De sneljagende zoon van Zeus bekeek haar lachend en zei dadelijk: “Wat een uitzonderlijk nuttig buitenkansje! Dat wijs ik niet af! Gegroet, lieflijk wezen, dat bij het dansen getokkeld wordt, dat het feestmaal begeleidt! Met plezier zie ik je verschijnen. Vanwaar komt dit prachtig speeltuig? Je bent een pantser met vele klanken, een schildpad die leeft in de bergen. Maar kom, ik neem je op en draag je naar mijn woning. Je zult me van enig nut zijn, ik minacht je niet. Mij als eerste kun je dienstig zijn. Thuis is het best; buiten wacht je schade en schande. Levend ben je voor de mensen een afweermiddel tegen schadelijke magie; dood zul je prachtige muziek voortbrengen.”
– Homeros, “Eerste lofzang op Hermes”