HOOFDSTUK 4

Op zondagochtend maakte ik me zoals altijd klaar om dienstmeisjesuniformen bij Game te inspecteren.

Will deed uitgesproken narrig.

‘Als ik een eigen auto had, zou ik door de week kunnen gaan, als jij naar je werk bent, Will.’

‘Alsjeblieft, maak je niet zo druk om Violets uniform,’ smeekte hij plotseling. ‘Nu je zwanger bent, zou je op zondagochtend in bed moeten blijven. Naar ontspannende muziek luisteren. Babyvestjes breien. De puzzel in de Weekly Telegraph maken. Voor twee eten. Kruip weer in bed, dan bak ik roerei voor je.’

‘O, hou toch op, schat. Zwangerschap is geen ziekte.’

Ik sprong in zijn bakkie en reed in een wolk rood stof bij hem weg, naar Game.

Ik wilde het niet toegeven, niet eens aan mezelf, maar Wills uitzinnige beslissing niet met me te slapen gedurende mijn zwangerschap veroorzaakte een sterke daling van mijn gevoel van eigenwaarde, en afgezien van smeken probeerde ik alle conventionele verleidingstechnieken die ik maar kon bedenken om hem op andere gedachten te brengen. Ik had mijn camouflagebroek, Hi-Tec-laarzen en grote onderbroek uitgetrokken en naakt voor hem gebraaid. Ik bood aan zijn rug in te zepen in het bad. Ik vroeg hem mijn rug in te zepen in het bad. Gedempte verlichting in de slaapkamer, het hypnotiserende klikken van de tafelventilator, het oorverdovende geluid van de Afrikaanse nacht achter het rieten dak en de openslaande deuren van onze bungalow…

‘Dank je, schat, dat was heerlijk.’ Hij gaf me een kuise zoen en stopte me in. ‘Zal ik nog een kop Horlicks voor je maken om je te helpen in slaap te vallen?’

‘Ik wil geen Horlicks!’ riep ik hem na toen hij zich schijnheilig en sereen terugtrok op de campingmatras in de logeerkamer aan het eind van de gang.

De zondagochtend is iets bijzonders in Botswana. Over de weg hotsend in het bakkie zag ik wel tien kerkgroepjes in de bush. Het groepje in het wit dat in een kring stond, zong en deinde, het groepje in het groen met de badges marcheerde in het gelid. Afrikaanse winterochtenden strekken zich scherp, fel en oneindig uit over het vlakke, dorre land. Ik wuifde naar huisvrouwen die de zondagochtend besteedden aan het halen van water en het wassen van kleding.

In Game krioelde het van de mensen. Vrijdag was er uitbetaald en iedereen had geld; er stonden eindeloze rijen gezinnen met volgestouwde boodschappenwagentjes en rijen bescheiden jonge mannen die een stuk zeep en een tube tandpasta voor de hele maand kochten.

Ik liep regelrecht naar de afdeling Uniformen, maar werd even afgeleid door mijn aanblik in een passpiegel. Wat mankeerde Will? Ik zag er nog net zo uit als altijd: een lange, dunne vrouw met rood haar en te zwaar opgemaakte ogen. Niet mooi, maar wel markant, en beslist goed genoeg om mee te slapen. Zeker als je net met me was getrouwd.

Toen tikte Dorothy me op mijn arm en zei met een bekend accent: ‘God heeft vanochtend tot me gesproken. Hij zei dat ik roze geblokte dienstmeisjesuniformen naast het ondergoed voor grote maten kon vinden. Ik heb er net een voor mijn dienstmeisje gekocht. Je kunt maar beter opschieten, want er zijn er nog maar een paar over.’

Ik had haar nog nooit van mijn leven gezien. Ze was vermoedelijk ouder dan ik, maar niet veel.

En ze droeg aanzienlijk minder make–up; dan ik. Een lange, vrij gewone vrouw in vormeloze safarikledij op afgedragen laarzen.

‘Je bent in verwachting.’

Ik voelde dat ik bloosde. Voor het eerst in vijfentwintig jaar. ‘Is het al zichtbaar?’

‘Alleen voor mij. Ik ben arts in het missieziekenhuis.’

Ze glimlachte, en die glimlach herschiep haar gezicht. Ik zou haar nooit meer gewoontjes vinden.

Toen floepten ze eruit, midden in Game, naast het rek met dienstmeisjesuniformen: de opgekropte woorden die ik niet had kunnen uitspreken.

‘Kunt u me in dat geval misschien zeggen…Is het normaal dat een echtgenoot niet met zijn zwangere vrouw wil slapen?’

Ik werd Dorothy’s patiënt in het missieziekenhuis.

‘Wat is de wereld toch klein!’ zei ik tegen Will. ‘Dorothy heeft me verteld dat ze geneeskunde heeft gestudeerd aan Queens College in Belfast. Ze zat vier jaar boven Camilla. Daarom kwam ze ook naar me toe in Game, ze dacht dat ze me herkende…’

‘Wat doet ze in Botswana?’

‘Ze heeft hier stage gelopen als student en is nooit meer weggegaan. We hebben samen koffiegedronken in het Italiaanse café en ze heeft me gevraagd of ik lid wilde worden van haar leesclub. We komen zondag bij elkaar in het Mokolodi Wildpark…Waarom zou ze niet getrouwd zijn?’

Will keek peinzend. ‘Hoe heette dat boek van jou ook alweer, over die ouwe vrijster die geen man kon strikken en al haar vriendinnen waren wel getrouwd en ze had een naam voor ze bedacht, hoe noemde ze ze? Zelfingenomen Echtgenotes. Word geen Zelfingenomen Echtgenote, Francesca. Het past niet bij je.’

‘Dus je vindt dat ik het haar niet kan vragen?’

‘Ik vind dat je jezelf eerst eens moet afvragen waarom jij pas op je zevenendertigste bent getrouwd. Dan kun je altijd nog beslissen of je je in een wespennest wilt steken.’ Ik volgde zijn raad op.

‘Je man lijdt aan het madonna⁄hoercomplex,’ legde Dorothy uit. ‘Kijk niet zo bang! Het is niet dodelijk! Als het pas begon toen hij hoorde dat je zwanger was, komt het allemaal weer goed als de baby er is.’

‘Ik begrijp het niet. Madonna? Hoer? Misschien valt hij gewoon niet meer op me.’

‘Dat betwijfel ik! Geef de schuld maar aan Freud: die zegt dat mannen die in hun vroegste jeugd zijn afgewezen door hun moeder, een moederfiguur als echtgenote zoeken. Wanneer ze de ideale vrouw hebben gevonden, aanbidden ze die, maar weigeren met haar te slapen…Je bent zwanger en Will heeft je op een voetstuk gezet. Ergens is het wel vleiend…’

‘Het is alleen vleiend als hij niet elders op zoek gaat naar seks.’

‘Dat laat jij vast niet gebeuren,’ zei Dorothy, en ik meende spijt in haar stem te horen.

We wonden er geen doekjes meer om in ons huwelijk.

Op zondagochtend maakte ik me klaar om naar de leesclub te gaan.

‘We zouden na de lunch een safaritocht kunnen maken. Een van de leden van de club is opzichter in het reservaat.’

Will trok een chagrijnig gezicht. ‘Kun je niet gewoon bij mij thuis blijven? Dit is mijn enige vrije dag.’

‘Ik blijf bij je als je met me naar bed gaat.’ Geen seks. Ik ging naar de leesclub.

Barbara was een kleine, mollige vrouw met blond kroeshaar in een leuke zomerjurk en op sandalen met hoge hakken.

‘Ik ben niet altijd wildopzichter geweest,’ zei ze met een lach. ‘Ik was vroeger tandarts. Ik werkte in Harare, ik had een fijne, goedlopende praktijk, een prachtig huis en een duurzame relatie, maar op een dag werd ik wakker en besloot dat ik nooit meer in een mensenmond wilde kijken, dus ben ik naar Botswana gegaan en heb ik een opleiding tot wildopzichter gevolgd.

Margaret was diplomaat bij de Britse ambassade. Voor haar benoeming in Botswana had ze in China en in het Midden-Oosten gewerkt. Haar korte broek zat keurig in de plooi, haar rode nagellak bladderde nergens en aangezien ik jarenlang de etalages van taxfreeshops had bekeken, wist ik dat het onopvallende sjaaltje om haar nek een Hermès was. Ze was nogal imposant, tot ze haar boek op tafel smakte en luid met haar bekakte Engelse stem vroeg: ‘Kan iemand me alsjeblieft vertellen wat een ‘Brazilian’ is?’

Aantrekkelijke, hoogopgeleide vrouwen van in de veertig. Als ik niet met Will was getrouwd, was ik er ook eentje geweest.

We besloten elke week bij elkaar te komen om te bespreken wat we aan het lezen waren. We spraken af dat we samen zouden gaan tennissen bij het Sun Hotel tot ik onhanteerbaar zwanger was. Ik zou elke zondag met hen naar de kerk gaan om met God te zingen.

Het was niet beter dan seks met mijn echtgenoot, maar het was beter dan niets.

Dankzij Dorothy, Margaret en Barbara ontwaakte ik uit mijn freewheelende tijdloosheid. Ik kocht een aftandse Range Rover van het Mokolodi. Toen ik eenmaal zelf een auto had, kon ik kwekerijen bezoeken met Violets vriend Charles, die me adviseerde en alles voor me op mijn erf plantte.

‘Bougainvilledoorns zijn beter dan schrikdraad. Schrikdraad werkt niet als er geen stroom is. Een dief kan makkelijk binnendringen en je beroven wanneer je geen licht hebt om hem te zien en geen geweer om hem neer te schieten.’

Het duurde niet lang of ik kocht een boek over tuinieren en als Will uit zijn werk kwam, trof hij mij achter mijn boek, in beslag genomen door het paringsgedrag van pompoenen en bataten.

‘Francesca, leg dat boek weg. Ik ben thuis.’

‘Ik leg het boek weg als je met me naar bed gaat.’

Geen seks. Ik bleef lezen.

‘Margaret heeft me vanmiddag een ongelooflijke winkel laten zien. Het staat er propvol Rhodesische teakhouten meubelen! Ik heb een eettafel voor tien personen besteld—met tien stoelen natuurlijk!’

‘Francesca, er komt een lading van een ton uit het Midden-Oosten voor je!’

‘Seks zou goedkoper zijn, Will.’

Nog steeds geen seks. Ik zou de inzet moeten verhogen.

‘Barbara wil met me naar het neushoornreservaat in Serowe. Ze zegt dat het licht kamperen is, zodat ik kan wennen. We slapen in een chalet en er zijn washokken en we hoeven zelfs geen haardhout mee te brengen, want daar wordt voor gezorgd. We gaan neushoorns opsporen met een gids. Wist je dat het verschil tussen de witte en de zwarte neushoorn bijna niet te zien is omdat ze allemaal grijs zijn en allemaal zo groot als een auto? Maar het schijnt dat de jongen van de witte neushoorn voor hun moeder uit rennen, zoals blanke kinderen door hun moeder in een buggy worden geduwd, en de jongen van de zwarte neushoorn volgen hun moeder, zoals Afrikanen hun kind op hun rug dragen.’

‘Hoe wordt het jong van een neushoorn genoemd?’ vroeg Will vals.

Ik wist het niet.

‘Als je met me naar bed gaat, blijf ik thuis.’

Nog steeds geen seks. Ik ging met Barbara naar Serowe.

‘Wat heb je voor stinkspul in je haar?’

‘Een speciale conditioner tegen een of andere haaraandoening die verband houdt met stress. Daar lijd ik aan doordat mijn man niet met me wil slapen.’

‘Francesca, we zijn hier in de Afrikaanse bush, hoor. Geen mens let erop of je gestrest haar hebt.’

En er lette ook niemand op een gestreste echtgenote. Zonder duidelijke reden was ik opeens aan het eind van mijn Latijn en liet mijn bravoure me in de steek; ik draaide me op mijn hakken om en liep bij hem weg, naar de pompoenbedden. Ik had een enorm brok in mijn keel en ik was misselijk. Misschien had mammie gelijk. Misschien was een vakantieromance geen garantie voor een gelukkig, geslaagd huwelijk. Misschien had ik niet in een opwelling naar Botswana moeten gaan met een Zimbabwaanse aannemer van middelbare leeftijd. Was er geen liedje over een wanhopige vrouw van zevenendertig?

Will bracht me een kop thee.

‘Voordat je het vraagt: ik heb het water gekookt. Ik heb twee theezakjes in de pot gehangen. Ik heb de theepot helemaal suf gekookt op het gas. En ik heb verse melk gebruikt.’

Ik nam een slokje om hem een plezier te doen. ‘Het smaakt afschuwelijk.’

Ik had het nog nooit eerder afgezoend met een man.

‘Het is niets voor jou om de moed te verliezen,’ zei Will. ‘Jij bent de piloot die uit het zuiden van India opsteeg met een landingsgestel dat bleef steken—je zat vierenhalf uur in de lucht met het vooruitzicht van een noodlanding in het Midden-Oosten…’

‘En jij bent de man die op Seeb International Airport op me wachtte, en toen je hoorde dat we moesten uitwijken naar Abu Dhabi voor de noodlanding, sprong je in de auto en reed de hele nacht door de woestijn naar Abu Dhabi. Om er voor me te zijn.’

‘Ik dacht dat je dood was. Ik had nooit gedacht dat je die 767 veilig aan de grond zou krijgen. Ik bleef maar wachten op het laatste nieuws op de radio: Piloot, bemanning en tweehonderd passagiers omgekomen…

‘Maar je kwam toch.’

De maanden verstreken. Ik legde me geleidelijk neer bij de crisis van een seksloze zwangerschap. In november kwam mijn lading en dankzij mijn kruiwagens en Margarets contacten bij de ambassade kregen we telefoon, een wasmachine, een betere gasvoorziening en een plafondventilator in onze slaapkamer. Maar nog steeds geen seks.