Hoofdstuk 9

Rome by bike

An’ I’ve made up my mind:

I ain’t wasting no more time

But, here I go again

 – Whitesnake

Max aan Susa:

Merkwaardig leeg zonder jou. Mis je, kus, Max

Max aan Susa:

De eerste keer wakker worden zonder jou. Ik kom woorden tekort om je te zeggen hoe vreselijk ik je mis. De tederste kus die je maar wilt. In love, Max

Nog geen dertig centimeter scheiden ons. Ik laat mijn tas vallen, voel hoe hij mij heel dicht tegen zich aan drukt. Wanneer onze lippen elkaar raken, vergeet ik dat ik een getrouwde vrouw ben en midden op het drukke vliegveld sta. Max heeft geen eigen auto, maar gelukkig kon hij een werkauto lenen. Ik moet er niet aan denken nu met de metro te moeten reizen. Hij doet de kofferbak open en zet mijn tas erin. We zitten nog maar net op de snelweg, als Max de gelegenheid aangrijpt om mij de voordelen van het openbaar vervoer uit te leggen. Ik knik instemmend, en zou op dit ogenblik overal mee hebben ingestemd omdat ik zin heb om hem te zoenen tot de snelweg vanzelf verdwijnt. Maar niets van dat alles, behalve dat zijn hand zo nu en dan verdwaalt en op mijn knie terechtkomt. Verder blijft hij koel en beheerst.

Bij de Isarpoort vraag ik hem hoe lang de reis nog duurt. Max verzekert me dat we er bijna zijn. Tien minuten later parkeert hij de auto op een vrij plekje. Met mijn tas in zijn ene en mij in zijn andere hand loopt hij met me naar zijn huis. Een grote grijze deur leidt naar een binnenplaats tot aan de voordeur. Links is een kleine lift, rechtdoor een aantal brievenbussen en rechts een oude, versleten trap met een houten leuning. We nemen de trap naar de tweede verdieping en staan dan voor de deur. Een woning is een soort visitekaartje en ik ben benieuwd wat me te wachten staat. Tenslotte heeft Max hier de afgelopen jaren met zijn orgasmeloze vrouw samengewoond. Zijn paleisje ziet er redelijk uit, een beetje donker misschien. Op de grote overloop domineert een grote, houten tafel, tegen de muur staan een grenen kast en een antieke hutkoffer. Max neemt me mee naar de keuken. Een zwart aanrecht, bruine meubels, een fornuis, de wasmachine. Vanuit de keuken kun je naar een piepklein balkon, waar net genoeg ruimte is voor een kleine tafel en twee stoelen. Max neemt me mee naar de volgende kamer: de slaapkamer. Kijk, hier moeten we zijn! Maar ik jubel te vroeg. Hij draait me om en duwt me richting woonkamer. Een vierkante ruimte met een perzikkleurige (!) bank, een lage tafel en een televisietoestel uit het stenen tijdsperk. De eethoek met daarop een verschrikkelijk peper-en-zoutstel en een afgrijselijke vaas. Tegen de wand stond voorheen een piano die zijn overspelige echtgenote heeft meegenomen, laat hij mij weten. De volgende ruimte, die alleen via de overloop te bereiken is, dient als gastenverblijf en kantoor. Links tegen de muur een massieve kast vol boeken. Tegen de muur staat een matras, waarschijnlijk het bed van zijn studerende zoon, denk ik.

“Wil je misschien een glas wijn?”

“Ja, wijn en water, graag,” zeg ik terwijl ik hem naar de keuken volg. Een beetje besmuikt bekijk ik deze man op wie ik zo verliefd ben en vraag me af waar zijn plotselinge terughoudendheid vandaan komt. Met een glas wijn in de ene en een sigaret in de andere hand ga ik naar het balkon, dat uitkijkt op een rommelig binnenplaatsje. Ik zie een moeder die probeert haar kind ervan te overtuigen om de driewieler thuis te laten tijdens het boodschappen doen. Ze verliest het. Ik inhaleer de rook van mijn sigaret en probeer een ruziënd stel op de binnenplaats af te luisteren. Maxkomt tevoorschijn.

“En, wat vind je ervan?” vraagt Max. “Tja, dit is niet bepaald wonen op stand, ‘t zal voor jou wel de ver-van-je-bed-show zijn?”

Ik sta versteld. Wat voor een beeld heeft hij van me? En heb ik soms gezegd dat ik hier wil wonen!

“Hoezo, lekker knus toch? Ik heb genoeg vriendinnen die net zo wonen.” Ik hoor hoe gespannen mijn stem klinkt. Maar gelukkig neemt hij mij het volgende moment in zijn armen, kust me tot mijn knieën week worden en kippenvel over mijn rug kruipt.

De zon gaat al onder als ik de badkamer induik. Voor de smalle badkuip hangt een kanariegeel douchegordijn. Naast de deur is de wastafel met een, voor mijn lengte, te hoog opgehangen spiegelkastje van berkenhout. Odette was blijkbaar een stuk langer. Ernaast staat een ouderwetse, vergeelde, al bijna weer moderne wc-pot. Zonder veel succes zoek ik naar iets om de douchekop aan op te hangen. Dat is er dus niet, laat Max me van achter de gesloten deur weten. Ik waag het erop, trek het gordijn dicht en draai de kranen open. Het douchegordijn kleeft aan me als een tweede huid. Wat een ellende!

Vijf minuten later ben ik al klaar. Max zit in een witte badjas aan zijn bureau, beantwoordt wat e–mails en wacht op mij.

“Honger?”

“Ja, enorm.” Terwijl Max doucht kleed ik me snel aan, haal de borstel door mijn haren en…klaar! Goede seks in combinatie met een flinke dosis verliefdheid zijn beter dan alle make–up ter wereld. In iets minder dan een kwartier staan we stralend als twee sterren op straat. Arm in arm lopen we naar zijn vaste Italiaan. Onder het genot van een fles rode wijn en een paar voorgerechten vertelt Max mij over zijn zoon. Julien is na de scheiding – hij was toen pas zes jaar – bij zijn moeder gebleven. Max was in die periode meer met zichzelf bezig dan met zijn kind. Toen hij dertien jaar geleden Odette leerde kennen en naar München verhuisde verslechterde de situatie. De fysieke afstand en Odettes jaloezie ten opzichte van Julien zorgden ervoor dat het contact met zijn zoon helemaal verwaterde. Als moeder van twee kinderen word ik boos. Hoe kan een vader zich ervan laten weerhouden zijn zoon te zien? Max vertelt verder. Odette was huishoudelijk een nul. Hij moest alles doen, de was, koken et cetera. Het beeld dat ik inmiddels van Odette heb, doet mij huiveren. Op deze vrouw was de man van mijn dromen dus verliefd. Met haar heeft hij dertien jaar samengewoond? Doordat zij hem verliet voor een ander was hij zwaar aangeslagen? Wat wil hij van mij? Ik ben compleet het tegenovergestelde van Odette.

De volgende ochtend strompel ik met verzwakte benen uit bed. Terwijl ik met mijn hand langs de wand ga, voel ik een ovaal vlak van rond de veertig centimeter. Ik zie gelige dolfijnen, sterren en een halve maan die op het behang zijn geplakt.

“Wat is dit in godsnaam?” kreun ik.

“O, glow in the dark, dat heeft Odette opgeplakt. Vond ze romantisch omdat het in het donker oplicht,” vertelt Max. Ik vertrek zonder een woord richting badkamer. Mijn God, wat een griezelig mens die Odette.

We brengen een heerlijke dag met elkaar door en mijn verstand gaat even op nul. Als we ‘s-avonds voor een slaapmutsje naar zijn stamkroeg gaan, loopt mijn hart zo over van liefde dat ik mijn mond niet langer kan houden.

“Ik hou van je,” fluister ik en Max straalt van oor tot oor.

“Je maakt me zo gelukkig,” zegt hij.

“Nu jij,” spoor ik hem aan omdat ik weet dat ik heel duidelijk liefde in zijn ogen heb gezien.

“Weet je, ik kan nog niet tegen je zeggen dat ik van je hou. Ik ben er nog niet zeker van.” Vreemd genoeg schrik ik daar niet van. Op een dag zal hij het wel kunnen zeggen. Ik kan wachten.

Op mijn laatste dag in München vraagt hij me of we niet een week naar Rome kunnen gaan…Een van Max’ vrienden gaat met zijn vrouw naar de Eeuwige Stad en Max zou het leuk vinden als we met ze meegingen. Vijf, zes dagen met hem, dat klinkt meer dan verleidelijk. Bij het afscheid fluistert Max dat we elkaar snel weerzien, waardoor ik helemaal op een roze wolk zit.

Andrea en Lisa halen me in Valencia op. De kinderen hebben zeil-les. Andrea kijkt me aan en ik grijns als een volslagen malloot. Tot een andere gezichtsuitdrukking ben ik niet in staat.

“Zeg nog niets. Je mag alles vertellen als we thuis zijn; Lisa wil zo snel mogelijk naar het zwembad.” Wat Lisa allemaal begrijpt met haar zes en een half jaar weet je maar nooit, maar better safe than sorry. Terwijl ik zowat in mijn niet-vertelde verhaal stik, kletst Andrea er vrolijk op los. In mijn afwezigheid is er van alles gebeurd. Fernando kwam op donderdagavond nog even langs om te vertellen dat hij een stel bouwvakkers van een andere klus af had gehaald om vrijdag al bij ons te kunnen beginnen.

“Schrik vooral niet, de oprit en de tuin zien eruit alsof er een bom is ingeslagen. Vrijdag hebben ze de fundering uitgegraven. Zaterdag draaide de betonmolen overuren en is de fundering gelegd. Vandaag kwamen twee vrachtwagens met stenen en ander bouwmateriaal en vanaf morgen zullen vijf man bezig zijn ons gastenverblijf stukje bij beetje op te bouwen. Bovendien komt donderdag Barbara langs met haar jongste: stress in de relatie. Ze moet er gewoon een paar dagen tussenuit. Ik heb gezegd dat het in orde was, en als ik dan bij jou kan slapen, dan kunnen zij op mijn kamer.”

“Ja hoor, geen probleem,” ik zit met mijn gedachte heel erg anders.

“Ah, en vanavond komen de buren trouwens op bezoek. Het zou leuk zijn als jij je lekkere martini-kip maakt.”

“Oké, maar moeten we dan niet nog gauw boodschappen doen?” vraag ik op het moment dat mijn telefoon ‘pling pling’ zegt. Ik heb het geluid voor berichten in München weer geactiveerd zodat ik geen bericht van Martin of de kinderen kon missen:

Merkwaardig leeg zonder jou. Mis je, kus, Max.

“Nee,” zegt Andrea. “Ik heb al boodschappen gedaan.” Iets na drieën komen we thuis aan, Andrea had gelijk: de voortuin ziet eruit alsof we een compleet nieuw huis willen bouwen. In de schaduw van een olijfboom zitten de bouwvakkers met een broodje en bier siësta te houden. Er staat al een muur, de volgende is halverwege. Als ze dit tempo volhouden, zou er binnen twee weken al een dak op moeten zitten.

We hebben de auto amper geparkeerd of Lisa rent eruit, trekt onder het lopen haar zomerjurk over het hoofd uit en springt met een plons het water in. Ik loop naar de slaapkamer en verruil mijn spijkerbroek en T–shirt voor een badpak, terwijl Andrea me uithoort. Ik vertel haar giechelend over de glow in the dark. Verbijsterd kijkt Andrea me aan.

“Hoe is het mogelijk dat je zo verliefd op die vent bent? Ik begrijp het niet. Natuurlijk, Max vindt je leuk en aantrekkelijk, geeft je het gevoel dat je speciaal bent. Maar hij valt op truttige muurbloempjes. Jij bent spontaan, intelligent, zelfstandig, hebt humor, ironie en een eigen mening. Je bent ambitieus en eigenzinnig, soms op het vermoeiende af maar zeker nooit saai. Met andere woorden: je past helemaal in zijn perfecte plaatje. Vroeg of laat krijgt hij vast een hartstilstand omdat je te veel van hem eist.” We proesten het uit.

“Ik weet het. En toch denk ik dat we een kans maken.”

“Mmm, omdat jij het zo wilt of omdat het zo werkt?”

“Nee, omdat hij het ook wil. Als maar de helft van alles wat ik in zijn ogen heb gelezen waar is, dan moet het lukken.” Ik kan het gewoon niet uitleggen. Daarna vertel ik haar van de geplande reis naar Rome.

“Ja, natuurlijk kun je gaan,” zegt ze. “Misschien dat een vakantie samen duidelijkheid verschaft. Ik kan me vergissen maar misschien zijn jullie het stel van de eeuw. Daar zou ik blij om zijn, want ik heb je nog nooit zo gelukkig gezien.” Andrea geeft me een kus en loopt naar beneden. Het is waar, ik ben verliefd tot over mijn oren.

Op donderdag komt Barbara aan met haar jongste dochter Bea. Bea en Lisa zijn twee handen op één buik, ze zitten in dezelfde klas en dus heeft ook de jongste nu een vriendin. Andrea en Barbara gaan zo nu en dan samen uit, maar de meeste tijd zitten we thuis te praten.

Barbara is doodmoe. Haar beroep als advocaat valt haar zwaarder dan verwacht. Ze heeft problemen met Frank. En dan is er ook nog een rechter die ze leuk vindt. Tijdens het avondeten – de grote kinderen zijn op pad en de kleintjes liggen al in bed – vertelt ze het verhaal in detail. Christiaan M. (zo heet de kantonrechter) is achter in de veertig, niet getrouwd, lang, licht grijzend en volgens Barbara gewoon onweerstaanbaar. Ze hebben elkaar voor het eerst gezien op een zitting. Barbara deed enorm haar best, had expertiserapporten laten maken, een detective ingehuurd, en de zaak uiteindelijk gewonnen. De tweede, toevallige ontmoeting vond plaats in de kantine van het Keulse kantongerecht. Terwijl ze geduldig haar beurt afwachtte in de rij, zag ze Christiaan weer. Ze hebben samen geluncht en sindsdien klikt het. Barbara, die haar echtgenoot nog geen paar maanden geleden van overspel beschuldigde, is nu zelf hard op weg om haar man te bedriegen. Maar mij zul je er niet over horen, hij die zonder zonde is…

Voordat ik naar Rome vertrek, ga ik met Andrea en de kinderen in El Raset uit eten.

Na het eten willen de kids over het verlaten marktplein slenteren. Wij blijven zitten praten tot mijn telefoon met een pling het gesprek beëindigt:

Wat ik toen in de kroeg niet tegen je kon zeggen weet ik nu. IK HOU VAN JOU!

Hier heb ik lang op gewacht, maar toch ben ik verrast: hij stuurt me zo’n intiem bericht per sms? Zwijgend geef ik de telefoon aan Andrea. Het liefst had ik Max in de ogen willen kijken, op het moment dat hij de vier magische woorden uitsprak. Maar het is me wel duidelijk hoe belangrijk het voor hem is. Dit is geen spelletje, dit is echt! Binnen twee minuten rook ik drie sigaretten en kan ik me nergens meer op concentreren. Is dit liefde? Ja, ik heb er geen ander woord voor.

Ik zou het veel liever uit jouw mond horen en je daarbij in de ogen kijken. Je weet wat ik voor je voel, speel niet met mij!

Maandagochtend. Het is zover: om 7:10 uur vertrekt mijn vliegtuig vanuit Valencia. Vier uur en dertig minuten later sta ik op het vliegveld van Rome, wachtend op mijn rode koffer. Ik ben ontzettend zenuwachtig, omdat we tot zaterdag onafgebroken samen zullen zijn. Wanneer ik door de elektronische poort ben en hem zie, vallen alle zorgen van me af. Ik zou het liefst met hem alleen zijn, maar Max vertelt mij dat we nog even moeten wachten. Het bevriende echtpaar komt zo aan, dus gaan we naar de cafetaria in de aankomsthal. Max gaat in de rij staan voor de drankjes en ik SMS ondertussen Andrea dat ik veilig ben geland. Wanneer Max na een paar minuten weer terugkomt met een glas water en een madeleine wijst hij naar het bord metviETATE FUMARE erop. In alle openbare gebouwen in Italië is roken ten strengste verboden. Dan maar nicotinevrij, denk ik, neem een slok water en bijt in mijn koekje.

“Ja, ik hou van jou,” zegt Max zonder waarschuwing vooraf. Ik verslik me in mijn koekje en ben pas een paar seconden later in staat iets te zeggen.

“Wat?”

“Ja, ik hou van jou,” zegt hij stralend. Zijn ogen zeggen hetzelfde. Zelfs na zijn SMS’je heb ik steeds naar deze liefdesverklaring uitgekeken – misschien tijdens een romantisch dineetje bij kaarslicht, na een hete nacht, maar toch niet op klaarlichte dag op het vliegveld? Vreemd gevoel voor timing? Max zegt tegen mij dat dit precies het juiste moment is.

“Waarom zeg je steeds ‘ja’? Het lijkt wel alsof je jezelf ervan moet overtuigen,” vraag ik hem.

“Het duurde een tijdje voordat ik tegenover mezelf durfde toe te geven dat ik van je hou.”

Ik begrijp dat deze liefdesverklaring niet alleen is gebaseerd op de gebeurtenissen van de afgelopen weken, maar ook op die van de afgelopen tweeëntwintig jaar.

Ons gesprek wordt afgebroken als Max’ vriend Harry en zijn echtgenote Edith eindelijk arriveren. Hij is eind vijftig, begin zestig, zij net vijftig. Max heeft me vooraf gewaarschuwd dat zij soms moeilijk kan zijn, maar ik vind haar direct sympathiek. Niet alleen omdat ze paft als een schoorsteen, maar vooral omdat ze humor heeft. Per taxi gaan we naar ons hotel. De lobby is een feest voor het oog, de service van de Italiaanse gastheren uitstekend en de kamers zijn in empirestijl. Afgezien van het feit dat er twee eenpersoonsbedden zijn, is dit perfect. Max maakt de hotelmanager duidelijk dat we op huwelijksreis zijn: twee bedden is geen goed idee. De man begrijpt het, belt even met de receptie en heeft onmiddellijk een oplossing. Hij praat in het Italiaans op Max in en laat hem een andere kamer zien, terwijl ik de ongelofelijk mooi aangelegde binnenplaats bewonder. Na een paar minuten zijn ze allebei terug en tronen ze me mee naar een prachtige kamer. Twee wastafels, een toilet, en dan zie ik het pas: een gigantische badkuip met whirlpool. Ik glimlach. Het is een heerlijke, ruime kamer met een bureau, een zithoek, een heerlijk, luxe bed. Mooi! We laten onze tassen in de kamer achter en gaan naar een van die karakteristieke, zuidelijke bars. Het is laat in de middag en ik gun mezelf een glas witte wijn bij mijn gegrilde vis. Pas nu merk ik hoeveel honger ik heb. Wanneer we terugkomen lonkt de enorme badkuip. We kijken elkaar aan: Max laat het bad vollopen. Nog geen tien minuten later liggen we in de grote kuip, genietend van de whirlpool en vooral van elkaar.

‘s-Avonds hebben we met Harry en Edith afgesproken, die in een hotel in de buurt zitten. Maar eerst gaan we onze huurfietsen ophalen. Het plan is namelijk om Rome per fiets te verkennen. Max verzekerde me dat je zo het meest van de stad ziet. Ik vind alles best, maar maak me alleen zorgen over de rijstijl van de Italianen. Groen betekent voor de Italiaan: Avanti! Avanti! Oranje is decoratie en rood niets meer dan een suggestie. Maar één ding moet je de Romeinen nageven: het werkt wel!

We laten onze fietsen staan op de binnenplaats van het hotel van Harry en Edith, en nemen een taxi richting het restaurant. Het wordt een geslaagde avond. Edith zit naast Max, Harry naast mij. Stiekem vind ik het jammer dat Max zo ver van me af zit. Ik kan maar geen genoeg van hem krijgen. Maar al snel is het zo gezellig dat ik dat helemaal vergeet. Het is alsof Edith en ik elkaar al jaren kennen. We praten, lachen en roddelen over iedereen die niet snel genoeg uit ons gezichtsveld verdwijnt. Steeds wanneer Edith iemand met kleren ziet die démodé zijn, roept ze: ‘Actie’. Ik kijk dan naar het fashion victim en we trekken van leer.

Op een gegeven moment strompelen we lichtelijk aangeschoten het ristorante uit. Omdat we onze fietsen nog moeten ophalen, besluiten we in de lobby van het hotel nog een afzakkertje te nemen. Als we daar aankomen, zie ik meteen dat onze fietsen niet meer op hun plek staan. Bij de receptie krijgen we te horen dat de conciërge ze heeft opgeborgen. Max gaat als een wilde tegen de receptioniste tekeer en ik ben deze keer blij dat ik geen Italiaans versta. Edith en Harry lijken verbaasd dat Max zich om zoiets kleins zo kan opwinden, en ook ik sta een beetje versteld. Max zorgt ervoor dat hij de fietsen terugkrijgt en zet ze buiten tegen een lantaarnpaal op slot. Hij is zo kwaad dat ik me langzaamaan zorgen begin te maken. Zou hij nog steeds zo’n driftkikker zijn?

Met een glazen lift gaan we zes verdiepingen omhoog naar de bar op het dakterras. Het uitzicht vanaf hier is magnifiek. Onder ons strekt zich een zee van licht uit. Max is gelukkig weer tot bedaren gekomen en legt mij uit op welke heuvel zich welke bezienswaardigheid bevindt: het Colosseum, de Sint-Pieter, de Engelenburcht. De bar is knus ingericht: kleine tafeltjes met kaarsjes erop, lekkere fauteuils, een verlicht zwembad in het midden en palmbomen die in een zomers nachtbriesje wuiven. Op de achtergrond is Italiaanse muziek te horen waarin het natuurlijk uitsluitend over de liefde gaat. Met andere woorden: een ideale kitschcoulisse voor een romantisch uitje. Als we een uur later naar huis fietsen, heb ik ontzettende veel haast om de fietsen kwijt te raken en ons bed te bereiken. De nacht is te kort voor alles wat ik met hem van plan ben.

Als we de volgende ochtend op de begroeide binnenplaats ontbijten, verrast Max mij: “Afgelopen nacht was gewoon ongelofelijk. Ik weet niet hoe het jou vergaat, maar ik heb nog nooit zoveel passie en liefde meegemaakt.” Mijn antwoord bestaat uit een lange kus.

Een halfuur later stappen we op de fiets. We gaan langs de Via Nazionale bergafwaarts; de auto’s scheuren langs ons heen, de bussen verstikken ons in hun walm en maken onverwachte manoeuvres. Ik krijg het er benauwd van en trap de longen uit mijn lijf. Max is een fervente fietser. Hij stapt voor me uit en controleert regelmatig of ik hem kan bijbenen. Ik houd me groot, kijk links en rechts om me heen en heb eigenlijk geen idee wat ik zie. Max fietst vrolijk tegen het verkeer in steegjes in, rijdt door rood en scheurt zo nu en dan over de stoep. De verkeersregels lijken niet voor hem te zijn opgesteld. Pas wanneer we bij een kruispunt komen waar agenten in vol ornaat het verkeer regelen, houdt hij zich in. Bij de Spaanse Trappen stoppen we even en drinken een glas cola. Ik heb een droge keel en snak nu alweer naar eten. Op ananas als ontbijt kun je niet lang teren. Max kent een café in de buurt. We fietsen door idyllische, smalle steegjes, waarboven waslijnen vol kleren hangen te drogen. Uit een vuurrode, oude kever dreunt Italiaanse volksmuziek. Hits van jaren geleden.

Bij het café struint een aantal zwerfhonden om de tafels heen tot ze weer met een harde trap verjaagd worden. Buiten zit een wat oudere, grijze heer met een grote stapel boeken en kranten voor zich. Gelukkig is aan de andere kant van de deur nog een tafel vrij, waarvandaan we de fietsen in de gaten kunnen houden. Terwijl ik hongerig in mijn bruschetta bijt, loopt een Keith Richards-imitatie gehaast en met een cassettebandje in de hand naar de kever. Hij rukt de deur open, ploft op de stoel neer en zet zonder aankondiging de Italiaanse muziek uit. Dit blijkt een teken. Ineens gaan er overal deuren open en stappen allerlei oudere paren naar buiten die vol verwachting om de auto gaan staan. Keiths blonde vrouw voegt zich bij hem. Ik begin me net af te vragen wat er aan de hand is, als de eerste noten van de muziek klinken: Anne Murray met ‘Can I have this dance for the rest of my life’. De oudjes beginnen te dansen en kijken elkaar verliefd in de ogen. Gefascineerd leg ik mijn bruschetta weg. Nog voor ik een woord kan uitbrengen, staat de ober aan onze tafel en gebiedt ons met elkaar te dansen. Max is geen grote danser, maar laat het zich geen twee keer zeggen. Lachend dansen we tussen de honden, de wankele tafeltjes en de mensen, die zo uit een film van Fellini konden zijn weggelopen. Dan wordt er voor ons geapplaudiseerd. Ik lach zenuwachtig en word zo rood als een klaproos.

We blijven nog een tijdje zitten met een glas wijn, en besluiten na het tweede glas een uitgebreide siësta te houden. Wat een middag! We hebben gegeten, gedronken, gelachen, gedanst en daarna neemt Max mijn gezicht in zijn handen voor een kus. Ik ben in mijn hele leven nog nooit zo gelukkig geweest. Het is al half negen als de honger ons dwingt het bed te verlaten. Een prettig, koel briesje waait door Rome en ik ben blij dat ik naast mijn spijkerbroek en T–shirt ook mijn jas heb meegenomen. Op een plein met tal van kleine restaurantjes zetten we de fietsen neer en gaan naar Sotto Voce, een gezellig restaurant met terras. Ik had graag buiten gegeten maar de eerste tafel die vrijkomt is binnen, direct naast de deur in het schijnsel van de mediterrane neonverlichting. Geeft niets, het eten maakt alles goed en van liefde krijg je honger. Max overlaadt mij met complimenten en ik kijk hem zo stralend aan dat het neonlicht verbleekt. Terwijl ik net een vork met spaghetti en kleine mosselen in mijn mond steek, bellen de kinderen me eindelijk. Ik heb vandaag al drie keer met Andrea gebeld, maar Victoria en Jonas krijg ik maar niet te pakken. Ik begon al zenuwachtig te worden, maar hun enthousiaste stemmen stellen me gerust. Ik vertel Max van Victoria’s zoenmoment met Raphael; dat ze enthousiast mijn klerenkast heeft geplunderd; van Jonas’ fascinatie voor het zeilen en tennis en zijn neiging om alles overal maar te laten slingeren. Dan vertelt Max me meer over zijn zoon.

“Julien is drieëntwintig en studeert in Heidelberg, maar dat weet je al.” Ik wil weten wat voor iemand hij is. Wat hij leuk vindt. Of hij een vriendin heeft. Hoe hij eruitziet. Wat hij in zijn vrije tijd doet. Max’ ogen lopen over van trots als hij over zijn zoon vertelt. Als we het onderwerp opvoeding aansnijden, blijken we niet op één lijn te zitten. Ik verander snel van onderwerp omdat ik werkelijk geen zin heb in twistgesprekken over hoe streng je wel of niet moet zijn. In plaats daarvan vertel ik hem over de stommiteiten die Andrea en ik vroeger hebben uitgehaald, van de ruzies, van het grote huis en de tuin waar een kleine speeltuin voor ons was, van mijn reislustige ouders en ook over het ongeval dat een paar maanden geleden een plotseling einde aan hun leven had gemaakt.

“Maar nu moet jij weer iets vertellen,” spoor ik hem aan om de opwellende tranen te onderdrukken. Ik hoor van zijn ongelukkige relatie met zijn moeder, die zich noch om zijn opvoeding noch om het huishouden bekommerde. Zijn alcoholistische vader, die zijn bazige vrouw niet aankon. Max vertelt dat hij alle contact met zijn moeder heeft verbroken. Het doet me pijn om dit te moeten horen en ik schaam me een beetje dat ik mijn onbezorgde jeugd daarnet in geuren en kleuren heb geschilderd. Ik hoor de woede en frustratie in zijn stem en begrijp dat hij hier nog lang niet klaar mee is. Op zoek naar een onschuldiger gespreksonderwerp vraag ik hem hoe zijn bistecca smaakt.

Molto bene, echt heel goed! En hoe is jouw spaghetti?” De rest van de avond is heel sfeervol en we fietsen opgewekt door het middernachtelijke Rome terug naar ons hotel.

Op woensdag fietsen we over de Ponte Garibaldi naar de andere kant van de Tiber. Langs kleine, houten kraampjes, volgestouwd met antieke boeken en foto’s, daarna kriskras door Trastevere met zijn romantische restaurants, cafés en bars. We rijden door de Orto Botanico naar de Monte Gianicolo. Ik ben op en voel inmiddels spieren in mijn benen waarvan ik niet wist dat ik ze had. Bij elke stop kopen we ijskoud water, genieten van het schitterende uitzicht op de Eeuwige Stad en de bankjes in het park. Mijn telefoon is onder het fietsen al een paar keer gegaan. Martin wil weten hoe het met me is, of de tentoonstelling aan mijn verwachtingen voldoet en of ik niet te veel gewinkeld heb. Claudia heeft me belangrijke dingen mee te delen, Andrea SMS’t dat ze alles onder controle heeft en dat Barbara nu echt in de problemen zit. Als eerste bel ik Martin terug, sta van mijn bankje op en loop een paar meter. Max zit gelukkig ook te bellen. Terwijl ik het nummer van Martin bel, loop ik nog wat verder en krijg mijn echtgenoot aan de lijn terwijl ik naar mijn minnaar kijk. Een redelijk bizarre situatie en ik vraag me af hoe mannen er soms jarenlang een geheime relatie op na kunnen houden. Ik loop nu al aardig tegen mijn grenzen aan.

“Ha, leuk dat je belt. Hoe gaat het? Heb je al veel interessante, nieuwe kunstenaars ontdekt?”

“Ja en nee. Sommige dingen zijn wel boeiend en voor één werk heb ik misschien wel de juiste klant. Maar ik wil er morgen nog eens naar kijken. En gewinkeld heb ik nog helemaal niet. Ik heb vooral cultuur op mijn programma staan,” lieg ik erop los en verbaas me erover hoe makkelijk dat gaat. Maandag had ik Martin ge-SMS’t dat ik goed was aangekomen, dat het hotel prima was en dat ik Rome ging verkennen. Gisterochtend, toen hij een vergadering had, liet ik een kort bericht op zijn voicemail achter. Hij vertelt me dat hij zaterdag nog aan een tenniswedstrijd gaat meedoen, maar dat hij vanaf maandag vrij heeft en dat we dus de laatste week samen in Spanje kunnen doorbrengen. Ik krijg een raar gevoel in mijn buik. In de nacht van zaterdag op zondag kom ik zelf terug en een paar uur later moet ik Martin alweer ophalen! Direct nadat ik heb opgehangen, vliegen mijn vingers over de toetsen van de telefoon. Het duurt een eeuwigheid voordat mijn zus opneemt.

“Sorry dat het zo lang duurde, maar ik lag op het luchtbed in het zwembad,” hijgt ze buiten adem.

“Geeft niks, maar wist je dat Martin zondag komt?”

“Ja, hij heeft daarnet gebeld. Klaus komt trouwens ook. Ik dacht dat je dat leuk zou vinden…”

“En hoe! Hoe gaat het eigenlijk met ons gastenverblijf?”

“De deuren en ramen zitten erin, sinds gisteren zijn ze met de vloerverwarming bezig. Als jij zaterdag komt zal het waarschijnlijk af zijn. Volgende week willen ze met de tegels verder en over twee à drie weken moeten we voor de oplevering naar Spanje. Kunnen we meteen meubels uitzoeken. Zeg, hoe gaat het eigenlijk met jou? Nog steeds in de zevende hemel of heb je ondertussen een ontnuchterend trekje van hem ontdekt?”

“Misschien, wat je laatste vraag aangaat, en ja, wat betreft je eerste vraag.” Omdat ik voor Max sta houd ik het kort.

“Och, hemeltje. Nou, veel plezier gewenst dan. Ik wil het hele verhaal horen als je terug bent. Ik moet nu ophangen, Lisa brult als een mager speenvarken.” Ik stop de telefoon in mijn broekzak, vlei me tegen Max aan en we kussen elkaar.

“Honger?”

“Ja,” lach ik hees.

“Pasta?”

“Ja, graag!”

We verlaten de schaduw van het park en fietsen terug naar Trastevere waar we in een piepklein straatje een restaurant vinden. We zitten buiten aan een van de vier tafels, er wordt een roodwit geruit papieren tafelkleed gebracht en een karaf ijskoude huiswijn neergezet. De sardines smaken zo vers alsof ze vijf minuten geleden nog gelukkig in de Middellandse Zee zwommen. De paddestoelen ruiken naar verse bosaarde en de salade is knapperig. Ik heb lang niet meer zo lekker gegeten. De Romeinen weten wat goed is!

Op de terugweg bezoeken we drie galeries. De derde galeriehouder neemt ons mee naar zijn huis in de buurt, waar volgens hem nog meer interessant werk staat. De ingang bevindt zich in een smalle steeg die overwoekerd is door klimop en wilde wingerd. De deur is weerbarstig en alleen met brute kracht open te krijgen. Via een smalle trap gaan we twee verdiepingen omhoog en ik voel een prettige, koude luchtstroom die via de open ramen binnendringt. Ergens speelt een radio. De eerste ruimte is wit gekalkt. Terwijl Max met de signore door de andere vertrekken loopt, bekijk ik sommige schilderijen wat beter. Het land dat Rafaël, Michelangelo, Titiaan, Donatello en Botticelli heeft voortgebracht, heeft ook op kunstenaars van de 21e eeuw een belangrijke invloed. Hier hangen werken van Giorgio Griffa. Ik bestudeer net een Dorazio wanneer Max naar me toekomt, mijn hand pakt en me meetrekt. Hij heeft drie schilderijen uitgezocht en wil dolgraag mijn mening. Ik doe dit niet graag omdat er, zoals bekend, over smaak niet te twisten valt. Wat de één mooi vindt, vindt de ander banaal. Ik vermoed dat Max niet alleen mijn advies als beroeps wil, maar tegelijkertijd wil zien of we op één lijn zitten qua smaak. Wat ik zie bevalt me. Onder de drie werken bevindt zich ook een Piero Dorazio. In deze schilder heb ik me uitgebreid verdiept. Ik bespaar Max mijn lezing.

“Ik vind de middelste het mooist,” zeg ik. Ik ga op mijn tenen staan en geef hem een dikke kus.

“Mooi, ik ook!” zegt hij en hij geeft me een kus terug. Raar, maar bij deze man worden mijn knieën nog steeds zo week als een trilpudding.

Als we donderdagochtend naar onze fietsen lopen, blijken deze in de lucht te zijn opgelost. Weg, gewoon verdwenen! De lantarenpaal waar ze aan vast hebben gezeten, staat er nog wel. In eerste instantie verdenken we de een of andere overijverige conciërge. Maar ze blijken gestolen. Doodzonde, maar we besluiten onze vakantie er niet door te laten verpesten. Gewapend met ieder een nieuw stalen ros gaan we op pad. We hebben vandaag een druk programma: de Sint-Pieter, Fontana di Trevi en het Colosseum.

Morgen willen we met een auto langs de kust rijden. Via de Via xx Settembre gaan we bergafwaarts. We steken de Via de Quattro Fontana over en ik raak volledig mijn oriëntatie kwijt. Het is verbazingwekkend: ik, een controlefreak eerste klasse, fiets al drie dagen achter die man aan en heb geen enkel idee in welke wijk ik eigenlijk ben. Ondertussen zie ik ongelofelijk veel vanaf de fiets, neem alles in me op en vertrouw blindelings op mijn gids. Zo kan het dus gebeuren dat ik ineens voor de Fontana di Trevi sta. Nog voor ik een munt uit mijn tas kan pakken, vertelt Max mij dat je tegenwoordig geen muntjes meer in het water mag gooien. Net op dat moment kijkt een politieagent me scherp aan. Dan maar niet, denk ik kwaad: het zal ook zonder die fontein wel lukken met Max en mij. Tenslotte zijn we allebei mega-super-hyperverliefd.

De dag zit vol belemmeringen: we slenteren door een van de zuilengalerijen voor een bezoek aan de basiliek van Sint-Pieter en dan word ik door een bewaker tegengehouden. Hoofdschuddend geeft hij mij te verstaan dat ik met deze kleren de Sint-Pieter niet in kan. Max trekt zijn overhemd uit.

“Trek dit maar aan, dan zijn je schouders bedekt en kunnen we naar binnen. Ik heb tenslotte nog een T–shirt aan,” zegt hij met een grijns. Opgelucht slenteren we hand in hand naar het toegangsportaal en voor me doemt de onbeschrijfelijke schoonheid van deze basiliek op. Eigenlijk zou je hier uren of zelfs dagen kunnen doorbrengen en waarschijnlijk heb je dan nog steeds niet alles gezien. Maar na een tijdje krijgen we het allebei koud en willen we weg uit de drukke menigte. Doelgericht banen we ons een weg naar de uitgang en zijn blij als we weer buiten in de zon staan. Na een heerlijke lunch fietsen we lichtelijk aangeschoten verder via de Ponte Palatino en het Colosseum terug naar het hotel. Joepie, siësta – een verkoelend bad, veel liefde en tederheid en daarna een tukje, ‘s-Avonds hebben we met Harry en Edith afgesproken. Harry zit al op ons te wachten als we om negen uur arriveren. Edith voelt zich niet lekker, zegt hij, en komt misschien later. We vinden een tafel buiten met een rood-wit geruit papieren tafelkleed en een waxinelichtje. In een handomdraai staan er drie borden en glazen op tafel. Harry en ik praten er vrolijk op los en vergeten ondertussen lieve Max een beetje.

“Kun jij eigenlijk skiën?” vraagt Harry mij met een glas rode wijn in de hand, wanneer Max naar het toilet is.

“Ja, maar ik vind snowboarden leuker. Ik ben er pas op latere leeftijd mee begonnen,” antwoord ik, en ik vertel hem over mijn cursus in Lech.

“Hoe was dat?” vraagt Harry geïnteresseerd.

“Pijnlijk,” zeg ik lachend. “Ik had twee weken lang blauwe plekken, vooral op mijn billen en benen, of beter gezegd mijn knieën. Het was een ware kwelling om uit de auto te stappen. Het moet een belachelijk gezicht zijn geweest.” Max komt terug. Vanuit mijn ooghoeken zie ik dat hij chagrijnig is. Ik neem een slok wijn en vraag me af wat hem mankeert. Harry lacht hard, schenkt mij nog eens in en vraagt Max of hij ook nog wil. Die schudt nee, alsof hem iets vreselijks wordt aangeboden.

“Hoeveel lessen heb je eigenlijk gevolgd?” wil Harry weten.

“Ach, om de dag een uur privéles en dat twee weken lang.”

“Hebben de snowboardleraren eigenlijk ook last van het skileraareffect?” vraagt hij.

“Nou, wel een beetje! Ze zijn meestal lekker jong, houden je vast als ze je iets willen laten zien en ze laten je zwoegen. Met zo’n snowboard-adonis naast je zet je al snel door en hou je op met zeuren.” Harry lacht, maar Max zit zwijgend tegenover me en ik zie zwarte wolken boven zijn hoofd. Wat heeft hij? Waar ergert hij zich aan? Hij schenkt zijn glas vol en slaat de wijn achterover alsof hij aan het uitdrogen is. Max irriteert me. Harry en ik hangen de vakidioot uit: waar ligt het mooiste skigebied? Welke helling is het steilst? Waar is de après-ski het spannendst? Prijzen, tips, seizoenen, ervaringen en herinneringen. Max drinkt zwijgend door en zijn gezicht betrekt steeds meer. Als ik mijn hand op de zijne leg, trekt hij hem weg. Belachelijk! Mannen zijn soms net kleine kinderen. Hij kan toch niet echt kwaad zijn omdat ik een geanimeerd gesprek voer met Harry? Net wanneer ik hem wil vragen of hij ook skiet, ontploft hij.

“Wat verbeeld jij je in godsnaam? Wie denk jij eigenlijk wel niet dat je bent?! Nu is het echt afgelopen, over en uit! Je moet ophouden met je spelletjes.”

Ik heb geen idee waar hij het allemaal over heeft. Harry is geschokt en durft niets te zeggen. Stom genoeg heb ik geen geld bij me, anders had ik nu gewoon kunnen opstaan, een taxi bellen en me uit de voeten kunnen maken. Snel mijn spullen in het hotel pakken, een andere kamer nemen en morgen naar huis vliegen. Maar ik ben niet in staat tot wat dan ook, mijn hersens laten me totaal in de steek. Ongelovig kijk ik Max aan, met tranen in mijn ogen. Harry betaalt de rekening en we gaan ervandoor. Max zwijgt al die tijd verbeten na zijn woede-uitbarsting.

“Laten we nog een biertje nemen ergens. Ik moet hoe dan ook nog even kleine Harry uitlaten,” probeert Harry vertwijfeld de gemoederen te bedaren. Verdwaasd laat ik me meeslepen naar een kroeg drie panden verder, zodat we van daaruit een taxi kunnen bellen. Terwijl Max aan de bar plaatsneemt, trek ik mij op de wc terug. Mijn spiegelbeeld jaagt me de stuipen op het lijf. De waterproof mascara heeft het weliswaar overleefd, maar de eyeliner trekt zwarte ralleystrepen dwars over mijn gezicht. Mijn neus en ogen zijn vuurrood. Mijn blik is that en leeg. Klootzak! Ik gooi koud water over mijn gezicht, snuit luidruchtig mijn neus, probeer weer model in mijn haar te krijgen, gooi mijn hoofd in de nek en neem me stellig voor me niet door hem af te laten maken.

“Heb je begrepen wat ik zei?” snauwt Max mij toe als ik nog maar net terug ben. Hij klinkt als mijn vader die me bij een verboden activiteit betrapt heeft. Ik word misselijk!

“Nee,” merk ik droogjes op. Ik werp hem een vernietigende blik toe, maar ben bang dat ik er eerder uitzie als een verschrikte kip. Hij herhaalt zijn vraag alsof hij denkt dat ik die vijf woorden niet heb verstaan, springt dan abrupt van de barkruk en bijt me toe: “Dan ben ik weg.” Van achter mijn ogen komt een heuse Niagara-waterval op gang.

Een uur later. Harry en ik zitten samen met Edith op het dakterras van hun hotel en ik kom eindelijk weer tot mezelf: dit is een rode kaart! Hier pas ik voor, zeker met Max. Martin zou zoiets nooit gedaan hebben.

“Geef hem nog een kans,” praat Harry op mij in. “Ik heb Max nog nooit zo gelukkig gezien als met jou – niet met zijn laatste vrouw, noch met een van zijn vriendinnen. Ik weet ook niet wat er met hem aan de hand is, maar als hij zijn excuses aanbiedt, moet je hem vergeven.” Hij gooit zich voor zijn kameraad in de strijd, zonder een fatsoenlijke verklaring voor deze uitglijder te hebben.

Verdomme, ik heb niet eens de sleutel van de kamer! Als ik in het hotel aankom, zie ik er nog steeds uit als een familielid van Frankenstein. De meewarige blikken van de nachtportier ontgaan me niet. Ik kan alleen maar hopen dat Max de deur open heeft gelaten. Wat een krankzinnige situatie. De lift brengt me naar de tweede verdieping, en de gang waar we zo verliefd hebben gezoend wordt steeds langer. Gelukkig heeft Max de deur open gelaten en ik ga stilletjes naar binnen.

Daar ligt hij met zijn armen wijd op bed. Eén moment blijf ik stokstijf staan. Dan staat Max op en loopt langs me heen naar de badkamer. Een surrealistische situatie: de man die ik een aantal uren terug nog vol overgave heb bemind, is nu de laatste die ik zou willen aanraken of in mijn buurt kan verdragen. Ik kleed me snel uit en kruip onder de dekens. Mijn hele lijf trilt, maar tegelijkertijd voel ik een ijzige rust. Morgenochtend ga ik eerst kijken of er een vlucht vrij is en zo niet, dan moet ik bedenken wat ik verder zal doen.

“Het is niet dat ik geen respect voor je heb,” zegt Max bijna terloops in het donker. “Ik hou van je!”

Shit, klote! Wat moet ik met een liefdesverklaring, terwijl hij een paar uur geleden nog zo tekeer is gegaan?

“Als ik iets doe of zeg wat jou niet zint, dan kun je dat op een normale manier tegen me zeggen in plaats van mij in een bomvol restaurant publiekelijk af te maken.”

“Het spijt me,” zegt hij.

Ik krijg geen woord meer uit mijn mond. Deze week was bedoeld als een perfecte droom en dat was het ook bijna geworden. Zonder ruzie, zonder boosheid, zonder irritaties. Lieve hemel, hoe moet ik tussen hem en mijn man kiezen, mijn hele gezin opofferen als hij al flipt door zo’n kleinigheid. Alleen maar omdat hij een paar minuten niet mijn volle aandacht heeft gekregen? “Ik wil alleen nog maar slapen,” zeg ik en ik begraaf mijn hoofd in het kussen. Uitgeput als ik ben, val ik eindelijk in slaap.

Wanneer ik de volgende ochtend in de spiegel kijk, schrik ik me dood: mijn ogen hebben Chinese trekken aangenomen, mijn neus is in omvang verdubbeld. Als ik uit de badkamer kom, zit Max achter de computer, leest online de krant en wacht op mij. Onder zijn ogen heeft hij donkere kringen. Op de een of andere manier vind ik hem opeens aandoenlijk, en ik besluit het nog even aan te zien. We houden ons aan het oorspronkelijke plan en gaan na het ontbijt naar de autoverhuur. Max houdt mijn arm stevig vast alsof hij me nooit meer wil loslaten. We rijden naar zee. Langs kleine dorpen, pijnboombossen, langs afgelegen boerderijen waar de honden in de schaduw dutten, bereiken we uiteindelijk ons doel. Onder een parasol ligt een stelletje dat de hele omgeving lijkt te zijn vergeten. Hetzelfde zou ik nu ook het liefst doen: wegdoezelen en alles vergeten.

We vinden een aardig restaurant, eten, drinken wijn en langzaam wordt de stemming weer normaal. De wandeling langs de zee doet mijn ogen goed, verruimt mijn geest en ik kan weer ademhalen. We gaan op het warme zand liggen genieten van de zon.

“Ik begrijp het niet,” fluistert Max terwijl hij zijn hoofd op mijn buik legt, speels aan de knoop van mijn rok trekt en mij een tedere kus op mijn navel geeft. “Je kunt elke man krijgen die je maar wilt. Waarom ik?”

Ja, dat is een goede vraag. Waarom hij? Waarom neem ik niet een jonge, lekkere minnaar zoals Diego? Met Diego zou ik ongetwijfeld een grappige, ongestoorde en spannende verhouding kunnen hebben. Maar dat wil ik niet. Max begint aan een kwellend vragenrondje: hoe het nu verder moet met ons? Welk besluit neem ik? Wanneer ga ik het thuisfront inlichten? Enzovoort. Het enige dat ik weet is dat ik de antwoorden op deze vragen niet ken. Alleen op zijn vraag ‘waarom ik’ heb ik een antwoord:

“Jij bent het altijd al geweest voor mij!” Dat is de reden waarom een bierbuikje, de leeftijd en dronken aanvallen van jaloezie niet beslissend zijn. Max zwijgt. Laat in de nacht rijden we terug naar Rome, stoppen spontaan bij een restaurant en eten iets. We zijn moe. Na de afgelopen nacht hebben we allebei slaap nodig. Morgen is onze laatste dag samen, ‘s-middags moeten de fietsen terug en daarna gaat de reis richting vliegveld.