Dirk tegen Eva:
Het zal stil zijn zonder onze tuthola.
Eva tegen Dirk:
Nu Kira uit huis is, wil ik wat meer doen wat ik zelf wil.
Dirk tegen Eva en Kira:
Daar komt ons galgenmaal.
“Jullie zijn niet goed bij je hoofd!” schreeuwt Dirk als hij ziet wat Berta, Kira en ik allemaal aanslepen. “Hoe kan iemand zo veel inpakken?” roept hij in mijn richting.
“Dat heb ik echt allemaal nodig, papa,” verdedigt Kira haar grote hoeveelheid bagage.
“Acht paar laarzen, vier jassen, stapels T–shirts, truien en spijkerbroeken. En niet te vergeten twee koffers vol spullen, een reistas vol shampoo, crèmes en allerlei andere troep en kijk dit eens,” moppert hij en hij wijst naar de verhuisdoos met levensmiddelen. “Denken jullie dat alle supermarkten in Engeland de komende veertien dagen gesloten zijn of zo?”
Dirk schudt zijn hoofd, pakt aan, sorteert en stapelt alles in zijn auto. Gelukkig is die enorm groot en krijgen we uiteindelijk de nieuwe kussens en het dekbed er ook nog in.
Dan is het zo ver. Kira staat besluiteloos voor de volgepakte auto, aait Pinky, die langs haar benen schuurt, en lijkt ineens onzeker.
“Lieverd, haal je tas en neem afscheid van omama, want we moeten zo langzamerhand weg. De boot wacht niet op ons,” roep ik en ik ren snel naar binnen om de lader van mijn mobiel te halen. Als ik weer naar buiten kom, heeft Dirk de motor al gestart en wordt Kira stevig omhelst door Berta, bij wie de tranen inmiddels over haar wangen rollen.
“Beloofd, omama. Ik doe voorzichtig en ik bel ook,” hoor ik haar zeggen. Dan pakt ze Garfield en Pinky een laatste keer op, roept: “Jee, wat zal ik jullie missen,” zet de twee katers in huis en stapt in de auto.
“Pas goed op jezelf,” roept Berta opnieuw en ze snuit luidruchtig haar neus. “Ik kom je snel opzoeken!”
“Je hoeft de alarminstallatie niet aan te zetten als je weggaat, Wiebke maakt nog schoon.” Ik zwaai naar mijn schoonmoeder en stap ook in.
“Eindelijk,” moppert Dirk en hij rijdt weg.
“Ik heb zo het vermoeden dat er de hele tijd wel iemand bij me op bezoek komt,” lacht Kira.
“Daar kun je wel eens gelijk in hebben,” antwoord ik.
“Papa, kun jij er alsjeblieft voor zorgen dat omama niet zo vaak naar Bath komt? Ik hou echt van haar, maar als ze om de paar weken opduikt, is dat toch…”
“Dat kan ik niet beloven,” antwoordt mijn wederhelft. “Je weet toch dat ze zich door niemand iets laat voorschrijven?”
De ferry brengt ons ‘s nachts van Hoek van Holland naar Harwich. Als we zondagochtend vroeg aankomen, zijn we alle drie verbazingwekkend zwijgzaam. Kira installeert zich weer in de auto, stopt de oordopjes van haar iPod in haar oren en kijkt uit het raam. Dirk concentreert zich op het links rijden en ik kijk naar het landschap. Het is nog steeds een beetje mistig, maar langzamerhand breekt de zon door.
Gisteravond hebben we in een van de restaurants aan boord een kleinigheid gegeten, foto’s gemaakt en een to do-lijst voor maandag opgesteld. Kira was behoorlijk opgewonden en babbelde aan één stuk door. De activiteiten voor komende week kent ze uit haar hoofd en ze maakte zich heel druk over wat ze bij welke gelegenheid moet aantrekken. Dirk was chagrijnig en heeft haar duidelijk gemaakt dat ze niet in Bath is om te feesten. Ik moest lachen, want blijkbaar is mijn echtgenoot zijn eigen studietijd helemaal vergeten.
“We rijden toch eerst naar het hotel?” vraagt Kira.
“Ja, dat doen we,” antwoord ik automatisch.
“Ik wil nog douchen,” legt ze onnodig uit, omdat we dat gesprek gisteren al drie keer hebben gevoerd.
“Jezus, Kira,” zegt Dirk geïrriteerd.
Na een flinke rit zijn we eindelijk in Bath. Er is verbazingwekkend veel verkeer en het kost ons flink wat tijd om het hotel te bereiken. Ik heb een suite voor ons geboekt in het gerenommeerde MacDonald Bath Hotel. Het gebouw is net zo oud als het hotel van ons laatste bezoek, maar hier hebben minder historische figuren en adellijke gasten gelogeerd. In dit hotel logeert het Britse nationale rugbyteam als ze op de universiteitsvelden trainen. Het hotel ligt vlak bij de universiteit en beschikt over een verwarmd buitenzwembad en verschillende saunafaciliteiten. We hebben nauwelijks ingecheckt als Kira naar de kamer rent, onder de douche springt en een nieuwe outfit uit haar koffer haalt. Dirk en ik gaan intussen op het terras zitten, drinken een kop koffie en genieten van de zon.
Een paar dagen geleden is er met de post een informatiepakket van de universiteit gekomen, waarin onder andere een routebeschrijving en een sticker zat waarmee we met de auto het universiteitsterrein op mogen. We volgen de borden en komen na wat zigzaggen bij het gebouwencomplex waar Kira een kamer heeft. Op de parkeerplaats staan auto’s, die allemaal net zo bepakt zijn als die van ons. Vaders slepen de koffers en kratten van hun kinderen hun nieuwe thuis in.
Kira’s kamer bevindt zich op de bovenste etage, de vijfde verdieping, en is uitsluitend via een trap te bereiken. Als we de deur van haar kamer opendoen, schrikken we behoorlijk. Haar verblijf is klein, hoogstens drie meter breed en vijfenhalve meter lang, de meubelen zijn van grenen, maar hebben lelijke blauwe accenten, zoals een kinderkamer uit de jaren tachtig.
“O, dat had ik me toch iets anders voorgesteld. De kamer leek op de website aanzienlijk groter,” zegt Kira en ze loopt naar het raam. Ervoor staat een prachtige, grote boom, met een bebladerde kroon waardoor de kamer bijna geen zon krijgt.
Dirk en ik zijn een hele tijd bezig om alles naar boven te dragen. We zuchten en zweten, want uitgerekend vandaag is het een bijzonder warme nazomerdag. Kira pakt inmiddels uit, rent opgewonden heen en weer en zoekt contact met andere nieuwkomers. Haar kleerkast biedt nauwelijks opbergruimte en het ziet ernaar uit dat we het een en ander mee terug moeten nemen. Terwijl Dirk de computer en de printer installeert en Kira nog steeds vertwijfeld probeert zo veel mogelijk kleding in de minikast te proppen, berg ik haar serviesgoed en levensmiddelen op in de gemeenschappelijke keuken.
Twee uur later zijn we min of meer klaar. We hebben honger en dorst en slenteren over het universiteitsterrein naar een kleine bistro, waar we een plek buiten tussen de andere ouders en studenten bemachtigen. Dirk, die hier voor het eerst is, bekijkt alles nauwkeurig, bestookt Kira met vragen en wil de hele universiteit bekijken. We laten hem de bibliotheek, een collegezaal, de vrijetijds- en winkelmogelijkheden zien en gaan daarna naar het sportcomplex.
“Het is echt een droom om hier te mogen studeren, Kira, en ik hoop dat je dat ook weet te waarderen.” Hij kijkt haar afwachtend aan.
“Ja, papa.”
“De studenten hoeven het terrein helemaal niet af. Alles is er, van supermarkt tot kroeg,” zegt Dirk onder de indruk.
“Wacht maar af tot je het sportaanbod hier ziet, dan zou je het liefst nog een keer gaan studeren,” merk ik op.
De sporthal ligt enigszins afzijdig van de academische gebouwen midden in een klein park. We lopen door de grote glazen schuifdeuren naar de elektronische poortjes, die normaal gesproken alleen met een chipkaart geopend kunnen worden. Vandaag staat er een studente naast, die de bezoekers op verzoek doorlaat.
Een lange, brede gang leidt langs indoor squash- en tennisbanen en het omvangrijke fitnessgedeelte, waarin meer loopbanden, crosstrainers en andere apparaten staan dan in een gewone sportschool. Dirk kijkt, verbaast zich en is sprakeloos.
“Nou, hier zul je het echt naar je zin hebben,” zegt hij als we hem het zwembad, de atletiekbaan en de rugbyvelden hebben laten zien.
“Heb je je hier al aangemeld?” wil hij van Kira weten.
“Natuurlijk. Ik heb me alleen nog voor fitness ingeschreven, de andere sporten wil ik op mijn gemak bekijken en ik wil snuffelcursussen doen voordat ik me vastleg. Zeilen, hockey, dansen, skiën en snowboarden lijken me ook leuk. Maar ik kan niet alles doen, dat wordt te veel.”
“Skiën en snowboarden?”
“Ja, ze hebben hier vlakbij een indoorbaan en reizen één keer per jaar met een groep naar Oostenrijk of Zwitserland.”
We gaan weer naar buiten, slenteren door het park, ontdekken dat er nog twee zwembaden zijn en gaan op weg naar een van de Britse banken. Volgens de informatie zijn enkele op deze zondagmiddag speciaal voor de nieuwkomers geopend.
“Nou, ga dan,” zeg ik tegen Kira als ze een beetje afwachtend bij de ingang blijft staan. Ze kijkt me even aan, loopt zwijgend naar de vrouw achter het bureau en spreekt haar aan. Seconden later heeft ze een formulier voor haar neus liggen, geeft de vrouw haar splinternieuwe studentenkaart om er een kopie van te laten maken, laat zich nauwkeurig uitleggen wat de kosten en de voorwaarden zijn en zet haar handtekening.
“Ik heb een eigen bankrekening in Engeland en krijg over een paar weken mijn eerste creditcard. Nu ben ik echt volwassen,” roept ze stralend als we het kantoor uit lopen.
“Tja, maar dat betekent ook dat je verantwoordelijk bent voor jezelf.”
“Ik weet het, papa. Dat gaat best lukken, dat beloof ik!”
We gaan naar de supermarkt, kopen drinken en wat fruit en lopen dan naar haar kamer terug.
“Zo,” zeg ik als we voor de ingang van het gebouw staan. “Wij gaan nu even naar het hotel en halen je straks op om te gaan eten.”
“Ja, zullen we hier om acht uur afspreken?” vraagt ze en ze zoekt in haar tas naar haar nieuwe huissleutel.
“Goed. Veel plezier,” zeg ik en ik geef haar een knuffel.
Dirk omhelst Kira en dan verdwijnt ze in het trappenhuis.
“Een vreemd gevoel is dat,” zegt hij zachtjes en hij slaat zijn arm rond mijn schouders.
Ik knik en kijk nog een keer naar het gebouw.
“Hoe is het met je?” Hij trekt me naar zich toe.
“Goed. Verbazingwekkend goed eigenlijk. Ze is hier op haar plaats.” Ik blijf staan, geef een kus op zijn wang en vraag: “Sauna?”
“Perfect.” Dirk stapt in, start de motor en rijdt al als ook mijn autodeur in het slot valt.
We zwemmen, liggen in de namiddagzon, gaan de sauna in en genieten van de rust. Vlak voor acht uur vertrekken we om Kira op te halen.
“Mijn maag rammelt,” verkondigt ze luid en ze vertelt daarna wie ze allemaal al heeft leren kennen. De tien mensen met wie ze de keuken, de douche en het toilet deelt komen bijna allemaal uit Engeland, meer dan de helft bestaat uit jongens. Ik sta op het punt om te vragen of er ook leuke bij zijn, maar laat het achterwege omdat ik weet dat Kira dit soort gesprekken niet graag voert waar Dirk bij is.
“Eén meisje studeert ook International Management en Spaans,” roept ze enthousiast. “Ik ben zo blij dat ik hier ben en niet in Milaan of op een andere universiteit.”
We hebben een tafel gereserveerd in het restaurant waar Kira en ik tijdens ons eerste bezoek hebben gegeten, eten voortreffelijk, drinken heerlijke Franse wijn en praten de hele tijd over de universiteit, de mensen die ze heeft ontmoet en wat ze volgende week allemaal gaat meemaken. Kira heeft rode wangen, stralende ogen en is opgewonden.
“Slaap lekker, lieverd,” zeg ik als we vlak voor middernacht weer voor haar nieuwe onderkomen staan.
“O, dat duurt nog wel even. We hebben namelijk in de keuken afgesproken dat we nog naar de club hier op het terrein gaan. Zie ik jullie morgenochtend om tien uur?” babbelt ze vrolijk en ze gooit de autodeur daarna zwierig dicht.
“Ja,” roep ik haar door het geopende raam na. Kira draait zich nog een keer om, zwaait en stapt dan prompt in een plas. Ze springt opzij, roept ‘oeps’ en marcheert doelbewust naar de voordeur. Ik lach.
“Laten we gaan,” zeg ik tegen Dirk. “Ik ben benieuwd of Kira hier morgenochtend om tien uur staat.”
“Ik ook,” zegt Dirk. Zijn stem klinkt dof, zelfs een beetje nasaal.
Ik kijk naar hem, zie dat zijn ogen vochtig zijn en leg mijn hand op de zijne. “Het zal stil zijn zonder onze dondersteen,” zegt hij zachtjes en daarna haalt hij zijn neus op.
Nadenkend kijk ik naar hem. Dirk, die altijd zo cool en ontspannen doet en weinig mensen dichtbij laat, toont plotseling emoties en heeft het duidelijk moeilijker met Kira’s verhuizing dan ik had verwacht. We rijden naar het hotel.
“Zullen we nog iets drinken?” vraag ik als we door de hal lopen.
“Ja,” antwoord hij kortaf.
We drinken zwijgend een gintonic.
“Het is verbazingwekkend hoe snel de tijd gaat. Ik zie nog precies voor me hoe ik haar de eerste keer op mijn arm had en nu hebben we haar naar Engeland gebracht. Die bijna achttien jaar zijn voorbijgevlogen,” zegt hij plotseling en hij speelt met de pinda’s die op tafel staan.
“Maar het is ook goed om te zien wat er van haar geworden is,” gaat hij verder. “Het is haar toch maar gelukt om op deze universiteit te komen, en daar heb ik bewondering voor. Dat hebben we goed gedaan,” zegt hij trots en hij toost met me.
Ik glimlach. We bekijken de mensen aan de naburige tafels, praten nog wat over Engeland en Bath en gaan iets later naar onze suite. Ik nestel me in zijn armen, kijk nog een beetje Engelse televisie en val bij het nieuws in slaap.
De volgende ochtend word ik met hoofdpijn wakker. Dirk ziet er ook tamelijk verkreukeld uit en vertelt dat hij in jaren niet zo slecht heeft geslapen. Ik rol me in het dekbed en wacht tot hij gedoucht heeft.
“Cola?” vraagt hij als hij uit de douche komt.
“Graag, het liefst met twee aspirines. Zou het de wijn zijn geweest?” mompel ik.
Dirk lacht, trekt het dekbed weg en legt de ijskoude colafles op mijn buik. Ik vlieg overeind.
“Zo, nu ben je in elk geval uit bed, slaapkop. Hier zijn je pijnstillers. Haast je een beetje, ik heb verschrikkelijke honger.”
Zwijgend kleed ik me aan en zoek onze spullen bij elkaar. Over een paar uur rijden Dirk en ik samen weer naar huis, en vanaf dat moment zijn we alleen met z’n tweeën in ons grote huis. Nee, denk ik, ik ben de komende weken helemaal alleen, omdat Dirk woensdag voor twee weken naar New Orleans vliegt.
Weken geleden heb ik Hanna gevraagd of ze me met werk wil overspoelen en dat heeft ze gedaan. Als we dinsdagochtend weer in Noordwijk zijn, moet ik meteen door naar een bespreking op de redactie. Hanna wil over drie maanden een nieuw tijdschrift lanceren en heeft me de functie van chef-redactrice aangeboden. Ik heb het aanbod geaccepteerd, maar alleen op voorwaarde dat ik af en toe van huis uit kan werken.
“We zullen zien hoe het loopt,” was haar antwoord, waarna ze het contract onder mijn neus schoof.
“We moeten nog over het salaris praten,” zei ik vastbesloten. “Wat tot nu toe gold, geldt niet meer. Als ik mijn handtekening zet, zul je er een schepje bovenop moeten doen.”
“Dat had ik al gedacht,” glimlachte ze en ze zette een streep door het in het contract vermelde jaarsalaris.
We hebben een hele tijd snoeihard onderhandeld en werden het uiteindelijk eens over een bedrag dat dichter bij mijn wensen dan bij de hare lag.
Dirk keek me verrast aan toen ik hem erover vertelde. “Je zou toch regelmatig met me mee op zakenreis gaan?”
“Ja en nee. Wat moet ik daar? De hele tijd sightseeing en winkelen? Echt Dirk, dan word ik al heel snel een behoorlijk gefrustreerde vrouw. Ik zal nu eindelijk meer tijd hebben en het aanbod van Hanna kwam precies op het juiste moment. Natuurlijk ga ik af en toe met je mee. Maar wees eerlijk, je gelooft toch zeker zelf niet dat ik dat leuk blijf vinden? Ik heb nog ruim tien goede jaren voor me, waarin ik onbeperkt alles kan doen wat ik altijd al heb gewild.”
Dirk zat tegenover me, dronk zijn bier en zei niets. Hij keek me alleen aan.
“Dat begrijp je toch wel?” zei ik na een tijdje stilte.
“Jawel,”zei Dirk nadenkend. “Maar ik heb het zo nooit gezien.”
“Maar zo was het wel, Dirk. Jij was bijna altijd op zakenreis en voortdurend met je bedrijf bezig. Ik heb ook wel gewerkt, maar in de laagste versnelling en ik zat altijd in een spagaat tussen Kira, jou en mijn werk.”
“Maar we wilden destijds toch allebei een kind?”
“Dat klopt. En het was een fantastische tijd, die ik voor geen goud had willen missen. Maar nu Kira uit huis is, wil ik wat meer doen wat ik zelf wil.”
“Maar je hebt al die jaren nooit iets gezegd.”
“Nee, omdat ik het prima naar mijn zin had. Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd, ik heb ervan genoten. Bovendien wilde ik je bij de opbouw van het bedrijf ondersteunen. Jij hebt ervoor gezorgd dat we ons financieel alles konden permitteren. Maar ik wil nu gewoon bewijzen dat ik ook iets kan presteren.”
“Dat zie ik anders, Eva. Je bent een topjournaliste, je verdient meer geld dan je freelance collega’s, je bent altijd voor interviews naar de mooiste locaties gevlogen en hoefde absoluut niet achter in de rij aan te sluiten. Wie wil je dan nog iets bewijzen?”
“Mezelf. Ik wil op mijn zevenenveertigste een doorstart maken.”
“Het klink alsof je de afgelopen jaren ontevreden bent geweest met je leven en je nu wilt bevrijden.”
“Nee, dat is niet zo. Ik was gelukkig, maar zoals ik al zei: nu wil ik iets anders. En als dat verkeerd overkomt, dan spijt me dat.”
“Wat moeten we vandaag allemaal nog regelen?” vraagt Dirk als we aan de ontbijttafel tussen gepensioneerden op reis zitten. Er is geen rugbyspeler te bekennen.
“Weet je zeker dat het nationale rugbyteam hier overnacht?” vraagt hij zachtjes.
“Zeker weet ik het niet, ik heb het alleen gehoord.”
“Die zien er niet zo uit,” fluistert hij.
“Het is waarschijnlijk het seniorenteam,” zeg ik plagerig.
“Ik heb me al een hele tijd niet meer zo jong gevoeld,” zegt Dirk en hij geeft me een kus. “Dank je.”
Ik lach.
“We moeten een elektronicawinkel vinden, waar we een föhn, een krultang, een elektrische tandenborstel, een paar adapters, papier voor de printer en printerpatronen kunnen kopen. En Kira heeft natuurlijk een Engelse mobiel nodig.”
“Ik weet het, ze wil per se een iPhone.”
“Eerst maar eens kijken wat die hier kost,” antwoord ik.
Vlak voor tien uur zijn we bij de universiteit om Kira af te halen. Ze staat al voor de ingang op ons te wachten.
“En, hoe heb je de eerste nacht in je nieuwe omgeving geslapen?” vraag ik als Kira in de auto stapt.
“Dat gaat wel. Het bed is nogal smal en het was gisteravond behoorlijk laat.”
“Ik was ervan overtuigd dat we je wakker zouden moeten maken,” zeg ik.
“Hoezo? Ik heb mijn wekker natuurlijk gezet,” zegt ze terwijl ze me aankijkt met een hoe-kun-je-dat-nu-denken-blik.
Dirk lacht en rijdt naar het centrum. Hij heeft vanochtend op internet naar een elektronicawinkel gezocht en een paar adressen gevonden.
Arnold Schwarzeneggers stem vertelt ons via de Tom-Tom hoe we moeten rijden. In de winkel zijn er tot mijn verbazing geen uitgestalde goederen die je kunt bekijken en aanraken, maar staat er alleen een catalogus tot onze beschikking. Het duurt een tijdje voordat ik het systeem doorheb. Als eerste zoek ik een föhn. Na wat bladeren en vergelijken heb ik met nummer B103C de haardroger van mijn keuze gevonden. Ik toets de cijfer-lettercombinatie op het voor me liggende elektronische kastje in en hoor een paar seconden later dat van deze föhn twee exemplaren in zilver en een in zwart voorradig zijn. Geweldig, dit systeem. Geen irritante verkopers, niet wachten tot je eindelijk aan de beurt bent. Het gaat snel en eenvoudig. Terwijl ik een krultang en een tandenborstel uitzoek, kijken Dirk en Kira naar computers, inktpatronen en vreemd genoeg ook camera’s. Ik ben na tien minuten klaar. Het kastje voor me zoemt en spuugt een briefje met een getal met vijf cijfers uit. Zodra dit nummer op de muur naast de kassa oplicht, ben ik aan de beurt. Dirk en Kira zijn ook klaar. Mijn dochter heeft het weer eens voor elkaar en krijgt naast de benodigde inktpatronen en adapters ook nog een nieuwe digitale camera. We zitten nauwelijks op de stoelen, die voor de wachtenden klaarstaan, als beide nummers achter elkaar oplichten. Minuten later lopen we bepakt en bezakt de winkel uit. We brengen alles snel naar de auto en slenteren daarna door het historische deel van de stad, halen een beker koffie bij Starbucks, doorzoeken de levensmiddelenafdeling van Marks & Spencer, gaan naar een sportwinkel om voor Dirk een rugbyshirt van het plaatselijke team en voor Kira een paar nieuwe loopschoenen te kopen en belanden als laatste in een telefoonwinkel. Kira loopt zelfverzekerd naar een verkoper, vertelt wat ze wil en hoort dat ze zonder geldige creditcard van een plaatselijke bank geen abonnement voor een mobiel kan afsluiten.
“En wat doe ik nu?” vraagt ze radeloos.
“Neem gewoon een prepaidtelefoon voor de eerste twee tot drie weken, tot je creditcard er is,” zeg ik praktisch.
“Betekent dat echt dat ik mijn iPhone niet krijg?”
“Je overleeft het heus wel zonder,” antwoord ik lachend.
Kira pruilt en moppert een beetje, zeurt over de eenvoudige telefoon die bij de prepaidkaart hoort en legt zich er pas na een tijdje bij neer.
“Ik had me zó op mijn iPhone verheugd,” zucht ze nog een laatste keer.
We bezichtigen de opgravingen van het Romeinse bad, bekijken de historische Pultneybrug en varen een stuk met een boot over het kanaal.
“Het is al halftwee. Als we nog iets willen eten, moeten we dat nu doen,” zegt Dirk.
“O ja, iets eten,” roept Kira enthousiast. “Ik heb vreselijke honger, en ik weet ook waar we iets kunnen eten. Hier op de hoek is een restaurant waar we buiten kunnen zitten.” Kira draait zich om en wijst naar een typisch Engelse kroeg, waar bontgekleurde plastic tafels en stoelen buiten staan.
“Nou, kom op dan maar.”
We bemachtigen de laatste vrije plekken in de zon, bestellen iets te drinken en bekijken de menukaart, die voor een Engelse pub verbazingwekkend uitgebreid is.
“Dat ziet er helemaal niet slecht uit,” zeg ik en ik volg met mijn ogen de serveerster, die met een schaal dampende mosselen naar de buurtafel gaat.
“Ik neem een salade met geitenkaas,” zegt Kira en ze neemt een slok cola.
“Eigenlijk had ik gehoopt dat ze hier fish and chips zouden hebben, maar uitgerekend dat staat niet op de kaart. Het lijkt meer een klein restaurant. Nou ja, dan neem ik biefstuk met patat,” besluit Dirk.
Ik twijfel tussen mosselen en salade, kijk nog een keer naar de tafel naast ons en zie hoe de vrouw zich de mosselen goed laat smaken. Ze zien er lekker uit.
“Als je de mosselen neemt, kunnen we delen,” stelt Kira voor.
We bestellen, kijken naar de mensen die met winkeltassen langs de tafels slenteren en roddelen een beetje.
“Daar komt ons galgenmaal,” grapt Dirk als de serveerster het eten op tafel zet en drie glazen wijn brengt.
“Ik vind dat we moeten toosten,” zegt Kira, ze pakt haar glas en houdt het omhoog.
“Ja, op jou en Bath, en op de studie, op een mooie en leerzame tijd,” zeg ik, waarna we de glazen laten klinken.
Kira en Dirk lachen.
“Na het eten moeten we langzaamaan vertrekken,” zegt Dirk en hij doopt een patatje in de ketchup.
“Maar jullie brengen me toch naar de universiteit? Ik heb namelijk met de meiden afgesproken. We willen Bath verkennen,” zegt Kira.
“Ja hoor, dat waren we al van plan,” antwoordt Dirk.
Vader en dochter kletsen de hele tijd over Bath en het studentenleven in Dirks tijd. Hij geeft haar goedbedoeld advies, waarbij Kira alleen haar wenkbrauwen optrekt, soms haar hoofd schudt, en soms hartelijk moet lachen.
Ik zwijg het grootste deel van de tijd en voel me vreemd. Het idee dat we Kira nu echt hier laten bevalt me niet. Bovendien is afscheid nemen nooit mijn sterke punt geweest. Als Dirk heeft betaald en we naar de auto lopen, kost het me flink veel moeite om de opkomende tranen te onderdrukken. Dirk is daarentegen ontspannen en vrolijk, stuurt de auto door het verkeer en rijdt de heuvel naar de universiteit op.
“Zo liefje,” zegt hij als we uitstappen om afscheid van Kira te nemen. “Denk eraan, je bent hier om te studeren en niet om te feesten, dus maak het niet te gek.” Hij trekt haar naar zich toe en geeft haar een kus.
“Wees voorzichtig, schat,” zeg ik met een verstikte stem.
“Mama, niet huilen, dat heb je beloofd.”
“Het zijn gewoon vreugdetranen, lieverd, omdat ik zo trots op je ben. Ik vind je geweldig,” zeg ik terwijl ik haar heel stevig vasthoud. “Ga nu maar, er staat al een vriendin op je te wachten.”
“Hi, Joan!” roept Kira. “Dag mama, dag papa. Jullie bellen toch als jullie in Harwich zijn?”
“Jazeker,” antwoord ik.
“Goed, dan ga ik nu. Ik hou van jullie!” Ze loopt naar Joan toe, draait zich nog een keer om en zwaait.
“Rijden,” zeg ik en ik zoek een zakdoek. “Toch gun ik het haar en ik ben echt blij dat ze hier studeert. Ik vind namelijk helemaal niet dat ze thuis had moeten blijven,” praat ik voor me uit.
Dirk streelt over mijn been, pakt mijn hand en lacht. “Kira is een leuk en slim meisje geworden, maak je niet zo veel zorgen.”
“Ik maak me geen zorgen,” zeg ik en ik snuit mijn neus. Het heeft absoluut geen nut dat ik zo huil, maar het lukt me gewoon niet om die stomme tranen tegen te houden.
We rijden dwars door Engeland naar het oosten.
“Je wilde toch per se fish and chips eten, zullen we dan nu een portie halen?” vraag ik als we vlak voor Harwich zijn.
“O ja, dat was ik bijna vergeten.” Dirk slaat rechts af. We rijden langs een paar kleine rijtjeshuizen, houden links aan en komen bij een promenade waar je een uitstekend uitzicht op het aanmeren en afvaren van de veerboten hebt. We gaan nog iets verder richting centrum en verbazen ons erover dat er om negen uur ‘s-avonds bijna geen mens meer op straat is. Op de volgende hoek vinden we een snackbar waar ze fish and chips verkopen.
“Ga je mee?”
Ik knik. Ik ben nog nooit in zo’n snackbar geweest, maar heb vooral helemaal geen zin om alleen in de auto te blijven zitten. Helaas blijkt deze snackbar alleen een afhaalservice. Het meisje achter de balie is niet ouder dan Kira en heeft geblondeerd lang haar met een uitgroei die verraadt dat haar laatste bezoek aan de kapper beslist al vier maanden geleden is. Het ruikt naar hete olie en verbrand eten.
“Wat mag het zijn?” vraagt ze in een zwaar dialect.
Dirk bestelt.
“Small, middle or large?.”
“Een grote portie alsjeblieft,” antwoordt Dirk netjes in correct Engels.
“Vinegar?” roept ze terwijl ze de patat in een bakje schept, de vis ernaast legt en er met een veel te grote zoutstrooier zout op strooit. Getver, dat heb ik nou altijd al zo’n vieze gewoonte van de Engelsen gevonden – azijn op je patat. Dirk schudt zijn hoofd. Hij betaalt twee pond vijftig en we verlaten de snackbar.
“Kom, we rijden weer naar de promenade, daar hebben we uitzicht op zee en dan eten we in de auto,” stelt Dirk voor.
Ik knik. Hij rijdt door een wirwar van kleine straatjes en steegjes, slaat rechts- en weer linksaf, en tot mijn grote verbazing komen we inderdaad weer op de promenade uit. Het is moeilijk kiezen, geen enkele parkeerplek is bezet. We nemen een van de middelste plekken en zien de veerboot die wij waarschijnlijk moeten hebben de haven in varen. Voorzichtig pak ik de zak met snackbarvoedsel, vouw het papier open en pak een patatje. Het is merkwaardig zacht en smaakt nergens naar. Dirk laat het zich echter goed smaken. Met de vuurrode plastic vork snijdt hij de vis in stukjes en schuift ze een voor een in zijn mond.
“Dat moest ik een keer eten,” zegt hij kauwend.
Ik pak zijn vork omdat de mijne in de auto op de grond ligt en steek ook een stuk vis in mijn mond. Het gefrituurde omhulsel is erg vet en niet knapperig, maar de vis smaakt prima.
“En?”
“Ik weet het niet, het is niets voor mij.”
“Dat dacht ik al, maar ik heb dat zo af en toe nodig – vet en ongezond. Net zoals één keer per jaar een enorme hamburger – heerlijk.” Hij lacht en eet verder.
Mijn maag begint van dit soort voedsel altijd onmiddellijk te protesteren. Terwijl Dirk kauwt en geniet, bedenk ik hoe snel dit laatste jaar voorbij is gegaan. De tijd is letterlijk omgevlogen: Kira’s scooterongeluk, mijn reportage over Bea van Kutten, die ik samen met Tom heb gemaakt. O ja, Tom! Hanna’s beslissing om met Fred samen te gaan wonen, de scheiding van Patrick en Vivianne, het korte intermezzo met Nathan, en daarna het nieuws van Patricks ernstige ziekte, terwijl ze nu weer bij elkaar en gelukkig zijn. Kira’s eerste baan, onze bezoekjes aan de universiteiten van Bremen en Milaan, de sekslijn, waar ik iets heel anders van dacht, onze reis naar Bath en de opluchting dat deze universiteit ons beviel. Het grote eindgala en het gedoe rond de jurk – ik glimlach, hij hangt nu in een plastic hoes van de stomerij in de kast – en onze gesprekken over mannen, liefde en belangrijke beslissingen, waarbij duidelijk werd dat onze moeder-dochterrelatie in een vriendinnenrelatie aan het veranderen is. Het was een heel turbulent jaar.
“Wil je er nog een?” vraagt Dirk. Hij biedt me het laatste frietje aan. Ik schud mijn hoofd. Als hij zijn feestmaal op heeft, wandelen we over de promenade, genieten van de warme wind die uit zee waait, en vinden in een zijstraat een geopende supermarkt waar we typisch Britse crackers en een fles Barolo kopen.
Dan wordt het langzamerhand tijd. We rijden de twee kilometer naar de haven, gaan bij de andere voertuigen in de rij staan, laten onze paspoorten zien en mogen na even wachten de boot op rijden. Als we op het dek staan, mompelt Dirk geheimzinnig in mijn oor: “Ik heb trouwens nog een kleine verrassing voor je.”
Op het moment dat ik hem wil ontlokken wat dat is, gaat mijn mobiel.
“Mama?” roept Kira in de hoorn als ik opneem. “Waar zijn jullie?”
“Op de boot, lieverd. Hoe is het met je?”
“Helemaal top. We zijn met z’n allen in de keuken aan het koken – een soort kennismakingsdiner. En wat doen jullie nu?”
“Zo meteen genieten van een fles lekkere Barolo en vieren dat we zo’n grote dochter hebben.”
Kira lacht, zegt gedag en hangt op. Nieuwsgierig volg ik Dirk naar onze hut. We lopen door de eindeloos lijkende gangen van het schip, die afhankelijk van de categorie met een andere soort tapijt zijn bekleed. Ineens verandert het hele interieur, zijn de muren met licht hout bekleed, is de verlichting gedempt en het tapijt aangenaam zacht. Dirk doet een deur open en verraadt zijn geheim: hij heeft de kapiteinshut voor ons geboekt! De suite is ingericht met teakhout, heeft donkerrood tapijt en een bijpassende sprei. Op tafel staan een fles witte wijn in een ijsemmer en een grote schaal fruit. Dirk gooit de reistas in een hoek en neemt me in zijn armen. “Zo, mevrouw Bertel, welkom in onze nieuwe levensfase,” zegt hij en dan kust hij me.
Ik lach kort en hees. “Mevrouw Bertel” – zo heeft hij me voor het laatst tijdens onze huwelijksnacht bijna twintig jaar geleden genoemd.
EOF