Hoofdstuk 21

Susa tegen Andrea:

O jee, een aanval op mijn heupomvang?

Barbara tegen Claudia, Susa en Andrea:

Ik heb net een telefoontje van Braun gehad.

Max tegen Susa:

Kun je alsjeblieft anders gaan zitten?

Ik sla mijn dunne jas om me heen als een koude wind windvlaag over het aankomstplatform van het Münchense vliegveld waait en ik ril van de kou. Na de Zuid–Franse zon met een temperatuur van vijfentwintig graden lijkt het hier wel winter, zo koud is het.

Ik kijk om me heen naar een taxi, maar moet wachten; de chauffeur geeft me weliswaar een teken dat hij er aankomt, maar hij blijft genietend trekjes van zijn sigaret nemen. Het duurt drie kwartier voordat ik in het hotel ben. Het is hetzelfde hotel van mijn laatste bezoek, toen ik dacht dat ik Max in de hal zag. Dit keer zit het restaurant weliswaar niet vol, maar vanavond wil ik daar helemaal niet eten. Op mijn verlanglijstje staan douchen en dan lui op bed liggen en iets eten. Ik loop meteen naar de lift, lees de hotelinformatie terwijl ik wacht en vermijd het om naar de receptie te kijken. Max vanavond zien zou de laatste druppel zijn. Mijn kamer is enorm. Het midden wordt in beslag genomen door een kingsizebed, waarvan de afmetingen Amerikaanse proporties hebben. Op een antiek buffet ertegenover zie ik een grote flat-screen, bij het raam staat een loveseat waarin je heerlijk kunt genieten. Het geheel is in een aangename crèmekleur gehouden. Nieuwsgierig doe ik de badkamerdeur open. De douchekop heeft hetzelfde formaat als die in Montpellier, minstens vijftien centimeter dus, en de waterstraal, die ik natuurlijk meteen uitprobeer, is sterk en belooft een lichte massage. Ik trek mijn jas uit, schop mijn schoenen uit en zoek de menukaart. Ik heb zin in pasta met zeevruchten en een glas witte wijn. Ik bestel en ga douchen. De timing is perfect, want ik heb me net in de zachte badmantel gehuld en een handdoek als een tulband om mijn natte haren gewikkeld als er wordt geklopt. Mijn eten is er. Op mijn buik liggend smul ik ervan, terwijl de moordenaar in de late misdaadfilm bijna gepakt is.

“Goedemorgen, mevrouw Wienand, het is tien uur en we wensen u een prettige dag,” spreekt de dame van de telefooncentrale met een vleiende stem in mijn oor. Ik bedank en hang op. Ik heb bijna tien uur lang diep en vast geslapen. Als ik de gordijnen opentrek, schijnt de zon vol in mijn gezicht. Het is een heerlijke dag en ik wil graag joggen en daarna in het zwembad van het hotel een paar baantjes trekken. Vastbesloten bel ik Jan en verschuif onze ontmoeting naar halfeen. Tien minuten later loop ik naar buiten. De lucht is heerlijk koel en verfrissend.

Om precies halfeen sta ik voor de galerie en moet ik op Jan wachten, want mijn sleutel ligt in Keulen. Na vijf minuten is mijn geduld op. Ik zoek in mijn handtas naar mijn mobiel, vloek zachtjes en laat hem prompt vallen. Hij ligt in stukken voor me op het trottoir. Ik ga op de trap voor de voordeur zitten en zet hem weer in elkaar – gelukkig, hij doet het nog! Er wordt getoeterd. Jan parkeert zijn rode auto vaardig in, stapt uit en loopt snel naar me toe.

“Hallo, heb je lang moeten wachten? Ik moest de verfemmers nog snel inladen,” zegt hij verrast.

“Het maakt niet uit. Kan ik je helpen?”

Jan slaat mijn aanbod af, doet de galerie open en rent heen en weer om de vijf verfemmers en de rollers te halen.

“Wat ben je eigenlijk van plan?” vraagt hij terwijl hij de zweetdruppels van zijn gezicht veegt.

“Na jouw kreet om hulp dacht ik dat we de kleuren het beste gewoon kunnen uitproberen,” antwoord ik zelfverzekerd.

“Je bent toch niet van plan om zelf te gaan schilderen?” Jan is perplex. Hij kijkt naar zijn kleren.

“Natuurlijk wel, dat is de enige manier om erachter te komen welk schilderij bij welke achtergrond past. Wat dacht jij dan?”

“Ja, maar…Dan moet ik me snel omkleden,” zegt hij haastig en hij vliegt de deur uit.

“Kun je nog…” roep ik hem achterna, maar Jan hoort me niet meer.

Ik heb een oude spijkerbroek meegenomen, maar heb stom genoeg niet aan een T–shirt gedacht. Ik ga op zoek in Josefs kast en vind een T–shirt dat ik net aantrek als Jan weer binnenkomt.

“Dat was snel,” zeg ik en ik moet een lach onderdrukken, want Jan draagt een spijkerbroek die een bandbreedte boven de knie is afgeknipt, en een T–shirt met het opschrift SMURFEN ZIJN COOL.

“Ja, ik woon ook vlakbij,” antwoordt hij, hij glimlacht breed en praat daarna meteen weer verder. “Waar heb je dat T–shirt vandaan?”

“Dat lag in de kast, hoezo?” zeg ik terwijl ik de tekst probeer te ontcijferen. Het lukt me slechts met moeite, want ik ben nooit een kei in het ondersteboven lezen geweest. Ik lach, op mijn borsten en buik staat in grote blauwe letters WORSTEN ZIJN VET, en daaronder BEIERSE SLAGERSVERENIGING.

“Past niet echt bij je,” zegt hij grijnzend.

“Nee,” geef ik lachend toe en ik wijs naar het opschrift op zijn shirt. “Maar dat van jou is ook niet bepaald hot.”

We gaan naar het magazijn, slepen de schilderijen naar de galerie, overleggen, denken na over de achtergrondkleuren en verdelen daarna de muren met potlood en duimstok in stukken van een meter. Na iets meer dan een halfuur kunnen we gaan verven.

Een rasechte, dikbuikige Beier met snor en lederhose rijdt me maandagochtend in de motregen naar het vliegveld. Onrustig kijk ik elke vijf minuten op de klok, want we rijden tergend langzaam over de snelweg. Mijn vliegtuig naar Keulen vertrekt over een uur.

“We redden het wel,” verzekert de taxichauffeur me.

De dame aan de incheckbalie van Lufthansa denkt daar anders over.

“Het spijt me, maar we kunnen uw tas niet meer aannemen, die moet u bij het vliegtuig afgeven en u moet u heel erg haasten! We beginnen over tien minuten met de boarding,” zegt de grondstewardess tegen me. Ik ren verder. Er loopt een straaltje zweet langs mijn rug naar beneden als ik bij de veiligheidscontrole aankom. Ik leg uit waarom ik zo laat ben en mag voor, maar ik oogst ook onbegrip. “Alles weer op de laatste minuut, hè?” zegt een onvriendelijke vijftiger. Jezus, denk ik, heeft die klootzak nog nooit in een file gestaan? Doornat van het zweet kom ik nog net op tijd aanrennen. Ik zit amper als de deur wordt gesloten en de slurf wordt weggereden, de stewardess met haar instructies begint en het vliegtuig in beweging komt. De vlucht is rustig, ik blader in de Süddeutschen, ben blij dat er niemand naast me zit en denk aan gisteren terug. Om halftwaalf waren we klaar, hebben alles nauwkeurig bekeken en daarbij de tweede fles rode wijn gedronken. Toen we om halfeen aangeschoten en onder de verfvlekken naar huis gingen, konden we het uitstekend met elkaar vinden. De man bij de receptie trok zijn wenkbrauwen op toen hij me zag en wenste me een prettige nacht. Toen de telefoniste me om zeven uur uit een diepe slaap haalde, deed alles pijn.

Ik heb nog steeds spierpijn in mijn armen, alsof ik een uur gebokst heb. Mijn kont doet zeer en ik voel alle spieren in mijn handen. Ik leun achterover en kijk uit het raam naar het wolkendek onder me. Zodra de opening van de Münchense galerie achter de rug is, vlieg ik weer naar Montpellier. Jonas en Victoria nemen vrijdag het vliegtuig al, want de paasvakantie is begonnen en ze verheugen zich erop Michèle weer te zien. Het liefst zou ik in Keulen blijven, want de mogelijkheid dat ik Henri weer tegenkom bevalt me helemaal niet. Laat hij maar gelukkig worden met zijn Valerie, net zoals Max met dat rare mens, van wie de naam me niet meer te binnen wil schieten, denk ik koppig.

Ik zit net in de taxi als mijn mobiel gaat.

“Wat doe je woensdagavond?” wil mijn zus weten.

“Niets, hoezo?”

“Kom dan langs. Claudia en Ben komen ook. Ik ga Barbara en Christian nu bellen, dan zijn we compleet. Ik kook iets lekkers en we maken er een gezellige avond van,” zegt ze vastbesloten.

De taxichauffeur is echt Keuls oergesteente, praat zo plat dat ik hem nauwelijks versta en ik ben blij als hij eindelijk voor mijn huis stopt. Als ik mijn appartement binnenkom, geloof ik mijn ogen niet.

Op de tafel in de zitkamer staan pizzadozen en lege schalen. Mijn werkster is op de bovenverdieping aan het stofzuigen en ook de keuken is een enorm slagveld.

“Ludmilla!” roep ik. Ludmilla is halverwege de veertig, van Poolse afkomst en spreekt gelukkig Duits. Sinds begin maart komt ze drie keer per week en zorgt ervoor dat alles altijd schoon is, dat de was is gewassen en gestreken en weer in de kasten hangt en dat dit soort taferelen me bespaard blijven.

“Mevrouw Wienand?” roept ze en ze schakelt de stofzuiger uit.

“Ja. Wat is er hier gebeurd?”

“De kinderen hadden gisteren een paar vrienden op bezoek. Ze hebben een lief briefje voor me achtergelaten waarin ze me vroegen of ik wilde opruimen. U moet niet boos op ze zijn.”

“Dat ben ik ook niet. Ik vind alleen dat ze hun rotzooi zelf naar de vuilnisbak kunnen brengen en in de afwasmachine kunnen zetten. Dat kan toch niet zo moeilijk zijn,” mopper ik.

“Ach,” zegt Ludmilla, die mijn kinderen net als Michèle in haar hart heeft gesloten. “Dat doe ik toch graag.”

“Ja, ja,” antwoord ik en ik zet mijn tas neer. Vanavond zal ik die twee onderhanden nemen.

Woensdagavond rij ik in mijn nieuwe auto naar Andrea. Ik heb een tijdje geaarzeld en had het liefst weer een Boxter gekocht, maar omdat ik niet langer zonder meer over Martins auto kan beschikken, heb ik een verstandigere keuze gemaakt. Peter, mijn belastingadviseur, heeft me bovendien weer eens uitgelegd dat een nieuwe auto kopen belastingtechnisch gezien niet handig is, dus heb ik een BMW Cabrio geleased. Het bedrag dat ik van Martin voor ons oude huis heb gekregen, staat bijna onaangeroerd op de bank en vermeerdert zich, zoals Andrea altijd zegt.

“Fijn dat je er bent,” begroet mijn zwager me stralend. Klaus ziet er goed uit. Hij is afgevallen en is licht gebruind.

“Hallo, schat,” zegt Andrea als ik de keuken in kom. Ze haalt net een schaal lasagne uit de oven.

“O jee, een aanval op mijn heupomvang?” Ik lach en wijs naar de lasagne.

“Ja, ik vind namelijk dat je bent afgevallen sinds Michèle niet meer voor je kookt. Je gezicht is te smal en je ziet er moe uit. Claudia kan deze calorieënbom ook wel hebben en Barbara en ik moeten morgen gewoon wat langer trainen,” zegt ze terwijl ze de hete schaal op twee houten planken zet, naar me toe komt en me omhelst. “Ik geloof dat ik je nieuwe parel maar ga opbellen en tegen haar zeg dat ze vet, Pools eten voor je moet maken.”

“Nee, alsjeblieft niet, dan word ik hartstikke dik.”

“Goed, maar dan moet je me beloven dat je weer zelf gaat koken!”

Andrea heeft gelijk, maar Jonas en Victoria koken bijna elke dag.

“Je werkt te veel,” zegt Andrea en ze kijkt me ernstig aan.

“Als de opening in München achter de rug is, heb ik meer tijd,” beloof ik. En dan vertel ik over mijn laatste bezoek aan Montpellier, mijn botsing met Henri, zijn komst naar de sculpturenten-toonstelling en Valerie. Andrea wil net antwoord geven als Klaus, Claudia en Ben de keuken in lopen. Christian en Barbara komen nauwelijks twee minuten later binnen.

“Ik heb net een telefoontje van Braun gehad,” barst Barbara los als Andrea net een grote portie lasagne op haar bord schuift.

“Waaat?” roept Claudia en ze verslikt zich bijna in een slok wijn.

“Ja, hij belde me apetrots op mijn mobiel om me het onderzoeksresultaat mee te delen. Ik heb pas opgehangen toen we al voor Andrea’s deur stonden. Anders had ik je natuurlijk al gebeld,” verzekert ze Claudia.

“Vertel,”zegt Ben.

“Sorry, ik heb echt heel erge honger!” Barbara schept een stukje lasagne op haar vork en schuift het in haar mond. “Half januari werd in Parijs een moordpoging op een designer gepleegd. De daders hebben geprobeerd hem op dezelfde manier als Jürgen en Pinini om te brengen. Ze hebben hun slachtoffer vastgebonden, zijn polsen doorgesneden en wilden hem zittend op een fiets in een meer niet ver van Parijs naar het hiernamaals sturen. Toen ze net twee meter uit de kant waren, dook er letterlijk een groep duikers op. De daders zijn gevlucht. Monsieur Jerome Jarretelle, dat is de naam van de designer, bloedde weliswaar als een rund, maar was gelukkig nog bij bewustzijn. Hij kende de twee, want ze hebben hem maanden proberen te intimideren. De rest was kinderspel. De politie heeft een grootscheepse opsporingsactie op touw gezet en binnen drie uur konden ze in het bezit van valse paspoorten op het vliegveld worden gearresteerd, want de beschrijving was gewoon topklasse. Ze wilden naar Bangkok vluchten.” Barbara neemt een slok, stopt nog een stuk lasagne in haar mond en kijkt naar Claudia. Claudia zit op het puntje van haar stoel, leunt op haar handen en is spierwit.

“Je had volkomen gelijk,” zegt Barbara. Het is net alsof ze alleen nog tegen Claudia praat. “Jürgen is ijskoud vermoord! En de kerels die dat op hun geweten hebben, zullen er nu voor boeten.”

“Ja, maar…” Ben leunt peinzend achterover. “Hoe werden die twee moorden aan elkaar gelinkt? Was er een bekentenis?”

“Ja, dat ook,” antwoordt Barbara geconcentreerd. “Maar beslissend was dat de gegevens van de zaak door Interpol naar de buurlanden is gestuurd. De jongens van de BKA waren heel scherp en kwamen al snel op de zaak van Jürgen uit. Ze hebben contact met commissaris Braun opgenomen en achterhaald dat het DNA van een van de twee daders overeenkomt met het DNA dat is gevonden op de plek waar Jürgen is vermoord.”

“Welk DNA is daar dan gevonden? Dat is helemaal nieuw voor me, Barbara. En waarom heeft het allemaal zolang geduurd?” roept Claudia en ze pakt Bens hand vast.

“Het kostte tijd voordat alle gegevens gecontroleerd waren en ze genoeg voor een aanklacht hadden. In dit geval moesten niet alleen de gegevens en omstandigheden van Jürgens dood, maar ook alle gegevens van Pinini worden vergeleken. Ze hebben destijds op de plek van de moord op Jürgen vreemd DNA op een bebloede, papieren zakdoek aangetroffen, maar konden dat tot nu toe niet plaatsen. Het is echter geasserveerd, met andere woorden geregistreerd en bewaard. Ze wisten alleen dat het Jürgens bloed niet was. Het had net zo goed van een wandelaar kunnen zijn, die een bloedneus had gehad en zijn zakdoek daar had weggegooid. De zaak staat er nu anders voor. Ze konden op grond van het overeenstemmende DNA-profïel bewijzen dat een van de verdachten op de plek van het misdrijf is geweest. En onder die bewijslast is hij doorgeslagen en heeft hij bekend.”

“O, lieve god!” fluistert Claudia nauwelijks hoorbaar en ze begraaft haar gezicht in haar handen. Ben neemt haar in zijn armen. “Heeft hij bekend dat hij Jürgen heeft vermoord?” snikt ze.

“Ja, en Pinini ook. En hij heeft meteen een belastende verklaring over de andere dader afgelegd,” antwoordt Barbara zachtjes, maar duidelijk.

“Wat zijn dat voor mensen?” vraagt Andrea, die de lasagne intussen weer in de oven heeft gezet.

“Geen idee. Eind twintig. Aziaten en nogal onopvallend, zegt Braun. Meer weet ik ook niet. Zoals ik al zei, kreeg ik het telefoontje toen we hiernaartoe reden.” Ze neemt een slok en vertelt verder. “In elk geval zijn die twee nu gedetineerd en zullen ze zich vanwege twee moorden en een moordpoging in Parijs moeten verantwoorden. En misschien hebben ze nog meer strafbare feiten op hun geweten. Het onderzoek loopt nog volop,” besluit ze.

“En de mensen achter de schermen? Wat gebeurt er met hen?” vraag ik.

“Tja, dat wordt moeilijk. Helaas is het bij de georganiseerde misdaad meestal zo, dat de heren vaak niet herkend worden, of de misdrijven waaraan ze zich schuldig hebben gemaakt niet bewezen kunnen worden.”

“Dat betekent dus dat Jürgens dood volkomen nutteloos was?” Claudia’s stem klinkt leeg en gefrustreerd.

“Ja, dat zou kunnen,” antwoordt Barbara zachtjes.

Andrea staat zwijgend op, loopt naar de keuken en haalt de lasagne uit de oven. “Ik weet niet of iemand van jullie nog trek heeft in eten, of dat we alleen nog wijn drinken, maar ik dacht…” Met die woorden zet ze de lasagne weer op tafel. Klaus opent de derde fles wijn en schenkt iedereen bij.

Christian, Klaus en Ben scheppen zwijgend op. Barbara, die als enige al iets op haar bord had, prikt er nadenkend in. Ik neem ook, want Andrea fluistert dreigend ‘Ludmilla’ tegen me en dan neemt Claudia ook.

“Kunnen we alsjeblieft over iets anders praten?” zegt Claudia zachtjes. “Susa, hoe was Montpellier en München?” vraagt ze me.

Ik vertel bijna alles, maar laat de ontmoeting met Henri achterwege, en vertel uitgebreid over de schilderactie van afgelopen zondag. Het wordt ondanks alles toch een leuke avond. Claudia ontspant zienderogen en als we om halfeen allemaal naar huis gaan, lacht ze eindelijk weer.

De volgende ochtend heb ik me verslapen, en ik hoor Victoria en Jonas ruziemaken over een stuk toast. Ze houden abrupt op als ik de keuken in kom.

“Wat zie jij eruit,” zegt Jonas terwijl hij thee inschenkt.

“Mam, ga weer slapen. Wij redden het wel,” zegt Victoria en Jonas knikt.

“Ja, dat hoor ik! Jullie maken ruzie over een stuk toast!” antwoord ik en ik pak Jonas’ thee, die zijn beker verbaasd nakijkt.

“Wanneer vlieg je weer naar München, mam?”

“Morgenochtend, Victoria. We gaan om tien uur samen naar het vliegveld. Jullie vliegtuig vertrekt een halfuur voor dat van mij. George haalt jullie van het vliegveld en brengt jullie naar huis. Michèle heeft gisteren nog gebeld en wilde weten wat ze voor jullie moet koken. Bel haar vandaag maar even op.” Ik loop de keuken uit.

“Mam, mag ik op haar Vespa rijden?” zeurt zoonlief.

Ik glimlach, dat is typisch Jonas. “Dat moet je maar met Michèle bespreken. En vergeet niet je scooterrijbewijs mee te nemen.”

“En wat moet ik dan doen?” pruilt Victoria.

“Alsjeblieft, kunnen we dat daar bespreken? Ik kom zondagmiddag aan en voor zover ik jullie ken, hebben jullie alles dan al lang geregeld.”

“O ja,” roept Jonas, “we bellen Henri op, misschien gaat hij zaterdag met ons varen.”

Het kost me heel veel moeite om geen commentaar te leveren. Ik heb geen recht hen de omgang met Henri te verbieden, alleen omdat hij en ik uit elkaar zijn. Chagrijnig ga ik douchen. Als ik bijna een halfuur later weer beneden kom, zijn ze weg en is Ludmilla in de keuken bezig. Ik rij meteen naar de galerie. Catharina is al op kantoor, sorteert rekeningen en verkondigt uitgelaten dat ze aan het eind van het jaar gaat trouwen en daarna minstens drie weken met haar kersverse echtgenoot naar Australië wil, als de telefoon gaat.

“Hallo, met mij!” roept Barbara vrolijk. Ze vertelt het een en ander, dweept over een huis dat ze vanochtend samen met Christian heeft bezichtigd en vraagt het adres van mijn favoriete cateraar in Montpellier. Ze wil iedereen opbellen en offertes voor haar trouwfeest aanvragen. Ik wil het gesprek beëindigen, want er is een klant binnengekomen.

“Nog één ding, Susa, ik vraag me al de hele tijd af of je iets van Max hebt gehoord. Je bent zo zwijgzaam wat hem betreft.”

Ik krimp in elkaar. Max – ik heb mezelf elke gedachte aan hem verboden. Het is zo’n drie weken geleden dat ik heb geprobeerd hem alles in een brief uit te leggen. Tot vandaag heb ik geen reactie van hem gehad. Ik denk even na of ik Barbara over de brief zal vertellen, want tot nu toe weet niemand behalve Michèle het. De klant kijkt zoekend om zich heen.

“Ik heb je inderdaad iets te vertellen, maar ik heb een klant, dus kan het nu niet,” zeg ik opgelucht. Ik beloof haar te bellen zodra ik tijd heb en hang dan echt op.

‘s-Avonds pakken we in. Victoria heeft weer eens de neiging de complete inhoud van haar klerenkast mee te nemen. Jonas daarentegen zou het liefst met twee spijkerbroeken en drie T–shirts vertrekken. Ik krijg ze zover dat ze allebei één koffer meenemen en sta dan zelf voor de kwelling van het kiezen. Morgen vlieg ik naar München, ‘s-avonds hebben Jan en ik afgesproken om met het kunstenaarsechtpaar Barretti te gaan eten, zaterdag vindt de vernissage plaats en zondagochtend vlieg ik naar Montpellier. Dat betekent twee zakelijke outfits, een klein zwart jurkje en voor tien dagen een combinatie tussen vrijetijds- en zakelijke kleding, want in Montpellier ga ik af en toe ook werken. Andrea heeft gisteren besloten om samen met haar twee oudsten ook naar ons toe te komen. Lisa, het nakomertje, gaat met haar beste vriendin en haar ouders naar de Noordzee en Klaus is op zakenreis. En mijn zusje stond erop dat ik in de paasvakantie ook een beetje vakantie vier.

Precies om tien uur wordt er aangebeld. Martin heeft aangeboden ons naar het vliegveld te brengen en komt met grote stappen de trap op lopen. Ik sta nog in de badkamer, want vanochtend heb ik resoluut mijn koffer leeggehaald en opnieuw ingepakt.

“Mam,” roept Jonas, “schiet op. Papa is er al en wij gaan vast naar beneden.”

Ik vloek zachtjes, want ik kan mijn mascara nergens vinden, zie hem dan in de la naast mijn wastafel, geef mijn poging me op te maken op, doe de koffer dicht en draag hem naar beneden. Verdomme, wat is dat ding zwaar! Op zulke momenten verwens ik mijn appartement en verlang ik naar een eengezinswoning, een lift of een sterke man. Als ik beneden aankom, zit iedereen al in de auto. Martin moppert omdat hij moest wachten en ik heb er meteen al spijt van dat ik op zijn aanbod ben ingegaan.

Het is een heerlijke zaterdagochtend in München. Ik trek mijn trainingskleren aan en ga joggen. Jan en ik hebben om vier uur in de galerie afgesproken. Dan komt de cateraar, de bloemen worden geleverd en om zeven uur verwachten we de pers en de gasten. Het is Jan gelukt om niet alleen de plaatselijke journalisten op te trommelen, maar ook radio en televisie.

Alles loopt op rolletjes. Josef en zijn vrouw zijn er ook. Hij geeft incidenteel een interview, praat met zijn vroegere vaste klanten en geniet duidelijk van alle aandacht. Zijn vrouw is voortdurend in zijn buurt, geeft hem onopvallend een arm als ze denkt dat het nodig is en lacht trots naar hem. Josef is helaas niet meer zo fit geworden als hij had gehoopt. Hij was net thuis uit het ziekenhuis, toen hij weer een hartinfarct kreeg. Het was gelukkig maar een klein infarct, maar het was al snel duidelijk dat Josef niet meer elke dag in de galerie zou werken, hoe graag hij dat ook had gewild. Sindsdien komt hij één keer per week met zijn vrouw langs, bekijkt alles, geeft waardevolle tips en is opgelucht dat zijn galerie in goede handen is.

“Hallo, lieverd!” hoor ik iemand roepen. Ik draai me om en zie Claudia en Ben.

“Ben moest naar München en toen heb ik in een opwelling besloten om mee te vliegen en je te verrassen.” Ze kijkt me aan. “Het lijkt gelukt te zijn als ik je gezichtsuitdrukking zo zie,” lacht ze.

“Ja, dat kun je wel zeggen!” roep ik en ik omhels haar. “Wat lief van jullie!”

“We kunnen alleen niet lang blijven, want Ben heeft straks nog een officieel zakendiner, waar hij mij graag bij wil hebben.”

“Dat maakt toch niets uit. Ik vind het fantastisch dat jullie er zijn. Kijk even rond,” zeg ik meer tegen Ben dan tegen Claudia. “Er zijn echt een paar heel mooie doeken bij.” Daarna moet ik me verontschuldigen, want Jan roept me.

Het resultaat van de opening is erg bevredigend, denk ik, als ik eindelijk alleen in de galerie ben. Het is inmiddels tien uur, alle gasten zijn vertrokken, de Bichelmeiers hebben een uur geleden al afscheid genomen en Jan is een halfuur geleden naar huis gescheurd. Ik vermoed dat hij een nieuwe vriendin heeft, want hij heeft ineens enorme haast en was blij dat ik bereid was om af te sluiten.

Ik hou van deze minuten van stilte na een hectische dag. Zoals gewoonlijk heb ik eerst de schilderijen die verkocht zijn bekeken en daarna degene waar we een optie op hebben gegeven. Meestal krijg ik op deze momenten een goed idee voor het ophangen van de overgebleven schilderijen. Meer dan de helft heeft vandaag een nieuwe bezitter gevonden. De Barretti’s waren sprakeloos. Zoveel positieve respons hadden ze nooit verwacht, fluisterde Pedro vlak voordat ze vertrokken in mijn oor. Met één grote slok drink ik mijn glas leeg, ik breng het naar de keuken en haal mijn jas.

“Hallo, is er nog iemand?” roept een mannenstem. Er wordt ongeduldig op de glazen deur geklopt.

“Het spijt me, we zijn al dicht. U zult tot maandag moeten wachten,” antwoord ik en ik loop naar het kantoor.

“Susa, benjijdat?”

Ik blijf als aan de grond genageld staan. Nee, denk ik, dat kan niet waar zijn!

“Susa? Doe alsjeblieft open!”

Langzaam draai ik me om, loop naar de deur en doe hem van het slot. Max staat voor me. Hij heeft mijn briefen de uitnodiging voor de vernissage in zijn hand en kijkt me aan.

“Ik denk dat we moeten praten,” zegt hij aarzelend.

Ik staar hem aan en schud mijn hoofd even.

“Wil je niet met me praten?” vraagt Max onzeker.

“Natuurlijk wel. We moeten praten. Dat hadden we al veel eerder moeten doen. Maar heeft het nu nog zin?” antwoord ik.

“Mag ik binnenkomen?”

“Ja,” antwoord ik en ik merk dan pas dat ik nog steeds in de deuropening sta. Met één stap is Max bij me, ik ga opzij, voel dat zijn arm de mijne aanraakt en hoor de deur achter me in het slot vallen. Hij trekt me naar zich toe. Ik heb de neiging om me gewoon te laten vallen en in zijn armen te verzinken. Hij legt zijn handen om mijn gezicht, kijkt me aan, zegt zachtjes mijn naam en ik voel dat mijn zelfbeheersing verslapt. Ik weet dat het helemaal misgaat als zijn lippen de mijne aanraken.

“Laten we alsjeblieft praten. Ik wil gewoon alleen praten,” stamel ik en ik maak me zachtjes uit zijn armen los en strijk mijn jurk glad. Ik doe de deur achter me op slot en loop naar de keuken. “Wil je iets drinken? En heb je honger? Er staat nog wat lekkers in de koelkast,” zeg ik geforceerd koel.

Max kijkt me een hele tijd aan en schraapt dan zijn keel. “Goed – Zal ik je helpen?”

We gaan naar de keuken, ik geef Max een fles Barolo en een kurkentrekker en pak zelf het blad met partyfood uit de koelkast, verwijder de vershoudfolie en doe er kaas en olijven bij.

“Dat is een goede fles,” zegt Max terwijl hij het etiket bestudeert. “Waar gaan we zitten?”

“Eh…tja, dat zal waarschijnlijk de vloer worden. De meubels staan allemaal in het magazijn, want ik had ruimte nodig. Maar we hebben vloerverwarming, dus koud krijgen we het niet,” zeg ik en ik pak toch nog twee grote zitkussens. Verdomme, denk ik, mijn jurk is helemaal niet geschikt om nonchalant op de grond te zitten.

“Zullen we de open haard aansteken?” vraagt Max.

“Dat zou ik wel willen, maar ik weet niet waar het hout en de aansteker zijn,” zeg ik.

“Maar ik wel,” zegt hij zelfverzekerd en hij lacht tegen me. “Kom, dan laat ik het je zien!” Hij steekt zijn hand naar me uit. Ik kijk naar hem, aarzel één moment en pak hem.

“Hoe ken jij de weg hier zo goed?” vraag ik.

“Galerie Cornelius is een van mijn favorieten. Ik kom hier zo vaak mogelijk sinds ik in München woon. Josef heeft een heel bijzondere smaak, die me erg aanspreekt. Hij heeft altijd de iets andere kunstenaars, exposeert veel jong talent en is daardoor financieel bereikbaar voor me. Ik liep hier graag rond en praatte met hem over de schilderijen. Het schilderij in mijn zitkamer heb ik van hem gekocht.”

“Oké,” antwoord ik verbaasd.

“Kijk eens, hier is het hout.”

We staan inmiddels in de kleine tuin die bij de galerie hoort. Een aftandse lamp verlicht de omgeving schemerachtig. Ik heb het koud, want ik draag geen panty bij mijn flinterdunne jurkje, alleen schoentjes met hoge hakken. Mijn outfit ziet er fantastisch uit en is supersexy, maar absoluut ongeschikt om bij een temperatuur van vijf graden in de tuin te staan.

Max kijkt me aan. “Weet je hoeveel moeite het me kost om je niet gewoon in mijn armen te nemen, je weg te dragen en je nooit meer los te laten?” zegt hij terwijl hij mijn wang streelt.

Ik geef geen antwoord. Hij wil twee stukken hout aan me geven, aarzelt, neemt me van top tot teen op en besluit dan al het hout zelf te dragen. “Het zou je jurk ruïneren,” zegt hij vastbesloten.

Een paar minuten later brandt het vuur en we gaan naast elkaar op de kussens zitten. Ik schuif onbehaaglijk heen en weer en probeer een positie te vinden die comfortabel maar niet prikkelend is. Het lukt me niet. We drinken de Barolo en snoepen van de hapjes.

“Hoe heb je deze galerie eigenlijk gevonden?” vraagt Max, die me een hele tijd met een gefronst voorhoofd heeft opgenomen.

“Ik heb hem niet gevonden!” Jezus, die schoenen, denk ik vertwijfeld. “Josef heeft mijn belastingadviseur gebeld. Hij heeft informatie over me ingewonnen, een van mijn Keulse exposities bezocht, en hij vertelde me dat mijn manier om met kunst om te gaan hem beviel. Het was een uniek aanbod en ik was stapelgek geweest als ik het niet had aangenomen.” Ik drink een slok wijn, laat mijn blik tevreden door de galerie dwalen en kijk Max dan recht in zijn ogen. Mijn aanvankelijke onrust is verdwenen en er is een gevoel van vertrouwen voor in de plaats gekomen. Ik ben blij dat we eindelijk met elkaar praten.

“Ben je nog in Rome geweest?” vraagt hij onverwacht.

“Ja,” antwoord ik kort.

“En?”

“Het was vreemd. Ik ben niet lang gebleven, eigenlijk was ik helemaal niet in Rome. Ik ben er alleen naartoe gevlogen en ben daarna naar Frascati gereden. En jij, ben jij er nog een keer geweest?”

“Ja. De herinneringen kwamen naar boven en plotseling was alles er weer,” zegt Max zachtjes en hij staart in zijn wijnglas. “Dat was het moment waarop ik wist dat ik een eind aan mijn relatie met Ottilde moest maken. Die hele relatie was onoprecht, ik moest steeds maar weer aan jou denken. Zelfs als ik met haar naar bed ging, zag ik jouw gezicht voor me.”

“Waarom heb je dan geen contact met me gezocht? Waarom ben je van het toneel verdwenen?”

Max gaat rechtop zitten, kijkt me aan en pakt zijn glas. “Waarom? Meen je dat nou?” Hij neemt een slok.

“Natuurlijk! Waarom zou ik dat niet mogen vragen?” zeg ik lichtelijk geïrriteerd.

“Susa, toen ik nog geen vijf minuten uit de kamer weg was, slenterde je al flirtend met een andere man door de foyer. Je had alleen nog ogen voor die kerel, en je zag verder niets meer. Ik zat daar als een idioot op je te wachten.” Hij wacht even. “Zodra ik in de lift stond, werd het me duidelijk hoe belachelijk mijn gedrag was. Natuurlijk was je in de war en wilde je terug en natuurlijk had ik met je mee kunnen gaan, maar die gedachte kwam gewoon niet bij me op. Ik wilde niet dat je wegging. Ik was er bang voor. Maar toen je lachend met die kerel door de receptie liep…Ik was ontzettend boos, ik heb je vervloekt. Toen heb ik vliegensvlug uitgecheckt, ben naar het vliegveld gegaan in de hoop je daar nog ergens te zien. Je vliegtuig was nog niet vertrokken toen ik aankwam, maar ik zag je nergens. Susa, ik heb bij de gate op je gewacht tot deze gesloten werd.” Hij kijkt op van zijn glas en kijkt me vragend aan. Zijn bruine ogen fonkelen. Ik begin me heel rot te voelen. “Wat had ik moeten doen? Hoe had ik nog kunnen bellen?”

“Nou, heel gewoon. Je had me in de foyer van het hotel kunnen aanspreken of je had je mobiel kunnen pakken en me kunnen bellen,” zeg ik vastbesloten. “Je snapt er helemaal niets van!” roep ik woedend. “Ik heb huilend mijn spullen bij elkaar gegrist, ben de kamer uit gegaan en wilde zo snel mogelijk weg, tot ik zwikte door die rotsandalen. En zo heb ik Ben leren kennen!” Ik slik moeizaam en probeer kalm verder te praten. “Toen ik als een hoopje ellende op de grond zat en al mijn spullen verstrooid om me heen lagen was Ben er. Jij niet! Jij moest als een beledigde primaballerina wegrennen. En het is niet de eerste keer dat je me gewoon hebt laten staan!”

Max staat op, loopt met zijn glas wijn in zijn hand heen en weer en het zou me niet verbazen als hij de deur weer eens een keer achter zich in het slot zou laten vallen.

“Dat is niet eerlijk,” zegt hij en hij kijkt me aan. Ik trek mijn wenkbrauwen op, maar kan me nog net beheersen en slik mijn commentaar in. “Jij hebt toch altijd meteen vervanging, wat wil je nou eigenlijk? Zodra ik me omdraai, staan de kerels in de rij. Het heeft nog geen vijf minuten geduurd! En Susa, je had ook een keer nee kunnen zeggen!” Max kookt van woede.

“Waarom zou ik? Van jou kan ik niet op aan.”

“Wat zeg je?” Max blijft woedend voor me staan, zijn bovenlip trilt een beetje en zijn linkerwenkbrauw trekt.

“Ja,” antwoord ik zelfverzekerd. “Jij rent meteen weg als ik anders reageer dan je andere vrouwen.” Ik ga voor hem staan, zet mijn handen in mijn zij en kijk hem aan. “Maar zo krijg je me nooit. Ik kan er niets aan doen dat ik anders ben dan die grijze muizen met wie je tot nu toe een relatie hebt gehad. Zo ben ik gegarandeerd niet.”

“Waaat?”roept hij uit.

“Doe toch niet net alsof je niet weet wat ik bedoel! Vrouwen die tijdens een relatie die dertien jaar duurt geen orgasme krijgen en dat niet zeggen, of daar hulp voor zoeken, en vrouwen die een relatie afhankelijk maken van…wat was het ook alweer…o ja, bedden en buiken. Het spijt me Max, dat soort vrouwen spoort volgens mij niet. En als jij daarop valt vind ik het prima, maar dan heb je bij mij niets te zoeken.” Ik haal even adem, om meteen daarna verder te ratelen. “Bovendien kan ik mannen die ontrouw zijn en liegen niet uitstaan. Je hebt tegen me gezegd dat je van me houdt en stuurt drie minuten later een parings-SMS’je naar een andere vrouw. Je kunt me helemaal niets verwijten!”

Max haalt diep adem en loopt heen en weer. Ik ga weer zitten, schik mijn jurk over mijn benen en probeer zo min mogelijk prikkelend over te komen. Maar waarom eigenlijk? schiet het ineens door me heen. Hij mag gerust zien wat hij kwijt is. Ik strek mijn benen uit, sla ze ontspannen over elkaar en wacht tot Max iets zegt. Er komt niets. Max staat voor een schilderij, kijkt ernaar, draait zich om, bekijkt, nee, observeert me en zegt nog steeds niets. De stilte is bijna niet te verdragen.

“Jij vergist je zeker nooit, hè?” schreeuwt hij ineens woedend tegen me. “Ik wist me geen raad meer!” Hij gaat weer zitten. “Ik wilde niets liever dan met je samenwonen, je in mijn armen houden voordat we in slaap vallen, elke ochtend naast je wakker worden, weten dat je er bent als ik thuiskom. Maar op de een of andere manier leek dat onmogelijk. Je was getrouwd en ik had niet het gevoel dat je van plan was dat te veranderen of zelfs wilde veranderen. Ik weet,” zegt hij haperend, “dat het waarschijnlijk het stomste is wat ik had kunnen doen, maar ik wist het niet meer. Die vrouw betekende niets voor me, ik wilde je alleen jaloers maken.” Max kijkt me aan en ik zie zijn mondhoeken trekken. “Ik hou namelijk van je,” zegt hij zacht om me meteen daarna toe te bijten: “Kun je alsjeblieft anders gaan zitten? Dit is echt heel moeilijk te verdragen, Susa!”

Ik trek mijn benen op. “Beter?” vraag ik uitdagend.

“Nee,” antwoordt hij en hij praat meteen verder. “Ik dacht dat je bang zou worden om me kwijt te raken en een eind aan je huwelijk zou maken. Ik had een beetje te veel gedronken en ik bedacht in die toestand dat het de ideale oplossing was. Alleen reageerde je heel anders dan ik had gewild.”

“Ja, natuurlijk, maar dat had je niet hoeven te verbazen, want ik heb tegen je gezegd dat ik tactische spelletjes niet kan uitstaan. Je hebt me telkens weer gekwetst en ten slotte kreeg ik het gevoel dat je het expres deed.” Ik ga in kleermakerszit zitten, trek mijn jurk naar beneden, hou mijn glas stevig vast en verbaas me er stiekem over dat ik alles zonder omwegen zeg.

“Ik had altijd het gevoel dat ik je nooit heb gehad en nooit zou hebben. Je liet je niet gaan, bleef altijd zo rustig. Met je man concurreren was uitgesloten, hij kon je zoveel meer bieden, jullie leven samen, jullie kinderen. Ik wist niet meer wat ik moest zeggen of doen. Ik wilde geen slappeling zijn, want ik weet dat je daar een hekel aan hebt. En toch wilde ik dat je voor mij koos.”

“Jezus, Max, maar toch niet door me wijs te maken dat er andere vrouwen in je leven zijn?”

“Ja, dat heb ik ook gemerkt. Ik wilde de rest van mijn leven met je doorbrengen, ik wilde met je trouwen en alleen bij jou zijn! Ik heb gevoeld hoeveel harmonie er tussen ons is en dat was echt niet allemaal inbeelding, Susa. Er waren momenten van geluk die ik nog nooit met iemand anders heb beleefd.” Max schenkt opnieuw wijn in. “Op een bepaald moment heb ik de hoop opgegeven. Toch ben ik altijd van je blijven houden.”

Ik kom overeind en ga tegenover hem staan, hou mijn glas in mijn handen, draai het en wip licht op mijn hakken. Max staat voor me, veegt over zijn gezicht en ik zie dat dit gesprek hem net zoveel kracht kost als mij.

“Maar waarom heb je dan niet voor me gevochten?” vraag ik hulpeloos.

“Verdomme, Susa, welke man gaat er graag als verliezer de strijd in?”

Ik lach bitter. “Jij, als verliezer! Ja, hoor. Ik heb je dingen vergeven die ik van niemand anders had gepikt. Jij bent de man die echt zeker kan zijn van mijn trouw maar ik kreeg stank voor dank, Max. Heb je me eigenlijk ooit begrepen?” Ik neem snel, te snel, een grote slok wijn en praat dan haastig verder. “Je hebt gelijk, je had met me mee moeten gaan naar Montpellier, want daar hadden we ook tijd met elkaar kunnen doorbrengen en dan had je mijn huis kunnen zien. Jouw flat moest en zou ik zien, ik moest in jouw leven aanwezig zijn, maar jij hebt nooit een plek in mijn leven gewild. Want in mijn leven zijn er nog andere mensen die belangrijk voor me zijn. En daarmee kun jij niet omgaan, Max! Maar mijn kinderen komen altijd op de eerste plaats. Een leven met z’n tweeën is onmogelijk voor mij! En dat is jouw grootste probleem,” snauw ik woedend. Het is goed om er eindelijk alles uit te gooien. Alleen had ik gehoopt dat mijn woede en gekwetstheid in de afgelopen maanden minder waren geworden, maar het tegendeel is waar! Ik ga weer zitten. Hoe kan me inmiddels niet meer schelen. Mijn hart gaat tekeer, het bloed in mijn aderen lijkt te koken.

Max gaat voor me op zijn hurken zitten, legt zijn wijsvinger onder mijn kin en kijkt me aan. In zijn ogen zie ik warmte, maar ook gekwetstheid. “Ik kan je niet zeggen hoe het me spijt, hoezeer ik het betreur dat ik je pijn heb gedaan, wat een ongelofelijke idioot ik ben geweest. Ottilde was een pleister op de wond die jij hebt achtergelaten, meer niet. Ja, het klopt dat ik je het liefst voor mezelf alleen heb. Er zijn voortdurend mensen om je heen, iedereen wil iets van je en jij staat daar altijd open voor. Ik had gewoon het gevoel dat ik nooit echt belangrijk was, dat ik nooit op de eerste plaats kwam.” Hij aarzelt, neemt een slok wijn en vraagt het me dan rechtstreeks. “Maar waarom heb je me niet gezegd dat je zwanger was, Susa? Het is toch verschrikkelijk dat ik daar nooit iets van had geweten als Jürgen niet was vermoord? Dan was Lupe bij zijn onderzoek niet bij mij terechtgekomen en had Barbara gezwegen. Susa, waarom heb je het me niet verteld?”

“Waarom zou ik? Jij bent weggegaan en ik wilde absoluut niet dat mijn zwangerschap een reden voor je was om terug te komen. Ik heb twee zwangerschapstests gedaan voordat ik het kon geloven. Toen heb ik een heel moeilijke beslissing moeten nemen, en toen ik alles achter de rug had, wist ik ook zeker dat ik het je niet zou vertellen. Het was beter zo,” zeg ik zacht.

Max kijkt me aan, ik zie dat zijn neusvleugels weer trillen. “Vertel eens, vind je echt dat je het recht hebt om dat alleen te beslissen?” Hij kijkt me in mijn ogen alsof hij het diepst van mijn ziel wil lezen en zegt dan: “Als ik het goed heb begrepen, ben ik de vader. En in die hoedanigheid,” Max verheft zijn stem, “had je het me in elk geval moeten vertellen. Je kunt zoiets toch niet in je eentje beslissen.” Max is ontzet.

“O, jawel,” zeg ik vol overtuiging. “Dat kan ik wel. Sterker nog: ik heb het gedaan en ik zou het elk moment weer doen!”

“Dat meen je niet?!”

“Jawel. Het is mijn buik en mijn leven en uit dat laatste ben jij verdwenen! Dus wat wil je nou eigenlijk?”

“Verdomme,” scheldt hij. “Terwijl jij dat allemaal besliste, liep ik als een idioot rond. Ik heb ik weet niet hoe vaak je nummer ingetoetst en bij het laatste cijfer opgehangen. Ik ben twee keer in je galerie geweest, een keer een paar weken na Rome en vlak voor Kerstmis. Ik moest in Keulen zijn, ben langsgegaan in de hoop dat ik je daar misschien zou zien. Ik heb de schilderijen bekeken, je assistente met vragen bestookt en al die tijd hoopte ik dat je binnen zou komen. Later hoorde ik dat je ‘s-ochtends al op het vliegtuig was gestapt. En daarna durfde ik niet meer. Ik was bang dat je gelukkig was met iemand anders.”

“Ja, er was ook iemand met wie ik weer gelukkig was.”

Max staat op en terwijl ik hem vertel over de afgelopen maanden, loopt hij heen en weer en luistert zwijgend. Ik heb een brok in mijn keel als ik over de middag van de miskraam en het gesprek met Barbara vertel.

“Wat, heeft Barbara met jou over mij gesproken en ben je daarna ons kind verloren?” Max is geschokt.

“Ja, maar het een heeft niets met het ander te maken. Het was gewoon toeval,” lieg ik en ik hoop dat dat hem weer kalmeert.

“Dat kan ik nauwelijks geloven,” mompelt hij, hij stopt een hand in zijn broekzak en kijkt in het vuur.

Ik vertel hem over mijn twijfels en mijn gedachten, en hoe ik me de dagen daarna voelde. Mijn stem hapert. “Weet je, het merkwaardige, of eigenlijk het angstaanjagende was dat me duidelijk werd dat ik nog lang niet klaar met je was, dat ik nog steeds niet was gestopt met van je te houden. De enige persoon die me had kunnen troosten, was jij. Ik verlangde ernaar in je armen te liggen, om daar weer op krachten te komen. De gedachte dat onze dochter niet geboren zou worden, heeft me heel veel pijn gedaan.” De tranen schieten in mijn ogen en ik moet enorm mijn best doen om niet te gaan huilen. Want dat wil ik niet meer in het bijzijn van Max. Max draait zich naar me om en ik zie dat zijn ogen ook vochtig zijn. Ik drink en praat verder, vertel over mijn gedachten, de beslissingen en de verhuizing.

“En hoe zit het nu met die Henri?” vraagt hij plotseling.

“Hoezo?” Met die vraag heb ik helemaal geen rekening gehouden.

“Nou, hoe zit het met hem?”

“We zijn uit elkaar, zo zit het met hem,” antwoord ik brutaal, want het ontbrak er nog maar aan dat ik met Max uitgebreid over Henri moet praten.

Plotseling verandert er iets in Max’ ogen. “Ik hou van je,” zegt hij kalm. “Ik weet niet of je het nog een keer met me wilt proberen, maar dat is wel wat ik zou willen.” Hij trekt me naar zich toe en kust me heel teder. “Kom mee,” fluistert hij.

“Nee,” zeg ik. “Niet boos zijn. Ik wil nu alleen zijn. Het is allemaal teveel en ik kan op dit moment niet helder denken. En ik moet nadenken, want ik ben nogal in de war.” Ik kruip in zijn armen en zo blijven we een tijdje staan.

Als we naar mijn hotel lopen, heeft Max zijn arm om mijn middel geslagen. Pas als we in de hotelreceptie aankomen en Max met een lange zoen afscheid neemt, merk ik hoe koud ik het heb. Ik wil een heet bad!