Hanna tegen Viv Met eenrugzak?:
Hanna tegen Viv en Eva
Hij wil van zijn vrouw schelden…
Dirk tegen Eva:
Eva, hou op. Laat haar los, ze is verstandig.
Eva tegen Viv:
Voordat je aan een nieuw leven begint, moet je het oude eerst afsluiten!
“Verdomme,” vloek ik zachtjes als ik al voor de tweede keer kort voor de Schipholtunnel in een file beland. Het is bijna acht uur en ik heb over precies vijf minuten met Viv en Hanna afgesproken. Dat lukt me onmogelijk, denk ik berustend en ik stuur ze allebei een kort SMS’je. Een halfuur later ben ik er eindelijk.
“Je gelooft het niet,” roept Hanna bij wijze van begroeting niet bepaald enthousiast. “Viv wil maandenlang met Nathan naar Griekenland. Wat vind jij daarvan?”
“Waarom niet, het is in elk geval beter dan op staande voet trouwen,” zeg ik fronsend.
Hanna heeft behoorlijk de pest in. Ze kijkt me met van boosheid fonkelende ogen strijdlustig aan. Na ons korte, maar heftige telefoontje over de foto’s van Bea vanochtend, heb ik nu weinig zin in haar slechte humeur. Ik negeer haar blik en begroet Viv, die straalt van geluk.
“Laten we aan tafel gaan, dan vertel ik het hele verhaal,” zegt ze vrolijk.
Water, wijn en heerlijk versgebakken brood worden samen met verschillende kleine schaaltjes remoulade en tapenade op tafel gezet.
“Hij reageerde eigenlijk tamelijk ontspannen toen ik zijn huwelijksaanzoek afwees.” Viv smeert zwarte olijventapenade op een stukje brood, neemt een hapje en praat verder. “Nou ja, het kon ook helemaal niet, want tenslotte ben ik nog getrouwd. En toen kwamen we op het idee om een paar weken naar Griekenland te gaan – eilandhoppen.”
“Met een rugzak?” vraagt Hanna ontzet tussen twee slokken wijn door.
“Nee. We huren een klein appartement op Mykonos en gaan van daaruit op reis.”
“Klinkt goed,” roep ik enthousiast. “Maar het klinkt ook alsof je een hele tijd wilt wegblijven.”
“Ja,” zegt Viv kalm. “Dat is ook mijn bedoeling. Nathan en ik willen minstens twee tot drie maanden op stap zijn. Want om de zomermaanden hier in Amsterdam door te brengen…dat heb ik de afgelopen jaren nooit gedaan en daar heb ik gewoon geen zin in. En ik kan niet naar ons huis in Zuid–Frankrijk, want daar wil Patrick naartoe.”
“Vinden jullie dat ik te gul ben?” onderbreek ik haar.
“Wat bedoel je?” vraagt Hanna verrast.
“Nou ja, wat Kira betreft.”
“Je moet iets duidelijker zijn.” Viv stopt een stuk brood in haar mond en kijkt me verwachtingsvol aan.
“In financieel opzicht, bedoel ik. Ze krijgt zakgeld, maar komt daar nooit mee uit. Nu heeft ze in Rome weer zo veel geshopt dat ik zelfs geld naar haar moest overmaken.”
“Tja, streng kun je jou in elk geval niet noemen. Maar als je dat gevoel hebt, moet je er met haar over praten, tenslotte moet ze volgend jaar op de universiteit met een bepaald bedrag uitkomen, of wil je haar banksaldo dan ook voortdurend aanvullen?” Hanna kijkt me met opgetrokken wenkbrauwen aan. “Maar wees alsjeblieft niet te hard tegen mijn petekind.”
Sinds Kira’s geboorte is Hanna verzot op haar. Een paar jaar geleden moest Dirk voor een langdurige zakenreis naar Zuid–Amerika en ik wilde met hem mee. Kira kon niet bij haar omama blijven, omdat Berta precies in deze periode een ontslakkingskuur op Ibiza had geboekt en Kira in geen geval een week op vloeibare voeding wilde leven. Naar haar andere oma wilde Kira niet en daarom kwam Hanna zonder aarzeling naar ons huis in Noordwijk, paste haar werkdag aan de schooltijden aan en speelde even voor moeder. Ze hadden samen een fantastische tijd en sindsdien gaat Kira af en toe een weekend naar Hanna in Amsterdam.
“Nee, maar ik moet haar wel duidelijk maken dat het zo niet door kan gaan,” zeg ik.
“Stuur haar de komende weken gewoon naar de redactie. Ze zal er tussen de anderen snel genoeg achter komen hoe de vork in de steel zit.”
“Goed idee,” zeg ik tegen haar, “maar in de herfstvakantie vliegt ze tien dagen met haar school naar Peru om de overblijfselen van de Incacultuur te bekijken, en in de kerstvakantie zijn we in Spanje.”
“Dat klinkt net alsof je niet wilt dat ze werkt,” verwijt Hanna me.
“Nee, dat is het niet. Natuurlijk moet ze zo snel mogelijk van het echte leven proeven, maar ik weet eerlijk gezegd niet wanneer. Misschien kan ik Kira het best vragen of ze je een keer belt.” Ik neem een slok wijn. “Dan kunnen jullie het met z’n tweeën bespreken.”
Kira’s agenda is de volgende maanden echt compleet volgeboekt, maar waar een wil is, is een weg!
“Mag ik nu mijn verhaal afmaken?” vraagt Viv, die met haar servet speelt.
“O, ja, sorry,” stotter ik.
We bespreken wanneer en hoe Vivianne haar persoonlijke spullen het best uit de villa in Nice kan halen, of Hanna en ik mee zullen vliegen, hoe de scheiding in financieel opzicht geregeld is en hoe het verder moet gaan. Terwijl Hanna over haar nieuwste project praat en het thema Bea volledig omzeilt, denk ik na over de scheiding van Patrick en Viv. Waarom gaat het bij sommige mensen probleemloos en bij anderen helemaal niet? Is het alleen een kwestie van financiële middelen, met andere woorden hoe vrijgevig je bent? Ligt het meer aan het karakter? Of heeft het er alleen mee te maken dat ze allebei al zo snel weer verliefd zijn geworden?
“Hallo, is er wat? Je bent zo in gedachten verzonken,” vraagt Viv aan me.
“Ik heb vandaag gewoon veel aan mijn hoofd,” antwoord ik aarzelend. “Maar alles is in orde.”
“Goed,” zegt Viv tegen mij en ze richt zich dan tot Hanna. “Hoe is de ruzie tussen Fred en jou eigenlijk afgelopen? Wie heeft toegegeven? Of zijn jullie gewoon weer in bed beland en hebben jullie het daarbij gelaten?”
“Nee,” zegt ze lachend. “Allebei niet. Ik weet alleen niet of de situatie zoals die nu is, me wel bevalt.”
“Hoe is de nieuwe situatie dan?” meng ik me erin.
“Hij wil van zijn vrouw scheiden en met mij verder.”
“Ja…maar wil je dat dan?” vraag ik verbaasd.
“Ik weet het niet. Het is vreemd, want eigenlijk had ik verwacht dat dat niet op mijn verlanglijstje zou staan, maar…Vorig weekend hebben we samen op Texel doorgebracht. We hebben als verliefde tieners over het strand gewandeld, lui in de duinen gelegen en gewoon genoten.” Hanna pauzeert even. “Ik had een suite geboekt en we hebben elke ochtend roomservice gebeld voor een champagne-ontbijt. Het was hééééérlijk!”
“En nu ben je weer tot over je oren verliefd,” stelt Viv min of meer serieus vast.
“Tja,” grijns Hanna. “Het lijkt er wel op! Ik voel me verbazingwekkend genoeg zo goed, dat het me nauwelijks iets kan schelen als er beslissingen zonder mij worden genomen,” voegt ze eraan toe met een veelzeggende blik.
Drie uur later ben ik weer thuis. Als de wind het zand meevoert, aan de ramen klauwt en ik zoute lippen krijg zodra ik een raam of deur opendoe, geniet ik ervan om alleen in ons grote huis te zijn. Maar vandaag vind ik de eenzaamheid niet prettig. Kira komt morgen pas en Dirk is overmorgen thuis. Hoewel het al bijna middernacht is, zet ik mijn computer aan en lees de binnengekomen mailtjes. Margret, Hanna’s assistente, heeft de interviewband laten uittypen en me de tekst gemaild. Ik klik hem aan en lees. Bea heeft veel verteld, maar zoals gewoonlijk geen kijkje achter de schermen gegeven. Het zal me met enige moeite wel lukken om het geheel een persoonlijke tintje te geven, maar echt bevredigend wordt het zeker niet.
Ik werk vier uur lang, herschrijf, formuleer anders, schrap en ben de hele tijd ingespannen bezig om het artikel humor en vaart te geven. Vlak voordat de zon opgaat vertrek ik naar dromenland.
De volgende middag sta ik in aankomsthal twee van Schiphol op mijn dochter te wachten. Kira is net met wat vertraging geland. Het gebruikelijke assortiment afhalers staat om me heen: verliefden die niet kunnen wachten, mensen met naamborden die verveeld tegen de palen geleund op hun passagiers wachten, en ouders die, net als ik, opgelucht zijn dat hun kroost weer in moeders armen terugkeert. Kira komt al snel naar buiten. Ze trekt haar koffer achter zich aan en aan haar schouder hangen drie enorme tassen. Zoals altijd als ik haar van het vliegveld ophaal, krijg ik een warm gevoel en ben ik verschrikkelijk opgelucht dat ze weer gezond voor me staat. En dat terwijl ik er door Kira’s voortdurende gereis aan gewend zou moeten zijn. Ik verman me en val haar niet meteen om de hals, maar kijk haar alleen stralend aan en geef haar een vluchtige knuffel.
“Mama, wat een verschrikkelijke vlucht was dat,” zegt ze en geeft me de tassen aan. “Het vliegtuig schommelde als een gek en er was een grote luchtzak boven de Alpen, waarin het vliegtuig razendsnel een paar meter naar beneden is gevallen,” vertelt ze onder de indruk. “Je zag aan de gezichten dat iedereen zich dood was geschrokken.”
In plaats van meteen naar huis te rijden neem ik de afrit naar Amsterdam.
“Waar gaan we naartoe?” wil Kira weten.
“Je hebt vast honger en ik dacht dat je wel trek in sushi zou hebben, dus gaan we lekker lunchen in Amsterdam.”
“Ja! In het Okura?” vraagt Kira stralend.
Ze is dol op Japans eten en kan er niet genoeg van krijgen. Toen ik haar jaren geleden voor het eerst met sushi in contact bracht, was haar reactie ‘bah’ en ‘getver’, maar net als bij alle andere kinderen zijn haar smaakpapillen langzamerhand veranderd.
“Hoe was je reis eigenlijk?” wil ze weten.
Ik vertel haar over de voorname finca, beschrijf Wilhelmina en Jonathan uitvoerig en vooral de indruk, die ze op me hebben gemaakt, vertel kort over het feest, maar verzwijg natuurlijk Bea’s middernachtelijke escapades.
“Nu snap ik je paniek ook. Wat een etters. Hoe ga je dat met de tekst doen? Dat kun je natuurlijk niet opschrijven.” Ze buigt naar voren en kijkt me verwachtingsvol aan. De laatste maanden krijgt ze steeds meer interesse voor mijn werk. Ze leest interviews en reportages en heeft soms heel handige en belangrijke opmerkingen.
“Hoeveel bladzijden moet je deze keer vullen?” vraagt ze nieuwsgierig.
“Zes tot acht bladzijden tekst, in totaal zal het met foto’s waarschijnlijk twaalf bladzijden zijn. Als ik het een beetje aanzet, wordt het vast heel goed. Ik ga natuurlijk uitvoerig over Wilhelmina en Jonathan schrijven, niet alles maar veel. Maar hoe was het bij jou?”
Ze trekt haar wenkbrauwen verbaasd op, leunt weer naar achteren en begint in haar mobiel te zoeken.
“Je had het huis fantastisch gevonden!” vertelt ze enthousiast en ze houdt haar mobiel met foto’s voor mijn neus.
“Hallo, ik rij,” roep ik en ik schuifbaar hand weg.
“Oeps, sorry,” zegt ze en dan beschrijft ze het landhuis van Billy’s ouders in Toscane in alle details. Als we de ondergrondse garage van het restaurant in rijden, heb ik al een uitgebreid verslag over de inrichting van het huis gekregen. We zijn allebei erg geïnteresseerd in meubels en alles wat met wonen te maken heeft. Op verregende zondagen zwerven Kira en ik vaak enthousiast door meubelwinkels of grasduinen in tijdschriften zoals Eigen Huis en Interieur. Daarna bespreken we altijd urenlang wat en hoe we het anders en beter zouden doen. Bovendien vindt Kira het geweldig om op funda.nl naar te koop staande huizen te kijken.
“En wat hebben jullie de hele tijd gedaan?” vraag ik.
“Ha, niet veel, mama,” antwoordt ze en daarna vertelt ze uitvoerig over haar korte trip naar Rome. Intussen kijk ik naar haar en luister gespannen. Kira is de afgelopen maanden veranderd: haar gelaatstrekken zijn minder kinderlijk, haar lichaam verliest het meisjesachtige en ze ontwikkelt zich steeds meer tot een jonge vrouw. Sinds enige tijd gaat ze op vrijdag en zaterdag regelmatig met haar vriendinnen uit en slaapt dan een gat in de dag. Zonder dat ik haar dat heb gevraagd, vertelde ze me onlangs vol overtuiging dat ze jongens heel leuk vindt, maar dat ze geen verkering wil, zoals veel van haar vriendinnen. “Dan kan ik niet meer doen wat ik wil, mama,” riep ze. Volgens Kira zijn de jongens op haar school en in haar vriendengroep verbazingwekkend bezitterig en ook snel jaloers. Als je met iemand ‘gaat’, dan betekent dat ook, dat je niet meer alleen met je vriendinnen mag uitgaan – en precies dat wil mijn dochter zich niet laten ontnemen. Ik was nogal verbaasd omdat ze dezelfde instelling heeft als ik destijds had. Kira heeft talloze bewonderaars en maakt voortdurend afspraakjes, maar wil van het onbekommerde tienerleven genieten en dat niet door een vaste relatie laten bederven. “Dat komt later allemaal wel,” zei ze vastbesloten.
We eten, praten en ik geniet van de tijd met haar. Over een paar dagen vertrekt ze alweer.
“Mama, ik ben over ruim een week terug, zó erg is het toch niet…” kalmeert Kira me bezorgd terwijl ik de tranen van mijn wangen veeg. “Ik ben toch al vaker naar het buitenland geweest? Je hoeft je echt geen zorgen te maken, ik vlieg alleen maar naar New York en nog businessclass ook,” gaat ze verder. Dirk houdt me een zakdoek voor.
“Ik weet het,” snik ik. “Maar op de een of andere manier…Het is zo ver weg en je bent nog zo jong en…”
“Mama, ik moet nu echt weg.” Kira kijkt vertwijfeld naar Dirk.
“Ja, ga maar,” zeg ik nadrukkelijk dapper.
“Let op haar,” zegt Kira tegen Dirk terwijl ze me nog een keer omhelst, op mijn schouder klopt en medelijdend aankijkt.
“Ja, geen probleem. Ga nu maar en geniet van je tijd daar,” antwoordt hij.
“Ja, geniet ervan,” snik ik tegen haar. “Echt! Veel plezier! En drink niet te veel Prosecco in de lounge.”
Kira draait zich om, loopt door de paspoortcontrole en zwaait nog een keer.
“Kom,” zegt Dirk en hij slaat zijn arm om mijn schouders.
“Als er maar niets gebeurt,” snik ik.
“Wat zou er moeten gebeuren?” vraagt Dirk enigszins geïrriteerd.
“Nou, er is van alles mogelijk. Stel je voor…”
“Eva, hou op. Je doet net alsof ze de komende tien dagen moederziel alleen in New York moet zien te overleven. Je maakt je soms gewoon veel te veel zorgen. Laat haar los, ze is verstandig en niet op haar mondje gevallen en ze spreekt beter Engels dan wij. Bovendien wordt ze op de luchthaven van New York afgehaald.” Hij geeft me een arm en we lopen naar de parkeergarage.
Ik geef geen antwoord, maar knik zwijgend. Zou ik PMS hebben, dat ik zo snel huil?
‘s-Avonds is alles weer in orde. Ik zit ik in mijn kantoor te werken als Dirk van zijn training thuiskomt.
“Heb jij ook honger?” vraagt hij, nadat hij zijn sporttas luidruchtig in de hal op de grond heeft gesmeten.
“Nee, maar op het fornuis staan steaks met groene pimento, die kun je zo uit de pan eten,” antwoord ik en ik wijd me weer aan mijn artikel. Dirk komt een paar minuten later weer binnen, zet een glas rode wijn voor me neer en gaat kalm met zijn biertje en een bord in zijn hand op een stoel naast me zitten. Ik tik de zin af en kijk afwachtend naar hem.
“Ik heb geen zin om alleen te eten,” zegt hij. “Het is zo stil in huis. En toen bedacht ik dat ik een tijdje naar je kan kijken terwijl je werkt.” Hij grijnst. “En je er natuurlijk van af kan houden.”
“Hoe ging het vandaag?” vraag ik, want als Dirk het zich gemakkelijk maakt in mijn kantoor is er iets aan de hand.
“Goed, maar al mijn botten doen nu al pijn. Zondag hebben we een vriendschappelijke wedstrijd tegen de nummer één in het klassement. Die jongens zijn superfit. Als we niet alles geven, lopen ze gewoon over ons heen.” Dirk stopt een stuk vlees in zijn mond.
“O jee, dan zal ik alvast maar een grote tube sportgel bij de apotheek kopen,” glimlach ik. “Maar het seizoen is toch al lang voorbij, waarom spelen jullie nu nog steeds?”
“Een paar teams hebben zich spontaan verenigd, degene die de zomerpauze onzin vinden. Door de vele regen van de laatste tijd zijn de velden zacht en ideaal om te spelen. Kom een keer kijken, na afloop wordt er gebarbecued en gedronken.” Dirk neemt een slok bier en schuift nog een stuk vlees in zijn mond.
“Misschien, het ligt eraan hoe ik met mijn werk vorder. Eind volgende week vliegen we al naar Spanje en ik moet nog behoorlijk veel doen. En als het weer regent…” antwoord ik aarzelend.
Ik weet het niet zeker, want de zondagen hebben een heilig ritueel: lang uitslapen, luieren en dan joggen. Als Dirk naar rugby gaat, gaan Kira en ik graag in Noordwijk slenteren, trotseren de wind op het strand of laten ons in de spa verwennen. Hoe zullen mijn zondagen eruitzien als Kira in het buitenland naar de universiteit gaat? Wordt het legenestsyndroom dan ondraaglijk, of zal ik mijn vriendinnen genadeloos op de zenuwen werken? Of ga ik misschien urenlang langs de lijn bij het rugbyveld staan om mijn man toe te juichen?
Kort voor middernacht stuurt Kira me een sms. Ze is goed in New York geland, heeft haar koffer al en wacht op iemand die ook deelneemt aan het kennismakingsprogramma en na haar vanuit Londen is aangekomen. Ze beschrijft, zoals altijd in romanvorm, hoe de vlucht was en dat haar buurman met haar wilde kletsen, maar dat ze zich beleefd heeft verontschuldigd omdat ze een film wilde zien. Ik stuur opgelucht een SMS terug en ga doodmoe slapen. De dagen vliegen verbazingwekkend snel voorbij. Ik schrijfbladzijde na bladzijde, interview de overige castleden van Bea’s film, help Tom met de foto-opnamen en presenteer samen met hem aan Hanna een paar bladzijden, die goed gelukt zijn. En hoewel ik omkom in het werk, Kira SMS’t en ik er eigenlijk helemaal geen reden voor heb, ben ik onrustig en merkwaardig verdrietig. Ik loop de trap op naar haar kamer, kijk uit het raam, ga dan op een van haar comfortabele stoelen zitten en bedenk hoe leeg het zal zijn als ze hier over een jaar niet meer woont. Op één muur heeft Kira foto’s van de afgelopen zestien jaar hangen: momentopnamen van onze vakanties en de gebruikelijke kiekjes: Kira onzeker op een driewieler in de tuin, op haar eerste fiets, hoe ze apetrots met haar eerste zwemdiploma voor me poseert, met haar vriendin op tennisles, Kira als een van de 101 dalmatiërs bij een musicaluitvoering en in duikuitrusting tijdens onze vakantie op de Malediven. Ik bekijk ze één voor één. Garfield staat miauwend voor me, springt op mijn schoot en rolt zich spinnend op. Waar zijn al die jaren gebleven? vraag ik me af. Ik blijf nog een tijdje zitten, streel de kat, staar naar de fotowand en sta dan plotseling op – het werk wacht. Als ik mijn mails bekijk, zie ik ook een nieuwe van Kira. Ze heeft me foto’s gemaild van de campus van de universiteit van Columbia, haar kamer en een shopping trip op Broadway. Bovendien schrijft ze dat ze met een paar andere meisjes naar Victoria’s Secret is geweest en daar flink heeft ingeslagen. Ze vindt New York erg cool en hoopt dat we de stad samen eens een paar dagen kunnen verkennen. Vanmiddag vliegt ze verder naar Washington, waar ze naar een paar colleges gaan luisteren en daarna de stad gaan bekijken. Ik klik de ene foto naar de andere aan en ben heel trots op mijn dochter. Daarna schrijf ik verder, want morgen vlieg ik voor dag en dauw met Vivianne naar Zuid–Frankrijk om haar persoonlijke spullen voor de verhuizing in te pakken.
Om zes uur ‘s-ochtends staan we op het vliegveld. Nathan neemt met duizend kussen afscheid van Viv. Hemel, wat moet het fijn zijn om zo verliefd te zijn, denk ik weemoedig. Het is heel lang geleden dat ik dat gevoel heb gehad. Ik regel het inchecken. “Kunnen jullie nu misschien ophouden? We moeten zo langzamerhand door de paspoortcontrole,” zeg ik waarschuwend, ik grijns en zwaai met de boardingpassen.
“Liever niet,” antwoordt Viv en ze kust Nathan meteen nog een paar keer.
“Voordat je aan een nieuw leven begint, moet je het oude eerst afsluiten en daarom moeten we nu helaas naar het zuiden vliegen,” zeg ik ernstig.
“Ik zou alles ook heel royaal voor mijn opvolgster kunnen achterlaten en meteen weer met Nathan in bed kunnen duiken,” kirt Viv tegen haar minnaar.
“Dat kun je vergeten!” roep ik met gespeelde verontwaardiging. “Ik sta voor jou op dit belachelijk vroege tijdstip op het vliegveld en jij wilt geheel misplaatst gul zijn, alleen omdat je hormonen weer eens op hol slaan. Daar komt helemaal niets van in! We vertrekken nu.”
Viv kust Nathan nog een keer, rukt zich dan theatraal van hem los en loopt tot de veiligheidscontrole achterstevoren.
Na bijna twee uur vliegen landen we op het vliegveld van Nice. Viv heeft een cabrio gehuurd en scheurt over de haar zo vertrouwde weg de stad uit en de omliggende bergen in. Daar, in het wijnbouwgebied Bellet, ligt het huis van Vivianne en Patrick. Ze hebben het landgoed vlak na hun huwelijk gekocht, toen het nog een verlopen wijngaard was, en het helemaal laten moderniseren.
“Laten we ervoor zorgen dat we het snel achter de rug hebben. Ik heb een suite in het Radisson gereserveerd en we kunnen heerlijk uit eten gaan,” roept ze en schuift de zware kastdeuren open.
Ik ben verbaasd. Ik heb altijd geweten dat ze over een fenomenale garderobe beschikt, maar wat hier allemaal hangt…
We pakken, sorteren en zijn pas laat in de middag klaar. Dertig dozen en twintig kartonnen kleerkasten zijn van boven tot onder gevuld en kunnen worden afgehaald. Viv loopt nog een keer door de kamers, steekt een sigaret op en houdt een glas wijn in haar hand.
“Het is toch raar, ik ben hier zo vaak geweest, ook vaak zonder er echt van te genieten, en nu word ik ineens weemoedig vanwege een huis.”
Ik kijk haar aan, neem een slokje van mijn wijn en geef geen antwoord, maar sla in plaats daarvan mijn arm om haar heen.
Als we de volgende middag op Schiphol landen, kan ik meteen op Kira wachten. Het vliegtuig vanuit Nice had vanwege technische problemen bijna drie uur vertraging. Viv heeft zich alweer in de armen van haar blonde, langbenige, Amerikaanse dreamboy gestort. Ze staan tussen alle andere mensen in te zoenen. Ik neem afscheid en moet me haasten, want volgens het scherm is Kira’s vliegtuig al drie kwartier geleden geland. Op het moment dat ik me tussen de afhalers door heb geworsteld, komt ze door de automatische deuren. Ze kijkt zoekend om zich heen en straalt als ze me ziet staan.
“Hoe is het met je? Hoe was je vlucht? Wat ben ik blij dat je er weer bent!” ratel ik terwijl ik mijn armen om haar heen sla. “Zeg eens…dat meen je toch niet serieus? Je bent een week weggeweest,” zeg ik verbijsterd en wijs naar de duidelijk nieuwe reistas, die naast haar koffer op de grond staat.
“Nee hoor, tien dagen, en de dollar is nog nooit zo laag geweest. Mama, ik móést gewoon toeslaan,” antwoordt ze snel.
“Ben je zonder problemen en duizend vragen door de douane gekomen?”
“Ik had geluk. Het was een jonge vent, die me blijkbaar leuk vond en die alleen tegen me zei: “Je hebt toch zeker niet meer meegenomen dan is toegestaan?” Ik heb hem mijn liefste lachje geschonken en ‘nee’ gezegd!” Kira straalt. “Ik heb een paar fantastische Christian Louboutains gekocht, Uggs en nog wat designerspullen die Hanna vast heel leuk vindt,” vertelt ze zelfverzekerd als we door de aankomsthal naar de Valet Parking lopen om mijn autosleutel op te halen.
“Hadden we het er na je winkelavontuur in Italië niet over gehad dat je dat niet zou herhalen?” vraag ik terwijl ik mijn creditcard naar de jonge vrouw achter de balie schuif; ik wacht geduldig tot ze me de rekening en de sleutel geeft.
“Jawel,” zegt ze timide. “Maar als je die spullen ziet…Ik kon ze echt niet laten liggen.”
Voordat ik antwoord kan geven, beschrijft Kira met stralende ogen wat ze nog meer heeft gekocht. Ik kijk naar de tas en vraag me af hoe ze het daar allemaal in heeft gekregen.
“Uw auto staat zoals altijd in de bocht, ik geloof tamelijk ver naar voren,” zegt de vrouw van de parkeerservice.
“Bedankt,” antwoord ik en ik pak mijn tas. Kira praat als een waterval. Ze beschrijft de kamer op de campus en vertelt tot in detail hoe ze alles heeft beleefd. Alleen het programma vond ze teleurstellend.
“Er was ons veel meer beloofd dan we in die tijd konden doen,” zegt ze. “Twee colleges zijn vanwege ziekte van de docent uitgevallen en een paar highlights die als spectaculair waren aangekondigd, vielen eigenlijk erg tegen.”
Ik luister ingespannen, maar kan nog niet met honderd procent zekerheid vaststellen of het onderwerp studeren in Amerika weer op tafel ligt of niet.
“Weet je, mama, het is goed dat ik ernaartoe ben gegaan. Amerika is fantastisch.” O mijn God, denk ik, nu komt het. “Maar Europa bevalt me veel beter. Ik wil toch liever hier studeren, en dan misschien over een paar jaar naar New York om te werken, maar dat is het dan ook wel.”
“O,” zeg ik opgelucht. “Dat vind ik een goed idee!”
“Ja, ik ook,” zegt ze zelfbewust. “De reis heeft me duidelijk gemaakt dat studeren in Amerika voor mij gewoon niet de juiste beslissing was geweest. Dank je, mama, dat ik erheen mocht.”
“Graag gedaan,” antwoord ik met een hese stem. Ik voel dat mijn schouders ontspannen en dat er een enorme last van me afvalt. De gedachte dat ik weer met haar over dit onderwerp had moeten discussiëren, lag me zwaarder op de maag dan ik toe wilde geven.
We rijden over de A4 naar huis en slingeren langs de toeristen die op weg naar het strand zijn. Het is nu eind juni en langzamerhand wordt het vol in Noordwijk. Gezinnen met kleine kinderen brengen hier hun vakantie door en trekken vanaf ‘s-ochtends tien uur bepakt en bezakt naar het strand – het liefst krijsend. Op dit moment liggen er twee naar schatting driejarigen in de peuterpuberteit recht voor mijn oprit. Ik wacht geduldig tot een van de ouders zich over hen ontfermt, maar ze lopen onverstoorbaar verder. Ik stap uit.
“Het spijt me, maar er liggen twee kinderen op mijn oprit,” zeg ik.
“Ja, dat weten we,” begint de vrouw, die blijkbaar de moeder van de kleine monsters is. “Die twee oefenen zich in krachtmetingen met ons, en opvoedtechnisch is het niet aan te raden om nu toe te geven. Ik neem aan dat u ook kinderen hebt en er begrip voor hebt,” zegt de vrouw, die een kort kapsel heeft en een afgrijselijke, beige korte broek draagt die geen enkel contrast vormt met haar vormeloze, ziekelijk bleke en ook nog eens behaarde benen. Haar shirt is daarentegen heel kleurig – neonroze namelijk – en stamt beslist nog uit haar jeugd, met andere woorden: het is twee maten te klein. Haar vetrollen hangen over de band van haar broek. Getver, denk ik.
“Blijven jullie daar maar lekker liggen, wij gaan vast naar het strand,” roept ze tegen de twee dwarsliggers en ze zwaait naar ze. Een bos natte en kleverige okselharen, die hun maximale levensduur van zes maanden gegarandeerd al hebben bereikt, wordt zichtbaar.
“Ja, maar…”begin ik.
“Het zou echt een grote opvoedkundige fout zijn om nu toe te geven!” bemoeit de vader zich er nu ook mee.
Ik kijk het stel sprakeloos aan. Dan draaien ze zich om en lopen met hun vrienden vastbesloten naar het strand.
“Luister eens!” roep ik woedend. “Dit is mijn oprit en jullie vervelende kinderen liggen ervoor, dus jullie halen ze nu meteen weg, of ik bel de sleepdienst en laat ze tegen betaling ophalen.”
“Maar…” beginnen de twee wonderen van opvoeding synchroon.
“Nee, geen gemaar! Jullie hebben me gehoord! Haal ze hier weg, jullie…” Er schiet me helaas geen passend woord te binnen.
Een van de mannen loopt op zijn poepbruine gezondheidssandalen naar me toe. “Sorry, u hebt volkomen gelijk,” zegt hij ijverig en grijnst alsof hij me meteen voor een afspraakje wil uitnodigen.
Ik stap weer in de auto. Kira houdt een zakdoek voor haar mond en hinnikt als een demente pony.
“Wat is er?” snauw ik tegen haar.
“O, mama, nu had ik heel graag een fototoestel bij de hand gehad. Je gezicht, en vooral toen die vrouwelijke neanderthaler haar arm optilde…”
“Ja, ongelofelijk.”
“Van het bestaan van epilady’s heeft ze blijkbaar nog nooit gehoord,” hinnikt Kira verder.
Inmiddels zijn de krijsende kinderen weggehaald, nadat zij me ook vernietigend hebben aangekeken, want blijkbaar hebben hun ouders tegen ze gezegd dat ik ze met bruut geweld wilde laten verwijderen. Ik doe de poort open, rijd naar binnen en met een druk op de knop sluit ik hem onmiddellijk weer. Je weet maar nooit!
“Mama?”
“Ja? Je hoeft toch niet door het hele huis te brullen!” Ik ben nog steeds geïrriteerd.
Kira dendert de trap af en loopt naar de huiskamer terwijl ze ononderbroken kletst.
“Ik heb er geen woord van verstaan! Wat wil je?” vraag ik.
“Kim komt me zo meteen afhalen, we willen een stukje gaan rijden met haar Beast. Dat is toch wel goed?” vraagt ze geforceerd langzaam, om me niet nog bozer te maken.
“Voor mijn part, maar je moet straks nog inpakken want morgenochtend vertrekken we vroeg. O ja, en Clara komt om acht uur, dan moet je weer thuis zijn.”
“Oké, doe ik,” roept mijn dochter, ze pakt haar mobiel en een appel en verdwijnt weer.
Nauwelijks een halfuur later – ik zit in mijn kantoor en werk me door een enorme hoeveelheid mails heen – komt er een merkwaardig gevaarte de oprit op sputteren. Het is Kim met haar Beast. Hij is vuurrood met zwarte stippen, en heeft een zwart vouwdak met rode stippen. Kim zit achter het raam, kijkt me stralend aan en toetert onophoudelijk op een toon waarvan zelfs een aap uit de boom zou vallen. Voordat ik Kira kan roepen, staat ze al in mijn kantoor.
“Mama, kom mee naar buiten om het Beast te bekijken. Zoiets of een scooter wil ik ook graag hebben,” bedelt ze.
“Scooter? Na je vliegles van vorige keer? Ik weet het niet, hoor. En waarom noemen jullie dit lieveheersbeestje op vier wielen eigenlijk Beast?” vraag ik terwijl ik opsta en haar naar buiten volg.
“Het is een microauto, mama! Maar dat heb ik je al een keer uitgelegd,” antwoordt Kira.
Ik kijk naar het gepimpte geval, verbaas me erover dat er zo veel techniek in zo’n kleine auto past en neem afscheid van de meisjes. Ze vertrekken voor een plezierritje en zijn voor acht uur weer terug, zegt Kira. Ik wijd me weer aan mijn interview met de regisseur van de film met Bea van Kutten. Helaas had hij niet veel te vertellen, maar hoorde hij zichzelf toch graag praten en heeft hij me twee uur lang met ontelbare herhalingen zitten doorzagen over de filosofie van de film. Na een uur heb ik een pagina van het interview geschreven. Ik zet net mijn computer uit als mijn mobiel gaat.
“Mama, je moet meteen komen. We hebben een ongeluk gehad!” krijst Kira in de hoorn.
“Zijn jullie gewond?” roep ik verschrikt.
“Nee, dat niet, maar…” antwoordt ze.
“Waar zijn jullie? En wat is er gebeurd?” val ik haar in de rede.
“Mama, kun je niet gewoon komen? We staan bij de trampolines en het is een enorme chaos,” zegt ze. Op de achtergrond hoor ik geroezemoes van stemmen.
“Ik ben er over vijf minuten,” roep ik en ik loop snel naar mijn auto.
Als ik aankom, geloof ik mijn ogen niet. Kim en Kira staan verbazingwekkend kalm bij een woedende vrouw in een bruidsjurk.
“Zijn deze onverantwoordelijke schepsels uw dochters?” snauwt ze meteen tegen me. Haar sluier waait in haar gezicht en haar knalrode lippenstift en mascara zijn uitgelopen. Hoewel ik medelijden met haar heb, is de situatie zo komisch dat ik bijna begin te lachen.
“Niet doen!” sist Kira waarschuwend tegen me.
“Ja,” lieg ik, want als ik haar nu ook nog ga uitleggen dat alleen Kira mijn dochter is, raakt ze helemaal in de war. “Wat is er gebeurd?”
“Dit kind,” zegt ze terwijl ze naar Kim wijst, “is met haar auto, of hoe je dat ding ook wilt noemen, voor het stoplicht, het rode stoplicht wel te verstaan, ineens, zonder enige reden, achteruit gereden en vol tegen mijn auto aan geknald,” krijst ze staccato in mijn oor.
Ik wacht één moment, want misschien komt er nog meer.
“Waarom staart u me zo aan? Bekijkt u de schade liever,” gaat ze driftig verder.
“O,” zeg ik en ik loop naar haar gifgroene auto.
“Het is de auto van mijn man, eh, van mijn toekomstige man, die ik eigenlijk nu mijn jawoord zou moeten geven. O, mijn God,” begint ze te huilen.
“Kalmeert u toch,” zeg ik zachtjes. “De schade is minimaal, dat kunnen we zonder problemen oplossen. Weet uw man al dat u een ongeluk hebt gehad?”
“Ja, ik heb hem net gebeld,” snikt ze theatraal, “en nu ziet hij me in mijn trouwjurk…en dat mag de bruidegom niet voor de bruiloft, dat brengt ongeluk en dat is de schuld van deze onopgevoede wichten hier!”
Ik onderdruk mijn lachen en duw Kira en Kim weg, want die twee staan op het punt om ook los te barsten.
“Weet u,” probeer ik de bruid te kalmeren, “de auto rijdt nog. Ik kan u mijn rijbewijs geven en voor alle zekerheid het kenteken van mijn auto op mijn visitekaartje schrijven, dan belt u me morgen gewoon en dan regelen we alles. Uw aanstaande hoeft dus helemaal niet hiernaartoe te komen en dan ziet hij u ook niet in uw trouwjurk.”
“Wat mag ik niet zien?” hoor ik een iele mannenstem achter me.
Ik draai me om en voor me staat een boekhouderstype in een slecht zittende smoking.
“O, schattebout, er is zoiets ergs gebeurd en het is nog veel erger dat je me zo ziet…”
“Maar waarom dan, je ziet er…” Hij kijkt naar zijn bruid en vertrekt zijn gezicht. “Je ziet er betoverend uit.”
“Het brengt ongeluk als de bruidegom de bruid van tevoren ziet!”
Kira en Kim draaien zich om en het kost mij ook behoorlijk veel moeite om niet in lachen uit te barsten. Ik herhaal mijn oplossing, maak een foto van de nauwelijks zichtbare schade aan de BMW en ook een van het Beast, en ik ben blij als de bruidegom het met me eens is.
“Zo, snoesje van me, nu rijd je achter me aan en dan gaan we trouwen,” fluistert hij in haar oor.
“Maar snoetepetoet, mijn make–up is helemaal geruïneerd,” zegt ze terwijl ze in haar buitenspiegel kijkt.
“Eén moment,” zeg ik en ik loop snel naar mijn auto. Ondanks de haast heb ik toch mijn handtas meegenomen en met een beetje geluk zit mijn make–uptasje erin. Er liggen bovendien vochtige doekjes in de auto.
“Hier, neem dit naar mee. In welke kerk trouwen jullie eigenlijk?”
“In de St. Jeroenskerk,” antwoordt ze snikkend en ze grijpt onmiddellijk naar mijn make–uptasje.
“Ga toch gewoon met ons mee,” nodigt de vriendelijke bruidegom ons plotseling uit.
“Ja!” roepen Kim en Kira.
De bruid draait geschrokken haar hoofd om en kijkt chagrijnig naar ze, maar begint dan te lachen.
“We rijden gewoon achter jullie aan,” zeg ik.
“Ja, maar de meisjes niet meteen achter me,” zegt ze met een scheve glimlach en gaat in de auto zitten.
“Zo wil ik absoluut niet trouwen,” fluistert Kira als we even later in de kerk naar de ceremonie zitten te kijken.
“Nee, dat is veel te truttig. Hoewel mijn moeder het beslist geweldig zou vinden. Een witte jurk met tule, een sleep, een sluier…” Kim huivert bij de gedachte.
“O, en hoe willen jullie het dan wel?” vraag ik zachtjes.
“In een grappig, kort, sexy jurkje op het strand, met veel vrolijke en leuke mensen, die relaxed zijn en met wie je een hoop plezier kunt hebben. En die in elk geval geen hoogdravende en voorbereide toespraken houden of het een of andere toneelstukje of zo opvoeren, dat is echt heel gênant! En op een taart staat de doodstraf,” zegt Kira vastbesloten en ook nog eens te hard, want de dames die een rij voor ons zitten draaien zich ontzet en met een wijsvinger op hun lippen om. Ik verbaas me erover dat ze zulke duidelijke voorstellingen over hun bruiloft hebben.
We vertrekken als laatsten uit de kerk en rijden snel naar huis, gelukkig zonder verder contact met andere voertuigen.
Als Clara precies om acht uur door haar ouders wordt afgeleverd, is de vreugde over het weerzien enorm. De vriendinnen kletsen, giechelen en trekken zich in Kira’s kamer terug.
“Kan iemand even het hek opendoen,” mopper ik vanuit de keuken. De meisjes zijn nog steeds in de badkamer en proberen er enigszins toonbaar uit te zien. Nadat we gisteren in een restaurant hebben gegeten, zijn Clara en Kira nog gaan stappen, terwijl Kim al eerder naar huis was gegaan. Vanochtend om zes uur kwamen ze met razende honger thuis. Ik heb een uitgebreid antikaterontbijt tevoorschijn getoverd, ze daarna onder de douche gezet en cola gegeven, zodat ze niet meteen in slaap vallen, want zo meteen vliegen we naar Spanje. Eindelijk vakantie!
“Is al gebeurd,” roept Dirk. “Zeg eens, hoeveel koffers nemen we eigenlijk mee? Ik dacht dat we alles al in ons huis hebben?”
“Allemaal één en je hebt nooit alles,” antwoord ik automatisch terwijl ik de afwasmachine uitruim.
“Ik heb daar alles wat ik nodig heb en jij loopt sowieso de hele dag alleen in een bikini rond,” zegt Dirk, met wie ik voor elke vlucht naar Spanje altijd weer dezelfde discussie moet voeren. Op de een of andere manier denkt mijn man nog steeds dat zijn vrouw tevreden is met de zomergarderobe van vorig jaar. Mopperend draagt hij de koffers naar de taxi.
“Kira, Clara, over dertig seconden vertrekken we. Jullie moeten nukomen!”
De deuren knallen in het slot en ze schelden allebei als viswijven over het gebrek aan tijd.