Henri tegen Susa:
Dan moet je alle prostituees geld geven.
Max aan Barbara:
Ik ken ook een Susa Wienand.
Henri tegen Susa:
Ik ga naar mijn eigen huis.
Heet water spettert op mijn huid en ik merk dat mijn spieren langzaam ontspannen. Ik droog me af en loop naar beneden. Misschien functioneert mijn provider vandaag eindelijk weer? Sinds vrijdag ligt alles stil en kan ik geen e–mails ontvangen of versturen. Ik kon Barbara gisteren niet bereiken, want ze was al met Christian voor een wandeltocht vertrokken, en ze had geen mobiele ontvangst. Elke tien minuten wilde ik mijn mails checken, maar dat ging niet. Even na twaalven gingen Henri en ik een boottochtje maken en we waren pas ‘s-avonds weer terug. De provider reageert nog steeds niet. Ik heb de helpdesk gebeld en hoorde dat ze het hele weekend met een reorganisatie bezig zijn en daarom geen verbindingen tot stand kunnen brengen. Ze zeiden dat ze dat aan het begin van de week aan hun klanten hadden gemeld. Toen heb ik het opgegeven en nu weet ik nog steeds niet wat er in de mail van Max aan Barbara staat. Op zijn SMS heb ik niet gereageerd, iets in me zei me dat ik eerst de mail moet lezen.
“Probeer je het alweer?” vraagt Henri als hij me alleen met een handdoektulband in mijn werkkamer ziet staan. “Je moet je een beetje haasten.”
Tegelijkertijd meldt mijn computer dat de internetverbinding helaas niet tot stand gebracht kan worden.
“Verdomme,” vloek ik. Ik draai me om en loop langs Henri naar boven.
“Schiet je op, ik zet je laptop uit,” roept hij me achterna.
Mijn jeans, een zwart shirt en blazer liggen al klaar. Ik moet nog kiezen tussen laarzen en hippe sportschoenen. Dan zijn de föhn, eyeliner en mascara aan de beurt. Een kwartier later ben ik klaar. Kasimir ligt op zijn plek en slaapt diep en vast. Diablotin is samen met Michèle binnengekomen en nestelt zich tegen haar aan. Henri staat rusteloos in de gang te bellen. Nu alsjeblieft geen lijken, denk ik. Henri vloekt en scheldt, deelt luidkeels bevelen uit, smijt een paar minuten later woedend zijn mobiel op de trap en gooit dan de koffers in de auto. Ik neem afscheid van Michèle en loop achter hem aan.
Twee uur later landen we in Parijs, rijden met een taxi van Orly over de ringweg naar vliegveld Charles de Gaulle, halen het nog net en checken als laatsten in. Ik ben verbaasd. Henri heeft businessclass voor de lange vlucht geboekt.
Heerlijk, we kunnen als eerste instappen, het ons gemakkelijk maken, krijgen meteen verse jus d’orange, dekens en een klein hapje en ik word steeds slaperiger. De afgelopen nacht heb ik nauwelijks een oog dichtgedaan, ik ben van mijn ene zij naar de andere gedraaid, heb het licht aan- en weer uitgedaan en was opnieuw met mijn gedachten bij Max. Wat wil hij van me? En wat heeft hij naar Barbara gemaild? Tien uur later weet ik nog steeds niets. Voordat het middageten geserveerd wordt, ben ik in slaap gevallen.
“Susa, wakker worden, we landen over een uur,” fluistert Henri in mijn oor. Hij streelt mijn wang, kust me zachtjes op mijn mond en ik sla mijn armen nog dromend om zijn hals en trek hem dichter naar me toe.
“Sorry, mag ik u een verfrissing aanbieden?” vraagt de stewardess in gebroken Engels.
Ik schrik op. Jezus, ik heb over Max gedroomd en…Ik ga snel rechtop zitten, schuif het gordijn omhoog en zie de zon opkomen. Ik schud mijn hoofd.
“Wat is er?” vraagt Henri.
“Niets, helemaal niets. Ik heb alleen zo raar gedroomd.” En dan vraag ik hem hoe hij heeft geslapen, hoe de film was en of hij een beetje uitgerust is. We ontbijten en langzamerhand vergeet ik de pijnlijke situatie, die niemand behalve ik gelukkig heeft gemerkt.
We brengen twee fantastische dagen door in het Venetië van het oosten. Onze gids neemt ons eerst mee naar de tempel van de smaragden boeddha, Wat Phra Kaeo, en daarna naar de tempel van de liggende boeddha, Wat Pho. Hij vertelt in bijna onverstaanbaar Engels over de betekenissen van de twee boeddha’s. Daarna varen we in een van de beroemd-beruchte houten longtailboten door de kanalen van de miljoenenmetropool en komen in wijken waarin geen leidingwater of elektriciteit is. Ten slotte worden we ook nog verrast door een korte, tropische regenbui. Doorweekt komen we weer aan in het Nai Lert. We zwemmen in het zwembad terwijl het getsjilp van de vogels de straatgeluiden van de diplomatenwijk overstemt. Voordat we ons met een tuktuk naar het Oriëntal laten brengen, genieten we nog van een verfrissend drankje met veel alcohol. Het Oriëntal-hotel ligt aan de oever van de Chao Praya tussen andere hotels. We lopen door de ruime ontvangsthal, die in de stijl van het begin van de eeuw is gehouden, en komen via het terras bij de aanlegplaats. De boot-shuttleservice van het hotel zet ons af op de andere oever, waar het restaurant ligt dat bij het Oriëntal hoort. Dit is pure romantiek! De tafeldecoratie doet me denken aan mijn avond met Ben in de bergen van Zuid–Frankrijk, alleen is de vegetatie nog weelderiger. Het uitzicht op Bangkok is in een woord fantastisch. Drie obers vervullen al onze wensen. We dineren – de term ‘eten’ zou echt een understatement zijn. We amuseren ons prima. De tijd vliegt en het is bijna twee uur als we eindelijk met de boot overvaren. Morgenochtendvroeg vliegen we naar Ko Samui.
De vlucht duurt iets minder dan een uur en dan zijn we al in het vakantieparadijs met de turkooisblauwe zee, palmbomen en een klein, beschilderd treintje dat ons langs de in verschillende kleuren bloeiende bougainvilles rijdt. De ‘arrival terminal’ van het kokoseiland is een luchtige, met stro bedekte hut, waar we bij de bagageband op onze koffers wachten. We zijn onvrijwillig getuige van een gesprek tussen een Duitse man en twee Thaise vrouwen. De man, type dikke buik en merkoverhemd met zweetplekken, praat gebroken Engels met een Saksisch accent. Hij staat duidelijk zijn best te doen om de twee vrouwen te overtuigen van zijn charmes. De oudere van de twee lacht chagrijnig; de andere vrouw straalt en flirt met hem. Dikbuik wordt purperrood. Zijn neus wordt nog breder als hij lacht en hij ontbloot een rij tanden die nodig gerenoveerd moet worden. Ik word kotsmisselijk. Ik heb de neiging om de twee vrouwen al ons contante geld te geven, zodat ze deze klootzak een enorme trap onder zijn kont kunnen geven.
“Je kunt de mensen hier niet met een paar bankbiljetten veranderen. Misschien financiert hij de hele familie met inbegrip van grootouders en kleinkinderen, en één keer per jaar komt hij langs en vermaakt zich,” zegt Henri als we in de taxi zitten.
“Ja, maar…”
“Dan moet je alle prostituees geld geven.”
“Maar die vent was gewoon walgelijk. Hij is vast en zeker een armetierige boekhouder, die altijd zijn mond moet houden, krom ligt voor het ticket en hier de vlotte bink speelt. Gatverdamme!”
“Laat nou maar. Je kunt beter helpen op de plekken waar het nodig is, maar niet zo. Dat heeft geen enkel nut.”
Ik leun achterover en kijk naar het landschap. Misschien heeft Henri gelijk, maar ik vind het walgelijk.
Na ongeveer veertig minuten komen we in Le Royal Meridien aan. Ik ben verbijsterd! We worden bedolven onder de luxe, worden van begin tot eind vertroeteld en ik verbaas me erover dat we niet met een draagstoel naar ons onderkomen worden gebracht. We worden naar een deluxekamer met zeezicht gebracht en ik bekijk de meer dan honderd vierkante meter uitgebreid. Heerlijk! Ik ga op een van de twee ligstoelen op het terras liggen en Henri laat de kurk knallen.
“Op onvergetelijke dagen in het paradijs,” zegt hij. Hij geeft me een glas champagne en neemt de ligstoel naast me in beslag. “Hoe bevalt het je?”
“Het is sprookjesachtig.” Ik toost met hem. Een paar meter voor ons loopt een verliefd stelletje hand in hand langs het strand, een paar kinderen stoeien in het lauwwarme water en wat verkopers proberen klanten te lokken. We genieten met volle teugen van ons verblijf. We zwemmen, liggen lui op onze ligstoelen, laten ons verwennen door roomservice en vallen in slaap bij het ruisen van de palmbladeren.
De laatste twee dagen heb ik nauwelijks aan de mail van Max gedacht, ik heb in het hotel niet een keer mijn mail gecheckt, ik wilde het bewust vergeten. Maar toen ik net wakker werd na een middagdutje en mijn blik op mijn horloge viel, schoot het door me heen dat het vandaag woensdag is en dat het in Duitsland twaalf uur is. Over een paar uur heeft Barbara een ontmoeting met Max! Onrustig loop ik door de kamer, ik trek een badpak aan, pak mijn snorkelspullen en ga naar het strand terwijl Henri vredig ligt te slapen. Ik zwem bijna een kilometer uit de kust, naar een rots in zee waar ik omheen wil snorkelen. Het is de moeite waard, in het koraalrif dartelen allerlei soorten kleurige vissen. Ik zwem naar de andere kant van de rots, schrik van de plotselinge stroming en moet mijn best doen om ertegenin te zwemmen. Pas als ik bijna terug ben aan de kant die naar het strand is gericht, wordt de stroming minder en kan ik weer onder water rondkijken. Ik zwem terug, ga op het warme strand zitten en kijk dromerig naar de zee.
“En, was het leuk?” vraagt Henri achter me.
Ik straal en vertel.
“Waar heb je vanavond zin in: zeevruchten, mediterrane keuken, of romantisch met fakkels en zitkussens Aziatisch eten op het strand?”
Met een verfrissende gin-tonic kijken we naar de zonsondergang voordat we ons in ons kleine paradijs omkleden voor het diner. In de tussentijd heeft het kamermeisje lotusbloemen op de kussens gelegd. De muskietennetten, die als een witte wolk aan een stellage om het bed hangen en die daarstraks nog zacht heen en weer bewogen in de lauwe bries, zijn naar beneden gehaald en de gordijnen voor de ramen zijn dicht. Een paar lampen verlichten de ruimte en de airconditioning blaast koelte uit. Een beetje huiverend kijk ik in de klerenkast. Wat trekt een vrouw in hemelsnaam aan voor een romantisch diner op een zitkussen aan het strand? Ik zet de douche besluiteloos aan. Het is een verwenprogramma op zich: een douchekop zo groot als een bord, een straal die op een waterval lijkt en douchegel die mijn huid fluweelzacht maakt.
“Kom je er ook nog eens uit?” Henri staat voor de douche en glimlacht naar me. Ik sta er al meer dan tien minuten onder. Hij slaat de handdoek om me heen, wikkelt me erin en wrijft mijn rug, terwijl hij me zoent. Gelukkig worden we pas over een uur op onze zitkussens verwacht.
Ik heb een dunne, witte, linnen broek met bijpassende tuniek en platte geborduurde sandalen aan en mijn haren zijn wild geföhnd. Mijn ogen stralen. Zee, zon en seks – en daarvan zo veel mogelijk – doen me gewoon heel goed. We slenteren over een kleine brug langs het zwembad. De ligstoelen, die erbij staan alsof ze met behulp van een liniaal zijn neergezet, zijn van teakhout en hebben witte kussens. Ertussen staan kleine tafeltjes voor de drankjes. In de bijbehorende bar is het druk. Uitnodigende bamboemeubelen, witte bloemenarrangementen en bonte cocktails geven een vrolijk beeld. We doorkruisen de bar, lopen een stuk door een prachtige tuin en worden opgewacht door een ober. We lopen achter hem aan langs een klein pad, dan drie treden naar beneden en staan midden op het strand. De aanblik is adembenemend: lage, smalle tafels met witte tafellakens, windlichten die een behaaglijke sfeer verspreiden, glazen die door het schijnsel van de kaarsen geheimzinnig glanzen en ligstoelen met witte kussens en zachte kleden. “Door al dat wit zie ik je helemaal niet meer,” zegt Henri lachend. “Hopelijk vind ik je straks nog.”
Het klopt, ik ben bijna onzichtbaar. We bestellen schaaldieren op Aziatische wijze en Australische chardonnay en zijn benieuwd. Ik sta op, loop naar Henri toe, die verrast naar me kijkt, en ga naast hem liggen. Ik zeg vastbesloten tegen hem dat ik wil vrijen en naar de zee wil kijken tot het eten wordt geserveerd. Henri lacht. We kletsen wat, roddelen over de mensen die langs het water slenteren en proberen een blik op het eten van onze buren te werpen.
“Vertel eens, hoever is Barbara eigenlijk met haar onderzoek?” vraagt hij onschuldig.
Ik merk dat mijn schouders verstijven en dat ik een paar centimeter bij Henri vandaan schuif.
“Geen idee, ik heb haar voor ons vertrek niet meer gesproken.” Ik doe mijn best om zo luchtig mogelijk te antwoorden.
“De resultaten van het weefselonderzoek moeten toch langzamerhand binnenkomen en Lupe en Barbara moeten inmiddels ook iets van de Italiaanse politie hebben gehoord. Ze moet erachteraan. Zeg dat tegen haar.”
“Ja, dat doe ik zodra we terug zijn.” Mijn maag verkrampt. Want op zijn laatst als we terug zijn, krijg ik ook te horen hoe het gesprek met Max is gegaan. Ik heb er geen goed gevoel over. Het wordt tijd om snel op een ander onderwerp over te gaan, anders is het gedaan met de romantiek. Helaas schiet me niets bruikbaars te binnen, maar dan heb ik het ineens. “Waarom was je eigenlijk zo boos?”
Henri kijkt me vragend aan.
“Vlak voordat we vertrokken heb je een van je collega’s behoorlijk op zijn nummer gezet,” zeg ik snel terwijl ik me meteen afvraag of mijn afleidingsmanoeuvre bijdraagt aan een romantische sfeer.
“Die ongelooflijke idioten,” roept Henri en hij gaat rechtop zitten. “Je gelooft niet hoe achterlijk politieagenten kunnen zijn.” Ik zie rode vlekken in zijn hals en merk dat mijn verandering van onderwerp helemaal verkeerd valt. Dan vertelt hij me het hele verhaal. De Brigade de Recherche et d’Intervention – BRI – is te vergelijken met een arrestatieteam en heeft onder andere de taak om verdachte personen te arresteren. Daarbij moet voorkomen worden dat arrestanten hun identiteit kunnen vaststellen. Daarom worden ze in de regel bliksemsnel geblinddoekt. Toen de mensen van deze speciale eenheid een erg lollige dag hadden, hebben ze een crimineel een zwarte blinddoek met daarop in strassteentjes de tekst ‘Kijk voor je!’ omgedaan en er foto’s van gemaakt.
Ik moet lachen, maar Henri niet, hij is woedend. “Als het een interne zaak was geweest, was het niet zo erg, maar deze foto’s worden aan het onderzoeksrapport toegevoegd. Dat betekent dat de verdediger en de rechter ze ook zien, omdat ze een onderdeel van de processtukken voor de openbare rechtszitting zijn. De advocaat zal de politie genadeloos afmaken. Het kan zelfs leiden tot een aangifte tegen mijn mensen. En hoe moet ik dat in godsnaam rechtvaardigen? Het gebeurde ook nog eens midden in het spitsuur op het station van Montpellier, voor de ogen van heel veel mensen.” Henri maakt zich enorm boos erover. Logisch, hij zal het moeten oplossen. Maar toch vind ik het ergens wel geestig. “Kun je je de persmuskieten voorstellen als ze er lucht van krijgen? Stel je de koppen eens voor: KIJK VOOR JE! – MISDADIGER IN BAJES MET STRASS-BLINDDOEK MET! BRI OVERMEESTERT ZWARE CRIMINEEL,” eindigt hij.
Ik kan mijn lachen niet meer inhouden en terwijl ik aan het giechelen ben, duwt Henri me van de ligstoel en ik beland in het warme zand.
“Kom weer hier,” zegt hij met gespeelde strengheid als ik in kleermakerszit op het zand ga zitten en het me gemakkelijk maak. “Je bent onmogelijk!”
Ik klop het zand van mijn kleren en ga weer bij hem liggen. Ik moet af en toe nog steeds lachen. Henri is stil. Hij houdt me stevig vast en lijkt pas weer iets te willen zeggen als mijn lachbui helemaal voorbij is. Dat lukt me echter pas als het eten komt. We krijgen knapperige langoustines met verse groenten. Daarbij wordt een zoetscherpe saus geserveerd, maar de ober waarschuwt dat de nadruk op scherp ligt. Ik maak me los uit Henri’s armen en ga naar mijn eigen ligstoel. Ik proef wat van de saus, maar de smaak van schaaldier wordt verdrongen doordat mijn mond in een vuurzee verandert. Stom genoeg probeer ik het te blussen met ijskoude witte wijn: dat helpt dus niet. Snel schuif ik de saus weg. Nu lacht Henri!
We willen meer dan alleen luieren, in de zon liggen en ontspannen, en willen ook iets van het eiland zien. Daarom hebben we voor vandaag een gids geboekt. We willen een wandeling door de tropische en bergachtige jungle naar de watervallen en uitkijkplaatsen maken. Omdat dat bij deze temperaturen een behoorlijk inspannende onderneming is, hebben we om acht uur ‘s-ochtends met de gids bij de receptie afgesproken. Nauwelijks een halfuur later zijn we op onze bestemming aangekomen. Met een rugzak en voldoende watervoorraad gaan we op weg. In het begin is het prettig om te lopen, de oerwoudreuzen geven schaduw en een licht briesje verfrist, maar het wordt al snel vermoeiend. Henri transpireert enorm en ook ik heb het gevoel dat ik mee kan doen aan een wet-T–shirt-contest. Op de een of andere manier lukt het ons om voor een lunchpauze weer in de beschaving te arriveren. Hier zijn straatrestaurants met uitsluitend een Thaise menukaart. Onze gids doet zijn uiterste best om alles uit te leggen, maar ik vertrouw op mijn ogen. Ik wijs aan wat ik gewokt wil hebben. De groente is knapperig en vers, de rijst dampt, maar het vlees laat ik liever liggen.
“Je kunt het gerust eten, het is lam en het smaakt fantastisch,” zegt Henri als hij het restant op mijn bord ziet.
We bezichtigen de Hin Ladwaterval, die meer weg heeft van een armzalig beekje, en het bosklooster Wat Hin Lad. De daarbijbehorende tuin is een klein paradijs: tropische bomen, geurende bloemen en tsjilpende vogels. We mogen de tempel niet in, omdat Henri en ik allebei niet aan de tempeletiquette hebben gedacht en geen geschikte kleding bij ons hebben. Inmiddels ben ik moe en verlang ik naar een duik in zee en een koele cocktail, en dat geldt ook voor Henri. We lopen naar de auto terug en worden dan snel door onze gids naar het hotel gebracht. Ik trek meteen mijn Timberlands uit. Mijn voeten zijn rood en warm en opgezwollen door de hitte. Genietend loop ik op blote voeten over de koele tegels door de kamer, zoek mijn badpak en hoewel ik me heel erg haast, ben ik toch pas na Henri klaar. Hij staat al op het terras op me te wachten. We zwemmen en laten ons dan door roomservice met vers fruit verwennen.
Vlak voor onze vlucht naar Ko Samui heb ik voor de laatste keer met Victoria en Jonas gepraat, sindsdien ligt mijn mobiel uitgeschakeld in de kluis. Voor noodgevallen heb ik Martin en de kinderen het nummer van het hotel gegeven. Nu bel ik ze toch, ik mis ze gewoon. Het duurt een tijdje voor mijn mobiel op het plaatselijke netwerk is ingelogd en net als ik Victoria’s nummer wil intoetsen, hoor ik het plingpling van een binnenkomend SMS’je. Ik negeer het geluid en toets verder. Nadat haar mobiel meerdere keren is overgegaan, krijg ik Victoria’s voicemail. Ik bel Jonas met hetzelfde resultaat. Gefrustreerd bel ik Martin, maar hij is ook niet te bereiken. Volgens zijn secretaresse zit hij al urenlang in een bespreking. Ik zeg dat ik teruggebeld wil worden en hang op.
“Wat wil je vanavond doen?” vraagt Henri, die op een ligstoel ligt, een biertje drinkt en noten knabbelt.
“Eigenlijk niets,” zeg ik terwijl ik het terras op loop en geniet van het fantastische uitzicht. “Zullen we gewoon iets bij een van de restaurants bestellen en hier blijven? Ik heb helemaal geen zin om me aan te kleden, op te maken en te föhnen en zo.”
“Goed idee!” Henri springt overeind en belt de receptie. Het is absoluut geen probleem en tien minuten later worden een aantal menukaarten en een fles ijskoude chardonnay gebracht.
Tussendoor werp ik een blik op mijn mobieltje. Ik zie op de display dat ik zes berichten heb, maar ik durf ze niet te openen. Henri schenkt in, zwaait met een menukaart en wil van me weten waarin ik trek heb. We kiezen voor de Thaise keuken en bestellen voor halfnegen knapperige wontons met zoete chilisaus. Het ideale snackje of voorgerecht. Wontons bestaan uit grof gesneden voorjaarsuien, peper en verse koriander, die in een deegjasje in hete olie worden gefrituurd. We houden het verder ook op vis. Henri neemt reuzengarnalen in groene curry en ik neem zeevruchten in kokosmelk. Hij geeft onze wensen telefonisch door, ik drink mijn tweede glas wijn en word langzamerhand ontzettend nieuwsgierig naar de SMS’jes die in mijn mobiel staan. Net als ik op het punt sta om ze te openen, komt Henri weer naar buiten en gaat naast me liggen. Het eerstvolgende uur zijn de SMS’jes vergeten.
Ik sta onder de douche als het eten wordt gebracht. Henri heeft nog een fles wijn besteld, want de eerste hebben we genietend bij de zonsondergang gedronken. Snel trek ik een wit jurkje met split aan, föhn mijn haren toch maar, doe mascara op mijn wimpers en wacht tot de jongen van roomservice weer weg is, want mijn jurkje belooft alles en verbergt bijna niets. Zodra de deur in het slot is gevallen, loop ik naar Henri toe.
“Ja, maar…het eten is er net,” stamelt hij terwijl hij me van top tot teen bekijkt.
Ik zoen hem zwijgend en loop langs hem.
In de afgelopen tien minuten zijn de kabouters waarschijnlijk aan het werk geweest. Lotusbloemen op het bed, muskietennet en gordijnen dicht, kaarsen in windlichten op het terras en een tafel, die er eerst niet was. Deze is fantastisch gedekt, en op het bijzettafeltje staan allerlei lekkernijen. Henri schenkt twee glazen wijn in, ik pak de wontons met saus en we maken het ons weer gemakkelijk op de ligstoelen. We kijken naar de hemel, eten en zoenen tussendoor, en zouden het liefst zo blijven liggen. We willen net aan het hoofdgerecht beginnen als mijn mobiel gaat. Het is Victoria. Ze heeft haar telefoon thuis laten liggen en heeft net pas gezien dat ik heb gebeld. Ze vertelt dat het goed met haar gaat, dat de school leuk is en dat ze vandaag haar eerste wiskundeproefwerk heeft gehad.
“Weet je, mama, het is wel leuk bij papa, maar ik ben blij als ons huis klaar is en jij ook in Keulen bent.” Dat doet me goed. “Maar Jonas vindt het helemaal geweldig hier, want hij heeft een vriendin,” gaat ze verder.
“Wie? Je vader?” vraag ik.
“Nee, die niet. Jonas.”
Ik ben verbaasd. Zoonlief op vrijersvoeten? Als ik haar naar haar afspraakje vraag, reageert ze geïrriteerd.
“O, dat was heel leuk, maar ik ben niet verliefd of zo. Morgen ga ik met Carlo uit, we gaan uit eten en daarna dansen,” vertelt ze koeltjes.
We kletsen nog wat, maar mijn puberende dochter wil niets meer loslaten. Ik laat haar haar geheimen, vraag of ze Jonas en Martin de groeten wil doen en hang op. Het liefst zou ik de SMS’jes nu lezen, maar Henri wacht op me. Na het zwemmen morgenochtend ga ik ze lezen, beslis ik. Ik leg mijn mobiel weg en loop naar Henri toe.
“Opstaan, slaapkop!” Henri trekt de dunne deken weg, laat zich op bed vallen en gaat met zijn koele lichaam tegen me aan liggen. Ik protesteer.
“Het is al elf uur, ik heb gesnorkeld en ontbijt besteld en ik vind dat je in het paradijs niet zo lang mag slapen.” Hij haalt mijn badpak en probeert het me aan te trekken. Ik moet lachen, want het kietelt verschrikkelijk. We gaan zwemmen en als we terugkomen is de ontbijttafel op ons terras al gedekt.
Als Henri in de badkamer is, pak ik met een nog druipend badpak mijn mobiel. Het wordt eindelijk tijd om de SMS’jes te lezen en ik vraag me af waarvoor ik eigenlijk bang ben. Ben ik niet sterk en zelfbewust genoeg om een mogelijke confrontatie met Max aan te gaan? De display verraadt dat het er inmiddels acht zijn. Goed, denk ik, daar gaan we dan. De eerste drie zijn van de provider, die me op zijn netwerk verwelkomt en me verschillende aanbiedingen doet. Die verwijder ik meteen. De volgende is van Claudia.
Amsterdam was hemels! Ben wil met me samenwonen, ik moet je zoveel vertellen. Hoe gaat het met je? X C.
Ik ben ongeduldig en beantwoord hem niet, maar open de vijfde sms.
Hij was er. Merkwaardig gesprek. Kort over Jürgen gepraat en daarna minstens twee uur over jou. Heb je mijn mail gelezen? Wanneer ben je in Keulen? We moeten praten! Kus, B.
Ik zie dat ze het SMS’je woensdagavond heeft verstuurd. Vandaag is het vrijdag. Mijn hart begint sneller te kloppen. Hoezo over me gepraat? Hij weet toch helemaal niet dat Barbara me kent? En wat staat er verdomme in die e–mail? Dan open ik de resterende drie berichtjes. Een is er van Victoria, een van zoonlief en de laatste is van Martin.
Schilders zijn klaar in je woning. Ziet er fantastisch uit. Ga vandaag met Victoria en Jonas meubelen kopen. Duld geen tegenspraak. Het is mijn cadeau voor die twee. Ben zo blij dat jullie weer terugkomen. M
Ik ben verbaasd. Wat is er toch met mijn ex aan de hand? Ik toets verder en zie dat hij het berichtje om twee uur ‘s-ochtends heeft verstuurd, waarschijnlijk in een aangeschoten bui.
“En, is alles in orde?” Henri komt achter me staan, ruikt om in te bijten en kust me op mijn schouder voordat hij naar buiten loopt.
“Ja,” antwoord ik en ik vertel hem over Claudia, over mijn huis, over Martins plan om meubels te kopen en ik besluit met de vraag of ik mijn e–mails hier ergens kan ophalen.
“Natuurlijk! Bel de receptie gewoon.”
Dat doe ik meteen en ik hoor dat er een internetcafé is dat kosteloos ter beschikking van de hotelgasten staat. Terwijl Henri zich op het ontbijt stort, schuif ik de stukken ananas, papaja en mango op mijn bord heen en weer. Ik heb geen trek.
Bijna een uur later zit ik eindelijk aan een computer en probeer ik in te loggen op mijn mailaccount. Na twee pogingen lukt het eindelijk. Sinds afgelopen vrijdag zijn er drieënveertig mailtjes binnengekomen. Ik scroll meteen naar een week geleden, naar Barbara’s mail.
Hallo Susa, deze mail heb ik net van Max ontvangen. Daaronder mijn antwoord aan hem. Ik wist absoluut niet watik hem anders had moeten vertellen. Nu ben ik heel nieuwsgierig hoe ons gesprek woensdag zal verlopen. Laat me alsjeblieft weten wat je ervan vindt. Groet, Barbara.
En dan de mail van Max.
Beste mevrouw Heimbach,
Mijn onderzoek naar de zaak-Jürgen Burger heeft een merkwaardige wending genomen. Door het onderzoek naar zowel de zakelijke als de persoonlijke omstandigheden van Jürgen Burger ben ik op de volgende informatie gestuit. Jürgen Burger is getrouwd geweest met Claudia Tauber, eigenaresse van Tauber Design. Het eerste contact kwam echter al enige tijd daarvoor tot stand. Als mijn informatie correct is, hebt u meneer Burger leren kennen in het kasteelhotel in Bergisch Gladbach. Ik heb gehoord dat u daar destijds samen met Claudia Tauber, Andrea Beiker en Susa Wienand een wellness weekend hebt doorgebracht. Meneer Burger verbleef dat weekend ook in het hotel. Hij nam deel aan een bijeenkomst met een aantal designers die de strijd wilden aanbinden met de plagiaatmaffia. Ik ken ook een Susa Wienand. Ik ben haar echter sinds enige tijd uit het oog verlorenen wilde u vragen om me een aantal feiten te verraden, zodat ik weet of het om dezelfde persoon gaat. De Susa Wienand die ik ken is veertig jaar, heeft blond lang haar, isslank, heeft twee kinderen in de puberleeftijd en woont sinds ongeveer een jaar in Zuid–Frankrijk. Ze heeft vroeger in de omgeving van Keulen gewoond en bezat een galerie in die stad.
Veel dank voor uw moeite.
Max Bousi.
Barbara’s antwoord:
Beste meneer Bousi,
Hartelijk dank voor uw mail. Ik heb helaas weinig tijd, daarom alleen een snel en kort antwoord op uw vraag. Het lijkt hierbij inderdaad om dezelfde persoon te gaan. De rest kunnen we, indien noodzakelijk, aanstaande woensdag bespreken.
Een prettig weekend en groeten,
Barbara Heimbach
“Verdomme,” vloek ik zachtjes. Max is erachter gekomen en heeft Barbara dus met vragen bestookt. Dat past in elk geval bij haar sms. Ik zoek snel tussen de post van de volgende dagen naar meer mails van Barbara, maar kan niets vinden. Dan zet ik de computer uit en ga naar onze kamer. Henri heeft het zich al gemakkelijk gemaakt op een van de ligstoelen en leest in zijn boek.
“Alles in orde?” Hij kijkt op.
“Ja,” zeg ik kort. Heel even heb ik de neiging om hem over de mail te vertellen. Ik pak mijn iPod, schuif mijn ligstoel in de zon en smeer me goed in. Daarna luister ik naar de muziek en laat mijn gedachten de vrije loop. Wat wilde Max weten? En wat heeft Barbara tegen hem gezegd? Het liefst zou ik meteen willen bellen om haar met vragen te bombarderen. Maar Barbara haat het om dit soort gesprekken telefonisch te voeren. Er gaat volgens haar niets boven persoonlijke communicatie. Ik schuif heen en weer, haal ook een boek en val na twintig bladzijden in slaap.
Het is maandagavond en we moeten het paradijs verlaten. Om zes uur brengt Siem Reap Air ons naar Bangkok, waar ons vliegtuig naar het westen kort voor negen uur opstijgt. Henri is stil en in zichzelf gekeerd. We hebben de afgelopen dagen heel harmonisch met elkaar doorgebracht en gisteravond een lang gesprek gehad. Hij wilde weten hoe ik tegenover hem stond en of deze vakantie iets aan mijn beslissing had veranderd. Ik keek hem zwijgend aan, terwijl ik erover nadacht wat ik moest antwoorden. Eigenlijk gaat het erom hoe ik hem het meest kan ontzien, want er is niets veranderd. Ik mag hem echt heel graag, wil hem niet kwijt, maar ik kan hem niet geven wat hij wil; en wat ik hem wel kan geven is te weinig voor een heel leven samen. Henri werd boos, ging ervandoor en bleef een uur weg. Toen hij terugkwam, had hij een gin-tonic bij zich.
“Het spijt me.” Het klonk neerslachtig. “Ik was nog zo van plan om het niet aan je te vragen.”
We hebben er niet meer over gepraat en probeerden losjes met elkaar om te blijven gaan, maar het was ook de eerste nacht waarin we geen seks hadden. Ik lag weliswaar in zijn armen, maar de erotiek was op de een of andere manier verdwenen.
We zijn verdrietig en proberen het voor de ander te verbergen, maar we weten allebei dat ik woensdag meteen naar Keulen vlieg. Ik mis mijn kinderen gewoon heel erg.
Ik ben van plan om tot zondagavond in Keulen te blijven en de voorbereidingen voor de verhuizing af te ronden, want over minder dan twee weken is het zover. Martin, die woensdag naar Amerika vliegt, heeft me aangeboden om bij de kids in zijn huis te logeren. Ik heb het dankbaar aangenomen. Nu zitten we op het vliegveld van Bangkok en slaat er een tropische regenbui tegen de ramen.
“Heel, heel erg bedankt voor de heerlijke dagen. Ik kan je helaas niet beloven dat ik ooit weer in Montpellier kom wonen, ik moet eerst tot rust komen en erachter zien te komen wat ik wil,” zeg ik zonder waarschuwing vooraf.
Henri geeft geen antwoord maar kust me alleen zacht.
De terugreis verloopt rustig en we slapen bijna de hele tijd. Even na vijf uur ‘s middags rijden we de oprit van mijn huis op.
“Ik ga naar mijn eigen huis,” zegt Henri tot mijn verrassing. Hij brengt mijn koffer naar boven en voordat ik tot twee kan tellen is hij al weg.
Michèle trekt haar wenkbrauwen op, zegt geen woord over de gebeurtenis, maar schenkt een glas rode wijn voor ons in.
“Ga zitten,” zegt ze streng. En dan wil ze alles weten. Ze bestookt me een uur lang met vragen en ik ben blij dat ik haar alles kan vertellen.
Af en toe schudt ze haar hoofd of knikt instemmend. Als ik klaar ben met vertellen en we ons tweede glas leeg hebben, kijkt ze me even aan en zegt zachtjes: “Bij de heilige maagd Maria, ik zou niet in jouw schoenen willen staan. Het lijkt alsof alle mannen die van je houden of van je gehouden hebben ongelukkig worden omdat jij geen beslissing kunt nemen. Het wordt echt tijd om je leven en gevoelens op orde te krijgen. En,” haar stem wordt weer streng, “je moet snel met Max gaan praten. Misschien dat je daarna vrij bent voor Henri.”
Ik stem toe, maar alleen al de gedachte dat ik met Max moet praten, maakt dat ik het liefst heel snel op de vlucht wil slaan.