17

Vol schaafwonden, en met horten en stoten, voortdurend terugdeinzend voor de takken die ik in mijn gezicht kan krijgen, bang om te struikelen over een bovengrondse wortel, ploeter ik niettemin voort, een vrouw met een missie.

Ik heb één klein probleempje: het toiletpapier raakt op. Ik steek mijn hand in mijn tas om te voelen hoeveel meter ik nog veilig kan verdergaan en als ik opkijk, is Tezz verdwenen.

Wat? Ik draai me om.

Net liep hij nog voor me, maar nu is hij weg. Ineens slaat de paniek toe. De bladeren lijken om me heen te krioelen, mijn ademhaling is onregelmatig en ik hoor een krakend geluid dat ik niet kan thuisbrengen.

‘T-Tezz?’ roep ik aarzelend het duister in. Mijn hart lijkt met iedere slag luider te kloppen.

Ik tuur door het gebladerte en achter elke boom lijkt een gemaskerde figuur te staan. Ik zie overal glimmende ogen en ik weet zeker dat ik ergens het gesnuif van een beest hoor. O God, ik word gek! Wat heb ik gedaan. Ik verdien het gewoon om door een wild zwijn te worden opgegeten. Woedend roep ik uit: ‘Ik ben toch niet gek!’

‘Amber?’

Hij is het!

‘Tezz?’ roep ik terug.

‘Wat doe je hier?’

Ik draai me 360 graden om, maar zie nog altijd niets. ‘Ik wilde je even gedag zeggen…’ piep ik en voel me alsof ik op een heilige plaats in het bos ben belandt, waar je je wensen tegen de bomen kunt fluisteren.

‘Ik was niet van plan je te achtervolgen,’ ga ik verder. ‘Je hoorde me alleen niet roepen, dus liep ik maar door.’

Het blijft even stil maar dan vraagt zijn lichaamloze stem: ‘Wil je naar boven komen?’

‘Boven?’ Ik frons mijn voorhoofd.

‘Hierboven…’

Ik hoor een ritselend geluid boven me, kijk omhoog en zie hem zitten op een richel tussen twee Banyanbomen.

‘Hoe-?’ Voor ik mijn vraag kan afmaken, valt er een touwladder omlaag langs de stam van de dichtstbijzijnde boom.

Wow. Ik doe verschrikt een stap naar achteren. Hij had me net zo goed kunnen vragen spontaan naar de hemel op te stijgen. De laatste keer dat ik zoiets probeerde was tijdens de gymles en toen stond Felicity altijd klaar om me een kontje te geven. Toch grijp ik de ladder en zet, op de meest onelegante wijze denkbaar, een wankel voetje op de onderste sport. Bij het optrekken voel ik hoe het touw strak komt te staan, kraakt onder mijn gewicht en naar links zwiept. Ik probeer een sport hoger te komen maar voel me bepaald wiebelig. Hoe kom ik ooit boven?

‘Het is misschien makkelijker om zijdelings te klimmen,’ stelt hij voor. ‘Houd de ladder haaks op je lichaam. Goed zo. Sla je linkerbeen naar de andere kant – PAS OP!’

Ik wiebel vervaarlijk en houd me met alle macht vast terwijl ik wacht tot de ladder weer stil hangt.

‘Hand over hand…’ Tezz coacht me en ik kom steeds hoger. ‘Amber, probeer je dit te doen op hakken?’

Ik kijk omlaag naar mijn voeten. Ah. De Jimmy Choos.

Ik kijk hem schaapachtig aan. Hij schudt zijn hoofd en ik schop ze van mijn voeten. Ze vallen via de boomstam omlaag in het gebladerte.

‘Dat is beter,’ vinden we beiden terwijl ik de laatste paar sporten bestijg.

‘Hier.’ Hij strekt zijn hand uit en hijst me op het houten platform.

Ik stap naar voren, een charmante boomhut in Polynesische stijl binnen. De vloer van teakhout lijkt zachter door de rieten matten en de stapels rode en turkooizen kussens bedrukt met de traditionele hibiscusprint. Er staat een houten kom met rijpe papaja’s, een potje honing naast een thermosfles en groepjes waxinelichtjes verlichten de stapels boeken en cd’s. Het ziet er heel anders uit dan mijn Victoriaanse kamer in Oxford, maar de sfeer is dezelfde. Dit is kennelijk het schuilplekje van Tezz.

‘Ik stoor toch niet?’ vraag ik bezorgd, plotseling bewust van de situatie. ‘Ik val zomaar je geheime schuilplaats binnen…’

‘Semi-geheim,’ stelt hij me gerust. ‘Minstens twee anderen weten ervan. Drie dus, met jou erbij.’

Ik trek snel mijn conclusie: Tony is ongetwijfeld de ene en de ander zal wel zijn ex zijn.

‘Ga lekker zitten,’ zegt hij en gebaart naar de kussens.

Ik zak neer op het nest, onzeker over de houding die ik moet aannemen. Als ik rechtop zit, voel ik me truttig, maar achterover leunen is te vrij, dus ik hang maar zo’n beetje.

Goed, ik heb het gedaan. Ik ben hem gevolgd. Ik heb geklommen. Wat nu? Het lijkt alsof hij op mij zit te wachten.

Ik zou een brutaal gesprek kunnen beginnen: ‘Weet je nog hoe je hart in duizend stukken brak toen je vriendin jullie verloving verbrak? Ik wil precies hetzelfde doen met mijn vriendje, zodat ik er met jou vandoor kan gaan!’

Toch maar niet. Ik wou haast dat ik dit brokje privé-informatie niet wist: het maakt me veel te onzeker in zijn bijzijn, bang om iets te doen dat hem schrik zou kunnen aanjagen. Maar ik heb maar zo weinig tijd om te ontdekken of de hartstochtelijke gevoelens die hij in mij oproept wederzijds zijn. Ik word afgeleid door een prentbriefkaart bovenop een stapel boeken naast me en hoor mezelf zeggen: ‘Mag dat wel?’

‘Wat bedoel je?’ Hij trekt een wenkbrauw op.

‘Dat is een schilderij van Rubens,’ begin ik. Ik herken Het toilet van Venus van een tentoonstelling die we twee jaar geleden hielden: een halfnaakte vrouw die naar haar spiegelbeeld kijkt. ‘Ik dacht dat Tahiti exclusief Gauguin was,’ plaag ik.

Tezz grijnst en komt naast me hangen. ‘Ik vond het gewoon aardig dat deze vrouw een zwarte en een witte oorbel draagt.’ Hij pakt de kaart zodat ik beter kan kijken. ‘Ze zeggen dat de witte zuiverheid symboliseert en de zwarte de vleselijke lusten.’

Een golf van lust stroomt bij deze woorden door me heen.

‘Dat klopt,’ slik ik en probeer me de bewoording te herinneren van het kaartje dat we in het Ashmolean naast het schilderij hadden gehangen. O ja: ‘Dit portret symboliseert de symbiose van de ‘troostende moeder’ als de ‘gevaarlijke verleidster’ in één vrouw, een gedachte die Rubens erg aansprak,’ citeer ik.

‘Daar had hij zeker een punt – het gaat allemaal om evenwicht, baby!’ merkt Tezz op.

Terwijl zijn woorden tot me doordringen, komt een gedachte in mij op: bij Hugh onderdruk ik alle gepassioneerde impulsen omdat ik doodsbang ben dat ze zouden leiden tot een verhitte relatie zoals die van mijn ouders. Van kind af aan heb ik passie geassocieerd met gevaar. Maar nu besef ik dat de zaak niet zo zwart-wit ligt. Met Tezz is de passie onmiskenbaar, maar ik vind het niet verontrustend. Misschien omdat hij me niet probeert te bezitten of te beheersen. Hugh wil de dingen altijd in orde maken, met als gevolg dat ik me altijd ellendig voel, ook al bedoelt hij het goed. Met Tezz ben ik niet bang dat hij mijn fouten ziet. Sinds ons gesprek op het strand ben ik doordrongen geweest van een bevrijdend gevoel van acceptatie en begrip. Waarom ben ik dan nu ineens zo zenuwachtig? Is het omdat hij zo dichtbij is dat ik hem kan kussen? Ik heb mezelf voorgenomen dat ik zou doen wat mijn hart me ingaf in zijn bijzijn, maar durf ik dat wel?

‘Hoe zit dat met jou, Amber?’ vraagt hij met een lage stem, en komt verleidelijk dichterbij. ‘Ben jij een ‘troostende moeder’ of een ‘gevaarlijke verleidster’?’

Ik zoek naar een antwoord maar krijg ineens een beter idee. Ik draai me van hem af zodat ik in mijn tas kan rommelen zonder dat hij ziet wat ik aan het doen ben.

‘Wat doe je?’ vraagt hij en rekt zijn nek vol verbazing uit.

‘Geduld!’ beveel ik, draai me weer terug en zoek een van mijn afgedankte witte pareloorbellen. Snel verruil ik de witte voor een van mijn nieuwe zwarte (en probeer niet te denken aan wat Hugh zou zeggen als hij wist dat ik zijn cadeau hiervoor gebruikte).

‘Tada!’ ik keer me stralend om. ‘Kijk – ik heb er ook van ieder twee. Dat maakt me volgens mij de perfecte vrouw!’

Hij lacht verrukt terwijl ik mijn oorlellen toon.

‘Een yin-en-yang-Venus,’ zucht hij en tilt zijn hand op om met zijn vinger zachtjes over de twee contrasterende bollen te aaien, waardoor mijn vrolijke grijns verandert in een grimas van verlangen. De warmte van zijn handen straalt uit op mijn gezicht, mijn lippen gaan van elkaar en mijn ogen sluiten, klaar voor de overgave.

‘Amber…’ Hij ademt mijn naam en ik voel hoe zijn lippen op de mijne smelten; zacht, maar geladen met emoties. Elke nuance brengt me dichter bij het punt waarop ik het idee krijg dat we werkelijk zweven.

Naarmate onze kussen intenser worden, begin ik me duizelig te voelen. Ik ben niet gewend aan deze draaikolk van verlangen. Ineens dringt het tot me door: het vertrouwen dat ik met Hugh had. Ik kan de stortvloed van beelden waarin hij zijn genegenheid en vriendelijkheid toont niet stoppen en ziek van schuldgevoelens trek ik me terug. Ik ben niet vrij om dit te doen. Hugh redde me toen ik in nood was en dit is niet de manier om hem te bedanken.

‘Ik – ik kan het niet!’ stamel ik en draai me om zodat ik weg kan rennen, maar herinner me nog juist op tijd dat ik op vijftien meter hoogte zit. ‘O God!’ hijg ik en grijp wanhopig de bamboepaal, terwijl ik het gevoel probeer kwijt te raken dat de aarde op me af komt. Wat je noemt een dramatische exit – ik had makkelijk ieder bot in mijn lijf kunnen breken. Was dit de laatste waarschuwing dat passie dodelijk is?

‘Gaat het?’ hijgt Tezz en slaat zijn armen om me heen. ‘Ik zal je niet nog eens kussen, ik beloof het, zolang je maar niet springt!’

Hij drukt me dichter tegen zich aan en ik probeer mijn hart te beschermen, maar voor ik het weet druk ik terug en wil ik dichterbij hem zijn dan bij wie dan ook. Het is te moeilijk. Ik weet wat ik wil, maar ik pak het verkeerd aan. Mijn bedrog brengt alles in gevaar: Hugh weet niet waar ik ben en Tezz weet niets van Hugh. Ik moet eerst in het reine komen met mijn beschermengel voordat ik zelfs maar kan overwegen om verder te gaan met Tezz. Ik wil niet meer liegen. Mijn leven moet gepassioneerd en zuiver zijn.

Eindelijk hervind ik mezelf en ik piep dat ik nu echt moet gaan.

‘Kun je niet zeggen wat er is?’ vraagt hij zacht.

Ik kijk hem aan, dankbaar voor het gebrek aan druk dat hij uitoefent. Ik zie het kind in hem dat heeft geleerd niet te veel vragen te stellen.

‘Ik moet gewoon iets doen,’ zeg ik.

‘Goed,’ knikt hij begrijpend. ‘Geef me even de tijd en ik loop met je terug.’

‘Niet nodig!’ zeg ik te snel.

‘Het is geen moeite hoor. Ik wil toch naar het strand…’

‘Je nachtelijke zwempartij?’ Ik glimlach teder en voel me weer zwak worden. Hij knikt en zonder te denken buig ik naar hem toe en kus hem één keer op zijn wang. ‘Het gaat wel,’ zeg ik en bereid me voor op de afdaling. ‘Ik heb een spoor achtergelaten.’

‘Heel feestelijk,’ merkt hij op en kijkt naar de versierde takken onder hem terwijl ik voorzichtig afdaal langs de ladder naar de plek waar mijn schoenen liggen te glinsteren, als een schat in een eksternest.

Een paar sporten voor het einde laat ik los, land met een bons op de grond, zwaai hem kort vaarwel en maak me uit de voeten langs het papieren spoor, zonder me iets aan te trekken van de snijdende bladeren en zwiepende takken die me proberen te vangen. Ik ben bijna terug in de beschaving en wil niets liever dan terugkeren naar de bungalow zodat ik alles wat net is gebeurd kan verwerken en kan bedenken hoe ik Hugh moet uitleggen wat – ineens stop ik.

‘Wat is dit?’ vraag ik, afgeleid doordat het papier ineens slap hangt.

Ik trek het strak en ik voel een ruk. Er zit iets aan de andere kant. Niet iets, iemand. Een vrouw.

Ik probeer haar silhouet te ontwaren en in eerste instantie zie ik haar aan voor een van de achtergrondzangeressen – haar uiterlijk is even Amazoneachtig en haar haar even afrotastisch – maar dan stapt ze uit de schaduw en zie ik dat haar gezicht nieuw is: een hogepriesteres met hoge jukbeenderen.

‘Dank je wel!’ giechel ik nerveus en neem het laatste velletje papier van haar over. ‘Denk vooral niet dat ik de boel aan het vervuilen was. Ik wilde gewoon niet verdwalen – het is een echte jungle daar!’ grap ik.

Ze kijkt me aan, kijkt langs me en kijkt vervolgens zuur.

‘Was je met Tezz?’ Haar ogen vernauwen zicht tot twee gifpijltjes.

Haar stem heeft zoiets bezitterigs dat ik het oprechte ‘Ja’ inslik en in plaats daarvan ‘Huh?’ bluf, wat ik snel aanvul met ‘Mijn vriendin en ik deden een nachtelijk spelletje. Daar is ze al!’ Ik wijs over haar schouder in het niets en roep ‘Felicity!’, waarna ik wegren, met kloppend hart omdat ik ontsnapt ben aan een potentiële lynchpartij.

Wat was dat in godsnaam? Mijn hoofd tolt. Tezz werd verondersteld emotioneel gesloten te zijn, maar hij had er geen moeite mee mij te zoenen en nu staat de volgende meid al weer te wachten! Is dit soms zijn ex, die zich gerealiseerd heeft dat ze niet zonder hem kan en hem nu komt opeisen? Ik deins terug bij het idee. Nee. Dat kan niet. Hij verwachtte haar niet, anders zou hij niet hebben gezegd dat hij me thuis zou brengen. En dan zou hij ook niet betrapt willen worden bij wat we anders nu ongetwijfeld aan het doen zouden zijn. Ik voel me misselijk worden. Goddank dat we dat niet deden! Goddank dat ik ben vertrokken. Maar misschien ben ik wel te vroeg weggegaan. Misschien denkt hij nu dat ik hem niet wil en valt hij, afgewezen en kwetsbaar, wel in haar klauwen.

Dit is te veel voor mijn hersenen en hart om alleen te verwerken. Morgen bel ik meteen Felicity om te zien of zij mij kan helpen wijs te worden uit deze gekte.

Als ze met me wil praten tenminste…