Hoofdstuk 10

De vrouw die niet klaar kon komen. Of: goed figuur, slecht karakter.

Tho’ I keep searching for an answer

I never seem to find what I’m looking for

O, Lord, I pray

You give me strength to carry on

Cos I know what it means

To walk along the lonely street of dreams

 – Whitesnake

Barbara aan Christiaan:

O god, alles gaat fout! xxx

Als ik in het vliegtuig richting Valencia zit, denk ik na over Rome. Ja, het was – ondanks de ruzie – schitterend. Bij het afscheid aan de gate voelden we ons allebei behoorlijk rot. Vooral toen Max me in zijn armen nam, me als in een kitscherige Hollywood-film diep in de ogen keek en mij nogmaals verklaarde dat hij van me hield. Dat heeft hij vaak gezegd in die laatste dagen – te vaak misschien. Eén ‘ik hou van jou’ minder en in plaats daarvan die ruzie niet, was me liever geweest. De twijfel knaagt aan me: kan ik met een man leven die zo bezitterig is en die zich, als ik hem niet mijn onverdeelde aandacht geeft, zo ellendig gedraagt? Ik weet het niet! Als ik aan hem denk, voel ik verlangen in me opwellen; ik denk aan onze liefkozingen en de nachten waarin we in elkaar verstrengeld in slaap zijn gevallen. Maar die scène met Harry erbij…? Verschrikkelijk! Ik vermoed dat Max binnenkort eist dat ik kies tussen hem en Martin. Hij zal absoluut geen genoegen nemen met de rol van tweede viool.

Andrea haalt me op in Valencia. Als ik in de auto stap, ziet ze de zorgrimpels op mijn gezicht, ondanks mijn stralende lach. Omdat de kids thuis zijn gebleven, kan ik haar alles meteen vertellen. Ja, ik wil graag bij hem zijn, op een dag ook met hem samenwonen, maar kan ik me zomaar losmaken van mijn huidige leven? Kan ik het voorval van eergisteren zomaar naast me neerleggen? Hoe weet ik dat zoiets nooit meer zal gebeuren? Wat zouden Victoria en Jonas zeggen van een scheiding? Wil ik in München wonen met een man die de helft van de tijd voor zijn werk weg is? En zelfs als ik naar München verhuis – zoals hij nu leeft, dat trek ik niet. Zou hij voor mij verhuizen, zijn werk opgeven? Vragen, vragen, vragen. Dit is nooit mijn bedoeling geweest, toen ik weer contact zocht met Max. Deze affaire bezorgt me meer hoofdbrekens dan mijn man.

“Oh lieverd, als ik zo naar je luister en de blik in je ogen zie, dan heb ik maar één advies voor je: runforyourlife, maak dat je wegkomt! Dit kan nooit goed gaan! Jij hebt vrijheid nodig. Hij zet je klem. Jij bent onafhankelijk en sterk, zelfbewust en je hebt graag mensen om je heen. Hij wil alleen met jou samenzijn en dan op zijn voorwaarden. Al buig je nog zo diep, dit houd je nooit vol. En als hij al zo door het lint gaat bij een gewoon gesprek met Harry, wat zal hij dan doen als er echt iets aan de hand is? Een bloedige steekpartij?” Andrea heeft gelijk. Mijn hart zegt steeds ‘we zien wel’ terwijl mijn verstand allang ‘dit nooit’ denkt.

De volgende ochtend sta ik weer op het vliegveld van Valencia, om mijn man en mijn zwager op te halen. Martin is goedgehumeurd, kust me dolgelukkig en drukt me stevig tegen zich aan. Hij heeft ons de afgelopen weken behoorlijk gemist, zegt hij. Martin, die voor zijn affaire met Doris thuis altijd gespannen was, heeft de afgelopen weken voor het eerst bewust meegemaakt hoe het is om alleen te zijn. Iedere keer als hij ‘s-avonds thuiskwam, was het stil en donker in huis. Geen hond die uitgelaten moest worden. Niemand die hem stoorde. Maar ook niemand die de koelkast vulde. Niemand die kaarsen aanstak of de open haard aanmaakte: er was geen leven in huis! Ik vraag me toch stiekem af of hij Doris misschien weer heeft gezien en daarom in zo’n stralend humeur is. Maar meteen volgt de gedachte aan Max en heb ik een slecht geweten. Ik ben blij als we eindelijk in de auto zitten en ik mijn blik weer op de weg kan richten. Martin en Klaus maken plannen, kletsen de hele rit en smiezen over een of andere verrassing die ze voor ons in petto hebben. Bij ons gele huis aangekomen, zie ik hoe de kinderen stralend van blijdschap hun vaders begroeten en Andrea, gewikkeld in een blauwe badhanddoek, langzaam naar ons toe komt. Ze ziet er terneergeslagen uit, heel anders dan ik haar tweeënhalf uur geleden achtergelaten heb. Toen zaten we vrolijk kletsend op de veranda, maakten grapjes, vooral over de hele toestand met Max en Martin. Met een vragende blik loop ik op haar af, maar voordat ik ook maar iets kan zeggen, knikt ze heel kort ‘nee’ met haar hoofd.

“Nu niet!” fluistert ze en ze gaat naar Klaus. Verbaasd zie ik hoe stroef ze Klaus begroet en dan heel langzaam richting deur gaat. Martin ziet er goed uit. Hij heeft de afgelopen weken genoeg tijd gehad om de sportschool te bezoeken. Ook op zijn drieënveertigste is hij nog een goed uitziende, imposante man. En hij ziet er stukken beter uit dan de man met wie ik net een paar dagen in Rome heb doorgebracht. Ik loop hoofdschuddend naar binnen. Raar! Als ik in staat ben om mijn man nog steeds knap te vinden, wat voor aantrekkingskracht heeft Max dan op mij? Wat doet hij toch met me? Voordat ik verder kan piekeren, roept Martin me. “Suus, kom je mee? Ik wil het gastenverblijf gaan bekijken. Het is al haast een huis geworden!” Ja, het gastenverblijf is een echt huis geworden. Met tachtig vierkante meter woonoppervlak en alles erop en eraan. Ik ruil de hooggehakte sandalen voor een paar slippers en ga naar Martin, die samen met Andrea en Klaus voor de ingang wacht. Martin loopt keurend door de ruimtes. “Geweldig, als we weer een keer ruzie hebben, dan trek ik hier in,” dreigt hij lachend. Ja, het is echt leuk geworden, ruim, gezellig en praktisch. Als we even later met wijn en tortilla op onze veranda zitten, vertellen Martin en Klaus eindelijk hun grote geheim. Samen hebben ze stiekem hun vaarbewijs gehaald en nu mogen ze ons over de wereldzeeën varen!

“En morgen willen we bij de jachthaven langsgaan om eens te informeren,” verkondigen ze eensgezind. Andrea trekt haar wenkbrauwen op.

“Wat willen jullie daar dan? Een boot kopen? Een ligplaats huren? Bemanningsleden zoeken?” zegt ze geërgerd.

“Nou ja, we willen eerst even informeren wat dat allemaal gaat kosten.” Klaus probeert haar te sussen.

“Te veel, dat is duidelijk,” antwoordt ze koeltjes. “Ik wil geen boot. Jullie kunnen wat mij betreft informeren wat het kost om een week rond te varen met zo’n ding, maar ik – en Susa is het vast met me eens – wil er echt niet nog een financiële last bij.”

Martin en Klaus, die net nog stralend naast ons zaten, trekken nu allebei een beteuterd gezicht.

“Tja, we dachten…”Verder komen ze niet, want Andrea valt ze in de rede.

“Precies, daar ging het al mis.” Ze staat op, gooit daarbij bijna haar stoel om en verdwijnt naar de keuken. Even later kletteren de borden, rinkelen de glazen en rammelt het bestek. Martin en Klaus kijken me vragend aan. Ik haal mijn schouders op en verdwijn ook richting keuken. Andrea staat voor het aanrecht.

“Vertel me nu eindelijk eens wat er aan de hand is.”

“Niks, helemaal niks,” snauwt ze. Als ze zich omdraait kan ik de woede en de wanhoop in haar ogen lezen.

“Kom op Andrea, je gezicht staat op storm en je zou je anders nooit zo opwinden over dat stomme idee met die boot.” Ze bijt op haar lippen, kijkt me lang aan.

“Ik heb twee telefoontjes gehad toen jullie onderweg naar huis waren.”

“Ja, en?” Mijn zus kan soms zo’n drama-queen zijn.

“Het eerste was van Barbara.”

“Jaaa?” Moet ik nou echt ieder woord eruit trekken?

“Goed dan: ze heeft Klaus gezien toen hij uit een bordeel kwam.”

“Waaat?”

“Ja, dat zei ik ook. Maar het was allemaal volkomen duidelijk: hij kwam samen met een paar kerels door de deur naar buiten. Ze klopten elkaar op de schouders en leken opgetogen.” Haar stem breekt.

“Dat geloof ik niet! Toch niet Klaus? Het was vast iemand anders.”

“Waarom? Hij is tenslotte ook maar een man, en ik zit al vier weken in Spanje.” Ze heeft tranen in haar ogen.

“En nu?”

“Tja, toen kreeg ik als klap op de vuurpijl ook nog een belletje van David…”

“Neee!”

“Jawel! Hij wilde weten of we elkaar weer kunnen zien. Wat moet ik nu doen? Mijn man gaat naar de hoeren en ik ga vreemd – lekker huwelijk hebben wij.”

We moeten het gesprek abrupt beëindigen, want de kinderen komen de keuken in. Ze hebben honger, willen barbecuen en wel het liefst meteen. Een halfuur later is het eten klaar. Ik heb mosselen met citroen klaargemaakt, dorade in folie gewikkeld, rib-eye-steak op de barbecue gelegd en Andrea een paar zakdoekjes in de hand gedrukt. Ik ben net bezig een grote portie veldsla klaar te maken, als Klaus in de deuropening verschijnt en naar Andrea kijkt. Gelukkig staat ze net met haar rug naar hem toe zodat hij haar rode ogen niet kan zien.

“Ha, Klaus, kom je helpen?” vraag ik. Snel geef ik Andrea een ui, het beste alibi voor rode ogen. Ze begrijpt het, draait zich niet om, pakt de ui, pelt hem en snijdt hem in kleine stukjes.

“Is er iets?” vraagt Klaus met zijn blik op Andrea.

“Nee hoor. Wil je de borden vast op tafel zetten,” beantwoord ik de niet aan mij gerichte vraag. Snel druk ik hem een stapel borden in zijn handen en duw hem de keuken uit, want als Andrea nu zou antwoorden, breekt of de pleuris uit, of krijgt ze een huilbui. Martin bewaakt de barbecue. Sofie helpt haar vader bij het tafeldekken. Andrea staat maar ui te snijden, en ik maak de dressing voor de salade klaar. We kunnen niet echt met elkaar praten, want om de paar minuten komt er iemand de keuken binnen. Ik schenk een glas wijn in en geef het, samen met een aangestoken sigaret, aan Andrea.

“Probeer nu eerst maar eens rustig te blijven. Het heeft weinig zin het onderwerp nu direct, met de kinderen erbij, op tafel te gooien. Het is allemaal nog vers, laat het zakken, dan praten we na het eten.”

Ze inhaleert, neemt een slok wijn en fluistert in het wijnglas: “Ik weet niet of ik dat red…”

Klaus in een bordeel? Dat is gewoon belachelijk. Hij is altijd zo lief en onschuldig, bekommert zich om zijn drie meisjes, was zo hulpvaardig toen onze ouders verongelukt waren, en bovendien: hij is gewoon niet zo’n dekhengst. Maar ja, misschien was het niet zijn eerste bezoek aan een dergelijk etablissement, misschien heeft hij wel verborgen verlangens en durft hij die niet bij de moeder van zijn kinderen uit te leven. Jemig! Wat is er met ons allemaal aan de hand? We komen nog maar net in de buurt van de magische veertig en onmiddellijk draaien we alle vier door. Andrea wordt hals over kop verliefd op een veertien jaar jongere man; Martin begint een affaire met die doos van een Doris; ik val weer voor Max; en nu Klaus ook nog. Brokkelt de hele familie door hormoongestuurd wangedrag uit elkaar? Hoofdschuddend volg ik Andrea naar buiten, denk aan Max en aan de heftigheid van onze gevoelens voor elkaar en vraag me af: is hij het waard?

Even hiervoor kreeg ik, midden in al die heisa, een SMS van hem. Hij is veilig geland en zit inmiddels voor de tv. Het regent vreselijk buiten, schrijft hij. En hij mist me. Ja, ik mis hem ook, ik mis het samenzijn. Wat zou ik nu graag even uit mijn leven willen ontsnappen en een glas wijn drinken met hem. Het geschreeuw van de kids haalt me uit mijn gepeins. Ze zitten allemaal aan tafel en vertellen over het zeilen. Het is een vrolijk gekakel. Victoria heeft het over een walvis, waarvan ze eerst dacht dat het een haai was en die gisteren langs hun boot zwom. De meisjes proberen Martin en Klaus te overtuigen dat jetskiën helemaal niet gevaarlijk is. Andrea nipt aan haar wijn, en speelt met het eten op haar bord, terwijl Klaus haar vragende blikken toewerpt. En Martin krijgt weer eens niets mee van dat alles, omdat hij met Jonas de plaatselijke tennismogelijkheden bespreekt.

“Ik vind dat met die jetski een goed idee. Waarom gaan jullie dat zo niet doen. Dan komen Andrea en ik later misschien nog achter jullie aan, als alles hier weer spic en span is,” stel ik voor. Even later zeggen ze gedag en fietsen weg. Ik draai me om naar Andrea.

“Zo, nu gaan we praten!” zeg ik.

“Ik heb me hier de hele tijd het hoofd over gebroken en ben geen stap verder gekomen. Als ik Klaus confronteer met zijn hoerenloperij, dan is het direct oorlog en is de hele week verziekt. Houd ik mijn mond, dan stik ik erin. Wat ik ook doe, het is klote! Het beste kan ik gewoon met David afspreken en het even aanzien. Ik hoop dat ik me dan wat beter voel. Ik confronteer Klaus wel als we weer thuis zijn!”

“Goh, ik dacht dat je hulp nodig zou hebben, troost, of weet ik veel. Maar eerlijk gezegd had ik geen beter voorstel kunnen bedenken.” We drinken de fles wijn leeg, en besluiten schijt te hebben aan onze mannen. Als de kids en de mannen na drie uur weer opduiken, zijn we ontspannen, en lukt het Andrea zelfs om Klaus een smakkerd op de lippen te drukken.

De volgende dag, mijn voorlaatste dag, vliegt voorbij. We gaan naar Alicante om meubels te kopen voor het gastenverblijf. Na urenlang in de hypermercado en de bouwmarkt is de auto tot de nok toe volgeladen en gloeit de creditcard zachtjes na. We rijden tevreden terug richting Denia.

Op vrijdagmorgen rijden we weer huiswaarts, zonder Martin, want die vliegt terug. Victoria en Jonas hebben het zich al gemakkelijk gemaakt in de auto met hun iPods, en Kasimir springt opgewonden van de ene poot op de andere. Ik heb de motor vast gestart. De airco zoemt zachtjes, want vandaag is het loeiheet. Op de veranda rook ik nog een laatste sigaret met Andrea, knuffel haar en de kinderen, neem afscheid van Klaus en kus mijn echtgenoot. De vakantie is voorbij! Terwijl ik nog een laatste keer zwaai, kijk ik terug op ons kleine paradijs. Over een paar weken zullen we hier weer zijn. Dan zal het gastenverblijf hopelijk bewoonbaar zijn en kan ik eventueel nog een paar dagen samen met Andrea in de zon doorbrengen. Misschien kan Max ook wel een paar dagen komen. Ik voeg me bij het lokale verkeer, rijd langs de zee, om voor het kasteel, dat het symbool van Denia is, landinwaarts af te slaan. Zeven kilometer is het tot de tolweg. Terwijl ik mijn kaartje trek, laat ik de afgelopen dagen de revue passeren. Ik kon goed overweg met Martin, we hebben gelachen en genoten van de uurtjes samen. Toch is het me niet gelukt om Max te vergeten. Hij heeft regelmatig ge-SMS’t. We willen elkaar zo snel mogelijk weer zien. Ik verheug me op hem, zijn kussen, zijn aanrakingen, zijn liefde. Andrea heeft het wel gered om haar mond te houden tegen Klaus, maar ik kon bijna horen hoe haar hersens kraakten. Vanmiddag vliegen ze allemaal terug. Als ik morgen ergens in de loop van de dag de snelweg verlaat, hebben zij de eerste nacht thuis al achter de rug. Ik ben benieuwd wanneer mijn zus Klaus met zijn bordeelbezoek gaat confronteren. Zondagavond hebben we met Claudia en Barbara in Fellini afgesproken, er is zoveel te vertellen. Ik vraag me af hoe het met Claudia’s dates gaan. En Barbara heeft weer met haar kantonrechter afgesproken. Tja, en ook Andrea en ik hebben het een en ander te vertellen. Dat belooft een interessante avond te worden. Het is mooi weer, de snelweg is haast leeg, ik zet mijn cruisecontrole op 160 kilometer per uur en stuif richting het noorden.

De volgende dag om twee uur rijd ik onze buurt in. We passeren onze favoriete bakker, slaan rechtsaf de kleine straat achter de kerk in, steken de brug over. Hier is het linksaf naar Andrea. Ik rijd nog een stukje verder rechtdoor, langs het benzinestation en een paar fietsers. Een laan met populieren leidt rechtstreeks naar ons huis. Ik ben blij dat ik weer thuis ben.

Kasimir springt blaffend uit de achterbak en rent als een bezetene om het hele huis. Het verbaast me dat Martin niet allang in de voordeur staat om ons te begroeten. Er beweegt niets! Ook als Jonas aanbelt, blijft het stil. Waar is mijn man verdorie gebleven? Ziedend van woede haal ik mijn sleutel tevoorschijn, open de deur en zet het alarm uit. Martins jas hangt verlaten aan de kapstok, zijn zwarte schoenen staan eronder. Ik doe de dubbele glasdeuren naar de woonkamer open. Het ziet er, op een opengeslagen krant en een vergeten koffiekopje na, netjes uit. De planten hebben mijn afwezigheid overleefd. De linnen gordijnen die links en rechts van de terrasdeuren hangen, zijn pas gewassen. Op de grote houten tafel staat een verse bos bloemen en de oude vloerplanken glanzen. Maria, de schat, heeft de afgelopen weken grondig schoongemaakt. De bloemen zijn met honderd procent zekerheid ook van haar. Martin zou daar nooit opgekomen zijn. Hij heeft zijn sporen in de keuken achtergelaten: er liggen opengeklapte pizzadozen op het aanrecht, twee vieze wijnglazen, drie koffiekopjes, een halfvolle asbak die een smerig geurtje verspreidt – ja, ik ben in het juiste huis. Ik laat alles eerst maar eens voor wat het is en haal de tassen uit de auto. Victoria hangt aan de telefoon en spreekt af met een vriendin. Jonas heeft zijn kleren zoals gebruikelijk ergens laten vallen en chat al met zijn maatje. Martin is nergens te vinden. Toen ik zijn mobiele nummer belde, ging de telefoon onder de krant op de salontafel. Ik draag Jonas op zijn vader op de tennisclub te gaan zoeken, want daar zal hij wel uithangen. Geïrriteerd fietst mijn zoon weg. Onze slaapkamer is één grote puinhoop. Het beddegoed ligt door elkaar; spijkerbroeken, sokken, het shirt van tweehonderd euro: alles ligt op de grond. Ik probeer kalm te blijven en raap de spullen op. In de badkamer is het ook een zootje. De handdoek hangt scheef en verkreukeld over het rekje. De tandpasta droogt lekker uit in de onafgesloten tube. De wasbak is ‘versierd’ met scheerschuim. De douche druppelt. Allejezus! Drieën-veertig jaar oud en hij kan nog steeds niets achter zijn kont opruimen. Ik trek net de slaapkamerramen open als Jonas terugkomt.

“En, waar is je vader?” roep ik hem van boven toe.

“O, hij zit met die ene blonde vrouw een glaasje wijn te drinken en was verbaasd dat we al terug zijn. Hij had ons namelijk pas morgen verwacht. Kan ik nu rustig gaan chatten?” Jonas smijt zijn fiets in een hoek en rent het huis in.

“Ja maar…wanneer denkt hij dan thuis te komen?” vraag ik in de ruimte. Jonas loopt al de trap op.

“Weet ik niet, heb ik hem niet gevraagd!” hoor ik nog net. Béng! Deur dicht. Ik probeer rustig te blijven, ga naar beneden, pak een glas water, een sigaret en sta met mijn vingers op het aanrecht te trommelen. Die hufter! Het liefst zou ik meteen in de auto springen, naar de tennisclub racen en Martin de wind van voren geven. Voordat ik deze mogelijkheid serieus in overweging kan nemen, gaat de telefoon. Martin! Hij is lichtelijk aangeschoten, is blij dat we er al zijn en belooft direct naar huis te komen. Op mijn vraag met wie hij daar wijn drinkt, krijg ik alleen een “Doei, tot zo!” Nou, die gaat wat beleven! Ik weet gewoon zeker dat hij daar met die trut Doris zit te praten alsof ze de beste vrienden zijn. Ik, jaloers? Nee, natuurlijk niet! Hoe kom je erbij, dat wijfis geen concurrentie, raas ik hardop voor mij uit.

“Mam, tegen wie heb je het?” Victoria staat in de deuropening en kijkt me vreemd aan.

“Tegen niemand, dat zie je toch. Je vader drinkt liever wijn met een of andere troela, dan dat hij thuis is als wij aankomen.”

“O…Mag ik naar Sandra?”

“Zo meteen, eerst maak ik wat te eten.” Natuurlijk: een gapende leegte in de koelkast. Mijn woede op Martin wordt steeds groter. Terwijl ik een sigaret pak, gaat mijn mobieltje.

“Ben je al thuis?” vraagt Andrea snikkend. “Die zak! Ik heb hem ermee geconfronteerd, en hij heeft me gewoon laten staan.”

“Wil je langskomen?” Vijf minuten later is ze er. Ze draagt de zonnenbril die wij samen hebben gekocht in Denia. Haar mondhoeken trekken vervaarlijk. Ze knaagt vol woede op haar lippen.

“Mannen kunnen zo afschuwelijk zijn!” leidt Andrea haar huwelijksdrama in. Ja, hierin zijn wij allebei onovertroffen. Terwijl zij praat en praat, haal ik jumbogarnalen uit het diepvriesvak en laat ze in een zeef ontdooien. Victoria en Jonas krijgen vandaag garnalen in knoflookolie met brood, verantwoord of niet.

“Na het middageten dronken we nog ‘gezellig’ een glaasje wijn, en toen kon ik niet langer mijn mond houden. Ik vroeg hem hoe dat nou is, in zo’n bordeel. Klaus verslikte zich in zijn wijn en wilde weten hoe ik daar nou weer bij kwam.” De groene ogen van mijn zus schitteren inmiddels vervaarlijk. Op een bepaalde manier geniet ze hiervan, weet ik.

“Ik heb Klaus de tijd en de datum van zijn bordeelbezoek genoemd en heb hem laten weten dat er geen twijfel over mogelijk is dat hij het was, en dat ik wel erg benieuwd ben naar zijn uitleg.” Ze spreekt het woord bordeel zo vol walging uit, dat het haast lijkt of ze moet overgeven.

“En wat zei Klaus?”

“Niets. Hij is gewoon opgestaan, heeft de grasmaaier uit de garage gehaald en bromt daar nu al een eeuwigheid mee door onze tuin.”

“En hij breekt zich ondertussen vast het hoofd over de vraag wie hem in godsnaam gezien kan hebben en vooral, hoe hij zich hieruit praat,” zeg ik.

“Dat mag ik hopen. Ik wens hem de verschrikkelijkste migraineaanval aller tijden toe. Het valt hoe dan ook niet uit te leggen, het is gewoon shit en misschien…” Ze stopt, grijnst en gaat verder, “…moet ik het er maar bij laten zitten? Ik heb tenslotte morgenmiddag afgesproken met David.”

“Wat? Morgen, maar dan hebben wij toch afgesproken?”

“Ja, dat weet ik. Ik heb tegen Klaus gezegd dat ik Bar wat eerder zie en dat we dan allemaal samen naar Fellini gaan.”

“Heb je al enig idee wat David wil?”

“Mij de eeuwige liefde verklaren? Mijn hand vasthouden? Me uitleggen dat hij de prins op het witte paard is? Nee, ik heb geen idee. Misschien wil hij ook alleen maar neuken tot we erbij neervallen. Ach…who cares! Ik ben op mijn veertigste toch nog steeds een verdomd aantrekkelijke vrouw, of niet? Godsamme, ik zorg gewoon dat ik bloedmooi ben als ik hem morgen zie,” zegt ze vol overtuiging en ze pakt een stuk brood, kauwt en kijkt naar mij. Ik ben verbaasd: zulke woorden uit de mond van mijn zus! Maar ik zeg niets. Grove formuleringen passen beter bij mij. Ze is kwaad, vechtlustig en een beetje in de war. Ik doe de reuzengarnalen met de knoflook in de hete olijfolie, drink een glas wijn met Andrea – bijna net zoals in Spanje – en verander van onderwerp.

Ik vertel over Martin, die zich overigens nog niet heeft laten zien en word met de minuut kwader.

“Best raar eigenlijk, we hebben niet echt het recht om boos te zijn op onze kerels, we zouden eens naar onszelf moeten kijken,” zegt Andrea opeens.

“Ja, maar als er twee hetzelfde doen, is het nog niet hetzelfde. Bovendien zijn wij niet zo stom dat het uitkomt – wij denken namelijk na. Die sukkels zijn of te stom om goed te liegen of ze vertellen de waarheid, willen hun slechte geweten sussen, en zijn vervolgens verbaasd dat ze daarmee geen lof oogsten.”

Martin komt twee uur later binnenvallen, behoorlijk aangeschoten en ontzettend vrolijk. Hij geeft me trots de beker die hij heeft gewonnen. Het afgelopen half uur heb ik met Max ge-SMS’t en daar ben ik reuze van opgeknapt. Ik heb laatst gelezen dat in de eerste fase van verliefdheid een zwaar overschot aan serotonine wordt aangemaakt. Serotonine is een stofje dat het waarnemingsvermogen en gedrag behoorlijk verstoort. Je zou ook kunnen zeggen dat verliefd zijn dom maakt. En daarvan profiteert Martin nu behoorlijk want ik trek niet meteen zijn kop van zijn romp. Klaus belt en vraagt of we niet allemaal zin hebben om te komen barbecuen. Andrea en ik zijn wel benieuwd hoe ver hij in zijn ontkenningsfase zit, en stemmen in met zijn voorstel. Victoria en Jonas willen absoluut niet mee, eten een paar garnalen, springen op hun fiets en beloven op tijd weer thuis te zijn. Op een haar na was onze eerste avond thuis op een volledige ramp uitgelopen, maar met wat acteertalent krijgen we nog een kans. We zitten in Andrea’s tuin, drinken wijn en eten gegrilde braadworst. Andrea en ik kijken naar de vakantiefoto’s op de pc en smeden plannen voor ons mediterrane paradijs. De onderwerpen ‘bordeel’ en ‘blondine’ worden doodgezwegen. We voeren een stuk op dat rijp is voor het theater. We verdienen een Oscar! Ik open een fles cola en geniet van de smaak van de bruine priklimonade, terwijl ik met gefronst voorhoofd naar Martin kijk. Hij is bij Klaus gaan zitten, drinkt een biertje en vertelt over zijn gewonnen match. Zijn diepe, onbekommerde lach schalt door de tuin. Ik vraag me opeens af of die blondine werkelijk Doris was.

Stralende zonneschijn, zondagochtend acht uur. Ik zit klaarwakker en goedgehumeurd in bed. Ik heb gedroomd dat ik met Max op het strand lag en de golven over het zand rolden, terwijl wij de liefde bedreven. Toen werd ik wakker gekust – door Kasimir. Ik gooi de dekens opzij en ga gekleed in een boxershort en een wit topje naar beneden. Mijn blik valt op mijn mobieltje: ik heb een bericht. Yep, er gaat geen dag voorbij zonder liefdes-SMS’jes. Ik kan haast niet wachten om hem weer te zien.

Ik haal mijn sportspullen, pak mijn iPod en roep Kasimir: we gaan hardlopen! Terwijl ‘American Idiot’ van Green Day in mijn oren dreunt, ga ik harder lopen, trommel op een imaginair drumstel, lach als Kasimir me verstoord aankijkt, en ben simpelweg gelukkig. Ik heb vandaag goede benen: de zes kilometer door bos en weiland vallen me echt mee. Kasimir jaagt op hazen. Ik begroet een paar eenden die met hun kroost voor me uit vluchten en bedenk wat de plannen zijn voor vandaag. Niet veel, dat staat vast. De wasmachine aanzetten, de post doorlezen en in de hangmat gaan liggen. Omdat de koelkast leeg is, moeten Martin en de kinderen maar Chinees bestellen. En om half acht stap ik in mijn snelle auto, om naar Keulen te rijden, want de afspraak met de meiden gaat door.

Claudia en Barbara zitten al aan onze vaste tafel, als ik de Fellini binnenkom. Andrea is in de verste verte niet te bekennen. We bestellen eerst eens een fles prosecco. Het devies luidt: er valt altijd wat te vieren! Als we klinken, begint Claudia onaangekondigd te vertellen.

“Het is allemaal heel grappig. Voor de zomer had ik besloten niet meer alles alleen te doen in de zaak; Andrea moet de financiën regelen – waar is ze eigenlijk?”

“Hmm, ze heeft met David afgesproken en komt hopelijk zo binnenvallen, maar vertel door,” zeg ik onverschillig.

“Waaat?”

“Ja, I know,” zegt Barbara, “maar laat het haar straks zelf maar vertellen. Wij weten ook niet meer.”

“Oké dan. Ik zocht dus nog iemand die me op het gebied van marketing en pr kan helpen. Ik had een bericht geplaatst op mijn website en een advertentie in de krant geplaatst.”

Het is niet te geloven, iemand hoeft maar het woord krant te noemen en ik denk aan Max!

“Ondanks de zomervakantie kreeg ik wel vijftig of zestig reacties. Het kostte me twee dagen om me daar doorheen te werken en uiteindelijk heb ik drie vrouwelijke en vier mannelijke sollicitanten uitgenodigd voor een gesprek. Eigenlijk wilde ik liever een vrouw – een vrouw past beter in het team. Alleen, twee van de drie vrouwen hadden nog nooit in de modebranche gewerkt, en Margrit, de derde van het stel, wilde niet meer dan vier dagen per week werken. Maar voor de baan die ik aanbied, heb je minstens zestig uur per week nodig om het te kunnen bolwerken. Dus heb ik de mannelijke kandidaten bekeken.”

We luisteren nieuwsgierig – van Andrea nog steeds geen spoor.

“Een van de sollicitanten kwam me onmiddellijk bekend voor. Jurgen Burger! Barbara, jouw Krijtstreepje, je danspartner van ons beauty-weekend!” Barbara krijgt een vuurrood hoofd, drinkt snel een slok prosecco en kijkt met geschrokken ogen rond.

“Stel je niet zo aan. Hij is helemaal oké. Heeft naar je gevraagd, naar je kinderen, je man en doet je de hartelijke groeten.” Net als ze verder wil gaan, stuift Andrea binnen. Haar ogen glanzen, haar mond ziet eruit alsof ze de afgelopen uren alleen maar kersen heeft gegeten.

“Eindelijk! Hm…Wat zie jij eruit? Jij hebt vast wat te vertellen,” zegt Barbara poeslief – blij het onderwerp Krijtstreepje verder te kunnen omzeilen. Andrea laat zich in een stoel vallen, schenkt een glas vol prosecco en drinkt het in één teug leeg.

“Vertel op nou, we sterven allemaal van nieuwsgierigheid,” spoort Barbara haar aan.

“Ach, het was een ramp!” zegt ze, en ze steekt eerst een sigaret op.

“We hadden om zes uur afgesproken en natuurlijk kon ik weer eens geen parkeerplaats vinden. Het leek wel alsof heel Keulen daar vandaag wilde uitgaan. Ik was al aan de late kant. David stond voor de deur te wachten. Hij bombardeerde me met een stortregen van vragen. Wilde weten hoe het huis in Spanje is, hoe het ging met de kids, alsof hij ze kent. Wat een flauwekul! Langzamerhand begon het me de keel uit te hangen. Ik lieg tegen mijn man, jakker door het zondagsverkeer, vervloek al die auto’s met de geurhangertjes onder de achteruitkijkspiegel – en David begint met smalltalk. Toen heb ik het hem recht voor zijn raap gevraagd.”

Eindelijk komen we to the point, denk ik ongeduldig.

“Ja, toen kwam het eruit. Hij begon te stotteren, onverstaanbaar te mompelen, ik kon hem haast niet verstaan. Pas toen ik voor de tweede keer gevraagd had: “Wat zei je?” deed hij zijn mond fatsoenlijk open.”

“Ja, en wat zei hij dan?” Barbara is net zo ongeduldig als ik.

“Tja, hij had veel moeten nadenken over ons en wilde graag bevriend blijven met me. Ik was stomverbaasd. Ik dacht dat hij me zou zeggen dat hij zich pijnlijk had vergist door het uit te maken, dat hij alleen maar aan mij gedacht had of iets in die geest. Nou, verre van dat! Hij vond dat we zo goed met elkaar overweg konden en hij geloofde dat hij van mij als mens – ha, als mens! – nog veel kon leren. En misschien kon ik hem ook wel verder helpen met zijn huidige vriendin, daar had hij namelijk relatieproblemen mee.”

Ik moet keihard lachen, en Barbara houdt het ook niet droog.

“Ja, maar waarom zien je lippen er dan uit alsof je de afgelopen twee uur aan een zoenwedstrijd hebt meegedaan?” vraagt Claudia ongelovig.

“Heel simpel, omdat ik twee uur lang van woede en wanhoop op mijn lippen heb zitten bijten.”

“En…nu?” wil ik, nog steeds lachend, weten.

“Niks, ik heb zijn problemen aangehoord, was sprakeloos, want hij lijkt het echt serieus te menen met dat meisje, en heb hem uiteindelijk aangeraden open en eerlijk tegen haar te zijn en zijn gevoelens te laten zien. Toen ben ik zo snel mogelijk vertrokken en hierheen gereden.”

“Maar je ziet er zo stralend uit?”

“Niks stralends aan, dat is kwaadheid, ontsteltenis en vertwijfeling. Ik ben nu de oudere, adviserende vriendin, in plaats van de opwindende geliefde – wat een afgang! Mijn zesentwintigjarige lover ziet me als een oudere zus! En nu wil ik echt snel van onderwerp veranderen. Waar waren jullie gebleven en waar is de prosecco?”

Claudia pakt de draad van het gesprek weer op en komt direct to the point. Jurgen Burger werkt nu vier weken bij haar als marketingchef. Ze konden het heel goed vinden met elkaar, en drie dagen geleden was de beslissende avond.

“We zaten tot laat op kantoor, hebben een marketingplan voor de volgende collectie ontwikkeld, veel gelachen en opeens waren zijn lippen op de mijne. Ik wilde hem tegenhouden, maar ja…Het is best een lekker ding en ik had gewoon even geen zin om volwassen te zijn. Dus toen heb ik hem teruggezoend. En nu ben ik hopeloos verliefd geworden na die eerste kus. We hebben al zoveel tijd samen doorgebracht, het klikt zo goed.”

Claudia straalt gewoon. Vanuit mijn ooghoeken zie ik Barbara nadenken wat ze hiervan moet vinden.

“Schat, wat heerlijk voor je…” begin ik tegen Clau, maar met pretoogjes onderbreekt ze me.

“Gisteren heeft hij me een huwelijksaanzoek gedaan, en ik heb ‘ja’ gezegd!”

Ik sta paf – Claudia, degene die altijd tegen het instituut huwelijk is geweest, die altijd heftig haar single-zijn verdedigde, die zich nooit vastlegde, zegt gewoon ‘ja’?

Barbara vindt als eerste haar spraakvermogen terug en bestelt heel snel nog een fles prosecco. Claudia heeft niets in de gaten en gaat enthousiast verder.

“Ja, en morgen gaan we in ondertrouw en over drie weken is de bruiloft,” verduidelijkt ze de bliksemromance met happy end. Ze heeft een locatie geregeld voor de receptie en het feest, een goede band besteld, en nu wil ze met ons het belangrijkste vraagstuk oplossen: moet ze traditioneel in het wit, of gewoon in een zwart pakje trouwen? We wikken en wegen, discussiëren en zijn het ten slotte eens over twee outfits: een korte witte jurk voor de burgerlijke stand (want wie zulke mooie benen heeft als Claudia, moet ze ook laten zien) en een sexy zwart jurkje voor het feest. En het moeten natuurlijk eigen ontwerpen zijn.

Ondertussen is het al bijna middernacht. We zijn bij het dessert aanbeland en de eerste twee pakjes Marlboro Light zijn in rook opgegaan, als Barbara van wal steekt. Christiaan, haar rechter, maakt haar gek. Ze heeft hem na de toevallige ontmoeting in de kantine nog een paar keer gezien.

“Een paar dagen later had ik weer een rechtszitting. De rechter die de zaak eigenlijk zou behandelen, was ziek en Christiaan viel voor haar in. Toen ik de rechtszaal inkwam, was ik dus verrast. Stom genoeg werd ik zenuwachtig en moest ik echt moeite doen om me te concentreren op mijn verdediging. Zijn ogen rustten de hele tijd op mij – ongeacht of de tegenpartij aan het woord was of niet. Het ging om een burenruzie. Typisch geval van kleinburgerlijke bekrompenheid. Maar wat doet het ertoe, daarmee verdien ik nu eenmaal mijn geld. Na de zitting liet hij me een envelop brengen, waarin een kaartje zat met een uitnodiging om te gaan lunchen.” Barbara’s ogen fonkelen, haar mondhoek trilt, nerveus neemt ze een grote slok water.

“Toen ik binnenkwam, zat hij al aan tafel. Ja, en toen gebeurde er eerst helemaal niets,” gaat ze verder. “Christiaan en ik hebben over alle mogelijke zaken gepraat, elkaar over onze studietijd verteld en heerlijk gegeten.”

“Wat bedoel je? Was er niets speciaals, is hij niet dichterbij gaan zitten, heeft hij je niet op een speciale manier aangekeken?” Ik snap er niets van.

“Nee, als iemand ons had gezien, zou die niet op het idee gekomen zijn dat dit misschien meer dan een normaal zakelijk etentje was.”

“Raar!” stelt Claudia vast.

“Nou ja, dacht ik, dan maar niet: verkeerde signalen, verkeerde film. Pech gehad. We hebben nog een tijdje gebabbeld en zijn toen samen naar de auto gegaan. Ik stond net op het punt om in te stappen, toen hij me plotseling tegen zich aantrok en me zo hartstochtelijk kuste dat ik er duizelig van werd.”

Ahah, ik wist het wel, er kwam nog meer.

Barbara en Christiaan hebben elkaar sindsdien bijna dagelijks gezien. Ze gingen ofwel stiekem handjes vasthoudend wandelen in de parken van Keulen, of ze brachten de lunchtijd samen door. Ze keken elkaar verliefd in de ogen, praatten urenlang aan de telefoon, stopten elkaar geheime briefjes toe en stuurden elkaar voortdurend SMS’jes.

“En meer is er niet gebeurd?” Claudia kan het nog steeds niet geloven.

“Ja, hahaha, ik ben óók ten huwelijk gevraagd, nou goed,” grapt Barbara. “Nee, maar serieus, we hebben natuurlijk gezoend en geknuffeld enzo, maar daar bleef het bij. Tot drie dagen geleden…” verklapt ze met een veelzeggende blik. “Toen hielden we het niet meer uit. We waren in de binnenstad in een restaurant, kregen allebei geen hap door onze keel van verlangen en zijn snel naar het Interconti gegaan. Het was hemels! Het was ongelofelijk! Het was precies zoals ik het me altijd had voorgesteld. Christiaan was lief en teder – en heel, heel potent.” Barbara lacht hees, werpt haar manen met een hoofdbeweging naar achteren en ziet er gewoonweg gelukkig uit.

“Heb je sindsdien nog wat van hem gehoord?” Claudia’s vragenuurtje begint.

“Vanochtend een korte sms, gisteren een telefoontje en een date voor maandagmiddag.”

“En Frank merkt niets?”

“Ik denk eigenlijk van wel, hij is in ieder geval slecht gehumeurd, snauwt de kinderen af en maakt sarcastische opmerkingen. Het zou me niet verbazen als hij iets gemerkt heeft. Ik heb een hoop nieuwe kleren gekocht. Daar komt bij dat ik minstens drie weken niet meer met hem gevreeën heb, zelfs een kusje valt me zwaar. Bovendien ben ik constant zenuwachtig. Als hij nu zou willen scheiden, ga ik meteen akkoord.”

“Jeetje, dat je dat al zo zeker weet,” zeg ik peinzend. Zou ik, als het Max betreft, ook zo ver gaan? Ik zou niet direct alles voor hem laten vallen, dat weet ik zeker. Waarom ben ik daar niet toe bereid? Ik hou van hem, wil hem niet meer missen, maar echt voor hem kiezen durf ik ook niet. Komt het doordat hij me in het verleden teleurgesteld heeft?

“Ja,” geeft Barbara onomwonden toe en ze rukt me uit mijn gedachten, “dat doe ik ook! Ik heb het gewoon gehad met Frank en zijn gezeur. Zeker nu ik zie hoeveel fijner het is met Chris. We hebben het er al over gehad. Christiaan zei gisteren aan de telefoon dat hij van me houdt en dat hij met mij samen wil leven.”

Het is inmiddels al veel te laat. Wij zijn de laatste gasten, de bediening wil afsluiten. Geen bericht, leert een blik op mijn mobieltje me. Terwijl ik me in de auto laat vallen, cirkelen mijn gedachten door mijn hoofd. Waarom heeft hij niet ge-SMS’t? Wat is hij aan het doen? Een andere vrouw? Ben ik jaloers en niet goed bij mijn hoofd? Ja, net als mijn vriendinnen! Vier doorgewinterde, succesvolle, goed uitziende vrouwen die hun leven onder controle hebben, praten als tieners urenlang over maar één onderwerp: mannen. Hoe zou het zijn als mannen ons niet constant voor raadsels zouden stellen, als we ons niet over hen konden beklagen, als we hun uitlatingen niet tot vervelens toe konden interpreteren? Zouden we dan geen gespreksonderwerpen meer hebben? Ik denk het wel. En voelen mannen dat ook zo? Nee, vermoed ik, geen man zit als gehypnotiseerd bij de telefoon te wachten tot zijn geliefde belt. Mannen gaan wat drinken, praten over alledaagse dingen, bespreken voetbalnieuwtjes, maar hebben het vast niet urenlang over vrouwen.

Ik steek mijn laatste sigaret voor vandaag op, inhaleer diep en wacht tot het stoplicht op groen springt. Martin is vast al diep in slaap, want morgen vliegt hij voor een paar dagen naar een meeting in Londen. Als ik door het laantje naar mijn huis rijd, doe ik de radio uit en open beide ramen. Een uiltje roept, en de katten van onze buren kruisen mijn pad. Een grijs getijgerde blijft even met haar buit in haar bek in het licht van de koplampen staan, voordat ze in het weiland verdwijnt. Ik hou van deze stilte en rust.