De liefde doet, wat ze niet laten kan
David aan Andrea:
Heb nog een lekkere fles wijn in de koelkast…Zin in een glaasje? xxx
Andrea aan David:
Moest onverwacht naar huis. Een van de kinderen is ziek. Fijne avond. Kus
Andrea aan Barbara:
Hoe gaat het met de beginnende advocate? Kus
Andrea aan Claudia:
Minnaars heb je toch voor de lol, voor de afleiding, om je door op handen te laten dragen? x A
Het is vrijdagmorgen kwart voor zes. Ik lig in bed en staar naar het plafond. Ik heb nog geen drie uur geslapen, en ben klaarwakker. Stilletjes kruip ik onder mijn donzen dekbed vandaan, terwijl ik iedere beweging van Klaus in de gaten houd om hem niet wakker te maken en sluip naar beneden de keuken in. In gedachten ben ik bij David en ik laat de samen doorgebrachte uren nog eens de revue passeren.
Het was verpletterend goed. Vuurwerk, een raketlancering, nee, nog beter: ik heb er geen woorden voor. Ik weet alleen dat ik me goed voelde in zijn armen. Het was onbeschrijflijk om dicht bij hem te zijn, hem te ruiken, zijn huid te voelen. Toen ik om kwart over twee mijn kleren bij elkaar zocht om naar huis te gaan, was David allesbehalve blij. Ik moest hem uitleggen dat het geen goed idee zou zijn als ik morgenochtend geen ontbijt zou maken voor mijn drie kinderen. Ik had nog steeds niet de moed om hem over Klaus te vertellen. Morrend liet hij me uiteindelijk gaan. Bijna de hele rit belden we met elkaar en toen ik geparkeerd had, stuurde hij nog twee SMS’jes:
Heb nog een lekkere fles wijn in de koelkast…Dorst? xxx Ik geef het niet zo snel op. Mis je nu al. xxx David
Mijn voordeursleutel stak al in het slot, maar ik kon me er niet toe zetten hem om te draaien. Ik kon gewoon niet zomaar weer mijn onschuldige wereld binnenstappen. Met de telefoon in de hand stak ik een sigaret op en inhaleerde diep. Ik moest me nu losmaken van David, van deze romantische droom, van de laatste SMS’jes. Het viel me zwaar om op ‘wissen’ te drukken. Zou ik ooit weer zulke berichtjes krijgen? Waren mijn dagen als aantrekkelijke vrouw niet zo langzamerhand geteld? Een klein stemmetje in mijn hoofd zei dat ik bij mijn verstand moest blijven. Het was fantastisch, maar rekening houdend met de leeftijd van mijn minnaar leek iedere serieuze gedachte aan een relatie volslagen krankzinnig.
Het moet een treurig gezicht zijn. Het is halfzeven ‘s-morgens en ik zit met opgetrokken knieën in mijn grijze joggingoutfit op mijn grijze bank en geef me over aan zwaarmoedige, sombere gedachten. Zo meteen gaat de radiowekker af. Ik loop snel naar boven en het lukt me nog net om het licht in de badkamer aan te doen als de muziek al op volle sterkte losbarst. Een paar minuten later ben ik alweer geabsorbeerd door het leven van alledag. Kinderen wakker maken, discussies voeren over ‘wat trek ik vandaag aan?’, ontbijt maken: gewoon de alledaagse waanzin tussen kwart voor zeven en acht uur.
Om twaalf uur heb ik afgesproken met Claudia. Mijn alibi is zo nieuwsgierig als Hollywoods beroemdste roddeljournaliste Hedda Hopper. En ik? Ik kan het hele verhaal haast niet meer voor me houden. Het is heerlijk weer, we zitten aan een kleine tafel. We bestellen carpaccio, salade en witte wijn.
“Ongeacht hoe het was, je zou het vaker moeten doen. Je ziet er ronduit fantastisch uit, je huid, je ogen, alles aan je straalt als een meizonnetje. Ik zou haast jaloers worden. Je bent het levende bewijs dat schoonheid van binnenuit komt. Maar vertel nu eindelijk eens…ik wil alles weten,” spoort Claudia me aan.
Ik houd niets achter, dweep als een verliefde tiener met zijn liefdesverklaringen, zijn liefkozingen en de bloemen die hij voor me geplukt heeft. Ik beschrijf zijn huis en kan het niet laten zijn getrainde lichaam te noemen, en zelfs het feit dat hij groot geschapen is. Claudia giechelt.
“Nou, David schijnt in ieder geval indruk gemaakt te hebben. Ben je verliefd?” wil ze weten.
Claudia heeft, net als Susa, een ongelofelijk directe manier van vragen en legt daardoor de vinger precies op de zere plek. Ik beantwoord deze vraag niet graag, want ik weet dat ik mijn hart verloren heb.
“Niet helemaal, maar voor een groot gedeelte. Ja, ik denk voortdurend aan hem, ben in de zevende hemel en zou alles voor hem doen.” Claudia is gechoqueerd.
“Andrea, hoe stralend je er ook uitziet en hoe goed ik ook begrijp hoe je je voelt, maar je kunt toch niet serieus je gezin voor hem op het spel zetten, ben je belazerd?”
“Dat ben ik ook niet van plan,” zeg ik nadenkend.
“Fijn, dat stelt me gerust. Maar je klinkt alsof je morgen met je hele hebben en houden een nieuw leven wilt beginnen!”
“Maak ik echt die indruk?” Nu ben ik gechoqueerd.
“Ja, een zeer verliefde indruk. Ik hoop alleen maar dat je dat thuis onder controle kunt houden, want zoals je nu praat en straalt, ziet een blinde nog wat er met jou aan de hand is.”
Shit!
“Weet je nu trouwens hoe oud hij is?”
Dat was het enige dat ik tot dan toe verzwegen had. Ik neem een grote slok water, steek de zevende of achtste sigaret van die dag op en beken. “Het heeft enige moeite gekost om dat uit hem te krijgen. Hij is precies een jaar ouder dan ik was toen ik Sofie kreeg.”
“Mijn god, je weet dat ik waardeloos ben in hoofdrekenen. Hoe oud is Sofie…Is ze niet vijftien? Dat maakt hem dan…Ach lieve hemel: hij is zesentwintig!” zegt ze iets te hard.
“Dat hoeft niet meteen de hele bistro te weten,” snauw ik haar toe. Maar het klopt precies. David is veertien jaar jonger dan ik! En daarmee is voor mij het onderwerp afgedaan. Het maakt niet uit of Joan Collins met haar meer dan twintig jaar jongere echtgenoot door het leven gaat, of Tina Turner al jaren naast een man leeft die haar zoon had kunnen zijn, ik kan dat in ieder geval niet. Voor mij zijn veertien jaar onoverbrugbaar. Meer dan een spannende, korte affaire kan en mag het niet worden, toch?
“En hoe gaat het nu verder, hebben jullie weer met elkaar afgesproken?” wil Claudia weten. Ja, dat hebben we. Aanstaande zondag zit ik als door een wonder zonder mijn hele gezin. Klaus wil, of liever moet, eindelijk weer eens zijn ouders bezoeken. Jarenlang heb ik gewacht tot de kinderen groot genoeg waren en ik niet meer mee hoefde te gaan. Sinds een jaar ben ik hier gelukkig van verlost. Claudia lacht.
“Dat had je niet beter kunnen regelen!”
“Tja, geluk gehad. David heeft zondag alleen wel een afspraak, maar die zegt hij af. We hebben de hele dag en de helft van de avond voor onszelf!”jubel ik.
“Ben ik weer je alibi?”
“Ik zou dat het liefst willen vermijden en eigenlijk helemaal niemand iets zeggen, dan hoef ik ook niet te liegen.”
“Goed, als ik toch moet inspringen, bel me dan gewoon op,” zegt ze hoofdschuddend voor we afscheid nemen van elkaar.
Ik kijk op mijn horloge: mijn fitnessprogramma gaat niet door vandaag. Voor ik naar Susa rijd, moet ik nog met Klaus naar de garage, want de reparatiekosten van mijn gezinsroestbak gaan de waarde van de auto ver te boven. Ik wil de blauwe Tigra graag houden. Hij rijdt niet alleen goed, maar ziet er ook nog tof uit. Na enig onderhandelen lukt het Klaus een redelijke prijs af te spreken. We laten de roestbak achter en ik ben per direct de trotse eigenaresse van een hippe blauwe sportwagen.
Kort na vijven kom ik bij Susa aan. Ze heeft afgesproken met Martin, en loopt als een kip zonder kop door het huis. Normaal gesproken heerst in haar verbouwde boerderij absolute orde. Vandaag is het echter een complete chaos. In de witte Siematic-keuken stapelt de afwas van de afgelopen twee dagen zich op. Op de salontafel liggen kranten, papieren en – ik sta versteld – lege pizzadozen. Kasimir heeft vieze pootafdrukken op de houten vloer achtergelaten en ik verbaas me erover dat Miss Perfect ze niet allang weggepoetst heeft. Ik volg mijn zusje naar de slaapkamer. Op het smeedijzeren bed liggen bergen kleren, de vier kastdeuren staan wagenwijd open en haar badkamer ziet ook niet fris uit. Als een ooievaar loop ik houterig tussen de verspreid liggende schoenen naar het bed, schuif de berg kleren aan de kant en ga zitten.
“Verdomme, Andrea, over drie uur moet ik al bij de Spanjaard zijn en ik weet nog steeds niet wat ik aanmoet,” zegt ze met gespeelde hulpeloosheid, slechts gekleed in string en bh, en met krulspelden in haar haren.
“Zal ik dat kleine zwarte ding met mijn nieuwe sandalen aantrekken of me in die superstrakke, leren broek hijsen? Hoewel, zo strak zal die na de afgelopen dagen ook niet meer zijn. Ik ben zeker een halve kilo afgevallen. Dat is het voordeel van een crisis: de kilo’s vliegen eraf. Of toch liever de nieuwe spijkerbroek met die sexy blouse? Of het donkerblauwe krijtstreeppak. Zeg eens iets!”Victoria, die in de deurpost verschenen is, kijkt ons wezenloos aan, draait zich om en gaat hoofdschuddend weer naar haar kamer.
“Oké,” ik kom overeind om een kritische blik op de zojuist genoemde opties te werpen, “ik zou me voor deze gelegenheid niet opdirken. Less is more”
“Ik moet wat drinken!” roept Susa en loopt de trap af. “Wat wil jij: water of wijn?”
“Water, dat zou jij ook moeten drinken, want je hebt een helder hoofd nodig!”
Even later staat ze met een fles bronwater en twee glazen voor de open kledingkast.
“Ja, je hebt gelijk. Ik trek gewoon een spijkerbroek met een blouse aan.”
Ik werp een blik op mijn horloge. Het is al kwart voor zes.
“Kom eens!” roept Susa me over haar schouder toe. Ze staat gewapend met eyeliner en mascara voor de spiegel. “Ik moet ook maar niet te veel make–up gebruiken, wat denk jij?”
“Helemaal goed, Suus!” Met trillende handen probeert ze een vaste lijn te trekken met het oogpotlood, wat natuurlijk niet lukt. Met een nat penseeltje teken ik een mooi lijntje, dan nog wat mascara, een beetje poeder en klaar is Kees. Wanneer de krulspelden eruit zijn, ziet ze er werkelijk geweldig uit. We gaan naar beneden, de troep in de slaapkamer ruimt ze later wel op. Victoria en Jonas hebben ondertussen hun spullen ingepakt en zijn klaar om met me mee te gaan. Ik druk mijn zus nog een kus op haar wang en wens haar veel succes, dan rijden we op elkaar gepakt in de nieuwe tweezitter naar huis.
De volgende morgen staat Susa om negen uur met verwarde haren, uitgelopen mascara, vervaagde make–up en helemaal uit haar doen voor mijn deur. Ik kijk alleen maar naar haar, draai me om en zet eerst eens een pot koffie. Susa gaat luid zuchtend aan de keukentafel zitten.
“Vertel op, het is je aan te zien dat je nog niet thuis bent geweest.”
“O god, waar zal ik beginnen? Nou, ik zag hem gisteren bij de Spanjaard. Martin zat al aan tafel toen ik binnenkwam. We hebben elkaar begroet met een onbeholpen omhelzing en eerst wat te drinken besteld. Ik was heel dapper en heb hem meteen gevraagd waarom hij me wilde zien en wat er te bespreken viel. Martin keek me lichtelijk paniekerig aan en zei dat ik er fantastisch uitzag. Toen stak hij van wal: hij wilde met mij over ons en over de situatie met Doris spreken. Met dichtgeknepen keel zat ik stokstijf tegenover hem en kon geen woord uitbrengen.” Susa grijpt trillend naar haar kop koffie.
Wat ze daarna vertelt verbaast me. Martin probeerde haar duidelijk te maken dat Doris alleen maar een emotioneel zijspoor was, een tijdelijke bevlieging, en dat ze alleen nog vriendschappelijk met elkaar omgingen. Dat ze wel met elkaar naar bed waren geweest, maar nu, afgezien van telefoongesprekken, niets meer met elkaar hebben. Ik zie aan Susa’s gezicht dat er nog meer komt.
Op een gegeven moment had Martin gezegd dat hij graag weer thuis wilde komen, maar nog wat tijd nodig had. Hij wilde eerst een week of twee bij een vriend blijven, af en toe met Susa afspreken, maar niet meteen weer in hun leven terugkeren. De sfeer was eigenlijk wel goed. Ze waren samen naar een paar kroegen gegaan en stonden ten slotte knuffelend voor de etalage van een beddenwinkel waarin ze een nieuw bed uitgezocht hadden.
“Stel je voor, Martin neemt mijn gezicht in zijn handen en doet me een huwelijksaanzoek pal voor die stomme beddenwinkel!”
“Wat? Hoe? Jullie zijn toch al eeuwen getrouwd en nog maar net uit elkaar?” roep ik met een licht hysterische ondertoon.
“Hij zei dat we toch weer konden trouwen, als het ons lukt ons huwelijk weer op de rails te krijgen.”
Ik ben sprakeloos. Mijn zwager wil weliswaar niet direct naar huis naar zijn gezin, maar doet zijn vrouw wel een tweede huwelijksaanzoek. Een heel vreemde, romantische bevlieging. Martin moet tot over zijn nek in de midlifecrisis zitten. Tortelend als een stel pubers zijn ze doorgelopen en bij Martins tijdelijke thuis beland.
“Maar hij woont toch bij vrienden op het moment! Waren die er niet?” wil ik weten.
“Nee, hij had het rijk bijna alleen.”
“Hoe bedoel je, bijna?” Het wordt mij langzamerhand te ingewikkeld op de vroege zondagmorgen, bovendien hoor ik in de hal mijn mobieltje piepen en beginnen ze boven wakker te worden.
Gelukkig laat niemand zich nog zien, en kunnen we verder praten.
“Je moet het je zo voorstellen: je doet de voordeur open en daar heb je een smalle gang met het toilet. Als je verder rechtdoor loopt, zitten er vlak naast elkaar twee deuren en een meter verder sta je in de woonkamer. De woonkamer is een grote ruimte waarin de eettafel staat en van daaruit kun je naar de keuken. Je kunt ook in de keuken komen als je voorbij de wc loopt en de volgende deur neemt. Je kunt dus in een rondje door het appartement lopen.”
“Waarom krijg ik eigenlijk een gedetailleerde plattegrond van het appartement?” reageer ik geïrriteerd.
“Wacht nou even. We komen dus binnen en lopen de keuken in omdat Martin nog een fles champagne koud heeft staan.”
“Die lefgozer heeft dus van tevoren gepland dat hij je zou versieren!” stel ik grijnzend vast.
Het eindigde daar waar het eindigen moest: in bed. Ze hebben hun verzoening wild gevierd. “Midden in de nacht moest ik nodig plassen,” zegt Susa giechelend. “Ik heb het toilet via de woonkamer, eetkamer en keuken gevonden, maar de terugweg…Dat was een probleem. Ik dacht gewoon de eerste deur aan de rechterkant. Poedelnaakt deed ik die open, ging in bed liggen en sliep verder. Tot Martin vanochtend ineens naast me knielde en vroeg wat ik daar eigenlijk deed. ‘Slapen, wat anders,’ zei ik. Daarop zei hij: ‘Ja, maar je ligt in het verkeerde bed, namelijk naast Peter.’” Susa wordt nog rood bij de gedachte, en ik heb het niet meer van het lachen. Bliksemsnel vluchtte ze toen het bed uit en durfde niet naar de vreemde man naast haar te kijken. Ze vond het allemaal mega-super-pijnlijk. “Ik was niet meer te houden. Ik wilde alleen nog maar weg en heb pijlsnel mijn spullen bij elkaar geraapt, me aangekleed en de benen genomen. Martin heeft me naar mijn auto gereden, ja, en nu ben ik hier. Ach…Martin belde net nog. Hij en Peter zitten aan het ontbijt en hebben natuurlijk maar één gespreksonderwerp. Peter heeft het nog nooit eerder meegemaakt dat een wildvreemde, spiernaakte vrouw ongevraagd bij hem in bed gekropen is. Het kost hem normaal gesproken veel moeite om dat voor elkaar te krijgen. Andrea, dit is de grootste blunder van mijn leven…”
“En nu? Hoe gaat het verder? Wanneer zien jullie elkaar weer?” wil ik lachend weten.
“Wie? Peter?” snauwt ze me toe. Ik bedoel natuurlijk Martin.
“Ik heb geen idee, Martin zou bellen.”
Ik stel voor dat ze naar huis rijdt, zich doucht en omkleedt, en dat ik dan de kinderen naar huis breng. Snel check ik mijn berichten.
Vandaag 12.30 uur bij mij? x David
Iets voor twaalven gaan Jonas en Victoria naar huis. Klaus en de kids zijn al onderweg naar zijn ouders, en ik stap met bonzend hart in de auto. Om kwart voor één sta ik voor zijn deur, mijn wijsvinger drukt op de bel, die een diep brommend geluid maakt. De oude houten deur springt open en ik val in de armen van David.
Het wordt een heerlijke middag, we zitten op zijn dakterras, praten over van alles en nog wat en kunnen niet van elkaar afblijven. Het onderwerp ‘familie’ omzeil ik behendig. Omdat ik nog steeds niets over mijn huwelijk verteld heb, lijkt David ervan uit te gaan dat ik gescheiden ben. Hij maakt plannen voor de volgende weekenden, wil met me op vakantie, wil dat ik aanstaande dinsdag met hem naar een zakelijk etentje ga en stelt zich al voor hoe ik mijn kids over hem vertel. Met ieder woord, met iedere zin komen er meer zweetdruppeltjes op mijn bovenlip. Hoe moet ik hem nou zeggen dat ik een doodgewone, getrouwde vrouw ben, die dan wel geen bijzonder goed, maar ook geen slecht huwelijk heeft: een huwelijk dat gewoon al zeventien jaar standhoudt.
Liefde maakt niet alleen blind, maar ook ontzettend hongerig. We gaan naar een klein Frans restaurant in de buurt. Het is eenvoudig maar oergezellig. Houten tafels met kleine witte papieren tafelkleden, met erop wijnglazen en witte kaarsen in korte, eenvoudige, zilveren kandelaars. De menukaart met de specialiteiten van de dag hangt aan de muur. David bestelt voor mij spinaziesoep en cannelloni en voor zichzelf tomatensoep en lamsrug. Daarbij drinken we een chablis. Mijn maag knort, geen wonder na al die activiteiten. Ik heb in de afgelopen twee en een halve week meer gedaan dan in de afgelopen vijfjaar. Teder neemt hij mijn hand, kust deze zachtjes en zegt tegen me: “Kijk goed naar mijn gezicht, zo zie ik eruit als ik echt gelukkig ben.” Mijn hart loopt over en ik ben sprakeloos. Ik wil hem kussen en omhelzen. Het is absoluut de mooiste liefdesverklaring die ik in lange tijd gekregen heb. Zo gaat het dus als je een dubbelleven leidt.
Nadat we over skiën, snowboarden, zeilen en zijn werk bij TV Cologne gesproken hebben en hij me over zijn drie zussen, zijn moeder en de nare periode na de plotselinge dood van zijn vader verteld heeft, is het bijna elf uur en tijd voor mij om te gaan. We slenteren door het park terug naar zijn huis, en dan komt het onvermijdelijke afscheid.
“Wanneer zie ik je weer en kun je dinsdagavond mee naar dat etentje? Het wordt vast leuk en het zou bovendien veel voor me betekenen. Ik wil namelijk een beetje met je pronken!” zegt hij. Ik hap naar lucht.
“Ik zal het proberen. Ik bel je morgen.”
Mijn hersens draaien op volle toeren. Hoe moet ik dat nou voor elkaar krijgen? Dinsdagen zijn bij ons altijd de hel; de meisjes hebben hun verplichtingen en Klaus is meestal pas ‘s-avonds laat thuis. Ik rijd de stad uit richting snelweg als Klaus belt.
“Wij zijn bij kruispunt Heumar. Ik denk dat we over een halfuur thuis zijn,” informeert hij me.
“En hoe was het bij je ouders?” huichel ik.
“Zoals altijd!”
Ik geef gas om vóór hen thuis te zijn. Gered, ik ben er tien minuten eerder dan zij. Lampen aan, kaarsen aan, een kop thee voor me op tafel. Het ziet eruit alsof ik de hele dag niets anders heb gedaan dan met de krant op de bank zitten. Perfecte dekmantel!
Lisa is in de auto in slaap gevallen en jengelt een beetje, en ook Sofie en Maxie zijn niet bepaald goed gehumeurd.
“Het was oersaai!” mokt Maxi.
“Ja, en volgende keer blijf ik ook thuis,” stelt Sofie nadrukkelijk.
Ik onthoud me van commentaar en stuur ze allebei naar bed. Een uur geleden lag ik nog in de armen van een andere man. Het lijkt wel lichtjaren verwijderd. Zo snel heeft de realiteit me weer in zijn greep! Klaus staat in de keuken en schenkt een glas rode wijn voor ons in.
“En wat heb jij vandaag zoal gedaan?” vraagt hij.
“Niet veel. Ik heb een beetje opgeruimd en in de tuin gewerkt.” Liegen is echt niet zo moeilijk. Klaus loopt naar de tuindeur en werpt een blik op de tuin. Ik krijg weke knieën, maar hij zegt: “Ja, mooi gedaan hoor, schatje.” Mannen!
Als de telefoon maandagochtend om halfnegen gaat, ga je ervan uit dat er iets is gebeurd.
“Ik wil je absoluut spreken. Ik heb namelijk een paar plannen waar ik helemaal lyrisch over ben, maar ik moet je mening horen,” verkondigt Bar opgewonden. Ze staat erop vandaag nog langs te komen. Een uur later staat ze voor mijn deur.
“Sorry dat ik je al zo vroeg stoor, maar het is echt belangrijk.”
“Jajaja.” Ik trek haar ongeduldig naar binnen. “Zeg nu in godsnaam eindelijk wat er aan de hand is. Je maakt me helemaal gek.”
Ze barst los: “Ik heb net mijn baan in de natuurwinkel opgezegd. Ik wil weer iets zinnigs doen, iets waar ik plezier in heb, iets uitdagends.”
“Wil je thee, of misschien liever iets sterkers?” Ik ben overal voor in, maar Bar blijft verstandig.
“Ja, thee, maar wel graag zwarte,” zegt ze met haar hervonden zelfvertrouwen. “Nou, je weet toch dat ik mijn studie rechten indertijd cum laude heb afgesloten? Vorige week liep ik mijn oude professor tegen het lijf. We raakten in gesprek, zijn samen een kop koffie gaan drinken en hij heeft me een baan aangeboden.” Ik wil iets zeggen, maar krijg niet de kans…“Laat me mijn verhaal afmaken. Dus, Meinart, zo heet die professor, heeft zich een paar jaar geleden uit de academische wereld teruggetrokken en zich op het bedrijfsleven gericht, ofwel een advocatenkantoor geopend, dat, zoals hij mij verzekerde, heel goed loopt. Sinds zijn compagnon twee maanden geleden is afgehaakt, zoekt hij een plaatsvervanger. Hij heeft al wel een paar sollicitanten gehad, maar vond er niet één goed genoeg. Ja, en nu kwam hij mij toevallig tegen en herinnerde zich hoe goed ik indertijd was als studente en hoe onder de indruk hij van mijn dissertatie was, en dus heeft hij mij gevraagd.”
Ik sta paf. Natuurlijk wist ik dat Barbara eeuwen geleden rechten gestudeerd heeft, maar op de een of andere manier was ik vergeten dat achter mijn eco-vriendin een volleerde, gepromoveerde summa-cum-laude-juriste schuilging. “Wauw, dat klinkt echt goed, Bar. Ga je nu dan ineens echt geld verdienen?” plaag ik haar.
“De afgelopen jaren heb ik me gewijd aan de alternatieve levenswijzen, dat was het niet. Goed, de omslag is misschien een beetje extreem en ik zou de komende maanden nog wat moeten bijstuderen, maar het is echt een uitdaging.”
“En Frank, wat vindt die ervan?” Het blijft stil en opeens daagt het me: “Heb je het er al over gehad met Frank?”
“Nee! Het is allemaal pas afgelopen vrijdag gebeurd, sindsdien loop ik ermee in mijn hoofd, en vanochtend onder de douche dacht ik: ik doe het. Maar je weet hoe Frank is. Als ik hem erover vertel, moet ik ook al over alle mogelijke hindernissen nagedacht hebben, anders veegt hij mijn plan van tafel. Ik heb echt geen zin meer in zo’n discussie als toen over de winkel.” Frank heeft haar destijds, toen ze met haar baan in de natuurwinkel begon behoorlijk tegengewerkt. Hij wil altijd alles van tevoren overdacht hebben, tot in de kleinste details. De man haat risico’s en veranderingen.
“Ik zou toch eerst nog wat meer informatie inwinnen. Je moet met die prof praten. Hoe ziet het er financieel uit? Wat zijn je werkzaamheden precies? Wat komt er allemaal bij kijken. Word je partner?”
“Nee, een gelijkwaardige partner kan ik de eerste jaren nog niet zijn, maar het is de bedoeling dat ik langzamerhand cliënten ga overnemen. Ik heb twee mogelijkheden. Of ik ga in loondienst, of ik krijg een bepaald percentage per overgenomen klant.”
“Hoe zit het met de werktijden? Kun je het met Bea en Kathi regelen?” Dit moet waterdicht georganiseerd zijn, want Frank behoort bovendien tot het type mannen dat vindt dat een moeder altijd klaar moet staan.
“Tja, dat kon wel eens moeilijk worden. Bea heeft nu eindelijk normale schooltijden en is zelden voor half twee thuis, maar met Kathi wordt het lastig. Ik ben ervoor om me in te kopen en het af te betalen.”
“Blijft er dan überhaupt nog wel wat voor jou over?”
“Ja, maar in het begin zeker niet zo veel. Het geld begint pas te stromen als ik eigen opdrachten binnenhaal. Ik kan ook als personeelslid werken, deels op kantoor, en deels thuis. Dan heb ik een kantoor nodig en zou het ook met het rooster van Kathi te combineren zijn. Ik moet echt zo snel mogelijk met Meinart rond de tafel gaan zitten. Ik bel hem gewoon nu op en maak een afspraak.” Tien minuten later heeft Barbara het geregeld. Morgenochtend om elf uur wordt ze op zijn kantoor verwacht.
“Lieverd, ik moet nu gaan, Kathi heeft een afspraak bij de tandarts. Dank je, je hebt me heel erg geholpen. Ik bel je morgenmiddag.” En ze is de deur al uit. Voor ik over de nieuwe ambities van Barbara na kan denken, haalt mijn eigen dubbelleven me weer in.
“Hallo, hoe gaat het met mijn droomvrouw?” wil David weten. “Weet je al of je er morgenavond bij kunt zijn?”Als ik eerlijk ben, nee, maar dat zeg ik niet.
“Ik heb mijn oppas nog niet kunnen bereiken. Ze is meestal pas om twee uur thuis, dan probeer ik het direct nog een keer,” beloof ik hem.
De middag breng ik met Lisa door in het tuincentrum. Volgend weekend is het Pasen. Mijn ouders, Susa en haar kinderen komen langs. Ik koop allerlei paasversiering, een paar planten voor in de tuin, verse bloemen voor op de eettafel en ik kan ook die stomme servetten in de vorm van een paasei niet laten liggen.
Thuis aangekomen bel ik Klaus. “Hoe laat ben je morgen thuis? Ik wil eigenlijk graag met Claudia afspreken!” Tot mijn grote verbazing kan ik weg wanneer ik maar wil. De hockeytraining van Klaus valt uit, en hij belooft vroeg thuis te zijn. Als ik zou willen, kan ik David nu groen licht geven, maar iets weerhoudt me. Ik tob en broed, alsof ik er een enorm paasei uit moet persen, maar ik kom er niet uit. Aan de ene kant lokt de verleiding, de prikkelende gedachte een deel van zijn leven te zijn, aandacht van hem te krijgen en het leven van alledag te vergeten. Aan de andere kant neem ik steeds meer risico’s, word onvoorzichtiger en zet ik alles op het spel. Bovendien wordt het langzaam tijd om David de waarheid te vertellen, en voor dat gesprek deins ik terug. Mijn eerste ingeving volgend bel ik Claudia. Ze zit in een bespreking. De tweede ingeving is de tuin doen, want daarvan krijg ik meestal een helder hoofd. Na twee uur gras maaien, onkruid wieden en planten snoeien, grijp ik spontaan mijn mobieltje en bel David. En ik zeg toe! Inmiddels loop ik voor een date met David niet meer als een kip zonder kop met valeriaan door het huis. Ik eet weer normaal, wat ik direct aan mijn broek merk, rook minder en ben weer mezelf.
Om half acht sta ik voor zijn deur. Twee lange dagen hebben we elkaar niet gezien. Wat een eeuwigheid als je verliefd bent: we vliegen in elkaars armen en vergeten de tijd. Ik hoop even dat het bedrijfsetentje een smoesje is, maar David meldt me dat we over een halfuur verwacht worden in Sansone. “Nou, dan moeten we opschieten,” zeg ik en spring uit bed. Een kwartier later ben ik fris gedoucht en opnieuw opgemaakt.
Sansone staat al decennialang bekend als een van de beste Italiaanse restaurants in Keulen. Klaus en ik hebben mijn eerste zwangerschap hier met een bijzonder lekker etentje gevierd. Als we naar binnen gaan, voel ik al dat dit niet goed is.
“Ah, ze zijn er al,” zegt David, die niets doorheeft en hij wijst naar de tafel. Ik voel me niet goed, misselijk, en mijn benen lijken het te begeven. Mijn nachtmerrie is uitgekomen. Daar zit een echtpaar dat me verschrikkelijk bekend voorkomt. Ik probeer tijd te winnen, verontschuldig me bij David en loop naar het toilet. Aan tafel zitten Judith en Lars. Ik heb ze amper twee maanden geleden op een zakelijk feestje van Klaus leren kennen. We hebben een leuk gesprek gehad, afgesproken eens bij elkaar op bezoek te gaan en zijn samen weggegaan. Ik droeg mijn haar die avond wel anders en had veel make–up op, maar ik ben er zeker van dat ze me meteen zullen herkennen. Terwijl ik ontzet mijn spiegelbeeld aankijk, bedenk ik een vluchtplan.
Zal ik het tegen David zeggen of gewoon verdwijnen? Ik kies voor de laatste, oneerlijke en laffe optie en ik heb geluk. Want net als ik het toilet uitloop, komt er een grote groep aan. In de drukte kan ik snel wegglippen en ongezien op de vlucht slaan. Ik ren alsof mijn leven ervan afhangt. Pas na een paar honderd meter stop ik, grijp mijn telefoon en stuur David een SMS:
Moet plotseling naar huis. Een van de kinderen is ziek. Fijne avond. Kus
Daarna zet ik meteen mijn telefoon uit.
Twintig minuten later zit ik in de auto en vraag me af wat er met mij en mijn leven aan de hand is. Tot voor kort was ik nog een enigszins tevreden vrouw, deed op mijn gemak het huishouden, zorgde voor mijn drie opgroeiende kinderen en was blij als Klaus thuiskwam. Nu is mijn leven een puinhoop. Ik lieg tegen mijn man en ook tegen mijn minnaar; ik heb geen idee wat er in de hoofden van mijn kinderen omgaat; en de pizzabezorger komt vaker langs dan ik de keuken zie. Het wordt tijd dat daar verandering in komt.
Pas op Goede Vrijdag hoor ik weer wat van David. Hij stuurt me een SMS:
Ga met de paasdagen met vrienden naar zee, ga ervan uit dat je niet kunt. Veel plezier bij wat je doet. x David
Ik moet slikken: dat klinkt behoorlijk afstandelijk. Ik bedenk wat ik moet antwoorden. Hem veel plezier wensen – klinkt cynisch! Hem zeggen dat ik hem mis, zou tot gevolg kunnen hebben dat hij me wil zien. Ik reageer helemaal niet en stort me op de paasvoorbereidingen: taart bakken, huis schoonmaken, boodschappenlijst voor morgen en met Klaus en de kinderen een korte fietstocht maken.
Op zondagmiddag komen ze allemaal binnenrollen: Susa, haar twee kids en natuurlijk Kasimir, die Katzli direct wil bespringen. Terwijl Kasimir luid blaffend voor de kersenboom staat waarin de kater zich heeft verschanst en mijn woedende zus de hond bevelen geeft, arriveren mijn ouders. Volgens traditie zijn ze bepakt en bezakt met reusachtige chocoladepaashazen en andere cadeautjes. Mijn moeder heeft zelf voor ons lichamelijk welzijn gezorgd. Ze vertrouwt mijn kookkunsten niet helemaal: een schaal antipasti, tiramisu – ik kan haar wel zoenen. Mijn heupen zullen het haar alleen niet in dank afnemen.
Terwijl mama en papa de tuin in gaan, berg ik alles op en hoor dat Klaus ter begroeting een fles sekt opent en met mijn moeder naar verstopplekjes voor haar paascadeaus zoekt. De reisgids voor mijn vader is een groot succes, want volgende week vertrekken mijn reislustige ouders weer voor een zes weken durende trip door Spanje. Barcelona, Madrid, Valencia, Alicante, Sevilla, Cadiz, Malaga en de Sierra Nevada staan op hun programma. Ik hoor alles vanuit de keuken stoïcijns aan. Opeens bedenk ik dat we voor dit jaar nog geen vakantie gepland hebben. Dan staat Lisa plotseling met grote bange ogen voor me. “Mammie, omama is boos op de wc. Ik durf niet naar boven te gaan!” Ik volg Lisa naar de hal. De woedende stem van mijn moeder komt me al tegemoet.
“Hallo, Andreaaa, Süüüsa, verdorie, hoort dan niemand me??”
“Mam, wat is er aan de hand?” vraag ik haar.
“Ik probeer nu al twintig minuten deze verdomde rotdeur open te krijgen. Maar dat lukt niet. En niemand hoort me ook om hulp roepen…Kunnen jullie niet eindelijk een fatsoenlijk huis kopen? Een waarin alles ook werkt…Ik krijg last van claustrofobie in deze miniplee!” moppert ze.
Mijn moeder overdrijft weer eens. Vijf minuten geleden stond ze nog vrolijk in de keuken. Ik vraag Klaus om hulp en binnen een paar seconden is de hele familie in de smalle gang voor de wc-deur verzameld: binnen mijn moeder, die het helemaal niet meer grappig vindt, langzaam hysterisch wordt en begint te vloeken. Klaus wil het hele slot eraf halen om onze claustrofobische moeder te bevrijden. We proberen haar af te leiden. Een aanval van claustrofobie van mijn moeder is niet zonder gevaar. Het kan namelijk gebeuren dat ze niet alleen alles sloopt wat zich in het minitoilet bevindt, maar ook nog flauwvalt. Het duurt een kleine eeuwigheid voor hij met het gereedschap komt opdagen. Tussen de uitbarstingen van woede door hoor ik mijn moeder zachtjes snikken. Na nog een halfuur gepeuter is ze bevrijd. De paasstemming is verdwenen en ik zie aan haar dat ze het liefst direct naar huis zou gaan.
“Ik geloof dat we tweede paasdag maar bij ons thuis gaan vieren. Ik durf bij jullie niet meer naar het toilet,” verkondigt ze na een glas wijn vastberaden.
“Doe dan de deur gewoon niet dicht, mama,” probeert Susa haar op andere gedachten te brengen. Maar als mijn moeder zich eenmaal iets in het hoofd heeft gehaald, krijg je dat er niet meer uit. We spreken maandagmiddag bij mijn ouders af. ‘s-Avonds in bed moet ik nog lachen om het voorval.
Om tien uur zijn we eindelijk weer thuis. De dag bij mijn ouders was vermoeiend. Na een uitgebreide lunch werden we het bos in gejaagd om vervolgens weer aan de koffietafel te worden gezet. Gelukkig zat het weer mee, en konden we tot het avondeten op het terras zitten. Mijn moeder had gekookt alsof er een stel hongerige wolven aan zou schuiven. We kregen soep, haas met knoedels en drie verschillende soorten groente, salade, een kaasgang, een heerlijk dessert en bij elke gang passende wijnen. Na het avondeten voelde ik me net Hans van Grietje, vlak voor hij de oven in moest. Mijn broek zat zo strak als een korset. Ik lig als koningin Dikbuik in bed en verwonder me erover dat David niets meer van zich heeft laten horen. Maar ik heb wel wat van Barbara gehoord. Haar gesprek met Meinart verliep uitstekend, en ze had ondertussen ook met Frank gesproken. Frank was, zoals te verwachten viel, not amused, maar toen Barbara hem alles haarfijn had uitgelegd, kon hij niet anders dan instemmen. Ze heeft voor loondienst gekozen. Op de dagen dat ze geen besprekingen heeft, kan ze ‘s-morgens thuis werken. Het werkt, verklaarde ze me overtuigd, terwijl ze aan één stuk door aan het woord is.
“Ik zoek net het getuigschrift van mijn tweede staatsexamen. Dan moet ik nog een verklaring afgeven, waarin staat dat ik geen familie ben van de aan het Keulse gerechtshof verbonden rechters, en daarna kan ik mijn aanvraag tot toelating als advocate bij de advocatuur van het gerechtshof in Keulen indienen.”
“En dan ben je advocate?”
“Nee, ik moet eerst wachten tot de stukken gecontroleerd zijn, dan word ik door de rechter van het gerechtshof beëdigd. Zodra dat gebeurd is, kan ik me op de lijst van advocaten bij de rechtbank laten inschrijven.”
“Te gek! Zeg, mag ik bij de verdediging aanwezig zijn?”
“Ja, het is een openbare zitting. Frank denkt er ook over om even langs te komen met de meisjes.”
“En is er daarna een feest?”
“Ik wilde wat organiseren op kantoor en jullie dan allemaal ‘s-avonds uitnodigen voor een borrel.” Ze denkt over een maand aan de slag te kunnen.
“Als je net ingewerkt bent, staat de zomervakantie toch voor de deur?”
“Tja, daar kan ik ook niets aan doen. Ik zal in ieder geval tot die tijd werken, daarna een beetje minder, maar als Meinart op vakantie gaat, moet ik er wel zijn. Frank zal gewoon meer met de kinderen moeten gaan ondernemen.”
Als ik ophang, ben ik een beetje jaloers. Eigenlijk zou ik ook graag weer beginnen met werken, op eigen benen staan, met volwassen mensen omgaan en weer mijn zelfstandigheid terugkrijgen. Voor het eerst word ik overvallen door twijfel over mijn gelukkige huisvrouwenleventje, en mijn gedachten dwalen daardoor af naar David. Ik besluit hem nog tot morgen de tijd te geven. Als hij me dan nog niet heeft gebeld, neem ik het heft in eigen handen.
Susa heeft zich wonderbaarlijk snel hersteld en de Doris-affaire overwonnen. Ze staat er nu boven en heeft de teugels weer in handen. Woensdagavond had ze een afspraak met Martin, ze zijn uit eten gegaan, hebben veel gepraat en nog meer geflirt. Aan het eind van de avond stapte ze in haar spiksplinternieuwe, zwarte Boxster en stoof weg onder de ogen van een onnozel kijkende Martin. Pech in de liefde, geluk in het spel – Susa had tussen alle huilbuien door het hoofd koel gehouden en een superduur kunstwerk van een tentoonstelling verkocht aan een klant met een dikke beurs. Van de winst had ze dit speeltje gekocht.
Shit, ik ben de enige van mijn vriendinnen die financieel afhankelijk is! Die gedachte stoort me mateloos, en ter afleiding stort ik me mismoedig op het huishouden. Gewapend met de stofzuiger ga ik stoffige hoekjes, kattenharen en overige smerigheid te lijf. Dan rinkelt mijn telefoon – Claudia. Ze zit met de handen in het haar, haar boekhoudster heeft haar na een ziekte van drie weken in de steek gelaten, terwijl er een hoop rekeningen betaald en uitgeschreven moeten worden. Terwijl ze haar beklag doet, werken mijn hersencellen op volle toeren.
“Als je wilt zou ik je kunnen helpen er een beetje orde in te brengen tot je een nieuwe gevonden hebt,” bied ik voorzichtig aan.
“O, Andrea, dat zou fantastisch zijn! Ik durfde je het helemaal niet te vragen. Susa heeft me lang geleden namelijk eens verteld, dat je extreem handig met cijfers bent. Wanneer kun je langskomen? En wat wil je ervoor hebben?”
“Ik bespreek het vanavond hier thuis en ik laat het je snel weten. Maar maak je geen zorgen, ik help je in ieder geval.” Joehoe! Sneller dan verwacht krijg ik de kans om een einde te maken aan mijn afhankelijkheid.
Het is vrijdag, niet één woord, niet één SMS van David. Zoals iedere echte vrouw zou doen, pak ik mijn mobieltje en toets zijn nummer in. Ik ben van plan om rustig, beheerst en niet verwijtend te doen.
“Hé, hoe gaat het met je? Hoe was Pasen? En waarom heb ik de hele tijd niets van je gehoord?” flap ik eruit. Alle goede voornemens binnen twee seconden overboord gegooid. Ik bijt op mijn lip, voor ik nog meer onzin uitkraam.
“Pasen was leuk, ik heb me goed vermaakt, en waarom ik niets van me heb laten horen – nou, ik dacht dat jij dat toch ook wel eens een keer zou kunnen doen. Kennelijk heb je daar pas vandaag behoefte toe gevoeld!” Mijn god, die is chagrijnig.
“Ja, ik weet het. Maar bij mij was de hel losgebarsten. Twee zieke kinderen en mijn ouders hebben me nogal opgeëist, dus de dagen zijn gewoon voorbij gevlogen,” lieg ik. Daar ben ik inmiddels al aardig bedreven in.
“Weet je zeker dat het alleen je kinderen waren die je ervan hebben weerhouden om me te bellen?”
“Wanneer kunnen we elkaar zien om alles rustig te bespreken?” Het wordt menens en vooral de hoogste tijd om met de waarheid over de brug te komen.
“Wil ik je verhaal wel horen? Vandaag gaat het niet, want ik heb al een afspraak, morgen moet ik werken, misschien zondag. Kun je dan?”
Voor ik onbeschoft word, haal ik eerst eens even diep adem, besluit bliksemsnel niet op zijn eerste vraag in te gaan en antwoord alleen dat ik dat moet checken en dat ik hem wel bel. Ik ben woedend en in de war. Minnaars heb je toch voor de lol, voor de afleiding, om je door hen op handen te laten dragen? Horen ze niet gewoon van de situatie te genieten, geen vragen en geen eisen te stellen en vooral niet beledigd te zijn? Waarom kunnen mannen hun maitresses tevreden houden en vrouwen hun minnaars niet? Of ben ik de enige die te stom is om zo’n situatie aan te kunnen? Ik voel me oneerlijk behandeld, maar tegelijkertijd weet ik dat dat niet gerechtvaardigd is.
Voor ik verder kan piekeren, belt mijn moeder. Ze gaan vandaag al richting Spanje en willen rond middernacht bij de grens zijn. Morgen gaan ze dan verder tot Valencia, of zelfs door naar hun vrienden in Denia. Ik wens hun een goede reis en veel plezier.
Ik ben blij voor mijn ouders. Of Klaus en ik het ook ooit zullen redden om samen de herfst en winter van ons leven zo gelukkig, tevreden en evenwichtig door te brengen? Als mijn affaire ontdekt wordt, kan ik dat wel vergeten. Ik pieker maar door: wat zal er van Barbara terechtkomen, hoe gaat het verder met Susa en Martin en wat moet ik nou doen met David? Dat wordt lastig. Ik kan deze zondag moeilijk bij mijn gezin weg om me aan mijn minnaar te wijden. Als ik met David afspreek, dan moet ik hem de waarheid zeggen en tegelijkertijd een goede leugen voor Klaus paraat hebben.
Ik doe de boodschappen, rommel wat in huis en terwijl ik de krant lees, neem ik eindelijk een besluit. Voor mijn kroost het huis bestormt, bel ik David. Na de tweede keer overgaan, hang ik weer op. Wat is er nou weer aan de hand? Ik bel nog eens en deze keer houd ik vol.
“Hallo!” Ach, zijn stem klinkt zo mannelijk…
“Hé, ik ben het…Andrea. Ik was het daarnet ook, maar toen hoorde ik hem niet overgaan. Zondag kan mijn babysitter niet, ze is het hele weekend weg en kan op zijn vroegst maandag weer oppassen. Dus zondag gaat helaas niet lukken.”
“O, jammer, maar dat had ik ook eigenlijk wel verwacht.” Nog steeds boos dus. “Maandag moet ik de hele dag draaien en ik heb geen idee wanneer dat afgelopen is. Misschien kunnen we beter woensdag afspreken?” legt hij me wonderbaarlijk rustig uit.
“Goed, dat schikt. Hoe laat en waar zullen we afspreken?”Als het moet kan ik net zo cool doen als hij.
“Omdat ik vermoed dat je me iets uit te leggen hebt, stel ik voor dat we ergens wat gaan eten. Wat dacht je van acht uur bij het kleine Franse restaurant bij mij om de hoek?” Ik krijg maagkrampen, maar zeg tegen mezelf dat de keuze van het restaurant eigenlijk een goed voorteken is, want daar heeft hij mij tenslotte voor het eerst zijn liefde verklaard.