Susa tegen Andrea:
En wat Max betreft: ik geloof eerder dat er leeuwen op de Noordpool wonen, dan dat Max trouw is.
Henri tegen Susa:
Maar vrouwen willen toch altijd dat je trouwbent, dat je een relatie aandurft en dat je die relatie serieusneemt?
Ben tegen Susa:
Ik wil geen muisje als vrouw maar eenpersoonlijkheid, een ervaren vrouw. En zo’n vrouw ben jij, Susa!
Ik sta in de aankomsthal van het vliegveld van Montpellier op Martin te wachten. Hij komt een dag eerder dan we aanvankelijk hadden afgesproken omdat hij een goedkope vlucht kon krijgen. Het is zijn eerste bezoek aan mijn villa in Zuid–Frankrijk en ik voel me vreemd opgewonden. Als ik Michèle over Martins aankomst vertel, slaat ze alleen haar ogen ten hemel en mompelt iets wat lijkt op ‘alweer een’. Ze is een tijdje bezig geweest met het in orde maken van de logeerkamer en, voor zover ik haar ken, zal ze weer iets lekkers tevoorschijn toveren.
Als de deur opengaat, zie ik Martin met zijn rolkoffer naar me toe lopen. Hij zwaait, straalt en ziet er goed uit in jeans en lichtgrijs hemd. Zijn haren zijn iets langer, zijn blauwe ogen fonkelen me vrolijk tegemoet en voordat ik erop bedacht ben plant hij een welkomstkus op mijn lippen.
Terwijl ik de auto in noordelijke richting stuur, kletsen we over zijn baan. Hij is sinds onze scheiding nog een trede op de carrièreladder geklommen en heeft een topmanagerfunctie bij een internationale bank. Nauwelijks veertig minuten later zijn we thuis. De zon schuift net door de donkere wolken en doopt mijn huis in een fantastisch geeloranje. De openstaande witte luiken steken af bij de lichte terrakleur van het huis met zijn twee verdiepingen, de enorme, bijna manshoge zolder en de typisch Franse ramen, die op de eerste twee verdiepingen van plafond tot vloer lopen en voorzien zijn van een klein traliehekwerk. Afgelopen week heeft een schilder de roest definitief verwijderd. De tuinman heeft alle struiken en hagen gesnoeid, maar de bougainville staat nog in volle bloei.
“Is dit allemaal van jou?” vraagt Martin ongelovig.
“Ja, het is een flink stuk grond.” Terwijl ik parkeer en we uitladen, vertel ik Martin over alle opknapbeurten en de momenten waarop ik bijna wanhopig was. Als we via de hal naar de keuken lopen, komt Kasimir opgewonden naar Martin toe en springt verheugd tegen hem op. Hij wordt onmiddellijk gevolgd door Victoria en Jonas, die net zo blij zijn!
“Kom, papa, we laten je het hele huis zien, het is groter dan ons oude,” babbelt Victoria erop los, terwijl ze Martin aan zijn hand meetrekt. Jonas, helemaal de man in huis, heeft Martins koffer gepakt en sleept hem over de houten trap naar boven. Ik hoor nog dat Martin een poging doet hem over te nemen, maar Jonas weigert.
De kinderen genieten ervan dat hun vader er is. Ze hebben de tafel buiten gedekt, de terrasverwarming aangezet en ze waren heel onrustig, vertelt Michèle, meer aan de eend die ze net trancheert dan aan mij.
“Ja, maar wie weet of dat over een week nog steeds zo is.” Met die woorden loop ik lichtelijk geïrriteerd de kamer uit en ga ook naar boven, want ik heb even geen trek in Michèles commentaar. Als ik halverwege de trap ben, gaat mijn mobieltje in mijn handtas: onbekend nummer. Ik haat anonieme telefoontjes en heb vaak de neiging om ze gewoon weg te drukken, maar ik doe het dit keer niet. Eerst hoor ik alleen geruis. Dan, als uit de diepte van de jungle, klinkt een heel zacht: “Susa???”
“Ja,” antwoord ik geïrriteerd. “Luister, ik hoor bijna niets. Wie het ook is, bel alsjeblieft nog een keer.”
Met mijn mobiel in mijn hand ga ik weer terug naar de keuken. Michèle heeft de eend inmiddels in achten verdeeld en steekt net de windlichten buiten aan als mijn mobiel opnieuw gaat.
“Hoor je me nu beter?” wil Henri weten.
“Ja, nu gaat het. Hoe is het met je?”
“Kan ik vanavond laat langskomen? Als je kinderen in bed liggen? Of kunnen we elkaar ergens ontmoeten? Ik wil met je praten,” negeert hij mijn vraag.
“Nee, dat gaat niet. Martin is net aangekomen en we gaan zo meteen eten.”
“Wie is Martin nu weer?” Henri klinkt behoorlijk gefrustreerd.
“Mijn man, eh, mijn ex-man.”
“En wat doet hij bij jou thuis?”
Ik leg het uit en biecht meteen maar op dat ik over drie dagen naar Spanje vlieg. Ondertussen zwaai ik naar Michèle, die naar huis gaat.
“Denk je dat je daarvoor nog een keer tijd voor me hebt? Ook al kan ik duidelijk niet met je grote liefde of je echtgenoot concurreren,” zegt hij enigszins zuur.
Het liefst zou ik nu ophangen, maar omdat ik dat zelf ook altijd haat, doe ik het niet. Ik antwoord koel dat ik morgen waarschijnlijk wel tijd heb.
“‘s-Middags, misschien voor een kop koffie?” Henri mokt nog steeds.
“Kom gewoon langs en dan zien we wel,” beëindig ik het gesprek.
Als ik me omdraai, leunt Martin tegen de deurpost. Ik weet niet of hij veel van het gesprek heeft gehoord, maar dat kan me op dit moment ook niet schelen.
“Problemen?”vraagt hij spottend.
“Nee, niet echt.” Ik laat me door niemand uit mijn tent lokken. Zo!
Als ik de volgende ochtend om zeven uur door de frisse lucht jog, geniet ik van het bestaan in zijn puurste vorm. Wat een heerlijke dag, nu al! De lichte nevel is nauwelijks een halfuur geleden weggetrokken en ik begin aan een eindspurt als ik licht in de keuken zie. Michèle kan het onmogelijk zijn, want zij komt nooit voor negen uur, meestal pas om tien uur. Kasimir rent tussen mijn benen door als ik de keukendeur opendoe en naar binnen wil gaan. Ik struikel, grijp naar het afdruiprek en trek prompt de door Martin gespoelde wijnglazen en theedoek naar beneden. Martin helpt me omhoog, controleert mijn handen op snijwonden en plakt meteen een pleister op het kleine wondje aan mijn duim. Kasimir heeft zich inmiddels al op zijn voerbak gestort en schrokt zijn eten naar binnen. Martin heeft niet alleen voor de hond gezorgd, maar, zoals ik met één blik vaststel, ook de ontbijttafel gedekt. Ik kom Jonas en Victoria op de trap tegen als ze zich goedgehumeurd naar de keuken haasten. Ik schud mijn hoofd en verbaas me alleen maar. Normaal gesproken nemen mijn meestal onuitgeslapen en slechtgehumeurde tieners ‘s-ochtends alleen wat yoghurt, een stuk toast en een glas sinaasappelsap, ‘s-Middags eten ze op school.
“Kan ik straks met je meerijden naar Montpellier? Ik heb een auto gehuurd die ik moet afhalen,” begint Martin het ontbijttafelgesprek. “Ik wil wat van de omgeving zien,” voegt hij er verduidelijkend aan toe. “Maar eerst wil ik je galerie eens rustig bekijken.”
We kletsen vrolijk en gaan pas op weg als Michèle er al is.
George, die Martin nog uit zijn tijd in Keulen kent, heeft al geopend en de verlichting aangedaan en telefoneert geconcentreerd. Hij heeft amper opgehangen als de telefoon weer rinkelt. Mijn zus. Blij pak ik de telefoon en ga naar mijn kantoor om Andrea uitgebreid over de merkwaardige verandering van Martin te vertellen.
“Ik denk dat het hem na alle maanden zonder jullie gewoon duidelijk wordt, wat een gezin betekent en dat hij je heel erg mist.”
“Ach, onzin, Martin heeft net als Max natuurlijk alweer een nieuw schatje. Alleen zijn is niets voor die kerels.”
“Nee, Susa, dat denk ik niet. Wéét je trouwens of dat zo is?”
“Andrea, alsjeblieft! Natuurlijk heeft hij een ander.”
“Ja, maar misschien niet helemaal op de manier zoals Max je altijd wilde wijsmaken. En Martin kan jou na bijna negentien jaar vast niet zonder meer door een andere vrouw vervangen. Jij bent toch ook niet meteen aan een nieuwe relatie begonnen.”
“Ik ben een vrouw. Mannen zijn anders. Stop ermee, Andrea, Max had niets beters te doen dan na onze ruzie meteen een andere vrouw in zijn bed te sleuren en zich in de eerste de beste ‘het belangrijkste is dat ik niet alleen ben’ – relatie te storten en Martin zal zich ook niet onbetuigd laten,” zeg ik overtuigd.
“Dat is weer typisch Susa, altijd zwart-wit denken. Nuances zijn er bij jou gewoon niet als het om mannen gaat.”
“Misschien is het met Martin anders. Op dit moment wekt hij in elk geval de indruk dat hij is veranderd. Maar zullen we eerst maar eens afwachten wat er allemaal nog gebeurt? En wat Max betreft: ik geloof eerder dat er leeuwen op de Noordpool wonen, dan dat Max trouw is. Behalve als hij zo oud is dat hij hem niet meer omhoogkrijgt.”
“Jezus, je bent nog steeds boos.”
“We kunnen het onderwerp Max beter laten voor wat het is.” Zodra ik aan Max denk voel ik een golf van woede, gekwetstheid en verdriet. Ik had mezelf een week gegeven om over hem te treuren, dat moest genoeg zijn, dacht ik. Maar ik heb die week al een aantal keer moeten verlengen.
“Je bent dus nog steeds niet over hem ‘heen?” vraagt Andrea vasthoudend.
“Nee, dat kan toch ook niet? Pas als je het meemaakt, weet je hoe het is…Weet je, Andrea, er zijn heel veel waarheden in het leven en Max’ waarheid is, wat onze relatie betreft, een heel andere dan de mijne. Maar omdat we er nooit over hebben gepraat, blijft me niets anders over dan een beslissing te nemen. Ja, ooit moet je de beslissing nemen om te doen waarin je gelooft. En ik geloof in wat ik heb gezien en gehoord en niet in wat er misschien had kunnen zijn. Hij zegt dat hij van me houdt, maar hij is een womanizer, hij is opvliegend en megajaloers. En met zo iemand kan ik niet leven. Dat is mijn waarheid. Nu krijg ik zijn baby en hij zal het nooit te weten komen. Punt uit. En…”
“Susa, wil je alsjeblieft even komen,” onderbreekt George me.
“Ja, natuurlijk,” antwoord ik en ik zeg tegen Andrea dat ik straks terugbel.
Als ik uit mijn kantoor kom, belt Martin net met het autoverhuurbedrijf en haalt George een glas water voor Henri. Fantastisch, nu moet ik die twee ook nog aan elkaar voorstellen. Maar misschien, als ik me haast…Ik haal mijn jas, duw Henri door de deur naar buiten en wil hem net dichtdoen, als…
“Susa, wacht nog even. Ik heb een huissleutel en de afstandsbediening voor het hek nodig!” roept Martin.
“Hm, ja, mag ik je voorstellen,” zeg ik terwijl ik mijn sleutel en de afstandsbediening uit mijn tas pak en ermee naar Martin wijs. “Dit is Martin, mijn man, ik bedoel, mijn ex-man,” en naar Martin gekeerd, “en dit is Henri, hij is rechercheur. We moeten nog iets bespreken vanwege de dode man in het vliegtuig. Het spijt me, maar…En hier zijn de sleutels. Je moet alleen wel thuis zijn als ik terugkom. Ik bel je straks nog,” sluit ik vlug af en ik loop snel weg. Ik zie nog net hoe Martin en Henri elkaar opnemen.
“Waarom heb je niet gezegd wie ik ben?” wil Henri weten als we net tien meter op weg naar de bistro zijn.
“Dat heb ik toch gedaan.” Ik probeer rustig te blijven. “Hoe had ik je volgens jou dan moeten voorstellen? Als de man met wie ik heerlijke seks heb gehad?”
Henri geeft geen antwoord. Dat zou ik in zijn plaats ook niet hebben gedaan.
“Het spijt me, maar je verwacht gewoon te veel van me,” mompel ik en ik ga met vastere stem verder: “Ik heb een scheiding achter de rug, Max en ik zijn uit elkaar, ik ben naar Zuid–Frankrijk verhuisd, en dat alles binnen een jaar. En ik heb geen idee wat er tussen ons is. Dus wat denk jij dat ik moet doen?” Ik blijf even staan. “Die vraag kan ik zelf beantwoorden. Ik heb rust nodig, moet nadenken en zou misschien zelfs een keer gewoon geen man in mijn leven moeten hebben.”
Henri vertrekt zijn gezicht en ziet er flink berouwvol uit.
Het stortregent als ik door het avondverkeer optrekkend en afremmend naar huis rij. Op de radio spelen Franse chansons waarin het over liefde en passie, maar ook over woede en teleurstelling gaat. Terwijl ik meeneurie ben ik blij dat deze dag bijna afgelopen is. Henri en ik waren nog maar net in het café, toen er eerst buiten en daarna binnen onweer uitbrak. Henri voelt zich blijkbaar gebruikt door me. Ik heb hem ronduit gezegd waar het op staat, heb hem gevraagd hoe hij het in zijn hoofd haalde om meteen de tweede keer met allerlei spullen aan te komen en heb gezegd dat hij me verstikt.
Henri keek naar me alsof hij water zag branden. “Maar vrouwen willen toch altijd dat je trouw bent, dat je een relatie aandurft en dat je die relatie serieus neemt…”
“Tja, dat is dan het probleem. Ik zit nu eenmaal anders in elkaar. Dat is allemaal fantastisch na een, twee of drie maanden, of misschien ook pas later, maar beslist niet in mijn situatie en zo snel. Lieve hemel, dat kan ik op dit moment net zo goed gebruiken als vliegenpoep op een koffiekopje.”
Daarna was het stil, ik prikte in mijn salade, Henri verslond die van hem uit pure wanhoop, gaf me een vluchtige kus op mijn wang en nam afscheid met de woorden dat de plicht riep en dat hij zich weer zou melden.
Gelukkig was de galerie verlaten. George was naar huis gereden om te lunchen en Martin was bij het autoverhuurbedrijf. De volgende twee uur heb ik op internet gesurft en een vlucht naar Valencia geboekt, daarna met Andrea gebeld en haar alles verteld. Ze viel bijna om van verbazing.
“Overmorgen ben ik in Denia en dan kunnen we elk detail tot vervelens toe bespreken.”
Om drie uur kwam George terug. Hij glimlachte veelbetekenend en kondigde aan dat zijn Chantal al in de derde maand was, net als ik. Hij hoopt op een meisje, want ze hebben al een jongetje. We werden voortdurend door klanten onderbroken omdat de expositie van de schilderijen uit Rome flink veel aandacht heeft getrokken. De helft is al verkocht en op drie schilderijen loopt een optie. Ik heb Giovanni gebeld. Hij was razend enthousiast. Het probleem dat ik nu geen schilderijen meer heb voor de aangekondigde expositie in Keulen kon Giovanni ook onmiddellijk oplossen. Hij zou meteen foto’s van werk van net zulke jonge en onbekende kunstenaars maken en die naar me mailen. Als ik ze mooi vind, kunnen de schilderijen naar Keulen worden gestuurd. Ik ben niet bijster enthousiast over het voorstel, maar ik heb aan de andere kant helemaal geen zin in nog een bezoekje aan Rome.
Net voor vijf uur, terwijl twee klanten de schilderijen aandachtig bekeken, hoorde ik de deur weer. Ik kwam niet uit mijn kantoor omdat George voor was. Een paar minuten later riep hij me. Ik geloofde mijn ogen niet, want dit keer was het niet Henri, Martin of de een of andere politieagent, maar Ben, mijn Texaanse multimiljonair die zowat onze hele voorraad had gekocht. George keek medelijdend naar me en liet me daarna aan mijn lot over. Ik weet niet meer hoe, maar ik heb het doorstaan. Ik heb Ben aan het lijntje gehouden en heb voor morgenavond met hem afgesproken. Midden in het gesprek kwam Martin onverwacht binnen. Hij kon ondanks het navigatiesysteem de weg naar mijn huis blijkbaar niet vinden. George ontfermde zich over Martin en legde het uit.
Inmiddels regent het niet meer, ik zet de ruitenwissers uit en rij de oprit op. Als ik het portier open, hoor ik zachte muziek, vrolijk gebabbel en het geblaf van Kasimir. Ik loop via de veranda naar de keuken en zie mijn schatten aan de keukentafel zitten. De kaarsen branden, er staat een halflege fles rode wijn op tafel en Martin legt zijn speelkaarten net weg om naar het fornuis te lopen. Michèle is nergens te zien.
“Hoi, mam,” roept Jonas, die me als eerste ziet.
“We spelen poker en Jonas en papa winnen elke keer, ik vind het niet eerlijk,” klaagt Victoria.
Ik sta versteld, want Martin heeft Michèles schort omgebonden en heeft een pollepel in zijn hand. “Waar is Michèle?” vraag ik.
“Ik heb haar vrij gegeven. Ze was met de fiets en het leek erop dat het zou gaan regenen. En dat heeft het ook gedaan. En koken kan ik ook,” gaat Martin zenuwachtig verder. “Vandaag eten we overigens canard a l’orange. Ik heb het recept van Klaus gekregen.”
Ik ben sprakeloos. Mijn man, eh, ex-man, in de keuken, en hij heeft een recept aan mijn zwager Klaus gevraagd!
“Over tien minuten is het klaar. Je hebt toch wel honger?” vraagt hij hoopvol.
“Ja. Ik ga alleen nog snel even naar de badkamer.”
Als ik een paar minuten later weer beneden ben, staat de eend op tafel, de knoedels dampen in een schaal en het dessert is ook al klaar.
Sprakeloos ga ik aan tafel zitten en ik vraag me af waarom Martin dit nooit tijdens ons negentien jaar durende huwelijk heeft gedaan. Ik betrap mezelf erop dat ik hem tijdens het eten observeer. Hij praat geanimeerd en met echte interesse met de kinderen en stelt tussendoor gerichte vragen aan mij. Af en toe zo’n avond en ons huwelijk was anders gelopen.
Als ik de volgende ochtend van mijn rondje joggen terugkom, voltrekt het wonder zich opnieuw. De ontbijttafel is gedekt, mijn twee monsters zijn in een uitstekend humeur en Kasimir stort zich op zijn goedgevulde etensbak.
“Vanavond heb ik een zakendiner en ik weet niet wanneer ik terug ben,” zeg ik terloops.
“Met die Texaan?”
“Ja, hoezo? Hij heeft ons hele magazijn leeg gekocht en wil nog meer,” leg ik volkomen overbodig uit.
“Dat was duidelijk, maar hij wil vooral meer van jou. Zijn interesse in jou was niet over het hoofd te zien,” stelt Martin vast.
“Je overdrijft.”
“Nee,” zegt Martin beslist. “Dat doe ik niet.”
Ik geef geen antwoord, maar drink in alle rust mijn kop thee en ga dan naar boven.
De chaos heeft het vliegveld van Montpellier stevig in zijn greep. Mensen krioelen als mieren heen en weer tussen de incheckbalie en de veiligheidscontrole. Ik ben helemaal buiten adem, want mijn hele ochtend was stress, stress en nog meer stress. Victoria en Jonas waren onuitstaanbaar, Martin had zijn oude, vertrouwde ochtendhumeur, regenbuien hebben de straten in halve rivieren veranderd en het parkeerterrein is overvol. Met veel moeite en een enorme dosis brutaliteit heb ik een plaatsje voor mijn jeep kunnen bemachtigen. Eigenlijk zou ik door een taxi worden afgehaald, maar die was ergens in de chaos blijven steken. Om niet blootgesteld te zijn aan Martins ochtendhumeur heb ik mijn autosleutel gepakt en ben ik zelf naar het vliegveld gereden. Mijn hoofd suist nog steeds van gisteravond. Niet alleen omdat het ene glas rode wijn dat ik mezelf gisteren heb toegestaan zoveel effect op me heeft, maar ook door Bens woorden.
Precies om halfacht stond zijn chauffeur voor de deur met de opdracht me naar het vliegveld te rijden. Ben zat al helemaal ontspannen in zijn jet en liet me in onzekerheid. Nauwelijks veertig minuten later landden we in Nice. Daarna reden we de bergen in. Ons doel was een afgelegen restaurant met maar vijf tafels, waar de allerfijriste specialiteiten worden geserveerd. Er is geen kaart, maar Ben heeft me verteld dat de gast een dag ervoor via e–mail een menuvoorstel krijgt. Monsieur Richard wil er zeker van zijn dat alle ingrediënten vers en van de allerbeste kwaliteit zijn. Ik geloofde mijn ogen niet toen we aan kwamen rijden. Voor me lag een oude, Zuid–Franse villa, ingebed tussen pijnbomen en palmen – net een dromerig kasteeltje. Monsieur Richard, die helemaal in het wit was, ontving ons met een charmant lachje en bracht ons meteen naar de tuin. Witte kiezelpaden leidden naar de tafels, die als kleine eilandjes verspreid in de tuin stonden. Onze tafel was vierkant, bekleed met zwaar, wit damast en gedekt met zilveren bestek, witte, buitensporig grote borden en sobere kristallen glazen. We werden omringd door halfhoge, witte rozenstruiken, die een betoverende geur verspreidden.
Onopvallend kregen we alles wat ons hart begeerde van de drie in het wit geklede kelners.
Ben had niets aan het toeval overgelaten en had samen met monsieur Richard een verrukkelijk menu samengesteld. Na de amuse kregen we een assortiment van allerlei soorten oesters: Franse, Zeeuwse, Noorse, Japanse. Ik wist helemaal niet dat oesters zo verschillend kunnen smaken! We smulden verder: kreeft, kaviaar, heerlijke ossenhaas van heel gelukkige Japanse koeien, truffelaardappelschuim; het was allemaal perfect en smaakte voortreffelijk. Ik had het gevoel dat ik bijna uit elkaar barstte. Ben is een grappige, charmante gesprekspartner, met levenservaring en een knap uiterlijk. Waarom kan ik niet verliefd op hem worden? Hoe zou seks met Ben zijn? Zou ik aan zijn perfectionisme kunnen voldoen? Waarschijnlijk nauwelijks, stelde ik geschrokken vast. Ik ben een vrouw die de magische grens van de veertig is gepasseerd, de eerste vervaldatum is al bereikt.
Ben leek te raden wat ik dacht en sprak het uit. “Weet je,” begon hij, “ik heb sinds mijn scheiding veel vrouwen leren kennen.”
“Daar sta ik niet van te kijken.”
“Allemaal verschillend,” ging hij verder. “Allemaal bijzonder!”
O, mijn god, gaat hij me nu net als Max over zijn amoureuze escapades vertellen?
“Maar een gelijkwaardige partner was er nooit bij. Ik ben niet geïnteresseerd in blonde, jonge vrouwen die misschien ooit zoiets als een eigen mening zullen krijgen, die hun karakter nog moeten ontwikkelen. Die ik moet uitleggen hoe het er in het leven aan toe gaat en wat ze moeten leren of studeren…”
“Ik wil geen verkapte vaderrol op me nemen en het elektracomplex van de één of andere twintigjarige bevredigen.”
Hmm, hij sprak uit wat ik dacht.
“Ik wil een vrouw die aantrekkelijk en mooi is, maar die vooral kan denken, die weet welke weg ze wil gaan, die niet van mij afhankelijk is, die tegengas geeft, die voortdurend uitdaagt en naar het waarom van mijn standpunten vraagt. Ik wil geen muisje als vrouw maar een persoonlijkheid, een ervaren vrouw. En zo’n vrouw ben jij, Susa!”
Ik keek aandachtig naar mijn nagels, liet mijn glas rode wijn in mijn hand draaien en dacht ingespannen na. Lieve hemel, waarom was ik niet in staat om iets grappigs, intelligents of gewoon iets te bedenken?
“Je hoeft nu geen antwoord te geven,” zei Ben met een glimlach om zijn lippen. Was mijn radeloosheid zo duidelijk?
“Je weet wat ik wil zeggen. Denk er in alle rust over na. Ik geniet vandaag van je gezelschap, morgen vlieg ik voor een paar dagen naar Moskou en dan zal ik me snel bij je melden.”
Op de terugvlucht hebben we gezoend, maar daar bleef het bij. Hij kan goed zoenen, hartstochtelijk en dwingend. Ben heeft me thuis afgezet en is in de duisternis verdwenen.