Seks&pedicure
Andrea aan Claudia:
Huis in de zon? Misschien een droom die waarheidwordt? x A.
Claudia aan Andrea:
Het doel van het leven is je dromen waar te maken, xxx
Bij thee en een baguette vertel ik Susa over David en ik raak steeds meer verstrikt in mijn gevoelschaos. Ik ben blij dat ik haar eindelijk alles kan vertellen. Na een monoloog van een halfuur wacht ik op haar donderpreek. Maar er komt niets: geen verwijten, geen terechtwijzingen. Susa lacht.
“Ik had veel van je verwacht, maar dit slaat werkelijk alles. Mijn zus – het symbool van trouw, de zorgzame echtgenote, altijd bereid de problemen van haar kinderen en haar man op te lossen, het toonbeeld van stabiliteit en correctheid – vertelt mij, dat ze al weken een seksuele relatie met een…hoeveel jaar jonger is hij ook alweer?”
“Veertien,” antwoord ik beteuterd.
“O ja!…Met een veertien jaar jongere man. Ik sta perplex.”
“Ben je niet boos? Ik had verwacht dat je het zou veroordelen, omdat je net zelf zo’n rottijd doormaakt.” Ik begrijp niets van haar reactie, maar ik ben er wel blij mee.
“Nee, ergens kan ik je wel begrijpen. Je hebt er tenslotte niet bewust voor gekozen, het is je min of meer overkomen, waarom zou ik je dan moeten veroordelen? Daar heeft niemand wat aan: Verliefdheid kun je net zo min tegenhouden als reislust. Wat je zegt klinkt heel logisch; na zeventien jaar huwelijk zijn de vlinders in de buik verdwenen, maar het verlangen blijft. Je weet donders goed dat ik niet altijd zo bekrompen heb gedacht als ik me nu bij Martin gedraag. Ik vraag me al lange tijd af of vrouwen een sorry-gen meer hebben dan mannen.
Vóór dat hele gedoe van Martin, hadden we nog steeds wel goede seks, maar niet fantastisch ofzo. Eenmaal heb ik mezelf erop betrapt dat ik tijdens de daad een teennagel bestudeerde en aan een hoognodige pedicure dacht. Als ik eerlijk ben, zal het Martin ook niet veel anders zijn vergaan, want anders had Doris hem niet zo van zijn stuk kunnen brengen. Maar vertel: wat doet je lover? Waar woont hij? Ik wil alles weten!”
“Wacht even: hoe kun je nou tijdens de seks aan een pedicure denken?”
Susa gooit haar benen in de lucht zodat haar stoel bijna achterover kiept en legt me uit dat je in die houding een schitterend uitzicht op je teennagels hebt. Ik lig dubbel en stel me voor hoe het zou zijn geweest als Martin haar gedachten had kunnen lezen. Iedere vorm van seksuele activiteit zou voorgoed verleden tijd zijn geweest, en hij rijp voor de viagra. We kletsen tot een uur of tien.
Dan is het tijd om de makelaar te bellen. Susa geeft degene aan de andere kant van de lijn te verstaan dat wij zeer geïnteresseerd zijn en absoluut vandaag nog willen kijken, omdat we de andere dagen al andere huisbezichtigingen hebben. Haar knikje verklapt me dat de smoes werkt. We moeten vanmiddag bij het gele huis zijn. De makelaar, ene meneer Wolbert, zal daar op ons wachten.
Iets over twaalven staan we voor ons droomhuis. Meneer Wolbert zit in zijn auto met airco. Als hij uitstapt, schrikken we behoorlijk: met zijn blonde, piekerige stekelhaar ziet hij er niet alleen volslagen belabberd uit, maar is hij ook op het eerste gezicht onsympathiek. Hij draagt een zijden colbert met geborduurde mouwen, een lichtblauw overhemd met de kraag te ver open, en een gouden ketting. Moet ik nog meer zeggen? Susa ziet mijn gezichtsuitdrukking, buigt zich naar me toe en fluistert: “Verschrikkelijk, die kerel, maar vergeet niet, we willen alleen een huis van hem kopen, zo goedkoop mogelijk, dus laat je charme op hem los!”
Ik kijk de Duitse smeerlap stralend aan, steek mijn hand naar hem uit en moet tegen een braakaanval vechten. Zijn zweterige, slappe handdruk is gewoonweg walgelijk. Meneer Wolbert lijkt zich nergens van bewust te zijn. Hij opent het donkergroene hek en wij vergeten zijn zweterige handen en zijden colbertje. Ruwe, in cement gelegde natuurstenen platen leiden naar het huis. Langs het gazon staan papegaaienkruid en hibiscus, die in deze tijd van het jaar volop in bloei staan. Palmen rijzen op naar de hemel, geven schaduw en wuiven zacht fluisterend in de wind. Ik zie me al met een boek in de hand in een hangmat liggen. Tegen de twee meter hoge gele muur kronkelt bougainvillea omhoog. Voor de voordeur is het pad breder, zodat hier probleemloos drie auto’s geparkeerd kunnen worden. De strandvilla is groter dan we dachten. Rechts naast de ingang begint een terras, dat helemaal rondom het huis loopt. Ik wil direct op verkenning uit, maar word teruggefloten door meneer Wolbert. Hij loopt rechtstreeks op de zware, dubbele grenen deur af, die – tussen twee witten zuilen gevat – als hoofdingang dienst doet. Onder het afdakje staan twee ficussen, die tot boven mijn hoofd uitsteken en van een ongelooflijk zachte tint groen zijn. De houten deur kraakt als de makelaar hem onhandig opendoet. We kunnen niets zien, want alle rolluiken zijn omlaag. Met een zwaar, zuidduits accent vraagt meneer Wolbert ons even te blijven staan tot hij de lichtschakelaars gevonden heeft en de rolluiken omhoog heeft getrokken. Voorzichtig betreden wij de ruime hal. Beetje bij beetje wordt het overal licht en wat we te zien krijgen bevalt ons bijzonder goed. Door een rondboog komen we in het woongedeelte, waar een vloer van terracotta tegels ligt. Een grote Franse open haard vormt het belangrijkste stuk in de ruimte. Daarvoor staat een lage houten tafel met twee lichte sofa’s die tegenover elkaar staan. Een grote tafel met acht bijpassende stoelen domineert het eetgedeelte. Ik kan met moeite mijn enthousiasme onderdrukken. Vijf openslaande deuren leiden naar een royaal terras, waarvandaan je een adembenemend mooi uitzicht op de tuin hebt. Meneer Wolbert gaat ons voor door de rest van de benedenverdieping. De keuken wordt door twee rondbogen van de woon- en eetkamer gescheiden. Hier moet een vrouw de hand in hebben gehad. Gasfornuis en werkbladen staan zo dat de kokkin tijdens haar werk de hele kamer kan overzien. Er staan een enorme Amerikaanse koelkast, en een afwasmachine, de keuken is af.
Als twee nieuwsgierige kinderen trekken wij laatjes open, kijken in kasten en snuffelen overal rond. Ik ben nu al verliefd op het huis. Van de bleekwitte keuken komen we op het terras, waar een uitnodigende stenen barbecue staat. Vanaf de hal lopen we door naar de bovenverdieping. Witte houten planken tot aan de slaapkamers. Er zijn zeven slaapvertrekken, vertelt meneer Wolbert ons. Twee tweepersoonskamers met elk een eigen badkamer en een balkon met uitzicht op zee, en vijf kleinere, die twee badkamers delen.
Ik ben sprakeloos: dit huis lijkt wel voor ons gemaakt! Als we boven alles hebben bekeken, inspecteren we de tuin: palmen, een zwembad en een door planten begroeide muur naar het strand. Perfect! Ideaal. Het is precies waar ik altijd van gedroomd heb! Maar kunnen we het ook betalen?
Meneer Wolbert overhandigt ons een map met alle informatie en de plattegrond van het huis plus bijbehorende grond, de technische installaties en de prijs. De prijs is pittig. Omdat we niets weten over onroerend goed in Spanje, maar het huis wel willen kopen, vragen we de makelaar om een tweede afspraak.
Zweethand ruikt zijn kans en nodigt ons uit voor de lunch. Dat gaat me allemaal een beetje te ver. Susa en ik besluiten Toni en Annette om advies te vragen, tenslotte hebben zij ervaring met dit soort zaken. Over de telefoon vertel ik Toni de laatste ontwikkelingen. Het is een pak van mijn hart wanneer hij spontaan aanbiedt mee te lunchen om de makelaar eens onder de loep te nemen.
Onder het genot van tapas, paella en bronwater bespreken we het huis tot in detail. Ik luister met gespitste oren, terwijl Susa de makelaar bombardeert met vragen. Na drie uur zijn we eruit. Nog één keer bezichtigen we met Annette en Toni de gele villa, en we spreken af met de makelaar dat het huis tot donderdag voor ons wordt vastgehouden, ‘s-Avonds, we hebben weer roomservice besteld, zitten we op het terras en rekenen tot we een ons wegen. De uitkomst is verheugend. Financieel kunnen we het redden. Maar is het ook verstandig? Eigenlijk niet! Zou ik het geld niet beter kunnen investeren in een groter huis in Klein-Vernich, waar mijn gezin het hele jaar door van profiteert? Is een vakantiehuis in deze orde van grootte niet wat overdreven? Moet ik dit niet met Klaus overleggen? Ik weet ‘t niet, het is allemaal zo spannend en geweldig tegelijkertijd! Susa daarentegen heeft geen enkele twijfel. Ze wil er niet met Martin over praten en er ook niet lang over nadenken. Dit huis is voor haar een teken van het lot en daar wil ze gehoor aan geven.
Donderdagochtend om tien uur hebben we een afspraak met Wolbert op zijn kantoor in de Marques de Campo. Ik heb een tamelijk onrustige nacht achter de rug, want ik heb Klaus niet ingelicht, maar heb besloten dat ik mijn gezin wil verrassen. Susa is dolgelukkig als ik eindelijk instem met ‘operatie gele huis’.
Toni heeft de rol van vaderlijk adviseur op zich genomen en laat zich er niet van afhouden om het hele koopcontract van voren naar achteren te spellen. Als het eindelijk zover is, kijken we elkaar aan en ondertekenen om beurten met een brede grijns. Ik kan het niet geloven: voor het eerst heb ik een verstrekkende beslissing genomen, helemaal zonder Klaus en onze vader. Ik ben trots! Over twee weken krijgen we de sleutel, ik kan haast niet wachten. De makelaar regelt de omzetting van gas-, water- en lichtcontracten en komt gelijk met een aanbod voor een inboedelverzekering. Zweethand heeft zich toch nog als gentleman ontpopt, maar iemand zou eens met hem moeten praten over zijn outfit.
Samen met de Schafers vieren we de koop van het huis met een chique lunch. Opgewonden praten we door elkaar, totdat Toni lachend zijn hoofd schudt over onze geestdrift. Waarschijnlijk is hij blij dat hij ons kan helpen. Bij het afscheid laten de lieve mensen allebei een paar traantjes, en ook onze ogen zijn vochtig.
Als we terugrijden naar het hotel, ontdek ik in een zijstraat een leuke etalage. Een vuurrode bikini met schelpjes op de bandjes trekt direct mijn aandacht. Vastbesloten betreden we de winkel. Het assortiment bikini’s dat dit winkeltje aanbiedt, is indrukwekkend. Alle modellen zijn netjes in plastic doosjes op zilverkleurige, glanzende, metalen stangen gehangen. Jammer, maat M van het vuurrode setje is uitverkocht. De gezette verkoopster spreekt gelukkig drie woorden Duits en probeert een exemplaar van het filiaal in Gandia te krijgen, terwijl Susa en ik in een bikinikooproes verzinken. Het ene model is nog mooier dan het andere. Binnen een paar minuten heb ik een aantal plastic doosjes onder de arm. Met twee vaardige handbewegingen bevrijdt de verkoopster de bikini’s uit hun omhulsel en ik verdwijn in een pashokje. Een uurtje later zijn we klaar. De rekening is angstaanjagend hoog.
Het restaurant van ons hotel zit bomvol. Vanavond wordt hier een typisch Spaans familiefeest gevierd, met overvloedig eten, muziek en veel gelach. Met moeite verovert de vriendelijke ober een tafel voor ons. Wij vieren ons eigen kleine feestje. We brengen de tijd door met de planning voor het huis en de verdeling van de kamers. Zo spontaan en snel hebben we nog nooit zoveel geld uitgegeven. Kort voor middernacht gaan we van tafel. We komen alleen niet ver. De gastheer van het familiefeest laat ons niet gaan. Licht aangeschoten laat ik me door de charmante heer ten dans vragen. Ook Susa zweert even later in de armen van een lookalike van Antonio Banderas langs. Ze lijkt met volle teugen te genieten van de onverwachte aandacht. Na de vijfde dans kan ik niet meer, mijn voeten doen pijn, mijn keel brandt en ik verlang steeds meer naar mijn bed. Maar Juan, de gastheer, laat niet los. Hij brengt me een ijskoud glas rosé en vertrouwt me zijn levensverhaal toe. Hij vertelt in uitstekend Engels dat hij sinds drie jaar weduwnaar is, vier volwassen kinderen heeft, vandaag zijn vijfenvijftigste verjaardag viert en nog volop in het leven staat. Op de vraag hoe Susa en ik hier terecht zijn gekomen, vertel ik hem over onze ouders, de behoefte hier nog een keer terug te komen en de overhaaste aankoop van ons huis. Hij kent ons huis, is verrukt en tegelijkertijd verbaasd dat het te koop stond. Volgens hem is het een van de beste huizen in de omgeving, en voor ik iets kan zeggen springt hij op om bij zijn broer meer te weten te komen over de verkoopredenen. Ik hoor alleen ‘O, ah, vale, si’ en nog een heleboel Spaanse woorden, waarvan de betekenis me ontgaat. Ik hoop dat het huis niet de beruchte kat in de zak is.
Na nog twee glazen wijn en een paar dansjes ben ik werkelijk doodop en wil alleen nog maar gaan liggen. Susa danst nog steeds met haar lokale Antonio en merkt, ondanks meerdere subtiele hints, niet dat ik ervandoor ga. De suite is koel en alleen in de verte zijn het schelle lachen van de vrouwen en de muziek te horen. Eindelijk rust, het lukt me niet eens meer om mijn gezicht schoon te maken. Binnen een paar seconden ben ik diep in slaap. Als ik een paar uur later met brandende keel en een geweldige nadorst wakker word, begint het al langzaam licht te worden. Ik strompel richting koelkast op zoek naar een fles water. De koelkastdeur staat wagenwijd open en ik kijk slaperig naar een naakte rug die er gehurkt voor zit. “Ook nadorst, zusje?” vraag ik met schorre stem. Ik schrik me dood, want de rug is niet van Susa, maar van Antonio Banderas, de gigoio, de beroepsdanser. Hij verliest zijn evenwicht en valt plat achterover op zijn rug. Poedelnaakt ligt hij voor me. Het blauwachtige licht van de koelkast valt op zijn edele delen, zijn behaarde borst en zijn lange, gespierde benen. Hij krabbelt weer overeind, grijpt een theedoek en de laatste fles water en vlucht richting slaapkamer. Wat had dat nou te betekenen? Dorstig en moederziel alleen sta ik voor de koelkast. Geen water meer, alleen nog maar een miezerig restje appelsap.
Het ‘s-ochtends zwemmen naar de boei is al een goede gewoonte geworden, maar vandaag ben ik vanwege de lange nacht niet echt vroeg. De eerste badgasten hebben zich al verzekerd van hun plaatsen onder de zwaar bevochten parasols, als ik, nog wat wankel op de benen, het water instap. Tot de boei lukt me vandaag niet, in plaats daarvan spetter ik ongemotiveerd een beetje heen en weer.
Susa is opgestaan en zit dromerig glimlachend op het terras. Vrolijk vertelt ze me dat het ontbijt al onderweg is en dat ik me rustig kan gaan douchen. Haar nachtelijke bezoeker is nergens te zien. Fris gedoucht en met honger als een paard ga ik bij haar zitten.
“En…?”
“Wat en?” reageert ze met een brede grijns.
“Vertel nou. Wie was die kerel vannacht? Hoe was het en zie je hem nog een keer?”
“Nouuu,” zegt ze langzaam, “hij heet Diego, is de oudste zoon van Juans broer, tweeëndertig jaar oud en heel lief.”
“En hoe was het?” wil ik weten.
“Goed! Indrukwekkend gebouwd, ik heb niet te klagen. Na al die jaren met Martin was Diego een aangename afwisseling,” grijnst ze.
“Zo, zo. En krijgt dit nog een vervolg?”
“Geen idee. Hij vroeg me mijn telefoonnummer en hoe lang we hier nog blijven. Nou, ik heb het hem gegeven. Maar het kan me eigenlijk niet schelen of hij belt, want ik ben niet verliefd. Het was leuk, heel leuk zelfs en ik heb mijn kleine revanche gehad. Martin zou versteld staan als hij erachter kwam. Jammer dat ik niets ga vertellen,” sluit ze haar wraakgedachten af.
Tijdens het ontbijt plannen we onze dag. We willen naar Benidorm rijden en daar in de megasupermarkt naar de prijzen van huisraad informeren, een bouwmarkt bezoeken en dan terug over de provinciale weg. Twee uur later staan we bij de plaatselijke Zara met een berg kleren op de arm en bestormen de ruime pashokjes.
Ietwat gefrustreerd moet ik vaststellen dat maat 38 te klein is. Van boven zet mijn 75B de kleine zwarte overgooier met rafelige zoom op springen, en ook onder bij de heupen knelt alles tot mijn schrik heel erg. Ben ik weer aangekomen? Ik wil het net opgeven als Susa me laat weten dat ook zij niet in een Spaanse zesendertig past.
Op de terugweg worden we melancholiek, want dit is precies de weg die onze ouders gereden hebben toen ze het ongeluk kregen. Als we in het hotel aankomen, zijn we moe en uitgeput. Na een koude douche trek ik me terug op het terras met een dik boek met avonturen in het oude Egypte. Dat is nu precies wat ik nodig heb. Na twee bladzijden staat Susa opgewonden voor me. Diego heeft zojuist een SMS gestuurd en wil vanavond met haar afspreken.
“En wat moet ik nu doen?” vraagt ze.
“Nou, wat mij betreft kun je prima met hem afspreken. Ik ben doodmoe en ga vanavond vroeg naar bed!” antwoord ik. Ik wil mijn boek uitlezen.
“Ben je echt niet boos op me?”
“Nee, natuurlijk niet!”
Ze heeft zijn SMS nog maar net beantwoord of haar mobieltje gaat. Weer Diego! Ik hoor dat Susa met hem afspreekt, om negen uur. Zal ik hem morgenvroeg weer voor de koelkast vinden? De daaropvolgende uren duikt ze sporadisch op op het terras. De onzekerheid heeft toegeslagen.
“Een echt afspraakje is toch wat anders dan een spontane one–night-stand,” zegt ze bezorgd. “Ik voel me net een tiener. Mijn god, wanneer heb ik voor het laatst een date gehad? Dat moet decennia geleden zijn!”
“Ach, hou toch op. Zo erg kan het allemaal niet zijn, je hebt gisteren al een heel zwoele nacht met hem doorgebracht.”
“Ja, maar dat gebeurde spontaan en onder invloed van alcohol. Eens kijken hoe ik hem nu in het schelle neonlicht van de avond vind.”
Ik moet lachen: Susa onzeker, dat is weer eens wat anders.
“Of,” gaat ze verder, “ik kan natuurlijk ook nog afzeggen. Dan doe ik alsof het niet goed gaat met jou.”
Voor ik kan antwoorden, rinkelt haar mobieltje: Diego. Hij staat al beneden op haar te wachten. In no-time zijn alle ideeën over bij mij blijven verdwenen. Susa hupt opgewonden van het ene been op het andere, zoekt haar tas, haar borstel, haar zonnebril en gaat dan de deur uit.
Eindelijk rust. Voordat ik me weer op het terras installeer, trakteer ik mezelf op een glas witte wijn. De zon is achter de horizon gezonken, het strand is leeg en er steekt een briesje op dat de zee doet rimpelen. Waar was ik? Mijn hoofdpersoon wordt verliefd op een Egyptenaar, die met zijn geneeskrachtige vaardigheden en zijn charme niet alleen de vrouw van de farao het hoofd op hol brengt, maar het mijne ook. Ik bevind mij in een tijd ver voor de geboorte van Christus, als het vervelende gerinkel van de telefoon me uit mijn fantasieën haalt. Het is Juan, mijn danspartner van gisteravond. Hij moest nog iets doen hier in het hotel, was mijn zus en Diego tegengekomen en weet nu dat ik geen plannen heb voor vanavond. Hij wil weten of ik er iets voor voel om met hem uit eten te gaan. Eigenlijk heb ik me ingesteld op een rustige lees-avond. Ik aarzel, maar wat maakt het ook uit! Die Egyptenaar loop niet weg. Ik beloof Juan dat ik over een kwartier beneden ben.
Juan wacht op me bij de receptie. Hij maakt een praatje met de hoteleigenaar. Wanneer hij mij ziet, straalt zijn zongebruinde gezicht, zijn witte tanden glanzen en zijn groenbruine ogen kijken me vrolijk aan terwijl hij naar me toe komt. Zijn hand rust op mijn rug, als we naar de uitgang lopen. Op de parkeerplaats staat een schitterende oldtimer. Vaardig rijdt hij de wagen het parkeerterrein af en mengt zich in het verkeer op de hoofdstraat. We rijden over sluipwegen richting centrum.
Door een wirwar van kleine steegjes, waar in het licht van de straatlantaarns de opvolgers van Ronaldo en Beckham een balletje trappen, bereiken we de oude binnenstand en dan het station. Juan wil me meenemen naar zijn favoriete tapasbar, El Jamonal de Ramonet. Twee treden brengen ons naar beneden, de airco staat op de hoogste stand – na de hitte van de dag is het hier aangenaam koel. Een bont publiek belegert de bar. Overal wordt luid gelachen, nog luider gepraat en heel veel gedronken. Juan wordt vriendelijk begroet door de eigenaar, een kleine, donkerharige man met pikzwarte, vlug heen en weer bewegende ogen. De achterste tafel, met uitzicht over de hele bar, is voor ons gedekt.
Gedienstig verschijnt de ober. Ik laat het bestellen aan Juan over. Bij een goede rioja vraag ik hem wat hij over ons pas verworven huis heeft ontdekt. Ik ben opgelucht wanneer Juan me verzekert dat alles in orde is. De vorige eigenaars, een echtpaar uit Madrid dat in scheiding ligt, konden het niet eens worden en hebben het daarom verkocht. Bij gamba’s in knoflookolie en gegrilde groente begint Juan naar mijn levensomstandigheden te vragen. Ik vertel over mijn ouders, mijn kinderen en ook over Klaus, en dat mijn gezin nog niets over het gele huis aan het strand weet. Ik kan haast niet wachten om die verraste gezichten te zien. Vlak voor middernacht brengt Juan me terug naar het hotel. De wijn, die me eerst oppepte, heeft me nu slaperig gemaakt. Ik verlang naar mijn bed. Susa is er nog niet.
Een vrolijk ‘Hola’ rukt me uit mijn dromen. Het is zaterdagmorgen en ik schijn het DON’T DISTURB-bordje niet aan de deur gehangen te hebben, want het kamermeisje staat voor mijn bed.
Ik open voorzichtig Susa’s deur. Haar bed is leeg, maar helemaal door elkaar gewoeld. Mijn zus is in de verste verte niet te bekennen.
“Goedemorgen!” Een goedgehumeurde Susa springt op van de ligstoel en kijkt me stralend aan. Ik vermoed dat Diego in de zon ligt en kijk verwachtingsvol langs Susa.
“Daar kun je nog lang zoeken, lieverd, Diego is er niet en was er ook niet,” lacht ze. “Ik heb een heel leuke avond gehad. We zijn naar een fantastische Italiaan geweest, hebben daarna nog een beetje over de boulevard geslenterd en om half twee lag ik in mijn bedje – alleen!”
Ik ben stomverbaasd. Susa heeft besloten haar huwelijk nog een kans te geven, en ze wil proberen het gebeurde te vergeten. Want dat zou na al die jaren toch wel het minste zijn dat ze kon doen. Bovendien, legt ze uit, was de nacht met Diego leuk, maar een herhaling, daar was geen denken aan. Want diep vanbinnen is ze eigenlijk monogaam.
“Daar zag het gisteravond anders helemaal niet naar uit!” breng ik ertegenin.
“Ik heb het je al gezegd, dat was een uitglijder, een eenmalige gebeurtenis,” antwoordt Susa. De rest van de dag brengen we door op het strand: we zwemmen, ontspannen de geest en kijken hoe de tijd voorbijgaat. Gewoon hemels!
Pas op maandag – we hebben net ingecheckt voor de terugreis – hoor ik weer wat van David. Zijn woorden klinken afstandelijk:
Hoop dat je een fijne vakantie hebt gehad, moet je spreken. Bel me morgen alsjeblieft.
Geen groet, geen kus, geen ‘Ik mis je’. Ik word heen en weer geslingerd tussen woede en vertwijfeling. Het liefst zou ik hem meteen bellen. Maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik de afgelopen dagen nauwelijks aan hem gedacht heb. De koop van het huis heeft al mijn energie en concentratie opgeslokt.
“Wat is er met jou aan de hand? Je ziet eruit alsof het al dagen regent,” vraag Susa, die net twee flesjes water heeft gehaald. Zonder iets te zeggen druk ik haar de SMS onder de neus.
“O…Dat klinkt niet echt goed. Wat wil je doen? Als ik eerlijk mag zijn: ik heb niet het gevoel dat je hem erg gemist hebt.”
“Ik heb geen idee wat ik moet doen. Het verbaast me dat ik zo weinig aan hem heb gedacht, en me nu ineens zo gekwetst voel. Vreemd!”
Gelukkig moeten we instappen. Dat leidt af. Tijdens de vlucht bestudeer ik de papieren van ons huis en we bedenken hoe we onze geliefden het nieuws van het vakantiehuis gaan brengen. Na tweeënhalf uur landen we in een uitzonderlijk zonnig Keulen.
Martin en Klaus zijn naar de luchthaven gekomen met de kinderen en ik ben blij het veelkoppige ontvangstcomité te zien. Lisa heeft een paar klaprozen in haar handen. Als ik haar in mijn armen neem en stevig vasthoud, fluistert ze me in het oor: “Mammie, ik hou zooo veel van jou.” Zelfs Sofïe en Maxi zijn blij dat hun hoofdopzichter weer terug is. Klaus kust me op mijn mond en omhelst me. Martin verklapt dat ze een tafel bij onze favoriete Italiaan hebben gereserveerd, om het te vieren. Ik heb de papieren, de foto’s en de plattegrond van ons vakantiehuis in een linnen tas gestopt en houd die dicht bij me, want Lisa is nieuwsgierig en snuffelt graag in mijn tassen.
Pepe, de chef van het restaurant, heeft een aparte tafel voor ons gedekt. We zitten buiten onder een dak van wilde druiven. De lange tafel is gedekt voor negen personen, de kaarsen branden, en ik vraag me af of onze echtgenoten ook een verrassing voor ons in petto hebben. Pepe dient op: wijn, water, vruchtensap, olijven en brood. Ik bestel een fles prosecco en fluister Susa toe dat we nu ons geheim moeten onthullen. Ik kan me gewoon niet meer inhouden. Ik wil weten hoe ze reageren. Als ik de glazen heb rondgedeeld, waarbij ik de vragende blikken van Klaus en Martin heb ontweken, tik ik met een vork op mijn glas. Stilte!
“Wij willen graag een geheim onthullen, dat we de afgelopen week maar met moeite hebben kunnen bewaren,” begin ik mijn toespraak. Dan vertel ik van voren af aan: over de eerste ‘ontmoeting’ met de gele villa, over de bezichtiging, over Zweethand, over ons enthousiasme, onze buikpijn, over de hulp van de Schafers. Het is helemaal stil geworden. Klaus kijkt me ongelovig aan. Martin speelt nerveus met zijn aansteker. Lisa tekent op het papieren tafelkleed. Als ik eindelijk klaar ben en Susa de foto’s en de bouwtekeningen op de tafel legt, is Pepe de eerste die zijn spraakvermogen weer terugkrijgt.
“Bella,” zo noemt hij ons altijd, “dat is echt fantastico. Een huis in de zon voor de hele familie: heerlijk!” En voegt daar met een knipoog aan toe: “Al zou ik natuurlijk Bella Italia hebben gekozen.”
Klaus en Martin zoeken naar woorden. Perplex is misschien wel het beste woord om hun gemoedstoestand te omschrijven. De kids staan in vuur en vlam en bestormen ons met vragen. Jonas maakt zich zorgen dat hij een kamer met zijn ‘stomme’ zus moet delen. Lisa vraagt of er ook een zwembad bij zit en Sofie wil net als Maxi en Victoria het precieze aantal slaap- en badkamers weten.
Martin vindt als eerste zijn woorden weer terug. “Ik sta werkelijk versteld! We laten jullie maar een paar dagen alleen, en dan kopen jullie gewoon zo’n onvoorstelbaar mooi huis.” Dan richt hij zich tot Klaus. “We moeten oppassen, onze meisjes worden zelfstandig!” Martin grijnst kwajongensachtig. Ik zie dat Susa ineenkrimpt, dat haar ogen gevaarlijk glanzen, maar ze houdt zich gelukkig in.
“Die zal nog opkijken!” sist ze in mijn richting. Het goede voornemen om haar huwelijk te redden, lijkt nu al te stranden.
Nadat we hun alles haarfijn uitgelegd hebben en beloven dat we hen over twee weken meenemen, is Klaus gekalmeerd. Zijn irritatie was duidelijk voelbaar. In tegenstelling tot Susa heb ik mijn man altijd bij alle beslissingen betrokken. Zelfs bij de keuze van mijn garderobe was zijn mening altijd heel belangrijk voor mij. En nu dit! Susa daarentegen heeft altijd al haar zin doorgedreven. Omdat Martin vaak op zakenreis is en Susa Miss Ongeduld in eigen persoon is, besliste ze vaak dingen alleen en vertelde haar man er pas later over.
Ik berg net mijn kleren in de kast op, als Klaus me van achteren beetpakt en zachtjes op bed legt. Hij fluistert in mijn oor hoe erg hij me heeft gemist, kust liefkozend mijn hals en verwent me dan volgens de regels der kunst.
De volgende morgen haalt de werkelijkheid me snel weer in. Genadeloos en op een onchristelijk tijdstip gaat de wekker af en begint de dagelijkse routine. Klaus en de meisjes zijn nog maar net de deur uit als Susa voor de deur staat. Ze heeft haar kids naar school gebracht en last nu bij mij een koffiepauze in. Ongewassen, ongekamd en ongekleed druk ik haar een kop van het zwarte brouwsel in handen en zeg dat ze mee naar boven moet komen.
“Gisteravond wilde ik – en alleen met de beste bedoelingen – Martin over mijn besluit vertellen,” begint Susa. Ik krijg een akelig voorgevoel.
“Voor ik daar überhaupt aan toe kwam, begon hij. Hij zei dat het gebeuren met Doris behoorlijk vreemd was, dat hij een beetje verliefd geweest was, maar dat er niets was gebeurd. Hij had niet met haar, maar alleen bij haar geslapen. Dat gelooft hij tenminste. Hij wist het niet meer precies.”
“Wat is dat nou voor onzin?” vraag ik stomverbaasd, terwijl ik met de epilady de haartjes van de bikinilijn verwijder. Wie durft te beweren dat dat geen pijn doet, liegt!
“Wacht, het wordt nog gekker. Martin praatte alsof zijn leven ervan afhing, tot ik het echt beu was. Toen begon ik te schreeuwen en heb ik hem te verstaan gegeven, dat hij, als hij niet direct zou ophouden, meteen weer het huis uit kon gaan. Ik heb hem ook gezegd dat ik dat allemaal niet horen wil, dat ik het nog eens met hem wil proberen, maar alleen als het onderwerp ‘Doris’ voorgoed van tafel is.”
“En wat zei hij toen?” Nu ben ik nieuwsgierig en leg de epilady aan de kant.
“Hij zei dat het onderwerp van tafel is en dat ze alleen nog af en toe met elkaar bellen.”
“En dat kun jij accepteren?” Is Susa gek geworden, of wat is er aan de hand?
“Ja en nee, ik zal zien. De tijd zal het leren of het weer wat wordt, of ik hem weer kan vertrouwen, en of het weer zo wordt als vroeger. De seks is op het moment in ieder geval beter dan vóór de Doris-affaire.”
Twee uur later – ik ben weer alleen – raap ik al mijn moed bij elkaar en toets ik het nummer van David in. Hij komt meteen aan de lijn, hij is blij van me te horen en reageert op mijn Spaanse belevenissen met ‘ja’s’ en ‘o’s’ en ‘dat is leuk’. Dan vraagt hij me wanneer we elkaar kunnen zien. Voordat ik antwoord kan geven, stelt hij zelf een lunch voor. Morgen al, om één uur. Alleen lunch? Denk ik. Ik heb op het moment meer zin in pure romantiek!
Met pijn en moeite vind ik een parkeerplaats in de altijd volle buurt. Door de eindeloze zoektocht ben ik tien minuten te laat. Het zweet staat op mijn voorhoofd en onder mijn oksels. Ik hoop innig dat mijn deo me niet in de steek laat. Mijn hart bonst. Als ik de autodeur op slot wil doen, blijf ik met mijn jasje haken, en glijdt mijn tas van mijn schouder langzaam op de grond, ondersteboven natuurlijk. En daar verspreidt de inhoud zich op de natte straat. Balen! Murphy’s law: alles wat verkeerd kan gaan, gaat ook verkeerd. Mijn wereld stuurt onophoudelijk aan op chaos. Ik probeer alles weer op orde te brengen en steek over. Schuin tegenover is café Baccara waar we afgesproken hebben. Mijn knieën worden week en een ijskoude hand omklemt mijn maag.
David zit al aan een kleine tafel. Hij is verdiept in een krantje en merkt me eerst niet op. Hij draagt een verwassen spijkerjasje met daaronder een wit T–shirt. Hij is zo jong, zo sexy, zo aanbiddelijk. Gelukkig kan ik vanochtend dankzij de Spaanse zon en een geslaagde kledingkeuze met deze adonis concurreren. Vlak voor ik de tafel bereik, zie ik dat hij niet leest, maar geboeid luistert naar de stem die uit zijn mobieltje komt. Als hij mij ziet, beëindigt hij het gesprek iets te snel.
Hij staat op, legt zijn handen op mijn schouders, kust me eerst rechts en dan links op de wangen, beroert kort mijn lippen en zegt: “Ga zitten. Wat wil je drinken?” Hij bestelt voor mij een jus d’orange en steekt zonder omhaal van wal.
“Ik heb iemand leren kennen en ben verliefd geworden. Bovendien hebben wij samen toch geen toekomst, daar ben ik me in de afgelopen tijd van bewust geworden. Jij bent tenslotte getrouwd, je gaat nu ook nog aan een nieuwe carrière beginnen, je hebt drie dochters, en wanneer ben ik dan eigenlijk aan de beurt? Ergens tussen het koken, werkafspraken, Spanje en weet ik wat nog meer?”
Ik ben sprakeloos. Ik merk dat er tranen in me opwellen en het lukt me nog net om niet in huilen uit te barsten. “Wanneer is dat gebeurd?” hoor ik mezelf met schorre stem vragen.
“Vorige week,” antwoordt hij vaag, en hij gaat assertief verder: “Hoe had het anders verder moeten gaan? Ik wil niet alleen maar de tweede man in je leven zijn. Dat heb ik je al meerdere keren gezegd.”
Ik span mijn schouders, adem diep in en probeer het hoopje ellende dat ik ben weer in een vrouw te veranderen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Ik kijk in de spiegel die achter David hangt, en ben enigszins verrast dat de schok me helemaal niet aan te zien is. Vanbinnen woedt er een oorlog, maar uiterlijk maak ik een aardig beheerste indruk.
David vraagt of ik zijn beweegredenen begrijp. “Ja, natuurlijk,” antwoord ik, zo rustig als ik kan. David schuifelt onrustig heen en weer en herhaalt alles nog een keer. Ik steek mijn derde of vierde sigaret op, voel me leeg en denk aan de laatste uren met hem. Op de een of andere manier lijkt het jaren geleden. Er is ondertussen zoveel gebeurd, dat die uren al langzaam vervagen in mijn herinnering. Ik zie hoe hij praat, hoe onzeker hij zijn cappuccino drinkt, hoe hij in de war raakt.
“Hoe heet ze?” wil ik weten.
“Wat, wie? Hoe heet wie?” David is volledig van zijn a propos.
“Hoe heet je nieuwe vriendin?”
“Hmm…Ze heet…Petra. Ja, Petra heet ze,” zegt hij en hij vraagt dan geërgerd: “Wat maakt het uit hoe ze heet?”
“Nee, het is niet belangrijk. Ik wilde het alleen weten.” En opeens vraag ik me af of deze Petra echt bestaat. Ik leun achterover en neem een slok van het vers geperste sap. Het maakt niet uit of ze bestaat of niet. David geeft me duidelijk te verstaan dat hij zo niet verder wil gaan en dat moet en zal ik accepteren.
“Andrea, wat is er met je aan de hand? Luister je eigenlijk nog wel?” wil David weten.
Als ik eerlijk ben, nee, ik was in gedachten net heel ver weg. “Sorry, maar wat zei je?” vraag ik glimlachend.
Zichtbaar nerveus kijkt hij me met zijn hemelsblauwe ogen aan. “Zie je, dat is het. Ik leg je uit wat er met mij aan de hand is en jij…Ach, wat maakt het ook uit. Ik wilde eigenlijk voorstellen om vrienden te blijven.”
“Vrienden heb ik genoeg,” barst ik los. Ik heb nooit tegen dat achterlijke ‘laten-we-vrienden-blijven’ – geleuter gekund. Hoe moet dat, met iemand van wie je gehouden hebt en die je begeerd hebt?
“Was het voor jou dan toch alleen maar seks? Krijg je thuis niet genoeg?” Zijn toon is scherper geworden, en ik overweeg een seconde of ik terug zal vuren of het gewoon maar op zijn beloop zal laten.
Het laatste maar, op dit niveau wil ik me niet begeven. Ik leg vijf euro op tafel, pak mijn sigaretten en mijn tas, druk hem een kus op het voorhoofd en zeg: “Het was echt leuk met jou!”
Het café uit, weg hier. Ergens voel ik me opgelucht. David heeft gelijk. De kinderen, mijn gezin, mijn nieuwe baan en het huis in Spanje; wanneer zou ik tijd voor hem hebben gehad? Als in trance loop ik richting auto, luister of er geen voetstappen achter me aan komen, want mijn genadeloos romantische geest is hardnekkiger dan wat dan ook. Ik hoop stiekem dat David een wilde spurt inzet, voor me op zijn knieën valt en me ademloos verklaart dat hij niet kan leven zonder mij. Te veel sentimentele films gezien, Andrea? De werkelijkheid is ontnuchterend: een paar schoolkinderen zijn op weg naar huis en een oudere dame laat haar hond uit. Voor ik verder kan denken, rinkelt mijn mobieltje. David? Een blik op de display helpt me uit de droom. Het is Claudia, ze wil weten wanneer ik vrij ben voor afspraken in Milaan. Terwijl ik haar mijn vrije dagen opnoem, loop ik langs een winkelraam en bestudeer stiekem mijn spiegelbeeld. Wie is die aantrekkelijke vrouw met dat tevreden glimlachje? Ben ik dat? Als iemand anders me nu zou bekijken, zou die dan kunnen zien dat mijn pikante affaire zojuist verbroken is en ik weer een one-man-woman ben?
Susa