Tante Grace werd op zaterdagochtend gecremeerd. Ik vond dat we Kathryn Snotter moesten meenemen, maar James weigerde.
‘Nee,’ zei hij.
‘Zelfs niet naar de dienst bij haar thuis voordat we naar het crematorium gaan?’
‘Onder geen beding.’
‘Maar wie moet er dan op haar passen? Je kunt toch niet van mevrouw Young verwachten dat ze in het weekend ook op Kathryn let?’
‘Zeer zeker wel. Op kinderen passen is geen kantoorbaan. Een oppas heeft een morele verplichting ten opzichte van de kinderen die haar zijn toevertrouwd. Mevrouw Young weet dat ik heilig geloof in het belang van stabiliteit en routine in het leven van kleine kinderen. Ze is Kathryns voornaamste verzorger en het is haar plicht zeven dagen per week vierentwintig uur per dag voor Kathryn klaar te staan.’
‘Nou, ik hoop dat je een cadeautje voor haar hebt gekocht. Om haar te bedanken. Een bos bloemen of zo.’
James schudde gedecideerd zijn hoofd. ‘Geen cadeaus. Het omkopen van werknemers druist tegen mijn principes in.’
Toen ik die zaterdagochtend met Kathryn en een enorme bos oranje lelies bij mevrouw Young aankwam, waren haar kleinkinderen monter haar huis aan het afbreken.
‘Ik zeg steeds tegen Valerie dat ze ze niets met additieven te eten moet geven,’ zei mevrouw Young toegeeflijk, ‘maar ik ben bang dat ikzelf mijn grootste vijand ben. Ik heb ze volkomen bedorven. Ik kan er niets aan doen. Ik zie ze alleen maar op zaterdag.’
‘Afgelopen zaterdag trok Ross al zijn kleren uit en toen rende hij in zijn blootje rond,’ vertelde Kathryn me plechtig en afkeurend, ‘en Melanie trekt niet door als ze een plasje heeft gedaan. En ze wast haar handen niet na het plassen.’
‘Het spijt me echt dat ik op zaterdagochtend kom,’ zei ik. ‘De weekends zijn voor de familie.’
‘Geeft niks. Het is niet de eerste keer dat Kathryn hier op zaterdag is. Ze komt als dokter Snotter gaat golfen, en als dokter Snotter weekenddienst heeft, komt ze zelfs wel eens op zondag. Dokter Snotter en ik begrijpen elkaar. Ik reken het dubbele voor de weekends.’
Tante Grace’ uitvaartdienst stond in schril contrast met haar flamboyante, gezellige wake. Alleen genodigden waren welkom, de zitplaatsen waren met zorg toegewezen en veel gasten hadden een actieve rol toebedeeld gekregen. Sir Bobby Flood moest ‘Always Look on the Bright Side of Life’ zingen, James Snotter moest een gedicht voorlezen en tante Grace zelf zou luisterrijk in de open, met roze satijn gevoerde kist liggen terwijl haar ziel van buitenaf door het raam gluurde.
‘Afschuwelijk, die open kist,’ zei mammie wrevelig. ‘Volgens mij heeft ze dat gedaan om mij te jennen.’
We waren in de keuken. Ik poetste de champagneglazen op en mammie schonk een champagne met jus d’orange voor zichzelf in.
‘Je moet eerst de jus in het glas schenken. Als je met de champagne begint, borrelt het allemaal over je heen.’
‘Wat weet jij daar nou van?’ zei ze onbeleefd. ‘Je drinkt niet eens.’
‘Nou, neem me niet kwalijk,’ snauwde ik terug, ‘maar jij drinkt ook niet, en ik heb tenminste wel duizend glazen buck’s fizz zien maken in mijn toestel.’
Ik keek zonder enige verbazing toe hoe ze mijn raad in de wind sloeg en de buck’s fizz haar steigerend belaagde.
‘Je kon altijd zien of een stewardess nieuw was. Dan had ze net zulke gele vlekken als jij op haar blouse.’
Mammie zette het champagneglas met een klap neer. ‘Zeg nou maar gewoon ‘had ik het niet gezegd’, dan hebben we het maar gehad!’ zei ze, en tot mijn afgrijzen kreeg ze een rumoerige, hysterische huilbui.
Ik haalde diep adem. Dit was altijd het probleem tussen mammie en mij. Mammie drukt bij de geringste provocatie op de paniekknop en ik haal al veertig jaar diep en kalm adem en verbijt de neiging om ‘verman je!’ naar mijn eigen moeder te blaffen.
‘Mammie, je moet shoppen. Je moet een nieuwe outfit voor jezelf kopen. Je draagt die Schotse rok en blouse met ruches al sinds de begrafenis van Naomi en oom Denis. Het wordt tijd dat je eens iets anders aantrekt.’
Op een dag zal ik mammie moeten bedanken omdat ze me heeft geleerd het hoofd koel te houden wanneer iedereen om me heen instort en mij daar de schuld van geeft. Jaren ademhalingsoefeningen hielpen me kalm te blijven toen Dorothy de kanker uit mijn gezicht sneed. Ze hielpen me kalm te blijven die avond toen Isobel op de keukenvloer werd geboren. En ze hielpen me kalm te blijven tijdens de vlucht van vierenhalf uur vanuit het zuiden van India toen het landingsgestel van mijn 767 was blijven steken en mijn bemanning en ik ons voorbereidden op een noodlanding.
Ik was net tot gezagvoerder bevorderd en tante Grace zat ook in het toestel, als mijn ‘aangewezen echtgenote’. Ze mocht met me meevliegen waarheen ze maar wilde, in de eerste klas, op een standby-ticket.
We waren al naar Bombay geweest, waar tante Grace een zwartleren broek voor zichzelf had gekocht. We vlogen naar Trivandrum in het zuiden van India, waar we zouden keren en terugvliegen naar Oman in het Midden-Oosten. Ik had Will zoals altijd opgebeld om te zeggen hoe laat hij me kon verwachten.
De landing in Trivandrum verliep helemaal volgens het boekje. De passagiers stapten uit, het toestel werd schoongemaakt en Marian de purser vroeg of ze nog tijd had om een sigaretje te roken in de terminal.
‘Ga toch met haar mee, tante Grace, dan kun je de rest van je roepia’s uitgeven. Je mag geen roepia’s in- of uitvoeren, en ik zou het jammer vinden als je werd gearresteerd.’
‘Waar is de rest van jouw roepia’s?’ vroeg ze.
‘Als ik die had, wat niet het geval is, zou ik ze in mijn beha stoppen.’
Toen we van Trivandrum opstegen, had ik meteen door dat er iets niet in orde was met het landingsgestel. Het was niet goed ingetrokken. Het bleef steken. Wat zou er gebeuren wanneer we gingen landen? Zou het in de juiste positie klikken of zou het bezwijken onder het gewicht van het toestel? Zou het toestel net als anders vaart minderen op de landingsbaan en tot stilstand komen, of zouden we met een neusduik, buikdraai, slip en knal aan de grond komen? Ik kreeg vanaf de grond het advies terug te vliegen naar het Midden-Oosten en te proberen in Abu Dhabi te landen, waar we door de brandweer en ambulances zouden worden opgewacht.
‘Gaan we dood?’ vroeg Marian.
Vierenhalf uur lang repeteerden de bemanning en ik wat we zouden doen als het landingsgestel niet op zijn plaats klikte.
‘Zeg tegen de passagiers dat ze absoluut alles in de opbergruimtes moeten stoppen. Handtassen, boeken, flessen water, alles. Zeg dat ze hun schoenen met hoge hakken moeten uittrekken, hun kunstgebit uit moeten doen en hun bril veilig moeten opbergen. Zeg dat het hobbelig kan worden. Doe voor hoe ze zich schrap moeten zetten voor de klap. Zeg dat ze zo moeten blijven zitten tot het toestel stilstaat. Als het toestel uiteindelijk tot stilstand komt, gooi je de deuren open, maar geen moment eerder. De glijbanen blazen zichzelf op en we glijden onze redding tegemoet.’
‘Ja, gezagvoerder.’ Marians lippen waren blauw.
‘Hoe is het met tante Grace?’
‘Die zit aan haar tweede gin en zingt ‘Strijd de goede strijd’.’
Ik probeerde iets diepzinnigs te denken toen we voor de landing boven de luchthaven cirkelden, maar ik kon aan niets anders denken dan aan waar ik mee bezig was. Ik had geen ruimte in mijn hoofd voor diepe gedachten. Ik deed mijn werk. Ik zette het toestel aan de grond. Het landingsgestel zakte niet in elkaar. We minderden vaart en kwamen tot stilstand. Het was een van mijn allerbeste landingen.
Naderhand zei tante Grace: ‘Ik geloof dat we dit maar niet aan je moeder gaan vertellen, Francesca.’
Er klonk een schuchter klopje op de achterdeur van de douanièrewoning. Het was mevrouw Murphy, de oude huishoudster van tante Grace, met haar rozenkrans in haar handen geklemd.
‘Ik kom de laatste eer bewijzen, als je het goedvindt.’
‘Natuurlijk vind ik dat goed,’ zei ik. ‘Tante Grace ligt nog in bed. Ik breng u even naar boven.’ Toen Naomi door de bom om het leven kwam, was mevrouw Murphy’s hart gebroken. Ze had haar van kinds af aan meegemaakt: ze had haar verjaardagstaarten gebakken, kerstcadeautjes voor haar gekocht, haar standjes gegeven, zich ongerust om haar gemaakt en van haar gehouden. Wanneer tante Grace en oom Denis de bloemetjes buiten zetten en Naomi huilend wakker schrok uit een nachtmerrie, was mevrouw Murphy naast haar in haar smeedijzeren ledikantje gekropen en blijven liggen tot ze weer sliep. Op de ochtend van de bom was Naomi op haar knieën gevallen en mevrouw Murphy had de wonden met zout water gewassen en er pleisters opgeplakt.
‘Gracias, ’ zei Naomi, die net terug was uit Spanje.
Niemand kan met zekerheid zeggen wie de bom voor de pub van Grubbs had gelegd, en het doet er ook niet toe. Het enige belangrijke van de bom in Derryrose was dat hij een onschuldige man en een klein meisje het leven kostte. Degene die hem heeft neergelegd, zal dat de rest van zijn leven op zijn geweten voelen drukken.
Na de bom had tante Grace geen huishoudster meer nodig.
Mevrouw Murphy verdiende de kost verder met het bakken van verjaardagstaarten.
‘Wat doet zij hier?’ vroeg James Snotter.
Hij zat in de salon zijn gedicht te repeteren voor de dienst die daar later zou worden gehouden. Tante Grace had gewild dat Alex het gedicht zou voordragen, maar Alex wilde niet. James Snotter was dus zo vriendelijk geweest hem te vervangen, al had hij zo’n eentonig stemgeluid dat ik er niet aan twijfelde dat we aan het eind van het gedicht allemaal in slaap gevallen zouden zijn.
‘Ze heeft hier vroeger gewerkt. Ze is voor tante Grace aan het bidden.’
‘Leuk.’
‘Weet James Snotter wel wat je na je bruiloft met je trouwjurk hebt gedaan?’ vroeg ik aan Camilla, want ze had haar mooie jurk in romantische stijl met extra wijde rok om haar extra dikke buik te verbergen aan mevrouw Murphy’s zwangere kleindochter Niamh gegeven, die inderhaast moest trouwen omdat Malachy, haar verloofde, naar de gevangenis moest.
‘Dat heb ik hem uiteraard nooit verteld,’ zei Camilla. ‘Niamh wilde hem aan me teruggeven, maar ik heb gezegd dat ze hem mocht houden. Ik ben niet van plan hem nog eens te dragen.’
De mannen van het uitvaartcentrum kwamen en tante Grace werd in haar kist gelegd.
‘Zullen we de teddybeer van Naomi bij haar leggen?’
‘Nee. Die heeft tante Grace niet meer nodig.’
Tante Grace gaf altijd goede feesten, en haar uitvaart was geen uitzondering. De salon zat vol met haar liefste vrienden, er klonk een geruststellend getinkel van kristal en een zacht geroezemoes. Ik wuifde tussen de gasten door naar Emma Flood, maar die was aan het flirten met mijn neven Frank en Philip en zag me niet.
‘Voordat ik ook maar één woord zeg,’ zei Sam Dawson met een roofdierachtige grijns, ‘ben jij nou Francesca of Camilla?’
‘Maakt het iets uit?’
‘Zeker wel, schat,’ zei Sam, die zijn ervaren blik over me heen liet glijden. ‘Zeg maar niets. Je weet hoe dol ik op uitdagingen ben. Ik kom tijdens de dienst bij jou achterin zitten en dan spelen we ‘Raad het meisje’.’ Hij ging iets harder praten toen Alex langs ons liep met een buck’s fizz voor Emma en een glas kraanwater voor zichzelf. ‘En als ik het dan nog niet weet, zal ik je moeten uitkleden, en onderzoeken…’
Ik moest giechelen.
‘Flirten tijdens een uitvaart,’ zei Alex vermanend. ‘Ken je dan geen schaamte?’
‘Ik probeer te raden of dit Camilla of Francesca is,’ zei Sam gladjes. ‘Jij kunt het zeker wel zien, Alex?’
Alex glimlachte verbeten. ‘Ik heb geen idee.’ En hij liep door.
‘Ik geloof dat hij de pest aan je heeft,’ zei ik opgewekt.
‘Hij is gewoon jaloers.’
De dienst begon en pappie liep naar voren om als eerste te spreken.
‘Als je wegdoezelt, weet ik dat je Camilla bent,’ fluisterde Sam. ‘Ze valt altijd in slaap als de dominee het woord neemt.’
‘Wij allebei. Het is een geconditioneerde reflex. Pappie oefende zijn preken terwijl hij ons in slaap probeerde te wiegen in de grote dubbele kinderwagen toen we nog baby’s waren.’
Ik begon het slaapverwekkende effect van de stem van mijn vader al te voelen. Mijn ogen zakten dicht en ik zat te knikkebollen toen de telefoon in de hal ging. Ik liep erheen om op te nemen en Sam liep achter me aan.
Het was mevrouw Young. ‘Ik wil u niet overstuur maken, maar Kathryn is van de glijbaan gevallen en op haar hoofd terechtgekomen.’
‘Ik moet met Kathryn naar de spoedeisende hulp,’ zei ik. ‘Mevrouw Young denkt dat ze hoofdletsel heeft. Wil jij het na de dienst aan James doorgeven?’
Sam gaf me een handkus. ‘Het spel is uit. Ik weet zeker dat je Francesca bent. Als je Camilla was, had je verwacht dat James Snotter met je dochter naar het ziekenhuis zou gaan…’
Kathryn lag languit op de roodleren bank in de keuken van mevrouw Young. Haar gezicht was afgrijselijk groen en er zaten sporen braaksel op haar Mini Boden-jurk.
‘Tante Francesca, ik ben van de glijbaan gevallen.’
Ik onderzocht het hoofd van mijn nichtje zorgvuldig. Ik zag geen bloed, geen kneuzingen, geen builen. ‘Zou ze van de schrik hebben overgegeven, denkt u?’
Mevrouw Young zag er ontdaan uit. ‘Misschien is het de schrik. Misschien heeft ze inwendige bloedingen. Kleine kinderen met hoofdletsel blijven gewoon rondrennen en dan, baf! zijn ze opeens dood.’
‘U ziet er zelf ook geschrokken uit.’
Mevrouw Young begon te huilen. ‘Ik ben al zeventien jaar kinderoppas; er is nog nooit iets gebeurd met een kind dat aan mij was toevertrouwd. Geen schrammetje. Ik ben veel voorzichtiger met andermans kinderen dan ik met de mijne was. Ik laat ze nooit uit de box of van de bank als ze hier zijn, zo bang ben ik dat er iets gebeurt en hun ouders me een proces aandoen, maar vandaag, met Ross en Melanie die als gekken tekeergingen, dacht ik, kom, ik laat de teugels een beetje vieren…’
‘Dus u liet haar van de bank komen, en zodra u een seconde niet oplette, rende ze naar de glijbaan, klom erop en kukelde eraf.’
‘Ik lette wel op, ik lag pilates te doen op de keukenvloer en ze wilde op de glijbaan en ik zei: ‘Kathryn, niet zonder mij op de glijbaan klimmen. Ik kom je zo helpen, even mijn pilates afmaken. Nog een minuut, Kathryn Snotter.’ Maar ze luisterde niet!’ Mevrouw Youngs stem werd schril. ‘Als ze er een van mij was geweest, had ik haar over de knie gelegd en haar billenkoek gegeven met mijn harde hand en dan had ze het wel uit haar hoofd gelaten om zonder mijn toezicht op de glijbaan te klimmen. Zelfs dreigen met een tik had haar er al van weerhouden.’
‘Vindt James het niet goed dat u slaat?’
‘Dokter Snotter maakt de wet niet. Slaan is verboden.’
‘Zegt de wet dat we de roede moeten sparen? Dat is nieuw voor me! Die wet hadden we in mijn kindertijd beslist niet!’
‘Niemand vindt het leuk om een klein kind te slaan,’ zei mevrouw Young, ‘maar toen jij klein was, zeiden we altijd dat een tik op de luier van een kind van anderhalf genoeg was om het het verschil tussen goed en kwaad bij te brengen.’
Ik was in Botswana een keer naar de spoedeisende hulp gegaan toen Hugh een gat in zijn hoofd was gevallen tegen de stenen schouw in de woonkamer. Het was een paar dagen voordat Isobel zou komen en ik had uit eten zullen gaan met de leesclub. Een laatste gesprek met volwassenen voordat het kind kwam en de nevelen van het moederschap neerdaalden.
Mijn benen waren zo gezwollen als bananen en Will had me naar bed gestuurd. Het tijdstip waarop de kinderen Dallas in bad moesten, het precairste deel van de Dallas-dag, was in aantocht en ik had al mijn energiereserves nodig om dat zonder tranen (van de kinderen) en het gooien met blote Barbies (door Will en mij) te doorstaan. Ik lag dus op bed mijn stoffige voeten te bewonderen en me af te vragen of ik mijn tenen ooit nog zou kunnen aanraken toen Hugh, Ella en Will vanuit de woonkamer om me begonnen te gillen.
Tegen de tijd dat ik me van het bed had gehesen en door de gang was gesjokt, stak Hughs voorhoofd spierwit en opgezwollen uit aan weerszijden van een enorme jaap en zag Will eruit alsof hij elk moment van zijn stokje kon gaan.
‘Domkop!’ schreeuwde ik naar mijn echtgenoot. ‘Ik kan je nog geen vijf minuten met de kinderen alleen laten!’
Als ik een blote Barbie had gehad, had ik hem ermee kunnen steken.
Ella, die twee was, gebruikte intussen Hughs Deekie om het bloed te stelpen en riep: ‘999 voor noodgevallen!’
‘Mammie, mammie, mammie!’ krijste Hugh.
‘Ach, nou ja. Ik had toch niet zo’n zin om uit eten te gaan.’
We gingen allemaal samen naar het ziekenhuis, en maar goed ook, want omdat ik zwanger was, mocht ik niet naar de röntgenruimte en aangezien Hugh de verpleegsters niet in zijn buurt liet komen, moest Will hem op de röntgentafel in bedwang houden. Toen kwam Dorothy uit Swiss Chalet over en hechtte zijn hoofd onder algehele narcose.
Een week later ging ik weer met hem naar het ziekenhuis om zijn hechtingen eruit te laten halen, maar hij ging door het lint toen de verpleegster met de schaar op hem afkwam, sprong uit mijn armen en rende op blote voeten de gang in, met Deekie wapperend achter zich aan, ‘Help! Help! Help!’ schreeuwend.
‘Komt u morgen maar terug,’ zei de verpleegster met een glimlach, maar ik schaamde me te diep om terug te komen en het risico van herhaling te lopen.
De avond van Isobels geboorte, een halfuur voordat mijn vliezen braken, zat ik op mijn zoon terwijl Will de hechtingen met een zakmes losmaakte.
Die zaterdagochtend zat er nog een kind in de wachtkamer van de spoedeisende hulp van South Derry. Een jongen die zo geconstipeerd was dat hij poep braakte.
‘Dokter Snotter zegt dat het door Ryans eetpatroon komt,’ vertelde zijn bange moeder me, ‘en hij is heel behulpzaam geweest, hij heeft een dieet voor hem opgesteld en ons een lijst gegeven van wat hij allemaal moet eten, maar Ryan lust geen muesli en bruinbrood en vers fruit en groente, en ik moet zeggen dat ik het hem niet kwalijk kan nemen. Ik gruw van dat gezondheidsvoer en ik eet het ook niet. Toen schreef dokter Snotter dus vijgensiroop voor, een theelepel elke avond voor het slapengaan, maar het smaakt walgelijk en Ryan wil het niet meer…’
De arts van de spoedeisende hulp was een charmante Indiase man. ‘Hallo Kathryn, ben je daar weer?’ zei hij toen we aan de beurt waren.
‘Weer? Is Kathryn hier vaker geweest?’
Dokter Chada knikte. ‘Ik kan u zonder in mijn aantekeningen te kijken vertellen dat ze op oudejaarsavond op een sterretje is gevallen en haar gezicht heeft gebrand. Dat ze kralen in haar neus heeft gestopt, dat ze een munt van een pond heeft doorgeslikt en dat ze een steekwond in haar oksel heeft opgelopen toen ze van een bed sprong en door een naaldhak werd gespietst. Ik begrijp niet waarom het zo’n ondeugend kind is. Ze wil elke dag brokken maken.’
‘Vandaag is het mijn hoofd,’ zei Kathryn gewichtig. ‘Ik ben van de glijbaan gevallen.’
‘Ben je gevallen of gesprongen, Kathryn?’
Kathryn glimlachte naar de arts. ‘Gesprongen. Met mijn hoofd naar voren.’
Ik was ontzet. ‘Zegt ze nou dat ze expres met haar hoofd naar voren is gesprongen? Kathryn, waarom heb je dat in vredesnaam gedaan? Je had wel dood kunnen zijn.’
‘Ze doet het om de aandacht te trekken,’ zei dokter Chada.
‘Aandacht? Denkt u dat ze een psychiatrische evaluatie moet hebben, dokter? Therapie? Opname?’
‘Dit kind heeft haar moeder nodig,’ zei dokter Chada.