Veertien

Het lukte Alain om even te ontsnappen aan de schetterende stemmetjes van de kinderen, de lawaaierige muziek waar ze zo dol op waren. Hij maakte de deur van de vergaderruimte achter zijn bureau dicht, leunde ertegen. In de eetzaal werd carnaval gevierd. De vrolijke drukte van het feest achtervolgde hem. Hij zette het raam open, leunde naar buiten.

Eerder die middag had hij op zijn kantoor de laatste gegevens in de medische dossiers zitten doornemen. Bij dat van Berend was hij blijven haperen. In het voorgedrukte medisch formulier had de dokter het item prognose opengelaten in plaats van er een getal uit de cijfercode van 1 tot 5 aan toe te voegen. Hij had meteen de dokter willen bellen. Maar het was zondag. Het ging niet goed met de jongen. De opvoedsters hadden hem al meerdere keren ‘s-nachts naar de ziekenboeg gebracht omdat Berend de andere kinderen wakker huilde.

Er werd gepraat in de ruïne. Het was Berend. Hij lachte zo aanstekelijk dat je onwillekeurig met hem mee lachte. Nu ging het hem kennelijk beter. De andere stem was die van Rosie, dacht Alain. Was hij met het stoutste kind van zijn groep meegegaan? Daar zou gedonder van komen. Rosie had zelfs heel erg de pik op hem. Nee, die andere stem was van Iris! Berend was dol op haar. En zij op hem. Dat was goed. Want Iris liet zich weinig gelegen liggen aan de andere bewoners.

Hij zocht het tweetal maar zag niemand. Ze waren tegen een muur gaan zitten waarachter ze zich konden verschuilen voor nieuwsgierige blikken.

“Wil je terug naar het feest?” hoorde hij Iris vragen.

“Nee.”

“Je mist de verkiezing van het mooiste kostuum.”

“Jij ook, ik vind het jouwe het mooiste,” zei de jongen.

Iris zag eruit als een piratenkapitein: een gescheurde broek, een zwarte cape met een doodshoofd erop geschilderd. Een schitterend litteken liep van haar ene oog tot de mondhoek, over het andere oog zat een ferme ooglap. Het stond haar heel goed. Een paar gevoelige zielen hadden haar proberen te overtuigen die ooglap achterwege te laten. Om Alain niet te kwetsen. Maar dat had ze niet gedaan.

“Je bibbert. Kom hier, onder mijn cape.”

“Vertel eens van die zeerover.”

“Ik heb nu geen zin om te vertellen.”

“Je hebt het beloofd.”

“Voor je gaat slapen.”

“Toe Iris, het is al bijna donker.”

Ze bromde wat, maar ten slotte begon ze: “De zeeroverskapitein werd gevreesd door vriend en vijand. Hij was een wrede man. Maar hij had al menigmaal het leven van zijn mannen gered. Ze gingen door het vuur voor hem. En van hem pikten ze het dat hij hen uitschold voor rotte vis. Het waren stuk voor stuk harde mannen, echte mannen, boeven.”

Alain lachte in zichzelf.

“Als ze geen schip konden enteren, vochten ze onder elkaar. Ze leefden pas als ze iemand aan het spit konden rijgen. Maar op een nacht gebeurde er iets.”

Iris pauzeerde even.

“Tussen de schelpen en de vissen haalden ze een vreemd wezen op.” Ze praatte nog zachter. Hij had moeite om te verstaan wat ze zei.

“Een zeemeermin,” riep Berend.

“De mannen werden stil. Ze hadden nog nooit zulke mooie borsten gezien. Ze was heel mooi, met koraaltjes in haar oren en wier in haar haren en een zilveren staart in plaats van benen. Haar ogen waren zo diep als de zee. ‘Wel, waar is die kapitein van jullie?’ Maar de mannen gingen de kapitein niet halen.

‘We moeten haar snel weer in de zee gooien, ze zal ongeluk brengen,’ riep er een.

‘Of haar doden.’

‘Ik wil jullie kapitein spreken.’ De meermin zwaaide met haar staart. De mannen sprongen achteruit.

‘Hier ben ik,’ riep de kapitein.

‘En hier ben ik,’ zei de zeemeermin. ‘Ben je een man of ben je een schijtlaars? Kom bij me liggen.’

‘Weg jullie,’ riep de kapitein naar de mannen.

En toen…je weet toch waar de kinderen vandaan komen, Berend?”

“Natuurlijk, de papa plant met zijn dinges het kind in de buik van de mama.”

“Zo gaat dat,” beaamde Iris. “Hij plantte een kindje in haar buik.”

“En dat kindje was ik.”

“En dat was jij,” meende Alain Iris nog te horen zeggen. Ze praatte nu heel zacht.

Er werd op de deur van de vergaderruimte geklopt. Alain stapte snel weg van het raam.

“Alain, zit je hier?” riep Letty. “Wat doe je hier in het donker?”

Ze wilde het licht aanknippen.

Hij legde snel zijn hand over de hare op de lichtknop.

“Even op adem komen,” zei hij.

“Ben je moe? Ik wist niet dat jij moe kon worden.”

Hij liep het kantoor in.

“Ze zoeken je beneden, in de zaal.”

Hij had zich als politieagent verkleed en had een deel van zijn eigen attributen, de valse snor en de kepi naast een stapeltje dossiers op zijn werktafel gelegd.

Het dossier van Berendje lag bovenop. Hij sloeg het open.

“Weet jij waarom dit niet is ingevuld?”

“De dokter zal iets vergeten zijn,” zei ze zonder echt te kijken.

“Dat geloof ik niet.”

“Het is feest, Alain.”

Zijn hand beefde toen hij de kepi en de valse snor vastpakte. Het elastiekje van de snor schoot los uit het nietje. Hij zocht de nietmachine op zijn bureau. Letty zei niets, ze hielp hem.

Toen brak ook nog het elastiekje.

Letty nam het ding van hem over en legde er voor hem een knoopje in.

“Rustig nou,” zei ze, als tegen een kind. “Buk je.”

Ze sprak met evenveel gezag als Iris’ zeemeermin. Ze bond hem zijn snor om en frunnikte wat tot het ding goed zat, ze streek lachend langs zijn gezicht.

“Geef me eens een zoen,” commandeerde ze.

Hij gehoorzaamde haar bevel. De zachte geur van huidolie die ze altijd om zich heen had, troostte hem.

Hij leverde zich maar aan haar uit, precies zoals ze wilde.

Het elastiekje knapte.

Ze giechelde als een schoolmeisje en zocht in de zak van haar schort. “Altijd handig als je hulpmiddelen bij je hebt.” Ze plakte het elastiekje met huidkleurig verband aan zijn gezicht vast. Het trok.

“Letty, het voelt niet goed.”

“Die snor zul je bedoelen. Toch niet die zoen?”

“Het is iets anders, het is…”

“Jij neemt alles veel te serieus op, jij. Straks ben je dood, dan heb je praktisch niet gelachen in je leven.” Ze had best in de gaten dat hij niet hoorde wat ze zei.

“Wiens dossier is het?”

Hij hield haar de map voor.

“Ik heb het ook gezien,” zei ze zacht. “Ze komen er niet uit of de pijn door de amputatie komt of een andere oorzaak heeft.”

Hij vermoedde dat ze er meer van wist. Maar je kon uit Letty Allegaert onmogelijk losweken wat ze niet vertellen wilde.