12

‘Tezz?’ Ik krabbel geschokt overeind, waarbij ik mijn hoofd enorm hard aan de overhangende palmboom stoot. ‘Au!’ jank ik, terwijl ik weer ineenzak op de handdoek.

Verdorie!’ Zijn gezicht vertrekt uit medelijden terwijl hij me vastpakt zodat ik niet omval. ‘Ik wilde je niet laten schrikken. Ik wist niet zeker of je lag te slapen.’

‘Wa…?’ Ik ben duizelig. Wat is er net gebeurd? Heeft hij me net geslagen?

‘Gaat het?’

Ik kijk op en denk: Misschien kom ik het nooit te weten. Eerst waren het fantasiedrugs en alcohol, daarna een kater, en nu een hersenschudding! Ik kan alleen maar terug staren en mijn kloppende hoofd vasthouden.

‘Ik wilde alleen maar mijn handdoek,’ gaat hij verder. ‘Ik wilde je niet…’

Pas dan snap ik het: zijn prachtige lichaam glinstert niet van de druppelvormige diamantjes, maar is gewoon nat. Hij is wezen zwemmen en wil zich graag afdrogen.

‘O mijn God, sorry!’ Ik probeer weer op te springen en BÉNG! Zelfde hoofd, zelfde boom, twee keer pijnlijk.

‘Hooo!’ zegt hij, terwijl hij me voorzichtig opzij trekt, om te voorkomen dat ik me een derde keer stoot. ‘Ik denk dat je genoeg kopstootjes hebt gehad vandaag.’

Ik weet niet wat er in godsnaam aan de hand is – het strand wervelt om me heen alsof ik boven een rotonde hang. Ik probeer iets te pakken – wat dan ook! – om mezelf rechtop te houden, en langzaam, ondanks de snel opkomende misselijkheid en pijn, realiseer ik me dat ik met mijn hand zijn bovenarm stevig vast hebt. En zijn biceps zijn verbazingwekkend groot. En glad en strak en nat.

‘Kun je even vasthouden?’ vraagt hij.

Ik knik. Ik kan hem wel voor altijd vasthouden.

Hij reikt achter zijn rug, pakt de handdoek die onder de boom lag en legt hem voor me neer.

‘Kijk eens,’ zegt hij met een zwierige en hoffelijke handbeweging.

‘Maar moet je jezelf niet afdrogen?’ vraag ik wiebelig.

‘Ik denk niet dat ik hier snel een longontsteking oploop.’ Hij haalt zijn schouders op.

Ik glimlach, maar aarzel nog steeds.

Weer een brede glimlach: ‘Madame?’

Madame? Ik zou niet langer kunnen staan, ook al zou ik het willen. Half bewusteloos knik ik door mijn knieën en val ik op de handdoek. Het is maar goed dat ik zo versuft ben. Als ik bij zinnen zou zijn, zou ik waarschijnlijk de raarste dingen uitkramen omdat ik zo dicht in de buurt ben van de man die ik een paar tellen eerder nog had willen verorberen, waarbij ik nog niet eens heb genoemd dat zijn glimmende lange lijf nu alleen in een zwembroek is gestoken. Hoe dan ook, ik word te zeer afgeleid door mijn vele innerlijke stemmetjes om iets te kunnen zeggen. De meeste roepen ‘Wauw!’, maar de ene stem die beweert dat ze gedurende de hele relatie met Hugh heeft liggen slapen, springt op en neer en loopt te schreeuwen: ‘Mijn beurt! Mijn beurt!’

Tezz knielt naast me neer en aait over mijn schedel. ‘Ik denk dat het een golfbal wordt,’ is zijn mening over de afmetingen van mijn opkomende bult.

En dan te denken dat ik vanochtend nog lag te dromen over hoe hij zijn handen door mijn haar haalde. Maar dan niet zo. ‘Het had erger gekund, toch?’ gaat hij verder. ‘Het zou ook een cricketbal kunnen worden – je komt uit ‘good ole’ England’, niet waar?’

‘Yes,’ knik ik, helemaal in de war, wat kan verklaren waarom ik antwoord: ‘Weet je, ik heb toen ik zes was eens een cricketbal tegen mijn neus gekregen. Zie je die bobbel hier?’

Ik laat mijn neus aan hem zien en direct strijkt hij met zijn vinger langs mijn neusbotje. ‘Ach, een heel klein beetje scheef.’

‘En jij?’ vraag ik.

‘Die van mij is van nature zo,’ antwoordt hij, terwijl hij aan het puntje van zijn neus trekt.

‘Nee,’ lach ik. ‘Ik bedoel, waar kom jij vandaan?’

‘O, dat.’ Hij gooit lachend zijn hoofd in zijn nek, net als een grote Pezz-snoephouder, en zegt dan: ‘Boston.’

‘Ah!’ zeg ik, alsof ik daar regelmatig op theevisite ga, in plaats van dat ik daar een keer twee dagen rond heb gezworven in het Museum van Schone Kunsten. ‘Dat is bijna Brits grondgebied, niet waar?’

‘Niet het South End, daar kom ik vandaan,’ verduidelijkt hij met een berouwvolle blik. ‘Er is daar de laatste tijd veel gerenoveerd, maar vroeger was het meer een getto, ’ zegt hij; hij spreekt het woord uit alsof hij Prins Charles is en wrijft zichzelf tegelijkertijd over zijn hoofd. ‘Weet je, misschien moet ik mijn hoofd ook maar een paar keer stoten om hem wat groter te krijgen. Ik heb zo’n pindahoofd.’

‘Waar heb je het over?’ roep ik uit. ‘Je bent perfect!’

‘Niet echt,’ zegt hij. ‘Als ik samen met iemand op de foto sta, heb ik altijd zo’n klein verschrompeld koppie naast hun grote basketballen.’

‘Nou, dan moet je wat meer op de voorgrond gaan staan!’ Ik sla mijn ogen omhoog. ‘Dat…,’ ik wijs naar de boom, ‘…werkt niet. je krijgt alleen maar bultige zwellingen en jij hebt geen haar om ze te verbergen. Je zou eruitzien als een marsmannetje.’

‘Dankjewel.’

‘Je weet wel wat ik bedoel.’ Ik moet nu echt lachen, ook al doet het pijn. Hij is warmer en grappiger dan ik had verwacht. De verleider die eerder een opgeilende rap over het Honeymoonhotel zong, geeft de clown uit het tapnummer de ruimte.

‘Trouwens, je ziet er zeker niet uit als een pindahoofd als je die veren hoofdtooi op hebt…’ zeg ik stilletjes als compliment.

‘Ja, daar word ik in echt een meter groter en breder in!’ erkent hij.

‘Het is verbazingwekkend,’ zucht ik, terwijl ik direct de lust weer omhoog voel komen wanneer ik denk aan die super mannelijke bewegingen en geluiden die met dit specifieke kostuum gepaard gaan.

‘Een erfenis van onze tijd in Las Vegas!’ vertrouwt hij me toe.

‘Jullie hebben in Las Vegas opgetreden?’ Ik ga te snel weer rechtop zitten en weer steekt hij zijn hand uit om te voorkomen dat ik omval. Zijn hand op mijn arm voelt zo heerlijk aan. Ik voel me echt speciaal.

‘Ja – vier uur per avond, zes avonden per week, en dat tien jaar lang,’ bevestigt hij.

‘Tjonge, dat zijn veel shows,’ zeg ik verwonderd. ‘In welk casino stonden jullie?’

‘Het New York, New York.’

‘En nu zitten jullie op Bora Bora!’ grap ik, om dan met zachte stem te zeggen. ‘Heb je stiekem toch een probleem met stotteren?’

‘Zoals K-K-K-Ken?’ vraagt hij.

Ik knipper een paar keer en kijk hem verbluft aan. Ik zou zweren dat deze prachtige man net perfect Michael Palin met zijn poedelpermanentje uit A Fish Called Wanda nadeed.

‘De Ca… De Ca…’ perst hij eruit, terwijl hij die vreselijk gênante scène uit de film nadoet waarin de advocaat Archie Leach probeert de naam van een hotel, De Cathcart Towers, uit de stotterende Ken te krijgen.

‘Langzaam, heeeel langzaam…Geen haast!’ zegt hij dan als de onberispelijke, dronken maar nog altijd hoffelijke John Cleese: ‘We hebben de tijd!’ en ik rol over de grond van het lachen.

Deze man is een hilarische imitator en wanneer hij de verachtelijke Kevin Kline nadoet, lig ik helemaal in een deuk: ‘Jullie Engelsen denken dat jullie zoooooveel beter zijn!’

‘Oooo, ik vind dat zo’n geweldige film,’ verzucht ik, terwijl ik de tranen uit mijn ogen veeg en er ontspannen bij ga liggen.

‘Ik ook,’ zegt hij, ook hij is gaan liggen. ‘Maar dat heb je al door, denk ik.’

We liggen tegenover elkaar, zo’n tien centimeter uit elkaar, met onze knieën tegen elkaar aan en doen beiden alsof we dat helemaal niet door hebben.

‘Dus wat brengt jou naar B-B-Bora B-B-Bora?’ zeg ik plagend, genietend van de ontspannen intimiteit.

‘Nou ja, mijn partner Tony…je weet wel, van de show?’

Terwijl ik ja knik, valt er iets om van binnen: hij zei partner. Dus ze zijn wel een stel. Wat leuk. Geen wonder dat ze zo goed samenwerken.

‘Hij wilde altijd al zijn eigen bar. En toen we dit hier konden overnemen…’

Ik begin een beetje ongelovig te grinniken. ‘Je zegt het alsof deze kans gewoon jullie in de schoot werd geworpen!’

‘Nou, eigenlijk was het wat ingewikkelder,’ geeft hij toe.

‘Dat wil ik wel geloven. Maar ik vind het geweldig dat je er zo nonchalant over doet.’

‘Nou,’ hij haalt zijn schouders op. ‘Ik ben gewoon nonchalant.’

‘O, ik ook,’ beaam ik, hoewel ik niet echt weet wat ik zeg.

Even liggen we naar elkaar te glimlachen. Misschien is het maar goed dat hij zowel homo als bezet is. Een vrouw zou gekke ideeën kunnen krijgen bij een man als hij.

‘Hoe lang dans je al?’ vraag ik, om het gesprek weer op de rails te krijgen. Ik geniet ervan om zijn lippen te zien bewegen in antwoord op mijn vragen en verbaas me een beetje over hoe zacht zijn stem is.

‘Ik ben een geboren danser!’ lacht hij. ‘Als kind waren mijn zusje en ik altijd al dansjes aan het bedenken. En toen ben ik op taples gegaan…’

‘O ja, jij kunt echt goed tappen!’ ik moet hem even onderbreken.

‘Het grappige is dat ik niet wist dat ik het kon totdat ik voor het eerst een les volgde. En toen werd het voor mij het enige wat ik wilde doen,’ zegt hij. ‘Ik ben opgegroeid op ongeveer tien minuten lopen van het Presidential Centre en daar hadden ze op de begane grond een cafeetje met een houten buitenterras. Ik ging daar ‘s-avonds laat wel eens stiekem naartoe om te tappen. Dat was mijn geheime wereldje – waar ik kon tappen en dromen. Daar voelde ik me vrij.’

Onze werelden zijn zo verschillend, maar toch kan ik me identificeren met wat hij zegt. Plus dat ik hem zo voor me zie, als klein jongetje, solo tappend in de maneschijn. Ik ben verkocht.

‘Zaten je ouders ook in de showbizz?’ vraag ik, nieuwsgierig naar de rest van het verhaal.

‘Nou, mijn vader kan goed zingen – hij heeft een prachtige stem – en hij zat wel in zanggroepen en zo, maar hij heeft er nooit zijn brood mee verdiend.’

‘Wat deed hij voor zijn werk?’ vraag ik als een nieuwsgierig Aagje.

‘Nou…’ Tezz aarzelt, ietwat overdonderd.

Ik herken die blik. In elk geval, ik ken het gevoel. Voordat hij iets zegt, waag ik het erop.

‘Was het illegaal?’

‘Waarom vraag je dat?’ Hij is verrast over mijn directe vraag.

‘Eigen ervaring,’ zeg ik, nog steeds een beetje aftastend.

‘Echt?’ Hij houdt zijn hoofd schuin en kijkt me aan.

Ik krabbel bijna weer terug in mijn schulp wanneer hij zegt: ‘Om eerlijk te zijn, mijn vader heeft het grootste deel van mijn jeugd doorgebracht in de gevangenis.’

‘O, de mijne ook!’ Ik ben nu degene die de hand uitsteekt. ‘Mijn moeder heeft zelfs twee jaar gezeten!’ zeg ik stralend.

‘Ik heb nog nooit iemand gezien die zo blij was dat zijn ouders in de bak hebben gezeten!’ giechelt hij.

‘Ik ben niet echt blij, gewoon…Ik heb het nog nooit aan iemand verteld!’ piep ik nerveus. En dan word ik weer verdrietig, wanneer ik mezelf hoor zeggen: ‘Ik krijg zelden de kans om over ze te praten.’ Mijn moeder mis ik het meest, maar het laatste wat ik wil, is overkomen als iemand die medelijden heeft met zichzelf, dus tover ik snel weer een glimlach op mijn gezicht en begin ik met een nieuwe zin: ‘Het is gewoon…’ Maar ik kan de woorden niet vinden.

‘Het is gewoon fijn om het eruit te gooien?’ stelt hij voor.

‘Ja, eigenlijk wel,’ ik knik, voel me begrepen.

‘Waar hebben de jouwe voor gezeten?’ vraagt hij, weer met dat schuine hoofd. ‘Als ik dat mag vragen.’

‘Juwelendiefstal. Wat grappig is als je weet…’ Ik zeg mezelf een halt toe. Ik wilde net zeggen wat Hugh doet voor zijn werk, maar dan moet ik ook over Hugh vertellen en het deel van me wat wil geloven dat hij niet echt homo is komt even tussenbeide, dus kaats ik de vraag terug. ‘En die van jou?’

‘Kleine misdrijven, inbraken,’ hij haalt zijn schouders op. ‘Hij zei altijd: ‘Het is niet echt stelen, want…’ en dan kwam hij met een of ander ingewikkeld excuus om het te rechtvaardigen, maar na een tijdje hoorde ik alleen nog maar ‘Het is niet echt stelen, want… ‘’

Ik knik, ik snap het helemaal. Ik denk niet dat mijn vader ooit het gevoel had dat hij iets verkeerds deed, omdat hij alles wat hij deed, deed voor mijn moeder, om haar blij te maken, om haar te laten schijnen. Toen zij probeerde iets terug te doen en dus een duur cadeau voor zijn vijfenzestigste verjaardag wist te bemachtigen, kwam zij ook achter de tralies – wat kort daarna voor hen allebei fataal bleek te zijn.

‘Zat hij vaak vast?’ ga ik door.

‘Ja. Je weet wel, zeven maanden hier, drie jaar daar…’

‘Die van mij ook.’

We kijken elkaar met glimmende ogen aan, alsof we net hebben ontdekt dat we allebei van ons eerste zakgeld het album Thriller hebben gekocht.

‘Kreeg jij ook altijd de zenuwen wanneer er werd aangebeld?’

‘Grapje zeker?’ bevestigt Tezz. ‘Een tijdlang leek het alsof we elk weekend de politie over de vloer hadden en zei ik: ‘Kunnen we dit weekend alsjeblieft eens wat anders doen?’’

‘Gebeurde het zo vaak?’ huiver ik, terwijl ik me realiseer dat ik nog mazzel heb gehad.

‘Zo leek het wel.’

‘Vertel,’ probeer ik hem over te halen, genietend van onze gemeenschappelijke ervaring.

Terwijl hij even anders gaat liggen om zijn verhaal goed te kunnen doen, verliezen onze knieën contact, maar zodra hij zich weer beweegt, liggen ze weer tegen elkaar aan.

‘Ach, alles draait gewoon om dit stenen gebouw met vier verdiepingen dat al generaties in het bezit is van onze familie,’ begint hij. ‘Als het thuis misging of als mijn vader met iets bezig was, dan wist mijn moeder dat er daar plek was voor haar en de kinderen. Mijn kamer was helemaal achter op zolder,’ voegt hij eraantoe, wat bij mij het idee oproept van een kleine prins die verstopt zit in een klein torenkamertje. ‘In elk geval, iedereen werkte door de week hard en kwam dan in het weekend bij ons feesten. Mijn oma had om de een of andere reden de platenspeler op haar slaapkamer staan, dus pakten dan alle volwassenen een stoel en gingen ze daar zitten jammen, bier drinken, roken, lachen en kaarten. En ondertussen speelden wij voetje-van-de-vloer. We begonnen boven op zolder en moesten dan helemaal naar beneden zien te komen zonder…’

‘De vloer aan te raken?’ onderbreek ik.

‘Je snapt hem! We klommen langs de trapleuningen, gooiden jassen neer om overheen te lopen – alles om maar verder te komen.’

‘Trouwens, en ik wil je niet weer onderbreken, als je een slaapzak met de glimmende kant naar beneden legt, vlieg je in een paar seconden de trap af, net als bij rodelen.’

‘Goed om te weten!’ knipoogt hij.

‘Ga door.’

‘Nou ja, ze waren altijd aan het schreeuwen dat wij stil moesten zijn, maar we hadden gewoon zoveel lol met al die mensen die over de vloer kwamen – tante Rochelle en Ome Jay en de andere familieleden.

Ik moet onbewust glimlachen bij het idee van dit steeds groter wordende gezin.

‘De sfeer begon altijd feestelijk, iedereen had plezier, er werd gedronken, nog meer gedronken…En dan was het plotseling twee uur en ging het zomaar van ‘Ik hou van je’ naar ‘Wat ben je toch ook een lul!’ en ‘Ga mij niet zitten vertellen wat ik moet doen’ – en een seconde later ging iedereen met elkaar op de vuist.’

‘En de politie?’

Hij knikt. ‘Het leek wel bijna elk weekend zo te gaan. Altijd ruzie. Altijd drama’s. Ik weet dat mijn familie wat gestoord is, maar ze houden wel van elkaar. Maar toen, toen kon ik alleen maar bidden tot het over was: ‘Haal me hier weg!’’

‘En kijk eens waar je nu bent,’ zeg ik, terwijl ik hem, het jongetje dat tapdansend het paradijs bereikte, bewonderend aankijk.

‘En jij dan,’ hij kijkt me aan.

Ik wil net zeggen dat hij het veel verder heeft gebracht dan ik, maar hij legt een vinger op mijn lippen en zegt: ‘We zijn allebei hier.’

Ik knipper een paar keer en kijk hem aan. Ik heb wel eens gehoord van liefde op het eerste gezicht, maar ik dacht altijd dat ik daar te nuchter voor was. Trouwens, moet je daarvoor niet uit Amerika komen? Maar waarschijnlijk is het al genoeg dat een van ons daar vandaan komt. Nu maak ik het voor het eerst mee en het allermooiste eraan is dat ik me niet meer alleen voel. Alsof ik door leeuwen ben opgevoed en nu eindelijk kennismaak met iemand van mijn eigen troep.

We hebben het over de bezoekjes aan de gevangenis en wat voor gevolgen de ‘afwezige vader’ op ons heeft gehad, en hoe slecht mensen hierover met kinderen communiceren. En dan verbaas ik mezelf door op te biechten dat ik, hoewel ik zeker afkeurde wat mijn vader had gedaan, in het geheim wenste dat hij eens wat voor mij zou stelen – het was zijn manier om zijn liefde te laten zien. Maar dat deed hij nooit. Hij had alleen maar ogen (en grijpgrage vingers) voor mijn moeder.

‘Soms had ik het gevoel dat ze haar liefde voor mij voor hem moest verbergen,’ zeg ik, me realiserend dat ik dit nog nooit hardop heb gezegd. ‘Als hij er was, eiste hij al haar aandacht op.’

‘Ik wed dat je soms best wel eenzaam was,’ zegt Tezz.

‘Zeker,’ antwoord ik koel. ‘Als hij weg was…voelde ik me schuldig, omdat ik wist dat ze hem zo miste, maar ik vond het beter. Ik hoefde niet om haar liefde te vechten en ze bracht al haar vrije tijd met mij door.’

‘En nu?’

‘Nu zijn ze daarboven,’ ik wijs omhoog. ‘Hij is eerst gegaan, en zonder hem had zij niets om voor te leven.’

Tezz kijkt me vol afgrijzen aan. ‘Ze had jou toch?’

Ik weet niet precies hoe ik daarop moet antwoorden zonder te emotioneel te worden, dus zeg ik maar niets in de hoop dat we het weer over vrolijkere dingen kunnen hebben.

‘Het spijt me.’ Tezz geeft me een liefkozende aai en knijpt dan zijn ogen tot spleetjes, alsof hij zich net realiseert dat we in deze situatie terecht zijn gekomen omdat hij mij zag slapen onder een boom. ‘Zeg, je bent wel heel laat op voor Bora Bora,’ zegt hij. ‘Heb je daar wel een pasje voor?’

‘Ik heb hem ergens in mijn zak, meester!’ zeg ik en doe alsof ik mijn zakken binnenstebuiten keer, voordat ik verder ga met mijn uitleg: ‘Ik zit eigenlijk in een van de bungalows…’ Ik wijs die kant op, maar voordat hij me kan vragen of ik met iemand ben gekomen, vraag ik: ‘En jij – is dit jouw manier om na de show weer te ontspannen?’ Ik knik naar de zee.

Hij knikt en laat zijn ogen rusten op het glinsterende water. ‘Elke avond. Het is nog magischer als er niemand is, vind je ook niet?’

Absoluut,’ geef ik toe. Ik voel voor het eerst hoe romantisch deze plek eigenlijk is.

‘Dus, ik mag aannemen dat je hier niet op huwelijksreis bent?’ Hij draait zich weer naar mij om.

‘Neeeee,’ lach ik wat nerveus. Mijn hart klopt in mijn keel bij deze vraag over mijn relatie. ‘Ik denk dat dit een vreselijke plek zou zijn voor een huwelijksreis – veel te warm voor seks.’

‘Denk je?’

Van de zwoele blik op zijn gezicht begin ik te blozen. Ik voel me zo truttig en zielig terwijl ik eruit flap: ‘Nou ja, ik kan me niet voorstellen hoe je de energie kunt opbrengen.

‘Weet je, Gauguin lag hier op sterven als gevolg van syfilis toen hij hier woonde en het lukte hem wel nog altijd!’

‘Heb jij Gauguin gekend?

‘Nee, niet persoonlijk. Maar ik ken zijn kleinzoon,’ hij haalt zijn schouders op.

‘Jij kent Gauguins kleinzoon?’

‘Marcel.’

‘Marcel?’

‘Ik denk dat die botsing met die boom toch wat met je heeft gedaan – je herhaalt alles wat ik zeg.’

‘Sorry,’ ik begin te lachen. ‘Gewoon…omdat mijn vriendin Abigail echt gek zou worden. Jij kent Gauguins kleinzoon?’

‘Nou, eigenlijk is het meer een vriend van Tony. Ik glimlach gewoon tegen hem.’

‘Je glimlacht gewoon tegen hem?’ Ik trek vragend een wenkbrauw op.

‘Ik spreek geen Frans,’ legt hij uit. ‘Jij wel?’

‘Nee.’ Ik vraag me af of Sandrine me een spoedcursus kan geven.

‘We hebben morgen zelfs een afspraak met hem. Je kunt wel met ons meekomen als je dat leuk vindt. Hij is bezig met het promoten van een kunstproject. Hoe meer zielen hoe meer vreugd.’

Dit is gewoon gestoord. ‘Weet je wel wat ik doe?’

‘Hoe bedoel je?’ Tezz fronst zijn wenkbrauwen.

‘Ik ben kunsthistoricus.’

‘Nou, dan is het voor jou al helemaal verplichte kost,’ grijnst hij.

‘Je zou me meenemen om kennis te maken met Gauguins kleinzoon?’ Ik geloof het nog steeds niet.

‘Zolang je maar belooftdat je niets jat.’

Ik brul het uit van het lachen, en pareer: ‘Ach, als ik dat toch zou doen, weet ik een perfecte heler!’

‘O, dat is zo’n foute grap!’

‘Nee, dat is pas fout,’ zeg ik, terwijl ik naar een schoonmaker van het hotel wijs die aan komt ratelen met een emmer vol schoonmaakproducten.

‘De mensen gaan al weer aan het werk en wij liggen nog niet eens in bed!’

Ik kijk omhoog naar de hemel, nu zachtblauw met hier en daar streepjes perzik. De zon is al opgekomen en ik heb het niet eens gezien.

Tezz staat op, reikt zijn hand naar achteren en trekt mij ook omhoog. Hij houdt mijn handen nog even vast terwijl hij me vertelt hoe we morgen afspreken, of is dat eigenlijk later vandaag? Ik probeer niet te worden afgeleid door het feit dat ik recht tegen zijn tepelring aan zit te kijken en herhaal: ‘Twaalf uur bij de steiger. Ik zal er zijn.’

‘Oké,’ bevestigt hij.

Dan aarzelen we allebei. Geen van beiden willen we de volgende zin uitspreken – die van ‘Slaap lekker,’

‘Nou, voorzichtig met die cricketbal,’ zegt hij uiteindelijk, terwijl hij voorzichtig mijn bult streelt.

‘En jij voorzichtig met je pindahoofd,’ glimlach ik, terwijl ik liefkozend over zijn zachte haar aai.

‘Ik weet niet waarom ik dat tegen je heb gezegd,’ mompelt hij terwijl hij zich omdraait en wegloopt.

Ik blijf nog een poosje op het zand staan, met een vette glimlach op mijn gezicht, voordat ik weer terugdartel naar de bungalow, opmerkelijk alert ondanks mijn slaapgebrek.

‘Ik zei het toch! Ik zei het toch!’ giebelt mijn hart, dat even een wellustig gevoel door mijn lichaam stuurt voordat ik de sleutel in het slot steek. ‘Is hij geweldig of niet?’

Voordat ik hier antwoord op kan geven, kan ik de deurklink naar beneden drukken en realiseer ik me met een schok hoeveel treetjes ik weer van die geluksladder af moet om Hugh niet achterdochtig te maken. Hij zou me waarschijnlijk niet eens herkennen, zo straalt mijn gezicht.

O mijn God, dit is helemaal fout, begin ik te piekeren, nog met de klink in mijn hand. Ik ga terug naar The Paradise Room om te controleren dat mijn fixatie met Tezz puur fantasie is en daarna vind ik hem twee keer zo aantrekkelijk en heb ik het allerintiemste en leukste gesprek dat ik in eeuwen heb gehad. Shit! Net voelde ik me zo gelukkig, maar nu voel ik me alweer in de war en schuldig.

Wat betekent dit allemaal? Mag ik een dagje uit plannen met de ene man, die misschien homo is, terwijl ik met de andere het bed deel? Speel ik met vuur? Of nog erger, met levens?

‘Genoeg drama!’ Ik geef mezelf een standje en stap naar binnen. ‘Je hebt niets fout gedaan.’

Terwijl ik de deur achter me dichttrek, durf ik te zweren dat het slot er nog iets aan toevoegt: ‘Nog niet.’