HOOFDSTUK 22

Sommige vrouwen gebruiken seks als wapen. Camilla heeft er een handje van. Dat ontdekte ze de week nadat ze met Adam Robinson was getrouwd en in een vloed van tranen terugkeerde van haar eerste huwelijksreis—naar Parijs.

‘Voortijdige zaadlozing.’

‘Hij zal wel opgewonden zijn geweest. Een romantische stad. Pasgetrouwd. Zijn eerste week als echtgenoot…’

‘Maar hij kan er niets van. Hij heeft geen benul.’

‘Waarom heb je geen proefrit gemaakt voordat je de auto kocht?’

‘Omdat Adam een presbyteriaanse dominee is.’ Ze had het fatsoen om er beschaamd bij te kijken. ‘En Sam Dawson was een uitstekende leermeester.’

‘Nou, ik heb medelijden met Adam Robinson. Bedrogen uitgekomen in zijn huwelijksnacht. Ik neem aan dat je zielige echtgenoot had verwacht dat je net zo onervaren zou zijn als hij. Zie het van de zonnige kant, Camilla. Je kunt hem precies zo drillen als je hem hebben wilt.’

Camilla zuchtte. ‘Dat zal wel moeten, denk ik. Waarom zou ik bij hem weggaan? We hebben nog niet eens alle huwelijkscadeaus opengemaakt.’

Adam Robinson, die bofkont, was plotseling bevrijd van een leven vol stiekeme masturbatie en zo af en toe wat onbevredigend gerommel onder het dekbed met een onwillige echtgenote die liever met Sam Dawson in bed had gelegen. Ik weigerde keihard aan te horen wat Camilla allemaal met Adam Robinson uitvoerde, dus ik weet alleen dat ze haar schaamteloze fantasie aanvulde met ideeën uit damesbladen en doorsnedes in haar anatomieboek.

‘O, toe nou, Francesca,’ zei ze honend toen ik bij het horen van het woord ‘vagina’ mijn vingers in mijn oren stak, ‘je hebt er zelf toch ook een?’

‘Daar loop ik liever niet mee te koop.’

Er zijn diverse vulgaire uitdrukkingen voor de greep die mijn zus op Adam Robinson had. Laat ik ermee volstaan te zeggen dat hij Camilla op handen droeg, haar absoluut alles gaf wat ze eiste en zich genadeloos door haar op zijn kop liet zitten. Hij was kapot toen ze bij hem wegging en ik denk dat hij toen is doorgeschoten met zijn lessen voor aanstaande echtelieden en zijn excentrieke volharding in de mening dat de echtgenoot binnen een modern huwelijk het hoofd van het gezin moet zijn. En zijn advies aan jonge echtgenoten hun vrouw niet toe te staan damesbladen te lezen. Het duurde jaren voordat hij eroverheen was, maar het is me niet ontgaan dat Rachel, zijn nieuwe vrouw, altijd een raadselachtig, voldaan glimlachje op haar lieve, gedweeë gezicht heeft. Ik denk dat ze dat aan Camilla te danken heeft.

Will en ik lagen in bed. Twee gezichten op één kussen met de neuzen tegen elkaar. Zelfs nu er zoveel niet-gestelde en onbeantwoorde vragen tussen ons in hingen, kon ik me niets prettigers voorstellen dan met mijn man vrijen voordat de bom barstte.

‘Ik ben heel boos op je. Daarom heb ik mijn koffers gepakt en ben ik naar Ierland gegaan.’

‘Als je naar je moeder gaat, moet het wel heel erg zijn.’

‘Je bent naar Johannesburg gegaan en je hebt me niet gebeld.’

‘Waarom had ik je moeten bellen? Was er iets aan de hand?’

‘Nee, maar toen ik jou belde, hoorde ik een vrouw zeggen: ‘Kom weer in bed, Will, dan schenk ik iets voor je in.’’

Will hield op met mijn nek zoenen en ging rechtop in bed zitten.

‘Doorgaan!’

‘Denk je dat ik met een andere vrouw in bed lag toen je me belde?’

‘Nou?’

Dat was het eind van onze vrijpartij.

Will en ik zaten in de keuken van tante Grace te wachten tot de ketel op de oude Aga begon te fluiten.

Op dit soort cruciale momenten in mijn leven zou ik graag een stevige borrel willen kunnen drinken. Theezetten duurt veel langer.

‘Ik lag in het ziekenhuis.’

Hij haalde een grote, ruwe hand door zijn haar. Toen ik Will leerde kennen, had hij dik, zwart haar, zo dik en zwart dat mijn moeder ooit insinueerde dat hij het verfde. Het is veel dunner en grijzer geworden sinds hij met me trouwde en de kinderen kwamen, en hij draagt het heel kort, bijna afgeschoren.

‘Ik had een kwaadaardig melanoom. Weet je nog, dat walgelijke ding op mijn hoofd dat op een open zweer leek en maar niet wegging? Dorothy kon het niet uit mijn schedel snijden; het zat te diep. Ze heeft me naar het National Hospital in Johannesburg verwezen voor bestraling.’

Een kwaadaardig melanoom. De agressiefste vorm van huidkanker. Het zaait uit naar je lymfklieren en dan ben je dood.

Hij boog zijn hoofd om me een volmaakt bloot vierkantje op zijn kruin te laten zien. Ik had toegeeflijk verondersteld dat hij kaal begon te worden. Mijn haar viel ook uit, dus waarom het zijne niet?

‘Will, had het me maar verteld. Waarom heb je het niet verteld?’

‘Ik heb geprobeerd het je te vertellen op de avond dat het carcinoom van je gezicht was gehaald. Toen dacht ik je een hoop gepieker te besparen door het je niét te vertellen. Ik was in het ziekenhuis toen je belde. Je hebt een verpleegster gehoord. Ik moest mijn mobieltje uitzetten en toen heeft ze het in beslag genomen omdat het de ziekenhuisapparatuur zou kunnen ontregelen.’

‘Maar Camilla zei…’

‘Wat doet Camilla in Botswana?’

‘Ze kwam op de ochtend na je vertrek. Ze had ruzie met James gehad en ze kwam even langs om af te koelen…’

‘Wat zei Camilla?’

Ik deed zo mijn best om het me te herinneren dat ik een rimpel in mijn voorhoofd kreeg. ‘Ik weet het niet meer. Ze zei iets waardoor ik aan je ging twijfelen. Ik had nog nooit aan je getwijfeld.’

‘Je ging pas aan me twijfelen toen je slimme zus twijfel had gezaaid.’

De thee werd uitgesteld. Will en ik lagen weer in bed. Twee gezichten op één kussen met de neuzen tegen elkaar. Hij wilde me niets meer over zijn melanoom vertellen, niet eens of het was uitgezaaid en of hij meer behandelingen moest ondergaan. Alleen dat het een geluk was dat de besprekingen met de cliënt in Johannesburg in dezelfde weken vielen als zijn bestraling.

Dit is de reden waarom mijn moeder met haar veilige man tegen mijn huwelijk met Will was.

Mammie houdt niet van mannen die de dood in de ogen zien zonder een spier te vertrekken. Mannen die parachutespringen en bungeejumpen en op luipaarden jagen en met haaien zwemmen. Die roken, drinken en weigeren hun veiligheidsgordel om te doen. Mammie vindt dat dominee Adam Robinson de plicht heeft vrouwen in zijn huwelijkslessen te waarschuwen voor alfamannetjes, want die zijn een gevaar voor de gezondheid en de garantie voor vroeg weduwschap.

‘Hij zal je elke dag van je leven ongelukkig maken,’ voorspelde ze pessimistisch op onze trouwdag. ‘Hij is geen teamspeler.’

Tante Grace koos zoals altijd mijn kant. ‘Hij zal je ongelukkig maken, maar als je niet met hem trouwt, zal elke man die na hem komt een teleurstelling voor je zijn.’

Tante Grace had andere mannen geprobeerd na oom Denis. Een architect, een geschiedenisleraar, een bedrijfsleider van een bank.

‘Zinloos,’ klaagde ze. ‘Ze zijn net tonic zonder gin. Zinloos.’

We schoten lekker op met het zich telkens herhalende omslachtige gedoe van onze vrijpartijen. Will had met zijn vingers over de accordeonplooien van mijn ribben gestreeld, hij had zich langs mijn buik gewreven en hij had mijn lippen beurs gekust. Nu gleed hij met zijn tong over de binnenkant van mijn dij.

‘Toe, kus mijn borsten…Isobels melk is opgedroogd…’

‘Francesca, het zonnetje is al op!’

Mammie stond onder aan de trap.

‘Slaapkop! Het is al bijna middag. Ik heb heerlijke macaroni met ham, kaas en erwten gemaakt, kan ik die in jouw Aga opwarmen? De onderste oven rechts, is die voor het opwarmen? Ik had James en Kathryn voor de lunch verwacht, maar ze zijn een paar dagen naar het vakantiehuisje en er is veel te veel voor pappie en mij alleen. Kom beneden bij ons zitten!’

Will hield op met kussen, sprong uit bed en begon zich verwoed aan te kleden.

‘Niet zo’n haast! We mogen samen in bed liggen, we zijn officieel getrouwd.’

Maar het was het eind van onze vrijpartij. Alweer.

Toen mammie Will zag, bestierf de vriendelijke glimlach haar op de lippen. ‘Roger en ik vroegen ons al af wanneer je zou opduiken.’

Tijdens de lunch zei mammie: ‘Ik heb de architect opgebeld. Ik heb hem verteld over ons gesprek met de gemeente en dat die lui erop staan dat we de stenen pilaren bij het vakantiehuisje wegbulldozeren, en de grote kastanje, de veranda en de liguster. ‘Madeline, ik kan niets voor je doen,’ zei hij. ‘De ambtenaren staken vandaag.’’

‘Ik doe het niet,’ zei pappie koppig. ‘Ik ga die mooie boom niet wegbulldozeren. En de ligusterhaag ook niet. Die trekt vlinders en bijen aan. Bulldozeren zou een ontheiliging zijn. Dan zit ik mijn laatste jaren liever uit in een bejaardendorp voor geestelijken.’

‘Waarom moet u met pensioen?’ vroeg Will.

‘Zo zijn de regels. Presbyteriaanse dominees gaan op hun zeventigste met pensioen.’

‘Maar daar ben je nog niet aan toe!’ zei ik. ‘Zeventig is het nieuwe veertig, heb ik in een van tante Grace’ damesbladen gelezen. Iedereen wordt steeds jonger. Tegenwoordig ben je pas op je negentigste oud.’

Mammie trok een grimas. ‘Dus daarom ging zij met een fles gin in haar handtas de kroegen af…’

Opeens zei Will: ‘Ik weet een kerk met een vacature, en ik ben door God naar Ierland gezonden om u te vragen die post te vervullen, dominee Simms.’

‘Heb je God eindelijk gevonden?’ zei mijn moeder giftig.

‘O, Will, ‘er is meer vreugde in de hemel wanneer één zondaar zich bekeert…’’

‘Het spijt me dat ik u teleur moet stellen, mevrouw Simms. Ik ben hier alleen om een boodschap door te geven. God heeft tot Francesca’s vriendin Dorothy gesproken. Hij wil dat u uw gepensioneerde jaren doorbrengt met het preken van hel en verdoemenis in de kerk in Botswana. Dorothy zegt dat het God niets uitmaakt hoe oud u bent.’

Niemand zei iets. Mammie, pappie en ik keken mijn echtgenoot sprakeloos aan. We wisten alle drie dat Will van alles was, en weinig goeds, maar een leugenaar was hij niet.

‘Maar Bruce de Villiers is de zielzorger van de kerk in Botswana.’

Will glimlachte naar me. ‘O, wat zijt ge zwak van geloof, Francesca! Die grote boze rampetampende Bruce heeft zijn bevallige vrouw Estelle en hun zes zonen gedumpt en is ervandoor gegaan met Shirley Smith, de rondborstige tandarts. Ik heb hen met eigen ogen in het Pleasure Palace Hotel gezien toen ik besprekingen met mijn cliënt moest voeren in Johannesburg. Shirley Smith en zielzorger Bruce konden hun handen niet van elkaar afhouden. Shirley en ik hebben samen een taxi genomen toen ze naar de huidkliniek ging om haar moedervlekken te laten nakijken.’

‘Dus Shirley weet van jouw…’

‘Besprekingen met mijn cliënt,’ kapte mijn echtgenoot me daadkrachtig af, want Will, spelbederver die hij is, zou mammie nooit de kans willen geven krokodillentranen in haar kanten zakdoekje te schreien en te zeggen: ‘Kanker. Had ik het niet gezegd? Al dat roken en drinken en weigeren je veiligheidsgordel om te doen. Wat had je dan verwacht, William?’

Mammie verzonk in gepeins. ‘Ik. Madeline Simms. Een zendeling. In het donkerste Afrika. Op speciaal verzoek. Spreken ze Engels in de afgelegen dorpen van Botswana of moet ik een nieuwe taal leren? Ik ben altijd heel goed in talen geweest. Ik heb drie jaar Frans gehad.’

‘Frans wordt alleen gesproken in voormalige kolonies van de Fransen en de Belgen, zoals Kongo. Of Marokko. Botswana was in de koloniale tijd een Brits protectoraat. Iedereen in Botswana spreekt Engels.’

Mammie was diep teleurgesteld.

‘Het zou wel beleefd zijn als je de plaatselijke taal een beetje sprak,’ monterde ik haar op. ‘Stel je voor hoe populair je binnen de presbyteriaanse geestelijkheid van Ulster zou zijn als je met verlof komt en een Afrikaanse taal kunt spreken! Violet wil het je wel leren, of Ella. Ella kent meer Setswana dan ik.’

‘Wat vind je, Roger?’ Voordat pappie de kans kreeg iets te zeggen, verkondigde ze: ‘We doen het!’

Na de lunch liet ze ons met de afwas zitten en rende naar de telefoon om lady Millicent en mevrouw Dawson van de dokter te vertellen dat God haar persoonlijk had geroepen om zendeling in Afrika te worden.

Ik stond paf van haar enthousiasme, temeer daar ze zich zo had verveeld tijdens die ene keer dat ze ons had opgezocht, na de geboorte van Ella.

Alleen mijn vader leek het heel gewoon te vinden.

‘Vind je het niet verbijsterend dat mammie zendeling wil worden in Afrika?’

Pappie schudde zijn hoofd. ‘Gods wegen zijn ondoorgrondelijk.’

Will en ik lagen weer in bed. Twee gezichten op één kussen met de neuzen tegen elkaar.

We gingen verder waar we gebleven waren.

‘Dus je bent helemaal niet voor mij naar Ierland gekomen! Je bent alleen gekomen omdat het van Dorothy moest.’

‘Nou, allebei, maar weet je, ik merkte pas dat je in Ierland zat toen ik je op het BBC World News zag. Ik dacht dat je gewoon in Tlokweng zat te kniezen.’

‘Kniezen? Ik?’

‘Toen ik uit het ziekenhuis kwam, heb ik je gebeld. Ik kreeg Camilla aan de lijn. Ze zei dat je naar de tandarts was. De volgende dag belde ik weer en toen zei Violet dat je naar het vliegveld was. Ik dacht dat je Camilla ging uitzwaaien. En elke keer dat ik daarna belde, kreeg ik het antwoordapparaat. Toen zag ik je op het BBC World News, en ik kon je nog steeds niet aan de telefoon krijgen. Uiteindelijk heb ik Dorothy gebeld en die heeft me verteld dat je in Ierland zat. Ze zei dat je naar de kapper ging. Toen vertelde ze dat God wilde dat de dominee en de domineesvrouw missiewerk gingen doen.’

Hij ging niet bij me weg. Hij was niet van plan bij me weg te gaan. Ik nam de tepel van mijn echtgenoot in mijn mond en beet erin.

‘Au!’

‘Will,’ zei ik wanhopig, ‘hou alsjeblieft op met dat gebabbel en werk door, anders klim ik op je en doe ik het zelf.’

Maar in plaats van het verrukkelijke, zich steeds herhalende, omslachtige gedoe van onze vrijpartijen voort te zetten richtte Will zich op, sloeg zijn armen over elkaar en trok een streng gezicht. Het gezicht dat hij opzet wanneer hij Ella wil laten doen wat hij zegt.

‘Je bent niet van plan het me te vertellen, hè?’

‘Wat?’ zei ik, maar ik hoorde aan zijn stem dat ik er gloeiend bij was.

‘Dat je zwanger bent. Dacht je dat ik het niet zou merken?’

Ik voelde dat mijn gezicht de koppige trekken aannam van Ella’s gezicht wanneer ze haar zin niet kon doordrijven. Mijn onderlip zakte en mijn ogen sprongen vol tranen. Aanval is altijd de beste verdediging, dus zei ik: ‘Ga jij het mij nog vertellen?’

‘Wat?’

Ik legde mijn vingers op de kleine, gevoelige verse littekens in het struikgewas van mijn mans schaamhaar.

De littekens waren klein, maar ik kende het lichaam van mijn man door en door, en de vorige keer dat we vrijden, waren ze er nog niet geweest. En ik hoefde geen arts te zijn om te weten dat littekentjes op die plek alleen afkomstig konden zijn van een vasectomie.

‘Dacht je dat ik het niet zou merken?’