Viv tegen Eva:
Hij gaat dood!
Eva tegen Viv En Nathan?:
Eva
“Het bordje volgen,” antwoord ik kort en ik stuur mijn sportwagen het fietspad op.
Eva tegen Kira:
Ook goed, universiteiten shoppen!
“Wat is het adres?” vraagt Kira als ze op de passagiersstoel is gaan zitten, haar schoenen uittrekt en twee flessen water tussen ons in zet.
“Dat zit in mijn handtas,” antwoord ik en ik stap weer uit. Ik heb mijn mobiel op het aanrecht laten liggen. Als ik weer instap, toetst Kira het adres van de universiteit al in het navigatiesysteem in.
“Dat werkt nu nog niet, pas als we bij de Duitse grens zijn,” zeg ik en ik start de auto.
“Ja, maar ik kan het toch al opslaan!”
Ik verheug me op de Duitse snelwegen, waar geen snelheidsbeperkingen zijn en ik eindelijk het gaspedaal weer eens flink kan intrappen. Vlug rijd ik Noordwijk uit en de snelweg op en ondanks het weekendverkeer ben ik nauwelijks twee uur later al voorbij Groningen. Kira heeft zich met de hotels beziggehouden, voor Bremen het mooie Parkhotel en voor Hamburg het Fairmonthotel gereserveerd. Ze is heel goed in het vinden van mooie slaapplekken, ze googelt en zoekt, vergelijkt en vindt meestal luxe voor een koopje. Als we de grens zijn gepasseerd, kan ik eindelijk echt gas geven. De vreugde is echter maar van korte duur, want ook de Duitsers hebben een voorliefde voor eindeloze wegopbrekingen – we moeten zestig rijden.
Als we in Bremen aankomen, ben ik behoorlijk duf. We checken in, pakken onze bikini’s en springen in het verwarmde buitenbad. Na een paar baantjes krijg ik weer energie. Kira vertrekt al vrij snel naar de kamer omdat ze huiswerk moet maken.
Drie weken geleden is het laatste schooljaar begonnen en sindsdien is er het een en ander veranderd. Mijn dochter gaat nauwelijks nog uit, zit urenlang achter haar computer, neemt de leerstof telkens weer door en blokt vlijtig. Belangrijk is dit half jaar niet alleen het rapport, maar ook de inschatting van de leraren. Deze moeten over een paar maanden hun beoordeling over de te verwachten examenresultaten inleveren. Daarmee kunnen de leerlingen zich bij de verschillende universiteiten aanmelden. Ze worden dan onder voorbehoud aangenomen of niet.
Kira heeft de lat tamelijk hoog gelegd, ze wil absoluut naar een van de beste Europese universiteiten om Internationaal Management en Moderne Talen te studeren.
Volgend jaar om deze tijd heeft ze haar eerste levensfase al achter zich en staat ze op het punt om bepakt en bezakt naar het buitenland te vertrekken. Ik voel mijn hart branden. Wat een leuke jonge vrouw is er uit dat kleine meisje met appelwangetjes gegroeid.
“Hoe ver ben je?” vraag ik Kira als ik de kamer in kom.
Onze kamer is heel ruim en baadt op dit moment in het zonlicht. Hij heeft twee kingsize bedden, televisie met minibar en een bureau voor het raam, waaraan Kira zit. Rechts en links ervan staan twee gemakkelijke stoelen, op een ervan ligt haar natte bikini half op de badjas, half op de stoel. Kira heeft haar papieren uitgespreid en haar laptop open voor zich. Haar roodblonde haren heeft ze met een haarspeld nonchalant bij elkaar gebonden. Ze draait zich naar me om en zucht. “Ik ben nog lang niet klaar, het is meer dan ik dacht. Mama, kunnen we Hamburg laten zitten? Ik wil morgen na het bezoek aan de universiteit graag meteen naar huis. Dan heb ik de hele zondag om te leren.”
“Natuurlijk, Hamburg loopt niet weg, we kunnen de stad ook een andere keer bekijken. Ik annuleer de reservering,” zeg ik. Ik zoek mijn mobiel en bel op.
Ik heb net opgehangen als hij weer gaat.
“Waar ben je? Ik moet met je praten.” Vivianne klinkt bedrukt.
“Wat is er aan de hand? Ik ben met Kira in Bremen,” antwoord ik.
Kira draait zich om en kijkt me vragend aan. Ik haal mijn schouders op, luister en pak intussen een cola uit de minibar.
“Het is Patrick,” roept Viv snikkend.
“Viv, wat is er met Patrick?” Ik doe mijn best kalm te blijven.
“Hij gaat dood!”
Ik laat de cola bijna vallen. “Wat? Waarom? Viv, rustig, wat is er gebeurd?” zeg ik terwijl ik op mijn bed ga zitten.
“Mijn advocaat belde me een paar dagen geleden en zei dat Patrick de scheidingspapieren nog steeds niet heeft getekend. Hij en de advocaat van Patrick hadden alles financieel goed geregeld en waren het zonder problemen overal over eens geworden.” Ze snuit haar neus.
“Hij vroeg me om Patrick te bellen en dat heb ik gedaan,” zegt Viv huilend.
“Wat heeft hij gezegd?” vraag ik zachtjes, ik neem een slok en heb het gevoel dat ik er helemaal niets meer van begrijp. Is Viv niet met haar dreamboy ergens op een Grieks eiland, en amuseert Patrick zich niet met een nieuw liefje?
“Tja, wat heeft hij tegen me gezegd?” herhaalt ze mijn vraag langzaam. “Hij zei dat de artsen kanker bij hem hebben geconstateerd en dat het in een stadium is waarin therapie volkomen zinloos is. Zijn lichaam, Eva…” Ze huilt verbitterd. “De kanker is uitgezaaid. Hij kan nauwelijks nog op zijn benen staan, krijgt morfine en is bezig om alles zo goed mogelijk te regelen.”
“Ja, en dus tekent hij de scheidingspapieren niet?” vraag ik.
“Die wil hij niet tekenen, want hij zegt dat ik de enige persoon ben aan wie hij alles wil nalaten. Als hij ze tekent, zijn we gescheiden en dan erf ik niets.” Haar laatste woorden zijn nauwelijks te horen.
“O, mijn God!” roep ik ontzet.
“Wat is er?” vraagt Kira bezorgd.
“Zo meteen,” fluister ik tegen haar.
“Viv?” Ze zegt niets, maar huilt alleen. “Verdomme, Viv, waar ben je?”
“Ik ben nog op Mykonos. Ik ben aan het pakken en vlieg morgenmiddag terug, naar huis…naar Patrick.” Ze begint nog harder te huilen.
“En Nathan?”
“Hij blijft hier. Ik heb tegen hem gezegd dat het beter is als we uit elkaar gaan. Ik moet nu voor Patrick zorgen,” snottert ze.
“Hoe heeft hij gereageerd? En heeft Patrick niet…”
“Hij schudde zijn hoofd en zei dat het goed is als ik naar huis vlieg en dat ik niets moet overhaasten en dat hij er voor me is…”
“Goed. Wanneer land je?”
“Geen idee, wacht even…” Ik hoor dat ze met Nathan praat.
“Nathan zegt dat ik morgen tegen zes uur ‘s-avonds in Amsterdam ben.”
“Prima, ik bel Hanna, zodat ze je ophaalt. Ik ben dan namelijk nog niet terug.”
“Waar ben jij dan?”
“Met Kira in Bremen.” Dat heb ik toch al gezegd, denk ik. “Maar dat vertel ik je later. Neem nu een glas wijn, maar niet meer en drink veel water, anders heb je morgen een megakater.”
“Dat heeft Nathan ook al gezegd,” antwoordt ze.
Ik bel Hanna en vertel haar alles. Ze is weer met Fred op Texel, maar belooft om er op tijd te zijn.
Kira’s ogen zijn wijd opengesperd. Ze heeft haar boeken opzijgeschoven en ziet er verdrietig uit.
“Gaat Patrick dood?”
“Dat weet ik niet, het gaat heel slecht met hem.”
“Als je morgenochtend al wilt vertrekken, is het goed. Ik wil toch niet naar deze universiteit en misschien heeft Viv je nu meer nodig,” zegt ze bedrukt.
“Nee, we bekijken morgen eerst de universiteit. Het is belangrijk om een idee te krijgen van wat ons te wachten staat, ook als je naar Engeland wilt. Meteen daarna rijden we naar huis en dan ga ik naar Viv,” zeg ik vastbesloten. “En nu ga je douchen. Als we niet pas om negen uur in het restaurant willen zijn, moeten we ons haasten.”
Terwijl Kira doucht, pak ik wijn uit de minibar en ik neem een grote slok. Ik ben me doodgeschrokken. Ik zet de televisie aan en probeer afleiding te vinden. Dat lukt niet. Patrick maakte een gezonde indruk. Hoe kan dat binnen zo’n korte tijd zo dramatisch veranderen?
“Mama, gaat het?” vraagt Kira als ze uit de badkamer komt en er inmiddels een kleine berg papieren zakdoekjes naast me ligt.
“Het moet,” zeg ik en ik sta op. “Zo. Nu ga ik ook douchen en daarna gaan we lekker eten. Dat is een goede afleidingsmanoeuvre!”
Iets later zitten we in het restaurant van het hotel en worden door drie obers omringd. Ze doen hun best elke wens uit onze ogen te lezen, wat bij mijn door tranen vertroebelde blik helemaal niet zo gemakkelijk is.
“Wat is het hier duur,” fluistert Kira als de obers zich even hebben teruggetrokken.
“Dat kan me vandaag helemaal niets schelen!” antwoord ik. “Zullen we de oesters en de kreeft nemen? Die kosten hier gegarandeerd een klein vermogen. En een fles van de beste wijn, goed?”
“Mama, de beste, met andere woorden de duurste wijn kost bijna zeshonderd euro!” zegt Kira verontwaardigd.
“O, dat is een beetje te veel van het goede, maar oesters en kreeft nemen we. Zoek jij maar een wijn uit.”
“Je ogen zijn nog steeds dik,” zegt Kira verbaasd als ik uit de badkamer kom. Ze is net wakker geworden van de ringtone van mijn mobiel.
“Ja, dat is nog van gisteren. Ik heb mijn oogmasker helaas niet bij me,” antwoord ik lusteloos. Mijn beeld in de spiegel bevalt me niks. Hoe ouder ik word, hoe sneller mijn oogleden opzwellen. Drie tranen en ik heb vierentwintig uur dikke ogen!
“Gelukkig maar, anders had je er weer uitgezien als het witte monster,” lacht Kira.
Dat is waar, denk ik, maar de oogpads werken wel goed. Ik kleed me aan terwijl Kira in de badkamer bezig is.
“Ben je bijna klaar?” roep ik en ik kijk op de klok. Het is al over negenen; we gaan ontbijten en uitchecken en rijden dan naar de universiteit. Daar moeten we uiterlijk om elf uur zijn.
“Dit is de straat, waarom vinden we die stomme inrit naar de universiteit dan niet?” mopper ik terwijl ik voor de tiende keer op de klok kijk. Het is vijf voor elfen ik heb er een bloedhekel aan om te laat te komen. Bovendien herhaalt mijn navigatiesysteem monotoon de hele tijd hetzelfde bericht: “U hebt uw bestemming bereikt.”
“Kun je Gerda alsjeblieft uitzetten? Dat mens irriteert me verschrikkelijk,” zeg ik. Kira wijdt zich aan navigatie-Gerda en haar elektronica en een paar seconden later houdt ze eindelijk haar mond.
“Hier!” roept Kira en ze wijst naar links. “Dat moet de inrit zijn!”
Ik zie een smalle poort, waardoor mijn auto maar net past, met daarnaast een klein bordje met het opschrift IUB.
“Kira, daar staat IUB!?”
“Ja,” zegt ze droog. “International University Bremen.”
“O,” antwoord ik zachtjes, ik rem abrupt, zet mijn richtingaanwijzer aan en sla meteen af. Achter me wordt getoeterd.
De weg leidt tussen gazons door naar een aantal gebouwen van twee verdiepingen.
“Dit is beslist niet de hoofdingang. En nu?” vraagt Kira weifelend.
“Ik rijd gewoon door, ergens moet toch een bordje staan.”
Inderdaad, nauwelijks honderd meter verder staat een bord dat aangeeft dat de weg alleen toegankelijk is voor fietsers en voetgangers is.
“Oeps,” fluistert Kira. “En wat doen we nu?”
“Het bordje volgen,” antwoord ik kort en ik stuur mijn sportwagen het fietspad op. Na een paar honderd meter zien we eindelijk het hoofdgebouw en ook de parkeerplaats. Stom genoeg eindigt mijn avontuurlijke rit voor twee knalrode palen, die genadeloos een halve meter uit de grond steken en verder rijden onmogelijk maken. Er blijft maar één mogelijkheid: ik stuur naar rechts en rijd vastbesloten over het gazon. Het hobbelt een beetje, vooral als ik iets te snel over de stoeprand het parkeerterrein op rijd, maar we zijn er.
“Opschieten,” roept Kira. “We zijn te laat!”
In het midden van de grote entree staan tieners met hun ouders te luisteren naar de woorden van het ontvangstcomité. We gaan er zo stil en onopvallend mogelijk bij staan.
“Sorry,” spreekt een jong meisje me aan. “Bent u hier vanwege de informatiedag? En hebt u zich aangemeld?” vraagt ze in het Engels.
Voordat ik antwoord kan geven, begint Kira te praten. “Ja, mijn naam is Kira Bertel en ik kom uit Nederland.”
“O,” zegt het meisje. Ze begint te bladeren. Op bladzijde drie vindt ze Kira en ze zet een kruisje achter haar naam.
“Ik haal snel de papieren, dan kunnen jullie hier verder luisteren. Willen jullie een rondleiding door de universiteit?” vraagt ze stralend.
“Ja, graag,” antwoordt Kira.
We horen hoe de docenten de universiteit aanprijzen, komen het een en ander te weten over de ervaringen van de studenten en krijgen een PowerPoint-presentatie over de organisatie van de universiteit te zien. De inleidende voordracht duurt bijna een uur, daarna krijgen we iets te drinken en kunnen we ons bij een student aansluiten voor een rondleiding.
“U zult de studentencomplexen zien, de kantine, maar ook de keuken van elk afzonderlijk woonblok, de gemeenschappelijke ruimten, de collegezalen, de bibliotheek, het hoofdgebouw, het laboratorium…Veel docenten wachten u op in de collegezalen om u iets te vertellen over de afzonderlijke vakken. Als u vragen hebt of als iets niet duidelijk is, kunt u zich op elk moment tot de studenten of een van de docenten wenden.”
“Mama, ze zijn hier echt heel vriendelijk,” fluistert Kira.
“Natuurlijk, we zijn tenslotte potentiële klanten en worden ook zo behandeld,” mompel ik.
De volgende drie uur lopen we kriskras over het terrein, en we zijn onder de indruk van de grootte en het aantal gebouwen. Dan wachten ons weer koele drankjes en een kleine snack. Mijn voeten doen pijn en zo langzamerhand heb ik er geen zin meer in. Gelukkig worden we nu over de financiële kant van de universiteit ingelicht, we krijgen papieren over de soorten studiebeurzen die worden verleend en ik kan intussen mijn vermoeide voeten een rustpauze gunnen. Na nog een halfuur is de informatiedag voorbij en gaan we weer naar de auto.
“Het was echt interessant en ik ben blij dat we hier hebben gekeken,” zegt Kira als ik tegen vier uur de motor start. Ik probeer in elk geval op de terugweg alsnog de juiste weg te nemen.
“Ja, dat vind ik ook,” zeg ik. “Ik vond de accommodatie mooi, maar de docenten iets te stijf. Alles was zo verkrampt, correct en perfect gepresenteerd. Wat mij betreft had ik liever willen zien hoe de studenten hun vrije tijd doorbrengen. Ik kan me namelijk nauwelijks voorstellen dat ze de hele tijd op de campus rondhangen.”
“Dat is waar, daar heeft niemand iets over verteld,” zegt Kira en ze bladert in de folders.
“Als ik natuurwetenschappen zou willen studeren, dan zou deze universiteit echt een kans maken,” zegt ze na een tijdje nadenkend.
“Ik heb Viv naar huis gebracht!”
“Wat?” schreeuw ik in mijn mobiel. De ruitenwissergeluiden van Hanna’s auto overstemmen elk woord.
“Waar ben je?” roept ze nu ook harder.
“Vlak voor Leeuwarden. Regent het zo hard in Amsterdam?”
“En hoe! Ik heb Viv net naar huis gebracht. Ze heeft alleen haar koffer neergezet en is meteen naar Patrick gegaan. Je hoeft niet meer bij haar langs te gaan,” brult Hanna boven het geratel van de regen uit.
“Hoe gaat het met haar?” krijs ik terug.
Kira kijkt me geschrokken aan. “Kan het wat zachter, mama, ik word er doof van…”
“Nee, het regent heel hard,” antwoord ik zachtjes.
“Wat? Ik versta je nauwelijks,” roept Hanna.
“Ik bel later,” schreeuw ik terug en ik hang op.
“Wanneer gaan we naar de andere universiteiten kijken?” vraag ik aan Kira.
“O, dat duurt nog even. Ik zal het nakijken.” Kira zet haar laptop aan, die ze net op de lader heeft aangesloten. Ze klikt hier en daar, scheldt een beetje, want de verbinding is niet bijzonder stabiel, maar lijkt alles na een tijdje te hebben gevonden.
“In oktober en in februari hebben de meeste universiteiten hun open dagen. Oktober wordt moeilijk, want dan zit ik in Peru. Dat betekent dat we pas in februari naar Bath kunnen. Maar…” onderbreekt ze zichzelf en ze surft naar een andere site. “We moeten ook nog naar Fiorini en die heeft eind september een open dag en dan ben ik er nog.”
“Fiorini is toch in Milaan?” vraag ik. Langzamerhand raak ik in de war van alle steden en namen van universiteiten. “En gaan we ook nog naar Warwick en Ashton, of wil je alleen naar Bath?”
“Ja,” zegt ze. “Fiorini is in Milaan. Bath wil ik in elk geval zien en de andere twee…Ik dacht dat we ze allemaal konden bezoeken, als we toch in Engeland zijn.”
“Ook goed, universiteiten shoppen,” lach ik. “Eind september naar Milaan, heerlijk, waarschijnlijk gaat Hanna ook mee. Stuur haar maar even een mail en kijk ook wat de vlucht en een hotel kosten. O, en dan kunnen we naar Nobu gaan.”
De gedachte inspireert me, want Nobu is een van de allerbeste Japanse restaurants. Ik geef meteen wat meer gas. Het stuk tussen Leeuwarden en Almere is niet alleen ontzettend saai, maar er is hier gelukkig ook weinig verkeer. Ik rijd bijna honderdvijftig kilometer per uur en bedenk waar we in Milaan absoluut naartoe moeten. Als Hanna niet meegaat, moet ik haar moderedactrice naar goede adresjes vragen.
“Dus…” begint Kira, ze zwijgt weer en kijkt op het beeldscherm. “Hmm, we moeten donderdagavond vliegen, omdat de informatiedag vrijdag om tien uur begint. Maar er staat nergens hoe lang het duurt.” Ze leest, mompelt iets en roept ineens: “O, Hanna heeft al geantwoord!” Ze klikt Outlook open. “Ja,” gaat ze verder. “Hanna gaat mee! Hotel, ja hotel…” zegt ze in zichzelf. “Eens kijken wat ik kan vinden.”
Kira surft, klikt, vraagt informatie op, noemt prijzen waarvan ik lichtelijk beroerd word en is de rest van de rit bezig onze reis naar Milaan te regelen.
“Ik heb het! We boeken Le Meridien Gallia. Die hebben een suite met twee slaapkamers, dat is voordeliger dan twee deluxe kamers. Hoe lang blijven we? Zaterdag of zondag terug?”
“Zaterdagavond,” zeg ik en ik denk hardop na. “Donderdag moeten we er niet te laat in de avond zijn, dan gaan we iets eten, vrijdag staat de universiteit op het programma en misschien een beetje shoppen, ‘s-Avonds naar Nobu, zaterdagochtend sightseeing, ‘s-middags ergens eten en misschien nog wat shoppen, en daarna naar huis – ja, dat is genoeg, bovendien moet je waarschijnlijk huiswerk maken en leren en ik moet werken.”
Kira reserveert het hotel en stuurt nog voordat we op de Amsterdamse ringweg zijn alle gegevens in een mail samengevat naar Hanna en ook naar mij.
“Gelukt!” roept ze vrolijk. “Ik heb er nu al zin in.”
Mijn ruitenwissers werken op volle toeren, want het regenfront hangt nog steeds boven Amsterdam.
“Ik heb verschrikkelijke honger, jij ook?” vraag ik als ik van de Ai de Aio op rijd. Sinds het ontbijt hebben we, behalve een paar kleine snacks, niets meer gegeten.
“Bel papa even en vraag waar hij is,” zeg ik tegen Kira en ik kijk op de klok. Het is bijna acht uur en Dirk heeft of met zijn rugbyteam verloren en zit gefrustreerd thuis, of ze hebben gewonnen en hij staat met zijn kameraden in het clubhuis en laat het bier stromen.
“Hij neemt niet op.”
“Probeer het nog een keer, met al dat lawaai in de kroeg kan het wel eens gebeuren dat hij het niet hoort,” zeg ik tegen haar.
Na de derde keer bellen neemt hij op. Kira praat niet met hem, maar schreeuwt boven het lawaai uit. Dirk heeft vandaag gewonnen en is dat aan het vieren.
“Goed! Zin in sushi?” vraag ik en ik sorteer voor op de rechterrijbaan. Als ik naar onze lievelings-Japanner wil, moet ik de volgende afslag nemen.
“Ja!” roept ze zoals verwacht enthousiast.