Hoofdstuk 11

Andrea tegen Susa:

Claudia is bij de politie geweest!

Andrea tegen Susa:

Ze schreeuwde zo dat het door merg en been ging.

“Jürgen is verdwenen!” roept Andrea door de telefoon. Ik ben in de galerie aangekomen en wil net theewater opzetten.

“Wat? Hoe bedoel je?” stamel ik.

“Hij was gisteren niet op kantoor, is ‘s-avonds niet thuisgekomen en vanochtend ook niet. Claudia was eerst woedend, maar nu is ze doodsbang dat er iets met hem gebeurd is. Ze heeft alle ziekenhuizen gebeld en wil nu naar de politie om hem als vermist op te geven.”

“Godsamme! Heb je enig idee waar hij kan zijn? Heb je het al via zijn mobiel geprobeerd?”

“Ja natuurlijk! Ik krijg meteen zijn voicemail,” vertelt Andrea ademloos verder. “Dat betekent dat zijn mobiel uitstaat of dat hij zich op een plek bevindt waar geen netwerk is.”

“Andrea,” zeg ik na een tijdje, “kan het zijn dat zijn zakelijke verwikkelingen er iets mee te maken hebben? Ik bedoel dat zaakje waar Lupe onderzoek naar doet?”

“Daaraan wil ik helemaal niet denken,” zegt ze zuchtend. “Wacht even.” Ik hoor gerinkel op de achtergrond. “Dat is vast Claudia.”

Ik blijf aan de lijn, hoor Andrea’s ontzette stem en druk de telefoon nog steviger tegen mijn oor, in de hoop een paar flarden van het gesprek op te vangen. Dat lukt niet, want voor mijn deur zijn een aantal bouwvakkers bezig met een persluchthamer. Shit!

“Claudia is bij de politie geweest,” vertelt Andrea als ze een kleine eeuwigheid later weer aan de telefoon komt. “Ze willen hem niet als vermist registreren.”

“Waaat?”

“Ja, en de reden is voor de heren heel eenvoudig: er is geen enkele aanwijzing voor een misdaad of zelfmoord.” Andrea windt zich steeds meer op. “En dan doet de Duitse politie gewoon niets. Ze denken dat Jürgen misschien een paar dagen ertussenuit wilde en dat hij wel weer op zal duiken. Claudia was razend toen ze haar ook nog vroegen of het zou kunnen dat haar echtgenoot een vriendin heeft. Toen is ze geflipt. Kun je je dat voorstellen?”

“Wat een brutaliteit, hoe durven ze het te vragen?” roep ik ontsteld. “Maar, Andrea, je moet Claudia heel snel over Lupe en zijn onderzoeksresultaten vertellen.”

“Ja, dat doe ik ook,” zegt Andrea vastbesloten. “Ze komt nu met Eva hiernaartoe en als ik alles heb verteld, gaan we waarschijnlijk nog een keer naar de politie. Ik moet Lupe bellen en hem vragen om zijn rapport naar me te mailen. De gedachte dat ik Claudia onder deze omstandigheden met de activiteiten van haar man moet confronteren, bevalt me helemaal niet. Misschien had ik Lupe niet moeten inschakelen? Misschien had ik nog een keer met haar moeten praten? Had Jürgen haar maar zelf de waarheid verteld. Stel je voor dat hij er echt vandoor is? Verdomme, Susa, waarom ben je nu niet hier?”

“Maak jezelf alsjeblieft niet gek. Je hebt het haar willen vertellen, maar ze wilde er niet over praten. Ze heeft alles resoluut afgewezen, wat ik trouwens heel merkwaardig vind. Zo is ze helemaal niet, toch? Nee, zus, je hebt juist gehandeld. Ze heeft tegen je gezegd dat ze hem voor 100% vertrouwt. En jij bent tenslotte verantwoordelijk voor de financiële situatie van het bedrijf. Wat had je anders moeten doen?” vraag ik haar. Ik ben verbaasd over haar onzekerheid. Andrea is bijna nooit onzeker! “Moet ik Claudia bellen?” ga ik verder.

“Nee, laat maar. Ik wil eerst zelf met haar praten. En nu moet ik Lupe bellen.” Ze wil ophangen.

“Andrea, luister,” roep ik nog snel. “Je moet in elk geval Barbara standby hebben. Ik weet niet of het raadzaam is de politie meteen alle details te vertellen. Stel je voor dat er een onschuldige reden voor zijn verdwijning is. Dan heeft hij straks misschien de politie op zijn dak en dat zal hij je niet in dank afnemen.”

“Goed, dat zal ik doen. Hoewel, dat zou zijn verdiende loon zijn. Als hij ons voor niets zo bang heeft gemaakt, is hij een gigantische klootzak.”

Het liefst zou ik meteen op het vliegtuig stappen. Het maakt me bloednerveus om zo ver weg te zitten, maar vrijdagmiddag kan ik tenminste naar ze toe vliegen, dan zijn Victoria en Jonas op weg naar China.

Ik haal me Andrea voor de geest. Ze heeft beslist al een vel papier gepakt en schrijft elke afzonderlijke stap op die ze moet nemen. Andrea is niet alleen uitermate correct, maar ook iemand die alles drie keer afweegt.

Als ik om acht uur eindelijk naar huis rij, ben ik moe en voel ik me alsof ik de hele dag met duizend omwentelingen per minuut in een centrifuge heb gezeten. Na het telefoongesprek met Andrea brak de hel los. De meeste kunstenaars die ik vanwege de gemengde expositie heb gemaild, kwamen langs en wilden de details met me bespreken. George moest plotseling weg omdat zijn Chantal weeën kreeg, hoewel ze pas in de vierde maand is.

Sindsdien heb ik niets meer van hem gehoord. Tussendoor kwam er een klant die per se en zo uitvoerig mogelijk over twee schilderijen met me wilde praten. En tot overmaat van ramp belde Victoria elke tien minuten op, omdat ze haar koffer aan het pakken was, blijkbaar met de helft van de inhoud van mijn klerenkast.

Ik vond het goed dat ze mijn kleren pakt, want ik pas tenslotte al weken geen jeans meer, mijn T–shirts hangen vlak boven mijn navel en omdat ik niet met een blote buik wil rondlopen, liggen ze in de kast. Henri stak midden in de chaos even zijn hoofd om de deur en beloofde om me op te pikken. Hij kwam niet opdagen. Een uur geleden kreeg ik een sms, waarin hij schreef dat het laat zou worden en dat hij op zijn motor naar huis zou rijden. Toen ik ‘naar huis’ las, huiverde ik weer. Zal ik daar ooit aan wennen? Het motregent zachtjes als ik de oprit in rij. Overal in huis brandt licht en Kasimir blaft vrolijk. Natuurlijk heeft hij Diablotin weer voor het raam zien rondscharrelen. Twee maanden geleden liet de pikzwarte kat zich voor het eerst zien. Ze was heel mager en schuw. Michèle heeft haar met veel geduld kunnen lokken en heeft haar meteen een naam en eten gegeven en naar de dierenarts gebracht. Daar kreeg ze na een uitgebreid onderzoek een wormenkuur, vlooien-middel en herstelpreparaten. Ze heet nu’Diablotin’, het duiveltje.

Kasimir, die katten normaal gesproken haat, heeft haar meteen in zijn hondenhart gesloten. Blijkbaar wordt zijn liefde beantwoord, want altijd als ze in huis komt slaapt ze samen met Kasimir op zijn plek. Als ik via de grote terrasdeur de keuken in loop, voel ik dat ze tussen mijn benen door glipt.

Michèles zolderwoning is bijna helemaal ingericht. Onze parel slaapt hier steeds vaker en omdat ze er nog steeds is, vermoed ik dat dit weer een van haar gewenningsnachten is. Victoria, Jonas en Michèle zitten aan tafel en eten wildzwijnfilet, aardappelpuree en verse cantharellen. Het ruikt zo lekker in de keuken dat het water me onmiddellijk in de mond loopt. Ik gooi mijn tas in een hoek, was snel mijn handen en merk dan pas hoeveel honger ik heb. De schalen dampen en terwijl ik opschep, vertellen Victoria en Jonas me stralend dat ze klaar zijn met inpakken. Victoria zegt trots dat ze dit keer onder de beruchte twintigkilogrens is gebleven. Er zijn nauwelijks tien minuten voorbij als Henri ook arriveert.

“Ik moest nog iets kopen,” beantwoordt hij mijn vragende blik en haalt twee pakjes uit een plastic tas tevoorschijn. “Deze zijn voor jullie,” zegt hij glimlachend als hij ze aan Jonas en Victoria geeft.

Ze scheuren het cadeaupapier natuurlijk onmiddellijk open en…houden een reisgids van China in het Frans in hun handen. Ik moet lachen, want Victoria trekt haar wenkbrauwen op en Jonas slaat zijn ogen ten hemel.

“Ik heb jullie Duitse reisgidsen gezien en ik dacht…” verder komt hij niet.

“Ja, ja, we weten het al,” zeggen Victoria en Jonas in koor.

De afgrijselijke frogsongringtone, die Jonas gisteren bij wijze van verrassing op mijn mobieltje heeft geladen, trekt luidruchtig de aandacht. Ik lach erom als ik het gesprek aanneem.

“Jürgen is dood,” barst Andrea met een door tranen verstikte stem uit.

Zonder iets te zeggen loop ik snel van de keuken naar mijn kantoor.

“Susa, ben je er nog?” vraagt Andrea hees.

“Ja, natuurlijk. Wat is er in hemelsnaam gebeurd? Vertel!” vraag ik ontsteld.

Dan hoor ik het hele drama. Na ons telefoongesprek heeft Andrea eerst Lupe gebeld. Claudia moest Eva nog een flesje geven en een schone luier omdoen en ging een tijdje later naar Andrea toe.

“Ze was veel rustiger dan vanochtend, maar de angst om Jürgen had inmiddels plaatsgemaakt voor een bepaalde onzekerheid.” Andrea’s stem breekt.

“Dat begrijp ik niet.”

“Ze had nagedacht.” Ik hoor dat Claudia tamelijk gelaten in Andrea’s keuken had gezeten en over haar relatie met Jürgen had gepraat. Ze waren iets meer dan een jaar ervoor hevig verliefd geworden en meteen getrouwd. Maar van zijn vroegere leven wist ze bijna niets. Claudia had minstens een halfuur lang als een waterval gepraat en was tot de conclusie gekomen dat er misschien echt een heel onschuldige reden voor Jürgens verdwijning was.

“Claudia lachte zelfs weer en ik wist echt niet hoe ik haar over het rapport van Lupe moest vertellen.”

“Maar je hebt het haar toch verteld?” vraag ik onzeker.

“Nee, dat kwam er helemaal niet meer van.” Andrea snuit haar neus. “Ik was boven om Lupes rapport te printen toen ik een schreeuw hoorde. Susa, het was verschrikkelijk. Ze schreeuwde zo dat het door merg en been ging. Ik ben direct naar beneden gerend en daar stond ze met wijd opengesperde ogen en de telefoon in haar uitgestrekte hand – helemaal in shock!” Andrea neemt een slok en gaat dan verder. “Ik heb haar mobiel maar overgenomen. Een vriendelijke, meelevende, jonge politieagente vertelde me onzeker dat ze eigenlijk alleen wilde weten waar Claudia was, omdat ze met haar moesten praten. Claudia stond erop om het bericht meteen door de telefoon te horen, en de politieagente gaf op een bepaald moment toe en vertelde haar dat het lijk van Jürgen was gevonden. Ik had vreselijk veel medelijden met haar, ze was helemaal in de war. Toen heb ik snel mijn huisarts gebeld en die heeft Claudia een kalmerende injectie gegeven.”

“Maar wat is er dan precies gebeurd?”

“Wandelaars hebben Jürgens auto vanmiddag bij het Fühlingermeer ontdekt. Ze vertelden de politie dat ze overal bloedsporen zagen die naar het water toe liepen. Daarna hebben duikers het meer doorzocht en Jürgen gevonden. Hij was met plastic kabelbinders aan een fiets vastgebonden, en de zijtassen en de mand aan het stuur zaten vol stenen.”

“Stenen? Wat voor stenen?”

“In de mand zat een dikke veldkei en in de zijtassen zaten stoeptegels. Het gewicht moest verhinderen dat de fiets samen met Jürgen weer opdook,” zegt Andrea zakelijk.

“O, lieve god!” stoot ik uit.

“Ja, en stel je voor, als het zo geregend had als de afgelopen week waren de bloedsporen niet meer zichtbaar geweest.”

“Hoezo trouwens, bloedsporen?”

“Hij heeft eerst zijn polsaders doorgesneden, zichzelf toen vastgebonden en in het meer laten rollen op een plek, waar het flink steil naar beneden loopt.”

“Denk je dat het zelfmoord is?” vraag ik geschrokken.

“Nee, dat kan ik me eigenlijk niet voorstellen. Maar de politie neemt geen risico voordat ze weten of hij zelf niet meer wilde of dat hij is vermoord. Meer weet ik op dit moment niet,” zegt Andrea. “De politie gaat voorlopig dus uit van een misdaad. Ze doen morgenochtend vroeg eerst een lijkschouwing en kunnen dan pas meer zeggen.”

“En nu?” vraag ik verdrietig.

“Claudia is nauwelijks aanspreekbaar, ze blijft vannacht hier. Mijn huisarts was net nog een keer bij haar en heeft haar nog iets kalmerends gegeven. Klaus is snel naar haar huis gereden en heeft van alles gehaald, van babyvoeding tot kleren. En Eva wordt verwend door Sophie en Maxi.” Andrea lacht bitter. “Ik wist helemaal niet dat mijn twee grote meiden zo gek op baby’s zijn. Ze spelen met haar, hebben haar in bad gedaan en knuffelen de hele tijd met haar. Lisa is gelukkig op schoolkamp en heeft van alle opwinding niets gemerkt.”

“Zal ik meteen naar jullie toe komen?” Ik wacht een moment voordat ik verder praat. “Ik kan morgenochtend heen en ‘s-avonds weer terugvliegen. Laat het me alsjeblieft weten als het nodig is. Voor vrijdag boek ik in elk geval een ticket, dan gaan Victoria en Jonas naar China. Nu kan ik moeilijk langer weg.”

“Nee, Susa, dat is op het moment nog niet nodig. Vrijdag is prima.”

Ik hoor dat de deurbel bij Andrea gaat. “Alweer politie?” vraag ik.

“Dat zal Barbara zijn. We moeten de politie morgen informatie geven en ik weet niet wat ik moet zeggen. Ik bel je straks nog een keer,” zegt ze ernstig.

Als ik me omdraai, staat Henri achter me. Hij loopt naar me toe en slaat zwijgend zijn armen om me heen. Dan vertel ik hem alles.

“Je moet tegen Andrea en Barbara zeggen dat ze het volledige rapport van Lupe aan de politie moeten geven. Dat bespaart waarschijnlijk waardevolle uren onderzoek,” raadt hij me aan.

“Inderdaad,” zegt Andrea moe als we twee uur later weer met elkaar bellen. “Dat heeft Barbara ook gezegd. We gaan morgenochtend naar de politie en vertellen alles. Claudia wordt natuurlijk ondervraagd, maar ze kan niet worden aangeklaagd voor wat Jürgen heeft uitgehaald,” legt ze uit.

“Wanneer vertellen jullie het aan Claudia?” dring ik aan.

“Morgen moeten we het zeggen, en daar zie ik nog het meest tegenop,” zegt Andrea bedrukt.

Als Henri en ik eindelijk uit mijn werkkamer komen, is er niemand meer. Michèle scharrelt boven rond en schuift meubels heen en weer. Victoria rommelt luidruchtig in de badkamer en Jonas ontdek ik pas als ik beter kijk. Hij ligt op de bank in de zitkamer met zijn laptop op zijn buik te chatten. Hij kijkt op en wil weten wat er aan de hand is. Ik vertel het. Victoria komt vlak daarna de trap aflopen en luistert gespannen toe. Het is ze aan te zien dat ze geschrokken zijn. Ze vragen me de oren van mijn hoofd, maar zijn verrassend snel gekalmeerd als Henri uitlegt dat de meeste ernstige misdaden worden opgelost. Hun wereldbeeld lijkt daardoor weer enigszins hersteld te zijn.

Het is inmiddels vlak voor middernacht, ik ben doodmoe en onrustig. Ik maak me grote zorgen, maar ik ben blij dat Barbara zich ermee bezighoudt en dat ze beheerst genoeg is om haar hoofd koel te houden.

De nacht was onrustig, ik heb verward gedroomd en ben een paar keer wakker geworden. Henri heeft zijn best gedaan om me af te leiden. Ik ben net in de galerie aangekomen, schuif een stapel papieren van de ene kant van mijn bureau naar de andere en wacht tot de telefoon eindelijk gaat. De ochtend ontpopt zich als een pure marteling, want alle mogelijke mensen bellen op, alleen Andrea niet. Vlak na één uur hoor ik eindelijk haar stem.

“Wat een toeval!” begint ze helemaal over haar toeren. “We hadden ons net door de doolhof van het Keulse hoofdbureau van politie geworsteld en waren eindelijk bij hoofdcommissaris Braun aangekomen, toen hij ons vertelde dat het sectierapport al binnen was.” Ze drinkt even een slokje en gaat verder. “Braun vertelde ons dat Jürgen volgens het sectierapport met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zelfmoord heeft gepleegd, omdat de sporen op de plastic bandjes van zijn tanden afkomstig blijken te zijn. Maar er zijn ook een aantal hematomen gevonden. Om uit te zoeken of het om vasthoudsporen gaat, is onderzoek van het weefsel nodig, en dat kan drie maanden duren. Pas daarna kunnen ze zeggen of het om een misdaad of om zelfmoord gaat. Barbara heeft snel het woord genomen en Braun op haar directe en onbuigzame manier uitgelegd dat ze ondanks alles uitgaat van een misdaad. Ze was echt klasse!” zegt Andrea bewonderend. “Die Braun zette grote ogen op. Ze heeft in grote lijnen het rapport van Lupe beschreven, een zelfmoord in twijfel getrokken en een samenvatting van de gebeurtenissen gegeven. Braun bleef schrijven. Hij heeft ons beloofd dat hij verder onderzoek doet, maar vertelde dat het tijd zou kosten.”

Het is bijna middernacht, de regen klettert tegen de ramen, Henri heeft de open haard in de slaapkamer aangestoken en we zitten knus tegen elkaar aan als Andrea weer belt. Ze heeft eindelijk met Claudia gepraat en haar verteld over Lupe en haar bezoek van die ochtend aan de politie.

“Claudia was verrassend beheerst,” zegt Andrea. “Ze heeft alles rustig aangehoord, stelde af en toe een vraag, heeft het rapport uitvoerig bestudeerd en toen tegen ons gezegd dat Jürgen helemaal niet kon fietsen omdat hij door een duikongeluk een slecht evenwichtsgevoel had.”

“Dat betekent toch dat hij geen zelfmoord gepleegd kan hebben?” concludeer ik uit de informatie.

“Nou ja, het was maar een paar meter naar het water en met een ijzeren wil zou het mogelijk moeten zijn. Maar misschien werd hij vastgehouden en in het water geduwd.”

“Dan hadden ze toch voetsporen gevonden?”

“Nee, waarschijnlijk niet, want op die plek groeit gras.”

“Moeten jullie Braun dat niet zo snel mogelijk vertellen?”

“Ja, dat gaat Barbara morgenochtend meteen doen. Ze zegt dat een tweede sectie noodzakelijk zal zijn. De gehoorbeentjes worden normaal gesproken niet onderzocht.”

“Lieve hemel, wordt die arme Jürgen dan nog een keer opengesneden?”

“Ja, maar eerst moet de begrafenisondernemer hem weer terugbrengen.”

“Arme Claudia,” verzucht ik. “Hoe houdt ze het vol?”

“Nauwelijks. Ze is blij dat Barbara de waarheid probeert te achterhalen en ze wil dat Lupe haar zo goed mogelijk helpt.” Andrea klinkt beheerst. “Claudia blijft vannacht nog bij mij slapen, maar morgen gaan zij en Eva weer naar hun eigen huis.”

Ik laat me in het kussen vallen, vertel Henri het laatste nieuws en dat ik de hele volgende week in Keulen zal zijn. Op zaterdag wordt Jürgen begraven. Omdat Jürgens moeder jaren geleden gestorven is en zijn vader, toen Jürgen nog heel klein was, met de noorderzon vertrokken is en nooit meer contact met zijn zoon heeft opgenomen, en hij ook geen zussen, broers of andere familie heeft, zijn alleen wij erbij.

“Wil je dat ik meega?” vraagt Henri tussen twee zoenen in mijn nek door.

“Ja en nee.”

“Je zult toch een beslissing moeten nemen,” zegt hij lachend.

“Ja, omdat ik je er graag bij heb, en nee, omdat ik me eigenlijk alleen om Claudia wil bekommeren. Ik geloof dat het beter is als ik alleen ga.” Ik geef hem snel een zoen. “Maar lief dat je het vraagt.”

Vrijdagochtend vroeg heerst er een chaos in huis. Victoria en Jonas lopen als twee kippen zonder kop door de kamer om de laatste spulletjes bij elkaar te zoeken en ik ben ook aan het pakken. Om acht uur moeten de kinderen op school zijn, want dat is het ontmoetingspunt. Even voor negen uur gaan ze met de bus naar het vliegveld. Van Montpellier vliegen ze naar Parijs en vanmiddag door naar Peking. Mijn vliegtuig naar Keulen vertrekt om halfzes. Andrea stuurde me vanochtend nog een SMS:

Pak warme kleren in, in Keulen is de winter uitgebroken.

Vreselijk! Hier is het op zonnige dagen nog steeds zo’n twintig graden, een dun jasje is gewoon voldoende. Met tegenzin haal ik coltruien, winterlaarzen en mijn met bont gevoerde suède jas tevoorschijn. De hemel boven Montpellier is blauw als de Boeing start. Ik kijk uit het raam en denk na over wat Andrea me gisteravond heeft verteld. Er is nog een keer sectie op Jürgen uitgevoerd en de forensisch patholoog-anatoom kon bij de opening van het rotsbeen in het binnenoor vaststellen dat het trommelvlies littekens vertoonde en dat zich een etterachtige substantie in het binnenoor bevond. Het bewijs van een evenwichtsstoornis kon niet geleverd worden, dus kon er geen relevante diagnose aan worden verbonden. Dat betekent dat we nog steeds niets meer weten. Zonder weefselonderzoek kunnen ze de zaak niet afsluiten en dat wil zeggen dat we moeten afwachten.

Nauwelijks een halfuur na de start zie ik tot Keulen alleen nog witte watten onder me, één gesloten wolkendek. Kleine sneeuwvlokjes dansen tegen de ramen als we na iets meer dan een uur op Keulen-Wahn landen. De piloot heeft ijsregen en nul graden aangekondigd. Bij wijze van grap noemde hij ook meteen het tijdstip waarop hij weer terugvliegt.

Verbaasd zie ik dat Claudia me afhaalt in plaats van Andrea. Ze ziet er slecht uit. Haar haren hangen dof langs haar bleke gezicht, dat nog smaller lijkt geworden, haar ogen zijn rood en haar blik is leeg; pas als ze me ziet, lichten haar ogen op. Ik sla mijn armen om haar heen en druk haar stevig tegen me aan.

“Ik heb Andrea gevraagd om naar de zaak te gaan. Sinds dinsdag is er niemand van ons geweest en dat gaat niet. Jürgens bureau moet worden leeggeruimd en een paar belangrijke zaken moeten dringend worden afgehandeld. Dat kon ik nog niet.” Er stromen tranen over haar wangen.

“Dat maakt toch niets uit, ik ben blij je te zien. Waar is Eva?”

“Ach,” zegt ze zwakjes, “mijn moeder is gisteren gekomen en blijft zolang als ik wil.”

“En je vader?” Claudia’s ouders zijn jaren geleden naar Toscane verhuisd, nadat ze hun huis in Bergisch Gladbach hadden verkocht en een klein appartement in een elegant complex in Keulen-Junkersdorf hadden aangeschaft. Twee tot drie keer per jaar komen ze een paar weken terug om hun dochter en hun vrienden te zien, de rest van het jaar genieten ze van het leven onder de Italiaanse zon.

“Hij is er ook en regelt alles. Ik vind het heerlijk dat mijn moeder er is, maar ik ben blij dat ze ‘s nachts in haar eigen appartement slaapt. Ze maakt zich zoveel zorgen, is bang dat ik elk moment kan instorten en vraagt me elke tien minuten of het gaat. Je kunt je wel voorstellen dat dat enorm irriteert.”

“Ja,” antwoord ik, “maar ik kan het wel begrijpen.”

“Ik ook, maar ik heb dringend rust nodig om over alles na te denken. Ik ben woensdagavond met Eva naar huis gereden. Ik moest gewoon weer naar mijn eigen huis. En donderdag stonden mijn ouders voor de deur. Misschien ben ik ondankbaar,” zegt ze terwijl ze een gezicht trekt. “Maar mijn moeder urenlang om me heen is heel moeilijk te verdragen.”

We lopen naar de auto. Vlak voor Eva’s geboorte, toen ze zich bijna uit haar Z4 moest rollen, heeft Claudia hem ingeruild voor een gezinsvriendelijke Saab-cabrio. Op de achterbank is het kleurige kinderstoèltje van Eva bevestigd. Ernaast ligt speelgoed. Dat was vroeger onmogelijk geweest bij Claudia. Alles bij en aan haar was altijd tiptop en tot in de puntjes gestyled.

De ijsregen is inmiddels in een voor Keulen heel onkarakteristieke, regelmatige sneeuwval veranderd, die tot overvloed van ramp ook nog blijft liggen. Terwijl we over de ringweg richting Keulen-Sülz rijden, vertelt Claudia dat de begrafenis morgenmiddag in kleine kring plaatsvindt. Ze zal een kindermeisje voor Eva moeten aannemen. Maar tot ze iemand heeft, wil ze Eva meenemen naar het bedrijf.

“Vanaf maandag ga ik weer werken. Jawel, dat moet!” roept ze vastbesloten als ze me verrast ziet kijken. “Anders gaan we failliet. Ik kan Andrea toch niet alleen laten nu we zoveel op ons af krijgen? En bovendien leidt het me af.”

De strooidienst is inmiddels aan het werk. Er wordt vorst in de Rijn-metropool verwacht en dat betekent ontelbare botsingen en eindeloze files zodra het beroepsverkeer op gang komt.

Claudia en Jürgen hebben vlak na hun huwelijk een snoezig, oud huis in de buurt van het Auerbachplein gekocht. Ze hebben het een half jaar lang verbouwd tot het naar hun zin was en zijn daar de afgelopen maanden heel gelukkig geweest. Het voortdurende gebrek aan parkeerplaatsen heeft Claudia ertoe gebracht om van de aantrekkelijke voortuin twee parkeerplaatsen te maken en zo te beplanten dat het inparkeren een klein kunststuk is. Het lukt haar inmiddels probleemloos. Op het moment dat ze de voordeur wil opendoen, wordt deze van binnen uit opengerukt.

“Wat ben je lang weg geweest! Ik maakte me al zorgen,” overvalt haar moeder ons.

Claudia zucht, ik ben beleefd en begroet haar moeder vriendelijk. Ze ziet eruit zoals altijd. Ze heeft dezelfde donkere, dikke haren als Claudia, hetzelfde slanke figuur en precies dezelfde uitstraling. Alleen schijnt ze vandaag de opperoma te zijn. Voordat ik iets kan zeggen, rent ze weg want Eva krijst in haar box.

“Zie je, zo gaat het al de hele tijd,” fluistert Claudia tegen me. “Het is een wonder dat ze me niet meteen heeft gevraagd of het nog gaat.”

“Wees maar blij dat ze er is en voor Eva zorgt,” zeg ik snel. Ik ben hier al een hele tijd niet meer geweest en kijk nieuwsgierig om me heen. De gang is ruim en door de koepel in het dak licht en vriendelijk. Claudia heeft twee enorme palmen neergezet die tot de tweede verdieping reiken. Die zijn nieuw, stel ik vast. Er zijn vier deuren in de gang. Ik weet nog dat de eerste kamer links Claudia’s kantoor is, de ruimte ertegenover is de bibliotheek en achter de overige twee deuren verbergen zich de keuken en de woonkamer. We gaan Claudia’s moeder achterna, want ik wil Eva knuffelen en kussen. De kleine is nu al het evenbeeld van haar moeder en ze heeft de hemelsblauwe ogen en het brutale lachje van haar vader. Ik voel me weemoedig worden als ik eraan denk dat dit verrukkelijke schepseltje haar vader nooit goed zal leren kennen. Jürgen was zo trots op zijn dochter en had, zoals hij bij elke gelegenheid benadrukte, in Claudia zijn droomvrouw gevonden. Ik neem Eva op mijn arm en kijk haar aan. Ze weet niet goed of ze daar blij om moet zijn of onmiddellijk moet gaan krijsen. Besluiteloos kijkt ze van haar moeder naar haar oma.

“Hier, neem je dochter maar weer.” Ik hou Eva voor Claudia’s neus. “Ik geloof dat ze eenkennig begint te worden. Waarschijnlijk is het te lang geleden dat ze me voor het laatst heeft gezien.”

Als ze op Claudia’s arm zit, straalt ze me zo tegemoet dat mijn hart smelt.

Twee uur later zitten we met Andrea en Barbara bij Fellini, die gelukkig sinds een paar maanden ook ‘s middags open is, en drinken we een glas wijn. Andrea vertelt over het bedrijf en dat ze de problematische situatie heeft besproken met de advocaat en de belastingadviseur.

“Maar ik geloof niet dat we voor onoplosbare problemen staan. De belastingaangifte wordt wat gecompliceerder, maar het is te doen en verder moeten we nog een paar resultaten afwachten.”

“Ja,” zegt Claudia zacht, “dat is me duidelijk. Wat ik nog steeds niet kan begrijpen, is dat hij niet naar mij toe gekomen is met zijn zorgen. Waarom niet?” roept ze wanhopig. “Waarom is hij niet naar mij toe gekomen?” Haar ogen worden vochtig. “Die klootzak,” gaat ze woedend verder en ze snuit haar neus. “Ik vind het gewoon zo oneerlijk dat ik op al mijn vragen nooit meer antwoord zal krijgen. Ik wil tegen hem kunnen schreeuwen!” Dan gaat ze zachter verder: “En ik mis hem zo.”

Giorgio, die nog steeds invalt voor zijn broer, komt net naar onze tafel om de bestelling op te nemen.

“Straks, graag,” zegt Andrea snel.

“Nee, het is wel goed. Laten we nu bestellen en dan wil ik alles over Henri en Fabio weten. Ik moet iets anders horen,” zegt Claudia koppig.

“O nee, niet alweer!” kreunt Andrea. “Er is echt niet veel nieuws.”

“Vooruit, vertel,” sommeert Barbara ons.

“Goed dan. Fabio wil volgende week naar Keulen komen. Hij zegt dat hij ons bedrijf en de collectie wil bekijken,” begint Andrea te vertellen.

“Ja, natuurlijk!” roept Barbara lachend. “Het liefst op jouw lichaam.”

“Er is echt niets,” verzekert ze wanhopig en ze neemt een grote slok van haar wijn.

“Dat geloof je toch zelf niet?” zegt Claudia lachend. “Ik heb het bedrijf al jaren en tot nu toe is er nog nooit een stofleverancier naar Keulen gekomen om het eindresultaat te bewonderen.”

“Sms je hem nog steeds elke dag?” vraag ik rustig.

“Susa!” roept Andrea.

“Wat is er?”

“Dat hoefje toch niet aan iedereen te vertellen!” Andrea wordt vuurrood.

“Jullie SMS’en? Elke dag? Ja, dan geloof ik ook niet dat hij zomaar langskomt,” zegt Barbara nadenkend.

“En hoever ben je nu met de overname van het advocatenkantoor?” vraagt Andrea aan Barbara om de aandacht af te leiden.

“Dat is niet eerlijk,” beklaagt Claudia zich. “Je probeert van onderwerp te veranderen!”

“Inderdaad, maar ik zal jullie alles tot de laatste details vertellen als er iets gebeurt, dat beloof ik,” stelt ze ons gerust.

Claudia is voorlopig tevreden en Barbara vertelt. De overname van het advocatenkantoor is zo goed als afgerond, de contracten zijn getekend en ze is vanaf 1 januari de enige eigenaar. Meinart zal zich er alleen nog sporadisch mee bemoeien.

Dan vertel ik uitvoerig over mijn avonturen met de behangplaksel en de latex. We lachen zo dat de tranen over onze wangen rollen, drinken te veel en moeten door Giorgio om vier uur gedwongen worden om te vertrekken, want niemand van ons heeft zin om naar huis te gaan. De winter heeft Keulen volledig in zijn greep, sneeuwvlokken dansen om de straatlantaarns. Ik sla de kraag van mijn jas omhoog, wikkel mijn sjaal om mijn hals en geef Claudia een arm. Claudia heeft te diep in het glaasje gekeken en ik voel de wijn ook behoorlijk. Giechelend en wankelend lopen we naar huis.

“Het heeft me goed gedaan om weer eens onbezorgd te lachen. Dankjewel,” zegt ze plotseling.

Ik lig in de logeerkamer op de eerste verdieping en stuur Henri een sms, de zon schijnt tussen de gordijnen door en het lijkt alsof de kruinen van de bomen met poedersuiker zijn bestrooid, het is een winter-wonder-sprookjeslandschap! Het is net acht uur, ik hoor Claudia’s moeder in de keuken en het gebrabbel van Eva als Claudia mijn kamer in komt lopen.

“En, heb je goed geslapen?” vraagt ze terwijl ze op het bed gaat zitten, meteen weer opstaat en de gordijnen helemaal opentrekt. “Het is een heerlijke winterdag, helemaal niets voor Keulen. Heldere lucht, blauwe hemel en sneeuw. Jürgen hield van zulke dagen.” Ze gaat weer zitten, trekt haar lange benen, die in een witte, behaaglijke pyjama zijn gestoken, tot onder haar kin en wiegt haar hoofd dromerig heen en weer.

“Weet je,” zegt ze zachtjes. “Het is nog steeds niet echt tot me doorgedrongen dat hij er niet meer is. Ik zal nooit meer naast hem wakker kunnen worden en de geur van zijn huid opsnuiven die altijd een beetje naar Mare Jacobs rook.” Ze wacht een paar seconden en praat dan verder. “Ik kan niet geloven dat hij het uit vrije wil heeft gedaan. We waren zo verschrikkelijk gelukkig.”

Ik ga snel naast haar zitten en sla mijn armen om haar heen. Claudia huilt zachtjes.

Beneden roept haar moeder dat het halfnegen is en dat we moeten ontbijten, want om tien uur komt de auto.

“Welke auto?” vraag ik verwonderd en ik geef Claudia de doos Kleenex.

“Ik heb een auto met chauffeur voor ons besteld,” zegt ze terwijl ze haar tranen met de mouw van haar pyjama droogt en haar rug recht. “Ik kan onmogelijk zelf rijden en een limousine leek me daarom de beste oplossing. Andrea en Barbara zijn hier ook om tien uur, dan kunnen we samen rijden.”

“Goed, dan kunnen we nu maar beter naar beneden gaan.”

In het trappenhuis ruikt het al naar koffie en verse broodjes. De tafel is uitnodigend gedekt, de kaarsen branden, maar we hebben niet veel honger. Al na tien minuten lopen we mismoedig weer naar boven.

Claudia’s dresscode voor de begrafenis was duidelijk, maar moeilijk te realiseren. Iedereen moet smaragdgroen – naast wit Jürgens lievelingskleur – dragen. Alleen Claudia komt in het wit. Het was een bijna onmogelijke onderneming om in dit jaargetijde en met mijn zwangere buik iets in smaragdgroen te krijgen. Maar ik had geluk. In de boetiek van de drie dames heb ik een soort tentjurk van een collectie uit het jaar nul gevonden. Niet elegant en al helemaal niet sexy, maar het is smaragdgroen. Victoria liep, toen ik hem haar liet zien, hoofdschuddend mijn slaapkamer uit. Henri lachte hardop en zei dat hij me zo nog nooit had gezien. Verder commentaar onderdrukte hij, want ik wierp hem een waarschuwende blik toe. Andrea en Barbara konden iets uit de laatste Tauber-collectie pakken.

Precies om tien uur stopt er een witte limousine voor Claudia’s deur. Andrea en Barbara zijn een paar minuten geleden aangekomen, tegelijk met Claudia’s vader. Hij verzekert zijn dochter dat hij met de beste wil van de wereld niets in smaragdgroen kon vinden, behalve een pochet. Een geluk voor hem, want het zwarte kostuum staat hem uitstekend, terwijl het geheel in smaragdgroen onvoorstelbaar was geweest.

Er heerst een merkwaardige stemming als we naar de begraafplaats vertrekken. Eva blijft thuis met haar oma en ze zwaaien naar ons als de auto wegrijdt. Een sporadische sneeuwruimer en af en toe een conciërge die de stoep sneeuwvrij maakt, verder is er niemand te zien als we naar de kapel van de begraafplaats rijden. Hier wordt een korte rouwdienst gehouden en daarna wordt Jürgen naar zijn laatste rustplaats gebracht. Er zijn niet veel mensen gekomen, alleen wij en een paar werknemers, allemaal in smaragdgroen. Het moet op het eerste gezicht een vreemd groen plaatje opleveren, zoals we in de winterzon over het besneeuwde kerkhof achter Jürgens kist naar zijn graf lopen. De kostuums, jassen en mantels glinsteren in de zon alsof ze met kleine sterretjes zijn bezaaid. Claudia blijft de hele ceremonie beheerst, ze lijkt afstandelijk en ongenaakbaar. Als we voor het graf staan en toekijken hoe de kist langzaam naar beneden zakt, wervelen er ondanks de zon sneeuwvlokken door de lucht en een ijskoude noordenwind blaast over de begraafplaats.

“Willen jullie alsjeblieft in de auto wachten, ik wil even alleen zijn,” zegt Claudia met een versteende uitdrukking op haar gezicht.

We lopen in de richting van de uitgang. Claudia blijft bewegingsloos bij het graf staan.

“Zo,” zegt ze met vaste stem als ze de voordeur opendoet en naar binnen gaat. “Ik schenk nu iets te drinken voor ons in en dan wil ik een plan de campagne met jullie opstellen. Ik wil weten wat er afgelopen maandag echt gebeurd is en waarom we Jürgen vandaag moesten begraven. Als hij zelfmoord heeft gepleegd…” ze stokt, “dan wil ik dat met zekerheid weten. Ik heb zekerheid nodig! En als het moord was, dan wil ik dat degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn, in de hel branden.”

We blijven tot laat in de nacht zitten, Barbara en Claudia praten, discussiëren en wegen af, want Claudia wil absoluut als civiele partij verschijnen en haar eigen onderzoek opstarten. Ze vertrouwt de overheidsinstanties niet echt. Andrea en ik doen nauwelijks mee aan de discussie, Claudia’s moeder observeert ons bezorgd en ik bel Henri drie keer op. Hij is niet overtuigd van ons plan en zou het liefst meteen komen. We hebben de meest uiteenlopende motieven voor Jürgens plotselinge dood in overweging genomen. Is hij vermoord omdat hij zich in de praktijken van de merkenmaffia heeft gemengd? Omdat hij er zelf geld aan wilde verdienen? Heeft hij deze mensen benadeeld? Heeft hij ze tegen elkaar uitgespeeld? Of heeft hij als gevolg van zijn eigen illegale activiteiten misschien iets op zijn geweten en viel hij ten prooi aan een wraakactie? Heeft hij echt zelfmoord gepleegd, zoals de politie vermoedt? Claudia wijst deze variant vastbesloten van de hand. Ook wij zijn van mening dat een zelfmoord bij de Jürgen die wij kenden niet in aanmerking komt. Maar hoe goed kenden we hem? We wisten tenslotte tot voor kort niet eens dat hij al een keer getrouwd is geweest.