Andrea tegen Susa:
En wat gebeurt er met jou en Henri?
Susa tegen Henri:
Ik kan niet steeds maar weghollen en me in het volgende avontuur storten.
Victoria en Jonas vliegen op nieuwjaarsdag rechtstreeks van Valencia naar Oostenrijk om de eerste dagen van het nieuwe jaar met Martin in Lech door te brengen. Nadat ik ze naar het vliegveld heb gebracht, rij ik niet naar huis maar naar de haven, waar ik de auto parkeer. Het strand van Valencia is helemaal verlaten, op twee honden, een overnachtend stelletje en wat vogels na. Een paar champagneflessen en druivenzakken liggen bij een uitgebrand kampvuur, een ligstoel staat er verlaten naast. Ik ga op de rand zitten, duw mijn voeten in het zand en kijk naar de gelijkmatig aanrollende golven. Vorig jaar om deze tijd heb ik belangrijke beslissingen genomen en de afgelopen twaalf maanden is er heel veel gebeurd, zoals Martins verhouding met Doris, wat misschien toch geen verhouding was. Daarna de mail aan Max, die ik heb verstuurd toen ik aangeschoten was. Toen volgde de scheiding van Martin en de daaruit voortvloeiende verhuizing naar Zuid–Frankrijk. Later bracht het lot Max en mij weer een paar uur bij elkaar, wat verstrekkende gevolgen had, en vlak daarna kwam Henri in mijn leven. De afgelopen twee jaar zijn duidelijk door mannen bepaald. De laatste jaren zijn niet naar mijn zin, ik voel me alsof ik van de ene hoek naar de andere wordt geschoten en heb er dringend behoefte aan om gewoon in het midden te blijven. Ik schuif met mijn voeten de verspreid liggende mosselen op een hoopje en sorteer ze terwijl ik nadenk en me afvraag of de beslissingen van het afgelopen jaar echt de juiste waren. Vreemd genoeg voel ik plotseling een enorme twijfel. Was de scheiding echt nodig en was Frankrijk een goed idee? Victoria en Jonas genieten van het leven onder de palmen, maar ze hebben zich na een half jaar nog steeds niet aangepast, hun schoolprestaties zijn achteruitgegaan en de heimwee naar hun vrienden en hun vader in Keulen wordt steeds groter. Goed, George en ik hebben de galerie een flinke impuls gegeven en ik ben me hier, met zijn hulp, snel thuis gaan voelen. Michèle is een lot uit de loterij, ik heb van de villa, die dringend gerenoveerd moest worden, een juweeltje gemaakt en ik ben elke dag blij met het zachte klimaat. En natuurlijk heb ik Henri leren kennen en de kinderen mogen hem ook graag. Ja, Henri. Ik dacht dat ik gelukkig met hem was. Maar waarom zit mijn hoofd dan weer vol met Max? Lieve hemel, wat een chaos! Zijn Victoria, Jonas en ik echt volkomen gelukkig in Montpellier? Of was de verhuizing een vlucht? Ben ik gewoon weggerend voor de onaangename kanten van de scheiding? En wilde ik zo veel mogelijk afstand tussen Max en mij hebben? Heb ik juist gehandeld tegenover Victoria en Jonas? Die twee hebben genoten van de dagen met Martin. Moet ik het avontuur Zuid–Frankrijk afbreken om ze de nabijheid van hun vader en de vertrouwdheid van hun oude school terug te geven? Over twee tot drie jaar zijn ze tenslotte klaar. En hoe zit het met Henri? Ik sta op van de ligstoel en loop langs de zee heen en weer. In mijn hoofd krioelen de vragen als een bonte school vissen. Ik haat het om zoveel vragen te hebben waarop ik het antwoord niet weet en zo onzeker te zijn! Terwijl ik naar de auto terugloop, probeer ik mijn hoofd helder te krijgen. Ik ga met Jonas en Victoria praten en hun cijfers bekijken. Als we teruggaan, moet het snel gebeuren, zodat ze het tweede gedeelte van het schooljaar weer op hun oude school kunnen volgen. Dat is het eerste wat ik zal doen, beslis ik. En dan vind ik ook de antwoorden op de andere vragen. Ik haal opgelucht adem, stap in de auto, geef gas en geniet van de Spaanse zon.
“Wat een rotweer is het vandaag,” moppert George geïrriteerd als hij een halfuur te laat met een druipende paraplu in de galerie aankomt. Ik lach. In de tweeënhalf jaar die hij nu in Zuid–Frankrijk woont, is hij zo gewend geraakt aan de plaatselijke weersomstandigheden dat hij bij de minste regen onmiddellijk rilt en scheldt als een viswijf. Eigenlijk zouden we vandaag naar de beeldhouwster Valerie Clochard gaan, maar dat plan is letterlijk in het water gevallen, want volgens George zijn de Fransen geen begenadigde chauffeurs als het stortregent.
We hebben in elk geval genoeg te doen. Begin volgende week vlieg ik naar Keulen om een paar woningen te bezichtigen. Na oudjaar is er namelijk het een en ander gebeurd: toen ik van het vliegveld terugkwam, was het al middag en had iedereen zich in allerlei richtingen verspreid, behalve Andrea. Zij lag in de hangmat in haar lievelingstijdschrift te lezen. Ik heb haar over mijn bedenkingen verteld en ze was verrast.
“En wat gebeurt er met jou en Henri?” wilde ze na een tijdje weten.
Dat was een goede vraag waarop ik geen antwoord had. Net als bij Max heb ik er weer eens geen idee van wat ik wil.
Toen we uit Denia terug waren, heb ik met Victoria en Jonas gepraat, een afspraak met hun leraren gemaakt en daarna bijna een hele nacht gepiekerd, gerekend, op internet gesurft en een fles rode wijn leeggedronken. Ik wilde net naar bed gaan toen Henri ineens voor de deur stond.
“Ik dacht dat er iets niet in orde was en ik had het gevoel dat ik meteen naar je toe moest rijden,” verontschuldigt hij zich voor zijn plotselinge opduiken.
De rillingen liepen over mijn rug.
“Zeg nou wat,” zei hij toen ik hem bleef aanstaren.
“Wil je iets drinken?”
“Nee, eigenlijk niet,” zei hij voorzichtig. “Of heb ik het nodig?”
Ik ben zwijgend naar de keuken gegaan, heb nog een fles rode wijn opengetrokken en twee glazen gevuld.
“Je voorgevoel is echt verbazingwekkend…” Ik probeerde oogcontact met hem te maken, maar Henri staarde naar zijn glas. “Er is inderdaad iets,” ging ik verder. “Ik heb besloten om weer terug naar Keulen te verhuizen.” Hij keek me nog steeds niet aan. “Ik heb met de kinderen gepraat, ze hebben heimwee. Het is ook niet goed dat ze hun vader zo weinig zien en…” Daarna heb ik in een eindeloze monoloog alle redenen opgenoemd, tot ik mezelf begon te herhalen. Toen ik zweeg was het stil. Henri bleef rustig, zei niets, maar dronk zijn glas in één teug leeg.
“Betekent dat dat het over is tussen ons?” bracht hij met moeite uit.
Daar was hij, de vraag waarop ik geen antwoord had en nog steeds niet heb. Ik heb geaarzeld, ja en nee gezegd, om de hete brij heen gedraaid en toen gezegd wat iedereen zegt die geen beslissing kan of wil nemen, dat ik tijd nodig heb en dat de tijd het zal leren. En toen heb ik hem verzekerd dat Max niets met mijn beslissing te maken heeft, maar dat was een leugen. Het was een leugen, omdat ik heb gemerkt dat een groot deel van mijn hart nog steeds aan Max toebehoort, dat ik nog niet vrij ben. En ik loog ook omdat ik Henri niet nog meer wilde kwetsen. Hij is die nacht gebleven en slaapt nog steeds bij me. Soms heb ik het gevoel dat ons gesprek alleen een verwarde droom was, want we praten er niet meer over en uiterlijk is er niets veranderd. Als de kinderen aan tafel uitgelaten over de verhuizing beginnen, houdt hij zich erbuiten en doet alsof hij doof is.
Gisteren heb ik hem over mijn aanstaande reis naar Keulen verteld.
“Je doet het dus echt?” Het was meer het vaststellen van een feit dan een vraag. Voordat ik antwoord kon geven, ging hij verder. “En wat gebeurt er met Michèle, met het huis, met de galerie?”
“Vanaf september heb ik het huis aan George verhuurd, hij kan met twee kinderen onmogelijk in zijn kleine appartement blijven wonen. Michèle blijft bij ze, want Chantal wil weer in de galerie gaan werken en ik blijf me met de galerie bemoeien, alleen niet meer zo intensief. Dat is ook niet nodig, het loopt goed en Chantal kan een hoop, ze is fantastisch. Ik zal me hoofdzakelijk met Keulen en München bezighouden.” Dan heb ik in de gaten dat ik veel te snel antwoord heb gegeven.
“Je hebt blijkbaar alles al geregeld.” Gekwetst en woedend gooide Henri de keukendeur achter zich dicht en scheurde in het donker weg op zijn motor. Zijn mobieltje bleef uit. Ik heb de hele nacht geen oog dichtgedaan. Een paar minuten geleden heeft hij eindelijk op mijn ontelbare SMS’jes van vannacht gereageerd.
Hij belde me en vroeg of we konden gaan lunchen. Vanaf dat moment voel ik me misselijk. Net voor één uur rij ik weg. Henri wil me in Bogart ontmoeten. Zonder navigatiesysteem zou ik het nooit vinden, dat wordt me heel snel duidelijk als ik door de smalle straten van de oude stad wordt geloodst en plotseling voor het restaurant sta. Henri is er nog niet, maar ik word meteen naar zijn tafel gebracht en krijg water, rode wijn, brood en olijven. De zon schijnt door de spijlenramen op het witte, papieren tafelkleed, wordt door de kaarsenstandaard gereflecteerd en verblindt me. Ik knijp mijn ogen dicht en schuif mijn stoel opzij als Henri binnenkomt. Hij ziet er slecht uit, heeft schaduwen onder zijn ogen en maakt een gedeprimeerde indruk.
Hij trekt zijn stoel bij en gaat tegenover me zitten. “We moeten praten, want deze situatie maakt me helemaal kapot,” zegt hij.
“Inderdaad,” antwoord ik en ik wacht tot hij verdergaat.
“Je gaat dus over twee, drie weken naar Keulen.”
“Ja, heel waarschijnlijk. De kinderen gaan in elk geval, dat is belangrijk vanwege de school, het tweede half jaar begint dan en ze gaan eerst een tijdje bij Martin wonen. Wanneer ik verhuis hangt af van volgende week, of ik snel een woning vind.”
Henri geeft geen antwoord, maar bestelt gewoon. Hij wacht op de ober, schenkt een glas rode wijn voor me in, pakt een stukje brood, doopt het in olijfolie, bijt en kauwt.
Ik word langzamerhand onrustig en schuif heen en weer, want het is me duidelijk dat het gesprek nu pas echt begint. Zo gemakkelijk kom ik er bij Henri niet vanaf. Hij is anders dan Martin en Max. Hij komt erop terug, vraagt door, kijkt achter de façade en wil alle redenen weten.
“Dat je vanwege Victoria en Jonas naar Keulen terug wilt, kan ik begrijpen en ik twijfel ook helemaal niet aan de juistheid van je beslissing. Ik heb ook gemerkt dat die twee hier nog niet zijn geworteld. Ze hebben het moeilijk en missen hun vrienden, hun vertrouwde omgeving en natuurlijk ook Martin. Maar,” hij haalt adem, neemt een grote slok wijn en kijkt me recht in mijn ogen. “Ik geloof niet dat het de enige reden voor je beslissing is. Er is iets veranderd tussen ons. Ik ben toch niet gek, we waren gelukkig samen en nu praat je helemaal niet meer over ‘ons’.”
“Dat is zo, maar…” begin ik.
“Nee, wacht even. Ik ben nog niet klaar. Je hebt me over Max verteld en ik heb daar nooit echt mijn mening over gegeven. Ik heb altijd vermoed dat je nog niet klaar met hem was en ook nooit zult zijn, want tenslotte heb je zijn kind onder je hart gedragen. Maar een paar dagen geleden heb je tegen me gezegd dat je beslissing om terug te gaan niets met hem te maken heeft. Susa, dat geloof ik niet! Als ik erover nadenk, kom ik telkens weer tot dezelfde conclusie. En nu wil ik van je weten hoeveel invloed Max op onze relatie heeft. En dit keer geen typische Susa-antwoorden graag.”
Gelukkig komt de ober net met het eten. De lamskoteletten en de in de oven gegaarde, met olijfolie en kruiden bestrooide aardappelen geuren naar Frankrijk. Ik staar naar mijn bord en schuif het tot ontzetting van de ober opzij, want ik krijg op dit moment geen hap door mijn keel. Ik neem een slok wijn om de enorme brok in mijn keel weg te krijgen, en ik weet dat ik nu de waarheid moet zeggen, want Henri is veel te belangrijk voor me. Zelfs een leugentje om bestwil is geen optie meer. Het wordt tijd om mijn kaarten op tafel te leggen en niet alleen eerlijk tegen Henri, maar ook tegen mezelf te zijn.
“Ja,” zeg ik en ik schraap mijn keel. “Je hebt gelijk. Victoria en Jonas zijn de voornaamste reden waarom ik terug wil. Maar dat is niet het enige. Door de miskraam heb ik gemerkt hoe belangrijk Max nog steeds voor me is.” Dan vertel ik hem dat ik ontzettend geschokt was toen ik me ervan bewust werd dat ik weer naar Max verlangde en dat hij de enige was die me op dat moment had kunnen troosten. En dat dat nou net het gevoel is dat ik niet meer wilde hebben, waarvan ik dacht dat het voorbij was.
“Ik heb alles verdrongen. Ik heb de scheiding van Martin niet behoorlijk verwerkt en het verbreken van de relatie met Max geen plek kunnen geven. Ik heb het in een la gestopt, de sleutel weggegooid en ik ben ervandoor gegaan. In Zuid–Frankrijk wilde ik me weer zeker voelen. Dat leek ook zo, tot de omstandigheden me inhaalden. En toen ik die miskraam kreeg, kwam alles weer naar boven. Maar misschien zijn het ook alleen mijn hormonen…”
“In elk geval voor een klein deel,” antwoordt Henri begripvol en hij geeft me een servet, want de tranen stromen over mijn wangen. Ik snuit mijn neus.
“Ik heb het gevoel dat ik dringend met mezelf in het reine moet komen. Ik kan niet steeds maar weghollen en me in het volgende avontuur storten.”
“Maar nu ren je weer weg, dit keer uit een bestaande relatie,” onderbreekt Henri me.
“Ja, dat is verdomme zo!” Ik voel me chagrijnig worden. “Maar hoe moet ik anders beginnen met opruimen? Ik moet eerst een grote stap terug doen, anders lukt het niet.” Ik snuit mijn neus weer. “Met Martin is inmiddels alles geregeld, we kunnen weer goed met elkaar overweg, we accepteren en respecteren elkaar. Maar wat Max betreft is het nog een chaos in mijn hart. Misschien moet ik gewoon een keer met hem praten, hem over onze dochter vertellen en ook zeggen hoe erg hij me heeft gekwetst.”
“Wil je Max terug?”
“Dat weet ik niet zeker.” Jezus, wat is dit moeilijk! “Max en ik…dat onderwerp heb ik nog niet afgesloten. Misschien is dat alleen mijn gevoel en is hij gelukkig met Ottilde. Maar dan zou er in Rome niets gebeurd zijn. Misschien heeft hij zijn gevoelens ook weggestopt. Hoe dan ook, ik kan niet met jou verder als ik weet dat het oude thema nog niet helemaal is afgesloten. Dat is net alsof je met het avondeten begint terwijl de lunch nog niet helemaal is afgeruimd. Het is niet eerlijk en daarvoor geef ik te veel om je.”
Verdorie, inmiddels zit al mijn mascara aan mijn servet. Ik zie er beslist uit als een monster en ik ben ontzettend blij dat we de enige gasten zijn. Henri pakt mijn hand, streelt mijn vingers een voor een, drinkt nog een slok wijn en kijkt me aan met een blik die ijs kan laten smelten.
“Hoe gaat het nu verder met ons?” vraagt hij koppig.
“Ik kan niet van je verlangen dat je wacht tot ik alles op een bepaald moment op een rijtje heb, daarom is het beter als we onze relatie beëindigen.” Ik probeer ondanks zijn smeltende blik eerlijk te zijn.
Henri staart me aan. “Weet je,” zegt hij scherp. “Ik ben heel blij dat je zo graag beslissingen neemt, maar hoe haal je het in hemelsnaam in je hoofd om voor mij te beslissen?”Hij gaat steeds harder praten. “Misschien ben ik bereid om deze weg met jou te gaan, misschien neem ik het risico op de koop toe, misschien geloof ik dat datgene wat ons verbindt tien keer zo sterk is als je gevoelens voor Max. Maar jij denkt er helemaal niet aan om het met mij te bespreken. Ie neemt gewoon een beslissing. Susa, ik kan zelf denken, ik kan zelf handelen en je zult het misschien niet geloven, maar ik kan ook zelf beslissingen nemen!”
“Ja, maar…”Verder kom ik niet.
“Ja, maar wat?” snauwt hij. “Ja, maar als je toch naar Max teruggaat? Nou, Susa, dan heb ik pech gehad. Maar dan zal ik mezelf tenminste nooit kunnen verwijten dat ik niet alles heb geprobeerd en dat ik niet heb gevochten voor de vrouw met wie ik oud wil worden. Dan feliciteer ik die volslagen idioot Max met zijn ontzettende geluk, want hij heeft er geen idee van wat voor vrouw jij bent.”
Nu moet ik lachen. Game, set en match voor Henri!
“Dat is toch zo,” zegt Henri met een glimlach.
Ik trek mijn bord weer naar me toe en begin te eten, en Henri volgt mijn voorbeeld.
“Je hebt gelijk,” geef ik toe. “Ik had het met je moeten bespreken, maar op de een of andere manier was ik doodsbang voor dit gesprek en ik wist ook niet zeker of ik niet gewoon een beetje afstand en rust nodig had. Ik wilde jou er niet mee lastigvallen, ik wilde het zelf oplossen, want ik was bang dat het te pijnlijk voor je was. Daarom dacht ik dat het beter was om het onuitgesproken te laten. Tja, dat was waarschijnlijk niet zo slim. Ik zal in elk geval zo vaak mogelijk hiernaartoe komen. En met mijn gevoelens voor Max ga ik voorlopig helemaal niets doen. Ik wil een paar weken wachten en schrijf hem dan misschien een brief.”
“Goed, zoals je wilt. Maar voordat je naar Keulen verhuist, wil ik een week met je weg. Ik wil dat je precies weet wat je achterlaat en waaraan je twijfelt. Laat je verrassen. Neem de tweede week van februari vrij, de rest regel ik.”
Als Henri ‘s-avonds naar huis komt, lacht hij geheimzinnig naar me. “Heb je die week vrijgenomen?” vraagt hij.
“Hm, ik moet het nog met Martin bespreken. Als hij thuis is, is het geen punt.”
Victoria en Jonas beginnen meteen te muiten. Ze kunnen in Keulen ook heel goed alleen thuisblijven, verzekeren ze me met nadruk.
“Wat gaan jullie dan doen?” vraagt Jonas.
“Ik heb een paar vakantiebestemmingen uitgezocht, maar ik wil pas boeken als ik zeker weet dat jullie moeder kan,” antwoordt Henri.
“Ze kan!” roepen ze in koor.
“Weten jullie wat,” fluistert Henri, “als ze overmorgen in Keulen is, gaan wij met z’n drieën uit eten en dan vertel ik het jullie.”
Dat vinden ze cool. Als ik beurtelings naar iedereen aan de keukentafel kijk, vraag ik me opnieuw af of de beslissing om weg te gaan de juiste is. Ze hebben Henri echt in hun hart gesloten en hebben het er zelfs over dat ze hem willen bezoeken zo nu en dan. Aan de andere kant pakken ze uitgelaten hun spullen in, overleggen ze wat ze het eerste weekend in Keulen zullen gaan doen en praten erover hoe heerlijk het zal zijn om met hun vroegere vrienden samen te zijn. Ik laat ze alleen en ga naar mijn werkkamer. Martin heeft een paar uitstekende objecten uitgezocht. Hij is trouwens verbazingwekkend hulpvaardig en verheugt zich erop dat we terugkomen. Hij heeft ons huis een paar maanden geleden verkocht en woont inmiddels in een oud appartement met twee verdiepingen in Keulen. Zoiets zoek ik ook. Martin komt me zondag van het vliegveld halen en gaat dan samen met mij woningen bezichtigen.
Henri brengt me ‘s-ochtends weg. Hij heeft een goed humeur, want de laatste twee avonden waren heel fijn; relaxed en harmonisch. Ik heb met Martin gepraat en kon Henri het groene licht voor onze reis geven. Sindsdien zie ik hem alleen nog op internet surfen en zodra ik iets te dichtbij kom klikt hij snel naar een andere site. “Anders is het geen verrassing meer,” roept hij telkens. Inmiddels is hij al voor tien dagen aan het boeken. Zodra, alles is gereserveerd, zal hij het me vertellen, dat heeft hij beloofd.
De vlucht naar Keulen is zoals altijd. Start bij een blauwe hemel en landing in triest grijs. Martin wacht in zijn auto op me. Ik pak mijn ‘Chick on a mission’ – tas en haast me naar buiten. Vrolijk duwt hij een adressenlijst in mijn hand.
“Mijn secretaresse heeft alles geregeld,” zegt hij terwijl hij de motor start. “We hebben per woning maximaal een uur voor de bezichtiging en van twaalf tot twee heeft ze een tafel voor ons gereserveerd. Om vijf uur, dat staat ook op de lijst, is de laatste woning aan de beurt. Ik weet bijna zeker dat we vandaag iets voor je vinden, maar…”
Jezus, sinds wanneer praat mijn ex zoveel? denk ik. “…de opleveringsdata verschillen enorm. Sommige woningen kun je meteen betrekken en andere pas over een halfjaar. Een huur- of een koopcontract maakt daarbij geen verschil. Wat wil je eigenlijk?”
“Huren! Ik moet financieel een beetje op de rem trappen, want ik ben voor de koop van de galerie in München tot mijn uiterste limiet gegaan en ik heb helemaal niets meer.”
“Ja,” zegt Martin, “dat dacht ik al. Maar je krijgt nog geld van mij. Hoe heet hij ook alweer?”
“Hoe heet wie?”
“Je belastingadviseur.”
“O, Peter, wat is er met hem?”
“Hij heeft me vorige week een brief geschreven. Je krijgt de helft van de verkoop van het huis en dat kun je dan aan onroerend goed in Keulen besteden.”
Ik herinner me vaag dat Peter een paar weken geleden ook zoiets heeft verteld, maar ik heb er door de hele toestand helemaal niet meer aan gedacht.
“Ik zal erover nadenken,” beloof ik.
Martin rijdt flink door en nauwelijks twintig minuten later staan we in de villawijk Keulen-Müngersdorf voor een appartementencomplex. We worden al verwacht. De woning is niet oud en heeft maar één verdieping. Hij is weliswaar ruim ingedeeld en beschikt over twee badkamers, maar heeft geen terras. We bekijken nog een aantal woningen op verschillende plekken in Keulen. Pas bij de een na laatste denk ik dat ik heb gevonden wat ik wil. Geen villawijk, maar de Belgische wijk, die ‘hip’ is: een oud appartement met twee etages, twee badkamers, vier slaapkamers, waarvan er twee boven en twee beneden liggen, een grote keuken en een ruime woonkamer met houten vloer en rechtstreeks toegang tot een dakterras. Heel belangrijk voor de buurt waarin de woning ligt, is de ondergrondse parkeerplaats in het gebouw ernaast. Er is alleen geen lift en we moeten de vierentachtig treden te voet afleggen. Een gipsbeen is hier ‘dodelijk’. Maar Jonas en Victoria zullen toch enthousiast zijn. Omdat de woning sinds een maand leegstaat, kan ik de sleutel meteen na ondertekening van het huurcontract krijgen en kan ik de schilders en werklui aan het werk zetten. Ik heb geluk, want er hoeft niet veel gedaan te worden. De makelaar wil weten of het om een huur- of een koopcontract gaat. Ik aarzel en leg uit dat ik eerst wil huren en tot het eind van het jaar een optie om te kopen wil hebben. Hij stemt in en Martin is enthousiast, want de afstand tot zijn woning is nauwelijks vijf minuten.
“Dan kunnen we af en toe samen naar de bioscoop,” zegt hij enthousiast als de makelaar het huurcontract opstelt.
Ik kijk hem aan. Martin en ik naar de bioscoop? Dat is al tientallen jaren geleden. Vreemd. Daarna dwaal ik door het huis en verdeel de kamers in gedachten. Victoria en Jonas krijgen de twee kamers op de benedenverdieping en delen een badkamer, ik neem een slaapkamer en een werkkamer op de bovenverdieping, en mijn werkkamer zal tegelijkertijd als logeerkamer moeten fungeren. Dan denk ik na over de inrichting. Voor deze woning ga ik Ikea leeg kopen, want Zuid–Frankrijk heeft me al een klein kapitaal gekost. George en Chantal huren de villa gemeubileerd, wat betekent dat ik alleen mijn persoonlijke spullen meeneem. De eerste weken zullen Victoria en Jonas bij Martin moeten wonen, want ze gaan over twee weken weer naar hun oude school, die om de hoek is.
Ik maak foto’s van de kamers en verheug me er al een beetje op weer in Keulen te wonen, als het mooi weer is op de fiets naar de galerie te gaan en ‘s-avonds met de meiden in Fellini af te spreken. Martin loopt met een rolmaat door de kamers en maakt schetsen, zodat ik Victoria en Jonas alles kan uitleggen, probeert de open haard in de woonkamer met een oude krant uit, kijkt kritisch naar de eiken vloerplanken en geeft me elke vijf minuten tips.
Na bijna twee uur zijn de papieren geregeld en rijdt Martin me naar Andrea in Klein-Vernich. Net als vroeger gaat hij gezellig mee naar binnen, omhelst mijn zus en kletst met Klaus. Hij gaat pas na het avondeten weg.
“Vertel eens, wat is er in hem gevaren? Hij gedraagt zich…”
“…alsof we nog steeds getrouwd zijn,” maak ik Andrea’s zin af. “Geen idee, ik verbaas me ook al de hele dag.”
Andrea schenkt een glas wijn voor me in. “Zeg, Barbara komt zo meteen even langs, want ze wil je iets vragen.”
“Wat heeft ze op haar hart?”
“Dat kan ze je het beste zelfvertellen,” zegt Andrea.
Ik zeur, mopper en probeer de informatie uit Andrea te persen, tot de bel gaat. Barbara! Het liefst zou ik haar meteen vragen of ze nog een keer met Max heeft gesproken. Maar voordat ik iets kan zeggen, steekt Barbara al van wal. “Ik heb een heel eenvoudige vraag en je moet eerlijk antwoord geven, Susa, beloofd?”
“Ja, zeg het nou maar.”
“Christian heeft me in Spanje toch een huwelijksaanzoek gedaan…”
“Dat jij gillend hebt aangenomen,” zegt Andrea lachend.
“Ja,” straalt Barbara. “Maar ik wil niet zo’n kleinburgerlijke bruiloft in deze omgeving. Daarom wilde ik je vragen of we bij jou in Zuid–Frankrijk mogen trouwen.”
“Waarom niet? Alleen verhuis ik over een paar weken weer naar Keulen. Wanneer gaan jullie trouwen?”
“Waaat?” roept Barbara geschrokken.
“Dat leg ik zo meteen uit. Vertel jij eerst.”
“Nou goed, ik dacht begin of half juni, in elk geval voor de heetste periode, als de zomervakantie net begonnen is,” zegt Barbara. “Dat zou een perfect moment voor de bruiloft zijn. Ik wil het in kleine kring houden, met een vrolijke ceremonie in de tuin, een grote tafel onder een enorme, oude eikenboom en alles wat de Franse keuken te bieden heeft. Ik weet dat het veel werk is en misschien is het ook een beetje brutaal, maar bij jou zou dat kunnen.”
“Dat is helemaal geen punt, want dan heb ik de villa nog. George en Chantal trekken er pas in september in en het weer is gegarandeerd fantastisch. Gaaf, ik verheug me erop.”
“Je gaat Frankrijk en Henri dus echt verlaten?” Barbara is verbijsterd.
Ik vertel haar over het gesprek met Henri, over mijn gevoels-chaos en dat ik niet van plan ben om de villa te verkopen, maar dat ik er binnen afzienbare tijd niet meer zal wonen.
“Heb je iets van Max gehoord?” vraag ik als ik Barbara naar haar auto breng.
“Nee, nog niet. Hij komt morgen of overmorgen naar mijn kantoor.”
“Is Max in Keulen? Waarom?”
“Geen idee. Hij zei dat hij hier iets moest regelen. Hij belt me morgenochtend op. Waarom kom je niet gewoon langs, Susa?” Barbara grijnst ondeugend.
“Zodat ik mijn gevoelschaos nooit ontward krijg? Nee, absoluut niet. Trouwens, ik vlieg morgen weer terug.”
Dinsdagmiddag ben ik nog maar net in Montpellier aangekomen als de chaos daar uitbreekt. George komt me al opgewonden tegemoet als ik de galerie in loop. “Mevrouw Bichelmeier heeft net gebeld, haar man heeft vanochtend een hartinfarct gehad en ligt nu op de intensive care. Ze vraagt of je kunt komen.”
“Dat kan helemaal niet. Ik moet inpakken. Volgende week breng ik Victoria en Jonas met al hun spullen naar Keulen.”
“Hmm…en nu?”
“Ik ga haar eerst maar eens bellen en dan zie ik wel,” zeg ik vastbesloten en ik loop naar mijn bureau.
Tien minuten later weet ik iets meer. Er blijft niets anders over dan naar München te vliegen, want Josef heeft morgen allemaal sollicitatiegesprekken voor de positie van bedrijfsleider gepland. Ik zou ze kunnen afzeggen of verschuiven, maar de komende weken heb ik ook geen tijd meer. En de bedrijfsleider moet zo snel mogelijk beginnen, want hoewel Josef vandaag met een beetje geluk van de intensive care af mag, kan hij de komende weken zeker nog niet werken. Ik zucht. Dat ontbrak er nog net aan.
“En wie houdt de zaak dan draaiende?”
“Zijn vrouw is ‘s middags in de galerie. Ze zegt dat ze de bedrijfsleider ook kan inwerken, maar dan moeten we er eerst een hebben.” Ik zet mijn computer aan en zoek een vlucht. Het duurt even, maar dan heb ik alles wat ik nodig heb: een vliegtuig en een hotelkamer voor een nacht. Opnieuw in de onmiddellijke omgeving van Max’ huis. Zou hij de glow in the dark-stickers nog steeds aan de muur van zijn slaapkamer hebben? Een blik op de klok en het is me duidelijk dat ik me moet haasten. Als ik Henri opbel, moppert hij, want hij wilde met me naar Bogart gaan.
“Denk je ook niet dat ik liever met jou en de kinderen ga eten dan naar München te moeten vliegen?” snauw ik boos in de hoorn.
Drie uur later zit ik in het vliegtuig, heb mijn agenda opengeslagen en bekijk het schema van de volgende dag. Om acht uur ontmoet ik mevrouw Bichelmeier, dan heb ik wat tijd om de sollicitatiebrieven nog een keer door te lezen terwijl zij naar haar man in het ziekenhuis gaat. Om elf uur beginnen de sollicitatiegesprekken. Josef heeft een ruime planning gemaakt. Per sollicitant een uur en daartussen telkens een halfuur pauze. We hebben vier sollicitanten, wat betekent dat ik niet voor vijf uur klaar ben en me ontzettend moet haasten om het vliegtuig van zeven uur te halen. De piloot meldt dat het in München sneeuwt. Fantastisch, denk ik, want ik heb weer eens de verkeerde kleren ingepakt. Ik heb me zo moeten haasten dat ik helemaal ben vergeten dat de Beierse hoofdstad in dit jaargetijde regelmatig onder bergen sneeuw is bedolven. Ik heb weliswaar mijn winterjas bij me, maar mijn schoenen – suède met hakken – zijn helemaal niet geschikt voor deze weersomstandigheden. Als we op het vliegveld aanvliegen, sneeuwt het als een gek en ik ben blij als we zonder glijpartij veilig tot stilstand komen.
De taxi heeft dit keer nog meer tijd nodig om de binnenstad te bereiken. Vlak voor tienen ben ik in het hotel. Mijn maag rammelt en ik ben uitgedroogd, maar het restaurant van het hotel is tot de laatste plek bezet. Roomservice, adviseert de vriendelijke werknemer achter de balie me. Vandaag is het mijn dag niet, beslis ik. Op het moment dat ik naar de lift loop, komen er vier mannen uit de bar, die goedgehumeurd afscheid van elkaar nemen. De liftdeuren gaan net dicht als er een vijfde bij komt staan. Mijn hart staat stil. Max!? Nee, denk ik, Max is in Keulen. Max had een afspraak met Barbara. Max draagt geen zwarte jas model ‘zakenman’. De lift suist naar de derde verdieping en blijft met een ruk staan. Ik stap uit, ga eerst de verkeerde kant op, loop terug en vind eindelijk kamer 333. Als ik de deur opendoe, merk ik dat mijn handen trillen. Stel dat het Max echt was? Zal ik naar beneden gaan om het te controleren? En dan? Ik zet mijn tas neer, loop naar de telefoon en bel roomservice. Twintig minuten later heb ik Barbara een SMS gestuurd, nog geen antwoord gekregen, Henri gebeld, mezelf gerustgesteld met de gedachte dat het Max niet kan zijn, maar dat het iemand was die op hem lijkt. Dan komt mijn bestelling eindelijk, tortellini en een klein flesje witte wijn. Haastig neem ik een grote slok, ik zet de tv aan en probeer me op het nieuws te concentreren, wat niet lukt. Ik zap langs de programma’s, prik in de tortellini, verbaas me erover dat Barbara geen SMS terugstuurt en lees de papieren nog een keer door, maar niets helpt. Resoluut neem ik een slaaptablet, ik doe een oogmasker op en glij onder het dekbed.
Als ik om zeven uur wakker word, is het stikdonker en sneeuwt het nog steeds. Ik duw de vraag of het Max of een fata morgana was radicaal weg en maak me klaar. Klokslag acht uur ben ik in de galerie. Mevrouw Bichelmeier is er ook al. Ze is een charmante dame met zilvergrijs haar, is keurig gekleed en maakt een heel verzorgde indruk. Bij thee en zelfgebakken koekjes brengt ze me op de hoogte van de laatste stand van zaken. Het gaat al veel beter met Josef. Hij wordt morgen geopereerd en krijgt een of twee bypasses en wil het liefst aan het eind van de week alweer in de galerie zijn, maar dat heeft ze hem uit zijn hoofd gepraat. Daarna rijdt ze naar haar man. Ik lees, bekijk de foto’s, snuffel in het magazijn en heb volop ideeën voor een expositie. Als de telefoon gaat, schrik ik. “Galerie Cornelius,” zeg ik.
“Susa?” vraagt Barbara. “Ik probeer je al de hele tijd te bereiken, maar je neemt je mobiel niet op.”
“O, wacht even,” roep ik terwijl ik met mijn vrije hand in mijn tas naar dat rotding zoek. Hij ligt verstopt tussen twee papieren en ik heb inderdaad drie onbeantwoorde oproepen.
“Het was nog een hele uitzoekerij, de telefoondienst heeft me een paar telefoonnummers in München gegeven,” kletst Barbara er vrolijk op los. “Sorry, maar ik had mijn telefoon gisteren op kantoor laten liggen en ik heb je SMS’je daarom pas vanochtend gezien. Hoe gaat het nietje?”
“Goed,” zeg ik en dan vertel ik haar over mijn fata morgana, want ik heb besloten dat het dat gisteravond is geweest.
“Tja, in principe kan het Max geweest zijn,” zegt ze aarzelend. “Hij heeft gisteren afgezegd. Het weer was erg slecht en hij zei dat er bijna geen vliegtuig op tijd zou vertrekken.”
Ik zeg niets.
“Susa?” roept ze.
“Ja, ik ben er nog. O, lieve god, stel dat hij het was?”
“Nou ja, ik denk niet dat hij je heeft gezien. Anders had hij beslist gereageerd, tenslotte kent hij je naam en één vraag aan de receptie was genoeg geweest. Nee, ik kan me niet voorstellen dat Max zich zo idioot zou gedragen.”
“Maar ik heb óók niets gedaan,” roep ik in de hoorn.
“Dat is zo. En dat was misschien niet zo verstandig. Maar nu is het te laat. Of niet soms?”
“Hm, dat denk ik wel,” mompel ik.
Ik heb net opgehangen als mevrouw Bichelmeier binnenkomt met de eerste sollicitant. Ik kan me maar met moeite concentreren en luister terwijl ik mijn oordeel al klaar heb. Daarna is het een komen en gaan, het lijkt wel een duiventil. We hebben nauwelijks tijd om van gedachten te wisselen, maar zijn gelukkig al om vier uur klaar. De laatste sollicitant was de beste en de sympathiekste. We vinden dat hij het moet worden. Hij heet Jan Streicher, is vierenveertig jaar en vrijgezel, wat betekent dat hij een vrouwengek met bindingsangst is of een homoseksueel is. Jan komt uit Düsseldorf en kan meteen beginnen. Zijn referenties zijn uitstekend, net als de informatie die Josef over hem heeft gekregen tijdens een gesprek met zijn voormalige werkgever.
Terwijl ik met Peter bel en de noodzakelijke contractpunten met hem bespreek, praat mevrouw Bichelmeier nog met Jan. Ik hoor hoe ze een afspraak maken voor morgenmiddag in de galerie, want dan begint Jan. De eerste twee weken zal hij in de middaguren hier zijn en vanaf februari de hele dag werken.
“Nee, het spijt me, we zijn vandaag niet open,” zegt ze tegen iemand.
“Morgen wel weer?” vraagt een donkere mannenstem. De stem klinkt bekend en ineens valt het kwartje.
“Peter, wacht even, ik ben zo terug,” roep ik en ik ren op mijn hoge hakken om het bureau heen en het kantoor uit, hol de twintig meter naar de voordeur en schuif mevrouw Bichelmeier en Jan, die me allebei verbaasd aankijken, opzij.
“Wat is er?” vraagt ze.
“Wie was die man? Waar is hij naartoe gegaan?” hijg ik.
“Geen idee, hij komt hier wel vaker en is net de hoek om gegaan,” antwoordt ze kalm.
Ik probeer door de sneeuw te rennen, maar dat lukt niet. Na tien meter geef ik het op, want ik zak tot mijn enkels weg en er is in de wijde omtrek niemand te zien. Teleurgesteld loop ik terug. Jan en mevrouw Bichelmeier kijken me aan.
“Ik dacht dat ik de stem herkende,” zeg ik onbeholpen terwijl ik tussen ze door schuif, want ik wil weer naar binnen. Ik heb het koud.
Peter heeft inmiddels opgehangen, maar heeft een SMS gestuurd. Hij zal de papieren vandaag nog mailen. Ik haal mijn jas, bel een taxi en loop onrustig heen en weer.
“Kan ik nog iets te drinken voor je inschenken?” vraagt mevrouw Bichelmeier, die net afscheid van Jan heeft genomen en me verbaasd aankijkt.
“Nee, dank u. Ik moet gaan. U zei dat de man van daarnet hier vaker komt. Kunt u hem beschrijven?”
“Groot, halverwege de vijftig. Meer weet ik ook niet.”
“Bedankt, mevrouw Bichelmeier.” Heel veel mannen voldoen aan die beschrijving. Ik neem afscheid, want mijn taxi staat voor de deur. Gek dat mensen elkaar vaak zo moeilijk kunnen beschrijven, denk ik en ik zoek mijn mobiel om Michèle te bellen. Ik heb zin in haar zelfgemaakte tomatensoep.