Iris kwam een paar dagen eerder dan de anderen naar Rosa’s Huis. Net voor het schooljaar begon, kon ze haar korset ophalen in het revalidatiecentrum.
In dit nieuwe, quasi-onzichtbare omhulsel en niet in haar oude pantser zou ze haar comeback op het atheneum maken.
Reinier was voor onderzoeken in het ziekenhuis. Op een groepje kleintjes na was er nog niemand.
Ze haalde de kleren uit de kast die haar morgen te wijd zouden zijn en gooide ze op de vloer, de gebreide vesten, de soepjurken, de gruwelijke overgooiers, de hemdjes van gaas met mercurochroomvlekken. Ze mikte een tube wondcrème naar een hoek van de kamer, de dop sprong eraf en er spoot wat smurrie uit. Ze probeerde een eerste verbandrol als serpentine uit, met een tweede lukte het beter.
Midden in dat festijn werd er op haar deur geklopt. Alain stapte haar kamer in.
Ze gooide hem een bh toe. “Vangen!”
Hij ving het kledingstuk op en legde het op een stapeltje boeken op tafel.
“Ik wilde even met je praten, Iris.”
Ze haalde met een brede zwaai de rest van haar ondergoed van een plank, het viel mooi open. Daarna stapte ze voorzichtig van het trapje, waardoor ze tot haar diepe spijt hoogte verloor. Op dat trapje had ze even op Alain neer kunnen kijken, had ze een soort kijk op hem gehad die haar anders nooit vergund was. Wat ze al meende gezien te hebben, klopte: het haar op zijn kruin werd dunner.
Ooit zou ze deze lange man toch een keer plat moeten krijgen, en dan zij erbovenop. Met een lenige leest, met een wendbaar lijf, dat feilloos gehoorzaamde aan wat haar lusten dicteerden. Het was een bijna hemels visioen, misschien iets voor morgen, met iemand anders.
“Ik stoor je blijkbaar.”
“U mag meedoen,” ze lachte breed.
Hij haalde behoedzaam een stapeltje boeken van een stoel, legde het op tafel, ging zitten en wachtte tot ze bereid was te luisteren.
“Het komt goed uit dat je je kasten leegmaakt. Want je kunt verhuizen naar een eigen kamer. Je krijgt de kamer van Cara.”
“En Cara?”
“Cara is weggegaan bij ons, ze heeft samen met Christelle iets gehuurd.”
Iris keek hem ongelovig aan, toen schoot ze in de lach: “Die twee samen, jeezes, dat zal verpletterend saai zijn.”
“En dan heb ik je nog iets te melden: vanaf nu begeleid ik je weer.”
“O,” zei ze eerst, en dan na een lange stilte: “Wil Catthoor het niet langer?”
“Ik vind dat het nu weer kan.”
“Het ging anders heel goed.”
“Ferdinand heeft zich voortreffelijk van die taak gekweten.”
“Waarom laat u het hem dan niet verder doen?”
“Hij heeft intussen andere taken.”
“U denkt dat ik hem ga manipuleren omdat we in de vakantie zo…” Ze zocht een gepaste omschrijving, maar die was er niet.
Ze keek hem boos aan. “U begrijpt er niets van, helemaal niets.”
“Maar Iris, kindje, ik ben er juist blij om dat je zo’n goede verstandhouding met Ferdinand hebt. Ik vind het jammer dat het tussen ons zo stroef gegaan is, dat vind ik heel jammer.”
“Verstandhouding!” Ze legde alle minachting in haar stem die ze opbrengen kon.
“Of je het prettig vindt of niet, je zult het met mij moeten doen. Ik kijk ernaar uit.”
Ze zei niets meer.
∗
Iris’ handen beefden van opwinding toen ze het stugge ding probeerde dicht te rijgen, het bleef niet op zijn plaats zitten. De korsettenmaker en een verpleegster van het revalidatiecentrum hielpen haar.
De dokter keek toe. “Je raakt er wel aan gewend,” zei hij. Het moest bemoedigend klinken, maar zij had wel kunnen huilen van teleurstelling, weer zo’n tuig om haar lichaam.
Ze keek in de kamerbrede spiegel, waarin op gelijke afstanden van elkaar, horizontale en verticale lijnen aangebracht waren. Ze zag meteen dat haar rug nog lang niet recht was, dat haar schouders ook niet recht waren.
De dokter schoof een plaatje van kurk onder haar linkervoet, voegde er nog eentje aan toe: “Zes millimeter ophoging van je linkerschoen maakt al heel veel uit. Het korset zit goed.”
Iris vond het ding benauwend. Het sloot veel dichter om haar lichaam dan het gips. Het was een harde laag om haar lijf, ook een schild.
Maar toen ze het oude, wijde T-shirt erover aantrok, zag ze er ineens veel normaler uit. En breekbaar.
“Scheelt er iets?” vroeg de dokter. De verpleegster en de korsettenmaker waren al weggegaan.
Ze schudde van nee.
“Je moet natuurlijk wennen aan het nieuwe beeld van jezelf.”
Hij zou het allicht niet begrijpen dat ze veel meer gewild had dan het meest haalbare. Een nieuwe rug, een waar niks aan mankeerde en een leven dat bij zo’n rug hoorde, dat had ze gewild.
Maar hij probeerde aardig te zijn.
“Hoe erg zou het zijn als ik zwanger werd?”
Het was geen vraag die ze had voorbereid.
De dokter schrok. “Dat zou een regelrechte ramp zijn, Iris. Ben je…?”
“Nog niet, maar ik zou toch iets moeten hebben om het te voorkomen.”
Ze hoopte dat ze gedecideerd klonk.
Hij nam haar dossier weer van tafel, raadpleegde haar persoonlijke gegevens: “Maar je bent nog geen achttien.”
Alsof ze voor haar achttiende niet zwanger zou kunnen worden.
“Je hebt nog alle tijd. Het is voor je rug beter om te wachten met seksuele betrekkingen.”
“Dat is nu te laat.” Ze sloeg haar ogen naar hem op. “Hij is heel voorzichtig geweest, ook toen ik bij hem achter op de motor zat.”
“Maar Iris!”
Ze moest hem snel onderbreken voor hij boos werd: “Jullie hebben er helemaal niets van gemerkt, toch.” Ze pauzeerde enkele seconden: “Ik zal het niet meer doen. Maar u weet niet wat het is, als je het eenmaal gehad hebt, wil je niets liever. Het is zo heerlijk, het is nergens mee te vergelijken.” En ze zuchtte zo aandoenlijk als ze maar kon.
“Iris, je kunt beter wachten. Als die jongen echt van je houdt, zal hij dat ook respecteren. Je bent tenslotte nog heel jong.”
“Maar zo gaat dat toch helemaal niet,” zei ze. “Ik kan u nu wel beloven dat ik met hem kap, want daar komt het op neer. Maar als het erop aankomt…weet u, ik hou van hem.”
Ze perste enkele tranen uit haar ogen. Het ging goed, het ging uitstekend. “Dan zullen we het verder doen met condooms. Die zijn ook min of meer veilig.”
“Iris, je mag geen risico’s nemen.”
Ze keek hem treurig aan.
“Je luistert toch niet,” meende de dokter. “Dan zit er niet veel anders op. Ik schrijf je een voorbehoedmiddel voor. Maar het is in jouw geval echt kiezen voor het minste kwaad.” Gespannen keek ze toe hoe hij een geneesmiddelenklapper consulteerde.
“Ik schrijf je voorlopig iets voor zodat er geen ongelukken gebeuren. En maak een afspraak met deze collega van me, hier in het ziekenhuis, voor je verdere begeleiding. Ik bel haar erover.” Hij schreef de naam van een gynaecologe op een briefje.
“Ik zal mijn best doen,” zei ze ernstig.
Toen ze gewapend met het recept de gang inliep, moest ze een vreugdekreet bedwingen. Wat een vooruitgang sinds het begin van het jaar, toen ze nog niet eens een verpakkinkje condooms had kunnen buitmaken. De toekomst lachte haar toe. Ook al was de kans dat ze het voorschrift zou gebruiken niet eens zo groot. Misschien dat er toch nog iets in zat met Timor.
Ze had de buschauffeur van Rosa’s Huis verwacht om haar op te halen, maar in de wachtzaal liep Ferdinand Catthoor op en neer. Ze was blij, ze had hem een maand niet meer gezien. Hij zei niets toen hij haar zag, hij keek alleen maar.
Ineens werd ze verlegen.
“Vreemd, hè,” zei ze schor, het T-shirt hing wijd om haar heen. Ze greep naar haar taille.
“En heb je het gevraagd?”
“Wat gevraagd?”
“Of je mocht rock-‘n-rollen?”
“Vergeten. Hoe kon ikzo stom zijn.” Ze sloeg zich voor het hoofd. “Maar het zal wel njet zijn. Er zijn veel dingen van dezelfde orde die ik ook niet mag.”
“Ik moet iets met je bespreken, Iris,” zei hij.
Ze knikte: “Waarom je me naar Alain toegeschoven hebt.”
“Dat is op initiatief van Alain gebeurd,” zei hij.
In een cafetaria tegenover de kliniek koos hij een rustig plekje voor hen uit.
“Ik heb naar ander werk gesolliciteerd.”
“Dat meen je niet! Toch niet om mij?”
“Rare, hoe kun je nu zoiets denken?”
Hij nam haar handen in de zijne, zij probeerde ze los te maken. Het werd een soort handengevecht.
“Ik ga nu toch scheiden van mijn vrouw, dat is een, dat is niet echt iets nieuws, dat zat er allang aan te komen. Ze heeft die andere man, die wil hetzelfde leven als zij, die wil ook kinderen. En ik ga scheiden van mijn zuster, dat is twee. Dat is de eigenlijke reden Iris, scheiden van mijn zuster en van alle ellende die daarmee samenhangt. Scheiden van de Rosies.”
“En de Irissen,” zei ze bitter.
“Nee, niet van de Irissen.”
“Blijf dan.”
“Luister naar me. Probeer het te begrijpen.”
Iris kon wel gillen, voortdurend moest ze alles en iedereen begrijpen.
“Mijn leven, mijn werk, alles had ik op dat schuldgevoel gebaseerd. Ik moet ervan af. Toen ik het eenmaal besloten had, voelde ik een enorme opluchting. Je oude leven opgeven, opnieuw beginnen. Opeens zag ik het voor me, al die ellende die ik mee ben blijven torsen, jaren en jarenlang. Eerst zeventien jaar met een levende zuster, dan nog eens ruim zoveel met een dode zuster. Ik moet ervan af, het is mijn gevangenis. Het is afschuwelijk moeilijk om zoiets uit te leggen. Ik kan eigenlijk niet van je verlangen dat je dit begrijpt. Ik heb er zelf geen acceptabele uitleg voor. Ik weet alleen dat het moet.”
Ze staarde hem met grote ogen aan.
Hij schudde zijn hoofd. “Iris, het spijt me zo.”
“Ik heb zelf gezegd: je kunt weg als je dat zou willen! Ik heb dat zelf tegen je gezegd.”
“Weet ik, en ik heb daarop gezegd dat het te laat was. En jij bekeek me met zo’n blik van jij lafaard, sukkel dat je bent, maak jezelf maar van alles wijs.”
Iris lachte om niet te moeten huilen.
Hij schudde zijn hoofd. “Ooit zal ik het je wel beter kunnen uitleggen.”
“Als je eenmaal van ons af bent, kom je niet meer terug, waarom zou je? Dan zijn wij net als je zuster, oude spoken.”
Hij schrok van wat ze zei, ze schrok zelf ook.
“Iris, toon wat genade voor deze arme man.”
Ze keek naar hem.
“Je besluit staat vast, hè?”
“Ik zal het Alain proberen uit te leggen. Hij is sterk genoeg. En hij heeft Letty nog.”
“En ik, ben ik sterk genoeg?”
Iris vond het vreselijk dat ze van hem was gaan houden. Als vader en dochter zorgden ze voor elkaar, had de kokkin aan zee gezegd. Stom was ze geweest om goedgelovig en dwaas te gaan houden van een man die voor haar zorgde. Die haar toch in de steek liet, als het erop aankwam.