Claudia tegen Susa:
Ik vertrouw hem blind, is dat niet gek?
Susa tegen Barbara:
…mijn water…
Barbara tegen Christian:
Vraag me eindelijk, ik moet al een half uur hééééél erg nodig…
De bijna één uur durende vlucht naar Valencia verloopt erg prettig; het is wolkeloos en zelfs boven de Pyreneeën is er geen turbulentie. Henri zit naast me en leest de krant, Victoria en Jonas hebben de stoelen op de eerste rij in beslag genomen en hebben weer eens een heftig meningsverschil. Kasimir is bij Michèle gebleven, die op het huis in Montpellier past. Ze kan geen afscheid nemen van haar oude woning. Voorlopig zal ze, als de baby er is, regelmatig bij ons overnachten maar ze wil haar eigen huis nog niet verkopen. We landen en arriveren nog geen uur later in Denia. Andrea is gisterochtend al met haar geliefden aangekomen. Ze heeft net gezwommen, de gebruikelijke drie keer naar de boei. Barbara en Christian zijn er ook al. Dit jaar zijn Barbara’s dochters tijdens de feestdagen bij hun vader. Frank is met ze op safari in Tanzania en vliegt daarna een week naar Zanzibar voor een strandvakantie. Alleen Claudia ontbreekt nog. Ze kan elk moment met Eva uit Alicante aankomen.
“Zo, en nu eindelijk vertellen,” zeg ik tegen Claudia als we hebben gegeten. Klaus en Henri zijn naar de haven gereden, Barbara en Christian willen een wandeling maken en Andrea zet thee.
“Ben is gewoon fantastisch,” begint ze. “Hij heeft me om acht uur opgehaald en we zijn naar een fantastisch restaurant in Düsseldorf gereden met een uitstekende kaart. Maar belangrijker dan het eten was dat we heel fijn met elkaar hebben gepraat. Hij heeft veel over zichzelf verteld en na een paar uur had ik het gevoel dat ik hem al mijn hele leven kende, is dat niet gek?”
Ik kan niet anders dan het met haar eens zijn. Ben is geweldig, als vriend kun je op hem rekenen. Maar Claudia’s ogen zeggen nog iets anders, ze fonkelen als kleine sterretjes als ze Bens naam uitspreekt.
“Vertel eens, ben je verliefd?” vraag ik ronduit.
“Ja.” Claudia begint te blozen. “Ja, ik geloof het wel. Het liefst had ik hem gevraagd om ‘s nachts te blijven, maar dat durfde ik niet.”
Ik ben verbijsterd.
“En het grappige daaraan is,” gaat ze verder, “dat ik nog maar net in bed lag toen hij me een SMS’je stuurde. Hij had ook het liefst willen blijven, maar durfde dat niet voor te stellen.”
Ben verlegen?
“Denk jij dat het een probleem is als hij met oudjaar een paar dagen langskomt? Hij is nu naar Londen gevlogen om zijn kinderen te ontmoeten. Ze gaan langlaufen in Noorwegen en hij wil daarna graag langskomen.”
“Nee,” zeg ik, “natuurlijk is dat geen probleem. Eva kan wel bij ons slapen, zodat jullie niet gestoord worden.”
“Nee, ik vind dat hij daar meteen aan moet wennen,” zegt Claudia, die haar evenwicht terug heeft. “Als hij problemen met Eva heeft, is het gedoemd te mislukken.”
De Costa Blanca is heerlijk in dit jaargetijde. Na de calorierijke kerstdagen begin ik langzamerhand weer te joggen. Als ik ‘s-ochtends rond tien uur ga lopen, is het meestal al vijftien graden, de lucht is helder en er waait een koel briesje vanaf zee. ‘s-Middags zitten we, net als nu, buiten in de zon, te genieten van tapas en barbecue.
“Susa heeft verteld dat je de informant zou ontmoeten. Hoe ging dat?” vraagt Henri nieuwsgierig aan Barbara.
“Ach,” antwoordt Barbara mat, “zo spannend was het helemaal niet. Die vent was een slimme journalist die zich heeft gespecialiseerd in economische delicten. Hij heeft veel van wat ik al wist bevestigd, heeft de criminele achtergrond van de productenpiraterij uitgelegd en verteld waarom de regeringen van landen zoals China er nauwelijks iets tegen doen. Hij wist wat de bedoelingen van de groep mensen rond Jürgen was. En toen ik hem over Jürgens dood vertelde, was hij er tamelijk zeker van dat het geen zelfmoord was.” Barbara nipt aan haar glas. “Edoardo Pinini, een Italiaanse designer die zich ook bij de groep had aangesloten, is in augustus dood aangetroffen. Op exact dezelfde manier als Jürgen, op een fiets in een meer.”
Claudia staat op en loopt de kamer uit. Ik kijk haar bezorgd na.
“Ik heb het haar vanmiddag verteld,” zegt Barbara neerslachtig. “Ze heeft gewoon tijd nodig om het een plek te geven. Het is ook nogal wat – haar man is vermoord vanwege een of ander nagemaakt merkartikel – op zich al een onbegrijpelijke situatie. Maar echt, het klopt voor geen meter en ik betwijfel of het ons zal lukken om boven water te krijgen wie er verantwoordelijk zijn voor Jürgens dood. Het is te hopen van wel, alleen al voor Claudia. Ik weet alleen niet hoe we de moord kunnen bewijzen. Die journalist zei dat de Italiaanse politie geen bewijzen kon vinden dat Pinini was vermoord, alles wees op zelfmoord. Net als bij Jürgen. En omdat er geen invloed van derden vastgesteld kon worden, hebben ze uiteindelijk geen nader onderzoek gedaan en is de zaak voorlopig gesloten. Ik weet dat Claudia er niet tevreden mee is, maar ik weet niet goed wat ik nog kan doen.”
“We kunnen nu eenmaal niet op vermoedens veroordelen. Om een aanklacht te kunnen samenstellen zijn er concrete bewijzen nodig, of getuigen die bereid zijn om te praten,” verdedigt Christian zijn beroepsgroep en zichzelf als rechter.
“Dat weet ik,” zegt Barbara geïrriteerd. “Dat heb je me al honderd keer verteld en echt, ik heb rechten gestudeerd en ik weet hoe ons klotesysteem werkt.”
“En dan wordt het onderzoek gewoon zonder meer gestopt?” De sfeer is gespannen maar ik vraag toch door.
“Ja, als alles op zelfmoord wijst, wat moet de politie dan oplossen?” Henri begint de politie te verdedigen.
We discussiëren over alle mogelijke variaties, krijgen bijna ruzie en stoppen dan tamelijk onbevredigd. Claudia is niet meer teruggekomen. Ik ruim op en veeg de kruimels van het aanrecht. Henri installeert zich intussen in de hangmat, Christian ligt op een ligstoel naast het zwembad en leest een dik boek, Andrea ligt met een zonnebril op haar neus en een boek in haar handen op de andere ligstoel en Klaus trekt zich terug in de computerhoek om te surfen. Op de een of andere manier heb ik een pesthumeur. Ik druk geïrriteerd op de knop van het espressoapparaat, dat gelukkig onmiddellijk sputterend op gang komt, als Barbara naar me toe komt.
“Heb je zin om een stukje te gaan wandelen?”
“Nee!” zeg ik chagrijnig.
“Het zou verstandiger zijn…” Ze kijkt me scherp aan.
“Hoezo?”vraag ik.
“Dat vertel ik je onderweg.”
“Goed dan. Mag ik eerst mijn koffie opdrinken?” vraag ik pissig.
“Je drinkt nooit koffie, dus waarom nu wel? Kom op, we gaan!” Barbara duwt me naar buiten.
Wat is er verdomme vandaag aan de hand? Iedereen lijkt gespannen en praat in raadsels.
Barbara en ik lopen een paar meter. Het is twee dagen voor oudjaar en verbazingwekkend rustig. De Spanjaarden laten weliswaar 364 dagen per jaar bij elke denkbare gelegenheid vuurwerk knallen, maar met oudjaar worden er alleen pitloze druiven gegeten. We trekken onze schoenen uit, ik voel het warme zand tussen mijn tenen, rek me genietend uit en wil net tegen Barbara zeggen hoe mooi het hier toch is, als ze van wal steekt: “Heb je nog iets van Max gehoord?”
“Nee, natuurlijk niet.” Ik krimp in elkaar. “Waarom zou ik ook?” Wat is dit? Waarom begint Barbara ineens over Max?
“Wat is de achternaam van jouw Max?”
“Luister eens, waarom is dat belangrijk? Het lijkt wel een verhoor! En daar heb ik inmiddels verstand van,” zeg ik geforceerd grappig.
“Kom op, vertel, hoe heet die kerel?”
“Bousi, maar waarom wil je dat per se weten?”
Barbara blijft staan en tekent met haar grote teen een cirkel in het zand, loopt een paar stappen en kijkt me dan recht in mijn ogen. “Ik heb hem een paar dagen geleden ontmoet.”
“Wéaat?” Mijn stem is hees en slaat tegelijkertijd over.
“Ja.” Ze blijft weer staan. “Max is de informant, hij is de journalist die het plagiaatverhaal onderzoekt.”
“Kun je me dat alsjeblieft nog een keer rustig vertellen?”
Terwijl we verder lopen vertelt Barbara. Lupe heeft haar tijdens de expositie in Keulen al zijn informatie gegeven. Jürgen was al langere tijd bij de zaak betrokken. De eerste acties tegen de plagiaatmaffia hebben waarschijnlijk niet veel effect gehad en de groep heeft hardere maatregelen voorgesteld. Omdat iedereen uit de modebranche afkomstig was, hebben ze resoluut in de productiekringloop ingegrepen en de markt met plagiaten overspoeld. Het aanbod moest zo groot zijn dat de prijs tot een fractie daalde en de regeringen tot handelen gedwongen zouden worden. Dat lukte gedeeltelijk, iedereen kocht massaal goedkope kopieën van Chanel, Prada en andere merken, en bovendien reageerden de afzonderlijke regeringen verbazingwekkend snel en gaven ze instructies om de import strenger te controleren en het bezit van plagiaten te bestraffen. Het werd een heet hangijzer en een paar weken lang leek het erop dat Jürgen en de anderen op de juiste knoppen hadden gedrukt. Toen sloeg de plagiaatmaffia terug. Pinini, die net als Jürgen betrokken was bij de strijd tegen de plagiaatmaffia, werd vermoord. Max had in Rome met hem afgesproken, maar hij kwam niet opdagen.
O, mijn god! denk ik. Rome, precies vierenenhalve maand geleden, Max en ik in Rome.
“Hij had twee afspraken, een met Berlusconi en een met iemand wiens naam hij me niet wilde vertellen.”
“Ja,” gaat Barbara verder. “Dat was Pinini. En toen is hij jou tegengekomen.”
Ik kan nog steeds geen woord uitbrengen en voel me kotsmisselijk.
“Max bleef de zaak onderzoeken en kwam bij Lupe terecht. Toen ik Max door de telefoon sprak, had ik er geen flauw idee van dat hij jouw Max zou kunnen zijn. Pas toen ik hem in Frankfurt ontmoette en hij over zijn mislukte afspraak met Pinini in Rome praatte, wist ik na een paar gerichte vragen vrij zeker dat hij het was.”
“Weet hij dat je mij kent?”
“Nee, waarom ook? Het leek me beter om het eerst met jou te bespreken.”
“Wat voor vragen heb je gesteld? En hoe gaat het met hem?” Mijn nieuwsgierigheid is gewekt.
“Alleen algemene vragen,” zegt Barbara lachend. “Je laat hem echter bepaald niet koud! Hij denkt met weemoed terug aan Rome. Verder was hij heel zakelijk. Ik ben benieuwd naar onze volgende ontmoeting.”
“Wat zeg je? Heb je nog een keer met hem afgesproken? Waarom?” Ik ontplof zowat.
“Rustig! Hij gaat proberen om aan papieren over Pinini te komen, zodat we de overeenkomsten kunnen aantonen. Hij heeft een paar afspraken en daarna ontmoeten we elkaar in het nieuwe jaar weer.”
“Waar is hij? En met wie?”
“Ik weet dat hij naar Azië vliegt, Susa, maar of dat alleen of met zijn vriendin is, kan ik je echt niet vertellen.”
Jezus, het is verschrikkelijk om zo in onwetendheid te moeten leven!
Als we langzaam naar het huis terug slenteren, hangt Barbara nog een beetje de expert uit, maar ik luister niet meer naar haar, ik ben verdiept in mijn gedachten over Max. Het zand is inmiddels onaangenaam koel geworden, want de zon verdwijnt steeds vaker achter kleine, donkere wolken. Ik buk me om mijn voeten in mijn Uggs te steken, als er een pijnscheut door mijn onderlichaam schiet en ik het gevoel heb dat ik in mijn broek heb geplast. Ik krimp in elkaar. Barbara is met één stap bij me.
“Wat is er?” roept ze zenuwachtig.
“Ik…” stamel ik. “Ik geloof dat mijn water is gebroken. Jezus, wat doet dat zeer.”
“Kun je lopen?”
“Geen idee! Ik heb het gevoel dat ik flauw ga vallen.”
“Blijf zitten. Ik ren snel naar huis.”
Barbara rent naar het hek en ik hoor haar om Henri, Andrea en Christian roepen.
Lieve hemel, denk ik, dit doet echt verdomd veel pijn. Het lijken wel weeën, schiet het door mijn hoofd. En als het weeën zijn heb ik een probleem, want ik ben nog lang niet uitgerekend. Het is voorbij, zegt mijn gevoel. Nog geen minuut later is iedereen er. Henri draagt me naar de auto en een halfuur later lig ik aangesloten aan allerlei meetapparatuur in een onderzoekkamer in het San Carlos ziekenhuis. Het is de particuliere kliniek waarin mijn ouders bijna twee jaar geleden zijn overleden. Andrea houdt mijn hand vast en streelt mijn gezicht, terwijl de arts met het echoapparaat naar het hartje van mijn baby zoekt. Het blijft stil. Andrea ontwijkt mijn blik, de arts rent naar buiten en haalt hulp. De minuten gaan voorbij.
Dan kijkt Andrea me aan. “Weet je wat er aan de hand is?” vraagt ze zachtjes.
“Ja,” antwoord ik kalm. “Ik ben Max’ kindje verloren. De baby is dood.” Ik draai me van haar af.
Andrea streelt me, maar ik voel niets meer. De arts komt met twee verpleegsters terug en ik hoor hem heel ver weg zeggen dat ze de geboorte gaan inleiden. Dan gebeurt alles automatisch; het infuus, de pijn, de geboorte. Uren later mag ik naar huis. Met twee slaaptabletten voor de nacht en een afspraak voor de volgende dag, maar zonder baby. Het was een meisje, Max en ik zouden een dochter krijgen. Ik mocht haar even aanraken en moest toen afscheid van haar nemen, voordat ik haar zelfs maar heb leren kennen.
Mijn hoofd bonkt als ik de volgende ochtend langzaam wakker word. Beneden, ergens in huis, hoor ik Victoria en Jonas. Ze praten met Andrea en willen naar me toe. Mijn slaapkamerdeur kraakt zachtjes als Victoria met een kop thee in haar hand om de hoek kijkt.
“Mam, ik wilde je dit brengen en kijken hoe het met je gaat.” Jonas komt ook binnen. Ze gaan op mijn bed zitten en vertellen dat het zonder baby ook goed komt, tenslotte hebben ze me nog hééééél hard nodig. En als ik dat wil, blijven ze de hele dag bij me en gaan ze niet naar Spaanse les. Ik lach fijntjes. Rubén, hun leraar Spaans, heeft ze natuurlijk huiswerk gegeven en die twee zijn dat weer eens vergeten.
“Dat is lief van jullie,” zeg ik lachend, “maar gaan jullie nu maar lekker jullie Spaans leren.”
Als Jonas de deur achter zich heeft dichtgedaan, wil ik opstaan maar ik moet me even vasthouden. De hele kamer draait en ik strompel langzaam naar de douche. Ik voel me slap, leeg en geradbraakt en ik moet heel erg mijn best doen om niet in een ernstige depressie terecht te komen. Ik doorleef een wisselbad van gevoelens. Gisteravond was het heel erg. Eerst wilde ik gewoon gaan slapen, maar dat lukte natuurlijk niet. Ik heb me van mijn ene zij op mijn andere gedraaid, de gedachten tolden door mijn hoofd en toen Henri me in zijn armen wilde nemen om me te troosten, ben ik tegen hem tekeergegaan. Voor het eerst in maanden had ik de behoefte om bij Max te zijn, wilde ik zijn aanrakingen voelen en in zijn armen tot rust komen. Toen me dat duidelijk werd, was ik helemaal niet meer te genieten. Waarom neemt Max ineens weer zoveel plaats in? Waarom is het verlangen naar hem plotseling zo groot? Ik ben klaar met hem, die hele rotsituatie met Max is afgesloten! En nu is alles ineens heel anders? Ik doe Henri pijn en toch kan ik daar niets aan doen.
Terwijl ik me afdroog, kijk ik in de spiegel naar mijn platte buik. Sinds bijna twintig uur ben ik weer alleen.
Dan komt Andrea binnen met een vers kopje thee.
“Hoe gaat het?” Ze kijkt me onderzoekend aan.
“Afgrijselijk, maar verder gaat alles goed.” Ik probeer te glimlachen.
“Wat heb je vannacht tegen Henri gezegd?” vraagt ze en ze gaat op mijn bed zitten.
“Eh, geen idee. Hoezo?” Ik trek mijn badjas aan.
“Ik weet het niet. Hij zit als een hoopje ellende beneden.”
Ik slik moeizaam en begin dan aarzelend te praten. “Ik geloof dat ik heb gezegd dat ik alleen wil zijn. Dat hij me verstikt met zijn bezorgdheid, dat hij me de lucht om adem te halen ontneemt. Hij vraagt de hele tijd of hij iets voor me kan doen. En gisteravond heb ik tegen hem gesnauwd dat hij inderdaad iets kon doen, me met rust laten.”
“Hij bedoelt het toch goed,” zegt Andrea.
“Dat weet ik wel. Maar op dit moment kan hij me gewoon niet troosten.” Ik moet bijna huilen. “Ik wil gewoon alleen zijn, ik kan zijn bezorgdheid niet verdragen. Er is er maar een, die…” Ik maak mijn zin niet af.
Andrea kijkt me een hele tijd aan. “Goed,” zegt ze, ze zet de beker thee neer en staat op. “Ik ga nu weer naar beneden. Je moet je langzamerhand klaarmaken, want over twee uur moeten we voor controle in het ziekenhuis zijn. Als je mijn hulp nodig hebt, roep je maar.”
Ik rol me als een baby in elkaar, staar door de open terrasdeur naar buiten en hoor het kabbelen van de golven op het strand.
De arts in het ziekenhuis is heel tevreden over mijn toestand, hij heeft me medicijnen en rust voorgeschreven en me ten strengste verboden om de komende dagen iets zwaars te tillen. Dan mag ik weer gaan. Op mijn verbaasde vraag of ik verder nergens op hoef te letten, antwoordt hij kalm: “Nee, u bent niet ziek, u hebt een miskraam gehad. Als u dat wilt kunt u volgende maand misschien alweer zwanger proberen te worden.”
Nee, dat wil ik absoluut niet!
Zodra we weer thuis zijn, trek ik me terug in mijn slaapkamer. Gelukkig is het rustig in huis. Henri en Klaus zijn met de kinderen naar Terra Mitica in Benidorm, het pretpark in de bergen. Barbara en Christian vermaken zich in de supermarkt en Claudia is met Eva schelpen zoeken. Ik lees een tijdje, zet dan mijn laptop aan en bekijk alle foto’s van Max en mij in Rome nog een keer. Als de tranen over mijn wangen rollen, zet ik het ding woedend uit. Ben ik gestoord? Niet goed bij mijn hoofd? Masochistisch aangelegd? In de zwarte joggingbroek waarin ik normaal gesproken mijn rondjes loop en een grijs oversized sweatshirt ga ik op zoek naar Andrea. Mijn haren hangen slap op mijn rug, maar dat kan me op het moment niet schelen.
“Wat zie jij eruit!” zegt Andrea geschrokken als ik de keuken binnenkom.
“Vind je?” antwoord ik lusteloos.
“Zusje, dat gaat zo niet. Je gaat nu meteen naar boven, doucht nog een keer, doet je haren en dan wil ik je in een spijkerbroek en T–shirt weer hier beneden zien!”Andrea wijst naar de trap, alsof ze een van haar blagen naar boven stuurt. Toch gehoorzaam ik haar en doe ik precies wat ze heeft gezegd. Als ik fris gedoucht in de spiegel kijk, schrik ik. Ik pak de föhn en dan mijn eyeliner en mascara. De lichtblauwe trui, het enige kleuraccent in mijn kast, laat mijn gezicht een beetje stralen. Alleen mijn spijkerbroek slobbert om me heen – hij is nu te groot. Ik trek de broek uit en gooi hem snel in een hoek. Op het moment dat ik de deur wil opentrekken en naar Andrea wil roepen, staat ze al voor me. Ze heeft een spijkerbroek in haar hand.
“Hier,” zegt ze en geeft hem aan me. “De jeans die je hier hebt zijn waarschijnlijk een beetje te groot.”
Ik omhels haar en moet alweer huilen.
“Maak je klaar, dan gaan we nieuwe kleren voor je kopen,” zegt ze vastbesloten.
“Ik ben klaar,” antwoord ik en ik haal mijn neus op.
“Nu niet meer,” zegt Andrea glimlachend. “Je hebt strepen op je gezicht.”
Twintig minuten later ben ik opnieuw opgemaakt, heb ik me in Andrea’s spijkerbroek geperst en voel ik me iets beter.
Een halfuur daarna hebben we de Marquesa de Campo in bezit genomen en na twee uur heb ik een compleet nieuwe garderobe en voel ik me al een klein beetje beter. Mijn buit bestaat uit jeans, laarzen, twee rokken en natuurlijk een zwart jasje.
Ik probeer iets aardiger tegen Henri te zijn, maar dat lukt me nauwelijks. Zijn nabijheid, zijn omhelzingen, zijn bereidheid om me op te vangen maken me stapelgek.
“Wat is er in godsnaam met je aan de hand?” vraagt Barbara als we in de keuken een salade maken.
“Hoezo?”
“Nou, iedereen doet zijn best en Henri helemaal, maar zodra hij maar bij je in de buurt komt, word je kattig.”
“Ik weet het niet, misschien zijn het mijn hormonen?”
“Nee, dat geloof ik niet. Ik snap dat je verdrietig en neerslachtig bent, maar kattig en afwijzend tegen Henri?”
“Ach, ik weet het echt niet. Het irriteert me mateloos dat ik ineens met weemoedige gevoelens aan Max moet denken en dat ik naar hem verlang,” zeg ik eerlijk terwijl ik de salade meng.
“Dat dacht ik al, maar daar kan Henri niets aan doen.”
“Je hebt gelijk! Henri is de enige man die altijd alleen maar goed voor me is.”
“Wat doen jullie hier?” roept Claudia, die zich al een halfuur niet heeft laten zien.
“Sla maken en op Eva passen. Je ziet er trouwens fantastisch uit,” roept Barbara uit. Het klopt. Ze is gewoonweg smashing in haar jeans en eenvoudige witte bloes. Haar haren vallen perfect en ze heeft het huidje van een zeventienjarige tevoorschijn getoverd. En haar ogen stralen, want ze verwacht Ben.
Het is behoorlijk druk in de keuken. Andrea’s drie kanjers – Sofie, Maxi en Lisa – zorgen voor Eva, en mijn kids surfen op internet op zoek naar informatie over de sneeuwomstandigheden in Lech en Vorarlberg. Midden in alle drukte is Ben er ineens. Hij heeft dit keer een auto gehuurd en is zelf vanaf Valencia gereden. Claudia weet van gekkigheid niet wat ze moet doen en koert als een verliefde duif. Ben kan zijn ogen niet van haar afhouden. Terwijl hij iedereen netjes begroet en alle kinderen een klein cadeautje geeft, kijkt hij haar stralend aan. Iedereen eet genietend van Andrea’s paella, die zo vol vis en andere lekkere dingen zit dat het weinig meer met het originele recept te maken heeft. Alleen ik prik lusteloos in mijn eten. Voor de afwisseling hebben we dit keer de tafel in de eetkamer gedekt; alle kaarsen branden, de wijn vloeit rijkelijk, de terrasdeuren staan open en niemand heeft het gevoel dat het de op een na laatste dag van het jaar is. Ook Henri en Ben kunnen steeds beter met elkaar overweg. Alleen ik sta op de een of andere manier nog steeds buiten mezelf, ik voel me moe en leeg en ik bekijk alles onverwacht onverschillig.
De volgende ochtend ziet de wereld er alweer iets rooskleuriger uit. Net als de afgelopen dagen is de hemel stralend blauw. Ik voel me uitgeslapen en uitgerust en heb me vast voorgenomen om niet zo somber het nieuwe jaar in te gaan. Vandaag is het de laatste dag van het jaar en we gaan barbecuen in de tuin. De kinderen zijn sinds vanmiddag met de voorbereidingen bezig; ze hangen lichtkettingen in de palmen, versieren de tafel op de veranda met witte en zilveren decoraties en zetten de terrasverwarming zo neer dat niemand het koud zal krijgen, zelfs niet om middernacht. Klaus en Christian zijn in de keuken het vlees aan het marineren. Ben en Claudia maken een lange wandeling en ik lig met een grappig boek in de zon.
‘s-Avonds is de stemming uitgelaten en ook ik laat me daar gelukkig weer door aansteken. We lachen en drinken, proberen volgens de Spaanse traditie om in de laatste twaalf seconden van het oude jaar twaalf ontpitte druiven door te slikken en daarbij een wens te doen en steken daarna op het strand vuurwerk af. Als Henri me in zijn armen neemt, wens ik hem niet alleen alle liefde en goeds, maar verontschuldig ik me ook voor mijn gedrag. Hij geeft geen antwoord, maar geeft me een lange kus. We willen net weer naar binnen gaan als Christian ons vraagt om nog even te blijven. Hij pakt Barbara’s hand, kijkt haar diep in de ogen en we vermoeden allemaal wat er nu gaat komen. Dan vertelt hij hoe hij haar de eerste keer in de rechtszaal heeft ontmoet, dat hij zo in de war was dat hij de verkeerde veroordeelde, waar ze elkaar voor het eerst hebben gezoend. Barbara straalt, gooit haar hoofd in haar nek en valt hem dan in de rede: “Kom op, vraag me eindelijk, want ik moet al een halfuur hééééél erg nodig naar het toilet en als je nog tien minuten doorpraat – hoe romantisch het ook is – barst mijn blaas en loopt het strand onder water,” zegt ze lachend.
Twee minuten later heeft ze gegild en geschreeuwd en ja gezegd en is ze Christian om zijn nek gevlogen. Henri kijkt me veelzeggend aan.
“Kom, we gaan naar binnen,” roept Andrea.
Ben en Claudia laten we vrijend en innig verstrengeld op het strand achter.