Henri tegen Susa:
Rij alsjeblieft voorzichtig. Ik ben nog heel veel met je van plan.
Susa tegen Andrea:
Ik mag hem heel graag…Maar vlinders in mijn buik…
Susa tegen Andrea:
En ga je Klaus over je aanstaande reisje vertellen?
De oprit naar mijn huis is felverlicht. Henri stapt net uit zijn dienstauto, maar ziet me niet omdat hij aan het bellen is. Ik blijf nog even in de auto zitten en kijk toe hoe hij zich met zijn aktetas probeert te verweren tegen de enthousiaste Kasimir en tegelijkertijd probeert de gesprekspartner aan de andere kant van de lijn te antwoorden. Dan ontdekt Kasimir mij en rent kwispelstaartend naar me toe. Ik stap uit, begroet hem en geef Henri een zoen op zijn wang. Het is stil in de keuken. Er staan pannen op het fornuis en Michèle heeft een briefje op de ovendeur geplakt. Er staat een steak voor Henri in de koelkast en de tomatensoep is klaar. De kinderen hebben al gegeten en zijn naar boven gegaan. Volgens Michèles informatie zijn ze aan het pakken. Henri praat nog steeds. Ik loop de trap op en kom midden in een chaos terecht. Victoria en Jonas pakken alles in wat niet vastgespijkerd zit.
“Hallo, zeg, wat is dit? Ik heb geen verhuiswagen besteld! We nemen volgende week alleen jullie winterkleren mee,” roep ik tegen ze.
“En mijn duikspullen dan?” antwoordt Jonas.
“En ik moet mijn voorjaarskleren meenemen, mam. Stel je voor dat het ineens warm wordt,” roept Victoria terwijl ze zo met haar wimpers fladdert dat ik hardop moet lachen.
“Mam, lach niet! Ik meen het serieus.” Victoria draait zich beledigd om.
“Nee!” Ik hou vol. “Jullie kunnen allebei een koffer en een rugzak inpakken, meer past er niet in de auto. We hadden afgesproken,” zeg ik terwijl ik van de een naar de ander kijk, “dat de rest in maart met de verhuiswagen meegaat. En, Jonas, wat wil je in godsnaam met je duikspullen in Keulen? Ik geloof dat er een steekje los zit bij jullie.”
Ik ga weer naar beneden. Henri heeft inmiddels opgehangen en maakt net een fles chardonnay open.
“Ga zitten,” zegt hij.
Ik ga zitten.
“Ik heb onze reis geboekt,” zegt hij stralend. “We vliegen van Montpellier naar Parijs en dan door naar Bangkok, blijven twee nachten in het Nai Lert, waar ik een gids voor Bangkok heb geregeld en een tafel in het Oriëntal heb gereserveerd. En dan vliegen we de volgende dag vroeg in de middag door naar Koh Samui, waar ik een kamer in een prachtig resort voor ons heb geboekt.” Hij glimlacht. “Ben je blij?”
“Ja,” zeg ik en ik leun tegen hem aan.
“Rij alsjeblieft voorzichtig. Ik ben nog heel veel met je van plan,” fluistert Henri in mijn oor terwijl hij me stevig omhelst.
“Ja, dat beloof ik. Maar om te kunnen rijden, moet je me nu eerst loslaten,” zeg ik lachend tegen hem. Victoria en Jonas zitten al in de auto. Ze hebben afscheid van Michèle en van Henri genomen, hebben Kasimir langdurig geknuffeld en hebben daarna ruzie gemaakt wie er voorin mag zitten. Michèle is met tranen in haar ogen naar binnen gegaan. Ze haat afscheid nemen en heeft gistermiddag nog tegen me gezegd dat ze het maar niets vindt dat de kinderen nu en ik over een paar weken naar Keulen teruggaan. Ze heeft die twee als een oma in haar hart gesloten. Er heerste een vreemde sfeer. Victoria en Jonas maakten plannen, Michèle luisterde geforceerd enthousiast en Henri gaf raad en vertelde ze wat ze bij hun volgende bezoek aan Montpellier allemaal zouden gaan doen.
Het is ‘s-ochtends even na achten als ik de motor start, Henri beloof om onderweg te SMS’en en de oprit afrijd. Victoria heeft de koptelefoon van haar iPod al in haar oren en Jonas zit naast me.
“Het is best vreemd dat we nu weer teruggaan en voorlopig bij papa gaan wonen,” zegt mijn zoon kalm.
“Ja, dat is het zeker.”
Daarna is hij verdiept in zijn eigen gedachten. We rijden richting Nimes en daarna naar Valence. Voorbij Lyon verandert het weer. Er verschijnen donkere wolken waaruit het afwisselend regent of sneeuwt. Vlak voor Nancy komen we in een file terecht en na Luxemburg rij ik door de Eifel richting Keulen. Nu sneeuwt het echt, het wordt langzamerhand donker en mijn ogen branden van vermoeidheid. Nog twee uur, dan zijn we er, denk ik. Na de autorit van negen uur vind ik gelukkig recht voor Martins appartementencomplex een parkeerplaats.
“Mam,” zegt Victoria, “je blijft toch!?”
“Ja,” antwoord ik spontaan, en ik corrigeer mezelf meteen daarna weer. “Nee, eigenlijk niet. Ik slaap bij Andrea.”
Victoria is stil, Jonas stapt uit en belt aan. Martin is snel beneden en zet de koffers in de lift, terwijl wij de trappen naar de vierde etage op lopen. Dit is de eerste keer dat ik in Martins appartement ben. De hal is niet bijzonder groot, en door de koffers en rugzakken is er nauwelijks plaats om te lopen. Ik stap over de spullen heen en loop de zitkamer in. Ik kijk om me heen en constateer verbaasd dat Martin onze oude meubels heeft gehouden. De bank staat tegen de muur en de tv naast de open haard, die tussen het raam en de balkondeur is geplaatst. Rechts van de balkondeur is de keuken, die Martins kookkunsten in aanmerking genomen verbazingwekkend compleet is.
“De keuken zat er al in,” zegt mijn ex. “Kom, dan laat ik je de kamers van de kinderen zien.”
We lopen via een wenteltrap naar boven. De zolder is uitgebouwd met dakkapellen en is gigantisch. Victoria en Jonas hebben elk een ruime kamer. Aan de rechterkant geeft een groot raam licht, aan de linkerkant is een klein, maar gezellig balkon. Daartussen ligt hun badkamer, die is voorzien van douche en toilet en één wastafel. Dat wordt nog leuk ‘s-ochtends, denk ik. Het zou me niet verbazen als Martin binnen de komende twee weken een dubbele wastafel laat inbouwen.
“Ik heb me beneden geïnstalleerd,” zegt hij glimlachend. “Wil je mijn slaapkamer ook zien?”
Ik loop achter hem aan. We gaan de trap weer af, lopen door de zitkamer en dan door een smalle gang. Hier heeft Martin een slaapkamer met inloopkast en een badkamer.
“Ik heb alles gehouden,” zegt hij. “Je hebt een goede smaak en het past allemaal.”
Ik weet niet goed wat ik moet zeggen. Victoria en Jonas stommelen met hun spullen de trap op naar boven en staan zichzelf in de weg. Het verbaast me dat ze zich hier zo thuis voelen, hoewel ze natuurlijk al een paar keer in Martins huis zijn geweest.
“Goed, dan ga ik maar weer,” stel ik besluiteloos voor.
“Nee, blijf nog even. Laten we iets drinken en wachten tot die twee alles boven hebben, en dan gaan we met zijn vieren uit eten,” stelt Martin voor.
Dit is zo raar! Ik kijk nog een keer in de achteruitkijkspiegel, zie dat Martin met de kinderen naar binnen gaat en geef gas. We hebben lekker gegeten, gelachen en heerlijk gepraat. Victoria en Jonas gaan morgenochtend voor het eerst weer naar school. Ze verheugen zich erop en maken plannen voor het weekend. Uitgaan is veel eenvoudiger nu ze niet meer in dat ‘afgrijselijke’ Klein-Vernich wonen. Ze vonden het vreemd dat ik wegging en vooral dat we elkaar minstens drie weken niet zullen zien. Morgenochtend vroeg rij ik namelijk weer naar Montpellier, waar ik nog een paar dingen moet regelen, en over een week ga ik met Henri op vakantie, de tijd gaat razendsnel. Als ik de kinderen terugzie, is het al eind februari.
Vlot slalom ik de stad uit naar de ringweg van Keulen. Op de radio wordt gewaarschuwd voor bevroren natte weggedeelten en mijn display verraadt me dat het buiten min één graad is. Getverderrie!
Andrea wacht al op me. Mijn nichtjes, het duivelse trio, hebben net gegeten en stampen de trap op naar boven.
“Ze zijn heel blij dat jullie er weer zijn. Vooral Sophie en Maxi verheugen zich erop.”
“Hoezo?” vraag ik verbaasd.
Andrea kijkt me onschuldig aan. “O ze hebben bedacht dat ze binnenkort vaker bij jullie kunnen logeren. Natuurlijk alleen in de weekenden, als ze gaan stappen. Dus bereid je er maar op voor dat je dan met een vol huis zit.”
“Wat mij betreft graag,” zeg ik tegen Andrea. Ik loop naar de gang en roep: “Jullie mogen altijd bij ons slapen!” naar boven.
“Echt? Gaaf!” roepen ze in koor terug.
Andrea vertelt dat Klaus nog bij zijn hockeytraining is en voorlopig niet thuiskomt, en dan overstelp ik haar met vragen. Fabio, Claudia en Ben, Barbara en haar onderzoekswerk…Ik wil alles weten en mijn zus begint bereidwillig te vertellen.
“Fabio komt waarschijnlijk volgende week pas hiernaartoe,” zegt ze zuchtend. “Ik heb vanaf Nieuwjaar helemaal geen tijd gehad. Claudia werkt als een gek, ze heeft de afgelopen weken de zomer-collectie voor volgend jaar ontworpen en een nieuw contract met een postorderbedrijf gesloten. Die willen absoluut nog een collectie voor tieners met euro’s in hun zak op de markt brengen, als het maar hip en trendy is. Maar zoals altijd in dit soort gevallen had het gisteren al af moeten zijn. Ik heb de contracten opgesteld en als een gek berekeningen gemaakt voordat Claudia de stoffen bestelde. Je weet hoe ze is. Het is gelukt, we maken weliswaar geen mega-winst, maar er blijven in elk geval een paar euro over en als het gaat lopen, kan ik beter calculeren en gaan we echt verdienen.”
“En hoe zit het met Ben?”
“Dat lijkt wat te worden. Hij vliegt bijna elk weekend van Londen hiernaartoe. Afgelopen week kwam hij donderdag al en hebben ze ‘s-avonds hier gegeten. Claudia is heel erg verliefd en Ben ook, anders kan ik het niet zeggen. Volgend weekend heb ik Eva, want de tortelduifjes gaan naar Amsterdam. Het wordt tijd dat je hier weer woont, zusje, je hoort niets meer!”
“Ja, ik verheug me er ook op. Eindelijk weer eens ‘s-avonds bij Fellini eten en gezellig met jullie een paar flessen leegdrinken.”
Dan vertel ik over München, de vreemde ontmoeting met Max en de nieuwe bedrijfsleider.
“Je moet Max bellen en een keer met hem praten, maar dat heb ik je de afgelopen maanden al honderd keer gezegd.”
Ik geef geen antwoord, maar vertel over de reis naar Thailand.
“Fantastisch. Wat een goed idee van Henri. Waarom word je niet verliefd op hem?”
“Dat weet ik ook niet. Ik mag hem heel graag, ik voel me veilig en geborgen bij hem, en ik geniet van ons samenzijn.” Ik stok even maar praat dan verder. “Maar vlinders in mijn buik, het gevoel dat alles samentrekt als ik aan hem denk, dat ik buikpijn van blijdschap heb als ik weet dat hij zo meteen binnen komt lopen, dat heb ik niet bij hem.” Ik neem een slok wijn en haal diep adem. “Dat heb ik alleen bij Max. Bij Max heb ik dat allemaal wel!”
“Nog steeds?” vraagt Andrea geschrokken.
“Nou ja, zo was het in elk geval. Misschien is het wel over als ik hem terugzie. Misschien ben ik emotioneel in de war door de miskraam en zie ik hem door een roze bril. Geen idee. Ik ga nu eerst met Henri op vakantie, daarna verhuis ik en dan zie ik wel weer.”
“Dat kan dan nog leuk worden. En wat doe je als Henri niet op je wacht?” vraagt ze uitdagend. “Ik neem aan dat er als een gek op hem wordt gejaagd, zodra jij bepakt en bezakt op de snelweg zit. Of ben je die drie hete nymfomanen uit de boetiek misschien vergeten? Die storten zich gegarandeerd op Henri zodra jij je motor hebt gestart. Stel je voor dat jij hier het ei van Columbus uitbroedt en er na een bepaalde tijd achter komt dat het Max niet is, maar dat je met Henri oud en grijs wilt worden. Maar die heeft zich intussen door een jonge Française laten troosten die elke wens uit zijn ogen leest, vindt dat hij de meest fantastische en geweldige man is en dat hij gelukkig en tevreden is. Wat doe je dan, Susa?”
“Dat kan ik me van Henri eigenlijk niet voorstellen.” Ik aarzel, want die gedachte is ook al bij me opgekomen en beviel me helemaal niet. “Maar als hij net zoals de meeste mannen is, kan ik er niets aan doen. Als dat gebeurt heb ik mijn hart weer eens aan de verkeerde man geschonken. En dan blijf ik de rest van mijn leven bij mannen uit de buurt!”
“Beloofd?” vraagt Andrea lachend.
“Ja!”
“Leugenaar!” roept Andrea.
Voordat ik ‘s-ochtends om acht uur wegrijd, bel ik Victoria en Jonas. Ze zijn opgewonden en verheugen zich op hun eerste schooldag, hebben goed geslapen en beloven om zich aan het eind van de schooldag te melden. Ik vermoed dat ze de lessen behoorlijk zullen storen, want ze hadden altijd al een slechte naam bij de leraren door hun gewoonte om voortdurend te kletsen tijdens de lessen.
De terugrit naar Montpellier is minder vermoeiend, want het sneeuwt niet meer, de wegen in de Eifel zijn schoongemaakt en ik kan het gaspedaal flink indrukken. Ik heb de muziek hard gezet en zing keihard mee. Jaren geleden hebben Martin en de kinderen me verboden om onder de douche te zingen. Ze vonden unaniem dat het douchewater zelfs op de vlucht zou slaan en de douchekop droog zou blijven, omdat ik volgens hen zo vals zing.
Als ik net voorbij Lyon ben, trekt de lucht open en wordt het warmer, en bij Nimes ruikt het weer vertrouwd naar voorjaar.
Vlak na vieren kom ik in Montpellier aan. Zoals altijd is het spitsuur om deze tijd al begonnen en alle straten zijn verstopt. Gelukkig wil ik de stad in en ben ik niet zoals de meeste mensen op weg naar huis. Vlak voor de afrit heb ik namelijk besloten om nog even bij de galerie langs te gaan, mails te beantwoorden en een concept voor de eerste vernissage in München op te stellen. George sluit net af als ik kom aanrijden. Hij draait zich om als ik de auto voor de deur parkeer en kijkt me sceptisch aan. “Ga je nog werken?”
“Ja, dat was ik wel van plan,” antwoord ik. “Maar ik kan de papieren ook meenemen en thuis aan de slag gaan. Er is niemand die me daar stoort.”
“Waar is Henri?”
“Eten met de burgemeester.” Ik gooi de deur in het slot en omhels George.
“Wacht nog even, dan haal ik alles en kun je afsluiten en het alarm aanzetten,” zeg ik. Ik weet dat hij me niet helemaal vertrouwt met de alarminstallatie. En terecht, want ik ben al een paar keer vergeten om het ding aan te zetten.
Tien minuten later rij ik in het drukke verkeer in noordelijke richting. Ik ga me thuis in mijn werkkamer opsluiten tot ik het concept voor de expositie af heb. De laatste uren van de autorit heb ik erover nagedacht en op de een of andere manier heeft het saaie rechtuit rijden een enorm effect gehad, want ik kreeg mijn creatieve vijf minuten. Michèle zit aan de keukentafel en leest in haar favoriete tijdschrift, Kasimir kijkt alleen even op als ik binnenkom en slaapt meteen verder.
“We zijn vandaag de hele dag in de tuin geweest,” zegt Michèle terwijl ze naar het fornuis gaat. “Wil je soep? Ik heb pompoencrèmesoep met verse garnalen gemaakt.”
Voordat ik antwoord kan geven, haalt ze al een bord uit de kast, schept het vol en praat verder. “Het is echt verschrikkelijk rustig zonder Victoria en Jonas. Ik heb mezelf er vandaag op betrapt dat ik er de hele tijd op wacht dat ze thuiskomen. Hoe was het trouwens in Keulen?”
Ik vertel haar over de autorit, over Keulen, over Martin en ook dat het heel raar was om Victoria en Jonas bij Martin achter te laten en zonder ze naar Andrea te rijden.
Ze trekt haar wenkbrauwen op als ik over Martin praat en gaat weer zitten. Ik reageer er niet op, lepel mijn soep, drink een glas wijn met haar en trek me daarna terug in mijn werkkamer. Michèle rammelt met pannen, ruimt een beetje op en gaat dan naar boven. Ze heeft daarstraks gezegd dat ze vannacht hier slaapt. Haar kamers zijn inmiddels heel gezellig ingericht. We hebben de bedrijfssluiting van een meubelzaak in Nlmes van een paar weken geleden gebruikt om flink in te slaan, en hebben een bed, kast, commode en een behaaglijke bank gekocht. Op Michèles verlanglijstje stond ook een tv met decoder voor de satellietschotel. Ze vindt het enorme zenderaanbod fantastisch en zapt ‘s-avonds door heel Europa. Een tijdje geleden zat ze superenthousiast naar een Nederlands programma te kijken, raakte gefascineerd door de taal en heeft de volgende dag meteen een cd besteld om de taal te leren.
Sindsdien brabbelt ze tijdens het aardappelschillen voortdurend zinnen zoals: ‘Ik vind haring met ui heel lekker’. Het is heel schattig, want ze probeert ‘het kuiken hoort niet in de keuken’ te zeggen, ik heb naar het origineel geluisterd en hartelijk gelachen. Michèle is om te knuffelen met haar Franse accent! Elke Hollander zou onmiddellijk verliefd op haar worden. Als ik haar dat zeg, doet ze alsof ze beledigd is, zet het volume van de cd-speler harder en probeert Scheveningen op zijn Hollands uit te spreken.
Ik bekijk de binnengekomen mails als de telefoon gaat. Het is Martin. Goedgehumeurd en uitvoerig vertelt hij me dat Victoria en Jonas hun eerste schooldag op hun oude school achter de rug hebben, nu met hun vrienden bij de Italiaan om de hoek zijn en op zijn laatst over twee uur thuis zullen zijn. Dan worden we onderbroken door het overgaan van zijn mobiel. Hij moet hem aannemen, zegt hij, en neemt snel afscheid.
Hoofdschuddend loop ik naar de keuken om thee te zetten. Vreemd genoeg lijkt Martin echt te genieten van de aanwezigheid van zijn kinderen. Vroeger was het anders, dan was hij geïrriteerd, wilde rust hebben en wilde vaak niet met de dagelijkse futiliteiten lastiggevallen worden. Net zo verbazingwekkend is het dat hij uit zichzelf belt om me te informeren! De jaren voor onze scheiding moest ik alles vaak woord voor woord uit hem trekken. Spraakzaamheid was een vreemd begrip voor hem. Met de kop thee in mijn hand loop ik weer naar mijn werkkamer. Ik zal deze kamer echt missen. Het is mijn oase. Ik heb de oude open haard laten herstellen, maar ik ben zo praktisch geweest om hem op gas te laten branden. Nu kan ik het vuur vanaf mijn bureau met de afstandsbediening aan- en uitdoen en hoef ik niet met hout te slepen. Claudia was ontzet toen ze mijn versie van een open haard zag. “Verschrikkelijk! Hoe kun je?” riep ze. Maar ik geniet ervan om hier ‘s-avonds in de koelere maanden te zitten werken en af en toe naar het vlammenspel te kijken. Ik doe hem nu ook aan. Mijn mails zijn allemaal van de server gedownload. Mevrouw Bichelmeier schrijft dat Josef de operatie goed heeft doorstaan en over twee dagen uit het ziekenhuis mag, maar thuis nog minstens een week rust moet houden. Ze is heel tevreden over de nieuwe bedrijfsleider. Hij heeft al twee schilderijen verkocht en is enthousiast. Dan lees ik twee mails van mijn kinderen. Ze zijn echt blij om weer in Keulen te zijn, de eerste schooldag was supergaaf en ze hebben het gevoel alsof ze nooit zijn weg geweest. Jonas heeft volgende week zijn eerste wiskundeproefwerk en Victoria moet een werkstuk over Mao maken. In het weekend zullen ze allebei over hun boeken gebogen zitten, schrijven ze, behalve vrijdagavond, want dan geeft een vriend van Jonas een welcome-back party voor de twee verloren schapen. Ik mail ze allebei terug voordat ik de volgende mail open. Die is superlang, van Claudia. Ze schrijft dat ze weer volop aan het werk is en dat alles op rolletjes loopt, ze heeft een fantastische nanny voor Eva gevonden en ze is blij dat haar ouders weer naar Toscane zijn gegaan. Het stoort haar alleen dat Lupe niet veel meer te weten is gekomen, maar Barbara gaat volgende week met Lupe en de informant om de tafel zitten. Ik haal diep adem en lees verder. Ze vertelt in geuren en kleuren hoe fantastisch Ben is, dat ze in de zevende hemel is, veel tijd met hem doorbrengt en dat hij fantastisch goed met Eva omgaat. Ze gaan volgend weekend naar Amsterdam, ze is zo blij als een kind en wil weten of ik haar misschien een paar tips kan geven. Ik moet meteen terugdenken aan de enige keer dat Martin en ik in Amsterdam zijn geweest. We hebben het heerlijk gehad, slenterden langs de talloze grachten, kwamen toevallig in een coffeeshop terecht en merkten pas waar we waren toen we zagen dat er ‘zwarte Afghanen’ op de kaart stonden! We hebben een biertje gedronken en met verbazing naar de andere bezoekers gekeken. Na bijna een uur hadden we zonder dat we hadden gerookt het gevoel dat we stoned waren, en zijn we naar het hotel teruggegaan. Een heel leuk en verfrissend weekend. Ik antwoord Claudia en open de mail van Barbara. Ze schrijft dat ze Max volgende week pas ziet. Hij heeft heel veel te doen en is dan in Keulen. Shit, denk ik, dan zit ik met Henri in Thailand en moet ik geduld hebben tot ik haar urenlang kan uithoren. Ik sta op, loop naar de keuken en haal een glas rode wijn. Ik ga niet meer achter de computer zitten, maar maak het me met opgetrokken benen gemakkelijk in de stoel naast de haard. Max, altijd weer Max. Zodra hij dichterbij komt word ik onrustig, moet ik me beheersen om niet spontaan zijn telefoonnummer in te toetsen en kost het me ongelofelijk veel moeite om me op de realiteit te concentreren. Het duurt een halfuur voordat ik mezelf weer in de hand heb en met het concept van de vernissage in München kan beginnen. Maar het lukt, ik kan vlot doorwerken en ik ben bijna klaar als Henri net voor middernacht binnenkomt. Hij is moe, geïrriteerd, probeert met rode wijn zijn boosheid weg te spoelen en vertelt me over de kortzichtigheid van de burgemeester. De politie in Montpellier heeft sinds enige tijd problemen met werkloze jongeren. Het is hier helaas hetzelfde als bijna overal: te veel kinderen hebben geen goed schooldiploma en daardoor nauwelijks kans op de arbeidsmarkt. Het gevolg is dat ze naar de illegaliteit afdrijven, onrust stoken en ten slotte hopeloze gevallen worden. Henri heeft de afgelopen weken regelmatig gesprekken gevoerd met een aantal psychologen om ideeën te ontwikkelen, heeft alles op papier gezet en het resultaat aan de burgemeester gepresenteerd. Volgens Henri was zijn reactie schandalig.
“Je zult het niet geloven,” scheldt hij, “maar de burgemeester is een rund.” Ik moet lachen, want voor Henri is ‘rund’ een tamelijk heftig scheldwoord. Henri negeert mijn gelach en gaat verder. “Hij beweert bloedserieus dat hij bepaalde projecten voor dit jaar en volgend jaar heeft gepland en verder geen budget heeft. Hij heeft me op zelfverzekerde toon uitgelegd dat het geld voor de dringend noodzakelijke en al lang geleden geplande verfraaiing van het stadsaanzicht wordt gebruikt.” Henri haalt even adem om dan meteen verder te ratelen. “Dat is een absolute must omdat het toerisme een belangrijke inkomstenbron van onze stad is. Dat klopt ook, maar die idioot is vergeten dat de toeristen helemaal niet komen als ze over de stijgende criminaliteit horen. De discussie was net zo eindeloos als hij vruchteloos was.”
Als ik uit de badkamer kom, slaapt Henri al. Slapend lijkt hij op de god Hypnos, hij ligt op zijn rug, zijn rechterarm ligt op zijn hoofd, de linker ligt ter hoogte van zijn buik op het dekbed, alsof hij hem daar bewust heeft neergelegd. Het is de eerste keer dat hij eerder slaapt dan ik. Als ik in bed wil gaan liggen, het dekbed voorzichtig optil en eronder glip, trekt hij er even aan, maar ligt dan weer stil. Pas als ik mezelf toedek en het kussen tot een nestje duw, draait hij zich naar me toe, trekt me in zijn armen en slaapt gewoon verder. Het duurt niet lang voordat ik ook in dromenland ben.
Ik word wakker van de regen die tegen het raam slaat. Verdomme, het is pas vijf uur en ik kan niet meer slapen. Ik trek mijn Uggs aan en ga naar beneden. Ik krijg het concept voor de Münchense galerie gewoon niet uit mijn hoofd. Mijn aanvankelijke idee om alles aan de locatie aan te passen, lijkt me ineens onbenullig en fantasieloos. Maar wat dan? Wat kan in de Beierse metropool op aandacht van de kunstwereld rekenen? Of moet ik precies het tegendeel doen? Niet groots uitpakken, maar me op eenvoud concentreren?
Terwijl ik in het kort de uitgangspunten daarvoor opschrijf, bevalt dit idee me steeds beter. De expositie zal door haar eenvoud en de schilderijen overtuigen. Ook de prijzen zullen in overeenstemming zijn, niet duur dus. Betaalbare kunst, dat wordt mijn thema. Terwijl ik een mail schrijf aan Giovanni, de galerist in Rome, staat Henri plotseling achter me. Zo onuitgeslapen ziet mijn Gallische haan er wat geplukt uit. Gelukkig kraait hij niet, maar fluistert heel lief in mijn oor: “Wat doe je op dit tijdstip beneden?”
Ik vertel hem over mijn slapeloosheid en dat ik bezig ben met het uitwerken van mijn ideeën voor de expositie.
“Kom weer naar bed,” zegt hij terwijl hij mijn nek licht masseert.
“Zo meteen.” Ik tik verder. “Nog vijf minuten, dan is het klaar.”
Henri draait zich om. Ik hoor hem de trap weer op lopen en werk verder. Een uur later ben ik klaar. Het concept is zover uitgewerkt dat het begrijpelijk is, ik heb het aan mevrouw Bichelmeier en Jan gemaild en heb aan ze gevraagd om me morgen te bellen. Ik laat mijn laptop aan staan, loop door de keuken naar de terrasdeur en hoor de vogels tsjilpen, want het wordt nu snel licht. Een lichte nevel zweeft een halve meter boven het grasveld. Ook Kasimir wordt langzaam wakker; hij gromt, rekt en strekt zich, begroet me gapend en kwispelstaartend. Ik vind deze ochtendrust, als alles in slow motion wakker wordt, zalig.
Ik ben vol dadendrang en mijn belofte om nog even in bed te kruipen ben ik allang vergeten. Ik loop naar boven, doe de slaapkamerdeur zachtjes open en sluip naar de badkamer. Snel vervang ik mijn slaapoutfit voor mijn joggingkleren. Kasimir is inmiddels onrustig geworden. Hij weet dat we een rondje gaan joggen. Vanaf het huis lopen we drie kilometer langs weilanden en grasvlakten, en Kasimir jaagt zoals altijd op konijntjes. Na een krap halfuur zijn we weer terug.
Als ik de keukendeur opendoe, schrikt Michèle. “Susa!” Ze hapt naar adem. “Waar kom jij zo vroeg vandaan?”
“Ik heb gelopen en ga nu zwemmen,” antwoord ik en ik marcheer doelbewust door de keuken. Michèle kijkt me verbaasd aan, want vandaag ben ik voor het eerst sinds de miskraam weer gaan joggen. Kasimir schuift langs me en rent meteen naar Michèle, want hij ruikt eten.
“Ik ben lang genoeg lui geweest,” zeg ik vijf minuten later als ik in badpak met een handdoek in mijn hand weer door de keuken naar het zwembad loop. “Weet jij trouwens waar de afstandsbediening voor het zwembaddek ligt?”
Michèle trekt een la open en stopt het ding zwijgend in mijn hand. Het zwembadwater is heerlijk verwarmd. Ik spring er uitgelaten in en red met veel moeite vijftig baantjes, daarna ben ik helemaal uitgeput. Als ik naar het huis terugloop, schijnt de zon inmiddels tussen de bomen door. Over een paar weken zal ik deze luxe niet meer hebben. Dan moet ik genoegen nemen met een douche. Henri staat zich te scheren als ik boven kom. Hij vindt dat mijn koele huid opgewarmd moet worden, neemt me op zijn schouders en we belanden in bed.
Als we beneden komen, heeft Michèle koffie en thee gezet en is ze met haar nieuwe scooter op pad geweest om vers fruit te kopen, ze heeft een perfect zachtgekookt ei gemaakt en heerlijke, maar calorierijke Franse croissants op tafel gezet. Sind ze haar ‘Isi’ heeft, vallen de dagelijkse boodschappen onder haar bevoegdheid. ‘Isi’ is Michèles vuurrode Vespa, die ze een paar weken geleden heeft gekocht en meteen heeft gedoopt, want Michèle geeft alles wat belangrijk is en waarvan ze houdt een naam. Ze scheurt zonder helm een paar keer per dag naar haar favoriete winkels en haalt en regelt alles. Het is een schitterend gezicht als ze met een wapperende rok en fladderend haar wegrijdt. Henri probeert haar ervan te overtuigen dat ze een helm moet dragen, maar dat vertikt Michèle. Zelfs schokkende foto’s van ongelukken, waarop vreselijke hoofdwonden te zien zijn, kunnen haar niet op andere gedachten brengen. “Je hebt een beschermengel of je hebt hem niet,” verdedigt ze haar beslissing vurig.
De dag verloopt rustig, Giovanni beantwoordt mijn mail en belooft dat hij het een en ander voor me bij elkaar zoekt en dat ik alleen naar Rome hoef te komen om een keuze te maken. Jan en mevrouw Bichelmeier zijn erg onder de indruk van mijn ideeën, hebben er nog iets aan toegevoegd en zullen zich vandaag met de calculatie bezighouden.
“Wat doe je morgen?” vraagt George als ik met twee bekers thee in mijn hand mijn kantoor in kom.
“Niets bijzonders. Hoezo?”
“Ik heb net met Valerie Clochard gesproken, je weet wel, de beeldhouwster die destijds spontaan langskwam op het feest. Als je zin hebt, kunnen we morgen naar haar toe gaan.”
We spreken af om de volgende ochtend om tien uur te vertrekken, ‘s-Avonds drentel ik een beetje rond, ik denk na over wat ik allemaal naar Thailand meeneem, surf op internet en bekijk de site van het Nai Lert-hotel in Bangkok. Het Nai Lert ligt midden in de diplomatenwijk van Bangkok, heeft een enorme tuin met watervallen en alle mogelijke tierelantijnen. Ik lees dat het Nai Lert het voormalige Hilton-hotel is, dat het compleet is verbouwd en een koele en futuristische look heeft gekregen. De spider-crab-rol van het Japanse restaurant wordt bij de klantenopmerkingen meerdere keren positief vermeld. Het water loopt me nu al in mijn mond. Ik sta op en haal een schijf droog knackebröd en thee zonder suiker of water. Henri kan het niet uitstaan als ik niets eet of in mijn eten prik en alleen water drink. Hij vindt een glas wijn bij het avondeten of voor de open haard een must. Een typische Fransman. Mijn maag knort nog steeds. Het is het beste als ik snel naar boven ga, alles aanpas en kijk waar mijn kleren knellen en te krap zitten. Tien minuten later ziet mijn slaapkamer eruit alsof er een bom is ontploft. Drie van de vijf bikini’s zijn nog bruikbaar, daarin zie ik er sexy uit, alleen zijn ze allemaal zwart. Mijn assortiment badpakken is daarentegen tamelijk mager. Ik heb er twee, een knalrood Baywatch-model en een zwarte met een rits. Besluiteloos laat ik ze allebei liggen. Daarna zijn de zomerjurken aan de beurt, de dunne linnen broeken voor een wandeling door de stad en een of twee mooie outfits voor het diner. Ik vouw net alles op als de telefoon gaat. Het is Victoria, die er vrolijk op los babbelt. Er zit een heel lieve jongen bij haar op school, dweept ze. Hij heeft vandaag tegen haar gepraat en ze hebben afgesproken om zaterdagmiddag naar de bioscoop te gaan. Ze is ontzet over de gruweldaden van Mao en maakt zich zorgen dat het haar niet zal lukken om volgende week een goed werkstuk van alle informatie te hebben gemaakt. We kletsen nog wat en als ik Jonas wil spreken, hoor ik dat hij met Martin tennissen is. Ik heb net opgehangen als de telefoon weer gaat. Andrea!
“Hij was er vandaag!” roept ze.
“Fantastisch, zus. Alleen: wie was waar?”
“Fabio! Hij is vanochtend in Keulen geland, we hebben de hele dag vergaderd en hebben samen geluncht. Wat een man!” zegt ze met een zucht.
“Wat heeft hij gedaan, waardoor je zo weg van hem bent?” wil ik weten.
“Niets.” Ze denkt even na. “Nee, eigenlijk niets bijzonders. Maar als hij met zijn groene ogen naar me kijkt, heb ik het gevoel alsof er duizend mieren door mijn lichaam kruipen.” Haar stem vibreert. “En hij heeft me bij hem thuis uitgenodigd,” zegt ze.
“Waaat?”
“Ja, maar het is niet wat jij denkt. Hij vroeg me of ik voor mijn volgende zakenbezoek wat meer tijd kon inplannen. Hij wil me zijn huis aan het Comomeer laten zien.”
“Hmm…”
“Echt. Zijn familie bezit al decennia een huis in Lecco, dat ligt ongeveer vijftig kilometer ten noorden van Milaan. De meeste weekenden brengt hij daar door, hij gaat er zeilen of in de winter in de bergen skiën. En dat wil hij me graag laten zien. Dat maakt toch niet uit?” vraagt ze enigszins provocerend.
“Nee, op zich niet. Hoe gaat het eigenlijk tussen Klaus en jou? En ga je Klaus over je aanstaande reisje vertellen?” Ik ben benieuwd wat voor antwoord ik krijg.
“Och,” zegt Andrea ontwijkend. “Klaus is veel met hockey bezig. Ik denk dat zijn midlifecrisis een nieuw niveau heeft bereikt. Hij heeft de afgelopen maanden zo hard getraind dat hij in het eerste team meespeelt…”
“Ik wist helemaal niet dat hij zo fanatiek is,” onderbreek ik haar.
“Dat was hij vroeger ook niet, maar hij is waarschijnlijk bang om afgedankt te worden. Hij wordt over een paar weken vierenveertig en eet alleen nog gezond, maar zakt na een wedstrijd regelmatig met zijn teamgenoten door. Het is helemaal erg als ze ook nog gewonnen hebben. Dan belt hij me midden in de nacht op en ‘mag’ ik hem komen halen.”
“Oké,” zeg ik lachend. “Maar hoe overleeft hij het begin van de week dan?” Ik kan me de doorgezakte nachten met mijn zwager nog goed herinneren. De volgende ochtend was hij altijd ziek en zat hij duf voor de tv te lijden, terwijl Andrea en ik met de kinderen gingen wandelen en Martin bij het tennissen het laatste restje alcohol uit zijn lichaam zweette.
“Dat is verschrikkelijk! Hij lijdt in stilte, ik moet hem een paar keer wakker maken en letterlijk uit bed schoppen en ‘s-avonds gaat hij om tien uur slapen.”
“Maar ga je het hem vertellen?” vraag ik volhardend.
“Nee, dat doe ik niet,” zegt ze koppig. Dan wordt er bij haar aangebeld en moeten we het telefoongesprek beëindigen.
Terwijl ik de rest van mijn kleren voor Thailand bij elkaar zoek, pieker ik over Andrea. Haar korte, maar hevige affaire met David afgelopen jaar heeft haar meer veranderd dan we allemaal dachten. Hoewel David alleen al door zijn leeftijd niet echt een gevaar voor haar huwelijk vormde, bekijkt ze alles sindsdien aanzienlijk kritischer. Ze beleeft haar leven intenser en is veel minder tolerant voor wat betreft de capriolen van haar man. Fabio heeft haar duidelijk betoverd. Geen wonder, hij is succesvol, ziet er goed uit en is uitgesproken charmant. En ook al beweert ze de hele tijd dat het bij sympathie van beide kanten blijft, ik geloof daar geen woord van. Op de een of andere manier lijkt ze me huwelijksmoe, en het bevalt haar veel te goed dat Fabio werk van haar maakt. Als ik eraan denk hoe ze reageerde toen Fabio vlak voor Kerstmis een verstuikte enkel had en zijn reis naar Keulen moest afzeggen – Andrea was not amused – heb ik er geen goed gevoel over. Ik ben benieuwd hoe snel ze een zakenreis naar Milaan regelt.
Michèle is vanmiddag met haar vuurrode Vespa naar haar oude woning geknetterd en blijft daar tot zondagmiddag. Pas als we naar Thailand gaan, komt ze terug om op Kasimir en het huis te letten. Ik slenter over de bovenste etage. Ik vind het verschrikkelijk hoe verlaten alles hier is, ik mis Victoria en Jonas heel erg en ga snel weer naar beneden. Ik zet net een beker groene thee als Henri binnenkomt.
“Nee, niet alweer thee,” zegt hij. Hij schuift de beker opzij en zet een plastic tas voor mijn neus. “Kijk hier eens in,” zegt hij en hij loopt naar de gang om zijn jas aan de kapstok te hangen. Mijn Franse fijnproever heeft in de delicatessenwinkel toegeslagen: in de tas zit kreeftenterrine, risotto met witte en zwarte truffels en twee grote langoustines.
“En wat vind je ervan?” Henri is terug en kijkt even naar me, voordat hij naar de koelkast gaat en een fles ijskoude chardonnay tevoorschijn haalt. Hij ontkurkt de fles en lacht uitdagend naar me. “Dat ziet er beter uit dan jouw groene thee met knackebröd, vind je niet?”
Ik lach, dek de tafel en nauwelijks vijf minuten later toosten we met elkaar en genieten van al het lekkers.