Vijftien

Nieuwsgierig keek Iris rond in de brillenzaak waar Liedje haar opleiding kreeg. Was dit de plek van het overspel? Je moest behoorlijk geobsedeerd zijn om tussen die keurige brilmonturen in metalen rekjes en het naar boenwas geurend hout zelfs maar aan seks te denken.

Ze stond een poosje te wachten, maar er kwam niemand.

De deur naar de werkplaats stond op een kier. In Liedjes verhalen gebeurde daar het echte werk: de blikken, het gefriemel en het gezucht. Iris keek naar binnen. Liedje zat met haar rug naar de deur toe over een toestel gebogen. Een man in een witte jasschort stond dicht naast haar. Hij wees met een werktuigje dat hij in zijn rechterhand had, hij was Liedje iets aan het uitleggen.

Iris ging zo staan dat ze het goed kon zien. Het was teleurstellend. Hij raakte met die andere hand niet eens haar haren aan. Hoe kon je nu als je een smoorverliefde man was van die knisperende massa zorgvuldig in de krul gezet Venetiaans blond afblijven? Liedje vroeg er toch om om aangeraakt te worden? Om een aarzelende streling? Om een intense natte zoen?

Maar Liedje vroeg niks. Ze week een beetje terug toen zijn hoofd dichter bij het hare kwam. Had ze haar dag niet? Wat hij tegen haar zei, ging over diameters en doorsneden. Hij herhaalde het langzaam en nadrukkelijk alsof hij het aan een debiel uitlegde.

“Was dat daarnet niet de winkelbel, Jacques?” De stem van Liedje, maar niet schor van ingehouden hartstocht. Haar gewone doordeweekse stem.

Liedje keek om. Ze had een lelijke bril op.

Iris proestte het uit: “Verdorie Lie, wat voor een antiquiteit heb jij op je neus staan?”

De man had zich ook naar haar toe gekeerd. Liedje had vaag iets gezegd van een terugwijkende kin, dus ze was gewaarschuwd. Maar Iris had niet goed geweten wat ze zich daarbij moest voorstellen. De man had helemaal geen kin.

Iris wist niet of ze zich door die man zou willen laten zoenen. Ook al was de nood nog zo hoog. Haar Gerard was flink wat ouder geweest dan die Ribaut maar hij had tenminste een kin.

“U verkoopt toch ook moderne brillen?” vroeg ze snel. “Want zoiets als Lidewij wil ik niet.”

“Dit is geen bril, sufferd, dit is werkapparatuur,” beet Liedje haar toe. Maar ze zette het ding snel af. “Wat kom je hier doen?”

“Een bril kopen. Wat anders?”

De man wees Liedje terecht: “Je moet in alle omstandigheden beleefd blijven tegen klanten, Lidewij.”

Hij nam Iris mee naar het verste brillenrek.

“Ben jij ook een meisje van…eh?”

“Ik ben ook een meisje van…eh.” Ze knipoogde naar hem.

Ze wees een vlindermontuur aan.

“Mag ik die eens proberen?”

Ze zette hem op, keek in de spiegel en schoot in de lach: “Dat is echt een ouwewijvenbril.”

“Die zou ik je ook niet aanraden!”

Hij haalde er een paar andere tevoorschijn.

“Alweer iets voor een bejaarde,” mopperde Iris.

Ze staarde naar zichzelf in de spiegel: “Hiermee voel ik me een brilslang.”

Liedjes baas begon stilaan aan zichzelf te twijfelen.

Liedje was met haar rolstoel in de deuropening gekomen en volgde met boze blik wat er gebeurde.

Iris beleefde er algauw geen lol meer aan. De brillenverkoper liet zich veel te makkelijk onderuithalen. Als ze niet oppaste kreeg ze nog medelijden met de man.

“Misschien kan ik beter Lidewij erbij roepen. Als klanten een montuur moeten kiezen dient zij hen altijd uitstekend van advies.”

“Lidewij is zo pissig op mij dat ze mij de allerlelijkste bril aansmeert die u in de winkel hebt.”

“Dan moet je misschien eens met je moeder terugkomen.”

“Waarom heb je niet gezegd dat je zou komen?” vroeg Liedje.

“Ik wilde je verrassen.”

“Lidewij, welke montuur zou jij je vriendinnetje aanraden?” probeerde hij nog.

“Die daar is mijn vriendin niet,” zei Lidewij.

Iris keek triomfantelijk naar de brillenverkoper. Had ze het hem niet gezegd?

“Maak dat je wegkomt, Iris Bisschops,” siste Liedje. “Jij moet helemaal geen bril.”

Deze keer liet de man Liedje begaan.

Iris keek van de een naar de andere, haar lach klaterde onbehoorlijk luid op tussen het glas.

“Ze is niet helemaal normaal,” hoorde ze Liedje zachtjes zeggen toen Iris wegstapte.

“Ik dacht dat in jullie instituut…” De man maakte zijn zin niet af.

Iris keerde zich bruusk naar het tweetal en beende met grote stappen weer de winkel in, ze liet haar boekentas vervaarlijk heen en weer zwieren tussen het glaswerk.

“Wat zei je daar over mij, Lidewij?”

De mooie Liedje en haar kinloze Brillenmans waren onthutst. En ze wisten zich geen raad. Hoe kwamen ze zonder glasschade van haar af?

Iris voelde zich prima toen ze de winkel verliet. Het was de moeite waard geweest om bij de oogarts een voorschriftje te halen. Maar voor een bril zou ze naar een andere zaak moeten.

“Ik heb het wel gezien hoor, Liedje, toen ik pas in de winkel stond, jullie tweeën in dat zogezegde werkkamertje. Die vent stond zo luid in je oor te ademen en zich aan je op te geilen dat ik er niet goed van werd.” Ze lachte veelbetekenend. “En dat allemaal met de deur op een kier. Jullie durven nogal.”

Liedje ging nijdig verder met het poetsen van haar tanden.

“Je bent walgelijk, jij,” zei ze toen ze klaar was. “Ik ga vragen of je niet naar een andere kamer kunt verhuizen.”

“Aan wie ga je dat vragen?”

“Letty zal me wel helpen.”

“Jij kunt ook niet tegen een grapje.”

“Als ze hier horen wat je bij ons in de winkel uitgevreten hebt, zul je nog eens wat meemaken!”

“Ik kwam een bril kopen, heel gewoon.”

“Jij probeert alles kapot te maken, jij.”

“Ik heb niks kapotgemaakt.”

“Wat denkt Ribaut nu van ons?”

“Hij gaat toch niet anders over jou denken. Jij bent toch zijn minnares.”

“Je snapt het niet! Jij snapt gewoon niets. Ik kan weer bij nul beginnen.”

“Je hebt gezegd dat ik gestoord ben, laat hem dat voor mijn part geloven. Wat kan mij het verdommen wat die sukkel van me denkt.”

Liedje begon luid te snikken. Iris kon er niet tegen, ze begon boos door de kamer heen en weer te lopen. “Kut, kut, kut,” scandeerde ze. “Wel, doe het dan, ga het aan iedereen vertellen. Letty, Alain, Cara. Wat kan mij het schelen?”

Toen kwam Christelle de kamer in. Zonder iets te zeggen, zonder de twee anderen zelfs maar op te merken, zocht ze haar spullen bijeen voor de douche. Christelle had zo van die dagen dat ze nog stiller was dan anders en alleen maar met zichzelf omging. Haar stilte scherpte bij de mensen die om haar heen leefden een gevoel van eenzaamheid aan.

De spanning in de kamer loste op in de lucht. Iris stopte met ijsberen en ging op haar bed liggen. Liedje viel stil. Ze keek Iris op een bepaalde manier aan, een beetje hulpeloos ook. Ze trok haar schouders op en manoeuvreerde zich zonder de hulp van een ander haar bed in.

Iris wist dat het allemaal wel zou koelen zonder blazen.