het idee alleen al deprimeert me.

‘Oké.’ Ze glimlacht nog steeds.

‘Ana!’ We draaien ons allebei om als er een nonchalant, maar duur geklede jonge man aan de andere kant van het gangpad verschijnt. Hij is duidelijk heel erg blij om mevrouw Anastasia Steele te zien. Wie is deze lul?

‘Eh, een momentje graag, meneer Grey.’ Ze loopt naar hem toe en de eikel slaat zijn armen om haar heen als een gorilla. Mijn bloed kookt. Een oer-respons. Blijf met je smerige poten van haar af. Ik bal mijn vuisten en mijn woede wordt enigszins getemperd als ik zie dat ze hem niet terugknuffelt.

Ze beginnen fluisterend te praten. Shit, misschien had Welch het bij het verkeerde eind. Misschien is deze lul haar vriendje. Hij heeft de juiste leeftijd en hij kan zijn gretige blik niet van haar afhouden. Hij houdt haar even op armlengte van zich af, bekijkt haar, en laat zijn arm dan losjes om haar schouder liggen. Het lijkt een nonchalant gebaar, maar ik weet heel goed dat hij een claim legt op haar en me waarschuwt om van haar af te blijven. Ze wordt erdoor in verlegenheid gebracht en staat van de ene voet op de andere te wippen.

Shit, ik kan beter vertrekken. Dan zegt ze nog iets tegen hem en gaat net buiten zijn bereik staan, waarbij ze zijn arm aanraakt en niet zijn hand. Ah, ze zijn duidelijk niet close. Mooi.

‘Eh... Paul, dit is Christian Grey. Meneer Grey, dit is Paul Clayton. Zijn broer is de eigenaar van deze zaak.’ Ze werpt me een vreemde blik toe die ik niet begrijp en vervolgt: ‘Ik ken Paul al sinds ik hier begon te werken, maar we zien elkaar niet zo vaak. Hij is thuis vanuit Princeton waar hij bedrijfskunde studeert.’

De broer van de baas, dus. Geen vriendje. Het verbaast me hoezeer dat me oplucht en ik frons. Ik ben echt bezeten van deze vrouw.

‘Meneer Clayton.’ Mijn toon is opzettelijk kortaf.

‘Meneer Grey.’ Hij geeft mij een slap handje. Natte dweil. ‘Wacht eens – toch niet dé Christian Grey van Grey Enterprises Holdings?’ Ik zie hem als een blad aan de boom omdraaien, van territoriaal naar kruiperig.

Ja, dat ben ik, lul.

‘Wauw, is er iets waar ik u mee kan helpen?’

‘Anastasia heeft alles onder controle, meneer Clayton. Ze is erg behulpzaam geweest.’ Flikker op, dus.

‘Geweldig,’ flapt hij eruit, een al grote ogen en nederigheid. ‘Spreek je later, Ana.’

‘Oké, Paul,’ zegt ze, en hij loopt weg, godzijdank. Ik zie hoe hij achter in de winkel verdwijnt.

‘Heeft u nog iets nodig, meneer Grey?’

‘Nee, ik heb alles,’ mompel ik. Shit, geen tijd meer en nog steeds weet ik niet of ik haar weer ga zien. Ik moet weten of er een schijn van kans bestaat dat ze de plannen die ik voor haar in petto heb zou willen overwegen. Hoe kom ik daarachter? Ben ik klaar om een nieuwe Onderdanige aan te nemen, en dan eentje die helemaal niets weet? Shit. Ze zal behoorlijk veel training nodig hebben. Ik kreun vanbinnen als ik denk aan alle interessante mogelijkheden die dit biedt... Verdomme, het proces wordt minstens zo leuk als het eindproduct. Zou ze dit zelfs maar enigszins interessant vinden? Of zit ik er helemaal naast?

Ze loopt terug naar de kassa en rekent al mijn aankopen af, terwijl ze haar ogen neergeslagen houdt. Kijk me aan, verdomme! Ik wil haar mooie blauwe ogen weer zien om af te kunnen lezen waar ze aan denkt.

Eindelijk tilt ze haar hoofd op. ‘Dat is dan 43 dollar bij elkaar, alstublieft.’

Is dat alles?

‘Wilt u er een tas bij?’ vraagt ze in haar rol als verkoopmedewerkster, terwijl ik haar mijn creditcard geef.

‘Graag, Anastasia.’ Haar naam – een mooie naam voor een mooi meisje – rolt van mijn tong.

Ze pakt alles snel en efficiënt in het tasje. Dat was het. Ik moet weg.

‘Bel je me voor de fotoshoot?’ Ze knikt en geeft me mijn creditcard terug.

‘Goed. Tot morgen, misschien.’ Ik kan niet zomaar weggaan. Ik moet haar laten weten dat ik geïnteresseerd ben. ‘O – en Anastasia? Ik ben blij dat mevrouw Kavanagh het interview niet kon afnemen.’ Plezier scheppend in haar verbijsterde blik, gooi ik de tas over mijn schouder en loop nonchalant de winkel uit.

Ja, tegen beter weten in wil ik haar. Nu moet ik wachten... wachten verdomme... alweer.

 

 

Dat was het... voorlopig.

Heel erg verschrikkelijk bedankt voor het lezen.

E L James