De tweede en de derde mooiste kwamen Iris achterna, toen ze langzaam naar haar lokaal toe liep.
“Gaat het, Iris?” vroeg de tweede mooiste bezorgd. Ze nam Iris’ boekentas over.
“Ja hoor!”
Iris beklom de trappen als een oud mens, ze bleef op iedere overloop even wachten voor ze verder kon.
“We hadden niet gedacht dat je zo snel terug zou komen,” zei de tweede mooiste toen ze eindelijk in hun lokaal waren. “Nederlands zei dat de vorige operatie mislukt was en Wostijne vertelde dat je dan een spil in je rug zou krijgen en dat je daarmee in het ziekenhuis moest blijven.”
“Dat was niet nodig.”
“Die spil, dat klonk heel griezelig. We dachten dat hij het verzonnen had.”
“Zoiets verzint Wostie niet,” zei Iris. Ze lachten alledrie.
“Waar is miss Azalea?” vroeg ze.
“Ze moest naar Engeland,” zei de tweede mooiste zacht.
“Internationale missverkiezingen?”
“Je weet wel waarvoor,” fluisterde de derde mooiste.
“Het is van Patrick van de bloemenwinkel. Hij wilde dat ze het liet wegmaken. Hij is niet eens met haar meegegaan. Ze moest helemaal alleen op de boot, daarna naar die enge kliniek.”
“Jeezes,” zei Iris.
“Ze had iets voor je willen maken als je terugkwam. Met bloemen en zo. Ze had iets in gedachten. Toen we gisteren hoorden dat je weer op school kwam, vonden we niet zo gauw iets anders.”
“Oh,” zei ze. Het deed haar iets. “Ik ben…ik ben blij dat ik terug ben.”
Ze keken haar verbaasd aan.
“Hai Bisschops,” Zwitsers Zakmes kwam naar hen toe. “Je hebt het dus overleefd.”
“Ja, wat dacht je? Dat ik me zomaar in stukken liet snijden?” Ze grinnikte. “Eigenlijk hebben ze dat wel gedaan.”
“Maar je hebt het toch overleefd,” zei Timor.
“Nu zit je nog langer in het gips,” zei Wostijne.
“Na de zomer ben ik er vanaf.” Ze keek hem aan. “Wil je me dan leren motorrijden?”
Hij bromde iets.
“Als hij niet wil, zal ik het je leren,” zei Timor.
“Ik hou je aan je woord, Elias Timor.”
“Een man een man, een woord een woord.”
Ze pakte een helm, zette die op haar hoofd, stapte naar de spiegel bij het fonteintje achter in de klas en keek kritisch naar zichzelf.
“Dat lijkt nergens op. Met dat gips. Ik lijk wel een astronaut.” Ze haalde het ding gauw weer van haar hoofd. “Maar op de motor telt schoonheid niet, hè Wostie?”
Wostijne had geen weerwoord klaar, Iris genoot.
“Zou je dat mogen met je rug?” probeerde Wostijne. “Je moet voorzichtig zijn.”
“Hoor opa: je moet voorzichtig zijn,” bauwde ze hem na. Haar lach schalde luid op in de klas. Iris Bisschops was er weer, daar moesten ze zich allemaal goed bewust van zijn.
∗
“Azalea moest naar Engeland voor een abortus,” vertelde Iris die avond aan Liedje.
“Dat zijn de risico’s,” meende Liedje.
“Dat risico loop jij niet, maar jij loopt andere.”
“De pil heeft ook nadelen.”
“Ik dacht niet aan de pil.”
Liedje hapte meteen: “Wat dan?”
“Heb je al gehoord van schijnzwangerschappen?”
“Dat je hem wijsmaakt dat je zwanger bent zodat hij met je trouwt?” Liedje schudde haar hoofd. “Zoiets kan ik niet doen. Dat zou ik ook niet willen.”
“Eerst heb je de schijnvrijage,” legde Iris uit. “Als je niemand hebt maar anderen doet geloven dat je wel iemand hebt, dat je zelfs met hem vrijt en zo. En dat je dat op den duur zelf gaat geloven. De volgende stap is dat je jezelf wijsmaakt dat je zwanger bent van die vrijer die je nog nooit met een vinger aangeraakt heeft.”
“Dat verzin je,” riep Liedje. “Dat verzin je om mij te pesten. Je bent gewoon jaloers omdat er niemand is die jou wil.”
Maar Iris ging meedogenloos verder: “Je blaast je op van verlangen. Je krijgt een kind van lucht en je komt in het gekkenhuis terecht.”