Het gele huis
Andrea aan David:
Bel me, moet je spreken
We liggen al een tijd in bed, praten bijna niet en kijken elkaar diep in de ogen, tot de mijne zich vullen met tranen en ik heftig begin te snikken. De stemmingswisselingen van de laatste tijd zijn gewoon te veel voor me geweest. In Davids armen vertel ik hem over de afgelopen weken en zonder me ervan bewust te zijn, praat ik ook over Klaus. David blijft liggen en luistert zwijgend naar me.
“Weet je, mijn huwelijk is niet goed of slecht – het is gewoon een huwelijk dat al zeventien jaar de sleur van alledag doorstaat. Ik kan goed met mijn man opschieten, maar de gevoelens zijn de afgelopen jaren veranderd. Er heerst een zekere routine in ons leven, we begrijpen elkaar zonder veel woorden. Iets wat ik enerzijds zeer waardeer, maar wat me anderzijds ook verveelt. We zijn een beetje uitgepraat. Soms geloof ik dat we veel dingen uit gewoonte doen, en sinds ik jou heb leren kennen, voel ik me wakker gekust. In de afgelopen jaren was ik meer moeder en echtgenote dan geliefde en partner. Klaus en ik – het wij-gevoel lijkt door de alledaagse dingen volledig naar de achtergrond te zijn geschoven. We ondernemen nauwelijks nog iets samen, lachen weinig met elkaar en ik verwonder me regelmatig over zijn meningen. Vroeger dachten en voelden we meestal hetzelfde, zaten we op één golflengte en nu vraag ik me steeds vaker af of ik deze man, met wie ik jaren geleden getrouwd ben, eigenlijk wel ken.”
“Het lijkt erop dat jullie uit elkaar zijn gegroeid!” oppert David.
“Ja, dat kun je wel zeggen.”
“Hou je nog van hem?” Ik moet slikken, want zo direct heeft nog niemand me deze vraag gesteld – ik mezelf ook niet. Ik lig in de armen van een man die me op dit moment zeer gelukkig maakt, vertel hem over mijn echtgenoot en probeer te ontdekken of ik nog van die laatste houd – kan het nog ingewikkelder? Het antwoord ontwijkend kus ik hem en haal hem over om samen te gaan douchen.
“Zo gemakkelijk kom je niet van me af. Ik verwacht niet meteen een duidelijk antwoord van je, maar je moet me beloven erover na te denken. Want op de lange termijn wil ik niet de nummer twee zijn!” Dat is duidelijk! Kussend, strelend, spelend met zeep en schuim en elkaar beminnend spetteren we de badkamer onder. Pas als ik voor de spiegel mijn haar föhn en mascara opdoe, zie ik de vraagtekens in mijn ogen.
Het is middernacht als ik in de auto stap en naar huis rijd. Honderden gedachten flitsen door mijn hoofd. Zijn Klaus en ik werkelijk zo ver uit elkaar gegroeid? Hoe kan ik mijn huwelijk weer nieuw leven inblazen en wil ik dat eigenlijk wel? Kan ik scheiden van de vader van mijn kinderen? Kan ik de korte maar heftige affaire met David tot een stabiele relatie uitbouwen? Wil David eigenlijk wel een relatie met mij? Hoe sterk zijn mijn gevoelens voor David? Wil ik Klaus eigenlijk wel inruilen voor David? En zouden mijn meisjes dat accepteren? Hoe zou mijn leven er over tien jaar uitzien, als ik vijftig ben en David nog maar zesendertig is? Of zit ik gewoon in een midlifecrisis? Achter mij toetert iemand en ik merk dat ik in gedachten verzonken voor een groen licht sta.
De volgend dag heb ik een afspraak met Claudia over mijn baan. Fluitend zit ik in de auto en zoek vertwijfeld op een industrieterrein naar de Habichtstraat. De portier van het terrein bekijkt me meewarig, want hij heeft me al twee keer uitgebreid uitgelegd dat ik aan het einde van het terrein alleen maar naar rechts, dan de tweede afslag naar links en na de bocht rechtdoor moet gaan en…Ja, en dan gaat het op de een of andere manier steeds weer mis, en beland ik weer bij de vriendelijke portier. Pas bij de vijfde poging – ondertussen ben ik al twintig minuten te laat – vind ik het kantoor. Een wit pand, dat er precies zo uitziet als alle andere in deze straat en alleen een zilverkleurig bord op de muur verraadt dat Claudia Tauber Design hier gevestigd is.
De inrichting van het kantoor is stijlvol, sober en naast de receptie zie ik door grote ramen de ontwerpafdeling. Aan lange tafels werken vijf jonge, tamelijk excentriek geklede vrouwen, gewapend met viltstift, meetlint en kleermakerskrijt. Ik vertel de jonge knul achter de receptie mijn naam en zie hoe Claudia net op dat moment met een gezette man haar kantoor uit komt, haar hoofd in de nek werpt en lacht – die diepe, warme lach, die steeds weer bewondering uitlokt. Zo ook deze keer. De blik van de dikke kerel spreekt boekdelen. In perfect Italiaans neemt ze afscheid van Giorgio en wendt ze zich tot mij.
“Hallo, liefje – mooi dat je er bent. Laten we naar mijn kantoor gaan. Wat wil je drinken? Water, koffie, thee of espresso?”
“Water.”
“Kon je het makkelijk vinden?”
“Nee, pas bij poging vijf lukte het. Ik heb al vriendschap gesloten met de portier. Hij verheugt zich erop me binnenkort weer te zien…”
“Misschien moet ik Karl van de receptie toch een keer vragen om een nieuwe routebeschrijving te maken. Wat vind je ervan als we eerst de zakelijke dingen bespreken en dan bij de lunch over de privézaken praten? Ik heb namelijk dringend je advies nodig en daarnaast wil ik weten hoe het gisteravond is gegaan, hoewel, als ik jouw glimlach zo zie…” We lopen Claudia’s kantoor binnen en gaan zitten.
“Ik heb eens zitten denken,” begint Claudia het gesprek. “Ik weet dat je voor Sofies geboorte bedrijfseconomie hebt gestudeerd en ook heel goed bent met cijfers en geld. Ik heb dringend iemand nodig die alle financiële zaken in dit bedrijf regelt, iemand die me adviseert hoe ik zinvol investeer, hoe ik een goed doordachte marketing opzet, waar bezuinigd moet worden, kortweg: iemand die mij helpt mijn kleine bedrijf een gezonde basis te geven en wie weet daarna uit te breiden. Want uitbreiden is mogelijk. Ik heb een paar weken geleden een zeer winstgevend contract gesloten met een postorderbedrijf. In mijn eentje red ik het gegarandeerd niet. Ik zit te springen om iemand die me een aantal dingen uit handen neemt en ik zou heel blij zijn als jij dat kon doen. Heb je daar zin in?”
“Ja, best wel!” stamel ik verrast. Dat is veel meer dan alleen maar de boekhouding op orde brengen. Claudia staat op, pakt een paar documenten en brieft me in de daaropvolgende twee uur uitvoerig. Wat ik te horen krijg, bevalt me. In de komende weken moet ik me langzaam vertrouwd maken met de gang van zaken in het bedrijf en met haar meegaan op een of andere zakenreis, om een overzicht te krijgen. Ik moet met haar belastingadviseur praten en me inlezen in alle contracten. Veel kan ik volgens haar vanuit huis regelen, want ik heb tenslotte ook nog kinderen. Haar aanbod is duidelijk: om de dag moet ik ‘s-morgens op de zaak zijn. Ze schat dat ik drie tot vier dagen per week moet werken, maar, zoals gezegd, dat kan voor het merendeel thuis. Ook over de financiële kant heeft ze al nagedacht. Ik krijg een salaris dat mijn stoutste dromen overtreft, een werkplaats thuis en ik kan mijn onkosten declareren.
“Denk je dat je dat kunt regelen?” vraagt ze.
“Ja, maar ik moet natuurlijk eerst de familieraad bijeenroepen. Ik wil het doen, maar je begrijpt dat ik het eerst met Klaus en de kinderen moet bespreken, want er zal dan tenslotte toch het een en ander bij ons veranderen.” Ik zou het liefst meteen toezeggen. Ik ben dolenthousiast om weer mee te gaan doen op de arbeidsmarkt, en dit is de grootste uitdaging die ik in jaren ben tegengekomen. Ik word er alleen ook een beetje bang van, want ik heb me de afgelopen vijftien jaar totaal op de kinderen en het huishouden gericht. Claudia ziet mijn twijfel.
“Weet je, neem je tijd. Het begint pas echt in september, dan moet je er zijn, dan moeten we gas geven. De komende drieëneenhalve maand kun je je langzaam inwerken. Het is heel belangrijk voor mij dat deze functie in mijn bedrijf wordt vervuld door iemand als jij, iemand die ik kan vertrouwen.”
“Ja, oké,” zeg ik.
“Susa heeft me verteld hoe je je vader hebt geholpen met het zoeken naar beleggingsmogelijkheden voor zijn geld en hem met waardevolle tips terzijde hebt gestaan. Ik geloof dat je meer in je mars hebt dan jij je op dit moment kunt voorstellen. Denk over mijn aanbod na, bespreek het met je gezin, maar laten we nu alsjeblieft gaan eten, want ik sterf van de honger.”
Een goed halfuur later zitten we in een restaurant in de Aachenerstraat, vlak voor de Maarweg, met een glas witte wijn aan de geflambeerde langoustines met rijst. Terwijl ik me volledig op mijn kreeftachtigen concentreer, kletst Claudia erop los.
“Moritz en ik zijn nu ongeveer twee maanden samen. Ik voel me goed bij hem en geniet ervan als hij er is. Maar het gevoel dat hij me beperkt in mijn bewegingsvrijheid begint me langzaam weer te bekruipen. Hij laat steeds vaker kleren bij mij liggen, oftewel slingeren. Onlangs heb ik twee T–shirts, een broek en drie onderbroeken van hem in mijn kast gevonden en dat beviel me helemaal niet. Beetje bij beetje verovert hij steeds meer terrein.” Claudia klinkt lichtelijk geïrriteerd en gaat snel verder: “Als je er eens goed over nadenkt, is de zoektocht naar de juiste man toch net een blackjack-spel. Je krijgt de kaarten en moet kiezen, of je ze wilt houden of liever weg doet. Neem je het zekere voor het onzekere en houd je op bij 19 of gok je door en riskeer je alles kwijt te raken, inclusief de 19?”
Ik aarzel een moment, neem een slok wijn en vraag haar dan: “Heb je met Moritz dan 19 of 21?”
“Op goede dagen 21,” zegt ze nadenkend.
“Maar merkwaardig genoeg raak je bij drie onderbroeken en een paar T–shirts al in paniek. Dan moet er toch iets mis zijn? Of is het alleen de angst dat hij te dichtbij komt, voor diepgaande gevoelens, de angst voor liefde?”
“Hoeveel kikkers moet je kussen voor je je prins gevonden hebt? Hoe lang had jij nodig voor je er zeker van was dat Klaus de ware is?”
Nou, destijds was ik piepjong en smoorverliefd. Het voelde goed, en ik was er in mijn jeugdige overmoed zeker van dat niets, maar dan ook helemaal niets, Klaus en mij uit elkaar zou kunnen krijgen. “Daar heb ik nooit zo bewust bij stilgestaan eigenlijk,” leg ik uit.
“Misschien moet ik nog wachten. Als Moritz de ware is, zal ik het op een bepaald moment weten en geen angst en geen twijfel meer hebben!” zegt ze meer tegen haar glas wijn dan tegen mij.
“Als hij het geduld daarvoor op kan brengen.”
“Ja, anders heb ik gewoon pech gehad. Weet je, sommige dingen van hem irriteren me mateloos. Twee dagen geleden – hij was net in de badkamer – klinkt er opeens een kabaal van jewelste. Ik klop voorzichtig en vraag of alles oké is. Daarop schreeuwde hij alleen maar: “Kom vooral het eerste halfuur niet binnen!” Natuurlijk wilde ik toen pas echt weten wat er aan de hand was, dus deed ik de deur open en daar zag ik Moritz staan, tot zijn heupen in het schuim.”
Met een vragend gezicht staar ik haar aan.
“Moritz had een paar van mijn badbruistabletten in het toilet laten vallen en in plaats van ze eruit te vissen, had hij ze doorgespoeld! Bergen schuim stroomden over de wc-bril. In totale paniek heeft hij nog een paar keer doorgetrokken en natuurlijk werd de schuim-tsunami alleen maar groter. Met mijn beste handdoeken heeft hij toen als een Don Quichot geprobeerd de schuimberg te overmeesteren, waarbij hij bijna mijn glazen plank omver gooide en in ieder geval een ontzettende ravage aangerichtte.”
Ik lig krom van het lachen, Claudia kan een grijns niet onderdrukken. Twee dagen geleden vond ze het helemaal niet grappig, maar kreeg ze een aanval van razernij en vroeg ze Moritz vinnig of hij nog te stom was om zelf te plassen. Het gebeuren liep uit in een megaruzie en ze heeft hem resoluut buiten de deur gezet. Sindsdien heerst er absolute radiostilte. De drie onderbroeken heeft ze gelijk achter hem aangegooid. Er valt een beteuterde stilte aan tafel, hoewel ik een nieuwe lachaanval maar met moeite kan onderdrukken bij de gedachte aan de hele scène.
“En hoe is het nu? Hebben jullie alweer met elkaar gesproken en is alles weer koek en ei?” wil ik even later giechelend weten.
“Niks, nul, nada. Ik heb geprobeerd hem te bellen, maar hij neemt niet op. Maar het ergste is dat ik nu zo twijfel. Wil ik hem nog wel terug of is het alleen maar gekwetste trots? En waarom belt die rotvent mij niet?” Ze bestelt nog een fles wijn, steekt een Marlboro Light op en blaast grote rookwolken uit haar pruilmondje. “Maar vertel jij nu eens. Hoe gaat het met jou? Hoe was het met David? En hoe gaat het verder?”
Ik vertel haar alles, ook over mijn twijfels en angsten, in de hoop dat zij een oplossing paraat heeft.
“Dat is nog veel ingewikkelder dan bij mij. Zolang je niet echt weet wat je wilt, zou ik ervoor zorgen dat David niets doms doet en Klaus er niet achter komt. Ik zou ook niet graag in jouw schoenen staan op dit moment.” We hebben het nog even over Susa en Barbara en nemen na een lunch van bijna twee uur afscheid van elkaar, met de afspraak nog deze week met alle vriendinnen samen uit eten te gaan.
Ik ben benieuwd hoe Klaus en de kinderen op mijn nieuwe ambities zullen reageren. Ik rijd nog even langs de supermarkt, om de boodschapen voor het lievelingseten van mijn vreetzakjes te kopen. Een lekkere lasagne met salade en voor Klaus en mij een goede fles rode wijn – daarmee zijn lastige onderwerpen gewoon makkelijker bespreekbaar. Terwijl ik de lasagne klaarmaak, plan ik de te nemen stappen. Op zolder zou ik mijn kantoor kunnen inrichten, want daar hebben we nog een kamertje, dat tot nu toe alleen als rommelkamer diende. De spullen die nu op mijn toekomstige kantoor staan, moeten gewoon een plek krijgen in de garage, ik moet genadeloos uitmesten. Ik word echt euforisch, zou het liefst direct beginnen en kan haast niet meer wachten tot iedereen thuis is.
Lisa komt als eerste binnenlopen, maar laat me direct weten dat ze met haar vriendin afgesproken heeft om in de tuin te spelen en nu alleen heel snel een snee brood wil. Sofi en Maxi komen twee uur later en klagen over de hitte en het huiswerk. Ik kondig aan dat we vanavond precies om zeven uur eten, want ik heb iets te bespreken waar iedereen bij moet zijn. De vragende blikken ontwijk ik en ik ga verder met de lasagne. Klaus komt iets voor zevenen thuis, wordt door Sofie in de gang opgevangen en ik hoor haar fluisteren met hem: “Mama maakt lasagne, heeft wijn gekocht en zegt dat ze vanavond wat met ons te bespreken heeft! Weet jij wat er aan de hand is? Ze neuriet al de hele tijd vrolijk in de keuken voor zich uit!”
“Misschien heeft ze gewoon een goed humeur en wil ze de vakantie met ons bespreken – had je daar al aan gedacht?” hoor ik mijn echtgenoot antwoorden. Shit! Aan de vakantieplanning heb ik de afgelopen weken helemaal niet meer gedacht.
“Hallo, mijn geheimzinnige, hoe gaat het met je? Ik heb al van Sofie gehoord dat je wat belangrijks met ons wilt bespreken, verklap je mij alvast wat het is?” wil Klaus van me weten terwijl hij de keuken in komt.
“Nee, ik verklap het nog niet, maar je mag mij wel over jouw dag vertellen!” antwoord ik. Samen dekken we de tafel en roepen we de kids om te komen eten. Dan kom ik eindelijk over de brug met mijn geheim.
“Nou, ik ben vandaag bij Claudia geweest en ze heeft me een zeer interessant aanbod gedaan, dat ik nu met jullie wil bespreken. Als ik accepteer, zullen er bepaalde dingen in ons leven gaan veranderen.” Klaus kijkt me vragend aan. Lisa prikt in haar lasagne en wil weten of ze zo meteen weer buiten mag spelen. Sofie en Maxi vragen zich af wat het met hen te maken heeft. Onverstoorbaar praat ik door, leg de voor- en nadelen uit.
“Geen slecht idee, mama!” zeggen de twee groten en verdwijnen om hun huiswerk te maken. Klaus blijft en ik vertel hem de rest. Hij aarzelt even, neemt een slok wijn, buigt zich voorover, geeft me een kus en zegt: “Zo euforisch als jij klinkt…” verder komt hij niet, want mijn mobieltje gaat af.
Het is Susa. Met een verstikte stem vertelt ze me dat ze net weer een heftige ruzie heeft gehad met Martin. Hij woont sinds het tragische ongeluk van onze ouders weer thuis en ik had gedacht dat alles ondanks Susa’s twijfels uiteindelijk weer op zijn pootjes terecht zou komen. Ik zat er goed naast! Susa heeft toen hij onder de douche stond in Martins telefoon gesnuffeld en helaas heeft ze meerdere SMS’jes van hem aan Doris en vice versa gevonden. Martin was nog maar net onder de douche vandaan toen ze hem, nog kletsnat, ter verantwoording riep.
“Hij schreeuwde tegen me, smeet met kleren, vroeg me hoe ik het in mijn hoofd haalde om in zijn mobieltje te snuffelen en is toen laaiend van woede in zijn auto gestapt en ervandoor gegaan!” snottert ze. Ik weet me even geen raad meer. Natuurlijk kan ik me voorstellen dat ze nieuwsgierig was en door het lint ging toen ze de SMS’jes had gevonden. Want Martin heeft tenslotte tegen haar gezegd dat hij geen contact meer heeft met Doris. Hoewel de SMS’jes in mijn ogen onschuldig zijn, kan ik me haar teleurstelling voorstellen. Het was slimmer geweest als ze niets had gezegd en het spelletje een tijdje aangekeken had, om er echt achter te komen of er nog meer tussen Martin en dat grietje was.
“Ik ben gewoon te impulsief!” snikt ze in de hoorn. Na een paar minuten is Susa weer gekalmeerd. Ik adviseer haar zich te verontschuldigen voor het rondsnuffelen, maar tegelijkertijd streng te zijn voor Martin.
Als ik terugkom in de keuken is Klaus weg. Ik vind hem in Lisa’s kamer. Hij leest haar net haar lievelingsverhaal voor over de hond en de vos. Zachtjes sluip ik naar mijn toekomstige kantoor. Na enig zoeken vind ik eindelijk de lichtschakelaar. Hier op zolder heerst je reinste chaos. Dozen in alle hoeken en daartussen liggen plastic zakken met afgedankte kleren van de kinderen, die ik al maanden, jaren eigenlijk, naar het Leger des Heus wil brengen. Ik baan me een weg door de rommel, kom oude vloerkleden tegen, schuif schaatsen opzij, open het dakraam en probeer me de werkelijke grootte van de ruimte voor te stellen. Plotseling staat Klaus in de deuropening. Voor hij iets kan zeggen, barst ik los.
“Deze ruimte zou toch werkelijk ideaal zijn. Moet je kijken. Wat vind jij?”
Hij kijkt me een paar beangstigend lange seconden aan, en ik word prompt onzeker. Wat zal hij zeggen? Zal hij het goedkeuren dat ik weer aan het werk wil of is hij er tegen? Er verschijnt een glimlach op zijn gezicht.
“Je bent er zo euforisch over dat het een misdaad zou zijn je ervan af te houden. Ik betwijfel weliswaar dat alles zo gemakkelijk te regelen valt als jij denkt, want stel je voor dat een van de kinderen ziek wordt? Maar goed, dat zien we dan wel weer. Wanneer begin je?”
Als er niet tig dozen en allerlei hindernissen tussen ons in hadden gestaan, zou ik hem nu om de hals vallen van blijdschap. Ik kijk hem stralend aan, baan me een weg door de rommel en omhels hem zo stevig dat de balken er bijna van doorbuigen.
De volgende ochtend breekt de hel weer eens los. Nadat ik Claudia heb laten weten dat ik haar aanbod aanneem en in september begin, wil ik me net met de afwasmachine bezig gaan houden, als Susa voor de deur staat. Ze steekt meteen van wal.
“Gisteren heb ik eindeloos lang met Martin gepraat. Ik heb jouw raad ter harte genomen en me verontschuldigd, maar hem ook laten weten dat dit echt niet zo kan. Hij weet nu dat ieder SMS-of telefooncontact met deze vrouw mij gewoon ontzettend veel pijn doet. Ik wil dat hij daarmee ophoudt. Bovendien werkt een vriendschap tussen man en vrouw volgens mij alleen als ze allebei lesbisch of homoseksueel zijn. Ik kan me niet voorstellen dat er vriendschappen zijn waar eerst verliefde gevoelens waren. Martin heeft geprobeerd me wijs te maken dat het wel heel goed mogelijk is. Hoe dom denkt hij eigenlijk dat ik ben?”
Persoonlijk geloof ik wel dat mannen en vrouwen prima bevriend kunnen zijn, maar bij Martin kan ik het me gewoon totaal niet voorstellen. Zijn hele vriendenkring bestaat, of eigenlijk bestond, uitsluitend uit mannen. Vrouwen vindt hij misschien wel leuk, maar met zijn maten wilde hij gewoon een pilsje kunnen pakken. Ik had altijd de indruk, dat Martin vrouwen op een bepaalde manier eng vindt, dat hij ze nooit goed weet in te schatten en zich gewoon prettiger voelt bij zijn soortgenoten.
Eerst dat hele theater van de afgelopen weken, dan de verschrikkelijke dood van mam en pap en nu moet ik me bezighouden met een stomme huwelijkscrisis? Het liefst zou ik alles een paar dagen achter me laten. De deurbel gaat. Barbara, die ik bij de begrafenis voor het laatst heb gezien, kijkt me met een glimlach aan. We gaan op het terras zitten en terwijl ik verse koffie zet en mijn kast doorzoek naar koekjes, hoor ik dat Susa haar hart bij Barbara uitstort.
“Nou, aangezien ik nu weer als advocate werk, kan ik je in het geval van een scheiding vertegenwoordigen. Laat het me maar weten, als het zover is,” merkt ze zakelijk op. Susa zwijgt, ze lijkt nog helemaal niet aan deze laatste stap te hebben gedacht.
Barbara vertelt dat ze nu beëdigd is, in de advocatuur opgenomen is en al werkt, ‘s Morgens thuis en ‘s middags op kantoor. Ze geniet met volle teugen. Dan vertel ik over mijn nieuwe baan en is iedereen een en al oor.
Nauwelijks zijn ze weg, of ik grijp mijn mobieltje. David heeft nog geen idee van de veranderingen in mijn leven en ik ben nieuwsgierig naar zijn reactie. Jammer dat ik zijn voicemail krijg. Ik stuur hem een berichtje:
Bel me, moet je spreken
Pas vrijdagmiddag krijg ik een telefoontje terug. Als ik hem enthousiast vertel over de veranderingen in mijn leven, wordt hij merkwaardig stil.
“Ik ben blij voor je hoor, maar ik vraag me ook af welke plek ik in je drukke leven heb. Heb je al nagedacht over ons laatste gesprek? Want dat is eigenlijk wat ik van je zou willen horen!” Nu word ik stil, daar had ik niet op gerekend.
“Nee, daar heb ik nog niet over nagedacht. Ik had gewoon de tijd niet en geloof me, zoiets wil ik niet tussen neus en lippen door beslissen. We moeten nog een keer praten!”
“Wanneer je maar wilt,” reageert hij droog. Nou, dat is een probleem. Vanavond heb ik afgesproken met de meiden en in het weekend is mijn werkkamer aan de beurt: uitmesten, schoonmaken en schilderen. Volgende week dan maar, stel ik voor.
“Ik weet niet of ik volgende week kan. Ik heb een paar afspraken, maar laten we gewoon bellen,” zegt hij zuur. Hij is duidelijk beledigd. Eerst verzwijg ik voor hem dat ik getrouwd ben, dan krijgt hij me wekenlang niet te zien en nu ben ik weer met andere dingen bezig. Maar hij kan toch niet serieus verwachten dat ik zomaar mijn gezin in de steek laat en opnieuw begin met hem? Of verwacht hij dat nou juist wel? Voor ik daar verder over kan nadenken, belt Susa. Ze stelt een date bij Fellini voor.
Om zeven uur stuift ze met haar zwarte bolide de hoek om en komt met piepende remmen tot stilstand. Ik werp Klaus en Lisa nog gauw een kushand toe en ga ervandoor. Nog voor ik me in de leren stoel kan laten vallen, barst Susa los.
“Ik heb eens over het een en ander nagedacht! Wat verbeeldt Martin zich eigenlijk wel?” Ze is razend op haar overspelige echtgenoot en, als ik eerlijk ben, doet me dat genoegen. Want zo ken ik Susa weer. Het jammerende stuk ellende van de afgelopen weken en de uitspraken in de trant van ‘hopelijk komt hij gauw weer terug’ en ‘o, wat moet ik toch beginnen zonder hem’ waren helemaal niets voor haar. Voor ik iets kan zeggen, gaat ze verder.
“Gisteren zijn we met de kinderen naar een restaurant gegaan. Martin reed weer als een slak, zocht vreselijk lang naar de ‘perfecte’ parkeerplaats en toen hij eindelijk een plekje had gevonden waar zelfs een vrachtwagen in gepast had, kreeg hij zijn BMW-tje er niet in. Het was om te gillen. Pas geleden hebben we een nieuwe auto besteld, een Touareg. Dat ding is veel groter dan die BMW. Ik ben benieuwd hoe hij het voor elkaar wil krijgen dat ding te parkeren.”
In één adem gaat ze verder: “We moesten toen nog een paar meter lopen naar het restaurant. De kids en ik in sneltreinvaart, en wie denk je dat er achter ons aan sukkelde? Martin! Op een dag wordt hij nog eens ingehaald door een slak, je zult het zien.”
“Susa! Je overdrijft, Martin kan goed autorijden en parkeren. Je hebt er gewoon de pest in,” onderbreek ik haar.
“Hij heeft in de afgelopen maanden niet alleen een beginnend buikje ontwikkeld, zijn haar wordt ook grijzer, zelfs zijn borsthaar wordt grijs. Ik vraag me alleen af wanneer de rest aan de beurt is. O god, Andrea, hij wordt nu echt oud!”
Ik moet lachen, ik heb nog nooit een man met grijs schaamhaar gezien. Susa laat zich niet afremmen. “Ik vraag me onderhand af waarom ik eigenlijk zo panisch gereageerd heb. Waarom ik zo bang was dat hij me zou kunnen verlaten. Ik regel alles in huis en met de kinderen. Martin is altijd druk met zijn werk of zijn hobby’s. Hij weet bijvoorbeeld nog steeds niet wanneer Jonas hockeytraining heeft en Victoria paardrijles. En als ik hem eens goed bekijk, dan mag hij blij zijn dat hij getrouwd is met een vrouw als ik, en als hij dat niet is: doei. Dan heeft hij mij echt niet verdiend.”
“Mijn woorden, liefje. Toch schilder je hem nu slechter af dan hij is. En hij heeft de afgelopen weken echt zijn best gedaan, was er voor je en heeft je ook bijgestaan. Dat hij die ene keer een slippertje heeft gemaakt met die Doris, zou je hem langzaamaan eens moeten vergeven. Ik geef je gelijk: het contact met die vrouw moet ophouden, maar dan moet het ook afgelopen zijn. Ik geloof eerder dat jij niet meer zo zeker bent over jouw gevoelens voor hem.”
Susa kijkt me een poosje aan, haalt diep adem en wordt stil. “Ja, daar zou je wel eens gelijk in kunnen hebben. Er is iets in me geknapt. Misschien heb ik een time–out nodig, tijd voor mezelf alleen. Een week zonder man en kinderen, helemaal alleen kunnen nadenken over alles wat er in de afgelopen weken is gebeurd.” Helemaal mee eens, denk ik, een week weg van de hele heisa, dat zou mij ook goed doen.
“Wat zou je ervan vinden als wij tweeën een week weggingen,” stelt Susa voor, alsof ze mijn gedachten kan lezen. “Ik heb sinds de begrafenis de hele tijd de behoefde om nog een keer naar Denia te gaan. Nog een keer met de Schafers te praten, en eigenlijk vond ik het er heel mooi. Denia is precies wat we nodig hebben om te ontspannen. Wat vind jij ervan?” vraagt Susa.
“Zeker, maar financieel ziet het er bij ons momenteel niet zo rooskleurig uit. Het geld dat ik deze maand over heb, steek ik in mijn toekomstige kantoor.”
“Ha, jij bent gek! Heb je die brief van Thomas dan nog niet gehad?” roept Susa.
“Welke brief?”
“Nou, vanochtend zat er een brief van Thomas in mijn brievenbus. Een berekening van onze financiële situatie. Weet je nog dat we met hem hadden afgesproken dat we het contante geld, het onroerend goed en de verzekeringsbonus zouden delen? Dat heeft Thomas gedaan en voor ieder van ons een aparte rekening geopend, zodat alleen wij daar toegang toe hebben. Je zult versteld staan. Dus over geldzorgen wil ik niets meer horen.”
Ik ben sprakeloos. Dat was ik door al dat gedoe met David helemaal vergeten.
“Tja, eh…” stamel ik.
“Weet je wat? Ik kom morgen met mijn brief naar je toe, we kijken of jij er ook een gekregen hebt, en anders bellen we Thomas. En je moet me beloven met Klaus te praten en je een week vrij te maken. Ik boek de vlucht voor ons en regel alles, zeg alsjeblieft niet nee.”
“Ja, maar…,” meer schiet me op dat moment niet te binnen.
Intussen zijn we bij Fellini aangekomen. Claudia en Barbara zitten al aan onze vaste tafel. De ramen staan wijd open, en de warme meilucht waait naar binnen. Barbara zit met haar rug naar de ingang en ik zie haar lange haar. Claudia ziet er wat vermoeid uit.
“Op een dag zal het hele mannelijke deel van de bevolking ontploffen of de verstikkingsdood sterven, alleen omdat ze in plaats van te praten alles opkroppen,” mokt ze.
Ik moet lachen, tik Claudia speels op haar arm en vraag: “Waar hebben jullie het nou weer over?”
“Ach, Moritz heeft nog steeds niets van zich laten horen. En ik word afwisselend gekweld door twijfel, schuldgevoelens, verlangen en woede, waardoor het er allemaal niet eenvoudiger op wordt,” zegt ze chagrijnig. Susa en ik zijn binnen no-time helemaal bijgepraat. Moritz heeft tot Claudia’s ontzetting alle antwoordapparaten uitgezet en weigert kennelijk al weken iedere vorm van contact.
“Ik vermoed dat hij onderhand een nieuw mobiel telefoonnummer genomen heeft.”
“Nou, is het dan niet duidelijk? Hij wil niet meer! En jij zou blij moeten zijn, want dat bespaart je een hoop ellende. Geen ongewenste kleren in je kast, geen schuim-tsunami’s meer in de badkamer. Of mis je hem nu opeens?” vraag ik haar meteen.
“Ik weet het niet. Dat is nou juist het stomme. Als ik maar wist wat ik wilde, zou het makkelijk zijn iets te gaan doen.”
“Wat zou je dan gaan doen?”
“In de auto stappen, naar dat beautycentre rijden en hem aanspreken.”
“Dat klinkt goed, maar alleen als je hem echt wilt,” meent Barbara.
“Misschien is het ook alleen maar gekwetste ijdelheid. Omdat hij zich nu losmaakt,” oppert Susa. Daarmee is het onderwerp Moritz afgesloten; tot Claudia weet wat ze wil, kan en mag ze niets ondernemen.
Susa wacht even en vertelt dan over Martin.
“Volgens mij helpt daar maar één ding tegen: je moet je even een tijdje terugtrekken, nadenken, misschien erover praten en proberen erachter te komen wat je gevoelens voor hem zijn,” adviseert Claudia.
“Dat is ook precies wat ik van plan ben!”
Als we kort voor middernacht bij mij thuis voorrijden, brandt er nog licht in de woonkamer. Susa heeft zich na een paar glazen wijn in het hoofd gezet nu direct te gaan kijken of de brief van de notaris ook bij mij is aangekomen.
“Dan kunnen we namelijk ook meteen met Klaus praten, want hij lijkt nog wakker te zijn,” verkondigt ze triomfantelijk. Natuurlijk is de brief er. Hij ligt verstopt tussen kranten. Susa praat Klaus om, en om twee uur ‘s nachts staat het vast: Susa en ik gaan een mei-week lang naar Spanje.
Normaal gesproken haat ik maandagen, maar vandaag is het anders. De zon komt net tussen de wolken door. Ik heb afscheid genomen van mijn drie meisjes, die bij oma blijven, en stap bij Klaus in de auto. We moeten Susa ophalen en dan gaan we op pad. Om kwart over tien zal de piloot ons naar Spanje brengen, naar de zon, de paella en de sangria.
Susa en ik voelen een merkwaardig soort euforie als we in het vliegtuig stappen. We zitten naast elkaar en zijn opgelucht als de deuren zich sluiten en de stoel naast ons leeg blijft. Na iets meer dan twee uur landt het vliegtuig in harde wind hobbelend op de landingsbaan van Alicante. Susa heeft een cabrio geboekt, waar met veel moeite onze twee grote reistassen inpassen. Na een goed halfuur zijn we al bij het toeristencentrum Benidorm. We passeren Calpe, Benissa, Teulada op onze weg richting het noorden en eindelijk zie ik het bord met Denia. De provinciale weg slingert door sinaasappelplantages. Na de eerste rotonde verandert de omgeving. Badkamerspecialisten, meubelhuizen, lampenwinkels, de sterke opleving in de bouw heeft hier zijn sporen achtergelaten. Rechts van ons ligt de Montgo; rond de zevenhonderd meter hoge berg hangen een paar wolken. Op de uitlopers van de berg staan hier en daar prachtige villa’s, zoals die van de Schafers.
We rijden verder rechtdoor, langs het busstation, voegen ons in de file die bij het postkantoor begint en bereiken uiteindelijk de haven. Vanaf daar is het nog geen tien minuten voordat we in Las Marinas zijn, de kuststrook met de hotels en appartementencomplexen. We rijden de oprit van Hotel Los Angeles op, parkeren de auto vlak naast de tennisbaan. Hèhè, we zijn er!
Onze kamer is een hoeksuite op de pas gebouwde derde etage van het hotel. Twee slaapkamers en een kleine living in mediterrane kleuren. De ruimtes zijn niet zo sober als de kamer die we de vorige keer hadden. Het is gezellig en stijlvol, ruim. Ik schuif de terrasdeur open en ben direct verliefd. Twee teakhouten ligstoelen met zachte kussens staan uitnodigend naast een tafel met daarop grote kandelaars met glazen stolpen. Vanaf deze plek heb je een adembenemend uitzicht over het strand en de zilverachtig glinsterende zee. De lucht ruikt ziltig en ik krijg steeds meer trek in verse vis. Nadat we onze spullen in de kasten en in de badkamer hebben opgeborgen, gaan we met de lift naar beneden. De hal naast de receptie is een mengelmoes van typisch Spaanse meubelen, gecombineerd met een modern bankstel, kranten- en informatiestandaards. Oude gravures van Denia honderd jaar geleden sieren de muren. We gaan door de ontbijtzaal naar het overdekte terras van het restaurant dat bij het hotel hoort. Omdat de mensen hier nauwelijks Duits of Engels verstaan, probeer ik in mijn beste Spaans: “Hola, buenas diassenor. Una mesapor dospersonas, porfavor.” Ik ben helemaal blij: de licht grijzende ober verstaat me en leidt ons naar een tafel die netjes gedekt is.
Ook hier weer dat grandioze uitzicht. Ik hoop dat het eten net zo grandioos is, want mijn maag knort. We hebben snel gevonden wat we willen. Een fles marquesa de caceres, water, een grote salade en heel veel vis. We overleggen wat we vandaag nog meer willen doen. Na het eten zoeken we twee ligstoelen op het strand onder een parasol voor een klein dutje, en ‘s-avonds willen we te voet of met onze cabrio de omgeving een beetje verkennen en later Annette en Toni bellen. Zo gezegd, zo gedaan.
Ik slaap twee uur lang diep en word pas gewekt door het gehuil van een klein kind. Susa is verdiept in een boek en laat de zon ondertussen op haar goed getrainde buik schijnen. Een beetje jaloers moet ik vaststellen dat je helemaal niet zou verwachten dat ze al twee grote kinderen heeft. Ze heeft met ijzeren discipline en gezonde voeding een klein wonder verricht. Haar armen zijn al net zo fraai gevormd en op haar dijen is geen spoortje cellulitis te zien. Mijn buik is wel plat, maar van een wonder is geen sprake. De laatste stressvolle weken hebben mijn figuur wel goed gedaan. Toch wordt het de hoogste tijd dat ik mijn drie jaar oude bikini door een hipper model vervang. Ik neem me stellig voor na onze korte vakantie vaker de fitnessstudio te bezoeken. Ik rek en strek me uit op de ligstoel als me te binnen schiet dat ik David nog helemaal niets verteld heb over de plotselinge reis naar Denia. Zodra Susa onder de douche staat, zal ik hem bellen. Ik sluit mijn ogen en denk aan zijn laatste aanrakingen, zijn glimlach, de manier waarop hij me aan het lachen maakt…Er zijn momenten waarop ik hem mis, maar er zijn ook momenten dat ik hem helemaal vergeet.
“Weet je, als ik hier zo lig te luieren in de zon en te genieten van dit alles, zie ik hoe goed we het eigenlijk hebben. En dan wordt me opeens weer duidelijk dat dat een idiote redenering is. We hebben nog maar net mama en papa verloren en ik zit met een enorme huwelijkscrisis, dus eigenlijk kun je helemaal niet zeggen dat het goed gaat. Het is toch merkwaardig dat me dat pas duidelijk wordt als ik wat langer nadenk. Ben ik misschien oppervlakkig?” onderbreekt Susa mijn gedachten. Ze heeft tranen in haar ogen.
“Nee, met mij is het net zo. Als ik erover nadenk dat wij iets meer dan vijf weken geleden hier waren om mama en papa te halen. Aan de andere kant…Stel je voor dat we ons door de pijn en de rouw zo laten beheersen dat daardoor alles overschaduwd wordt. Dan kun je beter direct de kogel krijgen. Wij hebben nu een week waarin we ons kunnen ontspannen, veel met elkaar kunnen praten, maar ook een beetje mogen lachen. Want als we terugkomen, wordt het zeker geen pretje, zowel voor jou als voor mij niet.”
Als Susa gaat douchen, pak ik mijn mobieltje, ga op het terras zitten en bel David. En weer moet ik genoegen nemen met de voice–mail. Aarzelend spreek ik een bericht in en vraag hem om terug te bellen. Het is acht uur als Susa en ik een eindje gaan wandelen. We willen over het strand richting stad lopen, om daar ergens wat te gaan eten. Gelukkig is het inmiddels wat afgekoeld. Het zeebriesje heeft ook de laatste bikini- en zwembroekdragers van het strand verjaagd. Ik heb de broekspijpen van mijn katoenen broek omgeslagen, de sandalen in de hand en mijn spijkerjasje om de heupen geknoopt. Susa heeft een Capribroekje en een zijden hemdje aan. Ze ziet er voor het eerst sinds weken ontspannen uit. We lopen naast elkaar en bekijken de huizen die aan het strand staan. Sommige zijn klein en verweerd, andere zijn groot en prachtig. Een huis, liefst wit geschilderd, direct aan de blauwe zee met een stuk strand ervoor – dat is mijn droom sinds ik meer dan dertig jaar geleden met mijn ouders in Italië was. De vele gesloten rolluiken geven aan dat het hier vakantiehuizen van vermogende mensen betreft. We vragen ons af wat dat voor mensen zijn die hier wonen en hoe het zou zijn om ook zo’n huis te hebben. Intussen ontdek ik een geel huis van twee verdiepingen met een balkon, met aan de balustrade een groot bord met de woorden Se Vende en een telefoonnummer. We kijken elkaar aan, moeten lachen. Als twee stoute kinderen lopen we naar de gele muur toe en werpen een blik in de tuin. Weelderig groen, hier een daar een palmboom en een zwembad, waarin je misschien niet voor de Olympische Spelen kunt trainen, maar dat voor ons helemaal het einde zou zijn.
“Zullen we morgen gewoon eens bellen?” vraag ik ondeugend, terwijl ik het nummer in mijn mobieltje opsla.
“Dat meen je toch niet?”
“Och, waarom niet? Kijken kost toch niets en misschien is het een teken.” We lopen om het gebouw heen, stellen vast dat het aan de andere kant direct aan de straat ligt, tamelijk groot is en dat er een onbebouwd stuk grond van aanzienlijk formaat naast ligt. Het is hier mooi, geen twijfel mogelijk, paradijselijk. We slenteren verder, speculeren over de mogelijke prijs en vinden eindelijk een restaurant. El Poblet ziet er niet alleen uitnodigend uit, ook de menukaart die buiten hangt doet ons het water in de mond lopen. We krijgen onder een afdak van wilde wingerd een vierpersoons-tafel. Het gele huis blijft onderwerp van gesprek. Tussen de eendenborst en tournedos door proberen we ons voor te stellen hoe het zou zijn als…Een huis, groot genoeg voor onze twee gezinnen, inclusief Kasimir en Katzli; wij ‘s-avonds op het terras met een glas wijn over het water uitkijkend, ‘s-morgens meteen na het opstaan een stukje in de Middellandse Zee zwemmen…Na drie uur en een tweede fles wijn hebben we het in gedachten al gekocht. Morgenochtend bellen we beslist de makelaar, dat staat vast.
We slenteren over het strand terug naar het hotel, blijven nog een halfuur hangen bij ‘ons’ gele droomhuis en bewonderen het in de schemerige strandverlichting. Het is gewoon te mooi om waar te zijn.
Het is pas zeven uur als ik – door een merkwaardige onrust overvallen – klaarwakker in bed zit. Aan slapen hoef ik niet meer te denken. Terwijl Susa nog sluimert, schiet ik in mijn badpak. De aanblik in de spiegel doet me besluiten vandaag de eerste de beste bikiniwinkel te bestormen. Helemaal ingesteld op fitness laat ik de lift, waarvan het groene lampje knippert, links liggen en loop de drie verdiepingen naar beneden. Op dit tijdstip is het nog behoorlijk fris en in een paar seconden staan al mijn kleine haartjes recht overeind. Een paar sceptisch toekijkende vogels en een zwerfhond zijn mijn enige toeschouwers. Heel voorzichtig waad ik tot mijn knieën het water in. Een warme douche zou lekkerder zijn. Met een beheerste sprong duik ik en crawl tot aan de boei. Mijn armspieren vertonen de eerste tekenen van vermoeidheid, maar ik houd vol. Alleen met een enorme krachtsinspanning red ik een tweede ronde. Mijn conditie is ronduit belabberd. Terwijl ik naar mijn handdoek loop om me af te drogen, prikt het zoute water als duizend kleine naalden op mijn huid. Nu ben ik klaarwakker, trots op mezelf en goed gehumeurd. Een weldadige warmte verspreidt zich in mij. Ik loop de honderd meter naar het Los Angeles-strandterras, wikkel ondertussen mijn handdoek om me heen, loop doelbewust door de kleine palmentuin en open de schuifdeur. Uit de lift, recht tegenover de receptie, komen de eerste ontbijtgasten. Fris en fruitig loop ik naar onze suite.
“Zeg, waar kom jij vandaan?” Susa is net wakker geworden en staat slaperig in de deuropening van haar slaapkamer en gaapt.
“Zwemmen. Morgenvroeg maak ik jou ook wakker, maar nu knort mijn maag. Ik kan wel een hele koe op. Nou, ik ga nog even snel douchen en dan ontbijten. Je gaat toch mee?”
“Ja, ja, maar het is nog maar acht uur.”
Ik ga douchen. Met een tulband om het hoofd en in badjas grijp ik naar een sigaret en mijn mobieltje en trek me terug op het terras. Susa staat onder de douche en ik ga mijn geluk nog eens bij David proberen. Pas na de vijfde keer overgaan, hoor ik de mij zo dierbare stem.
“Heb ik het goed begrepen dat je met je zus in Spanje zit?”vraagt hij slaperig. Ik krijg een raar gevoel omdat er iets onprettigs in zijn stem doorklinkt.
“Ja.”
“En dat vind jij heel gewoon? Ik zit hier en houd mijn avonden vrij, want je weet maar nooit wanneer madam eindelijk eens tijd heeft. Jij kunt maar niet beslissen hoe het met ons verder moet en ik moet genoegen nemen met de rol van tweede man in jouw leven, terwijl jij je kostelijk amuseert?!” David is woedend, dat is duidelijk.
“Ik weet wel dat dit wat onlogisch mag klinken, maar ik heb nu een beetje tijd voor mezelf nodig. Je hebt mijn leven volledig in de war geschopt. Denk je dat het voor mij zo makkelijk is om voor het eerst sinds jaren niet meer te weten waar ik eigenlijk thuishoor? Als ik bij jou ben voel ik me schuldig tegenover Klaus. Als ik thuis ben voel ik me een bedriegster, want ik denk voortdurend aan jou. Ik heb gezegd dat ik zou nadenken en dat zal ik ook doen. Maar als je zo weinig begrip voor me hebt, dan hoeven we helemaal niet verder te praten, want ik heb er geen zin in om me door jou te laten afsnauwen.” Ik ben intussen ook woedend geworden en terwijl ik me omdraai om de sigaret uit te drukken in de asbak, zie ik dat Susa in de deuropening staat en me met wijd opengesperde ogen en mond aanstaart.
“Ik moet nu ophangen, ik bel later nog wel.”
“Hebben ze hier ook roomservice?” vraag ik Susa, die daar nog steeds als aan de grond vastgenageld staat. “Ik bel de receptie wel, dan komen we er wel achter,” beantwoord ik mijn vraag zelf.
Als ik op het balkon terugkom, staart Susa met een sigaret in de hand naar de zee. Ik ga naast haar staan. We zwijgen samen, want geen van ons durft als eerste iets te zeggen. Dan houd ik het niet langer uit.
“Susa, zeg in godsnaam iets. Ik weet dat het niet goed is, ik zit in de rats, ben verliefd geworden en weet nu niet meer hoe het verder moet.”
Susa draait zich langzaam om, drukt haar sigaret uit, kijkt me aan, kijkt weer naar de zee, en pakt nog een sigaret. Dan gaat ze naar binnen, ik hoor hoe de koelkast geopend wordt, het sissende geluid van een fles mineraalwater. Ze vraagt of ik ook een glas ijskoud water wil. Natuurlijk, dat kan ik nu goed gebruiken. Ze staat op het punt naar buiten te komen als er op de deur wordt geklopt. Saved by the bell: het ontbijt! Binnen een minuut is de tafel gedekt. Moeilijke onderwerpen laten zich gewoon beter bespreken bij een goed ontbijt. Ik maak een uitnodigend gebaar en schuif Susa een stoel onder haar prachtige billen.