Hoofdstuk 7

Domweg gelukkig!

I don’t know where I’m going:

But I sure know where I’ve been

Hanging on the promises

In songs of yesterday

 – Whitesnake

Max aan Susa:

Ben nog verliefder op je dan ooit. Veel pleziernog, slaap lekker, droom zacht, het liefst over ons.

Het is woensdagmorgen, kwart voor vijf, en ik zit klaarwakker rechtovereind in bed. Wat was dat nou voor droom? Ik probeer mezelf omhoog te hijsen uit bed, wat me nogal moeite kost, want ik word geplaagd door een helse kater. Gisteren ben ik twee uur lang in de fitness-studio geweest: boksen, roeien, hardlopen…Het hele martelprogramma. Het huis is leeg. Martin is een week op zakenreis in de States. Jonas en Victoria zijn sinds maandag op schoolkamp. Ik heb alleen Kasimir nog. Ik kijk door de jaloezieën naar buiten, langzaam begint een nieuwe dag. Wat voor verrassingen zal die brengen? Peinzend loop ik naar beneden naar de keuken. Kasimir lijkt naar me te knipogen met zijn lange hondenwimpers, gromt, rekt zich uit en rolt zich dan weer op. Wat een hondenleven. Je zou er jaloers op worden. Ik dim snel de lampen. Geen schel licht op dit tijdstip, alsjeblieft. Terwijl het theewater opstaat, zweven mijn gedachten weg, terug naar die merkwaardige droom over Max.

Jarenlang was hij uit mijn leven en mijn gedachten verdwenen. En dat was precies wat ik wilde. Het heeft me indertijd ontzaglijk veel moeite gekost om de relatie te beëindigen, maar ik heb het gered. Ik heb de herinnering aan hem in een laatje gestopt en toen de sleutel weggegooid. Dat dacht ik in ieder geval tot vanochtend. Na meer dan zestien jaar droom ik voor het eerst weer van die man, terwijl we de afgelopen jaren nooit contact hebben gehad! Hoe kan dat? Op de een of andere manier ben ik pisnijdig. Maar op wie of wat eigenlijk? Op mezelf? Op de situatie? Gewoon op het feit dat ik op dit onchristelijke uur wakker word en te vroeg in mijn keuken thee sta te drinken. Ik doe de radio aan en hoor meteen ons oude nummer ‘Here I go again’ van Whitesnake. Ook dat nog! Ik zet de cd-speler aan, waar Guns ‘n’ Roses in zit. Ik zet Axl voluit en loop richting badkamer. Ik laat die klotedroom me niet de hele dag achtervolgen. Met ijskoud water spoel ik me af en voel me daarna eindelijk beter. Laat de dag maar komen!

Een heerlijke junidag loopt ten einde. Ik zit met een glas rode wijn thuis aan mijn bureau, na te genieten van een drukke werkdag. De galerie loopt prima, de telefoon stond de hele dag roodgloeiend. De cateringservice wil weten wat voor fingerfood ik wil hebben. De belichting moest nog worden aangebracht. Zes werklui liepen als mieren door de zaak. Catharina, mijn assistente, hing ononderbroken aan de telefoon en probeerde de groeiende chaos in te dammen. Om halfnegen was het me eindelijk gelukt alles af te ronden en kon ik de deur achter me dicht doen. Aanstaande zaterdag om vijf uur is het zover: de laatste grote vernissage voor de vakantie. We hebben zo’n honderd uitnodigingen verstuurd aan verzamelaars, kunstkenners, critici en mensen uit het wereldje. Mijn faxapparaat spuugt nog steeds toezeggingen uit. Als ze allemaal komen, wordt het heel druk, en hopelijk ook een succes. Luigi, de kunstenaar in kwestie, is nauwelijks nog aanspreekbaar, zo nerveus is hij. Om de twee uur belt hij me met nieuwe voorstellen en werkt me op de zenuwen met allerlei geneuzel. Zijn laatste telefoontje ging over het inhangen van de tentoonstelling, voor de zestigste keer die week. Wat een uilskuiken, steeds weer dezelfde vragen. Om een einde te maken aan de waanzin heb ik onze nieuwe Picasso morgenvroeg in de galerie uitgenodigd, om het ophangen samen met hem te regelen.

‘Pling pling’ piept mijn mobieltje diep in mijn handtas vanaf de bank. Ik struikel over Kasimir, vind net op tijd mijn evenwicht terug en plof op de bank neer. Te laat! In de verwachting dat het Luigi wel weer zal zijn, stel ik opgelucht vast dat het belletje van Claudia kwam. Na driemaal overgaan neemt ze op. Ze klinkt gespannen, kwaad en een beetje verdrietig. Vanmiddag toen ze aan het shoppen was, kwam ze Moritz tegen. Hij had een forse griet van in de twintig aan de arm, die met haar geblondeerde haar de straat had kunnen verlichten. Moritz zag er wel een beetje geschrokken uit, maar had zichzelf bliksemsnel weer onder controle. Hij stelde het miepje aan zijn zijde voor als Babsi, zijn vriendin.

“Babsi, wat een belachelijke naam,” roept Claudia vol verachting uit. Het argeloze wicht herkende Claudia meteen en riep met een piepstemmetje: “U stond laatst toch in dat blad? Uw ontwerpen zijn zó gaaf.”

Waarop Claudia scherp had geantwoord: “Dank u. Wonderbaarlijk dat u kunt lezen.” En voordat ze wegbeende, beet ze Moritz nog toe: “Ik hoop dat we elkaar voorlopig niet meer tegenkomen!”

Claudia spuit gif. “Die hufter met zijn rokerige stem en zijn Mick-Jagger-lippen kan naar de maan lopen. Hij heeft geen lef, ziet er zielig uit en past perfect bij die domme griet. En verder,” verzekert ze me, “ben ik echt blij dat ik die kerel kwijt ben. Hij heeft er geen idee van wat ik doe, hij heeft nooit geld en loopt altijd rond in die domme witte overhemden. God, ik kan geen wit overhemd meer zien. Een man met een T–shirt, jong, sexy; dat wil ik.” Ik lig dubbel.

“Zou het kunnen zijn dat je een beetje liefdesverdriet hebt?” vraag ik voorzichtig.

“Ha! Liefdesverdriet? Ik? Nee, zo diep ben ik niet gezonken.” Ik verander van onderwerp en vertel haar over de ontmoeting met Max vannacht. Claudia, met wie ik samen in de schoolbanken zat, kent natuurlijk het hele drama. Max, de man die ik had leren kennen toen ik sweet seventeen was en dik blond haar had. Max, met wie ik vervolgens jarenlang een knipperlichtrelatie had. Hij heeft me veel pijn gedaan. Steeds weer viel ik voor hem, wat hij ook uitspookte. Hij verdween maandenlang uit het zicht, zwierf de wereld over en zodra hij weer voor mijn neus stond, liet ik me weer paaien. Maar op een bepaald moment had ik er genoeg van, genoeg gewacht tot hij er voor mij zou zijn, genoeg pijn gehad. Het circus was voorbij, Max kon een andere clown zoeken. Bovendien had ik Martin leren kennen, was snel daarna met hem getrouwd en werd zwanger.

Ik hoor Claudia afkeurende ‘tss’ – geluiden maken aan de andere kant van de telefoon.

“Nee, Susa! Echt, je mag over iedereen dromen, maar niet over hem. Die vent…” ze onderbreekt zichzelf even, om dan weer verder te mopperen: “En, wat betekende het, denk je?”

“Niks! Het verbaast me alleen dat hij opeens weer in mijn dromen opduikt,” antwoord ik luchtigjes en ik gun mezelf een grote slok rode wijn.

“Geloof ik niets van. Beloof mij alleen dat je niet opnieuw contact met hem zoekt.”

“Misschien moet ik het nog afronden, emotioneel enzo! Ach, wat kan er nou gebeuren?”

“Wat? Wat kan er gebeuren? Wat ben je van plan?” schreeuwt Claudia, de hysterie nabij.

“Ik zeg niets meer zonder mijn advocaat,” doe ik er pesterig nog een schepje bovenop.

“Su, moet ik je eraan herinneren hoe het is uitgegaan?”

“Hmm, nee dank je, dat weet ik nog heel goed.” De onbetrouwbaarheid van Max was legendarisch. Een keer, en dat was meteen het toppunt, wilden we chic uit eten gaan; we hadden het namelijk gered een half jaar zonder geharrewar met elkaar door te brengen en wilden dat op een toepasselijke manier vieren. Ik had een tafel gereserveerd in een prachtig restaurant en heb twee uur tevergeefs op meneer gewacht. Ten slotte zat ik moederziel alleen te eten, zelfs de ober had medelijden met me. Ik was zo kwaad dat ik het per antwoordapparaat uitmaakte. Sindsdien hebben we geen contact meer gehad.

“Ja, je hebt het gewaagd hem te bekritiseren,” lacht Claudia. “Dat was heiligschennis.”

“Alsof hij zo heilig was!” Ik moet nu nog lachen als ik denk aan wat ik briesend van woede heb ingesproken. Waarschijnlijk is zelfs het antwoordapparaat zich rot geschrokken.

“Maar, wat ga je doen? Als je het wilt afronden, moet je hem wel eerst weer spreken.”

Ik begin aan mijn derde glas rode wijn, raak steeds meer aangeschoten en vat moed. Claudia heeft gelijk. “Clau, ik zet je even in de wacht, oké?” Resoluut druk ik haar weg. Inlichtingen verbindt me door met het bedrijf waar Max vroeger werkte, en nu misschien ook nog wel. Bingo! De receptioniste aan de andere kant van de lijn geeft me zonder aarzelen zijn e–mailadres. Zo, dat hebben we!

“En nu, wat moet ik schrijven?” vraag ik aan Claudia. Ze hangt gelukkig nog steeds aan de lijn. “Ik weet het!” zeg ik. “Luister: ‘Hier komt een stem uit het verleden…Nadat je de afgelopen nacht door mijn hoofd hebt gespookt en ik om vijf uur klaarwakker in mijn bed zat, heb ik besloten je een mail te sturen. Eigenlijk wil ik alleen maar weten hoe het met je gaat. Met mij gaat het prima. Ik ben getrouwd met Martin, heb twee kinderen en ook qua werk gaat alles op rolletjes. Liefs en groetjes, Susa’. Dat klinkt goed, rustig en cool, vind je niet?”

“Klinkt prima. Doe het nou maar, wat kan er gebeuren? Denk er gewoon aan hoe we ooit voor die achtbaan stonden en eerst ook niet durfden.” Ja, Max en een achtbaan hebben absoluut iets met elkaar gemeen. Ik schuif de cursor naar de ‘verzenden’ – knop, mijn wijsvinger gaat naar de linker muisknop, ik druk…De mail is nu onderweg en met geen tien paarden meer terug te halen.

“Hij is weg!” zeg ik giechelend.

“Ach, hij antwoordt toch niet, dus ga er maar niet te veel aan denken. Remember, Max was een enorme sukkel, dat zal wel niet veranderd zijn!”

Een halfuur later lig ik behoorlijk aangeschoten maar ook enigszins tevreden in mijn bed. Wat kan er nou gebeuren?

De snerpende voordeurbel rukt me uit mijn slaap. Hoe vaak heb ik Martin al niet gevraagd om eindelijk eens een nieuwe bel te kopen. Verdomme, het is al acht uur. Ik ren naar beneden en schuif de kwispelende Kasimir opzij. Voor de deur staat Willi, die Kasimir komt uitlaten. Hij kijkt mij met wijd opengesperde ogen aan. Snel richt hij zijn blik op de hond, die blij tegen hem opspringt. Als ze het pad aflopen gooi ik de deur in het slot, kijk daarbij even in de spiegel en zie wat Willi zojuist gezien heeft: mijn haren staan recht overeind, make–up-resten zitten rond mijn ogen, en mijn afgezakte nachthemdje laat een halve blote borst zien.

Eigenlijk wilde ik om negen uur al in de galerie zijn, maar dat gaat nu niet meer lukken. Ik bel Catharina en vertel haar dat ik later kom. Dan spring ik onder de douche. Terwijl ik mijn haar in de shampoo zet, schiet ineens de dwaze e–mail van gisteravond me te binnen. Ik moet gestoord zijn geweest. Hoofdschuddend stap ik uit de douche, ik moet me haasten. Wanhopig probeer ik me in mijn leren broek te hijsen. Dat vervloekte ding heb ik een paar weken geleden midden in mijn huwelijkscrisis met Martin op maat laten maken, en hij paste fantastisch. Nu heb ik een schoenlepel nodig om me erin te persen. Terwijl ik mijn notebook aanzet, maak ik kniebuigingen, met de rits open: wie weet, misschien rekt het ding een beetje uit. Tien nieuwe e–mails bliepen me tegemoet. De cateringservice met de volledige prijsopgaaf, de bloemist, die me over zijn levertijden informeert, een infomail over alle tentoonstellingen in juli. Verder Martin die klaagt dat mijn telefoon gisteravond de hele tijd bezet was en dan – ik geloof mijn ogen niet – een e–mail van Max.

Al raakt mijn doorbloeding volledig geblokkeerd, ik moet gaan zitten. Een hele pagina met een foto erbij! Ik lees dat hij tegenwoordig redactiechef is, dat hij na zijn derde huwelijk alleen woont, en dat hij net weer noodgedwongen met het vrijgezellenbestaan leert leven. Ik moet lachen als ik me probeer voor te stellen hoe hij met de stofzuiger en bergen vuile was vecht. Mooi, er is dus toch nog gerechtigheid in het leven.

Met de laptop onder mijn arm huppel ik even later naar mijn auto. Willi komt me met Kasimir tegemoet, opgelucht dat ik weer netjes gekleed ben, en verzekert me dat hij vandaag nog een fatsoenlijke bel installeert. Waar zou ik zijn zonder Willi?

Luigi loopt al onrustig door de galerie. Hij is een schat, heeft het Italiaanse temperament van zijn moeder en de statige, stevige lichaamsbouw en de achternaam van zijn Duitse vader, Wittenberg. Een wotnanizer, een pracht van een man. De vrouwen zullen hem zaterdag smachtende blikken toewerpen, dat staat vast. Nu kijkt hij me echter radeloos aan.

“Susa, ik ben wanhopig! De hele nacht heb ik geen oog dichtgedaan en heb ik de verschillende manieren van het inhangen van de tentoonstelling op papier vastgelegd,” zegt hij, en hij drukt me een twintigtal volgekliederde A4-tjes in handen.

“Wat dacht je ervan als we het nu eens gewoon uitproberen?” zeg ik. “Laat ons de schilderijen ophangen zoals we het besproken hebben, en dan kijken we samen wat het beste werkt.” De volgende uren zijn we druk bezig met het schikken en herschikken van zijn werken, tot alles eindelijk naar wens is. Tevreden loopt Luigi door de galerie.

“Het is precies zoals ik het me had voorgesteld. Ieder stuk krijgt de aandacht die het verdient en niet één steelt de show van de rest.” Catharina draait achter zijn rug met haar ogen, want het is precies de indeling die wij van het begin af aan voor ogen hadden. Ik hul me in stilzwijgen. Ik rammel van de honger. Geen wonderi want het is intussen al ver na één uur en ik heb nog niets gegeten. Als ik niet snel wat te eten krijg, word ik een zombie. De redding heet Andrea. Alsof ze voelt dat haar zus de hongerdood nabij is, staat ze met een tas vol Italiaanse lekkernijen voor de deur. De lucht die uit de tas omhoog stijgt, doet mij het water in de mond lopen.

“Catharina heeft me verklapt dat je zoveel te doen hebt en omdat ik in de buurt was, heb ik wat te eten meegenomen,” zegt mijn lieve zus, terwijl ze de lekkernijen tevoorschijn haalt. Ciabatta met mozzarella en tomaat, olijven en Calabrische salami, en ook vette mortadella. Luigi blijft ook, terwijl hij mijn zus geïnteresseerde blikken toewerpt en zijn nervositeit volledig lijkt te zijn vergeten.

Als ik even later mijn notebook aanzet, schiet de mail van Max me pas weer te binnen. Verbazingwekkend, is het de stress, mijn tevredenheid of de tijd waardoor hij niet meer belangrijk voor me is? Deze keer lijkt zijn greep op mij niet te werken. Ik heb hem overwonnen! Hiep, hiep, hoera! Ik klik de foto aan en ben verbaasd: op straat zou ik hem nooit hebben herkend. Max stelt voor om een keer af te spreken, maar dat zie ik niet zitten. Ik schrijf hem een paar zinnen: “Nu sta ik versteld, zo’n snel antwoord van jou [een beetje venijn kan geen kwaad]. Helaas heb ik het op het ogenblik razend druk. Aanstaande zaterdag vindt de laatste vernissage voor de zomervakantie plaats, daarna gaan we met de kinderen twee maanden naar Spanje. Als je wilt kun je me ook per telefoon bereiken. Mijn nummer is…”

Zaterdagochtend. De radiowekker gaat af. Rotding, denk ik, en beëindig het vrolijke geschetter met een klap, waardoor het glas op het nachtkastje stukvalt. Scherven, water. Dat begint alweer goed. Martin ligt niet naast me. Jetlag: hij zal wel weer in slaap gevallen zijn terwijl hij voor de televisie hing. Jonas en Victoria zijn gisteravond na een trip door de Ardèche volledig uitgeput thuisgekomen. Ze hadden allebei wat slaap in te halen. Ongewassen trek ik mijn sportkleren aan, loop de trap af naar beneden en wat hoor ik? Zacht gerammel uit de keuken, en de lucht van verse koffie bereikt mijn neus. Martin is niet in slaap gevallen en speelt ook niet de jetlag-knorrepot. Hij is de ontbijttafel aan het dekken, heeft al broodjes gehaald en kijkt me stralend aan. “Ga gerust eerst lopen, dan ontbijten we samen als je weer terug bent.” Zonder veel moeite haal ik vandaag de zes kilometer en een goed halfuur later sta ik, volgepompt met zuurstof, volledig bezweet en hongerig als een paard, weer in de deuropening. Ik ben klaar voor de dag.

Vanaf drie uur ‘s middags breekt de hel los in de galerie. De bloemist levert de kunstige bloemstukken af. De cateraar is druk bezig. Luigi is één brok zenuwen. Het lukt me hem ervan te overtuigen naar huis te gaan, een douche te nemen en zo laat mogelijk terug te komen. Claudia, Barbara en Andrea komen al om half vijf en ergens tussen nu en dan moet ik me ook nog uit mijn spijkerbroek wurmen en mijn pak aandoen. Bezweet, wat geen wonder is bij een kamertemperatuur van 28 graden, lukt het me om kwart over vier eindelijk om me terug te trekken in mijn kantoor voor een opknapbeurt. Wat ik in de spiegel zie maakt me niet blij. Mijn make–up is uitgelopen en ik heb donkere strepen vuil op mijn gezicht: geweldig!

Twintig minuten later ben ik klaar. Ijskoud water in mijn gezicht, een lading deo en mijn krultang hebben me gefatsoeneerd. Op mijn neus en mijn bovenlip glanzen zweetdruppeltjes, die altijd verschijnen als ik te veel tegelijkertijd probeer te doen. In de galerie heerst stilte, de stilte voor de storm. Zes obers en serveersters – helemaal in het zwart, afgezien van de witte schorten – wachten op de gasten. Catharina leunt tegen een pilaar en is verdiept in een gesprek met Luigi, die zich krampachtig vasthoudt aan een glas champagne. Zijn linkerwenkbrauw trilt, een teken dat hij hypernerveus is. De keurende blik in de spiegel vertelt me dat alles is zoals het moet zijn. Ik in een zwart pakje van Yves Saint Laurent met een decolleté waar geen bh onder past. Elegant en sexy, mondain en vrouwelijk. Krachtig zwart oogpotlood, wat mascara, een berg poeder. Gelukkig heb ik vandaag een good hair day. Het spektakel kan beginnen.

De deur vliegt open, en ik zie vanuit mijn ooghoeken Martin binnenkomen.

“Hi schat!” Mijn echtgenoot drukt me een kus op mijn lippen.

“Zeg eens, je kleedt je toch nog wel om, of niet?” Hij staat voor me in zijn spijkerbroek met poloshirt. Eigenlijk wilde hij me helpen en de rol van gastheer op zich nemen.

“Ja, weet je, ik dacht, je hebt toch Catharina, Andrea en je vriendinnen? Dan heb je mij toch helemaal niet nodig? Jonas wil graag gaan tennissen en toen dacht ik…” Ik luister niet eens meer naar de rest. Mijn zoon houdt niet eens van racketsporten. Ik kijk Jonas aan, die achter zijn vader staat en zijn ogen ten hemel slaat. Wat zielig, denk ik, arme Jonas is veroordeeld tot tennissen omdat Martin de mensenmassa’s bij een vernissage verafschuwt. Ik heb gewoon geen energie of tijd om in discussie te gaan.

“Oké, we hebben het er later nog wel over.”

Dan valt mijn blik op Victoria. Mijn dochter heeft tijd noch moeite, noch een uitstapje in mijn kledingkast gespaard voor haar grote optreden. Ik geloof mijn ogen niet. Mijn pas gekochte zomerjurk van Cavalli zit haar als gegoten; aan haar voeten heeft ze mijn bijpassende suède laarzen; haar ogen zijn zwart omrand en in haar lange blonde haar troont mijn nieuwe Gucci-zonnebril. Ik wil net aan een van mijn roemruchte ‘Wat haal jij je wel niet in het hoofd?’ – tirades beginnen als Claudia de deur opent, de situatie razendsnel doorheeft, mijn dochterlief bij de arm neemt en zegt: “Zozo, die jurk staat je net zo goed als je moeder.” Ze draait zich naar mij om met een speels lachje op haar lippen: “In ieder geval heeft Victoria smaak. Stel je voor dat ze hier als gothic binnenkwam. Zou je dat liever hebben gehad? Het zijn toch maar kleren.” Het antwoord en de tirade blijf ik haar schuldig, want Barbara en Andrea komen net binnen, gevolgd door de eerste gasten.

Deels superchic en deels in vrijetijdskleding verschijnen de genodigden. Binnen een halfuur heerst er een vrolijke, uitgelaten sfeer. De schilderijen oogsten zoals verwacht veel lof, en om zes uur heb ik al twee werken verkocht. Ook de lokale pers laat zich niet onbetuigd. Express stuurde niet alleen een fotograaf, maar zelfs een redactrice, die zich onmiddellijk op Luigi stort. Lichtelijk geamuseerd ga ik bij hen staan. Op dat moment maakt Luigi van de gelegenheid gebruik om richting Andrea te verdwijnen. Karin Gato van Express, die echt op een kat lijkt, slaat meteen haar nagels uit.

“Ik moet echt dringend met de kunstenaar spreken, anders kan ik niet instaan voor de inhoudelijke juistheid van mijn artikel en dan zal ik eventueel van publicatie moeten afzien. Dat zou doodzonde zijn,” blaast ze. Ik beloof haar dat Luigi over vijf minuten weer bij haar is. Verdomme, hij moet niet met Andrea flirten, maar met die krantentroela. Andrea ziet er vandaag wel echt uit om op te vreten. Geen wonder dat Luigi aan haar lippen hangt. Ik sta vlak voor de verkoop van het derde schilderij, als Catharina opgewonden naar me toekomt.

“Buiten staat een camerateam van TVCologne, dat een kort interview wil doen met Luigi en de schilderijen wil laten zien, oftewel een paar shots draaien. Kan ik ze binnenlaten?”

“Was dat vantevoren gepland?”

“Nee, maar hun item voor morgen is misgelopen en omdat ze vlakbij waren dachten ze…”

“Nou, een betere pr kunnen we niet krijgen!” Drie seconden later staat het team midden in de galerie en word ik misselijk. Het is het camerateam van ons beautyweekend, de redacteur is de ex-lover van Andrea. David komt vlak na zijn cameraman de galerie binnen. Ik hoor het onmiskenbare lachje van Andrea duidelijk boven de wirwar van stemmen uit en zie dat Luigi haar nog steeds zit te charmeren. Catharina praat ondertussen met David, wijst naar mij en het volgende moment naar Luigi. David verstart tot een zoutpilaar als hij Andrea ziet. Dan gaat alles heel snel.

Catharina marcheert vlug naar Luigi en Andrea. Als ze met hen spreekt, zie ik dat Luigi en daarna ook Andrea richting David kijken. Een ogenblik lang is de schrik haar aan te zien, dan heeft ze zichzelf weer onder controle en glimlacht naar hem, geeft Luigi een arm en loopt samen met hem op David af. Die staat nog steeds als versteend, lijkbleek en onbeweeglijk. Voor hij het doorheeft, staat Andrea naast hem.

“Hallo David, leuk om je weer te zien. Mag ik je voorstellen aan Luigi? Hij is de kunstenaar om wie het vandaag allemaal draait. En dit is Susa, mijn zus, die de vernissage heeft georganiseerd en die de eigenaresse van de galerie is.”

“Het doet me plezier dat u interesse voor mijn schilderijen hebt,” babbelt Luigi erop los.

“Zal ik je alles even laten zien? Dan kun je daarna het interview met Luigi doen en kan je team vooraf al een paar beelden draaien.” Ik overrompel David met dezelfde tactiek als mijn zus. David heeft nog steeds geen woord gezegd. Ik slenter met hem naar het eerste schilderij. Luigi stuur ik naar de Express-kat, Andrea gaat rechtstreeks richting uitgang.

“Dat is een van de eerste schilderijen van Luigi…” begin ik.

“Zeg eens, wie is die man die Andrea daar omhelst?”, vraagt David. O god, Klaus is net binnen komen lopen.

“Dat is Andrea’s man, met wie ze overigens al een kleine eeuwigheid getrouwd is.” Ik probeer hem af te leiden: “Maar kijk eens, dit hier is een echte Wittenberg uit de beginjaren. Als je zo meteen met hem praat, moet je je absoluut het achtergrondverhaal hierbij laten vertellen.” Het lukt me niet om hem af te leiden. David staart nog steeds in de richting van Andrea. Kijkt toe hoe ze aan de arm van haar man naar Claudia en Barbara loopt. Andrea lijkt totaal onbewogen. Ik word langzamerhand nerveus en vraag me af waarom David zo in de war is. Hij is toch degene die de affaire heeft beëindigd. Ik ben benieuwd wat er allemaal nog gaat gebeuren. Pas als Andrea zich omdraait, zie ik ook de paniek in haar ogen. Ik moet David verder duwen, ik praat en praat, vertel David over Luigi, zijn verleden en wat hem tot het schilderen gedreven heeft. David lijkt helemaal niet te luisteren. Pas na een tijdje, ik heb bijna geen tekst meer, wil hij Luigi interviewen. Hij heeft plotseling haast, wil alles snel achter de rug hebben en zich dan uit de voeten maken. Na een halfuur is alles klaar. De andere gasten kletsen ondertussen vrolijk verder met een glas wijn en hapjes. Om negen uur verlaten de laatsten de galerie. De cateraar laadt alles met hoge snelheid weer in, en Catharina wordt afgehaald door haar huidige grote liefde, een coole motorrijder. Luigi is behoorlijk aangeschoten en in een feestelijke stemming. Hij wil Barbara, Claudia, Andrea en mij uitnodigen bij zijn Italiaan. Graag! Ik stuur het viertal alvast vooruit en beloof over tien minuten achter hen aan te komen. Even snel iets anders aantrekken en alles opruimen. Een blik in de kassa, waarin ook de reserveringen voor meer schilderijen liggen, stemt me tevreden. Vijf schilderijen zijn er verkocht, drie andere zijn besteld en op twee schilderijen is een optie genomen. Met de kleine antieke kassa in mijn handen loop ik naar mijn kantoor, waar ook de kluis staat. Ik houd ervan om na een hectische vernissage nog een keer alleen naar de schilderijen te kijken en met een glas wijn de avond af te sluiten.

Slechts gekleed in string en bh sta ik voor de spiegel als er op de deur wordt geklopt. Een van mijn vriendinnen zal wel iets hebben laten liggen.

“Ik kom al!” roep ik, terwijl ik snel een jasje aantrek en blootsvoets door de zwak verlichte galerie naar de deur loop. Maar Barbara, noch Andrea of Claudia staat daar voor de deur, nee, dit is een vreemde man met bril. Wie is dit in godsnaam? Moet ik de deur opendoen? Plotseling krijg ik het warm en koud tegelijk, mijn adrenalinespiegel schiet omhoog. Voor de deur staat mijn verleden: Max!

“Ja, en toen?” willen de meiden weten. Een goed uur nadat zij vertrokken zijn, zit ook ik, lichtelijk van mijn stuk gebracht, met gloeiende wangen en fonkelende ogen in het restaurant en vertel wat er is gebeurd.

“Ik was volkomen perplex. Hij had een boeket witte rozen in de hand en bazelde dat hij in de file had gestaan en daarom nu pas in Keulen was aangekomen en hoe blij hij was dat hij me nog trof. Daarbij drukte hij me de rozen in handen. Ik voelde me behoorlijk opgelaten, zo halfnaakt, in mijn string en blazer. Ik trok steeds aan de onderkant van mijn jasje en bad inwendig dat het ding lang genoeg was om mijn achterwerk te bedekken. Hij kon duidelijk zien dat ik me ongemakkelijk voelde.”

We roken als schoorstenen, nemen allemaal nog een flinke slok wijn en dan vertel ik verder. Wat kan het leven spannend zijn! “Uitgebreid alsjeblieft, we willen ieder detail weten,” zeggen ze in koor.

“Ik heb hem een glas wijn aangeboden en wilde de rozen in een vaas zetten. Die mensen van de catering hadden kennelijk mijn keukenkasten opnieuw ingedeeld en de vazen allemaal bovenin gezet. Tja, met die outfit kon ik me geen millimeter uitrekken zonder dat ik in mijn blote kont kwam te staan.” Ik moet nu nog lachen, het was zo gênant.

“Ja, en…?”vraagt Andrea.

“Max had medelijden met me en grijnsde. Ik stak snel een Marlboro aan. Toen zei hij: “Je bent nauwelijks veranderd. Nee, dat is eigenlijk niet waar, je ziet er beter uit dan ooit!” Zijn stem maakte me nog steeds helemaal nerveus. Maar ik dacht op dat moment alleen maar: hmm…jij niet!”

“Heb je dat ook gezegd?” vraagt Claudia.

“Nee, natuurlijk niet. Helemaal vrouw van de wereld. Jullie hadden me moeten zien, de spieren in mijn linkerdij trilden, en hoe meer ik probeerde dat onder controle te krijgen, des te erger werd het. Ik was in paniek, stel je voor dat het andere been ook was begonnen. Dan was ik gemuteerd tot een tweebenige sidder-aal. Toen vroeg ik hem hoe het met hem ging en wat hij tegenwoordig deed.” Ik moet eerst even een slok drinken, want mijn keel begint uit te drogen.

“Tja, hij heeft me uitvoerig verteld wat hij allemaal heeft uitgespookt, niet veel interessants kan ik jullie zeggen. En toen begon hij over zijn exen…”

“Waaat? Nou zeg…” Andrea is geschokt.

“Laat haar verder praten!” Barbara hangt aan mijn lippen.

“Ik hield mijn mond en luisterde, ondertussen bedenkend hoe ik zo snel mogelijk weer in mijn kleren kon schieten. Na een halfuur wilde ik eigenlijk alleen nog maar weg. We zaten inmiddels in mijn kantoor en ik had mijn spijkerbroek weer aan. Toen pakte hij me opeens gewoon beet en zoende me. Vaarwel zelfverzekerdheid, er was niks meer over van mijn overtuiging dat hij me deze keer koud zou laten. Alles leek weggeblazen met windkracht elf. Wat doet die man toch met mij?”

“En…vertel verder!” Claudia ontploft haast van ongeduld.

“Toen hebben we het gedaan op mijn bureau. Nogal heftig en helemaal niet slecht gezien zijn leeftijd,” giechel ik.

“Neee! Ik wist het, die vent betekent gegarandeerd slecht nieuws.”

“Nou ja, ik geloof echt dat hij veranderd is. Jullie vinden het vast dom en romantisch, maar ik heb zoveel gevoel in zijn ogen gezien. Dat kan hij onmogelijk spelen. En eerlijk is eerlijk, iedereen verdient een tweede kans.”

“Ja, natuurlijk, maar hoeveel kansen heeft hij al niet gehad?” roept Claudia. Daarop geef ik geen antwoord. Max lijkt me wakker te hebben gekust, gevoelens te hebben opgewekt die er altijd al waren, diep verborgen, goed afgeschermd. Misschien is hij wel echt veranderd? Hebben de jaren hem minder egocentrisch gemaakt?

“En waar is hij nu?” vraagt Andrea.

“Geen idee. Hij is nog meegegaan tot het restaurant en daarna is hij weggereden.”

“Hoe hebben jullie afscheid genomen?”

“O, ik was behoorlijk cool. Ik zei: ‘Was leuk met je’ en daarna wilde ik naar binnen gaan. Toen heeft hij mij hoofdschuddend in zijn armen genomen. ‘Leuk,’ zei hij, ‘het was meer dan leuk.’”

“Cool? Als het om Max gaat? Maakt dat de kat wijs? Vertel op nou, hoe ziet hij eruit? Is hij oud geworden? En heel belangrijk, zou je vandaag nog op hem vallen, als je hem niet had gekend?” vraagt Andrea onverbiddelijk.

Daar heb ik nog helemaal niet over nagedacht.

“Hij moet nu iets over de vijftig zijn, hij is een beetje in de breedte gegroeid, heeft al zijn haar nog, maar dat wordt langzamerhand grijs. Hij draagt een bril en gezondheidsschoenen en heeft vreemd genoeg bruine ogen.”

“Wat is er zo raar aan bruine ogen?” Barbara begrijpt het niet.

“Heel simpel, mijn zus valt meestal op mannen met blauwe ogen! Maar eerlijk, Susa, stel je voor dat hij hier nu binnen kwam lopen en je zou hem niet kennen. Zou hij een kans maken?” Andrea houdt hardnekkig vol. Ik denk na, probeer me de situatie voor te stellen en kom sneller dan me lief is op een antwoord.

“Nee! Hij is niet het soort man waar ik voor val en die me kan versieren,” geef ik gegeneerd toe.

“Wat?” roept Claudia. “Echt Susa, hou er dan ook meteen mee op.”

“Ja, maar dit is Max!” Ik word koppig.

“Ach, onzin allemaal. Mensen veranderen niet en je zult weer een tijd moeten wachten voor hij wat van zich laat horen. Hoewel, als ik erover nadenk hoe jij hem beschrijft, dan moet hij wel stom zijn als hij niets van zich laat horen. Zo’n vrouw als jij, op een zilveren presenteerblaadje opgediend,” overweegt Claudia somber. Ik nip net aan mijn wijn als ik een SMS-bericht ontvang van Max:

Ben verliefder op je dan ooit. Veel plezier nog, slaap lekker, droom zacht, het liefst over ons.

Ik lach net iets te hard. Ha, verliefder dan ooit! Ik heb nooit het gevoel gehad dat hij verliefd op me is geweest. Toch lees ik de SMS nog een keer en nog een keer, tot Andrea mijn Nokia afpakt en hem hardop voorleest.

“Godsamme, er staan ons weer mooie tijden te wachten!” zegt Claudia kortaf.

“Wat is er dan eigenlijk zo erg aan die Max?” vraagt Barbara, die de voorgeschiedenis van deze lovestory niet kent.

“Max was Susa’s grote liefde, of dat gelooft ze tenminste. Ze hebben twee jaar lang een nogal vermoeiende relatie gehad. Hij is een onbetrouwbare hond met casanovaneigingen en aanvallen van ziekelijke jaloezie. Leuk, hè?”

Ik lees de SMS steeds opnieuw. Jaren geleden zou ik een gat in de lucht gesprongen hebben en hadden ze me er met nog geen tien paarden van kunnen weerhouden om iets met hem te beginnen.

Maar nu? Nu ben ik een achtendertigjarige moeder van twee kinderen, met een min of meer gelukkig en intact huwelijk en een succesvol bedrijf. Mijn verstand zegt: het was een vergissing; de alcohol, de opwinding van de lange dag. Doet er niet toe, het moet in ieder geval bij één keer blijven. Maar wil ik alleen maar tevreden zijn, lauw en halfgaar, middelmatig en bereid tot het sluiten van compromissen? Nee, ik wil domweg gelukkig zijn!

De volgende morgen regent het pijpenstelen. Ik word wakker van het sissende geluid van langsrijdende auto’s, die fonteinen water laten opspatten op de half overstroomde weg. Het is half zeven zondagochtend en mijn gezin ligt nog diep te slapen. Normaal gesproken zou ik ook nog slapen, als die duizenden gedachten over Max niet als een zwerm opgejaagde wespen door mijn hoofd zoemden. Ik heb zijn bericht van gisteren pas gewist, nadat ik het minstens driehonderd keer had gelezen. Ik heb nog geen antwoord gestuurd, maar ik wil hem zeker nog eens zien. Alleen wanneer? De timing daarvoor is uitermate ongunstig, want over iets meer dan een week vertrek ik met Jonas, Victoria en Kasimir richting Spanje. Impulsief besluit ik hem toch gewoon een bericht te sturen. Mijn duimen willen net op de toetsen drukken als ik zie dat ik een bericht heb ontvangen:

Ben al weer onderweg. Kon haast niet slapen omdat ik de hele tijd aan je moest denken. Wil je zo snel mogelijk weer zien. Laat alsjeblieft van je horen zodra je kunt.

Snel typ ik:

Ja, kon ook niet slapen. Ik zal kijken wanneer ik kan.

Ik maak een kop thee, laat het water in de waterkoker drie keer koken omdat ik als gehypnotiseerd op het ‘pling pling’ van de telefoon wacht en probeer een beetje orde te scheppen in mijn woonkamer. Totaal doelloos leg ik de tijdschriften van de ene naar de andere kant van de bijzettafel, leg de houtblokken op volgorde van grootte in de mand en probeer vertwijfeld de laatste asresten uit de open haard te vegen. Het is al ruim tien minuten geleden dat ik mijn SMS verstuurd heb, en nog steeds geen antwoord. Waarom lukt het me nou niet om rustig en beheerst te blijven bij hem? Gefrustreerd sta ik in de keuken, besluit geen honing in de thee te doen, en dan piept mijn mobiel. Van pure schrik giet ik het kokende water over mijn vingers, onderdruk een kreet en houd snel de verbrande plekken onder de koude kraan.

Snel, maar niets overhaasten. Nu moet ik eerst een afspraak in Frankrijk afhandelen. Ik mis je. Ik laat van me horen.

Ik merk dat ik op de grond sta te stampen. Max reageert verstandig, terwijl ik dat juist zou moeten doen. Ik heb een gezin, een huwelijk en toch laat ik me hierdoor helemaal uit het veld slaan. Shit! Met de kop thee in mijn hand loop ik op Victoria’s konijnenpantoffels naar de garage, om uit al die dozen de belangrijkste dingen voor ons nieuwe huis in Spanje uit te zoeken.

“Wat doe jij nou zo vroeg hier?” Martin staat slaperig in de deuropening.

“Ik pak voor Spanje. We hebben zoveel spullen die we hier niet meer nodig hebben en die in Spanje misschien nuttig zouden kunnen zijn, en toen dacht ik, ik begin alvast.”

Een week later zitten we met zijn drieën in de nieuwe zwarte Touareg van Martin, die tot aan de nok toe volgeladen zit, en rijden we richting zuiden. De auto snort zacht over de snelweg, langs Lyon, Valence, en Orange. Dan gaat het richting Nimes. De weergoden tonen zich goed gezind met een stralend blauwe hemel, en de kinderen zijn opgewekt. Uit de luidsprekers gilt Anouk ‘I don’t know where I belong…’, en ik gil luidkeels mee. Jonas heeft het zich gemakkelijk gemaakt op de bijrijdersstoel en leest een boek. Victoria luistert op haar iPod naar haar eigen muziek en drinkt alleen water omdat ze sinds het laatste pak Pringels weer eens op dieet is. En Kasimir draait en kronkelt met elke bocht mee. De airco zorgt voor koele lucht. We zijn om zes uur ‘s-ochtends vertrokken, hebben een slaperige Martin uitgezwaaid en zijn op weg gegaan. Het landschap verandert langzaam en wordt met elke kilometer mediterraner. Route du soleil. Ik wil een tussenstop maken bij mijn vriendin Frederike, die hier in de buurt woont. Terwijl ik Jonas zover krijg dat hij de wegenkaart erbij pakt, draai ik Anouk een toontje lager. Even is een glimp van de Middellandse Zee te zien voordat we vlak voor Nimes van de snelweg afgaan. We bevinden ons midden in de Franse rimboe, wanneer het gevoel me bekruipt dat we de weg kwijt zijn. Maar voordat ik er iets van kan zeggen, zie ik het bord met St. Hippolyte. Even later rijd ik Frederikes erf op. Kasimir houdt het niet langer. Hij springt uit de auto, plast meteen tegen de eerste de beste pijnboom en loopt kwispelend naar de voordeur, die scheef in de deuropening hangt. Het geurt verleidelijk naar Provencaalse kruiden en ik hoor opgewekte kinderstemmen. Jonas is bezig om Kasimir in toom te houden en Victoria hupt van het ene been op het andere. Ze moet hoognodig de twee liter water kwijt die ze sinds de tussenstop bij Valence heeft gedronken. Met een brede grijns opent Frederike de deur van haar huis. Ik heb haar vijf jaar geleden leren kennen. In opdracht van een krant schreef ze een stuk over de Keulse culturele wereld. Ze kwam verscheidene keren naar mijn galerie en het klikte direct. Toen werd ze reislustig en verhuisde met haar hele gezin naar Zuid–Frankrijk en zwoer nooit meer naar het natte en koude Duitsland terug te gaan. Frederike ziet er fantastisch uit. Frankrijk doet haar zo te zien goed.

We lopen via de entree naar het terras. De ouderwetse, comfortabele schommelbank lonkt naar me; een rondleiding door het huis krijg ik later nog wel. In een klein, aardewerken kruikje groeien wat margrietjes en op het terras staat een aantal stoelen rommelig verspreid. Terwijl Frederike een ijskoude fles champagne tevoorschijn tovert, halen de kinderen en ik nog snel een paar dingen uit de auto. Kasimir is vriendjes geworden met Frederikes honden en rent als een gek in het rond. Jonas en Victoria laten zich door Frederikes kinderen overhalen tot een frisse duik in het zwembad. Helemaal relaxed nestel ik me al schommelend op de bank tussen de kussens. Nadat we elkaar bij hebben gepraat en alle gemeenschappelijke vrienden hebben besproken, kom ik onvermijdelijk bij Max terecht.

Frederike, die nooit veroordeelt en de meest begripvolle persoon is die ik ken, luistert zwijgend naar mijn verhaal. Ik vertel haar van Max, sla geen detail over, ook zijn liefdevolle SMS’jes niet en word steeds onzekerder over het voortzetten van deze…tja, wat is het eigenlijk? Een affaire? Een relatie? Normaal gesproken is het heerlijk om met vriendinnen over mannen, verliefdheid en flirts te kletsen, maar in dit geval krijg ik er buikpijn van, omdat Max altijd al een speciale plek in mijn hart heeft gehad. Terwijl ik Frederike mijn verhaal vertel, zie ik in hoe uitzichtloos deze situatie is.

De middag vliegt om. We wandelen een stukje door het dorp, terwijl Frederike vertelt over de lokale bevolking, ‘s-Avonds genieten we van te veel lekkere Franse wijnen, terwijl de kinderen spelletjes doen. Met veel water en een duik in het zwembad probeer ik mijn lichaam de volgende ochtend er weer bovenop te krijgen, zodat ik klaar ben voor de rit die me te wachten staat.

Om half elf is het dan zover. Ik start de auto en we gaan ervandoor. De laatste 850 kilometer naar Denia liggen voor ons. ‘s-Avonds om acht uur steek ik de sleutel in de deur van ons huis en een warm, aangenaam gevoel overvalt me. Ik ben zo blij om hier weer te zijn. Het eerste uur rennen we van hot naar her. Jonas en Victoria vergapen zich aan hun kamers, brengen hun spullen ernaartoe en veroorzaken een enorme chaos. Ik probeer zoveel mogelijk op te ruimen. Na een tijdje hebben de kinderen er genoeg van en duiken in het zwembad. Opeens besef ik hoeveel honger ik heb, maar behalve water, rode wijn en Pringels is er niets eetbaars in huis. Resoluut besluiten we de nabijgelegen Burger King te bestormen. Als mijn twee monsters eindelijk in bed liggen, pak ik de kurkentrekker en maak de fles meegebrachte Franse rode wijn open. Met een glas en een sigaret in de hand en mijn mobieltje in de achterzak ga ik het terras op. Afgezien van de tuinverlichting is het pikdonker en de anders zo aantrekkelijke zee is een zwart vlak. De krekels tsjirpen, een heel orkest. De sterrenhemel is indrukwekkend. Doodmoe ga ik op het gras liggen en staar naar de kleine, zo ver van ons afliggende witte puntjes.

Over een week komt Andrea met de kinderen. Klaus komt later en Martin moet eerst nog zijn agenda raadplegen. Mijn gedachten dwalen af. De afgelopen uren waren zo druk. Ik wou dat Max hier was. Ik fantaseer dat ik in zijn armen lig en dat we samen naar de sterren kijken. Alsof Max mijn gedachten kan lezen, piept mijn telefoon. Ik heb een bericht.

Na een etentje in Parijs toch nog vroeg het bed in. Ik mis je, Susa, het duurt nog veel te lang tot we elkaar weer zien. Zal ik, na mijn afspraak in Zuid–Frankrijk, naar je toekomen? Alleen als je wilt? Bel je me?

Moet ik bellen? Nee! Ik SMS wel:

Ja, dat zou fijn zijn. Lig met een glas wijn in de hand in het gras, kijk naar de sterren en denk aan jou. Slaap lekker of goedemorgen

Nog geen twee minuten later hoor ik zijn stem. Zacht en laag, precies waar ik zo van hou. We hebben het over koetjes en kalfjes, over mijn rit, de staat van het huis, hoe zijn dag in Parijs was, en vermijden op de een of andere manier alles wat te maken heeft met onze gevoelens. Raar, en dat terwijl ik hem zo graag had willen zeggen dat ik hem mis, maar ik krijg het gewoon niet over mijn lippen. Als ik ophang ben ik boos op mezelf en vraag me af of ik er nog een bericht achteraan moet sturen. Voordat ik een keuze kan maken hoor ik een vertrouwd geluid.

O ja, nog iets, ik mis je. Slaap lekker

Met een glimlach op mijn gezicht drink ik mijn glas wijn leeg, steek nog een sigaret op (ik moet echt eens stoppen!) en ga naar bed.

Een week later heb ik in het huis allerlei foto’s opgehangen, planten voor het terras gekocht en heel veel keukengerei aangeschaft in de supermarkt in Benidorm. Ook heb ik tuinmeubelen laten komen. Kortom, ik heb een heleboel geld uitgegeven. En dan is het zover: vandaag zullen Andrea, Sofie, Maxi en Lisa komen. Ze landen om half tien in Valencia. Ik verheug me er enorm op, want vijf kinderen, twee vrouwen en een hond is de perfecte setting voor dolle pret. Plus: misschien zie ik zo kans om Max in de komende dagen nog te ontmoeten…

Omdat ik helemaal om Valencia heen moet rijden, duurt het bijna een uur voor ik bij de terminal sta. Na ruim twintig minuten wachten hoor ik de heldere stem van mijn zus die haar kroost in toom probeert te houden en zich beladen als een pakezel een weg naar de uitgang baant. Drie koffers, twee grote tassen en voor elk kind een rugzak liggen torenhoog op bagagekarren die ze voor zich uit duwt. We proberen alles netjes in de auto te stouwen, wat niet echt makkelijk is. Andrea en ik baden in het zweet, maar lachen opgelucht als de klep eindelijk dicht is. Als we dan bij onze droomvilla aankomen, is Andrea behoorlijk opgewonden. Onze eerste vakantie in de gele villa aan het strand.

Het Grote Genieten is begonnen. We liggen op het strand en laten de zon op onze spierwitte buikjes schijnen. Victoria, Jonas, Maxi en Sofie hebben besloten samen een zeilcursus te volgen. Alleen de zesjarige Lisa is nog niet onder de pannen. Andrea en ik hebben onze buren met kinderen uitgenodigd, dan leren we meteen iedereen kennen. Over vier dagen organiseren we een megabarbecue. Juan, met wie mijn zus nog altijd een vriendschappelijk contact heeft en die begin van de week onverwacht bij ons op bezoek is geweest, heeft ons op het idee gebracht.

Ik probeer net te bedenken met welk van de meegenomen boeken ik moet beginnen, wanneer de telefoon rinkelt. Het is Max vanuit Barcelona. Nog maar vier uur tot we elkaar weer zien. Ik word langzaam onrustig. Was het wel een goed idee? In Keulen ontmoetten we elkaar toevallig, was ik overrompeld, maar nu? Hij rijdt helemaal voor mij duizend kilometer om. Het weerzien wordt deze keer anders, tenminste voor mij.

“Stel je niet zo aan. Je wilde hem per se zien en kunt het nergens anders meer over hebben. “Max hier, Max daar. Zou hij echt komen?” Ik kan het haast niet meer horen.” Andrea is pissig: “En voordat je overweegt om hem te smeren – vergeet het maar.”

“Wat moet ik aantrekken, Andrea?”

“Hoe bedoel je?”

“Nou, vanavond, voor mijn afspraak met Max. Het mag absoluut niet te sexy. Ik wil hem niet de indruk geven dat de afloop van de avond al vaststaat.”

“Haha, alsof het bij een gezellig etentje blijft,” snauwt ze me toe.

“O,” zeg ik zwakjes. Voordat ik verder kan praten, gaat mijn telefoon. Hij zit al in Tarragona. Hoewel ik me echt heb voorgenomen om niet meer te roken, kan ik het nu niet laten. Vol genot inhaleer ik de rook, ik ontspan en voel Andrea’s ogen op me rusten.

“Je bent weer verliefd op hem, geef het maar toe. Ik zie het aan je ogen. Als je het over hem hebt, glanzen en stralen ze helemaal.”

“Maar wat als hij zich weer ontpopt tot een klootzak? Ik wil dat eigenlijk niet nog een keer laten gebeuren. Niet weer hetzelfde liedje. De vorige keer was ik bijna zover dat ik alles voor hem had opgegeven.” Ik word door twijfel heen en weer geslingerd. “Ik zou eigenlijk niet met hem moeten afspreken, ik zou…”

“Nee, nu afbellen is niet eerlijk. Je moet hem ontmoeten. Maar hoe de avond afloopt ligt helemaal aan jezelf. Misschien is het niet eens zo’n slecht idee om alles nog eens met hem te bespreken en duidelijk te maken dat je er geen behoefte aan hebt om weer gekwest te worden. Misschien blijf je daarna eindelijk met je vingers van hem af,” merkt Andrea geruststellend op. Natuurlijk zou praten niet verkeerd zijn. Maar voor mij is dat een van de grootste beproevingen. Tegenover mijn vriendinnen praat ik onbevangen over mijn gevoelens, kan ik laten merken hoe verliefd ik ben of hoe gekwetst. Maar bij Max? Uitgesloten! Dat red ik nog niet eens bij Martin met wie ik al jaren samenwoon. Aan de buitenkant lijk ik koel, hard en berekenend. Neem de Berlijnse Muur, de Chinese Muur en alle muren van deze wereld, stapel ze op en je krijgt een idee van de bescherming die ik om me heen heb gebouwd. Ik heb nog nooit een man dicht bij me laten komen. Na de derde opeenvolgende sigaret heb ik mezelf weer in de hand en zeg tegen Andrea: “Laat ik dan maar met het eerste probleem beginnen: wat moet ik aantrekken?”

Het komende halfuur gaan we in gedachten onze klerenkasten door. We zitten net halverwege, tussen blouses en rokken wanneer hij opbelt. Mijn hartslag schiet weer omhoog. Hoewel hij me alleen maar vertelt dat hij op de ring van Valencia rijdt, zojuist een flesje cola over zijn broek heeft gemorst en een tip voor een hotel van me wil, fluister ik in de telefoon alsof hij mij net de allermooiste liefdesverklaring heeft gedaan. Om nog maar te zwijgen van de zwermen vlinders in mijn buik. Ik heb nu in ieder geval niet meer de rust om nog langer in de zon te liggen. Ik vouw mijn handdoek op en probeer mijn ligbed in te klappen. Het hele ding zakt in elkaar en mijn vingers komen ertussen. Andrea ligt krom van het lachen. Lisa, die een speelkameraadje heeft gevonden en met hem het derde zandkasteel van die dag bouwt, komt opgewonden naar Andrea gelopen.

“Mam, wat heb je? Huil je?”

“Nee, schat. Ik moet alleen maar heel hard lachen om je tante. Ze is in een gevecht met haar ligbed verwikkeld…En heeft verloren,” proest Andrea het uit.

“Houd er eens mee op om mij steeds tante te noemen. Je weet toch hoe ik dat woord haat,” snauw ik haar toe. Ik neem mijn ligbed, handdoek, zonnecrème en mobiele telefoon onder de arm en loop richting tuinhek. Terwijl ik alles opberg, gaat de telefoon. Deze keer is het Martin, hij heeft zin om te praten. Wil weten hoe het met mij is, wat de kinderen doen, hoe het huis eruitziet en vertelt mij opgetogen van een deal die hij voor zijn bank heeft geregeld. Resoluut trek ik de koelkast open, pak een fles chablis, schenk een glas in en neem een grote slok terwijl Martin doorpraat. Ik voel me niet erg op mijn gemak en kap het gesprek zo snel mogelijk af. Een kwartier later heb ik gedoucht. Mijn haar ziet eruit als na een orkaan en ik kijk Andrea chagrijnig aan als ze de badkamer in komt lopen.

“Wat is er met jou gebeurd? Heb je je vingers in het stopcontact gestopt? Zo kun je echt niet gaan, hoor.”

“Vandaag loopt ook alles mis!” zeg ik. “Martin heeft me gebeld en me de oren van mijn kop gekletst, nu voel ik me pas echt een sloerie. Ik zou gewoon hier moeten blijven.” Ik ben aan het einde van mijn Latijn. Het liefst zou ik met een of twee flessen wijn in de hangmat gaan liggen, mijn telefoon uitzetten en dat hele gedoe met Max vergeten. Maar nee, dat zou volgens Andrea niet eerlijk zijn.

“Stel je niet zo aan. We hebben wel voor hetere vuren gestaan. Vooruit.” Andrea duwt mijn hoofd onder de koude straal, wikkelt mijn haren in een handdoek en duwt me de slaapkamer in. Met een glas wijn in de hand en een sigaret in de mond (Andrea denkt ook overal aan) staan we voor de klerenkast.

“Zo is het genoeg. Je trekt dit aan, maakt jezelf toonbaar en gaat naar hem toe. En daarna zien wij wel verder.” Mijn zus heeft magische woorden gesproken. Vijf minuten later ben ik aangekleed.

“Zo. Een beetje oogschaduw, wat mascara en een beetje poeder en klaar is Kees.” Mijn mobieltje gaat. Het is je reinste terreur.

“Hoi, ik heb het hotel gevonden, ben ingecheckt, heb gedoucht en wil je het liefst nu zien.” Hoe doet hij dat toch? Steeds zo verleidelijk klinken, vraag ik mij af.

“Steek nog een sigaret op, neem een groot glas water en stap in de auto. En vergeet niet: doe wat je hoofd, of beter nog, je hart je ingeeft. De scherven vegen we na afloop samen wel op,” zegt mijn grote zus die altijd weet wat goed is.

Uit de autoradio klinkt Blondie. ‘Maaaaaaria’ krijsen de luidsprekers. Ik straal als een sterrenhemel in het donker, zing uit volle borst mee en krijg eindelijk weer het gevoel terug dat ik vroeger altijd had: de wereld is van mij! In die gemoedstoestand draai ik de parkeerplaats van hotel Los Angeles op.