HOOFDSTUK 16

Het nieuws van het overlijden van tante Gr ace ging als een lopend vuurtje rond. Tegen theetijd zat haar huis vol dames van de Presbyteriaanse Vrouwenvereniging die theezetten en op hun tenen over de ondeugdelijke vloerbedekking in de slaapkamer liepen om afscheid te nemen van mijn tante, die sereen en onaantastbaar in haar grote bed lag, met een bosje wilde bloemen tussen haar dode vingers.

‘Het arme oude mensje,’ zeiden ze vriendelijk en toegeeflijk over de ‘Hellraising Woman’. ‘Na de laatste keer is ze niet meer de oude geworden.’

Mammie was over haar toeren en had het veel te druk met het pietluttig rangschikken van broodjes ham, porseleinen kopjes slappe thee en baksels, en dan moest ze ook nog eens haar vriendinnen lady Millicent en mevrouw Dawson van de dokter commanderen.

‘Lady Millicent, wil je alsjeblieft de vloer van de salon aanvegen voordat de grote drukte begint en een rij eetkamerstoelen bij het raam zetten? Mevrouw Dawson van de dokter, wil je opletten of de worstenbroodjes in de Aga niet aanbranden?’ Ze wierp een blik op mij, ontblootte haar tanden en grauwde: ‘Wat heb jij daar in hemelsnaam aan?’

‘Tante Grace vond hem mooi.’

‘Tante Grace is dood. Hoe haal je het in je hoofd? Je kunt niet tijdens haar wake thee serveren in een roze jurk. Je bent een vrouw van middelbare leeftijd, Francesca. Je bent een moeder van drie kinderen. Ik hoor de roddels al: vanachteren lyceum, van voren museum.’

‘Er kijkt toch geen mens naar me.’

‘Iederéén kijkt naar je. Als je niets geschikts hebt, verzoek ik je snel naar de pastorie te rijden en iets uit mijn kast te pakken.’

Will las altijd het liefst artikelen in de Weekly Telegraph over expats uit het westen die een cursus krijgen van multinationals wanneer ze van kantoor en land verhuizen. Will raadt graag wat die scholing inhoudt: de valutaverschillen, de variatie in weerpatronen, misschien de locatie van internationale scholen voor de kinderen.

‘Doe niet zo verwaand,’ las ik hem de les. ‘Dat jouw ouders nou toevallig pioniers waren, zegt niets!’

‘Niet alleen mijn ouders. Toen jij piloot werd bij Ex-Pat Air, wist je toch ook niets van het Midden-Oosten?’

Ik dacht diep na. ‘Eigenlijk niet nee, geloof ik. Ik was nog maar één keer eerder overzee geweest. Twee weken op de Malediven. En dat was een verzorgde vakantie, dus dat zal wel niet tellen.’

‘En toch stapte jij op je vierentwintigste zónder cursus in het vliegtuig en maakte je een vlucht van zeven uur naar de andere kant van de wereld om aan een nieuwe baan bij een nieuw bedrijf te beginnen, in een nieuw land.’

‘Het was een avontuur. Als ik een cursus had gevolgd, was ik misschien niet gegaan.’

Ik las zelf altijd liever de artikelen in de Weekly Telegraph over de expats die een cursus moesten volgen voordat ze naar huis gingen, aangezien de wereld meestal doordraait als jij niet oplet. Tenzij je natuurlijk terugkeert naar South Derry. Ik was nu iets meer dan een etmaal thuis en voor zover ik het kon bekijken, was er absoluut niets veranderd in de zestien jaar van mijn afwezigheid. Mijn moeder droeg nog steeds haar groteske Schotse Black Watch-rok en blouse met ruches, haar vaste kostuum bij wakes en de zondag van de herdenking van het eind van de Eerste Wereldoorlog. Camilla noemt het haar ‘doodskleren’. Er zijn nog krantenfoto’s van de begrafenis van oom Denis en Naomi, dertig jaar geleden, waarop ze die kleren aanheeft.

In de pastorie aangekomen belde ik Camilla op.

‘Tante Grace is overleden. Haar wake slingert heen en weer tussen subliem en potsierlijk. Boven hebben we Hellraising Woman en de geur van wiet, gemaskeerd door lelies, en beneden is het een warboel van nijvere arbeid en vrome aanstellerij. Ik moet in mammies mooiste donkerblauwe terlenka jurk bij de voordeur staan om de rouwenden te begroeten en ik heb recente foto’s van Frank en Philip gekregen, zodat ik ze kan herkennen.’

Na de Vrijmetselaars Kostschool voor Jongens was Frank bij de Royal Irish Rangers gegaan. Ik dacht dat ik hem een keer op tv had gezien voorafgaand aan de strijd om Basra in Irak, maar toen ik tante Grace belde om het haar te vertellen, zei ze dat ik luitenant-kolonel Tim Collins waarschijnlijk voor hem had aangezien. Philip diende bij de RAF als fotograaf en was inmiddels officier.

‘Ik hoop dat de ziel van tante Grace nog in de buurt zweeft, dan kan ze alles zien en liefdevol grinniken,’ zei ik.

‘Ja, fijn,’ zei Camilla. ‘Moet je horen, Francesca, ik krijg de Range Rover niet aan de praat. Wat zou ermee zijn, denk je?’

‘Dat moet je aan Will vragen. Will houdt de Range Rover op de weg. Hij is zeker nog niet terug?’

Will was in het Zimbabwe van de jaren zeventig opgegroeid, toen het daar nog het Wilde Westen was. Vanwege de sancties waren er geen nieuwe auto’s en geen reserveonderdelen. Will mocht graag snoeven dat hij zijn eerste Anglia zelf in elkaar had gezet met plakplastic en wc-rolhouders en dat hij ermee naar de universiteit in Zuid-Afrika was gereden met vijf vrienden die allemaal hadden meebetaald aan de benzine.

Ik kreeg heimwee bij de gedachte aan Will, maar daar zou ik me overheen moeten zetten.

‘Wills bakkie staat op het vliegveld. De reservesleutels liggen in een koektrommel in de keuken. Als je het lief vraagt, wil Dorothy je wel naar het vliegveld brengen…’

De wake kwam op gang. Sir Bobby liet zich onwillig wegslepen bij een schaal toffeezandgebak om buiten het parkeren in goede banen te leiden.

Er kwam een bus vol rouwenden aan. ‘Ik begin te begrijpen waarom uitvaartcentra zo populair zijn geworden,’ zei mammie.

‘Moeten Camilla en ik jou naar een uitvaartcentrum sturen?’

‘Over mijn lijk.’

Ze wachtte geduldig tot ik Paddy Murphy had begroet, een vrijgezel en professioneel wakebezoeker die de volgende avond vermoedelijk zou terugkomen voor nog een gratis lading broodjes en krentenbollen.

‘Ga maar boven bij tante Grace zitten. Ik zal pappie moeten vragen meer theezakjes te halen.’

Iedereen heeft zijn eigen manier om te rouwen, en niet elke manier is even aangenaam. Pappie was de jongste van zes kinderen en tante Grace de oudste, en aangezien zijn moeder kort na zijn geboorte was overleden, had tante Grace mijn vader grootgebracht. Tante Grace was degene die had verordonneerd dat hij geestelijke zou worden, zij had hem aangespoord theologie te gaan studeren en zij had bij First Derryrose gelobbyd om hem daar als dominee te laten beroepen. Tante Grace was de enige moeder die pappie ooit had gekend.

‘Ze heeft opgeschreven wat ik bij de dienst moet zeggen.’ Hij wuifde knorrig met wat gekreukte, vlekkerige vellen papier naar me en veegde een slinkse traan uit zijn ooghoek. ‘Maar ze heeft een verschrikkelijk handschrift en zo te zien heeft ze erop geknoeid en ik kan de helft niet ontcijferen. Je zou toch denken dat ze in dit tijdperk een computer gebruikt zou hebben.’

Toen ik zat te proberen de begrafenisdienst van tante Grace te lezen, kwam lady Millicent haar schoondochter aan me voorstellen.

Emma Flood was klein en donker. En uiteraard was ze heel knap. Alex en ik hadden geen contact meer gehad sinds ik naar Ex-Pat Air was gegaan, maar dankzij de Presbyteriaanse Vrouwenvereniging en lady Millicent, die er altijd op gebrand was het grote vraagteken bij de seksualiteit van haar enige zoon te wissen—‘Je moet me steunen, Francesca. Alex is geen homo, hij is verlegen’—kende ik de intieme details van Alex’ eerste en enige romance.

Emma en Alex ontmoetten elkaar bij een jachtpartij in Tipperary. Alex was de hondenmeester en Emma had een opvallend slechte dag. Eerst negeerde ze de jagermeester, en de jagermeester ging tegen haar tekeer. Toen trapte haar paard een jachthond en de jager schreeuwde naar haar. Ten slotte riep ze te snel toen het wild uit het hout werd gedreven en liet een vos lopen en Alex foeterde haar uit. Emma barstte in tranen uit.

‘Toen keek hij eindelijk naar me,’ zei Emma.

Ze trouwden aan het eind van het jachtseizoen en hij nam haar mee naar Lisglasson. Emma legde een cross-country-parcours aan door de vele hectaren parkland van Lisglasson; ze kocht vierentwintig niet al te jonge paarden en leerde ze de hordes nemen. Ze leerde sir Bobby rijden en liet hem fotograferen terwijl hij zwierig over een grote, volle greppel sprong—in de strakke spijkerbroek die zijn handelsmerk was, op enkellaarzen en met een Achilles feleel-T-shirt aan.

‘Ze had me zoveel toffeezandgebak gevoerd dat ik high was,’ zei hij later tegen tante Grace.

De foto werd in alle kranten en tijdschriften in Ierland afgedrukt onder de kop De vliegende popster.

Kort daarna hield Achilles Heel een uitverkochte tournee en werd Ruitercentrum Lisglasson dé plek waar de jetset leerde rijden. De meeste beroemdheden waren nog nooit in het enge Noorden geweest, dus richtte lady Millicent een stuk of tien slaapkamers achter in het huis in (ze zagen er fantastisch uit in een reportage van twaalf pagina’s in Hello!) en mochten de beroemdheden betalen voor het voorrecht daar te slapen en Emma tegen ze te laten brullen dat ze op de verkeerde diagonaal zaten.

Alex en Emma kregen vier prachtige, aanbiddelijke kinderen en ze leefden allemaal nog lang en gelukkig.

‘Ik kan bijna niet geloven dat we elkaar nog nooit hebben gezien,’ zei Emma Flood, ‘want ik weet alles van je. Alex zegt dat je gezagvoerder was en dat je de leiding had over een toestel, een bemanning en tweehonderd passagiers. En je moeder wordt het nooit moe om bij de Christelijke Meisjesbrigade op te scheppen dat je twee keer om de wereld hebt gevlogen. Toen heb je dat allemaal opgegeven en ben je met een Zimbabwaanse aannemer van middelbare leeftijd naar Botswana gegaan. En voordat iemand ‘wittebroodsbaby’ kon zeggen, had jij er drie.’

‘Ja, oké,’ gaf ik onwillig toe, ‘maar zoals jij het zegt, klinkt het nogal onzinnig. Het schoolvoorbeeld van een radeloze ouder wordende vrouw: haastig getrouwd, lang berouwd.’

‘Integendeel, ik vind het juist wel romantisch klinken.’

Mensen die de laatste eer komen bewijzen, blijven doorgaans niet langer in de verlegen makende omgeving van de dode dan het fatsoen vereist. Emma maakte het zich echter gemakkelijk op de rand van tante Grace’ bed en streelde het gezicht van mijn overleden tante vol genegenheid terwijl ze babbelde.

‘Ik zag je zuster, de dokter, wel eens als ze Kathryn naar de peuterschool bracht. Ik heb ook een Catherine; ze zaten vorig jaar allebei bij mevrouw Armstrong in de klas, die oude tang.’

‘Wie? Mevrouw Armstrong?’

Emma schoot in de lach. ‘Heb ik je gechoqueerd? Sorry, maar weet je, Camilla en ik waren altijd de laatsten en mevrouw Armstrong deed bijzonder ijzig wanneer wij tien minuten te laat binnen kwamen waaien. Voor de zoveelste keer. ‘Dames,’ blafte ze dan, ‘uw dochters missen een essentieel deel van hun voorschoolse opleiding!’’

‘Wat zei Camilla dan?’

‘Ik geloof eigenlijk dat het Camilla niets kon schelen. Ze keek gewoon langs haar lange, verwaande neus naar mevrouw Armstrong en zei: ‘U doet magnifiek werk, mevrouw Armstrong. Ga zo door.’ Dan moest die ouwe heks haar frustraties dus op mij afreageren. En ik kan er nooit iets aan doen dat ik te laat kom. De baby moet op het laatste moment een schone luier hebben, of ik kan een onmisbaar onderdeel van Catherines voorschoolse leermiddelen niet vinden, zoals een schone onderbroek. Op een dag waren we halverwege de school toen ze vanaf de achterbank kraaide: ‘O, kijk eens, mammie, ik heb mijn onderbroek niet aan!’ Toen moesten we natuurlijk terug naar huis om een onderbroek te pakken. Sinds die ochtend moet die arme kleine Catherine voor me opkomen. ‘Arme mammie,’ zei ze vriendelijk, maar streng tegen mevrouw Armstrong, ‘ze doet altijd haar best.’’ Emma schaterde het uit. ‘Bij wijze van zoenoffer heb ik wat eierdozen en wc-rolhouders meegebracht toen ik Catherine kwam halen. ‘Van het oud papier,’ zei ik, ‘voor het knutselen. Knutselen is een cruciaal onderdeel van de voorschoolse opleiding, vindt u ook niet, mevrouw Armstrong?’ En mevrouw Armstrong zei dat het haar heel erg speet, maar dat ze geen eierdozen mocht aannemen vanwege het salmonellarisico. En wc-rolhouders mocht ze ook niet aannemen…’

‘Vanwege het gevaar dat er plas aan zat?’

Weer een lachsalvo.

Mammie stak haar hoofd om de hoek van de slaapkamerdeur. Haar begrafenisgezicht straalde een en al nerveuze afkeuring uit. Vooral toen ze Emma knus naast tante Grace zag giechelen. ‘Francesca toch!’

Zodoende raakte ik mijn positie als ‘opperrouwende’ in de slaapkamer kwijt en werd ik zonder omhaal gedegradeerd naar mijn plek bij de voordeur. Emma gaf tante Grace nog een zoen en ging met me mee naar beneden.

‘Ik heb Kathryn Snotter ik weet niet hoe vaak uitgenodigd om bij mijn Catherine te komen spelen, maar Camilla bedankt altijd. ‘O, ik wil je geen last bezorgen,’ zegt ze altijd, maar ik vind het helemaal geen last. Ik heb zelfs gezegd dat ze mee mocht komen als ze het geen prettig idee vond dat haar dochtertje alleen ergens ging spelen.’

‘Het gaat er niet om dat ze je last bezorgt. Ze is gewoon bang dat ze Catherine en jou dan ook bij haar thuis moet uitnodigen en dat Catherine en Kathryn dan rommel maken. Als Kathryn Snotter niet op school zit, brengt ze het grootste deel van haar leventje door bij mevrouw Young, die oppas in het dorp.’

‘Ik weet dat jullie een eeneiige tweeling zijn,’ zei Emma opeens, ‘maar Alex heeft gelijk. Jullie lijken niet op elkaar.’

‘Ik heb een litteken op mijn gezicht,’ beaamde ik met een zucht, ‘en in die jurk van mijn moeder lijk ik wel honderd.’

‘Jij hebt een stralenkrans,’ zei Emma met een glimlach, ‘zelfs in die jurk.’

De stroom rouwenden bij de voordeur was afgenomen tot een paar binnendruppelende gasten en sir Bobby mocht zijn plek bij het toffeezandgebak weer innemen. Hij stond dus niet buiten het verkeer te regelen toen er een opzichtige Rover stopte waar Sam Dawson uit sprong.

Sam Dawson, dokter Dawson, tegenwoordig gynaecoloog in het ziekenhuis van South Derry.

Sam Dawson, die toen hij net was aangesteld altijd grapte: ‘Zo zie ik mijn oude vriendinnen nog eens.’

Ik wist werkelijk niet hoe het kwam dat de vrouwen voor Sam Dawson in de rij stonden.

Er waren wel knappere mannen. Langere mannen. Sportievere mannen. Rijkere mannen. Aardiger mannen. En toch trok Sam Dawson altijd aan het langste eind. Camilla en ik zeiden altijd dat we schatrijk zouden worden als we zijn sexappeal in flesjes konden verkopen.

‘Weet je wie dat is?’ fluisterde ik Emma toe.

‘En óf ik dat weet. Dat is volgens de Ulster Tattler de meest begeerlijke vrijgezel. Er waren dikke ruzies in de kraampoli toen ik zwanger was, want soms probeerden ze me af te schepen met de coassistent, of de andere gynaecoloog, of een vroedvrouw. ‘Ik wil dokter Dawson!’ krijste ik dan. ‘Hij is zo charmant, en hij heeft zulke fantastische handen!’ Dan zeiden ze: ‘Alle zwangere vrouwen in South Derry willen dokter Dawson, u zult moeten leren delen.’ Uiteindelijk moest ik particulier patiënt worden om hem te kunnen krijgen.’

‘Is hij nog steeds de meest begeerlijke vrijgezel volgens de Ulster Tattler?’

‘Zeker. Dankzij de stemmen van romantische jonge vrouwen die ervan dromen een knappe arts te trouwen, heb ik me laten vertellen.’

En nostalgische oudere vrouwen die in hun jeugd door hem waren gepakt.

‘Hij heeft me een jaar of twintig geleden ten huwelijk gevraagd,’ pochte ik. ‘En ik heb ja gezegd.’

‘Alex zei dat Camilla met dokter Dawson getrouwd was geweest.’

‘Dat is ook zo, maar eerst was hij met mij verloofd, toen gaf hij mij de bons, toen trouwde hij met Camilla, toen gaf hij haar de bons…’

‘Kinky,’ zei Emma met een blik op haar horloge. ‘Hé, ik ga de tv aanzetten. Alex zei dat die man van de televisie had toegezegd dat je vanavond in News at Ten zou komen. Heeft Grace wel een tv? Ik heb haar nooit zien kijken.’

‘In de keuken.’

Sam Dawson sloop achter mijn rug om naar me toe, liet een zelfverzekerde, ervaren hand over mijn billen glijden en fluisterde heet en vochtig in mijn oor: ‘Leuke jurk, Camilla. Weer eens wat anders dan de laatste keer dat ik je had. Is het echt nog maar twee weken geleden? Het lijkt een eeuwigheid. Ik denk telkens aan de harde, roze rozenknopjes van je tepels die door doorschijnend zwart chiffon naar me hunkeren…’

Ik vluchtte de keuken in, blozend als een gek en een beetje misselijk. Beschreef Sam echt hetzelfde zwarte chiffon dat Camilla had gedragen om een perplexe, weinig dankbare James Snotter op zijn verjaardag te verleiden?

Ik zat het grootste gedeelte van Camilla’s stormachtige huwelijk met Sam Dawson voor Ex-Pat in het Midden-Oosten, maar ik herinner me nog wel dat er een kwaadaardig ogende ekster op de limousine zat waarin ze naar de kerk werden gereden voor de huwelijksinzegening. Als mevrouw Murphy erbij was geweest, had ze gezegd: ‘Die brengt onheil, Camilla.’

Camilla lette niet op de ekster. Het was de gelukkigste dag van haar leven. Ze werd mevrouw Dawson van de dokter. Ze hoefde geen eksters te tellen of bloemblaadjes af te scheuren—‘Hij houdt van me, hij houdt niet van me…’ Niet nu ze hem had gestrikt.

Het was maar een incidentje, te onbelangrijk om ongeluk te voorspellen. Dacht ik.

Ik betrapte de bruidegom letterlijk op heterdaad en met een rooie kop, terwijl hij een vrouw die zeer beslist niet zijn kersverse echtgenote was een beurt gaf op de motorkap van een auto. Camilla en ik droegen hetzelfde crèmekleurige pakje, dus Sam wist niet zeker of zijn nieuwe echtgenote getuige was van zijn eerste ontrouw, of haar zus.

‘O, shit! Het is maar een lolletje, schat.’

Sams ‘lolletjes’ werden het duurzaamste aspect van het huwelijk en het werd duidelijk dat zijn echtgenote moest slikken of stikken.

Camilla vocht aanvankelijk terug. Een versmade vrouw gaat ver. Ze sneed de dure pakken en dassen van haar echtgenoot zorgvuldig met een vleesmes aan repen, ze stak de banden van zijn BMWdoor, ze gooide een baksteen door zijn slaapkamerraam. Ten slotte werd de politie gebeld en kreeg ze een contactverbod opgelegd.

Camilla huilde tranen met tuiten. Ze kon niet eten, want haar hart bonsde permanent in haar keel; ze kon niet slapen van de honger. Op vrijdagavond plakte ze na haar werk de wallen onder haar ogen met plakband weg, tutte zich helemaal op en ging naar vrijgezellencafés in Belfast, waar ze zich aan ongetrouwde mannen opdrong. Glazig uit haar ogen kijkend van dronkenschap en radeloosheid nam ze er een mee naar huis, anoniem en vrijblijvend, en die noemde ze dan Sam.

En ze fantaseerde de hele tijd over een verzoening. Dan zou ze haar man op afstand houden, wel zo verlokkelijk dichtbij dat hij haar parfum kon ruiken, maar niet zo dichtbij dat hij haar kon aanraken.

‘Ik had nooit met hem moeten trouwen. Sam Dawson heeft nooit van me gehouden. Hij is alleen maar met me getrouwd omdat jij hem niet wilde, Francesca.’

‘Onzin. Jij weet net zo goed als ik dat Sam Dawson nooit van iemand anders dan zichzelf heeft gehouden.’

‘Ik kan het hem niet vergeven dat hij me voor schut heeft gezet,’ zei ze, maar wat ze eigenlijk bedoelde, was dat ze het zichzelf niet kon vergeven.

Bij mijn eigen bruiloft stond Sam buiten de kerk in de menigte gasten die confetti naar ons gooide, tot Camilla een steen pakte en op zijn hoofd mikte.

En nu was Camilla met James Snotter getrouwd. Ze hadden een dochter en ze verwachtte weer een kind.

Sam liep met me mee naar de keuken. News at Ten flakkerde in de hoek, de Presbyteriaanse Vrouwenvereniging deed de afwas na een geslaagde wake. Voordat iemand iets kon zeggen verkondigde ik, met mijn rug nog naar Sam toe zodat hij mijn gezicht niet kon zien: ‘Had ik al verteld dat ik weer in verwachting ben?’

Toen draaide ik me naar hem om. Mijn gezicht zat deels in de schaduw, maar Sam had toch al nooit kunnen zien wie Camilla was en wie Francesca, zelfs niet toen hij verloofd was met mij of getrouwd met mijn zus.

‘Stomme trut,’ siste Sam, want alleen een gynaecoloog zal verbijsterd zijn wanneer onveilige seks in een bevruchting resulteert. Toen haalde hij zijn schouders op, vermande zich en fluisterde: ‘Dat heeft ons nooit tegengehouden, toch? Ik zie je dinsdag op dezelfde tijd en plaats, net als anders…’

Toen zei iemand, ik vermoed dat het Emma was: ‘Gefeliciteerd, Francesca!’

‘Je bent Francesca!’

‘Ja, Sam. Wie anders?’

‘Stilte, allemaal!’ zei Emma. ‘Het begint. Bobo gevloerd door consumenten. O, kijk, Francesca, daar ben je…’

Ik was nog nooit op tv geweest en er waren nog nooit opnames van me gemaakt, zelfs niet op mijn bruiloft of een van Camilla’s bruiloften, dus was het nieuw voor me om mezelf bewegend te zien. Was ik echt zo elegant? Zo aantrekkelijk? Zo intelligent?

Ik leek echt sprekend op Camilla die het verwarringsspel speelde.

Geen wonder dat Sam Dawson ons niet uit elkaar kon houden.

Goh.

‘Mooie jurk,’ zei Emma. ‘Is die van jou?’

‘Die roze? Ja, die is van mij. Van jaren geleden. Ik heb hem de avond voor tante Grace’ overlijden in de grote kleerkast in de logeerkamer gevonden. Tante Grace zei dat ze hem mooi vond. Ik wilde hem vandaag ook op de wake dragen, maar mammie vond het oneerbiedig tegenover de dode.’

‘De doden kunnen je niets doen,’ zei Emma plechtig. ‘Je kunt je beter zorgen maken om de levenden.’