HOOFDSTUK 19

Ik droomde. Het was een heldere winterochtend in Botswana. De lucht rook naar houtvuur. Violet gaf Isobel haar ontbijt in onze stoffige, rommelige, rumoerige keuken. Isobel kon haar eerste woordjes zeggen. ‘Mama, mama!’ zei ze. Ella en Hugh waren buiten. Ella had haar barbiepyjama aan. Hugh had zijn hoed niet op. Ze liepen hand in hand op hun blote voeten langs kippen, geiten, ezels, honden en rijen onberispelijke mensen die wachtten op de kombi naar hun werk. Ze liepen naar Tlokweng Speedy Motors, en meneer JLB Matekoni, de eigenaar, kwam uit zijn garage om hen te begroeten.

Dumela, Rra,’ zei Ella in haar gekke, afgemeten Afrikaans, ‘goedemorgen. Ik wil graag met de Beste Dames Detective spreken.’ Meneer JLB Matakoni nam ze mee naar de achterkant van de garage, waar zijn vrouw Precious haar detectivebureau had.

‘Dumela, Mma,’ zei Ella. ‘We zijn onze moeder kwijt. Kunt u haar voor ons vinden?’

Ik werd met heimwee wakker. Ze zeggen dat je, als je eenmaal in Afrika hebt gewoond, het rode stof nooit meer van je schoenen kunt schudden.

Deze nachtmerrie was de schuld van James Snotter. Hij had woord gehouden, zijn invloed aangewend en een spoedafspraak voor me gemaakt bij Sam Dawson, en ik had woord gehouden en lag volhardend in bed te ontspannen om hem een plezier te doen, maar al was het pas halfzeven, het was nu al duidelijk dat ik aan het kortste eind had getrokken. In bed liggen is zo saai in je eentje. Ik was eraan gewend dat Isobel op mijn borst lag en Hugh achter mijn rug. Ik was eraan gewend dat ik minstens twee keer per nacht werd gewekt door een stemmetje dat ‘mama, mama!’ riep. Ik had de afgelopen drie jaar nooit langer dan drie uur onafgebroken kunnen slapen. Nu kreeg ik elke nacht mijn volledige nachtrust en ik voelde me uitgeput.

Emma belde op. Overstuur. ‘Het spijt me vreselijk, ik had je willen bellen, maar ik ging zo op in Bobo’s in de Bush dat het me helemaal ontschoten is. We hopen dat sir Bobby in de volgende serie naar de jungle gaat.’

‘Waarom wilde je me bellen?’

‘Ik wilde je een sappige smoes vertellen over waarom ik Catherine gistermiddag niet naar Kathryn heb gebracht, maar alles wat ik kon bedenken klonk zo stiekem.’

‘Je had de waarheid kunnen zeggen.’

‘O, nee,’ zei Emma met klem. ‘Dat had ik onmogelijk kunnen doen.’

‘Is de waarheid echt zo verschrikkelijk? Heeft Catherine luizen? Vlooien? Wormen? Is ze nog niet helemaal zindelijk? Bijt ze andere kinderen? Pest Kathryn Snotter haar misschien? Misschien mag ze Kathryn Snotter niet. Misschien mag jij Kathryn Snotter niet…’

‘Hou op!’ zei Emma. ‘Dat is het allemaal niet. Het heeft niets te maken met Kathryn Snotter of mijn Catherine. Het gaat om jou. Ik wilde jou niet zien.’

Mijn neef Philip stak zijn hoofd om de deur van de slaapkamer. Zijn verlof wegens familieomstandigheden was voorbij.

Hij had zijn uniform weer aan. Frank en hij zouden de eerste vlucht terug naar Londen nemen.

‘T?’ hoorde ik.

‘Tango.’

Hij lachte. ‘Wat ik deze keer eigenlijk bedoelde, was of je zin had in een kop thee?’

Hij bracht me de thee en bleef bij me op het bed zitten terwijl ik dronk.

‘Had ik James Snotter maar nooit beloofd dat ik zou uitrusten. Ik vind het vreselijk om hier te liggen. Ik verveel me dood. Zwangerschap is geen ziekte.’

‘Adrienne zei precies hetzelfde toen ze zwanger was van onze derde. ‘Zwangerschap is geen ziekte. Ik heb geen tijd om met mijn voeten omhoog te zitten.’ Toen ze Naomi kreeg, lag ze in de verloskamer een lijst te maken: Jane gaat om drie uur naar ballet. Grace om vier uur. Maak Grace’ huiswerk met haar in de auto als je op Jane zit te wachten. Laat haar minstens tien keer lezen; ze leest hopeloos. Er staat nog Irish stew in de koelkast voor vanavond. Pak morgen maar iets uit de vriezer.

Toen de verloskundige kwam om haar vliezen te breken, zei ze: ‘Philip moet de meisjes om een uur uit school halen. Kunt u het kind niet vóór enen halen? Kunt u uw hand naar binnen steken, de vruchtzak met uw nagels kapot krabben en het kind eruit trekken? Alstublieft?’’

Ik lachte. ‘Toen ik vorig jaar november op de keukenvloer van Isobel lag te bevallen waar Ella en Hugh bij stonden, heb ik tegen Will geschreeuwd, zegt hij. ‘Veeg Hughs neus af. Hij heeft een snotneus!’’

‘Adrienne is nog nooit in Noord-Ierland geweest, hè? Je hebt haar na je trouwdag nooit mee hierheen genomen om haar aan tante Grace voor te stellen.’ Philip schudde zijn hoofd. ‘Frank en ik hebben hier niets meer te zoeken. Mam had het huis moeten verkopen en hier weggaan na de bom. Ze had met ons mee kunnen gaan naar Dublin. Ze had kunnen hertrouwen. Ze had verder kunnen gaan met haar leven, maar dat heeft ze nooit gedaan. Ik ben blij dat ze het huis aan jou heeft nagelaten, Francesca. Ik gun het je van harte. Mam kon niet vooruit en Frank en ik kunnen niet terug.’

Hij gaf me een zoen, stond op en salueerde. ‘B?’

‘Bravo.’

En weg was hij.

‘Hier heb ik me op verheugd,’ zei Sam Dawson toen ik langs zijn fanclub was geloodst en in zijn spreekkamer in het ziekenhuis van South Derry zat.

‘Dat zeg je vast tegen alle meiden.’

Sam glimlachte. ‘Reken maar, schat,’ zei hij, maar hij keek iets te lang naar mijn gezicht en ik voelde een sprankje van wat we hadden, jaren en jaren geleden. Zo lang geleden dat ik er alleen nog maar met genegenheid aan kan terugdenken.

In de tijd van de bomaanslagen was Noord-Ierland een akelige plek en het werd hip voor mijn generatie om over te steken naar universiteiten in Engeland en daar op te gaan in de grote school kleine vissen. Camilla en ik zwommen niet met de school mee. We gingen naar Queen’s College in Belfast, waar we snel werden opgenomen in de club rond Sam Dawson. We kenden Sam nog uit Derryrose doordat zijn moeder, mevrouw Dawson van de dokter, bevriend was met onze moeder en we als kind met hem hadden gespeeld. Stiekem noemden we hem altijd Slappe Sam omdat hij met onze poppen speelde en altijd het verpleegstersuniform koos als we ons verkleedden, zodat ik brandweerman en Camilla cowboy moest zijn. (Een geliefde opvoedingstheorie van mammie en mevrouw Dawson van de dokter was die van de ‘conditionering van de sekses’. In een poging die conditionering te voorkomen moest Sam roze dragen en kregen Camilla en ik meccanodozen en modelvliegtuigjes op onze verjaardag.)

Op de universiteit ontdekten we tot onze grote verbazing dat Slappe Sam daar bekendstond als Sam de Charmeur en berucht was vanwege het feit dat hij elke maagd die hij te pakken kon krijgen van haar eer beroofde. Camilla en ik begrepen er niets van, want ons idee van sexy was sir Bobby Flood met zijn strakke spijkerbroek en zijn drugsprobleem. Zelfs tante Grace viel op Bobby Flood, en ze schaamde zich er niet voor.

‘Weten jullie heel zeker dat Millie Mouse bij jullie moeder op bezoek is? Uitstekend! Meisjes, ik wip even naar Lisglasson om een kop suiker te lenen.’ (Bobby’s vrouw was altijd Millie Mouse genoemd voordat ze lady Millicent werd.)

En Grace sprong in oom Denis’ oude sportwagen en brulde over de laan naar Lisglasson.

Sam Dawson slaagde er op geniepige wijze in bij ons in het gevlij te komen. In de weekends reed hij ons op en neer naar Queen’s in zijn bruine Mini Metro, hij maakte zijn bijzonder schone Barbour-jas vies toen we hem ermee hadden geplaagd (‘Zó presbyteriaans, Sam’) en hij gooide het speldje met Barbour erop weg om ons te behagen.

Belfast was een merkwaardige stad toen ik er studeerde. De meeste mensen vonden het te klein en te gewelddadig, zodat we ons moesten behelpen zonder bands als U2 en beroemdheden als Sebastian Coe, en dankbaar mochten zijn dat we Achilles Heel en Steve Ovett nog hadden. De chicste kledingzaak was een filiaal van Dorothy Perkins, en de lasagne met aardappels bij Romeo was het toppunt van gastronomische verfijning. Het medicijnenbal was het sociale hoogtepunt van het academisch jaar.

Camilla was al veilig verloofd met Adam Robinson en haar grote witte bruiloft zou al binnen anderhalf jaar gevierd worden. Ze hield spijtig haar bescheiden trosje diamanten onder Sams neus. ‘Ik kan niet met je naar het bal. Ik ben uitgenodigd voor een zondagsschoolfeestje van Adams kerk.’

Zodoende nodigde Sam mij uit voor het medicijnenbal.

Het was mijn allereerste bal. Tante Grace leende me een avondjurk: hij stamde uit de jaren zestig, had een psychedelisch dessin en een V-hals tot aan mijn middel.

‘Vallen mijn borsten er niet uit?’

‘Alleen als je op tafel danst!’

Toen Sam de Charmeur me in de jurk van tante Grace zag, wist ik dat hij dacht dat zijn geduld die avond beloond zou worden. Ik wist dat Sam de Charmeur dacht dat mijn naam zou worden bijgeschreven op zijn lange lijst onteerde maagden.

Hij spijzigde me en hij laafde me.

Ik kotste hem helemaal onder.

‘Het spijt me heel erg. Misschien ben ik wel frigide.’

Verbluffend genoeg werden Sam Dawson en ik een stel op Queen’s. Vriendje, vriendinnetje. Ik mocht hem graag. Echt. Het was niet Sams schuld dat ik me niet aangetrokken voelde tot blonde Vikingen in Barbour-jassen. Ik heb altijd de voorkeur gegeven aan donkere mannen met wat baardschaduw in een strakke spijkerbroek. En soms, wanneer we elkaar in het donker kusten, noemde ik hem per ongeluk bijna Alex. Maar niet vaak. En zijn bruine Mini Metro was beter dan helemaal geen auto. En het was vleiend om de vriendin te zijn van de meest begeerlijke vrijgezel van de Ulster Tattler. Alle meiden van mijn jaar zagen donkergroen van nijd.

Toen ik in Belfast studeerde, was de stemming er uiterst somber, en we zochten ons eigen vertier. Omdat Camilla en ik hoopten dat we bij een bommelding betrokken zouden raken—en op tv zouden komen—hingen we vaak rond bij het Europa Hotel, het vaakst gebombardeerde hotel van Europa, wachtend tot er iets zou gebeuren. Soms dronken we thee in de lobby, vol angstige verwachting. De middag dat het Europa werd gebombardeerd, zat ik bij de kapper een paar straten verderop. We werden geëvacueerd voordat mijn kapster klaar was en dankzij de bom bleef ik zitten met een bespottelijk ‘meeuwenzwerm’—kapsel dat aan de ene kant aanzienlijk langer was dan aan de andere.

‘Laten we een weekendje de beest uithangen,’ stelde Sam voor.

‘Mag Camilla ook mee?’ vroeg ik, want ik wist dat mammie me nooit zonder chaperonne zou laten gaan.

‘Waarom niet? We vragen de hele vaste hap. We gaan als club.’

Dat was het begin van Sams vakantieclub. Wij met zijn zessen in een caravan in Portrush aan de noordkust van Antrim in maart. We zaten tegen elkaar aan geperst om de formicatafel, lagen weggedoken in goedkope slaapzakken en speelden zwartepiet met een pak kaarten. We kibbelden over wie er aan de beurt was om in weer en wind drinkwater te gaan halen. We headbangden in Tracs Disco aan de boulevard naast de amusementshal. Op weg naar huis aten we op een straathoek patat van een rijdende kraam. We tosten erom wie er in het tweepersoonsbed in de caravan mochten slapen en wie er op de bankjes moesten liggen.

Tijdens dat weekend in Portrush begonnen de problemen tussen Camilla en Sam. Ze zou binnen twee weken met Adam Robinson gaan trouwen en ze had haar aanstaande wijsgemaakt dat ze een vrijgezellenavond hield. Ik weet dat Adam zich vol genegenheid voorstelde dat ze eerst met een paar meisjes van de Bijbelstudie lasagne met aardappels bij Romeo ging eten, waarna ze in het New Vic naar Karate Kid gingen kijken. Hij had in zijn wildste dromen niet kunnen vermoeden dat ze haar vrijgezellenavond in de klauwen van Sam de Charmeur doorbracht. Een ervaring waar ze naar mijn idee nooit helemaal overheen is gekomen.

Camilla kon zichzelf achteraf wel slaan. ‘Hoe bedoel je, je bent niet jaloers? Hoe kun je nou niet woest op me zijn? Het is jouw vriendje en ik ben een sloerie en ik ben woest op mezelf.’

‘Nou, ik was niet van plan mijn maagdelijkheid te verliezen in een caravan vol medische studenten, dus waarom zou ik boos op je zijn, Camilla? Je weet dat je niet het eerste kippetje bent dat Sam heeft geplukt sinds hij verkering met me kreeg, en je zult het laatste niet zijn. Het is tenslotte zijn hobby. Ik heb me laten vertellen dat hij echt een expert is. Oefening baart kunst en zo.’

‘Ik ga eerst bloed afnemen,’ zei Sam Dawson. ‘Rol je mouw op, Francesca, of doe je topje uit. Wat je zelf het liefst hebt.’

Ik rolde mijn mouw op.

‘Waarom zijn jullie toch zo bezeten van bloedonderzoek? Camilla zat in Botswana al te zeuren dat ik mijn bloed moest laten onderzoeken, dan kom ik in Ierland en zeurt James Snotter dat ik mijn bloed moet laten onderzoeken en nu wil jij mijn bloed onderzoeken.’

Sam wreef voorzichtig over de binnenkant van mijn elleboog om een ader te laten opkomen.

‘Je kent Sinéad Murphy zeker niet?’

‘Een dochter van mevrouw Murphy?’

‘Een kleindochter. Ze was een patiënt van James. In verwachting van haar eerste kind. Een routinematig bloedonderzoek. Ze zat boordevol bloedkanker. Ze stond er zelf nog het meest van te kijken. Ze had geen symptomen. Ze voelde zich een beetje moe, grieperig. Ze dacht dat het ochtendmisselijkheid was.’

‘En toen?’

Sam zuchtte. ‘Dat kun je wel raden, denk ik. Ze weigerde het kind te laten aborteren en chemotherapie te ondergaan. Ze zei dat ze het kind niet kon vermoorden om haar eigen leven te redden. Ze zijn allebei gestorven.’

Toen Sam bloed had afgenomen en mijn bloeddruk had gemeten, zei hij: ‘Zo, gezagvoerder Simms, nu ga ik uw buik scannen. Wilt u al uw kleren uittrekken en op het bed gaan liggen…’

Ik lachte. ‘Je bent onverbeterlijk! Nee, dank u, dokter, als het u om het even is, hou ik mijn kleren liever aan. Het is twintig jaar geleden dat je me voor het laatst naakt hebt gezien. Ik wil de herinnering niet bederven.’

‘Maar ik vind je nog steeds mooi. Misschien wel mooier dan twintig jaar geleden.’

Er viel een beladen stilte.

‘Liefde is blind, Sam,’ zei ik luchtig.

Voordat ik ook maar één keer verliefd was geweest, verwonderde ik me erover dat mijn moeder het kon verdragen naar bed te gaan met mijn vader, die vrijwel kaal was en de narcistische neiging had de laatste dunne sliertjes haar over zijn glimmende, sproetige ronde schedel te kammen. Hij was niet altijd kaal geweest, natuurlijk. Toen hij met mammie trouwde, had hij een bos rood haar gehad en was hij net zo lang en slank als Camilla en ik, maar hij was een zoetekauw en had geen zelfbeheersing.

Veertig jaar lang verdween het ene koffiebroodje na het andere in pappies keel tijdens kerkmiddagjes en bezoekjes aan gemeenteleden, en al die broodjes bleven verwijtend rond zijn middenrif steken. De dames van First Derryrose spuiden hun onuitputtelijke voorraad excuses voor zijn dikke buik terwijl ze hem volstopten met nog meer koffie-broodjes.

‘U hebt een trage spijsvertering, dominee Simms. En u hebt zware botten. Neem nog een koffiebroodje…’

Na veertig jaar waarin zijn enige lichaamsbeweging eruit had bestaan dat hij op zondagochtend de drie treden naar zijn kansel beklom, was pappie een vet roze biggetje geworden.

Het meest verontrustende aan pappies lichamelijke verval was dat mammie er niets van leek te merken. De pastorie telde genoeg slaapkamers, maar mammie sliep toch elke dag naast hem in een bed. Het viel me ook op dat ze, hoewel er gerieflijke leunstoelen in de woonkamer stonden, altijd samen op de bank tegen elkaar aan kropen om tv te kijken.

‘Vind je het niet vervelend dat pappie kaal en dik is?’

‘Is hij dat dan, lieverd?’

‘Kijk dan!’ Ik liet haar een foto van mijn onfortuinlijke vader zien. ‘Kaal en dik.’

Mammie keek aandachtig naar de foto en zei ten slotte: ‘Dat is Roger niet. Dat is zijn vader, jouw opa Roland.’

‘Hoe ziet pappie er dan uit?’

‘Pappie is langer. En een stuk slanker. En hij heeft een dikke bos rood haar, net als jij. Ik was zo blij dat Camilla en jij pappies haar hadden geërfd. En zijn prachtige groene ogen. Pappie heeft niet van die varkensoogjes als die lelijke ouwe man op die foto.’

Ik deed mijn uiterste best, maar slaagde er nooit in het enthousiasme op te brengen om me belachelijk aan te stellen voor Sam Dawson. Ik telde nooit de uren tot ons weerzien. Ik staarde nooit naar zijn handen terwijl ik fantaseerde dat die me aanraakten. Ik kreeg nooit knikkende knieën als hij naar me keek. Hij maakte me nooit sprakeloos van nervositeit en verlangen.

‘Je gebruikt hem gewoon,’ zei Camilla bewonderend, maar zo zat het ook niet.

Sam en ik waren heel gelukkig samen en ik zei zonder aarzelen ‘ja’ toen hij in mijn laatste tentamentijd voor me knielde en me een aanzoek deed.

We prikten een trouwdatum, mijn moeder hielp me een (gepaste) bruidsjurk te kiezen, we deden een aanbetaling op een huis in Belfast en ik kreeg een baan aangeboden bij een ingenieursbureau, waar ik de nieuwste renovatie van het Europa Hotel kreeg toevertrouwd. Mammie was opgetogen; pappie was opgetogen; vader en moeder Dawson waren opgetogen.

Tante Grace niet.

‘Je begaat een grote vergissing,’ zei tante Grace.

‘Ik wil het niet horen, tante Grace.’

‘Waarom moet je zo nodig trouwen? Je bent nog niet eens afgestudeerd. Wil je de wereld niet zien voordat je een gezin sticht?’

‘Ik hoor je niet, tante Grace.’

Het spannendste van onze trouwplannen vonden Sam en ik de bestemming van onze huwelijksreis. Ik had met Sams vakantieclub het grootste deel van Europa gezien, per trein als rugzaktoerist. Ik had geleerd rechtop staand in de trein te slapen en mijn tanden te poetsen terwijl ik uit een coupéraam hing. Ik had ontdekt dat in het zuiden van Europa niemand ervan opkeek als ik naar de wc ging terwijl de trein op een station stond, maar dat ik gearresteerd kon en zou worden als ik hetzelfde in het noorden deed. Ik kende de valuta van elk land, evenals de wisselkoers ten opzichte van onze pond, bij benadering. Ik was aan iets anders toe.

‘Laten we een geheel verzorgde vakantie boeken. Alles vooruitbetaald en geregeld door iemand anders. En laten we met het vliegtuig gaan. Ik heb nog nooit gevlogen.’

‘Wat een goed idee,’ zei Sam. ‘We vliegen naar een verlaten eiland in de zon. Wij samen. De hele dag niets te doen, en de hele dag om het te doen…’

‘Je gaat je vervelen,’ zei tante Grace onheilspellend toen ik haar vertelde dat we aan de Malediven dachten. ‘Hij is zo saai, Francesca. Het enige spannende wat die man doet, is flirten met de vrouwen van andere mannen.’

‘Dit maakt me altijd zenuwachtig,’ zei ik toen Sam gel op mijn buik smeerde en het apparaatje eroverheen liet glibberen. ‘Ik ben altijd bang dat er geen kind in mijn buik zit.’

‘Of een tweeling?’

Na mijn afspraak liep ik langzaam terug naar de BMW. Mijn hand omsloot voorzichtig de eerste foto van mijn tweeling, van de echo. Ik had de malle neiging er zacht mee te wiegen. Een baby is een wondertje, en nu bleek ik er twee te hebben, die nietsvermoedend in een bel binnen in me stuiterden.

Sam had met een medische openhartigheid die aan het onbeschofte grensde gezegd: ‘Heb je wel eens aan voorbehoedmiddelen gedacht?’

‘Vind je het daar nu niet een beetje laat voor?’

‘Sta me toe dat ik een voorstel doe, gezagvoerder Simms. Laat de tweeling met een keizersnee halen, dan bind ik je ei-leiders af als ik toch binnen ben. Wat de seks betreft, zul je het verschil nooit merken, maar er komen geen kinderen meer van.’

‘Dank u, dokter Dawson, ik zal erover nadenken.’

Sam haalde zijn schouders op. ‘Ik heb ook altijd een hekel gehad aan condooms.’

Bij mijn terugkeer uit het ziekenhuis werd ik opgewacht door Emma Flood. Ze stond in tranen op de stoep van tante Grace, zwaaiend met een foto. Ik had de bijna onweerstaanbare aandrang om te keren en weg te rijden, maar ik beheerste me, stapte uit en liep naar haar toe. De aanval is de beste verdediging.

‘Emma, je raadt het nooit. Ik kom net uit het ziekenhuis. Ik verwacht een tweeling!’

Emma’s tranen droogden op slag. ‘O, wat erg voor je!’ zei ze. ‘Ik werd bijna gek toen Ralph en Oliver nog klein waren. Ik heb Alex gesmeekt om zich te laten steriliseren. Hij luisterde natuurlijk niet, en nu hebben we vier onhanteerbare kinderen in plaats van twee. Wat zal je man in vredesnaam zeggen als je hem vertelt dat je een tweeling verwacht?’

‘Mijn man? Wat heeft die er nou mee te maken?’ Emma stak de foto naar me uit. Het was een eigenaardige foto, achteloos onder een vreemde hoek genomen, van een kussend stel. De man was onmiskenbaar Alex Flood, maar het gezicht van de vrouw was onherkenbaar in de schaduw. Het enige echt duidelijke aan haar was de roze jurk die ze aanhad.

‘Die foto komt uit Alex’ portemonnee,’ zei Emma, ‘en ik heb nooit geweten wie het was, tot ik jou in die jurk op tv zag. Waarom kust mijn man jou, Francesca?’