12

Viv tegen Eva:

Patrick is sterk en geeft niet op.

Hanna tegen Eva:

Fred gaat definitief van zijn vrouw scheiden…

Kira tegen Eva:

Zo veel geld en dan is het nog niet eens uniek…

Eva aan Kira:

Dus het is liefde op het eerste gezicht of hij iseen heel gladde vent!

Dirk snurkt zo hard dat ik om zeven uur kaarsrecht in mijn bed zit, aan verder slapen hoef ik niet meer te denken. Ik ga naar beneden, voer de katten en laat ze naar buiten. Het is een heerlijke, wolkeloze laatzomerochtend en bijna windstil, wat hier, in de onmiddellijke nabijheid van de kust, zelden voorkomt. Ik zet een kop thee, haal de krant en zie een ansichtkaart van mijn schoonmoeder in de brievenbus.

Als ik de foto bekijk, krijg ik onmiddellijk behoefte aan verre landen. Ik lees dat ze in de Zuid–Chinese Zee vaart, tussen Zuid–China, Vietnam, de Filippijnen en Maleisië. Het gaat fantastisch met haar, schrijft ze en ze belooft om binnenkort weer eens een serie foto’s te mailen. Hoezo weer? denk ik. Ik heb nog geen foto van haar wereldreis gezien. Ik ga naar buiten om in alle rust de krant te lezen. Kira hoeft vandaag pas om tien uur op school te zijn, wat betekent dat ik heerlijk kalm aan kan doen.

“Wat doe je vandaag?” hoor ik Viviannes schorre stem door de telefoon.

“Hoezo?” hijg ik.

“Waar kom jij vandaan?” Viv lacht. “Je klinkt als een oude locomotief.”

“Ik heb gejogd.”

“Zo vroeg? Het is net kwart over acht.”

“Ja, ik was al vroeg wakker, wilde eerst alleen luieren en kreeg toen ineens enorme zin om te gaan hardlopen – het weer is gewoon perfect. Het was heerlijk, alleen heb ik flink tempo gemaakt en daarom ben ik zo buiten adem. Nou, waarom wil je weten wat ik vandaag doe?” vraag ik nieuwsgierig.

“Het gaat heel slecht met Patrick en ik wil hem niet alleen laten. Kun jij misschien een paar spullen voor me uit mijn huis halen? Mijn werkster is er, die doet voor je open. En zou je alles dan naar Patricks appartement willen brengen?”

“Ja, natuurlijk,” antwoord ik. “Maar hoe is het nu precies met hem?”

“Niet goed! De dokter waagt zich niet aan een prognose, het kunnen weken of maanden zijn.”

“Wat?” Ik ben ontzet. Tot nu toe geloofde ik nog steeds dat er een wonder zou gebeuren.

“Ja, het is afgrijselijk. Ik houd het nauwelijks uit, maar Patrick is sterk en geeft niet op. Hij wil absoluut leven.”

“Mail me maar wat je nodig hebt, ik ben vanmiddag bij je,” beloof ik snel als ik op de achtergrond een vrouw tegen Viv hoor praten. Vijf minuten later heb ik haar mail.

Als ik om twaalf uur bepakt en bezakt voor Patricks deur sta, doet een verpleegster in plaats van Viv de deur open.

“Uw vriendin is in de zitkamer,” zegt ze terwijl ze de tassen van me aanpakt.

Patrick is een paar maanden geleden, meteen nadat hij Vivianne verlaten had, in dit appartement getrokken. Voor de panoramaramen staat een ziekenhuisbed. Patrick slaapt.

“Fijn dat je er bent,” zegt Viv zachtjes en ze loopt naar me toe. Hoewel ze bruin is, lijkt ze tegelijkertijd bleek en ingevallen. We gaan naar de keuken.

“Wil je thee?”

“Nee, liever een cola,” zeg ik en onderdruk een gaap. Ik begin het vroege opstaan te voelen.

“Hoe is het met Patrick?”

“Hij slaapt veel, dat komt door de morfine. Ik lees hem van alles voor en soms doet hij zijn ogen open of pakt mijn hand. Af en toe zegt hij ook iets, maar zoals ik al zei, hij slaapt voornamelijk.”

“En jij? Slaap jij wel?”

“Nauwelijks,” zegt ze terwijl ze cola uit de koelkast pakt. “Ik val tussendoor soms in slaap, maar dat is ook alles. Ik wil nog zo veel mogelijk tijd met hem doorbrengen.” Ze zwijgt even en gaat dan verder: “Zijn dokter verbaast zich erover dat hij nog leeft. Patrick wist al sinds januari hoe het ervoor stond, dat het snel afgelopen zou zijn, daarom was hij ook helemaal niet van plan van me te scheiden. Hij wilde niet dat ik hem zo zag.”

“Wat!?”

“Ik was woedend toen zijn advocaat me dat vertelde. Het was nooit Patricks bedoeling dat de scheiding rechtsgeldig zou worden.” Ze zweeg even en veegde een paar tranen weg. “Hij had een heel ander tijdschema. Hij ging ervan uit dat hij zou sterven voor alles ondertekend kon worden. Patrick had bedacht dat ik zo boos op hem zou zijn, dat zijn dood me niet meer zo heel erg zou raken. En er is ook helemaal geen andere vrouw. Ik kan je met geen mogelijkheid vertellen hoe blij ik ben dat het is uitgekomen en we samen nog wat tijd hebben.”

“Ja,” zeg ik zachtjes. Wat moet Patrick veel van Viv houden dat hij zo’n toneelstuk heeft opgevoerd.

In gedachten verzonken rijd ik een uur later weer naar huis.

Kira is er al. Een grote tas, volgepropt met boeken, ligt op de eetkamertafel.

“Kira!”roep ik.

Geen antwoord.

“Hallo? Kira? Waar ben je?”

Weer niets.

Ik loop naar mijn computer, zet hem aan en hoor knetterende geluiden. Het klinkt als Kims Beast. En inderdaad, daar komt hij aangereden. Deze keer zit Kira achter het stuur van het lieveheersbeestje. Ze kijkt me stralend aan, parkeert gevaarlijk dicht bij mijn auto en blijft dan trots naast het Beast staan. Kim fotografeert.

“Mama, dat is hartstikke leuk. Ik wil ook zo’n auto,” roept ze enthousiast.

Ik loop naar buiten, kijk naar de meiden en het voertuig.

“Mama, echt. Het rijdt cool. Het is superrelaxed.”

“Als je met zo’n ding wilt rijden, moet je toch wel een soort examen afleggen?”

“Ja, je moet een scooterrijbewijs hebben. Dat moet ik toch halen, dus heb ik me bij een rijschool aangemeld. Mag ik dan ook een Beast, mama?”

“We zullen nog wel zien,” antwoord ik en ik ga weer naar binnen als mijn telefoon gaat.

“We moeten elkaar absoluut spreken,” zegt Hanna op een licht hysterische toon.

“Prima,” antwoord ik kalm. Ik heb helemaal geen zin in nog meer slecht nieuws. “Maar waarom?”

“Fred gaat definitief van zijn vrouw scheiden en wil met me gaan samenwonen. Nee, dat zeg ik niet goed. Als ik het goed begrepen heb, wil hij bij me intrekken. Wat moet ik nu doen?”

Ik lach.

“Hou op met lachen, dat is flauw,” klaagt ze.

“Ik doe mijn best.” Ik lach nog steeds. “Maar het is ook wel om te gillen. Wat wil je?”

“Hoe moet ik dat verdomme nou weten?”

“Je weet toch hopelijk wel wat je wilt, of in elk geval wat je niet wilt?”

“Ik bel nog,” zegt Hanna ineens vastbesloten en helemaal niet hysterisch meer.

Ik werk de uren daarna aan een interview, schrijf de tekst voor de rubriek ‘Fun Facts’ in Hanna’s tijdschrift en bedenk wat er met haar aan de hand kan zijn. Hanna, de vrouw die tot nu toe altijd wist wat ze wilde en die normaal gesproken met de snelheid van het geluid beslissingen neemt.

“Ik ga niet mee!” zegt Hanna aan de telefoon.

“Jammer,” antwoord ik terwijl ik verderga met inpakken. Vanavond vliegen we naar Milaan.

“Wil je niet weten waarom niet?” laat ze zich ontglippen.

“Ik neem aan dat je weer tot over je oren in de stress zit,” zucht ik.

“Nee, dat is het helemaal niet. Maar Fred staat op dit moment met zijn tas voor mijn deur,” zegt ze met een licht spottende ondertoon. “En dan kan ik toch moeilijk naar Milaan vliegen om te shoppen, vind je niet?”

“Dat klopt, dat gaat niet,” zeg ik glimlachend. “Maak jij eerst maar plaats in je kleerkast…”

“Hoezo?” onderbreekt ze me.

“Nou ja, Fred moet zijn kleren toch ergens opbergen, of moet die arme ziel uit zijn koffer leven?” giechel ik.

“O dat! Nou, hou maar weer op met lachen, hoor,” snauwt ze.

“Nee, dat gaat echt niet. Veel plezier, schat. Ik zal straks een glaasje wijn drinken en een paar oesters eten en heel hard aan je denken. Maar nu moet ik opschieten. Over een kwartier staat de taxi voor de deur en ik heb nog niet eens de helft ingepakt van wat ik wil meenemen.”

“Ben je nou nog niet klaar?” vraagt Kira, die met haar tas de trap afkomt.

“Een paar minuten nog,” beloof ik en ik haast me.

We zitten op tijd in de taxi en Kira SMS’t aan één stuk door met haar vriendinnen.

“Hanna gaat niet mee,” zeg ik tegen haar.

“O, jammer,” fluistert ze geconcentreerd en tikt verder. “Mag ik de andere slaapkamer dan hebben?” Ze kijkt me afwachtend aan.

“Ja, dat mag, als je maar geen knappe Italianen meeneemt.”

“Mama, echt…”

De vlucht is rustig, de landing zacht en de taxirit van Malpensa naar het hotel gewoon te lang. Ik ben moe, heb honger en wil onder de douche. Nadat we ingecheckt hebben en de reistassen naar de kamer zijn gebracht, gaan we rechtstreeks naar de Italiaan om de hoek. De conciërge van het hotel zegt dat de pasta er voortreffelijk is, dat de prijzen redelijk zijn en dat je niet zo lang hoeft te wachten. Ik bestel spaghetti quattroformaggi met een frisse salade.

“Dat zijn honderden calorieën,” zegt Kira als ze mijn bord ziet. Zelfheeft ze caloriebewust gegrilde scampi besteld. Vandaag is namelijk haar balansdag.

“O, dan koop ik morgen alles gewoon een maat groter,” zeg ik en ik schuif een grote hap pasta in mijn mond.

“Dat wil ik zien,” roept Kira enthousiast en pikt wat pasta van me.

We genieten, lachen en toosten met water. Drie uur later – we hebben ondanks de balansdag ook nog een grote portie tiramisu naar binnen gewerkt – vallen we in bed.

“Mag ik toch bij jou slapen?” Kira staat in boxershort en T–shirt in de deuropening. “Eigenlijk is het heel ongezellig, zo alleen in die enorme kamer.”

Voordat ik antwoord kan geven, is ze al onder mijn dekbed gekropen, stapelt de kussens goed en zet de televisie aan. De suite is enorm, met een zitkamer en rechts en links ervan een slaapkamer met aangrenzende badkamer. Het had me ook verbaasd als Kira helemaal alleen in de andere kamer had geslapen. Maar in het kader van het loslaten heb ik me van commentaar onthouden. Ik buig me naar haar toe en geef een kusje op haar voorhoofd.

“Stel je voor dat ik hier naar de universiteit zou gaan,” zegt ze terwijl ze langs de zenders zapt.

“Ja, dan hebben we het hier vast enorm naar onze zin, komen kilo’s aan en shoppen tot we omvallen,” antwoord ik gespeeld enthousiast. We grasduinen nog een hele tijd in de reisgids, stellen een potentiële winkelroute vast en zijn het erover eens dat er nauwelijks tijd voor cultuur overblijft.

Na het ontbijt – ik heb de roomservice met allerlei lekkere hapjes laten opdraven – stappen we in de taxi en verheugen ons op de bezichtiging van de universiteit.

“Eigenlijk hoeven we de universiteit helemaal niet meer te bekijken,” verkondigt Kira. “Ik weet zeker dat het me hier gaat bevallen.”

“Ik niet, en bovendien zijn we hier om een oordeel te vormen en dat gaan we ook doen. Er wordt niet alleen gewinkeld,” antwoord ik energiek. Dirks woorden over Milaan klinken nog na in mijn hoofd. Hij is helemaal niet enthousiast over de stad, vind het hier smerig en de mensen onvriendelijk en hij snapte niet dat we hier absoluut naartoe wilden.

Tijdens de rit, die kriskras door de binnenstad gaat, begrijp ik steeds beter wat hij bedoelt. Ik zeg niets, want Kira is helemaal enthousiast over het idee hier te gaan studeren. Na bijna een halfuur stopt de chauffeur in een verwaarloosde wijk. Overal liggen lege plastic bekers en ander afval. Tieners die nonchalant hun peuken op straat laten vallen en de colablikjes er meteen achteraan smijten, zitten tussen het afval.

Signora, we zijn er!” zegt de taxichauffeur.

“Nee,” antwoord ik. “Dit kan toch onmogelijk de Fiorini-universiteit zijn?” Ik kijk om me heen.

“Zeker wel, signora. Dit is het. Geloof me.”

“Goed, hoeveel krijgt u van me?”

“Twintig euro.”

Kira zit zwijgend naast me.

“Waar kunnen we hier straks een taxi krijgen?” vraag ik terwijl ik betaal.

“Om de hoek is een taxistandplaats.”

We stappen uit. Voor ons ligt een grijsbruin betonnen blok. De ingang ligt tussen twee metershoge muren en ook binnen bepaalt allerlei ondefinieerbare rotzooi het beeld.

“Dat is toch…” begint Kira.

“Maakt niet uit. We gaan het bekijken. Soms is de eerste indruk misleidend,” zeg ik hoopvol.

We lopen de overvolle ontvangsthal in, blijven een moment staan om ons te oriënteren en dringen ons dan langs de mensen naar de informatiebalie. Er staan vijf overijverige studenten achter, die zich op ons storten. Helaas spreken ze nauwelijks een woord Engels.

Een van de studenten, type Clooney in zijn jonge jaren, maakt meteen oogcontact met Kira en legt in erbarmelijk Engels uit dat hij ons zal helpen iemand te vinden die fatsoenlijk Engels spreekt. Daar ben ik blij om, maar in plaats van zelf op zoek te gaan, stuurt hij twee onooglijke meisjes op pad – een typische macho-Italiaan.

“En hier zijn ze sterk internationaal georiënteerd?” vraag ik ongelovig.

“Het lijkt er niet op,” zegt Kira, maar ze straalt naar de studenten en gooit haar haren naar achteren, een duidelijk flirtsignaal. Ik draai me om en bekijk de andere mensen. Een lelijke, donkerblonde jongen met een ziekenfondsbril komt samen met de twee meisjes naar ons toe. Ik stoot Kira aan.

“Jammer,” fluister ik.

“Hartelijk welkom, we hebben ons al op jullie bezoek verheugd. Jullie zijn vandaag onze enige gasten uit het buitenland. Mijn naam is Fabrizio en ik studeer hier in het derde jaar. Als jullie willen, kan ik het terrein, de collegezalen en de mensa laten zien en dan breng ik jullie over een uur naar de lezing van professor Bini. Is dat goed?” Hij draait zijn begroetingspraatje in vlekkeloos Engels af en glimlacht tegelijkertijd stralend naar Kira.

“Ja, graag,” lieg ik, want Kira luistert niet echt, maar wisselt nog steeds blikken uit met de jonge Clooney.

“Mama, we zijn de enige buitenlandse gasten,” zegt ze ineens met een veelzeggende blik.

“Ja, dat heb ik gehoord. Maar nu we hier zijn, kunnen we alles net zo goed bekijken.”

Kira kijkt me bezorgd aan.

“Maak je niet druk, hier stuur ik je in geen geval naartoe,” kalmeer ik haar.

We gaan van start en bezichtigen alles. Het liefst zou ik de rondleiding afbreken en tegen Fabrizio zeggen dat deze leerinstelling niet helemaal voldoet aan onze verwachtingen, maar ik doe het niet omdat hij ons vol trots zijn universiteit laat zien.

“En hoe is de huisvesting van de buitenlandse studenten geregeld?” vraag ik heel langzaam. Fabrizio’s Engels is alleen goed als hij ingestudeerde zinnen afdraait. Ons begrijpen kost hem aanzienlijk meer moeite en zodra ik hem in een normaal tempo een vraag stel, krijg ik een antwoord dat niet klopt.

“Tja…” Hij kucht. “Dat is een probleem. De meeste studenten komen gewoon uit Milaan en wonen nog thuis.”

“Maar op de website staat…” antwoord ik geïrriteerd.

“De bouw van het studententehuis voor internationale studenten is helaas nog niet helemaal klaar, maar het wordt prachtig. Dat is het!” Hij wijst met zijn vinger naar rechts. Daar ligt een enorme bouwput met een gigantisch aanplakbiljet erbij waarop staat dat het studentenhuis in 2005 bewoonbaar zal zijn.

“O,” zeg ik. “Maar had het niet al lang klaar moeten zijn?” Ik wijs naar de aankondiging.

“Ja, inderdaad, er zijn problemen geweest en nu is het begin van de bouw opnieuw bepaald.” Hij kucht weer.

“En wanneer is dat nu?”

“Hm…ik geloof volgend jaar. Ze verwachten dat het in 2015 klaar zal zijn. Maar in Italië is zoiets nooit zeker.”

“Ja, dat is tot over jullie landsgrenzen bekend. Ik hoop dat mijn dochter al lang met haar studie klaar is als jullie hier de inwijding vieren,” antwoord ik scherp.

“Mama!” Kira stoot me aan.

“Dat is toch zo! Het moest vier jaar geleden al klaar zijn,” reageer ik geërgerd en ik loop verder. Ik heb er geen zin meer in, mijn humeur is tot het nulpunt gedaald en ik heb dorst.

“We moeten ons een beetje haasten, over een paar minuten begint de presentatie van professor Bini,” praat Fabrizio onvermoeibaar vrolijk verder.

We volgen hem en bedanken, schrijven onze naam op een presentielijst en lopen achter de andere ouders en toekomstige studenten de collegezaal in. Hier hebben ze tenminste een beetje moeite gedaan, want op elke lessenaar ligt informatiemateriaal, aan wie wil worden kleine flesjes water uitgedeeld en professor Bini verschijnt zonder Italiaanse vertraging. Hij is een imposante man, niet heel groot, maar charismatisch. Ik kijk naar hem terwijl hij met een assistente praat en daarbij heftig gebaart. Dan richt hij zich tot zijn publiek. Hij begint zijn voordracht over het internationale programma van de universiteit in het Engels. Ik word bijna duizelig van zijn zinnen, die met ontelbare Italiaanse woorden zijn doorspekt. Ik neem dorstig een slok water, leun op mijn ellebogen en luister geconcentreerd.

“Wat zegt hij?” vraag ik Kira. “Ik versta er bijna niets van. Jij?”

“Nee, af en toe een woord en sommige woorden kan ik van het Spaans afleiden, maar dat is het wel. Als de colleges zo worden gegeven, begrijp ik er zonder spoedcursus Italiaans helemaal niets van.”

“Blijkbaar zijn wij de enigen die dat probleem hebben,” stel ik vast als ik om me heen kijk. Overal zie ik ijverig knikken of hoofdschudden, dan ontstaat plotseling een levendige discussie tussen de professor en een aantal ouders, waarvoor de reden me volledig ontgaat.

“Ik heb er genoeg van,” fluister ik nadat ik het bijna twintig minuten heb volgehouden. “Als we toch in Milaan zijn, kunnen we de tijd ook anders doorbrengen dan naar het abominabele Engels van deze meneer te luisteren. Laten we Armani bestormen!” zeg ik een beetje te hard. De vrouw naast me kijkt me geïrriteerd aan en draait zich dan demonstratief van me af.

“Vind ik ook,” antwoordt Kira op dezelfde geluidssterkte.

“Sst,” sist iemand achter ons.

Zachtjes staan we op en sluipen weg. Ik weet zeker dat niemand ons hier zal missen.

“Naar deze universiteit ga je echt niet!” roep ik uit als we buiten staan.

“Nee, dit trek ik absoluut niet. Die op de website aangeprezen internationale studies bestaan helemaal niet, die moeten ze waarschijnlijk nog opzetten,” zegt Kira.

“Wat stond er precies op de site?”

“Dat de colleges worden gegeven door Engelse docenten, maar het is duidelijk te horen dat Blini geen Engelsman is. Als je als Italiaan in Italië bij een internationaal bedrijf wilt werken, is het vast een aanrader om hier te studeren, maar voor mij is het niets. Dan blijf ik liever in Nederland en ga ik naar de Erasmus Universiteit in Rotterdam,” zegt ze energiek.

“Ja, dan is de Erasmus Universiteit stukken beter,” antwoord ik.

“Kom, laten we kijken of we hier een taxi vinden.”

We lopen naar de hoek van de straat, waar volgens de taxichauffeur een standplaats zou zijn. Er is geen taxi te bekennen, er zijn alleen een paar scooters met pubers, die roken en verveeld om zich heen kijken.

“Laten we naar het centrum lopen, op een bepaald moment komen we wel een taxi tegen,” zeg ik en ik draai me om.

“Hoe weet je waar het centrum ligt?”

Ik kijk Kira aan. “Ben je al vergeten uit welke richting we zijn gekomen?” vraag ik haar. Ik sla mijn arm om haar schouders en geef haar een kusje. “Lieverd, als je in een vreemde stad bent en geen stadsplattegrond bij je hebt, is het altijd handig om een paar kenmerken te onthouden. We moeten hierlangs.” Ik begin te lopen.

We komen langs kleine boetiekjes met volgestouwde etalages en verbazen ons over de enorme hoeveelheid spullen. Bij een groentewinkeltje kopen we twee appels en water, kijken geïnteresseerd naar het assortiment en slenteren verder. Nergens is een taxi te zien, maar wel massa’s kinderen, die net uit school komen en aan hun ijsjes likken, en typisch Italiaanse moeders, die scheldend hun kroost roepen en met zware boodschappentassen slepen. We stoppen uiteindelijk bij een terrasje, gaan zitten en bestellen een salade.

“Het leven is hier heel anders dan bij ons. Geweldig om te zien.” Kira kijkt genietend om zich heen. “Eigenlijk is het jammer dat de universiteit zo tegenvalt.”

“Ja,” antwoord ik, “maar wie weet hoe goed de Engelse universiteiten ons bevallen. Hanna zegt dat Bath een schattig stadje vol studenten is. Ze hebben er twee hogescholen en een universiteit.”

“Hmm,” bromt Kira ongeïnteresseerd terwijl ze een stuk sla in haar mond schuift. Als Kira eet, luistert ze zelden, net als nu.

“Je moet niet teleurgesteld zijn. Je zou hier op den duur niet gelukkig zijn geworden,” zeg ik en kijk om me heen. “Denk je dat ze hier een taxi voor ons kunnen bellen?”

“Vast wel,” antwoordt ze kort en ze eet verder.

Ik schuif mijn salade op mijn bord heen en weer, want op de een of andere manier heb ik na twee grote glazen water nauwelijks nog honger, en mijn maag klotst en borrelt als een gek.

Een halfuur later zitten we eindelijk in een taxi op weg naar de Armanitempel in de elegante Via Manzoni. Volgens de ontwerper zelf vindt de vrouw hier alles wat haar hartje begeert. We zoeken, passen van alles en verlaten het winkelparadijs zonder mijn creditcard ook maar één keer gebruikt te hebben.

Kira heeft zich voorgenomen om in Milaan een geschikte jurk voor haar afscheidsgala van volgend jaar te vinden. De eerste winkel waar ze me naar binnen trekt is het modeparadijs van Alexander McQueen.

Er hangen fantastische stukken in de futuristische, helemaal in het wit ingerichte winkel. De prijzen van de designerkleren worden alleen bij navraag genoemd. Kira schuift de gegarandeerd onbetaalbare kleren op de rekken heen en weer, keurt en heeft in een ontstellend korte tijd al een lange, geraffineerd gesneden jurk in haar handen.

“Mama, mag ik deze passen?”

“Ja, waarom niet, passen mag altijd, maar daar blijft het dan ook bij,” antwoord ik uit voorzorg.

Terwijl Kira zich omkleedt, kijk ik wat rond. Wie hier niets vindt, heeft een heel afwijkend figuur of is gewoon blind. Alexander McQueen naait kleren waarvan de geweldige pasvorm al op de klerenhanger te zien is.

“Heb jij ook iets gevonden?”

“Ja, maar ik heb geen reden om het te dragen.”

“Ik kijk zo meteen voor jou,” roept ze dolenthousiast.

Kira vindt het heerlijk om te winkelen, maar ik val eerder in de categorie onverschillig. Het staat me gewoon tegen om urenlang van de ene naar de andere winkel te rennen en van alles te passen, ‘s-Zomers is het vaak te warm en ‘s-winters heb je veel te veel kleren aan. Maar sinds mijn dochter met me meegaat is het ineens leuk. Ze heeft oog voor de juiste kleding en weet ook precies wat in is. Zonder haar ga ik niet eens meer.

“Mama,” roept ze vanuit het pashokje, “kun je even kijken?”

Ze schuift het gordijn open en staat in een tot op de grond reikende zwarte droom van een jurk voor me.

“Wauw, die zit als gegoten. Hij is weliswaar een beetje te lang, maar dat is gemakkelijk te veranderen.”

“Je moet er ook schoenen met superhoge hakken bij dragen, en ik ben op blote voeten,” corrigeert ze me. “Moet je die ruguitsnijding zien,” dweept Kira terwijl ze zich omdraait.

“O.” Ik ben sprakeloos. De uitsnijding loopt tot de aanzet van haar billen en wordt op zijn plek gehouden door gekruiste spaghettibandjes. Het is gewoon supersexy.

“Kira, je bent nog niet eens zeventien.”

“Dan ben ik bijna achttien,” gaat ze tegen me in.

“Nee, zeventienenhalf om precies te zijn.”

“Ja, nou en?”

Inmiddels heeft de verkoper een paar knalrode, oneindig hoge pumps gebracht. Kira spert haar ogen open.

“Vet, die zijn echt vet,” roept ze en ze grijpt er meteen naar.

De verkoper zegt iets onverstaanbaars, bukt zich en helpt Kira met het aantrekken van deze moordwapens. Zijn ogen stralen net zoals die van Kira. Hoewel dat bij hem waarschijnlijk wordt veroorzaakt doordat hij zijn verkoopprovisie uitrekent, vermoed ik.

“Ja, het ziet er super uit,” zeg ik kalm. “Maar we gaan nu nog niets kopen.”

“Waarom niet? Hij past perfect en staat me goed,” pruilt ze.

“Nee,” zeg ik streng.

“En de pumps zitten als gegoten.”

Ik draai met mijn ogen. “Loop eens een stukje,” beveel ik haar.

“Dat lukt, je zult het zien,” zegt ze spottend en ze schrijdt als een ooievaar door de winkel.

Ik lach, Kira ook. Tenslotte geeft ze zich gewonnen, trekt de couturejurk en de stelten uit en doet haar jeans weer aan.

“Zo, en nu?”

“Geen idee, zullen we gewoon kijken tegen welke modetempel we hierna aanlopen?”

We slenteren nog een tijd door het modewalhalla van Milaan, Kira past af en toe een van de schandalig dure kledingstukken, die op de een of andere manier allemaal op elkaar lijken.

“Zo veel geld en dan is het nog niet eens uniek en bijzonder, dat had ik niet verwacht. Ik ben teleurgesteld!”

“Ik ook,” antwoord ik lusteloos. “En bovendien heb ik honger en dorst.”

We bestuderen de plattegrond, die we inmiddels bij een kiosk hebben gekocht, en besluiten om een taxi naar het hotel te nemen.

In de chique hotellobby heerst een flinke bedrijvigheid. Een Amerikaanse reisgroep checkt luidruchtig in en overal staan buitensporig grote koffers in de weg. Een kleine, te zware vrouw houdt zich enigszins afzijdig en knabbelt genietend op een chocoladereep, een paar kinderen rennen door de hal en spelen tikkertje. Mannen, sommigen in veelkleurige bermuda’s, zwaaien bij de incheckbalie met hun creditcards. De twee jonge Italiaanse meisjes die alle persoonlijke gegevens opnemen, kunnen het duidelijk niet aan.

“Dat duurt nog wel even,” zeg ik zachtjes terwijl ik om me heen kijk. “Zullen we hier gaan zitten en iets drinken?”

“Ja, graag, dit gedoe hier wil ik nog wel even bekijken.” Kira draait zich om en loopt doelbewust naar een van de zitjes toe. We zitten nauwelijks, als er nog meer Amerikanen de lobby in komen. Het gekakel wordt luider.

“Waar zouden ze vandaan komen?” vraag ik zachtjes.

“Ik vermoed een van de zuidelijke staten, Texas of zo. Moet je horen hoe ze praten…”

Ik buig naar voren, maar kan er nauwelijks iets van verstaan. Drie kinderen hebben inmiddels ruzie gekregen, rollen over de grond en ik vermoed dat er zo meteen een ontzettend gekrijs uitbreekt. Ik bestel een tomatensap voor Kira en een gintonic voor mij. Twee helemaal in het roze geklede blondines met gouden merkglittersandalen snauwen tegen de kinderen, draaien zich om en lopen door de draaideur naar buiten. Daar steken ze verlekkerd een sigaret op. De kinderen zijn weliswaar even gestopt met elkaar slaan, maar beginnen weer zodra ze merken dat er niet op hen wordt gelet. De eerste groep nieuwkomers loopt de vier treden naar waar wij zitten op en sloft doelbewust naar de lift.

“Ja, je hebt gelijk,” fluister ik tegen Kira. “Ze moeten uit Texas komen, dat platte dialect…Zeker weten.”

Kira en ik bekijken de bonte chaos nog een tijdje en roddelen wat.

“Ik ga naar de receptie en vraag ze of ze een tafel bij Nobu voor ons willen reserveren,” zegt Kira plotseling en ze springt overeind.

Ik kijk haar na.

“We hebben om negen uur een tafel,” zegt ze als ze terugkomt.

“Ik ben echt zo blij dat je niet gaat studeren in het land van de onbegrensde mogelijkheden,” spreek ik mijn gedachten hardop uit.

“Waarom?”

“Stel je voor dat je door dit soort mensen omringd bent en ooit misschien als een knalroze bonbon uit het vliegtuig stapt.”

Kira lacht vrolijk. “Voordat ik zo zou gaan rondlopen, moet je me eerst een hersenspoeling geven. Bovendien was ik dan naar New York gegaan en absoluut niet naar Houston of Dallas, en de Big Apple is nogal on-Amerikaans. Je overdrijft nu echt. Misschien loop ik volgend jaar in Engeland alleen nog in twinsets en plooirokken rond, praat ik verveeld en loop ik voortdurend met mijn neus in de lucht,” grapt ze.

“Hmm, je kunt natuurlijk ook gewoon in Nederland blijven?” Sinds we de eerste keer over de mogelijkheid van studeren in Rotterdam hebben gepraat, bevalt de gedachte me steeds beter. Kira kan dan de eerste jaren, tot haar bachelorexamen, in onze buurt blijven en thuis wonen, en ik hoef haar nog niet helemaal los te laten. Dirk vond het ook een rustgevend idee en heeft meteen naar de huurprijzen in Rotterdam geïnformeerd. Hij zegt over het algemeen niet veel, maar het wordt steeds duidelijker dat het hem helemaal niet bevalt dat Kira volgend jaar ergens anders woont. Gelukkig hebben vaders ook problemen met loslaten.

“Nee,” zegt Kira, waarmee ze in één keer mijn droom vermorzelt. “Ik wil echt in het buitenland studeren. Je hebt me jarenlang aan mijn kop gezeurd dat het helemaal geweldig zou zijn en dat je spijt hebt dat je zelf niet naar het buitenland bent gegaan. Dus nu moet je Rotterdam niet gaan aanprijzen, alleen omdat ik dan misschien een jaar langer thuis blijf wonen. Dat is niet eerlijk.”

“Maar het heeft voordelen. Je kunt je was regelmatig langsbrengen en…”

“Stop daarmee,” valt ze me in de rede. “Ik weet hoe ik met een wasmachine moet omgaan! Ik weet hoe een stofzuiger werkt en ik kan goed genoeg koken om niet te verhongeren.”

“Het is al goed. Laten we toosten op goede Engelse universiteiten,” antwoord ik, omdat ik moet toegeven dat ze gewoon gelijk heeft.

Al jaren maak ik Kira warm voor een studie in het buitenland en zeg ik tegen haar dat ze na haar middelbare school beslist ervaringen moet opdoen, en nu het bijna zo ver is probeer ik haar Rotterdam, nauwelijks zestig kilometer bij ons vandaan, aan te praten.

“Laten we naar onze kamer gaan. Ik wil douchen en een beetje Italiaanse televisie kijken,” stel ik voor.

“Ja! Die shows duren soms wel drie uur, heerlijk!” antwoordt ze enthousiast.

Nobu ligt in de chique Via Pisoni en heeft het koele design van mede-eigenaar Armani. Het is stampvol en we veroveren met moeite een staplaats bij de bar. Volgens het meisje van de ontvangst kunnen we hier een aperitief drinken en worden we iets later naar onze tafel gebracht. We bestellen allebei een alcoholvrij drankje en bekijken het publiek met verbazing.

Een razend knappe Italiaan, die zich als Giorgio voorstelt, vraagt ons na enige tijd om hem naar onze tafel te volgen en wijkt daarna nauwelijks van onze zijde. Kira’s zijde dus, want mij ziet hij bijna volledig over het hoofd en hij praat uitsluitend tegen mijn dochter. Kira’s ogen stralen, haar roodblonde haren glanzen nog meer in deze belichting en ze schuift elke paar minuten een lok uit haar gezicht. Ze heeft de jeans met de witte bloes en het blauwe jasje van vanmiddag verwisseld voor een eenvoudig bruin jurkje met suède laarzen, zich een beetje opgemaakt en ziet er mooi maar ook ouder uit. De twee praten in een mengeling van Engels, Italiaans en Spaans. Ik versta af en toe een woord en bestudeer intussen de kaart.

“Die hoefje niet te bekijken,” zegt Kira stralend tegen me.

“Waarom niet?”

“Giorgio heeft een paar heel bijzondere hapjes aanbevolen en vraagt nu na wat de prijzen daarvan zijn.”

“Zo zo, en welke bijzondere gerechten zijn dat dan?”

“Kreefttempura, geserveerd op knapperige ijsbergsla en besprenkeld met een bijzondere dressing, tonijn met Belugakaviaar en…”

“Lieverd,” onderbreek ik haar. “Dat wordt volgens mij nogal duur. Ik weet niet welke indruk die Giorgio van ons heeft, maar we heten in elk geval geen Hilton,” zeg ik vastbesloten en ik sla de menukaart weer open. “Deze gourmettempel heeft toch al gepeperde prijzen, dus kijk liever even naar de a-la-cartegerechten.”

Giorgio duikt een paar minuten later weer op en legt Kira uit dat de prijzen op hetzelfde niveau liggen als van de gerechten op de kaart.

Terwijl hij met Kira praat, bekijk ik hem eens goed. Hij heeft een horloge om zijn pols, dat duidelijk niet aan de arm van een ober hoort en zijn schoenen zien er ook niet uit alsof ze uit een willekeurig warenhuis afkomstig zijn. Wie is deze goed en duur geklede man, die mijn dochter zo brutaal met zijn charme betovert?

“Dat geloof ik niet, Kira. Zeg dat we een andere ober willen,” beveel ik haar als Giorgio onze drankjes haalt.

“Nee mama, dat kun je toch niet maken! Hij heeft ons niets gedaan, hij is juist heel aardig. Je bent oneerlijk!” zegt ze iets te luid. “Laten we gewoon iets van wat hij voorstelt bestellen en als je dat per se wilt, kiezen we de rest van de kaart, goed?”

“Goed dan,” geef ik toe. Ik ben heel benieuwd of ik flauw ga vallen als ik de rekening straks onder ogen krijg.

Giorgio neemt onze bestelling op, raadt een wijn aan en blijft om Kira heen draaien. Ik heb de indruk dat hij het liefst bij ons aan tafel zou gaan zitten.

“Zullen we morgenochtend terugvliegen?” vraagt Kira als Giorgio een glas wijn voor me inschenkt.

“Waarom dat?” vraag ik verrast.

“Nou, we hebben genoeg gewinkeld, of eigenlijk hebben we overal gekeken en niets gevonden, morgen kunnen we alleen nog iets cultureels doen en weer uit eten gaan en als ik eerlijk ben, heb ik daar helemaal geen zin meer in, en bovendien heb ik veel huiswerk.”

“Ja, natuurlijk, ik denk dat dat wel gaat. Dan moeten we straks gewoon de vluchten checken,” antwoord ik verbaasd.

We smullen en genieten.

“Giorgio heeft me daarnet gevraagd of ik straks nog met hem wil uitgaan,” zegt Kira kalm als ik van het toilet terugkom.

“O, en wat heb jij geantwoord?”

“Dat ik te moe ben. Daarop wilde hij me een dubbele espresso brengen.” Ze lacht, zodat de kuiltjes in haar wangen zichtbaar worden, en gooit haar hoofd in haar nek.

“En?”

“Niets en, ik heb beleefd geweigerd en daarna heeft hij zijn telefoonnummer voor me opgeschreven.” Kira wijst naar het briefje dat voor haar ligt.

“Dus het is liefde op het eerste gezicht of hij is een heel gladde vent,” zeg ik spottend en opgelucht.

“Tja, en daar ga ik niet achter komen, want ik ga niet op Fiorini studeren maar in Engeland, en ik kom hier voorlopig beslist niet meer.”

Samen met een glas champagne, dat volgens Giorgio van het huis is, brengt hij ons de rekening. Ik vouw hem meteen open en constateer opgelucht dat hij woord heeft gehouden. Het is duur, maar niet buitensporig. Ik drink mijn champagne en bekijk Kira van opzij. Die zelfverzekerdheid had ik op haar leeftijd niet. Ik zou de espresso hebben gedronken, mijn moeder ervan hebben overtuigd nog een dag te blijven, had Giorgio mijn hart laten breken en huilend de terugvlucht doorgebracht. Ik zucht, zet het glas neer en sta op. “Laten we gaan,” stel ik voor.

In plaats van een taxi te bestellen vragen we de portier of we naar ons hotel terug kunnen lopen. Hij zegt dat het ongeveer twintig minuten duurt. Het wordt een gezellige wandeling; we blijven af en toe bij een etalage staan, genieten van de nog steeds warme avond en zijn doodmoe als we na bijna veertig minuten in het hotel aankomen.