HOOFDSTUK 20

Er is geen enkel excuus voor wat ik Sam Dawson heb aangedaan. Het was laag, gemeen en verachtelijk en het feit dat hij me vergaf, bewijst dat liefde niet alleen blind is, maar ook eeuwig optimistisch.

Camilla zegt dat ik wraak nam. Hem een lesje leerde. De rollen omdraaide. Noem maar een cliché. Maar Camilla is dan ook altijd geobsedeerd geweest door Sams onvermogen alle meisjes op te geven en het bij eentje te houden. Of misschien is ze altijd geobsedeerd geweest door Sam.

Sam en ik besloten op tweede kerstdag te trouwen, want het was ons opgevallen dat als je mensen vroeg hoe ze de kerstdagen hadden doorgebracht, ze altijd zuchtten en zeiden: ‘Heel rustig.’ We dachten dus, met de arrogantie van de jeugd, dat als we op tweede kerstdag gingen trouwen, iedereen iets zou hebben om over te praten. Onze wens ging in vervulling. Er was geen bruiloft, maar iedereen heeft het er nog steeds over.

Het was heel leuk om te gaan trouwen. Er waren veel aangename dingen om over na te denken. De dienst bij kaarslicht. Mijn witsatijnen, met bont afgezette bruidsjurk. De bruidstaart. Limousines met chauffeur. Muziek in de kerk. En natuurlijk de superhuwelijksreis om het af te maken.

En we moesten heel veel beslissingen nemen. Moest de kerstboom in First Derryrose smaakvol of in kerstsfeer worden opgetuigd? Moesten we kerstliedjes of toepasselijke psalmen zingen? (Ik wilde ‘Strijd de goede strijd’, maar dat vond mammie niet gepast.) Moest ik een bruidsboeket of een mof dragen?

‘Komt Sam Dawson in jacquet of verkleedt hij zich als de Kerstman?’ vroeg tante Gr ace.

In september waren de trouwplannen rond. We moesten alleen onze geheel verzorgde huwelijksreis nog boeken. Ik liet de reisgids aan tante Grace zien.

‘Twee weken op de Malediven. In een houten bungalow op stelten boven een groene lagune in een vakantieoord dat Paradise heet.’

‘Heel fotogeniek,’ snoof tante Grace. ‘Heb je het al aan Alex laten zien?’

‘Alex?’

‘Hij reed een halfuurtje geleden langs. Hij zei dat hij ging kijken of er vossen zaten in de bosjes aan het eind van de laan.’

Toen Alex me net de bons had gegeven, smachtte ik nog naar hem, dus ging ik elk weekend naar Derryrose in de hoop hem toevallig tegen te komen. Ik zag hem soms langs de laan van tante Grace rijden. De paar keer dat hij stopte, worstelden we met beleefd, oppervlakkig gebabbel.

Het smachten ebde geleidelijk weg en al snel had ik het zo druk met het doorkruisen van Europa met Sams vakantie-club dat Alex werd opgeborgen in een met herinneringen gevoerde doos met onbevredigde tienerpassie op het deksel.

‘Ik denk niet dat Alex geïnteresseerd is in mijn plannen voor mijn huwelijksreis.’

Zoals gebruikelijk begon de doos echter te rammelen bij het noemen van zijn naam en opeens werd ik nerveus.

‘O, Francesca, toe!’ zei tante Grace, die opeens boos was.

‘Ik heb me heel lang tot het uiterste ingespannen om mijn ondeugende neus niet in jouw liefdeszaken te steken, dus laat ik het je deze ene keer op een briefje geven en het er dan nooit meer over hebben: Alex Flood heeft zo’n vierhonderd hectare parklandschap om paard te rijden, maar als jij hier bent, hangt hij steevast rond in de bosjes aan het eind van mijn laan.’

Ik stapte net in mijn elegante nieuwe BMW, een cadeautje van Sam, toen ik Alex aan het eind van de laan zag rijden. Een flits van hem op een grijs paard, als een hersenspinsel.

De laatste woorden van tante Grace—‘Er hebben nooit vossen in de bosjes aan het eind van de laan gezeten’—weergalmden nog in mijn oren.

Voordat ik de kans kreeg om diep adem te halen en me te vermannen, sprong het deksel van de doos en vlogen Sam en de bruiloft mijn hoofd uit. Ik zette de jacht op Alex Flood in in mijn elegante nieuwe BMW en dreef hem in het nauw.

Hij was afgestapt en stond stil in de bosjes. Hij keek naar me. Ik stapte uit. De zomer was voorbij en het regende. Ik was zo dom geweest een roze zomerjurk aan te trekken en sandalen met dunne zolen die ik goedkoop aan het eind van de uitverkoop had gekocht. Na vandaag zouden ze netjes worden opgeborgen tot mijn huwelijksreis.

Onze ogen vonden elkaar boven het drassige kreupelhout. Alex liep naar me toe. Zijn ogen hadden de kleur van zijn oude jas. Mijn mond was kurkdroog, mijn maag verkrampte en mijn hart klopte uitzinnig. Naar de hel met brandnetelsteken en schrammen van bramen—ik glipte zonder te aarzelen door het hek met prikkeldraad. De magneet die me achter hem aan over stenen muren en door greppels had getrokken toen we nog samen paardreden, trok me nu door het doorweekte struikgewas naar hem toe.

Tegen de tijd dat we elkaar tegemoet waren gelopen, waren mijn malle, mooie sandalen geruïneerd door de modder en was mijn zomerjurk bijna doorschijnend van de regen.

‘Ik geloof dat een gelukwens op zijn plaats is,’ zei Alex. ‘Ik heb van Grace gehoord dat je met Sam Dawson gaat trouwen. Die vent die je vroeger Slappe Sam noemde. Wat fijn voor je! Word jij ook mevrouw Dawson van de dokter, of word je mevrouw Dawson van de dokter junior of mevrouw junior Dawson van de dokter?’

Hij was jaloers. Het stond met koeienletters op zijn voorhoofd. De geur sloeg van zijn huid af. Als ik hem kuste, zou ik het proeven. Die dag wist ik heel zeker dat hij niet op de vlucht zou slaan als ik hem aanraakte.

‘We trouwen op tweede kerstdag,’ zei ik. Om hem te testen. Om hem te pesten.

‘Ik ga op tweede kerstdag jagen.’

Ik was zo zenuwachtig dat ik niet eens kon glimlachen. Mijn hart bonsde zo luid dat ik het beven van mijn stem niet kon horen. Met neergeslagen ogen en rillend van de regen en de adrenaline zei ik: ‘Ik ben hier niet om je voor een bruiloft uit te nodigen. Heb je een paspoort, Alex?’

Later die middag boekte ik een geheel verzorgde veertiendaagse vakantie op de Malediven. In een houten bungalow op stelten boven een groene lagune in een vakantieoord dat Paradise heette. De reizigers waren Francesca Simms en Alex Flood en we vertrokken de volgende dag.

‘Dat kun je niet maken,’ zei Camilla.

‘Wat niet?’

‘Je kunt onmogelijk naar de Malediven gaan met Alex Flood in plaats van met Sam.’

‘Welke Sam?’

Emma zette haar theekop met een klap neer. Ik had haar mee naar binnen genomen en thee voor haar gezet omdat het me beschaafder leek met huiselijke dingen bezig te zijn als water opzetten, thee in de pot doen en aan de melk snuffelen. Het alternatief was buiten op de stoep gedetailleerd verslag doen van mijn verhouding met haar echtgenoot. Ik had haar ook kunnen vertellen dat ze zich met haar eigen zaken moest bemoeien, want Alex Flood en ik waren jaren voordat zij hem leerde kennen naar de Malediven geweest, en misschien had ik dat wel gedaan als die foto er niet was geweest, die nu beschuldigend tussen ons in op de keukentafel lag.

‘Camilla heeft die foto genomen. Ze heeft ons naar de luchthaven gebracht en die foto van ons gemaakt voordat we weggingen. Zij zal hem wel aan Alex hebben gegeven.’

Emma had tot dan toe zwijgend geluisterd, maar nu onderbrak ze me. ‘Ik geloof je niet.’

‘Geloof je niet dat Camilla die foto heeft genomen?’

‘Ik geloof niet dat je voor Alex koos terwijl je dokter Dawson had kunnen hebben. Ik weet wel wie ik had genomen, en dat is niet mijn echtgenoot.’

‘Ik geloof dat Sam er ook van stond te kijken. Hij zei: ‘De beste wensen, Francesca. Ik had altijd gedacht dat Alex Flood homo was.’’

‘Je weet dat ik het was, hè?’ zei Camilla op de luchthaven. ‘Ik heb geprobeerd je te verleiden toen we zeventien waren.’

‘Ja, dat heb ik altijd geweten.’

‘Weet je ook dat ik het gerucht heb verspreid dat je homo was?’

‘Ja, dat weet ik ook.’

‘Heb je geen pesthekel aan me?’ vroeg Camilla nieuwsgierig.

‘Ik geef helemaal niets om je, Camilla, wat je ook over me zegt,’ zei Alex, wat volgens mij het gemeenste, meest kwetsende was dat iemand ooit tegen Camilla heeft gezegd.

‘Ik heb nog nooit in een vliegmachine gezeten,’ zei ik om van onderwerp te veranderen.

‘Vliegtuig,’ verbeterde Alex.

Camilla werd opeens hatelijk. ‘Je vindt het vast leuk. Je zult het wel herkennen. Opstijgen voelt net als op een op hol geslagen paard zitten.’

Camilla had gelijk. Ik vond vliegen leuk. Met Sams vakantie-club had ik altijd per trein, boot en bus gereisd. Pas nu drong het ten volle tot me door wat ik mijn hele leven had gemist. Na vijf minuten in mijn eerste vliegtuig (de Airbus 320 naar Heathrow) wist ik dat ik piloot wilde worden.

‘Ik zou maar wat graag piloot willen zijn,’ fluisterde ik tegen Alex toen we door de vochtige wolken boven Aldergrove braken en het verblindende zonlicht in vlogen.

Alex bromde onverschillig. Hij had een groot deel van zijn onorthodoxe jeugd, het deel vóór hij naar de veilige beslotenheid van de kostschool was gestuurd, doorgebracht met lange vakanties overzee met zijn moeder (Millie Mouse, de Lijdzame Echtgenote), terwijl de grote boze rampetampende Bobby Flood op tournee was met Achilles Heel.

‘Volgens mij wordt het saai op den duur. Een piloot is weinig meer dan een verheerlijkte buschauffeur.’

Het kon me niet afschrikken. Ik liet hem met zijn neus in zijn boek zitten, posteerde me in de cockpit en bracht het grootste deel van de lange, rechtstreekse vlucht van Londen naar Colombo door met het bewonderen van het bedieningspaneel van de Boeing 767 en het stellen van vragen aan de gezagvoerder en de copiloot. Tegen de tijd dat Alex en ik in ons derde toestel stapten, een stokoude Tristar die letterlijk afgeladen was met Europese vakantiegangers, voor de vlucht van Colombo naar Male (de hoofdstad van de Malediven) was ik vastbesloten mijn cv naar Ex-Pat Air te sturen.

‘De gezagvoerder zei dat dat de beste maatschappij van de wereld is om bij te werken. De mooiste bestemmingen. De meeste extraatjes,’ zei ik toen we onze handbagage in de ruimtes bovenin stopten. ‘Het hoofdkantoor zit in Londen, maar ze vliegen vanuit het Midden-Oosten, dus je salaris is belastingvrij, en ze vliegen over de hele wereld. De gezagvoerder was deze maand alleen al in New York, Manilla en Colombo geweest. Manilla is de hoofdstad van de Filipijnen, mocht je het nog niet weten. Je moet minstens vwo hebben gedaan om toegelaten te kunnen worden, maar je hoeft geen vliegervaring te hebben, en ze zoeken momenteel nieuwe mensen…’

Ik brak mijn zin af, plotseling gegeneerd, toen een grote vrouw met een strohoed zich langs ons probeerde te persen en ik tegen Alex aan werd gedrukt. Ik rook zijn warme huid door de verfijnde dunne katoen van zijn overhemd heen. Ik had Alex nooit anders dan in rijbroek en met zijn oude jas aan gezien, en ik besefte opeens dat ik hem met zijn rubberlaarzen aan leuker vond. Als hij er net zo uitzag als de rest van de vakantievierende mensheid, wist ik me niet zo goed raad met hem.

Zelfs toen Camilla die stomme foto had gemaakt waarop we elkaar kusten, had ik op het laatste moment mijn hoofd gedraaid. Hij kust mijn oor per ongeluk, niet omdat hij het wilde.

Alex gooide zijn boek naar me toe. ‘Lees dit eerst maar voordat je besluit dat je piloot wilt worden. Hij stortte neer en verbrandde.’

Ik keek naar het omslag. ‘Net goed. Hij vloog weg met de vrouw van een ander.’

‘Net als ik,’ zei Alex zacht.

We waren dus allebei verlegen, we zetten allebei ons beste beentje voor en we bleven maar onze verontschuldigingen aanbieden. Ik kleedde me zelfs om in de badkamer. En hoewel er maar één bed in de houten bungalow stond, was het immens groot en was er absoluut geen kans dat we midden in de nacht toevallig tegen elkaar aan zouden rollen en elkaar aanraken. De spanning was bijna ondraaglijk. Diep vanbinnen wilde ik wenen, knarsetanden en de haren uit mijn hoofd trekken, maar vanbuiten zei ik: ‘Kun je de broodjes even aangeven, alsjeblieft?’

Als je niet vrijt, is er weinig te doen op de Malediven. Op de tweede dag namen we een stuiterende boot naar een duikplateau aan de rand van de atol.

‘Dat ziet er niet al te veilig uit,’ zei Alex pessimistisch en profetisch, maar hij was onder de indruk van het koraal. Het was het mooiste wat hij ooit had gezien en hij had nog nooit vanaf zo’n hoog plateau gesnorkeld. Ik had helemaal nog nooit gesnorkeld, ik was geen uitmuntend zwemmer en ik had me van meet af aan een stuk veiliger gevoeld als Alex mijn hand had vastgehouden, maar ik raakte al snel bedreven in watertrappelen met zwemvliezen aan en zout water uit mijn ademhalingsslang spugen. We zwommen in kringen rond en wezen naar dingen: een rode zeester, een enorme geel met zwart en witte klipvis en psychedelische paars met groene papegaaivissen. Net toen ik besloot een sarong bedrukt met ‘vissen van de Malediven’ bij de vakantiewinkel te kopen, betrok de lucht plotseling en spatten er grote, koude regendruppels op het warme wateroppervlak.

‘Een tropische storm,’ zei Alex. ‘Hij is zo snel gekomen dat ze de boot niet meer naar ons toe hebben kunnen sturen. Misschien waait het wel over…’

Ik volgde hem, weg van het fascinerende koraal, en klampte me op zijn aanraden vast aan het duikplateau.

‘Het is vast heel stevig,’ zei Alex bedaard, ‘maar als er iets gebeurt, moet je met de stroom mee zwemmen. De storm blaast ons naar het eiland.’ Het klonk niet echt geruststellend, want het eiland was onzichtbaar door de grijze, striemende regen.

‘Hou je goed vast,’ zei Alex en zelfs toen, toen de storm toesloeg en ik heen en weer werd geslingerd in de hoge golven, onromantische hoeveelheden zeewater binnenkreeg, probeerde niet in paniek te raken en het onaangenaam koud kreeg, raakte hij me niet aan.

De storm waaide net zo snel over als hij was opgekomen en de stuiterende boot naderde weer vanaf het vakantieoord. Doorweekt en verfomfaaid strompelde ik langs de eetzaal, waar alle anderen opgefrist in schone kleren zaten te lunchen.

Toen we weer in de houten bungalow op stelten boven de groene lagune waren, zei ik beleefd: ‘Als jij je wilt omkleden voor de lunch, wacht ik wel buiten,’ en ging op het terras zitten. Mijn benen bibberden. Ik had het zo druk gehad met mijn hoofd boven het koude water houden toen we ons tijdens de storm aan het plateau vastklampten, dat ik nu pas merkte hoe bang ik was geweest.

Later heb ik van optimisten gehoord dat de verdrinkingsdood best prettig is. Je hele leven trekt aan je voorbij terwijl je longen zich met zeewater vullen.

Dikke tranen welden in mijn ogen op en drupten geluidloos over mijn gezicht.

Opeens zat Alex op zijn knieën voor me. Hij sloeg een handdoek om me heen, streek mijn natte haar uit mijn gezicht en pakte mijn handen.

‘Het spijt me vreselijk,’ zei ik. ‘Ik heb je helemaal hierheen gebracht en nu besef ik dat ik het niet kan. Ik dacht dat ik het kon, maar ik kan het niet.’

‘Ik ook niet,’ ze hij en hij begon mijn handen te kussen. Geen ouderwets hoffelijke, aseksuele kussen van lippen die vluchtig vingertoppen beroeren, maar warme, vochtige kussen op mijn handpalmen, die me zo’n schok bezorgden dat het voelde alsof ik tegen schrikdraad was opgelopen.

‘O,’ zei ik zwakjes. Al zou mijn leven ervan afhangen, ik had mijn handen niet kunnen lostrekken.

‘Dus toen wist je dat hij geen homo was?’ zei Emma.

‘Ik had altijd al geweten dat hij niet aseksueel of homo was.’ Ik glimlachte bij de herinnering. ‘En ik had altijd geweten dat hij op me viel…’

Na al die jaren smachten en alle romantische fantasieën over hoe het zou zijn met hem, moest de eerste keer wel harkerig en onbevredigend zijn. Een teleurstelling. Onze tanden botsten op elkaar toen we kusten, hij prikte me in mijn oog toen hij mijn badpak uittrok, ik bleef maar rillen en hij hield zijn ogen stijf dicht tot het achter de rug was.

En toch was het hartstochtelijk, primitief en spontaan. Het was mooi. Daarna lagen we samen op de harde vloer van de houten bungalow op stelten boven de groene lagune, elkaar alleen met onze vingertoppen aanrakend en zonder ook maar iets te zeggen.

Ik ontdekte Sam in de aankomsthal van Aldergrove voordat hij mij zag. Hij had de oude Barbour-jas aan die we samen vies hadden gemaakt. Wat deed hij op de luchthaven? Hij kreeg me in het oog en zwaaide enthousiast. ‘Francesca! Ik kom je afhalen.’

‘Hoe wist je wanneer ik aankwam?’

‘Ik heb het aan Camilla gevraagd. Je vindt het toch niet erg?’

Ik zag Alex in de massa verdwijnen. Nog maar een minuut eerder hadden we elkaars hand vastgehouden. Twee minuten eerder hadden we elkaar bij de bagagecarrousel gekust. Ik voelde zijn lippen nog op de mijne, zijn ruwe zwarte stoppels op mijn wang. Hij liep bij me weg, heel lang, kaarsrecht en met geheven hoofd. Zijn zwarte haar glom in het felle tl-licht van de aankomsthal. Ik deed mijn mond open om te roepen: ‘Alex, kom terug en rij ook met Sam mee!’ Maar de woorden bleven ergens tussen mijn hart en mijn mond steken.

Ik reed met Sam mee naar huis. Ons huis in Belfast. Al mijn spullen waren er nog en hij had voor ons gekookt. Zijn lekkerste lasagne met bonen door het vlees. En aardappels. Ik voelde een zekere mate van genegenheid voor hem, de oetlul.

De meeste mannen zouden jaloers en boos zijn geweest, of zelfs ontroostbaar. De meeste mannen zouden ervoor hebben gezorgd dat zij mij de bons gaven voordat ik de kans kreeg het uit te maken. Maar Sam was de meeste mannen niet. Het mooie van Sam, het bewonderenswaardige, was dat Sam wist hoe hij klappen moest geven, maar ook kon incasseren. Hij had maagden onteerd, ‘kippetjes geplukt’, sinds we verkering kregen. Waarom zou zijn verloofde dan niet met een andere man op vakantie mogen?

‘Je hebt me een lesje geleerd,’ zei Sam. ‘Kom alsjeblieft bij me terug, dan zal ik nooit meer naar een andere vrouw kijken. Kom nu terug. Laten we het vergeten. Het is nooit gebeurd.’

Maar ik kon niet terugkomen. We verbraken de verloving en ik gaf hem zijn robijn terug. Ik vertrok uit het huis in Belfast en hij nam een huurster, een heel knap blond meisje. We bleven vrienden.

Mammie probeerde zich kranig te houden.

‘Ja, zo gaat dat tegenwoordig. Een verbroken verloving stelt niets meer voor, vandaag de dag. Ze had haar trouwgeloftes toch nog niet afgelegd? Als je twijfelt, kun je beter niet trouwen. En mevrouw Dawson van de dokter wil nog steeds mijn vriendin zijn…’

Ik zag echter zoveel leed en gekwetste trots op haar gezicht dat ik uiteindelijk maar bij tante Grace ging wonen.

Tante Grace raadde me aan me koest te houden tot de geruchtenmolen tot stilstand was gekomen.

‘Ik begrijp niet waar iedereen zich zo druk over maakt. Je hebt toch geen moord gepleegd? Waarschijnlijk heb je Sam Dawson een dienst bewezen; hij is net in de Ulster Tattler tot meest begeerlijke vrijgezel uitgeroepen. Alweer.’

Camilla had bewondering voor me. ‘Als je niet van hem houdt, moet je niet met hem trouwen.’ Het inspireerde haar ertoe Adam Robinson te verlaten.

Mammie durfde de deur niet meer uit.

Alex zocht niet één keer contact met me. Zelfs niet toen tweede kerstdag was gekomen en gegaan zonder dat ik met Sam was getrouwd. Hij liep gewoon door, mijn leven uit. Lady Millicent vertelde tante Grace dat hij naar Tipperary was gegaan om als jagermeester te werken.

‘Het was een buitenkansje.’

Het is een lange, lange weg naar Tipperary.

Ik hield me verstopt in het huis van tante Grace, waar ik mijn schaamte koesterde omdat ik al mijn voorzichtigheid overboord had gezet en aan de grond was gelopen. Ik kon niet eten, ik kon niet slapen, ik kon niet eens huilen.

Tante Grace zei: ‘Denk je niet dat het beter is om liefde te hebben gekend en verloren dan om helemaal geen liefde te hebben gekend?’

‘Nog niet.’

Onze twee weken samen op de Malediven hadden nooit gebeurd kunnen zijn.

Ik verbrandde alle foto’s en solliciteerde bij Ex-Pat Air als piloot.

Toen ik bij Ex-Pat Air ging werken, trouwde Sam met Camilla.