HOOFDSTUK 7

Ik zag de puist op de ochtend dat Isobel werd gedoopt.

Isobel, ons derde kind, was een halfjaar oud. De mist van het vroege moederschap trok op en ik was weer normaal genoeg om te beseffen dat mijn gezicht niet gewassen was en mijn haar niet gekamd en dat er, jasses, een puist als een rijstkorrel, groot en ongewenst, aan de zijkant van mijn neus kleefde. Vol afgrijzen viel ik hem aan, met een felle, gegeneerde agressie: ik kneep hem uit tot hij begon te bloeden, besmeerde hem met antiseptische zalf, bette hem met watten en begroef hem onder een klodder camouflerende crème terwijl Isobel om de borst schreeuwde, Ella om haar potje en Hugh omdat zijn zusjes schreeuwden en hij erbij wilde horen.

‘Will,’ riep ik naar mijn echtgenoot, ‘haal die ettertjes weg tot ik mijn gezicht heb gedaan!’

Will trok zich niets aan van mijn plotse, radeloze narcisme. Hij was net zo gekleed als altijd, in een korte broek, kniekousen en laarzen. Ook al ging hij naar de kerk om zijn jongste dochter te laten dopen. Ook al was het winter en is het in Botswana guur op winterochtenden.

‘God ziet die puist op je neus echt niet,’ zei Will.

‘Ik wil geen goede indruk maken op God, maar op de andere mensen. Ik wil niet dat de vrouwen van de mammiebende hun perfect gekapte hoofden schudden en prevelen: ‘Die arme Francesca. Ze heeft drie kinderen gekregen in drie jaar. Dat kan niemand aan. Wie kan het haar kwalijk nemen dat ze zich laat gaan?’’

Will lachte. ‘Vandaag kijkt er niemand naar je gezicht.’

Ik schikte blozend mijn decolleté, dat uit een jurk voor een platte vrouw puilde. Ik zag er hoerig uit, maar als Isobel voor in de kerk gevoed moest worden, kon ik discreet een paar knoopjes openmaken zonder een uitgestrekte vlakte borst te laten zien.

‘Jammer hè, dat als pastor Bruce erin slaagt me met zijn ogen uit te kleden, hij alleen maar twee grote, lekkende melkklieren ziet?’

‘Komt ze ooit van de borst af?’

‘Sommige mannen houden van grote borsten.’

‘Sommige mannen niét. Ik heb altijd gevonden dat meer dan een mondvol verspilling is.’

Ella, Hugh en Isobel konden geïnspecteerd worden.

Ella, die inmiddels tweeënhalf was, droeg een mooie Laura Ashley-jurk, haar rode krullen zaten onder een hoedje van gevlochten plastic tassen en ze had gloednieuwe takkies met knipperlichtjes aan haar voeten.

Hugh was anderhalf. Zijn rode haar was gemillimeterd, hij droeg een groen-met-geel Springboks-trainingspak, liep op blote voeten en had een gootsteenontstopper bij zich die volgens hem een hamer was.

Isobels kale kopje was bedekt met een wollen muts, ze droeg een exquise, gesmokte, met de hand genaaide doopjurk van witte katoen en rook naar oude, volle luier.

‘Je hebt ze fantastisch aangekleed,’ complimenteerde ik mijn echtgenoot. ‘Een tien voor vrij combineren.’

Familiecircus Dallas stapte in de Range Rover en ging op weg naar de kerk.

Tegen de tijd dat we bij de kerk hadden geparkeerd, schreeuwde Isobel weer om de borst en Ella om haar potje, en Hugh schreeuwde omdat zijn zusjes schreeuwden en hij erbij wilde horen.

‘Zullen we maar weer naar huis gaan?’ zei Will.

‘Dat kan niet. Isobel moet gedoopt worden.’

‘Waarom?’

‘Omdat ze anders naar de hel gaat.’

‘Francesca…’

‘En mijn moeder blijft maar zeuren om doopfoto’s waarmee ze bij de Presbyteriaanse Vrouwenvereniging kan pronken. Dorothy heeft beloofd haar fototoestel mee te brengen…’

Ik maakte het achterportier van de Range Rover voor Ella open.

‘Ik moet een potje. Ik moet een potje!’ krijste Ella toen Dorothy’s bakkie aan kwam rijden.

‘God heeft vanochtend tot me gesproken. Hij zegt dat die puist op je neus Hem niet aanstaat, Francesca.’

‘Waarom kan God dat niet rechtstreeks tegen mij zeggen?’

Isobel spartelde verwoed in mijn armen in haar pogingen de borst te vinden, Hugh was als een spin op mijn rug geklommen en Ella lag nu voor me in het stof, overmand door een enorme driftaanval. Haar mooie jurk was vies en ze krijste uit alle macht: ‘Potje! Potje!’

‘Dat wil God wel,’ zei Dorothy vriendelijk, ‘maar ik denk dat er zoveel achtergrondlawaai is dat je Hem niet hoort.’

Ze trok Hugh van mijn nek, zwaaide hem hoog in de lucht en zei toen monter en gedecideerd: ‘Ga mee naar binnen, Hugh, zien of we een potje voor Ella kunnen vinden. En als je heel lief bent, heb ik misschien een paar zuurtjes voor jullie allebei in mijn tas.’

‘Zuurtjes!’ Ella brak haar gekrijs af, sprong overeind en liep mee de kerk in.

Eindelijk rust.

‘Dank je wel, Dorothy.’

Pastor Bruce preekte bij Isobels doop over de verschillen tussen man en vrouw, en het kwam erop neer dat mannen altijd zin hebben in seks, waar dan ook en met wie dan ook. Zelfs een paar minuten na een bijna dodelijk auto-ongeluk, wanneer een vrouw nog in haar handtas naar pleisters en reukzout zoekt, zou een man alweer aan seks kunnen denken.

‘Estelle zal die preek wel niet voor pastor Bruce hebben geschreven, hè?’ zei Dorothy.

‘Die man denkt met maar één lichaamsdeel, en zijn brein is het niet!’ zei Will.

Tante Jean, een van de leden van de mammiebende, maakte zich los van de groupies die zich rond pastor Bruce verdrongen om me eraan te herinneren dat ik Ella de volgende dag een lege spaghettidoos mee moest geven naar school.

‘Als ze die niet heeft, kan ze niet meedoen met knutselen.’

‘Natuurlijk krijgt ze hem mee. Hij ligt al in het bakkie…’

Op zondagmiddag ging ik met Margaret naar de jaarlijkse verkoop van Perzische tapijten in de zaal van de anglicaanse kerk. Er was een enorme keuze aan prachtige tapijten per vrachtauto uit Johannesburg gekomen, op weg naar radeloze huisvrouwen in Zambia en Namibië. Margaret en ik waren dankzij onze jarenlange internationale shopervaring in staat binnen vijf minuten het meest volmaakte, unieke tapijt in de collectie te vinden: een mashoud (een dichtgeweven kelim uit Iran).

‘Ik denk dat ik hem neem. Hij past goed opgerold onder het bed in de logeerkamer bij de kashan die ik vorig jaar heb gekocht.’

‘Ben je toevallig weer zwanger?’

‘Waarom vraag je dat?’

‘Je koopt altijd dure, onbruikbare spullen als je zwanger bent.’

Als compensatie voor de verveling van een seksloze zwangerschap.

De maandag was een gewone dag in Afrika. Will bracht Ella naar de peuterschool, terwijl ik Isobel de borst gaf op thermolakens met luipaardprint en Hugh tegen mijn rug aan genesteld zijn flesje dronk en met zijn dekentje knuffelde. We kleedden ons in de ijzige kou aan bij de gaspit in de keuken en net toen ik tegen Violet zei dat ik rijp op de voorruit van het bakkie zag, viel het muntje met een misselijkmakende bons: Will had voordat hij wegging zijn hoofd om de hoek van de slaapkamerdeur gestoken om te zeggen dat hij de Range Rover nam omdat hij dacht dat die olie lekte en hij de monteur op het bouwterrein ernaar wilde laten kijken.

Ella’s spaghettidoos voor het knutseluurtje lag in het bakkie.

‘Weer iets vergeten, mevrouw?’ zei Violet fijntjes glimlachend.

Hugh en ik zetten de achtervolging in met de spaghettidoos (als Ella die doos niet kreeg, zou ze als volwassene misschien in therapie moeten en dat zou dan mijn schuld zijn omdat ik was vergeten dat mijn auto olie lekte).

Toen ik bij de peuterschool van tante Jean aankwam, barstte Ella prompt in tranen uit en smeekte me of ze naar huis mocht.

‘Alsjeblieft, mammie!’

(Daarom bracht Will haar naar school en niet ik. Hij ging veel hardvochtiger om met de gevoelens van de kinderen. Hij zei zelfs wel eens nee als ze iets wilden hebben, maar dan voelde hij zich naderhand wel heel akelig.)

Tante Jean worstelde de krijsende Ella bij me vandaan en droeg haar met ferme hand over aan Doris, een schat van een dikke, geruststellende juf die alleen was aangenomen om achter Ella aan te sjouwen en haar op te tillen en te knuffelen als ze ongelukkig was.

Vervolgens bracht ik Hugh naar Kindermusick, dat onder leiding stond van Elsa, ook een lid van de mammiebende. Hugh wist niet goed of hij Kindermusick wel leuk vond; soms deed hij mee aan de muzikale activiteiten, maar soms vond hij het leuker om al blaffend kruipwedstrijden door de gang te houden met zijn beste vriendje, Peter de Villiers, die op dezelfde dag was geboren als Ella en nog steeds de borst kreeg.

‘Wat heb je daar voor iets afschuwelijks opzij van je neus?’ vroeg Elsa.

Ik stopte dus op weg naar huis bij de Village Spar om tandpasta te kopen, want de stewardessen van Ex-Pat Air gebruikten altijd tandpasta om hun puistjes uit te drogen (je kon het ook gebruiken om je tanden te poetsen, maar omdat ik was vergeten het te kopen, poetsten we onze tanden met zout).

Mijn kleine bedelvriendje kwam met uitgestoken hand aangerend en vroeg me om geld.

Ik gaf hem wat munten. ‘En nu impshee!’

‘Neemt u het kind mee naar binnen vandaag? Geen oppasgeld?’ vroeg hij, want soms liet ik Hugh in de auto en betaalde ik de bedeljongen om de wacht te houden. Hij nam zijn taak heel ernstig op en was heel trots als ik het hem vroeg.

Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, dank je. Vandaag niet.’

We kochten tandpasta, ik gespte Hugh in zijn autozitje en net toen hij me schopte, dook er uit het niets een heel lange, heel dunne man op die zijn arm door het raampje stak, mijn tas weggriste en het op een lopen wilde zetten.

Ik pakte hem in een reflex beet en hield vast. Hij sleepte me half over het parkeerterrein tot mijn knieën schrijnden en bloedden en ik wel moest loslaten. Zodra hij zich van me had bevrijd, rende hij de bush in.

‘Mijn tas!’ schreeuwde ik uit alle macht, en mijn bedelvriendje en een paar van zijn kompanen zetten de achtervolging in, maar de dief was nergens meer te bekennen.

De bedrijfsleider van de Village Spar was zo vriendelijk Hugh een lolly te geven en mij Will te laten bellen.

Toen Will kwam en mijn bloedende knieën zag, werd hij razend.

‘Je had je niet moeten verzetten! Hij had wel een mes kunnen hebben!’

‘Maar mijn rijbewijs zit in mijn tas en je mag niet zonder rijbewijs rijden! Wat moet ik doen als de politie me aanhoudt?’

‘Doe normaal, Francesca.’

De bedrijfsleider van de Village Spar zei: ‘U moet de politie smeken het door de vingers te zien.’

Net toen ik op het aanvraagformulier voor een nieuw rijbewijs aankruiste dat ik geen geestesziekten had (!), belde Dorothy op.

‘Ik heb een afspraak voor je gemaakt om vier uur.’

‘Waarvoor?’

‘Om dat ding van je neus te laten halen.’

‘Wat voor ding?’

De volgende ochtend was ik weer in de Village Spar, nu om Calpol te kopen.

Will had Ella ‘s-ochtends naar de peuterschool gebracht en toen ik Isobel op de thermolakens met luipaardprint lag te voeden, drong het tot me door dat Hugh niet zoals gewoonlijk tegen mijn rug aan genesteld zijn flesje lag te drinken.

‘Violet, waar is Hugh?’

‘Misschien slaapt hij nog, mevrouw?’

Hij lag roerloos op zijn bed, met glazige ogen en hoge koorts. Hij was zo heet dat hij niet verplaatst kon worden. Ik wist uit ervaring dat de shock hem stuipen zou kunnen bezorgen. Hugh had regelmatig hoge koorts, om de drie weken, om precies te zijn.

‘Het zijn zijn oren zeker weer? Maak de kamer donker, Violet. Leg wat doeken in een emmer koel water, niet koud en niet warm. Wring ze uit en leg ze voorzichtig op zijn lijfje tot ik terugkom. Ik moet naar de Village Spar om Calpol te kopen. Ella heeft vorige week een hele fles opgemaakt en ik ben vergeten nieuwe te halen.’

Toen ik door de Village Spar rende, nam de bedrijfsleider me apart en fluisterde: ‘We hebben de slechte man gevonden die uw tas heeft gestolen, mevrouw Dallas. Hij zat gisteravond in Morning Glory op te scheppen over hoe hij aan zijn biergeld was gekomen. We hebben het bier gedronken dat hij voor ons kocht en daarna zijn we hem naar de bush gevolgd en hebben we hem geslagen tot hij uw tas teruggaf. Ik kan u tot mijn grote vreugde vertellen dat uw rijbewijs er nog in zat.’ Een gewone dag in Afrika.