HOOFDSTUK 24

De volgende ochtend kochten Will en ik onze tickets terug naar Botswana. We vertrokken op zondagmiddag, na pappies afscheidsdienst in First Derryrose, en waarschijnlijk zouden we nog nét tijd hebben om na de dienst ons gezicht te laten zien bij de thee met koffiebroodjes in de zaal, mits pappies laatste preek niet langer dan een kwartier duurde.

‘Maar Will, je bent er nog maar net!’ zei mammie verontwaardigd. ‘Waarom moet je nu al weer weg? De vorige keer was je ook zo weer weg. Je landde, trouwde met Francesca en nam haar in vliegende vaart mee naar Botswana. Wanneer wil je South Derry eens een kans geven?’

Ik probeerde mijn moeder niet aan te gapen, maar er was beslist iets anders aan haar, en haar plotselinge beleefdheid tegen Will was nog maar het topje van de metamorfose. We waren haar op de pastorie aan het helpen met opruimen, en het leek alsof de gespannen vroomheid en angstige piëteit op haar gezicht met elke vuilniszak vol oude kleren waar ze ‘liefdadigheid’ op had gezet en met elke doos vol theologische studieboeken met het etiket ‘kerkbibliotheek’ minder werden en ze er voor het eerst in haar getrouwde leven blij uit begon te zien. Mammie had veertig jaar lang in de goudvissenkom van de pastorie geleefd, waar ze haar best had gedaan een moreel voorbeeld te stellen en het iedereen de hele tijd naar de zin te maken. Nu luisterde ze eindelijk niet meer naar de roddels.

‘Zo, Will,’ zei ze luchtig. ‘Roger en ik gaan vanmiddag naar de uitverkoop en we hebben je advies nodig. Dragen de mannen in Afrika ‘s winters ook een korte broek, kniekousen en laarzen?’

‘Wat ga je met de douairièrewoning doen?’ vroeg pappie. ‘Aan Alex Flood verkopen?’

‘Alex heeft nooit tegen me gezegd dat hij de douairièrewoning wilde kopen.’

‘Maar daarom is hij met je uit eten en naar de schouwburg gegaan, om het met je te bespreken.’

‘Hij heeft er met geen woord over gerept. Hij zal zich wel bedacht hebben.’

‘Nou, dat is dan groot nieuws, want als er iemand is die zich iets in zijn hoofd heeft gezet en zich erin vast heeft gebeten, onverzettelijk, is het Alex Flood wel.’

Ik keek mijn vader verbaasd aan. In mijn onschuld had ik veertig jaar lang aangenomen dat pappie vanwege zijn ambt en zijn bescheiden aard geen enkel contact had met de werkelijkheid. In mijn jeugd zat hij óf afgezonderd in zijn studeerkamer aan een preek te werken, óf hij was erop uit om zijn gemeenteleden bij te staan in hun nood. En hoewel mammie het liever anders had gezien, had ze Camilla en mij alleen opgevoed en de hele last van het ouderschap op zich genomen, ook het gedoe met de vriendjes, terwijl pappie vol genegenheid werd afgedaan als een verstrooide man die zich graag volpropte met koffiebroodjes. Zelfs nu werd hem nog vergeven dat hij de afgrijselijke gewoonte had elke volgende echtgenoot van Camilla weer Adam te noemen (toen Camilla voor het altaar stond om James Snotter als haar derde wettige echtgenoot te nemen en pappie haar vroeg of ze ‘Adam Robinson’ nam, had Camilla fel geantwoord: ‘Nooit meer!’).

Will zei: ‘Ik zag Alex Flood vanochtend langs de douanièrewoning rijden. Hij ging naar de bosjes aan het eind van de laan.’

‘Nooit achter mannen of bussen aanrennen,’ zei ik bits terwijl er een rilling over mijn rug liep. ‘Er komt altijd wel een andere. Uiteindelijk.’

‘Je zult lang moeten wachten voordat er weer iemand een miljoen pond voor de douairièrewoning biedt,’ zei pappie pessimistisch. ‘Een miljoen is veel geld.’

‘Ja, pappie.’

‘Misschien kun je je trots deze ene keer verbijten en er eens goed over nadenken hoe het zou zijn om de zon en de bediendes van Afrika te verruilen voor South Derry, zwanger van een tweeling en met drie kinderen die nog niet naar school gaan?’

‘Al die jaren strijkwerk die zich voor je uitstrekken,’ voegde mammie eraan toe.

‘Het lijkt me onwaarschijnlijk dat ik werk zou krijgen in South Derry,’ zei Will. ‘Ik zou naar Dublin moeten gaan, of naar Engeland…Ik zou jou en de kinderen alleen in het weekend zien.’

En er zou geen Violet meer zijn om het saaie, voedzame eten te bereiden dat de kinderen in Botswana gewend waren. In plaats van lamsstoofschotel met wasbonen op donderdag en rundvleespastei met broccoli op vrijdag zouden we moeten leren ons te handhaven op een dieet van additieven uit de magnetron, in een geconstipeerde stilte op onze knieën voor de tv genuttigd. De additieven zouden de hersenen en kiezen van de kinderen aantasten en ze hyperactief en onhanteerbaar maken.

Tijdens de jaarlijkse negen wintermaanden, als het nat, donker en koud was, zouden ze claustrofobisch worden, met hun zwarte motorfietsjes de trap af crossen en elkaar in de Aga braden.

En aangezien het nu bij de wet verboden was, zou ik niet eens mijn toevlucht kunnen nemen tot die voornaamste favoriet die moeders door de eeuwen heen zo doeltreffend hadden gebruikt, te beginnen bij Eva die Kaïn over de knie legde: het pak slaag.

Ik zou gedwongen zijn mijn heil te zoeken bij een modernere methode om kinderen in toom te houden: ik zou ze moeten hersenspoelen met meer televisie. Ik zou lid kunnen worden van de videotheek in het dorp. En zonder Violet in huis die me kon bijstaan, zou ik de kinderen mee moeten nemen. Vijf kinderen van nog geen vier jaar oud. Vijf kinderen die allemaal een kinderzitje of autostoeltje nodig hadden. Ze zouden niet in mijn BMW passen—ik zou een busje moeten kopen, met getinte ramen om te voorkomen dat bemoeials zouden zien hoeveel kinderen erin zaten, en me bij de kinderbescherming moeten aangeven wegens verwaarlozing wanneer ik ze onbewaakt achterliet om snel een nieuwe video te huren.

Het was genoeg om iedereen naar de valium te laten grijpen.

De kerk was afgeladen voor pappies afscheidsdienst. Will en ik moesten misbruik maken van onze macht en bij de pastorie parkeren, want de vlakte glimmend zwart asfalt rond de kerk stond al vol toen we aankwamen.

‘Tante Fran, tante Fran, ik ben met mijn pappie naar het strand geweest!’

Kathryn Snotter droeg teenslippers, een zonnebril en een gifgroen speelpakje van badstof. Ze sloeg haar armen om mijn nek en knuffelde me.

‘En we sliepen in het vakantiehuisje van opa en oma en ik sliep in het bedje waar mammie in sliep toen ze nog klein was en pappie las me elke avond een verhaaltje voor!’

James straalde. ‘Ik heb je elke avond Assepoester voorgelezen. Soms wel zes keer achter elkaar!’

‘Dat vindt Ella ook het mooiste sprookje.’

‘En ik heb de nieuwe bikini nog aan die ik van pappie heb gekregen. En we hebben elke dag ijs gegeten!’

‘We hebben het zo leuk gehad,’ zei James. ‘Ik heb nooit geweten dat het zo leuk is om vader te zijn!’

Hij was bijna knap met zijn lichtgebruinde huid.

Mammie stond in een vrolijke jurk bij de ingang van de kerk hoffelijk de gemeenteleden te begroeten. Sommige mensen hadden haar bloemen gegeven en ze stond met haar armen vol boeketten te stralen.

‘Ik zei tegen de verkoopster bij Marks & Spencer dat ik zendeling in Afrika ging worden en ze was het met me eens dat rouwkleding niet de goede indruk wekt. Een zendeling moet vreugde uitstralen, geen ingetogenheid…’

Er zaten gek genoeg zelfs katholieken in de banken.

‘Hoe weet je dat die mensen katholiek zijn?’ fluisterde Will. ‘In mijn ogen zien ze er allemaal hetzelfde uit.’

‘Dat is toch geen raadsel? Die mensen zijn onze buren!’

Mevrouw Murphy, de vroegere huishoudster van tante Grace, zat achterin.

‘Ik ga bij mevrouw Murphy zitten,’ zei ik.

‘Jij hoort voorin te zitten,’ zei James hoogdravend, ‘bij de familie. Als je achterin gaat zitten, ziet niemand je.’

‘Nee, dank je, James. Ga jij maar bij de Farizeeërs zitten.’

‘Niet alle Farizeeërs waren slecht,’ zei James, en hij nam zijn dochter bij de hand, zette zijn borst vooruit en liep naar de bank die was gereserveerd voor ‘leden van de familie Simms’, waar de schaamteloze Sam Dawson al was gaan zitten.

Ik schoof naast mevrouw Murphy.

‘Ik ben nog nooit in een protestantse kerk geweest,’ fluisterde ze me toe, ‘dus wil je het me niet kwalijk nemen als ik zonder erbij na te denken kniel op weg naar buiten? Het is wel het minste wat ik kan doen, de afscheidsdienst van dominee Simms bijwonen om hem mijn dankbaarheid en respect te tonen. Je vader is een geweldige man, Francesca.’

‘Pappie?’

Had ze het echt over mijn vader, die na het winkelen zijn nieuwe zendelingengarderobe aan ons had geshowd? Het gunstigste wat er over zijn witte spillebenen in korte broek te zeggen viel, was dat er een ongekende kracht in moest schuilen als ze zijn enorme buik konden torsen.

‘O, ja, kind, je vader. Zo goed als hij door de jaren heen voor me is geweest. De mensen weten niet half.’

De kerkzaal van Derryrose was een toonzaal van de meest verfijnde bakkunst in South Derry.

‘Ik heb toffeezandgebak voor hem gemaakt,’ zei een forse matrone. ‘Dat vindt hij het lekkerst.’

‘Ik heb fifteens voor hem gebakken. Dat vindt hij het lekkerst.’

‘Ik heb broodjes Mars voor hem gemaakt. Dat vindt hij het lekkerst.’

‘Geen wonder dat je vader zo dik is,’ zei Will. ‘Als onze kinderen die uitstalling zagen, zouden ze denken dat ze in Luilekkerland waren.’

‘Violet ook. Violet is een echte zoetekauw.’ Ik kreeg een inval. ‘Laten we een lege koektrommel zoeken en die vol zoetigheid stoppen voor Violet en de kinderen in Botswana! Snel, hou jij de wacht bij de deur nu ze nog allemaal in de kerk voor pappie staan te klappen!’

Ik begon een trommel vol te gooien met toffeezandgebak, fifteens en broodjes Mars.

Ik had mijn geliefde leren broek weer aan waarin ik altijd reisde en smeet gehaast spullen in een kleine, zakelijk uitziende reistas. Schoon ondergoed, een reisverpakking wetties, vaseline, oogmasker, een boek en een zakje chips. Ik had geen koffer, want de kleren van Camilla die ik mee naar huis had genomen, hoorden niet in Botswana. Wills bescheiden rugzak lag op de keukentafel naast de mijne, grotesk uit model gedrukt door de trommel met zoetigheid. De Aga was uitgezet, alle stekkers waren uit de stopcontacten getrokken en de gordijnen waren half dicht. We konden vertrekken.

‘Je hebt geen inbraakalarm,’ zei Will.

‘Wat moeten ze hier stelen? Er zijn geen dure tv’s, geluidsinstallaties of computers. Er is niet eens een fatsoenlijke waterkoker.’

‘Maar is het echt wel een miljoen waard?’

Will met zijn aannemersblik kon niet geloven dat de douanièrewoning met de losse dakpannen, rotte dakgoten en krakende traptreden, het bladderende behang en de muizenplaag ook maar de helft waard zou zijn.

‘Het zou duizenden ponden kosten om de elektrische bedrading te vervangen en nog eens duizenden om de vloeren eruit te halen en een vochtwerende onderlaag te leggen.’

‘Dat heet vervallen grootsheid.’

‘Het heet een reddeloze ellende.’

‘Vind je dat ik aan Alex Flood moet verkopen?’

‘Als ik jou was, was ik dezelfde middag dat ik tante Grace dood had aangetroffen over de laan naar het grote huis gelopen om bij Alex Flood op de voordeur te bonzen en hem te smeken het huis te nemen nu hij het nog door een roze bril bekeek. Als hij ooit een bouwkundige keuring laat doen…’

Ik glimlachte naar mijn echtgenoot. ‘Geduld is een schone zaak.’

Toen tante Grace me de douairièrewoning naliet als huwelij ksgeschenk, zei ze: ‘Ik verwacht niet dat je het huis houdt, lieverd. Alex Flood wil het kopen, en ik zou heel blij zijn als je het aan hem verkocht.’

‘Maar waarom verkoop je het dan niet zelf aan hem? Dan kun je de rest van je leven genieten van de opbrengst.’

Tante Grace wendde de blik hemelwaarts. ‘Waarom laat je hem niet eens één keer in je leven voelen wie de baas is? Nu heb je iets waar hij op aast. Reken hem het dubbele van de vraagprijs. Laat hem achter je aan lopen. Laat hem smeken. Laat hem lijden.’

‘Hij heeft mijn hart niet gebroken, tante Grace.’

‘Nou, het mijne wel. Door zijn toedoen ben je bij me weggegaan.’

Toen Will en ik buiten met onze tassen op de taxi naar de luchthaven stonden te wachten, stopten Alex en Emma in hun dure Volvo-stationcar.

‘We hebben je gemist in de kerk,’ zei Emma. ‘Was je er wel? Waar zat je?’

‘Bij mevrouw Murphy. Achterin.’

‘Ik wil je huis graag kopen,’ zei Alex. ‘Is dat goed, Francesca?’

Om zich niet buitengesloten te voelen, voegde Emma eraan toe: ‘Nu de vossenjacht in Engeland in de ban is gedaan, willen we er een jachthotel van maken. Alex denkt dat we welgestelde jagers kunnen lokken met geheel verzorgde weekendarrangementen. Ze kunnen hier logeren en de paarden huren en uitrijden met de South Derry…’

‘Wil je een rondleiding?’

Ik ging eerst met hen naar boven.

‘Naomi spookt soms boven. Ze springt op de bedden en rent door de gang.’

‘Een echte, springlevende geestverschijning!’ zei Emma verrukt. ‘Heb je haar gezien?’

‘Ja.’

‘O, hemel! Dan zal ik haar ook wel zien, want ik ben heel gevoelig voor geesten en als ik haar zie moet je me geloven, Alex, want als Francesca zegt dat ze haar heeft gezien…Ik weet zeker dat er een geest in het grote huis zit, in de oude kinderkamer met de tralies voor de ramen. Alex zweert dat ik het me verbeeld, maar ik was een paar keer alleen in die kamer en toen voelde ik dat er achter mijn rug aan mijn kleren werd getrokken en ik ben een keer op mijn schouder getikt.’

We liepen door naar de grote slaapkamer.

‘De vloerbedekking in deze kamer rafelt, maar je hebt wel een mooi uitzicht op de wei met wilde bloemen.’

Toen gingen we naar mijn kamer met het tweepersoonsbed dat muizen aantrok en de gigantische Narnia-kast.

‘Deze kamer trekt muizen aan.’

‘Wij hebben een rattenplaag op Lisglasson,’ verkondigde Emma indiscreet. ‘Ongeveer een week geleden las ik de kinderen Roodkapje voor en ze hadden allemaal een vingerpopje. Catherine was Roodkapje, Oliver was de wolf, Ralph was grootmoeder en Sebastian was de jager. De wolf had grootmoeder opgegeten en de jager sneed de buik van de wolf open om grootmoeder te redden, en net op dat moment rende er een enorme rat onder mijn stoel vandaan de kamer door en verdween. Ik heb hem de rest van de avond gezocht, maar ik kon hem niet vinden en toen moest ik vallen zetten. Heb je wel eens een rattenval gezet? Ze zijn ontzettend groot. Maar die rat was zo geslepen dat hij de plakjes vette bacon uit de vallen kon eten zonder dat ze dichtsprongen, dus uiteindelijk kreeg Alex de geniale inval chocola op de vallen te laten smelten en zo hebben we de rat gevangen. Hij was zo groot als een schoen en…’

‘Emma,’ zei Alex bedaard, ‘wil je alsjeblieft beneden op me wachten?’

Zijn ogen stonden heel triest.

Op stille momenten vroeg ik me wel eens af waarom Alex me na onze romance op de Malediven had laten zitten. De bijna-doodervaring op het duikplateau had het ijs tussen ons gebroken en de rest van de vakantie had ik echt gedacht dat we een liefdesverhaal met een gelukkige afloop waren.

Toen we vertrokken, kwam er een pasgetrouwd stel van de boot. De bruid had haar trouwjurk nog aan, een Assepoester-creatie met een wijde rok. Er zat confetti in haar haar, ze hield de hand van haar man vast, keek hem vol aanbidding in de ogen en lachte. Ik herinner me dat Alex met een verre blik in zijn ogen naar haar keek.

Voordat we het vliegtuig terug naar de werkelijkheid namen, brachten we een nacht door in het Galle Face Hotel in Colombo. Het was zondagavond, op het plein verkochten mannen ballonnen, windmolentjes en hamburgers, en groepen meisjes stonden elkaar te porren en te wijzen naar de groepjes jongens die deden alsof ze niets zagen. We werden aangesproken door een man die tegen me zei dat ik net een filmster was en toen geld vroeg voor de blindenschool waar hij werkte. Alex en ik raakten aan het kibbelen toen ik een handvol kleingeld voor de man uit mijn zak opdiepte.

‘Het is een bedrieger,’ zei Alex.

‘Niet iedereen is een bedrieger. Je moet op je hart afgaan, Alex.’

‘Francesca,’ riep Will van onder aan de trap, ‘de taxi is er.’ Ik gooide mijn sleutels naar Alex. ‘Sluit je af als je klaar bent met je inspectie? Als je het wilt hebben, verkoop ik het natuurlijk aan je.’ Ik rende de trap af en de zon in, naar mijn echtgenoot toe.