Kira

“Shit!” Het is het eerste woord van de dag. Geweldig. Wat een fijne manier om wakker te worden. Ik ben door mijn wekker heen geslapen en nu probeer ik wanhopig mijn favoriete jeans en een schoon T–shirt te vinden. “Aha – gevonden!” Een dringende behoefte aan sokken is het enige dat me er nog van weerhoudt om op tijd bij mijn college van acht uur te zijn. Jezus, dat wordt lastig. Nou ja, dan maar geen sokken.

Volgens mijn iPhone is het 7.59 uur als ik over het universiteitsterrein ren. Gelukkig heeft mijn moeder nieuwe Uggs voor me gekocht – het comfort, de stevigheid en de warmte daarvan zijn perfect voor vroege, koude en haastige ochtenden. Als ik mijn college binnenstorm kijk ik naar mijn medestudenten – ze zien er allemaal grauw en bleek uit, alsof ze een enorme kater hebben, maar hallo, dat hebben we allemaal. Ik bedoel, laten we eerlijk zijn, we zitten nu een maand op de universiteit en het 24⁄7 feesten begint ons op te breken. Bijna niemand heeft nog schone kleren. Als ik mijn laptop openklap, die ik gisteravond niet goed heb afgesloten nadat ik diep in de nacht Facebook nog even heb gecheckt, en die nu dus bijna geen stroom meer heeft, zie ik de e–mail van mijn moeder die ik gisteren niet helemaal heb gelezen. Snel open ik het bericht weer en lees vluchtig wat ze schrijft. Ik verwacht het gebruikelijke gebabbel: je vader is irritant en lui, ik ben het zat, ik heb een fan-tas-tisch paar laarzen gevonden, ik mis je, blablabla. Maar deze keer niet de standaard chit chat: Ze heeft een vlucht geboekt en komt over twee dagen aan!

Ik kijk naar beneden en realiseer me dat mijn buik, die voordat ik naar de universiteit ging mooi strak en plat was, dat helaas niet meer is. Hoewel ik nog steeds jog en aan yoga doe, is het niet met dezelfde intensiteit als thuis. Als ik naar de sportschool ga, is dat altijd met mijn vriendinnen. Dat is hartstikke gezellig, geloof me, maar het enige dat we er doen is roddelen en naar jongens kijken. Trainen is niet echt een onderdeel van het programma. Geloof het of niet, we hebben mascara en lipgloss op als we naar de sportschool gaan!

Helaas, ik ben bang dat het speelkwartier voorbij is; met het bezoek van mama in het vooruitzicht is het moment aangebroken om niets anders te eten dan fruit en groente en al mijn vrije tijd te besteden aan joggen en buikspieroefeningen doen. Fijn…

Eigenlijk is het niet zo gek dat mijn moeder langskomt. Ik heb niet veel geld meer op mijn bankrekening staan en de Visakaart die ze me heeft gegeven voor noodgevallen zit al aan zijn limiet. Oeps.

Als ik terug ben in mijn kamer staar ik een paar minuten naar de troep. Wat een rotzooi, denk ik. Er is geen betere manier om het te omschrijven. Het beddengoed is niet verschoond sinds…Daar wil ik eigenlijk helemaal niet over nadenken. Mijn kleren liggen overal verspreid en zijn smerig, en mijn kast…Je zou verwachten dat die leeg is met het oog op de stapels kleren op de vloer, maar laat je niet voor de gek houden: die zit nog steeds vol. Eigenlijk is elke centimeter van mijn piepkleine kamer bezaaid met troep. Pas nu realiseer ik me dat ik thuis mis. De schone en gestreken lakens op mijn kingsize bed, de nette kast vol coole kleren, en natuurlijk mijn moeders kookkunsten. Lusteloos raap ik het een en ander op en om wat orde te scheppen probeer ik een stapel met schone en een stapel met vieze kleren te maken. Maar wie neem ik eigenlijk in de maling? Ik kan net zo goed alles naar de waskamer brengen. Dat doe ik straks wel.

Straks verandert in nooit en in plaats daarvan loop ik naar de keuken. Daar is niemand, ik neem aan dat ze nog in coma liggen of met een kater in de collegebanken zitten. Ik heb geluk omdat ik na mijn college van acht uur tot drie uur vanmiddag vrij ben en dus genoeg tijd heb om naar de sportschool te gaan.

Nee, denk ik als ik de koelkast opendoe en hem meteen weer sluit voordat ik toegeef aan de verleiding en een stuk overgebleven vegetarische pizza van gisteren pak. Ik vlucht naar mijn kamer, trek mijn sportkleren aan en ga naar de sportschool.

Als ik eenmaal op de loopband sta, wat ik al een maand niet meer serieus heb gedaan, verlies ik alle besef van tijd. Pas als de playlist van mijn iPod klaar is en de muziek stopt, realiseer ik me dat ik 45 minuten heb gejogd en dat ik doornat ben van het zweet. Het is een lekker gevoel, ik ben opgelucht en voel me slanker. Als ik me omdraai en van de band af wil stappen, merk ik dat er een heel leuke jongen naar me staat te kijken. O God, en net nu ik zo bezweet ben. Helemaal geschrokken – nou ja, een beetje – zie ik dat hij naar me toe komt om zich voor te stellen. Hij heet Scott en is tweedejaars student in Bath. Hij studeert iets wat met fitness en gezondheid te maken heeft en brengt dus veel tijd in de sportschool door. Als ik op het punt sta om te vertrekken, zegt hij dat ik me bij een hardloopgroepje zou moeten aansluiten, zijn hardloopgroepje. Ze komen om de twee dagen in alle vroegte bij elkaar (letterlijk, want ze ontmoeten elkaar om vijf uur ‘s-ochtends voor de ingang van de sportschool) en lopen ongeveer drie kwartier in de buitenlucht. Ik stem beleefd en blij in en vertrek met een glimlach op mijn gezicht. Bij de deur gooi ik mijn haar naar achteren en loop heupwiegend weg, maar als ik me omdraai, val ik in een struik. Ik schaam me rot en roep giechelend: ‘tot later’.

De twee dagen vliegen voorbij en voordat ik het besef omhels ik mijn moeder, die onder de indruk is van het feit dat ik mijn figuur heb weten te behouden. Als we heel even hebben bijgepraat zeg ik met spijt in mijn stem tegen haar dat ik een college heb. We spreken af om elkaar ‘s-avonds in ons favoriete Franse restaurant Le Coquille te zien. Voordat ze naar haar hotel rijdt, geeft ze me een tas en zegt: “Hier, ik dacht dat je dit wel zou kunnen gebruiken.”

Het is niet zomaar een tas, het is de zwarte leren hobotas van Prada die ik al heel lang graag wil hebben. In de tas vind ik een eenvoudig zwart jurkje en een Wolfordpanty. Het lijkt wel of ze mijn gedachten kan lezen…