Camilla en ik lijken al ons hele leven zo sterk op elkaar—met ons donkerrode haar, lichtbruine ogen en gladde perzikhuidje dat bij de geringste blootstelling aan de zon een benijdenswaardige, egaal goudbruine kleur krijgt—dat zelfs onze moeder ons nooit uit elkaar heeft kunnen houden.
Het begon zodra we uit de onberispelijke kraamafdeling van het ziekenhuis werden gehaald en de armbandjes met onze naam werden verwijderd.
Mammie kreeg het ene slapende, van top tot teen in roze gehulde cherubijntje in haar armen gelegd, pappie het andere.
De kordate, nauwgezette vroedvrouw verkondigde: ‘Zo, mevrouw Simms, dit is Francesca. Dominee Simms, u hebt Camilla.’
Mammie twijfelde. ‘Weet u zeker dat dit Francesca is?’
De vroedvrouw kende mijn moeder al een beetje. Op de dag van onze geboorte had ze gevraagd: ‘Mevrouw Simms, hoe gaat u uw kinderen voeden?’
Mammie had niet-begrijpend geantwoord: ‘Hoe? Bedoelt u niet wïé ze gaat voeden?’
Deze keer probeerde de vroedvrouw dus behulpzaam te zijn.
‘Mevrouw Simms, het zou makkelijker voor u kunnen zijn als u ze niet allebei dezelfde kleertjes aantrok. Nu nog niet, in elk geval.’
Mammie wilde er niet van horen. Wat mammie betrof, hadden eeneiige tweelingdochters maar één voordeel, en dat was dat je ze sprekend op elkaar kon laten lijken. We droegen dus identieke luierpakjes, sliepen in identieke wiegjes en speelden met identieke poppen.
‘Maar ik dacht dat dat Camilla was?’ Pappie deed zijn best, maar hij zong nooit van hetzelfde psalmblad als mijn moeder. ‘Je zei toch dat Camilla altijd zo krijste?’
‘Waarom toch, Madeline?’ zei tante Grace afkeurend. ‘De meeste mensen zijn altijd op koopjes uit. Twee dochters voor de prijs van één. Wat jij doet, is één dochter maken voor de prijs van twee.’
Mammie toonde geen berouw.
‘Ik ben de eerste om toe te geven dat het heel goed mogelijk is dat het meisje dat op de naam Francesca reageert, best als Camilla gedoopt zou kunnen zijn, maar ik zou niet weten wat het uitmaakt, op de lange duur. Dan halen we ze maar door elkaar. Ik heb individualiteit altijd een overschat goed gevonden.’
Mammie kon nog zo haar best doen, maar zelfs al had Camilla hetzelfde kapsel als ik, hetzelfde jack, dezelfde schoenen en dezelfde ouders, ze bleef altijd de levendigste variatie op het thema. Zij sprankelde, zowel in schooluniform als in pyjama, terwijl ik altijd met mijn neus in de boeken zat.
‘Ongelooflijk, dat die twee uit dezelfde baarmoeder komen,’ zei tante Grace. ‘Weet je wel echt zeker dat ze dezelfde vader hebben?’
Mijn vader is dominee in een kleine boerengemeenschap. First Derryrose is een bescheiden, onopgesmukte en enorm praktische kerk met kilometers glanzend zwart asfalt om op te parkeren en geen bomen, zelfs geen traditionele taxus of goudenregen die bij de keurig in het gelid staande grafstenen rouwt. De pastorie staat naast de kerk. Het kerkhof was onze tuin en de doden waren onze naaste buren.
Camilla en ik zijn opgegroeid in een onwezenlijk soort geisoleerde verhevenheid. Er werden wel geschikte vriendinnetjes op de thee gevraagd, maar onder de kritische blik van mijn moeder gedroegen ze zich altijd voorbeeldig, en ze waren altijd bang voor het kerkhof.
Wij kregen op onze beurt ook wel eens een uitnodiging, maar mammie stond er altijd op ons te vergezellen voor het geval we dingen zouden zeggen die een domineesdochter niet hoort te zeggen.
‘Ja, mammie, nee, mammie, blaf zelf, mammie,’ zei Camilla.
Binnen de kortste keren had mammie onze schoolvriendinnen verjaagd en hadden we nog maar één goedgekeurd speelkameraadje: Sam Dawson. Zijn vader was anesthesist in het South Derry Ziekenhuis en zijn moeder was mammies enige vriendin. Terwijl Sam verstoppertje met ons speelde op het kerkhof, staken de dominees- en de doktersvrouw elkaar de loef af met hun opvoedkundige theorieën. Kinderen moet je zien, niet horen. Spaar de roede niet. Geef me het kind tot het vijf is, dan toon ik je de man…
‘Zouden we later allebei met Sam moeten trouwen?’ vroeg Camilla zich hardop af.
‘Allebei tegelijk,’ vroeg ik, ‘of om beurten?’
Camilla had charme, uitstraling en zelfvertrouwen. Ze lachte schaterend wanneer ze blij was, ging tekeer wanneer ze kwaad was en schreide bittere tranen wanneer ze haar zin niet kreeg. Ze was zorgeloos, aanhankelijk en flirtziek. Ze was het middelpunt van elk feest. ‘Waar is Camilla?’ vroeg iedereen altijd.
‘Ze heeft geen enkel geheim,’ zei mammie verwonderd en vertwijfeld. ‘En ze is zo rumoerig en praatgraag en grappig dat Francesca nooit aan bod komt, dat arme muisje.’
Tante Grace schudde meewarig haar hoofd. ‘Arme Camilla, voorbestemd om een leven lang de aandacht te trekken met malle streken. Eigenlijk nauwelijks een verrassing, als je naar de andere kijkt.’
Ik vond het best dat ik ‘de andere’ werd genoemd. Ik kende mijn plaats, en als Camilla er niet was, miste ik haar aanstekelijke vrolijkheid en enthousiasme meer dan wie ook. We hadden veel plezier samen; Camilla’s lievelingsspel was ‘Verwarring’, waarbij zij mijn plaats innam.
‘Zullen we Verwarring spelen?’ kon ze fluisteren, en dan kregen haar ondeugende ogen iets plechtigs en werd haar expressieve gezicht sereen. Haar tred veerde niet meer, haar mond stond niet meer opstandig en haar bruisende energie werd volmaakt gedistilleerd in een onschuldige bovenaardsheid. Ze werd een raadsel, een engel, een meisje uit een sprookje.
‘Zie ik er echt zo uit?’
‘Laten we het aan mammie vragen.’
Mammie koesterde nooit argwaan. Ik keek gefascineerd vanaf een veilige afstand toe.
‘Waar is Camilla?’ vroeg mammie.
Wanneer ik mijn gebeden voor het slapengaan zei, smeekte ik altijd of ik het eerst mocht doodgaan, want ik kon me niet voorstellen hoe eenzaam het leven zonder haar moest zijn.
Tante Grace gaf lucht aan haar weerzin. ‘Madeline, die meisjes groeien niet normaal op.’
Ze las mijn vader de les en plaatste Camilla en mij vanuit haar goedhartige streven ons bloot te stellen aan een meer sociabele, ‘normale’ jeugd, zo af en toe over van de geordende, steriele kalmte van de pastorie naar de warme, rumoerige, slordige wereld van huize Lisglasson, waar tante Grace woonde met haar ruwe, stoere zoons Frank en Philip, haar geliefde dochter Naomi en haar kettingrokende, stevig drinkende echtgenoot, oom Denis.
‘Van het sublieme naar het potsierlijke,’ snoof mammie.
Huize Lisglasson was ooit de douairièrewoning op het landgoed Lisglasson geweest. Het was begin twintigste eeuw ontworpen door iemand met veel fantasie, en het resultaat was even aantrekkelijk als onpraktisch. De plafonds waren meer dan vier meter hoog, alle kamers waren voorzien van een gietijzeren schouw en de salon had enorme ramen.
De grote slaapkamer boven keek uit over een weide met wilde bloemen en de kilometers parkland die bij Lisglasson hoorden.
Terwijl tante Grace met haar benen omhoog een boek zat te lezen, leerde Camilla Ginger de pony te berijden (ze was een natuurtalent en een waaghals) en speelden Naomi en ik ik-zie-ik-zie met mevrouw Murphy, de huishoudster. Mevrouw Murphy was een grote, sterke boerenvrouw die zelf een aantal kinderen had grootgebracht. Ze kookte voor ons met een sigaret in haar mondhoek; wanneer er as in het eten viel, zei ze: ‘Smakelijker dan zout.’ Als we ons niet lekker voelden of koorts hadden, gaf ze ons extra grote lepels medicijn met brood en jam om de smaak te verdoezelen. Ze profiteerde altijd van mooi weer: bij de eerste zonnestraal trok ze ons onze rubberlaarzen aan en werden we naar buiten gestuurd om bosbessen te plukken voor de jam, om eieren te zoeken op het erf of om bloemen te plukken in de wei.
Van mevrouw Murphy hoorden we dat de Kerstman (de ‘kersteman’, noemde ze hem) aan stoute kinderen alleen een zak kolen geeft, en ze deinsde er niet voor terug Naomi’s mond met water en zeep te wassen als ze het op een vloeken zette (‘Gij zult Gods naam niet ijdel gebruiken, Naomi Walsh!’) of Frank en Philip over de knie te nemen en ze een pak slaag te geven als ze ‘brutaal’ waren. Camilla en ik probeerden haar zachte accent na te doen. ‘Zjeweldizj’, zeiden we tegen elkaar, en ‘ja, heel zjoed’.
Mammie keurde onze bezoekjes aan Lisglasson ten strengste af. Ze vond het afkeurenswaardig dat tante Grace met ons naar de bioscoop ging om Peter Pan te zien. Ze keurde het ten strengste af dat tante Grace op zondag met ons naar het strand ging in plaats van naar de kerk. Ze keurde het ten strengste af dat tante Grace ons snoep gaf. Ze keurde het ten strengste af dat tante Grace ons te logeren vroeg en ons zelf liet uitmaken wanneer we naar bed gingen.
‘Denk liever aan wat er in de Bijbel staat, Grace. ‘Wie zaait, zal oogsten…’’
Tante Grace toonde geen berouw. ‘Ik beloof je dat we na je dood ‘Ze kende van alles de prijs en van niets de waarde’ op je grafsteen zullen zetten, Madeline.’
In onze puberteit was Camilla gek op jongens (‘hoe meer jongens, hoe meer vreugd; zo veel jongens, zo weinig tijd’) en de jongens waren gek op Camilla, en niet alleen omdat ze haar schooldas lostrok en de knoopjes van haar schoolblouse openmaakte zodat de bolle, rijpe, perzikachtige zwellingen van haar puberborsten te zien waren. En ook niet alleen omdat ze haar schoolrok oprolde zodat er subtiele glimpjes van gespierde, gebruinde dijen onthuld werden. Camilla was lichtzinnig, maar nooit ordinair. En ze vond het heerlijk om de jongens in het ongewisse te laten: ze zat stilletjes naast me voor in de schoolbus, met haar knieën zedig tegen elkaar gedrukt, en deed alsof ze een van mijn boeken las, een van de dunnere. Met plaatjes.
‘Ik zie het nut van boeken niet in. Waarom zou ik over Lucy Glitter lezen als ik haar zelf kan zijn?’
‘Ik heb zondag in de kerk geruchten opgevangen,’ zei mamm ie gespannen. ‘Toen we samen naar onze bank liepen. Ik hoorde het woord ‘sloerie’. Wat is een sloerie?’
Camilla moest natuurlijk weer te ver gaan. Alsof het niet genoeg was dat alle jongens in South Derry haar aanbaden, moest ze Alex Flood ook nog eens hebben. De ouders van Alex Flood hadden kort tevoren Lisglasson gekocht; hij was de buurjongen van tante Grace en zijn moeder, lady Millicent, was mammies nieuwe beste vriendin.
Alex Flood was niet officieel mijn vriendje, we ‘liepen’ niet samen, maar we zagen elkaar wanneer we maar konden. Ik wist dat ik Camilla tot huilens toe verveelde met mijn verhalen over hem wanneer we in bed lagen.
‘En toen zei Alex…’
‘En toen zei ik…’
‘En toen zei Alex…’
De pastorie telde vele kamers, maar Camilla en ik lagen altijd dicht tegen elkaar aan in een tweepersoonsbed om warm te blijven.
Na maanden ‘en toen zei Alex…en toen zei ik…’ zei Camilla ten slotte: ‘Praten jullie alleen maar met elkaar?’
‘Ja,’ zei ik, plotseling verlegen. ‘Wat zouden we anders moeten doen?’
‘Vieze dingen.’
‘Seks, bedoel je?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, geen sprake van.’
‘Zou je het niet willen?’
Ik aarzelde, wat me fataal werd. Mijn tweelingzus sloeg toe. ‘Denk je niet dat Alex het wil? Ik bedoel, welke jongen van zeventien heeft er nu géén zin in seks?’
‘Maar hij heeft me zelfs nog nooit gekust!’
‘Heb je hem om een kus gevraagd?’
Ik voelde in het donker dat ik bloosde. Natuurlijk had ik niets gevraagd. Zo’n meisje was ik niet.
Camilla noemde me Francesca de Preutse.
‘Dan zijn er nog maar drie mogelijkheden,’ verkondigde ze op gezaghebbende toon. ‘Hij is aseksueel, hij is homo of hij valt niet op je.’
‘Ik ben er zo goed als zeker van dat hij op me valt,’ zei ik gedecideerd, want soms, wanneer we samen paardreden, voelde ik zijn blik op me branden en dan smolten mijn benen tot drilpudding. En wanneer we samen in zijn auto een zak chips deelden en praatten tot de ruiten beslagen waren, raakten onze vingers elkaar soms. En dan trokken we ze niet meteen weg. ‘Intimiteit heeft niets te maken met hoe bloot je bent…’
‘Nou, volgens mij is hij aseksueel,’ hield Camilla vol. ‘Zal ik het voor je uitzoeken?’
Wat kon ik zeggen? Nee, nee, nee! Maar zo was ik gewoon niet. Ik zat niet achter mannen aan…en ik vertrouwde Camilla.
‘Ik ben bang dat Alex zich gekwetst zou voelen als hij wist dat ik hem met je deelde.’
‘Maar hij hoeft het niet te weten. Ik kan toch doen alsof ik jou ben?’ snoefde Camilla.
Ook al waren we al zeventien, Camilla hoefde nog steeds maar weinig aan haar uiterlijk te veranderen om verwarring te zaaien. We ruilden van kleren. Ze kamde haar haar uit haar gezicht en deed mijn haarband in. Ze waste de make–up; van haar gezicht. Ze knipte haar nagels kort.
Ze stond een beetje krom en liep met haar voeten iets naar binnen gedraaid. Ik zag Francesca tegenover me.
Mammie zei: ‘Francesca, lieverd, waarom doe je vanavond niet een beetje lippenstift op als je met Alex uitgaat? Studiebollen mogen er ook best knap uitzien, hoor.’
De doortrapte Camilla gunde haar mijn aarzelende, argeloze glimlach en zei: ‘Misschien doe ik dat wel, als ik die van Camilla mag lenen.’
Het was natuurlijk het eind voor Alex en mij. De volgende keer dat ik hem zag, wilde hij niet eens binnenkomen.
‘Het spijt me, Francesca,’ zei hij vanaf de drempel, ‘maar ik kan niet meer met je omgaan.’ Toen maakte hij rechtsomkeert en liep weg.
‘Camilla, wat heb je met hem gedaan?’
Camilla haalde haar schouders op. ‘Er is echt iets niet goed met die jongen. Hij wilde me niet eens kussen, en wat de rest betreft…’
‘Hij is dus aseksueel.’
‘Of homo…’
Ik wist dat ik achter hem aan had moeten rennen. En zeggen dat het me speet. En zeggen dat ik gewoon niet wist wat me bezielde. En zeggen dat ik nog steeds respect voor hem had. Ik had zelfs de schuld op Camilla kunnen schuiven en zeggen dat zij me ertoe had aangezet, maar ik deed het allemaal niet.
Ik was het dwaze, trotse meisje dat niet achter mannen aanzat.
En ik had mijn eindexamen in het verschiet. En het was veel makkelijker om het met mijn zus eens te zijn. Misschien was hij echt aseksueel, of homo, of viel hij gewoon niet op me.
‘Kop op, Francesca,’ zei mammie. ‘Je bent een snoezig meisje. Je vindt wel een ander.’
Tante Grace was woest. Ze mocht Alex Flood bijzonder graag en ze had grote hoop gekoesterd dat er een echte romance tussen ons zou opbloeien.
Kort daarna bundelden mammie en zij hun krachten en raadpleegden een koppelaar, ‘voordat Camilla gaat studeren en zich écht in de nesten werkt’.
Ik was nieuwsgierig. ‘Hoe doet die koppelaar dat? Hoe koppelt hij mensen? Gebruikt hij een computer? Of een kristallen bol?’
‘Meneer Moss is geen waarzegger, hij is koppelaar! Hij is begonnen als schoolmeester, hij heeft mij lesgegeven toen ik een meisje was, en hij heeft je vader lesgegeven. Hij heeft me verteld dat als je veel jonge mensen hebt lesgegeven in hun beginjaren, je gaat beseffen dat er maar weinig echt unieke mensen op de wereld zijn. De mensen zijn voor het grootste deel onder te verdelen in bepaalde stereotypes en laten zich gemakkelijk koppelen. Hoe denk je dat ik jouw flamboyante oom Denis heb gevonden?’
‘Echt waar? Maar ik dacht dat jullie uit liefde waren getrouwd!’
‘O, Francesca, wat ben je toch romantisch! Net je vader, en moet je zien wat die voor stommiteit heeft begaan door met Madeline te trouwen. Ze is niet geschikt voor de rol van domineesvrouw, het arme mens. Ze maakt zich veel te druk met het ophouden van de schijn. Had Roger maar naar mij geluisterd en meneer Moss gevraagd een vrouw voor hem te zoeken in plaats van naar een gebedsbijeenkomst te gaan en verliefd te worden op de jongste vrouw daar. Liefde op het eerste gezicht is zó verraderlijk…’
‘Maar wat doet meneer Moss nou eigenlijk? Moet je een vragenlijst invullen? Heeft hij een boek met foto’s waaruit je iemand mag kiezen die je er leuk uit vindt zien? Speelt hij psychologische spelletjes met je om je geheimste gedachten aan het licht te krijgen?’
Ik ging dus ook mee. Mammie, tante Grace, Camilla en ik persten ons in de sportwagen van tante Grace en raasden over de natte landweggetjes, beschermd door het duister, want mammie hoorde de geruchten weer:…slechte naam. Ze zullen nooit een fatsoenlijke jongen voor haar vinden…
Camilla was knorrig en een beetje bang. ‘Je kunt me niet dwingen met iemand te trouwen die ik niet mag.’
‘Kind, waar is je gevoel voor avontuur gebleven?’ zei tante Grace korzelig. ‘We dwingen je helemaal nergens toe. We brengen je alleen naar meneer Moss, die je wat vragen gaat stellen en dan zegt welke jongeman volgens hem bij jou past. Of je al of niet besluit met die jongeman te trouwen, staat daar volkomen los van.’
Meneer Moss zei: ‘Ik weet de ideale man voor haar. Adam Robinson. Het is een jonge dominee, kortgeleden aangesteld, hij woont in een prachtige oude pastorie met stallen. Een beste jongen, maar nogal stilletjes. Hij heeft een zelfbewuste vrouw nodig die hem helpt de gemeente voor zich te winnen.’
Camilla fleurde er iets van op. ‘Ik kom in elk geval niet voor verrassingen te staan.’
Mammie en tante Grace waren in de wolken. ‘Hoe bestaat het!’
‘Het is niets bijzonders,’ zei de koppelaar bescheiden. ‘Camilla is een doorsnee meisje. En de knappe, wispelturige types zijn altijd het makkelijkst te koppelen. Die worden nooit door de mannen afgewezen.’ Hij wees naar mij. ‘Ik ben heel blij dat u geen man voor haar zoekt. Ik heb niets voor haar. In de veertig jaar dat ik koppel, heb ik dit type meisje nooit aan de man kunnen brengen.’
Mammie zette haar stekels op. ‘Wat mankeert er aan Francesca?’
‘Ze is al gekoppeld. Ik zie het in haar ogen.’
Tante Grace bleef maar hopen dat Alex Flood en ik het met een zoen zouden bijleggen.
‘Alex kwam ongeveer een halfuur geleden op zijn paard langs. Hij ging vossen zoeken in die bosjes aan het eind van de laan. Waarom loop je er niet heen om een praatje met hem te maken?’
‘Wat moet ik dan zeggen?’
Tante Grace zuchtte. Ze was een ouwe taaie die niet om medelijden vroeg, maar het leven had haar wreed behandeld. Haar lieve troetelkind Naomi, haar oogappeltje, was jong gestorven, waarna ze mij als beschermeling had geadopteerd. Mijn in de knop gebroken romance met Alex Flood was haar een doorn in het oog.
‘Je kunt vast wel iets bedenken. Voordat Camilla alles bedierf, had je het altijd over hem! De tijd heelt alle wonden, Francesca, ook gekwetste trots…’
‘Camilla zegt dat er nog genoeg andere vissen in de zee zijn.’
‘Alleen als je een haring of een makreel bent! Als je geen haring of makreel bent, zijn er niet zo bar veel andere vissen. Het bloed stolt me in de aderen bij de gedachte aan hoe je je door haar hebt laten manipuleren. Wat zei ze ook alweer? Dat ze je een gunst bewees, dat ze zou uitzoeken of hij a-seksueel of homo was? Mooie gunst!’
‘Ik zal die fout niet nog eens maken.’
Will Dallas kreeg alles over Camilla te horen voordat hij voor onze bruiloft naar Ierland kwam.
‘Niet weer die tatoeage,’ zei Will. ‘Als je nog één keer over Camilla’s tatoeage begint…’